1 Kennismaking. 1.1 Economie is voor iedereen. 1.2 Economie is overal



Vergelijkbare documenten
Samenvatting Economie H1 t/m H3

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord

Thema 1 Pizzeria. Deel 1 Consumptie

H1: Economie gaat over..

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

Thema 1 Pizzeria ANTWOORDEN

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Eindexamen vmbo gl/tl economie II

Economie module 1. Hoofdstuk 1: Voor niks gaat de zon op.

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Hoofdstuk 1: Schaarste

Wat kun je verwachten?

Samenvatting Economie hoofdstuk 1 & 2

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

- Alle nuttige economielinks bij elkaar!

6.7. Boekverslag door E woorden 31 oktober keer beoordeeld

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct.

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.

UIT geld en banken

Hoofdstuk 2: Consumenten

1.5 Consumeren of sparen. Bij hun afweging speelt een rol of ze het geld later nodig denken te hebben of niet.

Samenvatting Economie hoofdstuk 1

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Kaarten module 4 derde klas

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 2: Kom je ermee uit?

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Extra opgaven hoofdstuk 1

p1 = 20 euro p2 =10 euro Budget = 100 euro Stel budgetvergelijking op en teken budgetlijn Budgetvergelijking: B = 20q q 2 Budgetlijn.

Internationale handel H7 1. Internationale handel. Waarom importeren: Waar komt het vandaan?

Examen HAVO. Economie 1

H2 Te veel geld maakt ongelukkig

UIT externe effecten

Samenvatting door een scholier 496 woorden 2 april keer beoordeeld. Economie samenvatting hoofdstuk 8

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie?

Kiezen Theorieles 1 1 Schriftelijke toets

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Sectorwerkstuk Economie Economische crisis

Eco samenvatting; hs 2 + 5

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

Vraag Antwoord Scores

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6

Samenvatting Economie Lesbrief Internationale handel

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Eindexamen economie 1-2 havo 2005-I

Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1

4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Bruto binnenlands product

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.


Samenvatting Economie Internationale Handel

De kritische consument

Gastles: Hoe word ik rijk?

Examen HAVO - Compex. economie 1

Samenvatting Economie Module 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product

Eindexamen economie vwo I

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen

Eindexamen vwo economie II

Vraag Antwoord Scores

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?

Ruilen over de tijd (havo)

Vwo 4. Module 1: Schaarste,geld en handel Domein: Ruil en schaarste

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

Eindexamen economie 1-2 vwo 2004-II

M * V = P * T (T kan ook Y (reëel inkomen zijn)

Eindexamen economie vwo II

Economie. Boekje Crisis Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

SPEL VAN DE GOUDEN EEUW - LESMATERIAAL

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-II

Transcriptie:

1 Kennismaking 1.1 Economie is voor iedereen 1 a Bespreek deze opdracht met medeleerlingen. b Als het inkomen van deze consument niet toereikend is en het er niet naar uitziet dat dit op korte termijn stijgt. c Als consumenten en producenten geld uitgeven, stimuleert dit de economie. Vooral in slechte economische tijden is dit belangrijk. Er ontstaat hierdoor werkgelegenheid en de economie groeit. d Het inkomensniveau is aanzienlijk minder dan bij ons. Daarnaast zijn de overheidsvoorzieningen niet zo goed als bij ons. De middelen voor schoon drinkwater ontbreken meestal. Bovendien mislukken de oogsten vaak. 2 a e Bespreek deze opdracht met medeleerlingen. Motiveer bij elk onderdeel waarom allochtonen er veel of juist weinig aan uitgeven. 1.2 Economie is overal 1 a c Overleg met medeleerlingen en de docent(e) of je goede artikelen hebt gekozen. d Beredeneer waarom de keuze wel of niet met economie te maken heeft. 2 a Het noodweer op zich is niet iets wat de economie moet verklaren, maar het noodweer heeft economische gevolgen. In het algemeen worden de burgers in hun behoeftebevrediging getroffen, bijvoorbeeld als zij op de weg zitten en door oponthoud te laat op een afspraak komen. Bovendien is het gevaar van het noodweer niet in geld uit te drukken. Deze krantenkop heeft verder met economie te maken als door grote wateroverlast bijvoorbeeld aardappelen verrotten. b Dit bericht heeft met economie te maken. In april 2010 verwoestte een explosie het door BP geëxploiteerde olieplatform Deepwater Horizon. Na de ontploffing zonk dit platform. Sindsdien stroomden vele miljoenen liters olie de zee in en dit zorgde voor een van de grootste olierampen aller tijden. Een enorme vervuiling van het milieu en de natuur. c Dit bericht heeft met economie te maken omdat de vaartocht van Oranje door Amsterdam veel mensen naar Amsterdam heeft doen komen. De vaartocht voorziet in immateriële behoeften van burgers die vreugde ontlenen aan het zien van de spelers van het Nederlands elftal. Deze vreugde is niet in geld uit te drukken. Een gevolg van deze toestroom van mensen is een verhoogde omzet voor Amsterdamse horeca ondernemers. De mensen hebben namelijk behoefte aan bier, wijn, frisdrank. d De aanslag heeft niet met economie te maken, maar de uitvoering wel, want er wordt beslag gelegd op schaarse middelen. e Dit bericht heeft met economie te maken. Een politieke keuze berust bij de burgers op aspecten die ook hun behoeftebevrediging betreffen, zoals kies ik een partij die bezuinigt op kinderopvang of op de AOW. De uitkomst van de verkiezingen is ook maatschappelijk van groot belang voor de samenstelling van de regering en het economische beleid dat wordt gevoerd. 3 a KPN; in Nederland zijn onder meer busmaatschappijen, energiebedrijven, posterijen en telefonie (PTT) geprivatiseerd. b Om dit bedrijf efficiënter te maken, de prijzen voor de consument te laten dalen en het dienstbetoon aan de klanten te verbeteren. 4 a Dan ben je consument. Je koopt een consumptiegoed en gebruikt het. b De vraag naar patat daalt. c Het aanbod daalt ook, want overheidsoptreden kan worden verwacht zodat producenten moeten stoppen met het produceren van patat. WalburgPers Educatief 1 De Kern van de Economie vwo 1 uitwerkingen

1.3 Consumptie 1 a b personenauto s stoffelijk secundair goed kleding stoffelijk primair goed schoeisel stoffelijk primair goed 2 a Secundair; dit is geen noodzakelijk kledingstuk. b 1 Consumptie in ruime zin. Er wordt voorzien in een behoefte aan informatie. 2 Consumptie in enge zin. 3 Geen consumptie, maar productie in ruime zin; zie paragraaf 1.4. Verdedigbaar is ook om dit als consumptie in ruime zin te zien, want brood smeren ligt in het verlengde van consumeren. 4 Consumptie in ruime zin. 5 Consumptie in ruime zin, want dit is een dienst. 3 a Dit is juist, als je het begrip duurzaam in de betekenis van lange tijd in gebruik blijvend gebruikt. In de andere betekenis is een auto niet duurzaam, omdat het rijden in een auto nadelige gevolgen heeft voor het milieu. b Juist, want een treinkaartje is op zich stoffelijk. Indien wordt bedoeld het kopen van een treinkaartje dan is het onjuist. Het gaat bij het kopen van een kaartje immers om de treinreis. Het treinkaartje belichaamt de treinreis als dienst en is dan een onstoffelijk goed. 4 a De consumptie van vlees heeft een negatieve invloed op onze gezondheid volgens de schrijvers van het artikel. Dit is een negatief effect op de behoeftebevrediging van mensen, die niet in geld is uit te drukken. Daarnaast brengt dit kosten met zich mee voor de hele samenleving, omdat meer mensen ziek worden en moeten worden behandeld. b De lokale overheden kunnen subsidie geven op vegetarische producten, zodat het aantrekkelijker wordt om deze te kopen. c Je moet hier een argument noemen. Bespreek dit met medeleerlingen. 5 Spaar en led lampen, groene energie of duurzame energie (windenergie, zonne energie, waterkrachtcentrales). 1.4 Productie 1 a Productie in een consumptiehuishouding is productie in ruime zin. b Productie in de restaurant is bedrijfsmatige productie en dit is productie in enge zin. c Productie van een onderneming en dit is daarom productie in enge zin. d Productie in een consumptiehuishouding is productie in ruime zin. e Productie van een onderneming is productie in enge zin. 2 a Als brood bij een broodjeswinkel wordt gebruikt om er belegde broodjes van te maken, is brood een kapitaalgoed. Het brood is dan nodig om het uiteindelijke consumptiegoed het belegde broodje te produceren. Brood is ook een kapitaalgoed (investering) zolang het in de winkel ligt. Brood dat je als consument bij de bakker koopt, is een consumptiegoed. b Als we aardgas uit de grond halen om er huizen mee te verwarmen, gebruiken we natuur als productiefactor. In dit geval is het een kapitaalgoed. Als je een wandeling maakt in de natuur, is er sprake van consumptie van natuur, maar ook zonder wandeling genieten mensen van de natuur. De natuur is dus niet alleen productiefactor, maar ook consumptiegoed. WalburgPers Educatief 2 De Kern van de Economie vwo 1 uitwerkingen

