Directie Regionale Zaken W.D. van den Berg BV uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum 8-3-2006 - DRZZ 06-2416/GV 22-8-2006 onderwerp doorkiesnummer bijlagen Natuurbeschermingswet 1998; 2 vergunning Oosterschelde; mosselzaadinvanginstallatie Geachte, Bij brief van 8 maart 2006 verzoekt u mij om vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) ten behoeve van het uitvoeren van proef in de Oosterschelde met een mosselzaadinvanginstallatie (hierna: mzi). Procedureel De aanvraag Uw aanvraag is op 10 maart 2006 door mij ontvangen. Bij brief van 13 maart 2006 (kenmerk: DRZZ 06-1120/GV) heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd en heb ik u verzocht uw aanvraag aan te vullen op een aantal specifiek genoemde punten. Op 4 april 2006 heb ik deze aanvulling ontvangen hetgeen ik u bij brief van 10 april 2006 (kenmerk: DRZZ 06-1578/GV) heb bevestigd. Naar aanleiding van de ingebrachte zienswijze zijn door u, in een overleg van 23 juni 2006 met enkele medewerkers van mijn directie, mondelinge aanvullingen gegeven op de aanvraag en de daarbij gevoegde passende beoordeling. Op 28 juni 2006 (kenmerk: DRZZ 06-2764/GV) heb ik de besluitvormingstermijn verlengd tot 29 september 2006. Op 5 juli 2006 (kenmerk: DRZZ 06-2819/GV) heb ik u nogmaals verzocht uw aanvraag aan te vullen op een aantal specifiek genoemde punten. Op 18 juli 2006 heb ik een onvolledige aanvulling ontvangen waarna ik u op 1 augustus 2006 (kenmerk: DRZZ 06-3229/GV) verzocht heb aan mijn eerdere verzoek tot aanvulling te voldoen. Bij schrijven van 3 augustus 2006 en telefonisch op 8 augustus 2006 hebt u mij alsnog de betreffende aanvullingen geleverd. Conform artikel 41, lid 1, van de Nb-wet 1998 heeft u binnen uw aanvraag uw belang bij het verlenen van de vergunning gemotiveerd.
22-8-2006 DRZZ 06-2416/GV 2 Bevoegdheid tot vergunningverlening Op basis van de Nb-wet 1998 (artikel 2, lid 1 juncto artikel 16, lid 1, juncto artikel 19d, lid 1) zijn de Gedeputeerde Staten van de provincie waarin natuurmonumenten c.q. Natura 2000-gebieden geheel of grotendeels gelegen zijn, bevoegd ten aanzien van de beoordeling van aanvragen ter verkrijging van een vergunning op basis van artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998. Op 30 november 2005 is het Besluit vergunningen Nb-wet 1998 (hierna: het Besluit) (Staatsblad 2005, nr. 594) in werking getreden. De in dit Besluit specifiek opgesomde activiteiten worden aangemerkt als handelingen als bedoeld in artikel 16, lid 6, van de Nbwet 1998 en projecten of andere handelingen of categorieën van gebieden als bedoeld in artikel 19d, lid 3, van de Nb-wet 1998. Voor deze specifieke activiteiten geldt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) als, in deze, bevoegd gezag. De proef valt onder artikel 2, sub l, van dit Besluit: uitoefening van niet-handmatige schaal- en schelpdiervisserij, het invangen van mosselzaad, schelpdiercultures en het uitzetten van mosselen daaronder begrepen. Hiermee is de minister van LNV bevoegd om te besluiten op uw aanvraag. Gelet op het mandaatbesluit van 8 mei 2006 (kenmerk nr. TRCIZ/2006/775) zijn de regiodirecteur en MT-leden van de Directie Regionale Zaken vestiging Zuid van het ministerie van LNV onder meer gemachtigd om namens mij te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende een besluit als bedoeld in artikel 19 d, eerste lid, van de Nb-wet 1998. Besluit Ik ben van mening dat met de betreffende passende beoordeling als bedoeld in artikel 19f, van de Nb-wet 1998 en de aanvullingen daarop, de zekerheid is verkregen dat de aangevraagde activiteit, gelet op de relevante instandhoudingsdoelstellingen, de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten. Deze conclusie geldt nadrukkelijk vanuit de door mij specifiek hiertoe geformuleerde vergunningvoorwaarden. Derhalve verleen ik u de gevraagde vergunning. Voor een weergave van de inhoud van de aanvraag, de relevante wet- en regelgeving alsmede het toepasselijk beleid verwijs ik naar bijlage 1 van dit besluit. In dezelfde bijlage treft u voorts mijn inhoudelijke overwegingen, een weergave van de diverse zienswijzen en adviezen alsmede mijn eventuele reactie hierop, aan. Bijlage 2 bevat de door u aangeleverde passende beoordeling en de aanvullingen daarop. Beide bijlagen maken integraal onderdeel van onderhavig besluit uit. Voorwaarden en beperkingen Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Oosterschelde aanwezige natuurlijke kenmerken en (kwalificerende) waarden verbind ik aan deze vergunning de volgende voorwaarden en beperkingen.
