Doorstroom mbo-studenten naar lerarenopleidingen op de Hogeschool Rotterdam: de stand van zaken Factsheet september 2009. Contactpersoon: Daphne Hijzen, onderzoeker en lid van de Kenniskring beroepsonderwijs lerarenopleiding Hogeschool Rotterdam. E-mail: d.m.hijzen@hro.nl Deze factsheet hoort bij het project Rotterdam boeit, bindt, bouwt en borgt. Het doel van het project is om het lerarentekort in het Rotterdamse VO te beperken en daarnaast de kwaliteit van leren te stimuleren door het nemen van negen samenhangende maatregelen (zie www.platformrotterdam.nl). Maatregel 2 uitval in beeld gaat over het uitvoeren van een onderzoek naar de oorzaken van de hoge uitval tijdens de opleiding van de tweedegraadslerarenopleiding. Op basis van het onderzoek stelt het Platform een actieplan op. Deze factsheet presenteert een aantal feiten en cijfers op basis van de eerste concept-versie. 1. De totale landelijke instroom van de tweedegraads lerarenopleidingen is na een stijging in 2005 weer aan het teruglopen naar (voorlopig) 6772 in instroomjaar 2008. Voor de totale instroom op de HR tweedegraads lerarenopleidingen geldt dat de totale instroom van studenten over de jaren 2004-2008 per saldo geleidelijk is gedaald. Het jaar 2005 laat een piek zien in de instroom. 2. Landelijk en op de HR stromen de meeste instromers in vanuit de havo. Tabel 1: instroom tweedegraads lerarenopleidingen HR en landelijk (tussen haakjes) 2004 2005 2006 2007 2008 Instroom totaal 2 e graads 680 (6918) 815 (7174) 717(7125) 607(6765) 640 (6772) mbo 117 (1234) 148 (1235) 144 (1491) 126 (1374) 132 (1355) havo 215 (1977) 270 (2210) 265 (2178) 209 (2030) 243 (2230) vwo 67 (512) 59 (527) 57 (519) 43 (501) 56 (529) hoger onderwijs 138 (1868) 217 (2092) 134 (1845) 127 (1774) 108 (1675) overig 89 (852) 84 (736) 89 (774) 77 (749) 65 (382) onbekend 54 (475) 37 (374) 28 (318) 25 (337) 36 (601) autochtoon 424 (5283) 535 (5495) 452 (5487) 383 (5194) 409 (5204) Niet-westers allochtoon 190 (885) 207 (931) 197 (933) 157 (894) 162 (856) Westers allochtoon 64 (716) 73 (747) 68 (705) 66 (674) 69 (690) onbekend 2 (34) - (1) - (-) 1 (3) - (22) Cijfers berekend door de HBO-raad (2009) 1/5
3. In de tweedegraads opleidingen HR liggen de uitvalpercentages al jaren op of tegen de 30%, maar stijgen voor de cohorten 2006 en 2007 tot respectievelijk 35% en 33%. De oorzaak hiervan is niet duidelijk. 4. Uitval onder studenten met een mbo is in 2007 10% gestegen ten opzichte van 2003. Echter ten opzichte van 2006 (49%) is een aanzienlijke daling ingezet. Opvallend is dat de uitvalpercentages onder studenten met een mbo en een havo in 2007 ook hier nauwelijks van elkaar verschillen. 5. Met name de uitval onder niet-westerse allochtonen is zeer hoog. Ook hier heeft zich op de HR ten opzichte van 2006 een belangrijke daling ingezet, maar met 40% in 2007 is deze uitval alarmerend re noemen. Uitvalcijfers op de HR verschillen niet opvallend van de landelijke cijfers. Tabel 2: Uitvalpercentages tweedegraads lerarenopleiding HR en landelijk (tussen haakjes) naar en na 1 jaar inschrijvingsjaar 2003 2004 2005 2006 2007 Uitval 2 e graads totaal 26% (27%) 29% (27%) 29% (28%) 35% (29%) 33% (31%) mbo 27% (28%) 41% (32%) 39% (33%) 49% (35%) 37% (37%) havo 30% (38%) 32% (37%) 40% (40%) 40% (40%) 38% (42%) vwo 33% (28%) 18% (20%) 17% (28%) 21% (26%) 30% (25%) hoger onderwijs 9% (12%) 7% (10%) 11% (10%) 7% (9%) 12% (11%) overig 33% (35%) 36% (31%) 31% (33%) 38% (36%) 34% (35%) onbekend 25% (31%) 52% (32%) 43% (27%) 64% (33%) 68% (32%) autochtoon 25% (26%) 23% (25%) 27% (26%) 28% (27%) 29% (29%) Niet-westers allochtoon 33 % (35%) 40% (35%) 38% (37%) 48% (43%) 40% (39%) Westers allochtoon 17% (26%) 34% (26%) 26% (29%) 40% (31%) 33% (31%) Cijfers berekend door het SBO(2009) 6. Het totale rendement (HR en landelijk tweedegraads) blijft de laatste jaren vrij stabiel, steeds rond de 45%. 