3 a Ja, talent kun je zien als onderdeel van menselijk kapitaal en ook van arbeid. b Deze produceert in het leiding geven aan en het regeren en besturen van Nederland. c 1. Als we water gebruiken om bijvoorbeeld maaltijden te koken die worden verkocht, is sprake van een kapitaalgoed. Het gaat hier om zuiver drinkwater, dat door een productieproces tot stand is gebracht. 2. Als we water gebruiken om in te vissen, gebruiken we het water als productiefactor natuur ten behoeve van de consumptie. 4 a Jij vergroot hiermee het menselijk kapitaal in de samenleving. b Jijzelf, eventueel je ouders, de overheid, docenten en andere medewerkers van jouw opleiding en eventueel later ook het bedrijf waar je werkt. c Met verdiencapaciteit wordt hier bedoeld dat door het volgen van een opleiding er meer kans is op werk met een hoger inkomen; je investeert in je arbeidskwaliteit. Deze verdiencapaciteit zegt niets over de motieven om een bepaalde opleiding te volgen. 5 a Natuur, arbeid en kapitaal. b Bij productie van komkommers is er in principe sprake van productie in enge zin, tenzij je ook mensen meerekent die komkommers telen in hun eigen tuin voor consumptie binnen het gezin. c Het is bij komkommers niet mogelijk om veel af te wijken van de producten van andere producenten. Er zijn niet verschillende types komkommers, zoals bij bijvoorbeeld auto s wel het geval is. De aanbieders kunnen zich wel onderscheiden door dienstverlening, de wijze van vervoer en de verpakking van de komkommers. Daardoor is het product van de ene aanbieder anders dan dat van de andere aanbieder. 1.5 Geld en banken 1 Bij ruilen in natura zijn de transacties erg ingewikkeld. Je moet immers altijd iemand vinden die het door jou aangeboden product wil ruilen tegen precies datgene wat jij nodig hebt. Ook is het moeilijk de juiste ruilverhoudingen te vinden bij ruil in natura. Geld vergemakkelijkt de ruil, doordat het algemeen aanvaard is en fungeert als rekeneenheid. Met geld sla je de waarde van een goed als het ware tijdelijk op, totdat je het weer inruilt voor een ander goed. 2 a ruilmiddel. b oppotmiddel. c ruilmiddel. d oppotmiddel. e rekeneenheid. 3 a Ruilmiddel (eventueel rekeneenheid, als tegenover een bepaalde hoeveelheid arbeid een bepaalde hoeveelheid zout staat). b Als het algemeen aanvaard is en zeldzaam. Als er veel zout in omloop is, is het niet veel waard. c We bekijken zout vanuit de drie functies van geld. Als rekeneenheid is zout heel lastig, want de een wil in ponden rekenen en de ander in kilo's of in zakken zout. Als oppotmiddel is het kostbaar, want voorraden zout nemen veel ruimte in beslag; bovendien lost zout op in water. Als ruilmiddel is zout onhandig, want zakken zout vormen een fysiek probleem en dit brengt hoge kosten met zich mee. Daarnaast heeft zout weinig waarde omdat zout inmiddels zeer makkelijk is te verkrijgen. Zout wordt om die redenen niet aanvaard als algemeen ruilmiddel.. 4 a (710 620)/620 x 100 % = 14,5%. b Je kunt op steeds meer plaatsen pinnen of met creditcard betalen en dit wordt steeds goedkoper. Het is bovendien veiliger en vindt veelal elektronisch plaats via pc s, mobiele telefoons, ipads e.d. c Jaar 1: (150/770) x 100% = 19,5 %. Jaar 2: (130/800) x 100% = 16,3 %. Jaar 3: (125/835) x 100% = 15 %. d Ja, banken hebben het liefst dat er weinig chartaal wordt betaald. Hiervoor pinnen consumenten WalburgPers Educatief 3 De Kern van de Economie vwo 1 uitwerkingen