22-8-2006 DRZZ 06-2416/GV 3 1. Als vergunninghouder wordt aangemerkt van W.D. van den Berg BV te Bruinisse. 2. De vergunning kan uitsluitend gebruikt worden door medewerkers van W.D. van den Berg BV of in opdracht van W.D. van den Berg BV handelende personen. De vergunninghouder blijft verantwoordelijk voor een goede uitvoering van deze vergunning. 3. De verantwoordelijke medewerker in het veld dient bij werkzaamheden een kopie van de beschikking bij zich te dragen en op eerste verzoek te vertonen aan de daartoe bevoegde ambtenaren. 4. De constructies en de diverse werkzaamheden dienen qua omvang, opzet en locatie geplaatst respectievelijk uitgevoerd te worden conform de aanvraag en conform de (als bijlage bij dit besluit gevoegde) passende beoordeling (voor zover niet strijdig met onderhavige vergunning). 5. De mzi s dienen deugdelijk van constructie te zijn: zij mogen niet los kunnen slaan van de zeebodem. Ook het invangmateriaal dient zo goed als mogelijk bevestigd te worden. 6. De vergunninghouder dient bij de plaatsing van de mzi s en de plaatsing en het in gebruik hebben van de verankering alsmede de (tijdelijke) verwijdering, er voor zorg te dragen dat geen schade ontstaat aan in gebruik zijnde nutskabels- en leidingen. 7. Boeien, markeringen of bakens verbonden aan de mzi s, welke niet op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken vereist zijn, dienen in een grijze kleurstelling uitgevoerd te worden (kleurcode Navy Gray; RAL 7035 of RAL 7045). 8. Het plaatsen van en onderzoek aan de installatie zal plaatsvinden bij hoog water. 9. Het onderzoek zal worden uitgevoerd zoals dit is omschreven in Monitoringsonderzoek voor MZI-experiment van den Berg B.V. zoals dit bij de passende beoordeling is gevoegd. Een rapportage van het onderzoek dient zo spoedig mogelijk na afronding hiervan te worden gezonden naar de regiodirecteur Zuid, t.a.v.. 10. Controle-, oogst- en onderhoudswerkzaamheden vallen binnen de werking van onderhavige vergunning. 11. Het moment van plaatsing en tijdelijke verwijdering van de constructie dient op de dag zelf per fax gemeld te worden aan de regiodirecteur Zuid, t.a.v. (fax.nr.: ). 12. Verstoring van de in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt. Groepen vogels mogen niet dichter dan tot een afstand van 500 m. benaderd worden Zeehonden mogen niet dichter dan tot een afstand van 1.500 m. benaderd worden. 13. Geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden is niet toegestaan. 14. Na afloop van het experiment dienen alle materialen uit het water dan wel uit de bodem verwijderd te worden; met name het verwijderen van de verankering uit de zeebodem dient met zorgvuldigheid te geschieden en gericht te zijn op herstel van de oude toestand.