7. Studenten met een mbo doen het over het algemeen beter dan studenten met een havo opleiding. Studenten uit het hoger onderwijs laten het hoogste rendement zien. 8. Het rendement van studenten met een niet-westerse achtergrond blijft achter bij de rest, met een dieptepunt van 17% van de studenten die zich in 2001 inschreven op de HR. Westerse allochtonen doen het steeds beter, alhoewel het rendement van inschrijfjaar 2003 iets afgenomen is ten opzichte van inschrijfjaar 2002. 2/5
Tabel 3: Rendementcijfers tweedegraads lerarenopleidingen HR en landelijk 1999 2000 2001 2002 2003 Rendement 2 e graads totaal 45% (43%) 45%(43%) 37%(42%) 43%(42%) 44%(42%) mbo 38%(45%) 44%(45%) 47%(50%) 53%(50%) 48%(50%) havo 37%(34%) 34%(33%) 27%(32%) 36%(31%) 39%(32%) vwo 40%(50%) 61%(50%) 51%(49%) 47%(42%) 43%(48%) hoger onderwijs 57% (56%) 69%(57%) 50%(48%) 52%(52%) 56%(52%) autochtoon 48% (44%) 47%(44%) 42%(45%) 48%(44%) 47%(44%) Niet-westers allochtoon 33% (31%) 36%(32%) 17%(28%) 28%(27%) 32%(32%) Westers allochtoon 38% (43%) 42%(43%) 37%(38%) 54%(43%) 48%(41%) Cijfers berekend door het SBO (2009) 9. Problemen bij de aansluiting tussen het mbo en het hbo concentreren zich rond: a) Continuïteit van programma-inhouden: het voortbouwen in het hbo op kennis en vaardigheden die in het mbo worden aangeboden en behandeld. b) Didactische verschillen tussen mbo en hbo onderwijs: op het mbo is het didactisch uitgangspunt veelal gericht op theorievorming vanuit praktijkgerichte ervaringen, waarbij algemene regels afgeleid worden uit een verzameling van specifieke situaties (inductie). In het hbo is er juist veelal sprake van een deductief proces. Hierbij worden algemene regels juist toegepast op specifieke situaties. Wanneer studenten niet voorbereid worden op de omslag die dat vergt, zowel in aanpak als in verwerving dan kunnen er problemen ontstaan. c) Pedagogische verschillen tussen het mbo en het hbo onderwijs: verschillen in pedagogisch klimaat waar studenten bij de overgang naar het hbo mee te maken kunnen krijgen, en die te maken hebben met de drie basisbehoeften zijn; minder interactie tussen student en docent, andere begeleidingsvormen, hoge mate van zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid voor de studie (Lica, 2006). d) Overgang van verschil in leeromgevingen tussen mbo en hbo: niet alleen de manier van leren en doceren is op het hbo anders dan op het mbo, ook de leeromgeving is anders. Groeperingsvormen (bv projectengroepen, klassen, werkgroepen), toetsomgevingen (proefwerken, assessments, scripties) en portfolio- en ict-gebruik zijn systeemkenmerken van een hbo-leeromgeving (Lica, 2006). Het tempo waarin studenten de leerstof aangeboden krijgen ligt ook een stuk hoger dan op het mbo. e) Aansluitingen van verwachtingen bij praktijk: de mate van voorbereiding op de vervolgopleiding. Verkeerde verwachtingen omtrent een nieuwe opleiding leiden tot demotivatie en dit leidt regelmatig tot schooluitval. Een niet-passende studiekeuze drukt natuurlijk ook het rendement. 3/5