namelijk geld van hun rekening. Om te voorkomen dat de pinautomaten leegraken, moeten banken veel contant geld in de vorm van bankbiljetten aanhouden. Dat doen ze liever niet, want dit levert niets op. Liever verdienen de banken geld door het uit te lenen en zodoende rente te ontvangen. e Ja; bij het oppotten van giraal geld wordt de bankrekening niet voor betalingen gebruikt. 5 a het watermerk de veiligheidsdraad het doorzichtcijfer het streephologram (op de biljetten van 5, 10, en 20 euro) het vierkante hologram (op de biljetten van 50, 100, 200 en 500 euro) de glanzende band (op de biljetten van 5, 10 en 20 euro) van kleur veranderende waardecijfers (op de biljetten van 50, 100, 200 en 500 euro) het papier de voelbare inkt b Omdat de euro toen in twaalf landen werd ingevoerd, was de afzetmarkt voor valse biljetten groter. c 28.912 19.200 = 9.712 9.712/28.912 x 100% = 33,6 %. 6 Spaar en/of betaalrekeningen aanbieden, leningen verstrekken, hypotheken en verzekeringen aanbieden en adviezen geven. 7 Als de bank zowel op korte als op lange termijn genoeg bezittingen heeft om onverwachte tegenvallers op te vangen en haar schulden af te betalen. 1.6 Belangrijke economische instellingen 1 a Concurrentie tussen ondernemingen leidt in elk geval niet tot hogere prijzen. Meestal dalen de prijzen door concurrentie. b Bijvoorbeeld: webshops die zonder toestemming op industrieterreinen goederen fysiek aan consumenten verkopen, tijdelijke verkooppunten vanuit hotels of partycentra en groothandels die aan particulieren verkopen. c Er wordt voor gezorgd dat de concurrentie tussen ondernemingen, en in dit geval tussen ondernemingen in het MKB en de grotere bedrijven, eerlijk verloopt. MKB bedrijven hebben tijdens de kredietcrisis lastiger krediet bij banken gekregen en het Ministerie heeft ingegrepen. 2 a c Bespreek deze opdracht met je docent en je medeleerlingen. 3 Bespreek je keuzes met medeleerlingen en met je docent. 4 Men weet dan dat je de statistieken en voorspellingen kunt vertrouwen. Ze geven niet weer wat de regering graag wil zien. 5 a Het advies van de SER heeft betrekking op de gezondheidsbevordering van werknemers. b De SER heeft het advies uitgebracht aan de regering. c Deelname aan de maatschappij door werken, consumeren, het stichten van een gezin, e.d. d Deze adviezen zijn belangrijk omdat de centrales van werkgevers en werknemersorganisaties hierin zijn vertegenwoordigd ofwel de vertegenwoordigers van het hele Nederlandse bedrijfsleven. 6 Vakcentrales zijn overkoepelende organisaties van vakbonden. 7 Binnen het Nederlandse consensusmodel gaan werkgevers, vakbonden en overheid vaak met elkaar aan tafel zitten om afspraken over arbeid te maken. Hierdoor zijn er weinig stakingen in Nederland. Ook op andere gebieden wordt vaak en veel overlegd voordat er een beslissing wordt genomen. WalburgPers Educatief 4 De Kern van de Economie vwo 1 uitwerkingen