22-8-2006 DRZZ 06-2416/GV 4 15. Het is niet toegestaan afval of onderzoeksmaterialen in het gebied achter te laten. 16. Tijdens elk controlebezoek dient de vergunninghouder de mzi s te controleren op vogel- en/of zeehondenslachtoffers. Ingeval van aantreffen van slachtoffers dient de vergunninghouder hiervan onverwijld melding te doen aan de regiodirecteur Zuid, t.a.v. (tel.nr.: ). 17. De vergunninghouder stelt jaarlijks een verslag op dat in ieder geval ingaat op de aantallen eventueel aangetroffen vogel- en zeehondenslachtoffers, de hoeveelheid mosselzaad van elke oogst alsmede het verdere vervolg van de proef. Dit verslag wordt vóór 1 maart van het jaar, volgend op het jaar waarop het verslag betrekking heeft verzonden naar de regiodirecteur Zuid, t.a.v.. 18. Indien de vergunde activiteiten slachtoffers onder vogels en/of zeehonden blijkt te eisen, kan de vergunning na zorgvuldige beoordeling van de feiten en omstandigheden dienaangaande, ingetrokken worden. 19. Indien de vergunninghouder voornemens is activiteiten c.q. werkzaamheden in afwijking van deze vergunning te laten plaatsvinden, dan dient dit terstond te worden gemeld aan de regiodirecteur Zuid, t.a.v. (tel.nr.: ). 20. De tijdens de proef verkregen hoeveelheden mosselen staan ter vrije beschikking van de vergunninghouder. 21. Aan het geheel of gedeeltelijk slagen van deze proef kunnen geen rechten voor de toekomst worden ontleend met betrekking tot het op deze specifieke wijze in of nabij het Natura 2000-gebied Oosterschelde invangen en oogsten van mosselzaad en mosselen. Een eventueel vervolg van deze proef dient zelfstandig te worden beoordeeld op grond van de Nb-wet 1998. 22. De vergunninghouder is redelijkerwijs verplicht alle door of namens de regiodirecteur Zuid of diens rechtsopvolger te geven aanwijzingen onverwijld op te volgen. 23. Van opgetreden incidenten, waaronder verstaan worden alle gebeurtenissen waarbij onbedoeld schadelijke stoffen vrijkomen, dan wel waardoor anderszins schade aan het betrokken beschermde gebied kan worden toegebracht, dient onverwijld melding te worden gedaan aan de regiodirecteur Zuid (t.a.v. ), onder overlegging van alle relevante gegevens. 24. Onverlet artikel 43, lid 2, van de Nb-wet 1998 kunnen de voorwaarden verbonden aan dit besluit worden gewijzigd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit eigen waarneming of anderszins blijkt dat de plaatsing, tijdelijke verwijdering, controle-, oogst- en onderhoudsactiviteiten meetbare nadelige gevolgen voor het betrokken beschermde gebied hebben, anders dan die welke bij het nemen van dit besluit op basis van de op dat moment beschikbare informatie verwacht werden en deze effecten door het wijzigen van de voorwaarden kunnen worden voorkomen of gemitigeerd. 25. Onverlet artikel 43, lid 2, van de Nb-wet 1998 geldt dat, indien met betrekking tot de toepasselijke wetgeving op enig moment mocht blijken dat de plaatsing, tijdelijke verwijdering, controle-, oogst- en onderhoudsactiviteiten zodanige schade aan de kenmerken en waarden van het betrokken beschermde gebied dreigt toe te brengen dat hieraan door het geven van aanwijzingen of het stellen van aanvullende voorwaarden redelijkerwijs niet kan worden tegemoet gekomen, dan zal de vergunning door of namens mij worden ingetrokken.
22-8-2006 DRZZ 06-2416/GV 5 26. Alvorens tot wijziging van vergunningvoorwaarden dan wel intrekking van de vergunning over te gaan, wordt de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen. 27. Deze vergunning is geldig tot 1 januari 2008. Het niet naleven van deze voorwaarden en voorschriften kan, naast eventuele strafvervolging, intrekking van de vergunning tot gevolg hebben. Bezwaar Tegen dit besluit staat op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een dergelijk bezwaarschrift dient binnen zes weken na dagtekening van deze beschikking te worden ingediend bij: De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Dienst Regelingen Afdeling Recht & Rechtsbescherming Postbus 20401 2500 EK s Gravenhage Het bezwaar dient te zijn ondertekend en moet tenminste de volgende elementen bevatten: a) de naam en het adres van de indiener; b) de dagtekening; c) een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en d) de gronden van bezwaar. Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen. Kennisgeving Conform artikel 42, lid 3, van de Nb-wet 1998, zijn afschriften van deze vergunning verzonden aan: LNV Directie Visserij t.a.v. afd. Visserijregelingen, LNV Directie Natuur, LNV DRZ vestiging Noord, Gedeputeerde Staten van Zeeland, burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland, burgemeester en wethouders van Tholen, Rijkswaterstaat Zeeland, Innovatieplatform Aquacultuur, Zeeuwse Milieufederatie, De Faunabescherming, Nationaal Park Oosterschelde, Vogelbescherming Nederland en de Algemene Inspectiedienst. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, voor deze, DE REGIODIRECTEUR ZUID, Ir. W. W. Van Zandbrink Bijlage 1: Bijlage 2: Inhoudelijke overwegingen Passende Beoordeling