10. Etniciteit: Allochtonen maken bij de vijf grote Randstadhogescholen ongeveer een vijfde tot een kwart van de totale instroom uit. Op de pabo is dat zelfs een derde. Naar verwachting zal dit percentage nog stijgen. Ondanks hun schijnbare kwalificatie voor hoger onderwijs, in de vorm van een diploma presteert deze groep slechter dan de autochtone hogeschool-populatie. Het rendement blijft dan ook gemiddeld 15 tot 20 procentpunten achter (de Randstadhogescholen, 2007). 11. De belangrijkste redenen om te studie te staken blijken verkeerde studiekeuze en slechte kwaliteit van het onderwijs betreffen. Dit geldt voor zowel de niet-westers allochtone als de autochtone stakers. In onderstaande tabel worden percentages respondenten weergegeven voor wie de betreffende reden belangrijk was. Het gaat hier om studenten van tweedegraads lerarenopleidingen. Tabel 4: Percentage stakers voor wie de reden redelijk tot erg belangrijk is (score 3 en hoger) Reden Nw allochtone stakers (N=100) Autochtone stakers (N=178) 1. verkeerde studiekeuze 40% 38% 2. slechte kwaliteit van het onderwijs 33% 28% 3. praktijkschok: onderwijsvernieuwingen schrikken af 24% 29% 4. praktijkschok: jeugd schrikt af 22% 24% 5. onvoldoende ambitie om een hbo diploma te halen 6. ik had mijn propedeuse en kon naar de universiteit 22% 10% 21% 15% 7. toegelaten op opleiding van keuze 16% 14% 8. negatieve cultuur (gebrek aan steun en vooroordelen) 13% 7% 9. onvoldoende capaciteiten 11% 2% 10. praktijkschok: tegenvallende status en/of inhoud van het werk 10% 2% 11. moeite om privé met opleiding te combineren 10% 2% 12. voor allochtonen: gebrek aan faciliteiten voor allochtone studenten 8% - 13. ik had een baan gevonden 7% 2% 14. ik had financieel geen opleiding meer nodig 7% 2% 15. niet kunnen vinden van een stageplaats 6% 1% 16. gebrek aan steun in de thuissituatie 6% 1% Bron: Severiens (2009) SBO 4/5
12. Uit een bescheiden onderzoek onder docenten die lesgeven op het mbo blijkt dat 81% vindt dat docenten op het mbo meer aandacht moeten besteden aan taalvaardigheid (om de overgang van het mbo naar het hbo te verbeteren). Tabel 5: Vragenlijst aansluiting mbo-hbo onder mbo-docenten (N = 21) Item Studenten moeten op het mbo meer reken- en taalonderricht krijgen in het rooster Docenten in het mbo moeten meer aandacht besteden aan taalvaardigheid in hun les Aantal Mee eens % mee eens 14 67% 17 81% Het hbo moet meer selecteren aan de poort 14 67% Het hbo moet meer samenwerken met het mbo om de overgang te verbeteren Een summercourse op het mbo moet verplicht worden, voordat er naar het hbo kan worden doorgestroomd Een instaptoets op het mbo moet verplicht worden, voordat er naar het hbo kan worden doorgestroomd Het mbo moet in het laatste jaar een uitstroomprofiel maken om de aansluiting met de vervolgopleiding te verbeteren Er moet duidelijkheid komen over wat er onder competentiegericht onderwijs op het mbo en het hbo verstaan wordt Het verschil in didactische aanpak op het mbo en hbo moet gestroomlijnd worden 16 76% 3 14% 15 71% 10 48% 15 71% 8 38% Het mbo moet studenten anders voorbereiden op de overgang naar het hbo 9 43% Verder lezen? Meer informatie vindt u in het conceptrapport: doorstroom mbo-studenten naar lerarenopleidingen op de Hogeschool Rotterdam: de stand van zaken. Bekijk het rapport op www.rbbbb.nl/2 en ga naar het onderdeel lopende interventies rondom uitval van studenten op. 5/5