Datum 25 februari 2011 Betreft Wijzigingsbesluit Natuurbeschermingswet 1998; MZI's Oosterschelde, Voordelta en Waddenzee

Transcriptie

1 > Retouradres Postbus HC Eindhoven Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur T.a.v. H.J. van Geesbergen Postbus AC Yerseke Keizersgracht GB Eindhoven Postbus HC Eindhoven Uw referentie HVG Betreft Wijzigingsbesluit Natuurbeschermingswet 1998; MZI's Oosterschelde, Voordelta en Waddenzee Bijlagen 1 Geachte heer van Geesbergen, Bij brief van 13 december 2010 verzoekt u mij om wijziging van de vergunning die op 31 maart 2010 op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) aan de leden van de Producentenorganisatie Nederlandse Mosselcultuur is verleend voor het invangen van mosselen met een mosselzaadinvanginstallatie (hierna: MZI) in de Natura 2000-gebieden Oosterschelde, Voordelta en Waddenzee. Deze vergunning is op 31 maart 2010 verleend (kenmerk: DRZZ/ ) met een looptijd van 1 april 2010 tot en met 31 oktober 2010 en van 1 april 2011 tot en met 31 oktober U verzoekt om de looptijd van de vergunning voor 2011 te vervroegen naar 1 maart en enkele vergunde locaties voor de plaatsing en het in werking hebben van de MZI s voor 2011 te wijzigen. Procedureel Op 15 december 2010 ontving ik uw aanvraag. Bij brief van 17 december 2010 (kenmerk: DRZZ/ ) heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd. Bevoegdheid tot vergunningverlening De voorgenomen activiteit valt onder artikel 2, sub l, van het Besluit vergunningen Nb-wet 1998(Staatsblad 2005, nr. 594), luidend: uitoefening van niet-handmatige schaal- en schelpdiervisserij, het invangen van mosselzaad, schelpdiercultures en het uitzetten van mosselen daaronder begrepen. Hiermee is de staatssecretaris van EL&I bevoegd om te besluiten op uw aanvraag. Gelet op het mandaatbesluit van 15 juli 2009 (kenmerk nr. Stcrt. 2009, 11309) zijn de regiodirecteur en de MT-leden van de Zuid van het ministerie van EL&I onder meer gemachtigd om namens mij te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende een besluit als bedoeld in artikel 16, eerste lid en artikel 19d, eerste lid, van de Nb-wet Pagina 1 van 7

2 Wettelijk kader Beschermd Natuurmonument In relatie tot het betrokken natuurmonumenten zijn relevant de artikelen 60, 10a (lid 1 en lid 3) en artikel 15a (lid 2) van de Nb-wet Natura 2000-gebieden In relatie tot het betrokken Natura 2000-gebieden zijn in deze relevant de artikelen 19d (lid 1), 19e, 19ia en het artikel 19f van de Nb-wet De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op onder wet- en regelgeving. Beleid Het beleid ten aanzien van MZI s voor de periode 2010 t/m 2013 is verwoord in de beleidsnota Beleid Mosselzaadinvanginstallaties periode 2010 t/m Deze nota geeft de randvoorwaarden voor de inzet van MZI s voor de komende jaren waaronder de localisering van de MZI s. O.a. de locatiekeuze, het aspect van ecologische draagkracht alsmede veiligheid en landschappelijke aspecten zijn bij de totstandkoming van dit beleid, nauwkeurig voorbereid in overleg met vele belanghebbenden, zoals de visserij- en recreatiesector, natuurorganisaties en bestuurders in de regio s. Overwegingen U stelt dat indien de mosselkwekers optimaal gebruik willen kunnen maken van de broedval van mosselen, de MZI s per 1 april in het water dienen te liggen. In 2010 is gebleken dat dit niet lukt indien de werkzaamheden pas op 1 april mogen aanvangen. Derhalve verzoekt u om wijziging van de ingangsdatum van de vergunning (kenmerk: DRZZ/ ) van 1 april 2011 naar 1 maart Daarnaast heeft een tussentijdse evaluatie van de locaties, die op verzoek van een aantal MZI ondernemers is uitgevoerd, aanleiding gegeven tot enige aanpassingen van de locaties. In dat kader verzoekt u voor het MZI-seizoen 2011 om (gedeeltelijk) nieuwe locaties, met eenzelfde oppervlakte, binnen dezelfde MZI-zoekgebieden te vergunnen. De door u aangevraagde activiteit is in de eerdere besluitvorming in het kader van de Nb-wet 1998 door mij getoetst en aangemerkt als activiteit die geen aantasting van de relevante beschermde natuurwaarden tot gevolg heeft. Zulks nadrukkelijk onder de daarbij gestelde vergunningvoorschriften. De nieuwe locaties (coördinaten) bevinden zich binnen dezelfde MZI-zoekgebieden als de reeds vergunde locaties. Deze MZI-zoekgebieden zijn in zijn geheel vanuit de beschermde natuur beoordeeld in de eerdere besluitvorming. Aangezien ook het aantal hectare gelijk is en de wijziging binnen het betreffende zoekgebied zal plaats vinden, is er vanuit de draagkracht, landschappelijke inpassing en beschermde natuurwaarden bezien geen reden om bovengenoemd verzoek te weigeren. Met betrekking tot de vervroeging van de looptijd van de vergunning heeft u een aanvullende passende beoordeling bij de aanvraag gevoegd. In de passende beoordeling, opgesteld door Imares, is gekeken welke effecten de vervroeging van 1 april naar 1 maart heeft op de kwalificerende soorten. Het vervroegen van het seizoen kan een effect hebben op de verstoring van kwalificerende soorten maar zal dit niet hebben op de andere aspecten Pagina 2 van 7