1.7 Prijsvorming op markten 1 a Consumenten vragen minder van een goed naarmate de prijs hoger is, terwijl bij een lagere prijs de gevraagde hoeveelheid stijgt. b Bij een lagere prijs bieden ondernemingen minder van een goed aan op de markt, maar bij een hogere prijs wordt er een grotere hoeveelheid aangeboden. 2 a De vraag naar paraplu s is toegenomen doordat het langer en vaker regent. Een andere mogelijke oorzaak is de stijging van het inkomen van de vragers, waardoor ze meer van dit product kopen. Bevolkingsgroei of immigratie zorgt ook voor een grotere vraag. b Bij een verschuiving naar rechts van de vraagcurve stijgt de evenwichtsprijs. c De evenwichtshoeveelheid neemt tevens toe. 3 a Een concrete markt is een plek waar vragers en aanbieders bij elkaar komen om een product te verhandelen. Een concrete markt kan men daadwerkelijk bezoeken. Een voorbeeld is de Albert Cuypmarkt in Amsterdam. Een abstracte markt is bijvoorbeeld de arbeidsmarkt, die zich niet op een plek bevindt en waar de vragers en aanbieders niet fysiek aanwezig zijn. b De huizenmarkt is een abstracte markt. Het gaat om de totale vraag naar en het totale aanbod van huizen. Er is geen plek waar alle vragers en aanbieders bij elkaar komen. 1.8 Micro, meso en macro 1 a Meso economie, want het gaat om een sector of bedrijfstak. b Micro economie, want het gaat om één prijs. c Macro economie, want het gaat om de totale beloningen. 2 a Meso economie, want het gaat om een hele sector of bedrijfstak. b Meso economie, want het gaat om een specifieke bedrijfstak. c Micro economie, want het gaat om de marktprijzen van pc s. 3 Bespreek deze opdracht met je docent en medeleerlingen. 4 Macro: het gaat om werkloosheid, een macro economisch begrip. Meso: het gaat om het bankwezen, een bedrijfstak waarbinnen het duidelijk niet goed gaat. Micro: het gaat om één bedrijf. 5 a Je kunt hiervoor de formule (nieuw oud)/oud x 100% gebruiken (603 miljard 600 miljard)/600 miljard x 100% = 0,5 % b (650 miljard 603 miljard)/603 miljard x 100% = 7,8 % c In 2015 kreeg de stijgende lijn van de economie een vervolg. 1.9 Nederland in de wereldeconomie 1 a De Yen, het Britse Pond. b Indien deze valuta internationaal wordt geaccepteerd, gemakkelijk in te wisselen is en daardoor wordt gebruikt in het internationale handelsverkeer. WalburgPers Educatief 5 De Kern van de Economie vwo 1 uitwerkingen

2 Als de economische situatie in de VS verslechtert, nemen de orders uit de VS af voor sommige Nederlandse ondernemers. Dit betekent minder afzet en minder winst. 3 a (1,05 1,40)/1,40 x 100% = 25%. b 200/1,05 = 190,48 euro c Voor de exportsector. De vraag naar exportproducten uit Nederland stijgt als de euro ten opzichte van de dollar daalt, omdat deze producten in verhouding goedkoper worden. Dit stimuleert de export naar de VS. 1.10 Schaarste en kiezen 1 Brood is schaars en in het algemeen niet zeldzaam. Er zijn echter gebieden in de wereld waar brood wel zeldzaam is en mensen omkomen van honger. 2 Rotte eieren zijn zeldzaam, maar niet schaars want er is geen behoefte aan. 3 a Er is geen markt voor deze paraplu s, omdat de transactiekosten om deze markt te organiseren veel te hoog zijn. Bovendien vertrouwen de mensen erop dat ze tegen die tijd snel een paraplu kunnen aanschaffen. b Er is geen prijs voor paraplu s over precies tien jaar, als het regent. 4 a Deze uitspraak geeft uitdrukking aan de schaarste, omdat beperkte middelen die voor het een zijn gebruikt niet tegelijk voor het ander kunnen worden gebruikt. Men moet kiezen, waaraan de euro wordt uitgegeven. b Zand is altijd schaars, want er is behoefte aan. Als een aannemer voor een groot project zand nodig heeft en hij wil het zand uit de Sahara halen, moeten er veel middelen worden opgeofferd. 5 Zonnen kan toch een schaars goed zijn, omdat de ruimte om te zonnen beperkt is. 1.11 Welvaart 1 a Welvaart heeft betrekking op het voorzien in behoeften van een individu, voor zover deze behoeftebevrediging afhankelijk is van het omgaan met schaarse middelen. Dit is de individuele welvaart. b Dit begrip is subjectief, omdat de inhoud afhankelijk is van de persoonlijke voorkeuren van de individuen. De een wil een rode, de ander een blauwe trui. c Als we spreken over de welvaart van de hele samenleving dan gaat het over de maatschappelijke welvaart. 2 a Ja, dat past erin omdat zodoende in behoeften van mensen wordt voorzien die schonere lucht wensen en een vermindering van de klimaatdreiging. b Bij welvaart in beperkte (enge) zin wordt het begrip welvaart beperkt tot een financiële berekening. Er wordt alleen gekeken naar de materiële productie van goederen en diensten en er wordt geen rekening gehouden met negatieve externe effecten, zoals de milieuvervuiling. 3 Wanneer wegen, spoorwegen of waterwegen worden aangelegd, een brug of luchthaven wordt gebouwd, kunnen deze activiteiten gepaard gaan met het vernietigen van natuur en open ruimte. Tegenover de groei van de productie in beperkte zin, staat het verminderen van welvaart in ruime zin, omdat natuur evenzeer in behoeften voorziet als de aanleg van wegen. 4 Door met vakantie te gaan voorziet Wouter in zijn behoefte aan vrije tijd. Dit behoort tot zijn welvaart, omdat hij omgaat met beperkte middelen, namelijk tijd. Voor elke dag lekker uit eten gaan, geldt hetzelfde, want als hij veel geld uitgeeft aan lekker eten, blijft er minder over voor andere goederen. Verliefd zijn op zijn vriendin behoort tot welzijn of geluk, omdat de gemoedstoestand niet afhankelijk is van het omgaan met schaarse middelen. Volop van het leven genieten omvat onderdelen van welvaart, maar ook van welzijn of geluk. Immers, het hangt deels af WalburgPers Educatief 6 De Kern van de Economie vwo 1 uitwerkingen

