regulatie bij volwassen IC en MC-patiënten bij continue toediening van voeding Doel: Bereiken en handhaven van een glucose waarde tussen 4,4 6,1 mmol/l Indicaties: - Patiënten met Diabetes Mellitus - Patiënten die bij opname een glucose hebben > 6,1 mmol/l, herhaal meting na 2 uur blijft glucose > 6,1 mmol/l dan start insuline - Patiënten die bij opname al insuline krijgen toegediend Contra-indicaties: overgevoeligheid voor humane insuline of een van de hulpstoffen. Dit protocol voorziet niet in de glucose regulatie van patiënten die intermitterend voeding krijgen. Materiaal: - Gekalibreerde glucosemeter voor glucose meting. - Indien patiënt geen arterielijn heeft dan prikkertje gebruiken voor vingerprik. Nooit bloedafname uit veneuze lijn voor glucose meting!! Definities: - Stabiele glucose: indien bij twee opeenvolgende metingen een glucose gemeten wordt tussen de 4,4 7,0 mmol/l - Insuline toediening vindt plaats met Actrapid, via intraveneuze toediening perfusor. Werkwijze: meten met gekalibreerde glucosemeter volgens onderstaand schema (1) Eerst elk uur meten tot bereiken waarde tussen de 4,4 7,0 mmol/l, dan meten á 2 uur (2) Indien na 4 uur de glucose nog steeds stabiel is, dan om de 4 uur controleren. Stabiel: = 2 opeenvolgende keren 4,4 7,0 mmol/l (3) Bij ophogen Actrapid dosering zonder bolus: controle á 2 uur (4) Bij ophogen Actrapid dosering met bolus toediening: controle á 1 uur (5) Bij snelle afname glucosewaarde ( 50% van nieuw gemeten waarde) dan iedere 30 minuten glucose meten tot glucose gestabiliseerd is, dan controle á 1 uur, hierna volgens (1) (6) Bij waarden glucose < 3,5 controle glucose á 30 minuten meten tot glucose > 3,5 dan weer volgens (1) verdergaan (7) Bij verhogen of verlagen voeding ieder uur glucose meten (8) Bij onderbreken van sondevoeding en/of parenterale voeding voor onderzoek of operatie de Actrapid stoppen en overleggen met arts. Opmerking: - Bij onverwachte daling of stijging van de glucose, zonder aanwijsbare oorzaak, herhaal de meting om meetfout uit te sluiten. - Alle patiënten die buiten dit protocol vallen standaard 3/dag glucose meting - Septische patiënten zijn in meerdere of mindere mate insuline resistent. Dit betekent dat zij hogere doseringen insuline nodig hebben. Bij verbetering van de septische toestand neemt deze behoefte af. - Overleg altijd met de arts als je denkt dat je moet afwijken van het protocol. Strikte glucose regulatie protocol-umc St Radboud Nijmegen-M. van den Boogaard.doc Page 1 of 6
OPSTARTEN I.V. ACTRAPID Dosering 6,2 12,0 mmol/l Geef bolus actrapid en start op 2 E/uur. Bolus: verschil tussen gemeten waarde* en 6 (=bovengrens streefwaarde) bijv. 8,5-6 = 3E bolus > 12,0 mmol/l Geef bolus actrapid en start op 4 E/uur. Bolus: verschil tussen gemeten waarde* en 6 (=bovengrens streefwaarde) bijv. 13,4-6 = 7E bolus GLUCOSEWAARDE 4,4 6,1 MMOL/L Dosering 4,4 6,1 mmol/l - stand Actrapid handhaven Indien glucose waarde meer dan 50% (van nieuw gemeten waarde ) is gedaald : - Actrapid dosering tot 1/3 verlagen (bijvoorbeeld 6E/uur wordt dan ) * afronding decimalen naar beneden bij waarde onder de,5 en bij waarde,5 afronding naar boven Strikte glucose regulatie protocol-umc St Radboud Nijmegen-M. van den Boogaard.doc Page 2 of 6