3 (draagkracht, sediment en zwerfvuil) die in de eerdere passende beoordeling zijn behandeld. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse en conclusies gebaseerd op de passende beoordeling. De vervroeging van het seizoen zal geen significant effect hebben op de gewone zeehond in alle gebieden omdat de periode van werpen, zogen en verharen later is dan maart. Voor de grijze zeehond is er door de vervroeging wel een gehele overlap met de verhaarperiode. Een significant effect is echter niet te verwachten omdat de ligplaatsen zich ruim 1500 meter van de MZI s bevinden in de Waddenzee en de Voordelta. In de verleende vergunning is reeds een voorschrift opgenomen waarin is bepaald dat de verstoring van zeehonden tot een minimum moet worden beperkt door minimaal 1500 meter afstand te houden. In de eerdere passende beoordeling is geconcludeerd dat er geen significante effecten waren op vogels in zowel de Oosterschelde en de Voordelta als de Waddenzee. In de aanvullende passende beoordeling is voor alle drie de gebieden gekeken voor welke soorten er een kans op effect is door de vervroeging van het seizoen. In de Waddenzee kan de vervroeging van het seizoen zorgen voor meer effect op Eidereenden omdat die aanwezig zijn tot en met maart. Omdat Eidereenden echter relatief ongevoelig zijn voor verstoring en de oppervlaktes van de MZI s gering zijn worden er geen significant negatieve effecten verwacht. Via monitoring wordt deze conclusie geverifieerd. Deze monitoring is vastgelegd in voorschrift 17. In de Oosterschelde kan de vervroeging van het seizoen zorgen voor meer effect op overwinterende duikeenden omdat het aantal in maart hoger is. Indien echter voldoende afstand wordt gehouden tot groepen vogels zal er geen sprake zijn van significant negatieve effecten. Deze maatregel is momenteel al vastgelegd in voorschrift 9. Voor de Voordelta is er met name kans op negatieve effecten op de Roodkeelduiker. Deze soort is verstoringsgevoelig en de grootste aantallen zijn aanwezig van oktober tot en met april met een piek in februari en maart. In de aanvullende passende beoordeling is het verlies aan vogeldagen berekend voor de vervroeging van het seizoen naar 1 maart. Uit de gegevens blijkt dat het maximale verlies aan vogeldagen kan worden geschat op 2,1%. Dit effect wordt niet significant geacht voor de instandhoudingsdoelstellingen rekening houdend met een behoudsdoelstelling, een toenemende trend in de Voordelta en het tijdelijke karakter van het effect. Om deze gegevens te verifiëren zal er met betrekking tot de Roodkeelduikers in de Voordelta specifiek monitoring plaats vinden. Deze monitoring is vastgelegd in voorschrift 17. Bespreking van inspraak Naar aanleiding van deze aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, van de Nbwet 1998, de provincies Noord-Holland, Friesland en Zeeland, de gemeenten Den Helder, Harlingen, Texel, Terschelling, Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland en Tholen in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. Ingevolge artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn RWS Waterdistrict Waddenzee, Rijkswaterstaat Zeeland, Ministerie van Infrastructuur en Milieu Directie Noordzee, Stichting de Noordzee, Bestuurlijk Overleg Voordelta, Nationaal Park Oosterschelde, De Zeeuwse Milieufederatie, Waddenvereniging, Stichting WAD, Vogelbescherming Nederland, Faunabescherming, Vereniging voor Vaste Vistuigvissers, Natuurmonumenten Noord-Holland en Utrecht, Pagina 3 van 7