van het beschikken over beperkte middelen en voor een ander deel niet. 5 Deze misvatting leeft bij veel mensen, omdat zij bij economie alleen aan geld en beperkte welvaart denken. Het ruime welvaartsbegrip laat zien dat een gezond leefmilieu evenzeer in behoeften voorziet als voedsel, kleding en een dak boven je hoofd. Opgaven 1 a Bij economie gaat het om het bevredigen van behoeften door het voortbrengen en verdelen van schaarse goederen en diensten. Het gaat dus niet alleen om geld. b Bespreek de voorbeelden met medeleerlingen. Let er wel op of je spreekt over de gevolgen van de keuze of de keuze zelf. Bijvoorbeeld welk soort arbeid wil iemand doen of voor welk soort tandpasta kiest iemand. 2 a Juist. Consument zijn is een rol. We bekijken de burger in zijn of haar rol van consument. In die rol is van produceren geen sprake. De burger kan ook andere rollen in het economisch leven hebben, zoals die van producent of aanbieder van arbeid. b Onjuist. We gaan ervan uit dat de koffie voor de kantine door de onderneming als productiehuishouding is gekocht. Er is dan sprake van de inkoop van een productiemiddel zoals papier en andere hulpmiddelen. Wellicht voorzien de werknemers in een consumptieve behoefte, maar dat maakt de koffie nog geen consumptiegoed omdat deze koffie niet door een van de medewerkers van deze onderneming is gekocht in de rol van consument. c Juist. Dit is inderdaad productie. In de kantine worden broodjes bereid die door consumenten, scholieren en docenten kunnen worden gekocht. d Onjuist. Dit betekent een verandering in de behoeften van Nederlanders als consumenten. Door minder bier te drinken, kun je meer besteden aan andere goederen of meer besparen. Het beslag op de productiemiddelen verandert als gevolg van het nieuwe consumptiepakket. e Juist. Hierdoor kan meer worden geproduceerd en geconsumeerd. Er wordt in behoeften van consumenten voorzien. 3 a Protectie. Doordat de boeren een exportsubsidie krijgen kunnen zij hun producten goedkoper afzetten op de wereldmarkt. Dit betekent dat de vrijhandel wordt belemmerd. b Boeren in ontwikkelingslanden worden weggeconcurreerd. 4 Meer. Als de vraag naar een product stijgt, betekent dit dat bij dezelfde prijzen door de consumenten telkens grotere hoeveelheden worden gevraagd. De collectieve vraagfunctie verschuift naar rechts. Indien de producenten bij dezelfde prijzen dezelfde hoeveelheden blijven aanbieden, blijft de collectieve aanbodfunctie op zijn plaats. Er ontstaat op de markt echter een hogere evenwichtsprijs en een grotere evenwichtshoeveelheid. In die situatie bieden aanbieders meer aan. Denkbaar is ook dat de aanbieders telkens bij dezelfde prijzen grotere hoeveelheden aanbieden. De collectieve aanbodfunctie verschuift dan ook naar rechts, zodat vergeleken met de vorige situatie een lagere evenwichtsprijs ontstaat. Misschien zelfs lager dan de oorspronkelijke evenwichtsprijs en een grotere aangeboden evenwichtshoeveelheid. In deze situatie wordt dus ook meer aangeboden. 5 Enkele oorzaken waardoor de evenwichtsprijs stijgt: de collectieve vraagfunctie verschuift naar rechts, omdat de consumenten een grotere voorkeur voor het artikel hebben gekregen; er zijn meer vragers vanwege bevolkingsgroei, waardoor bij elke mogelijke prijs een grotere hoeveelheid wordt gevraagd. er zijn minder aanbieders vanwege een stijging van de prijzen van productiekosten, zoals de lonen waardoor de collectieve aanbodfunctie naar links verschuift. 6 a Het Centraal Plan Bureau (CPB) en/of de branche organisatie.. b Consumptie wordt hier op een macro economische manier gebruikt, want het gaat om de totale consumptie in Nederland. De cijfers worden echter bekeken uit een oogpunt van de winkeliers. WalburgPers Educatief 7 De Kern van de Economie vwo 1 uitwerkingen