CONTROLEER EERST OF SPRAKE IS VAN EEN DALENDE GLUCOSE TREND EN VOLG DE AANWIJZINGEN OP afname van gemeten glucose waarde is 50% van nieuw gemeten waarde (bijv. 8,5 naar 5,0 verschil is 3,5 / 5,0 = 70%) Ja Neen < 4,4 mmol/l < 3,4 mmol/l 3,4 mmol/l volg schema < 4,4 mmol/l volg schema < 4,4 mmol/l dan actrapid tot 1/3 verlagen (bijvoorbeeld van 6,0 naar 2,0 ml) afname glucose waarde is < 50% van nieuw gemeten waarde > 8,0 mmol/l 6,2 8,0 mmol/l 4,4-6,1 mmol/l volg protocol glucosewaarde > 6,1mmol/l afnemende trend afnemende trend bij afname 0,5 mmol/l > 0,5 mmol/l gelijkblijvende of verlaag actrapid 0, stijgende glucose actrapid niet ophogen volg protocol glucosewaarde > 6,1mmol/l NB: bij doseringen > 16E-uur altijd overleggen met arts over afbouwen Strikte glucose regulatie protocol-umc St Radboud Nijmegen-M. van den Boogaard.doc Page 3 of 6
GLUCOSEWAARDE > 6,1 MMOL/l Bij afnemende trend volg eerst stroomdiagram Dosering bij lopende Actrapid 0-5,9 E/uur 6-10,9 E/uur 11-16 E/uur Dosering; > 16 E/uur 6,2-8,4 mmol/l Verhoog dosering met 0,5 E/uur Verhoog dosering met 0,5 E/uur Verhoog dosering met 1,0 E/uur 8,5-11,9 mmol/l Geef i.v. bolus 2E 0,5 E/uur Geef i.v. bolus 2E 1,0 E/uur Geef i.v. bolus 2E 1,5 E/uur 12,0 13,9 mmol/l Geef i.v. bolus 6E, 1E/uur Geef i.v. bolus 6E, Geef i.v. bolus 6E, 3E/uur 14,0 16,9 mmol/l Geef i.v. bolus 8E, 1E/uur Geef i.v. bolus 8E, Geef i.v. bolus 8E, 3E/uur 17,0-20 mmol/l Geef i.v. bolus 10E, 1E/uur Geef i.v. bolus 12E, Geef i.v. bolus 12E, Strikte glucose regulatie protocol-umc St Radboud Nijmegen-M. van den Boogaard.doc Page 4 of 6
GLUCOSEWAARDE < 4,4 MMOL/l LET OP: Indien de glucosewaarde met Accu-Chek 4,5 mmol/l bedraagt, dan tevens een glucose uit bloedgasspuit laten bepalen! (Vermeld dit op glucoseregistratieformulier). De glucosewaarde van het CKCL wordt als de correcte waarde beschouwd Dosering bij lopende Actrapid 0 3,9 E/uur 4 6,9 E/uur 7 9,9 E/uur 10 12,9 E/uur 13 16 E/uur > 16 E/uur < 2,2 mmol/l 2,2-3,3 mmol/l 3,4-4,3 mmol/l verlaag stand 0,5 E/uur. verlaag stand 1 E/uur. verlaag stand 1 E/uur. verlaag stand 2 E/uur. verlaag stand 4 E/uur. en overleg met arts. Strikte glucose regulatie protocol-umc St Radboud Nijmegen-M. van den Boogaard.doc Page 5 of 6
Aandachtspunten: Alle patiënten die buiten dit protocol vallen standaard 3/dag glucose meting Indien een, volgens dit protocol, te hoge glucosewaarde is vastgesteld bij de bloedgasanalyse, dan treedt dit protocol in werking en wordt glucosemeting verder gedaan met een glucosemeter Bij verhogen of verlagen voeding ieder uur glucose meten. Bij onderbreken van sondevoeding en/of parenterale voeding voor onderzoek of operatie de Actrapid stoppen en overleggen met arts. Bij onderbreking van sondevoeding en/of parenterale voeding om andere redenen, de Actrapid dosering in verlagen of staken en de glucosewaarden blijven controleren. Er dient te allen tijde gestreefd te worden naar een continu aanbod van glucose, zowel enteraal als parenteraal, dit om het optreden van hypoglycaemieën te voorkomen Complicaties: hypoglycaemie en hypokaliëmie Strikte glucose regulatie protocol-umc St Radboud Nijmegen-M. van den Boogaard.doc Page 6 of 6