4 Natuurmonumenten Noord en Natuurmonumenten Zuid-Holland in de gelegenheid gesteld tot het indienen van een zienswijze betreffende de onderhavige aanvraag. Hierna volgt een weergave van de ontvangen zienswijzen. Daar waar opmerkingen en suggesties niet reeds hiervoor (impliciet) aan de orde zijn geweest dan wel binnen mijn inhoudelijke overwegingen reeds aan deze inspraak volledig tegemoet is gekomen, volgt een reactie van mijn zijde (cursief weergegeven). De provincie Zeeland In de zienswijze geeft de provincie aan de schelpdiersector een warm hart toe te dragen. De sector wil ze graag op duurzame wijze behouden. De provincie ondersteunt dan ook van harte dat de sector innoveert om deze visserijvorm duurzaam te maken en negatieve effecten op beschermde en belangwekkende natuurwaarden zo beperkt mogelijk te laten zijn. De provincie staat in principe dan ook open voor het verlenen van een Nb-wetvergunning. Hierbij geven ze de volgende zaken mee: - Betreffende de optimalisatie van de bestaande MZI-locaties bevatten de door u toegestuurde stukken geen nadere, althans concrete informatie. De provincie gaat er dan ook vanuit dat de aanpassingen dermate beperkt zijn dat een nadere toetsing aan de Nb-wet 1998 niet nodig is. Per abuis is het overzicht van de locaties niet bij het verzoek om een zienswijze verstuurd. Deze zijn later alsnog toegestuurd maar dit is pas na ontvangst van de zienswijze van de provincie gebeurd. De conclusie van de provincie is echter juist dat er geen nadere toetsing op grond van de Nb-wet 1998 noodzakelijk is. Reden hiervoor is dat de locaties binnen de gebieden liggen die in de reeds bestaande passende beoordeling zijn getoetst. - Ten opzichte van de reeds vergunde situaties constateert de provincie dat alleen de MZI s in de Schaar van Renesse in de Voordelta enige gerede zorg geeft ten aanzien van de extra effecten op de beschermde Natura 2000-waarden. De zorg betreft de effecten op de Roodkeelduikers welke juist in dat deel van de Voordelta hun kerngebied hebben. In de passende beoordeling, opgesteld door Imares, wordt aangegeven dat de effecten van de vervroeging van het seizoen geacht worden niet significant te zijn maar dat die schatting van de effecten afhankelijk is van de aannames die gedaan zijn en de gebruikte gegevens. De provincie merkt op dat Imares in 2010 ook onderzoek gedaan zou moeten hebben maar dat naar deze niet wordt verwezen. Imares komt in de passende beoordeling tot een schatting van een negatief effect op het aantal vogeldagen van Roodkeelduikers van 0,7 en 2,1%. De provincie is van mening dat de vergunning gezien de geschatte omvang van het effect op dit moment wel verleend kan worden maar bevelen aan om het effectenonderzoek specifiek naar de Roodkeelduiker, als voorschrift of anderszins vast te leggen. In 2010 heeft Imares inderdaad onderzoek gedaan naar de effecten van de MZI s op de Roodkeelduiker. De monitoring had betrekking op verstoring van activiteiten rondom de MZI s en niet op de plaatsing. In het monitoringsplan dat Imares in opdracht van het ministerie van EL&I uitvoert wordt in 2011 specifiek naar de effecten van de aanleg van MZI s en activiteiten rondom MZI s in de Voordelta gekeken. Dit is tevens opgenomen in de wijziging van voorschrift 17 van de vergunning. Pagina 4 van 7