c Het gaat hier om een bedreiging voor een hele sector: de detailhandel. d Als de consumptie minder hard groeit, daalt de vraag. Winkeliers raken hun producten niet meer kwijt en krijgen te maken met verliezen. 7 a Juist. Er worden altijd middelen opgeofferd om een fiets te maken. b Onjuist. Het gaat hier om opoffering, want tijd besteed aan de ene behoeftebevrediging, kan niet tegelijkertijd aan een andere behoeftebevrediging worden besteed. Tijd is schaars omdat het menselijk leven eindig is. 8 a Ja. Het gaat hier om een keuze over hoe je de schaarse tijd besteedt. Daarnaast blijven de programma s die het beste worden bekeken op televisie en blijven de makers ervan verzekerd van werk. b Nee. De keuze een jongen of een meisje kiezen gaat als zodanig niet over het beschikken over schaarse middelen zoals tijd, voedsel, vervoer met het oog op voorzien in behoeften en hoort niet bij economie. De keuze wordt bepaald door psychologische, sociologische en zelfs medische overwegingen. De gedane keuze heeft wel invloed op de aanwending van beperkte of schaarse middelen. De gevolgen van de keuze hebben dus met economie te maken, want als twee jongens of twee meisjes samen uitgaan, worden er andere goederen gekocht dan wanneer een jongen en een meisje samen uitgaan. c Ja. Je maakt hier een keuze tussen twee tijdsbestedingen. d Ja. Je maakt hier een keuze tussen twee consumptiegoederen. Geld dat je uitgeeft aan een cd, kun je niet meer uitgeven aan een poster. 9 a Die economen letten op de welvaart in beperkte zin, omdat zij de nadelen van groei van het bruto binnenlands product voor de behoeftebevrediging van de mensen buiten beschouwing laten. Deze nadelen komen wel aan de orde bij de welvaart in ruime zin. b Alle behoeftebevrediging, die afhankelijk is van het omgaan met schaarse middelen. 10 a Het woord schaarste heeft in dit artikel de betekenis van een absoluut tekort. b De prijzen van de grondstoffen zullen stijgen vanwege de groei van de wereldbevolking en het dreigende tekort. c Beleggingen in mijnbouwbedrijven zijn aantrekkelijk vanwege het tekort aan delfstoffen. 11 a Dat kunnen wij niet zeggen omdat tegenover de extra bedrijvigheid op Schiphol, de schade aan natuur, milieu, omgeving en leefbaarheid staat. Hoe deze maatschappelijke welvaartseffecten worden gewogen is subjectief. b Annelieke waardeert 5 uur extra vrije tijd kennelijk hoger dan het inkomen dat zij met 5 uur werken verdient. In ruime zin gaat haar welvaart dus vooruit. Als je alleen naar het inkomen kijkt en het beperkte welvaartsbegrip toepast, gaat zij erop achteruit. c Dat hoeft niet. Welvarend slaat in het spraakgebruik meestal op ruime financiële mogelijkheden, bijvoorbeeld een goed salaris of een grote erfenis. Zich gelukkig voelen is daarvan in het algemeen niet afhankelijk. 12 a Minder tijd aan werk besteden en meer tijd besteden aan gezin, familie, sport, e.d. b Bespreek deze opdracht met medeleerlingen. WalburgPers Educatief 8 De Kern van de Economie vwo 1 uitwerkingen