5 De provincie Friesland De provincie geeft aan dat uit de passende beoordeling blijkt dat voor alle geanalyseerde locaties er geen significante effecten optreden van de soorten die gevoelig zijn voor verstoring. Dit hangt samen met de periode waarin de activiteit plaatsvindt en de aanwezigheid/gevoeligheid van de vogels/zeehonden. Op basis van de reeds verleende Nb-wetvergunning zal er een monitoringsprogramma worden uitgevoerd. In de aanvullende passende beoordeling wordt aanbevolen om de verspreiding van de Eidereenden in de Waddenzee op de MZI-locaties in de periode maart tot en met april in beeld te brengen. De provincie is van mening dat met in acht name van het bovengestelde de voorgenomen activiteit geen significant effect zal veroorzaken op de verstoringsgevoelige soorten. De vergunning kan derhalve onder voorwaarden verleend worden waarbij aan deze vergunning de aanbevelingen uit de PB toegevoegd dient te worden met betrekking tot het monitoringsprogramma. De extra monitoring die wordt aanbevolen in de passende beoordeling wordt meegenomen in het monitoringsplan. De voorschriften en beperkingen zoals reeds opgesteld blijven ook voor 2011 gehandhaafd. Nationaal Park Oosterschelde Het Nationaal park adviseert, gelet op de beperkte aanpassingen, de voor de Oosterschelde gevraagde vergunningen te verlenen. Bestuurlijk Overleg Voordelta Het Bestuurlijk Overleg Voordelta heeft een overeenkomstige zienswijze ingediend als de provincie Zeeland. Voor de zienswijze en mijn antwoorden verwijs ik dan ook naar hetgeen hierboven is vermeld bij de zienswijze van de provincie Zeeland. Gemeente Schouwen-Duiveland De gemeente geeft aan dat haar zienswijze zich beperkt tot de locaties die zich binnen de gemeentegrenzen bevinden. Dat betekent dat ze geen oordeel hebben over de locatie Vondelingen. Voor de overige locaties in de Oosterschelde en Voordelta heeft de gemeente geen bezwaar tegen de geringe wijziging van de locaties en het vervroegd plaatsen van de MZI s. Besluit Ik ben van mening dat met de betreffende (reeds eerder opgestelde) passende beoordeling en de aanvullende passende beoordeling als bedoeld in artikel 19f, van de Nb-wet 1998, de zekerheid is verkregen dat de aangevraagde activiteit, gelet op de relevante instandhoudingsdoelstellingen, (m.u.v. de doelstellingen zoals bedoeld in artikel 10a, lid 3, van de Nb-wet 1998), de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden Oosterschelde, Voordelta en Waddenzee niet aangetast worden. Gelet op de reeds doorlopen procedure met betrekking tot de eerder aan u verleende vergunning op grond van de Nb-wet 1998, meen ik dan ook tot wijziging van deze vergunning over te kunnen gaan. Deze conclusie geldt nadrukkelijk vanuit de door mij specifiek hiertoe geformuleerde vergunningvoorschriften, zoals opgenomen in mijn besluit van 31 maart 2010 met kenmerk DRZZ/ en de hieronder vermelde wijzigingen. Pagina 5 van 7

6 De aanvraag en de door u aangeleverde aanvullende passende beoordeling maken integraal onderdeel van het onderhavige besluit uit. Deze documenten zijn door u opgesteld en aan ons verstuurd. Ik voeg deze dan ook niet bij dit besluit. Voorschrift 17 wordt als volgt gewijzigd: De vergunninghouder is medeverantwoordelijk voor en verleent in het veld medewerking aan de uitvoering van het onderzoek dat in opdracht van de Staat met betrekking tot MZI s wordt verricht. Tevens is de vergunninghouder medeverantwoordelijk en verleent hij volledige medewerking aan de seizoensbrede monitoring in 2011 van de plaatsing, het in gebruik hebben en oogsten van de vergunde MZI s en specifiek van de verstoring van Roodkeelduikers in de Voordelta en Eidereenden in de Waddenzee. Vergunningvoorschrift 25 wordt als volgt gewijzigd: Deze vergunning is geldig van 1 april 2010 tot en met 31 oktober 2010 en van 1 maart 2011 tot en met 31 oktober In bijlage 5 worden de overzichtskaarten en coördinaten van de locaties Brouwerhavensegat, Roggenplaat, Neeltje Jans, Vondelingeplaat en Zuidmeep vervangen door de bij dit besluit (bijlage 1) gevoegde overzichtskaarten met coördinaten. Bezwaar Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij: De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Dienst Regelingen Afdeling Recht & Rechtsbescherming Postbus EK s-gravenhage Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet tenminste de volgende elementen bevatten: a) de naam en het adres van de indiener; b) de dagtekening; c) een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en d) de gronden van bezwaar. Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen. Kennisgeving Conform artikel 42, lid 3 van de Nb-wet 1998, zijn afschriften van deze vergunning verzonden aan: de provincies Noord-Holland, Friesland en Zeeland, de gemeenten Den Helder, Harlingen, Texel, Terschelling, Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland en Tholen, RWS Waterdistrict Waddenzee, Rijkswaterstaat Zeeland, Ministerie van Infrastructuur en Milieu Directie Noordzee, Stichting de Noordzee, Bestuurlijk Overleg Voordelta, Nationaal Park Oosterschelde, De Zeeuwse Milieufederatie, Waddenvereniging, Stichting WAD, Vogelbescherming Nederland, Faunabescherming, Vereniging voor Vaste Vistuigvissers, Natuurmonumenten Noord-Holland en Utrecht, Natuurmonumenten Noord, Pagina 6 van 7

7 Natuurmonumenten Zuid-Holland, de K.L.P.D te Harlingen en de nvwa te Zwolle en de Meern. Publicatie besluit Op grond van artikel 42, lid 3, van de Nb-wet 1998 en artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur zal het ministerie van EL&I onderhavig besluit openbaar maken. De besluiten op grond van de Nb-wet 1998, waaronder onderhavige, zullen, onder anonimisering van de persoonsgegevens, geplaatst worden op De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, voor deze: HET MT-LID REGIONALE ZAKEN, Ir. J.M.M. de Win Bijlage 1: Overzichtskaarten en coördinaten locaties Pagina 7 van 7