Vrede of Vrijheid? Dilemma's, dialoog en misverstanden tussen Nederlandse en West-Duitse linkse organisaties en de Poolse oppositie in de jaren



Vergelijkbare documenten
Samenvatting Geschiedenis Koude oorlog h1 en h2

Vervolg en einde van De Koude Oorlog: (10.1 & 10.3)

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

De Koude Oorlog: spanning en conflicten (les 12 6des) Geschiedenis 6MEVO-6EM-6EI-6IW VTI Kontich

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

De koude oorlog Jesse Klever Groep 7

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Voorwoord 9. Inleiding 11

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Verslag Geschiedenis Tijdvakkendossier tijdvak 10: tijd van televisie en computer

T4 Oefen SED Geschiedenis Module 6

Behoort bij schrijven no Dit exemplaar bestaat uit 5 blz. NEDERLAND

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

LANDELIJKE CONFERENTIE VAN DE SWP OP 1 en 2 OKTOBER 1960

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

Samenvatting. Betwiste Constituties: Constitutioneel Design, Conflict en Verandering in Postcommunistisch Centraal- en Oost-Europa.

Een conflict niet alleen maar om macht en belangen, maar ook tussen 2 ideologieën: Kapitalisme/democratie en Communisme

Verenigde Staten Ontwikkeling van de burgerrechten

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG!

Examen VMBO-GL en TL 2005

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl I

Natalia Tsvetkova. Samenvatting

12 RICHTLIJNEN VOOR INTERRELIGIEUZE DIALOOG OP LOKAAL NIVEAU

De hereniging van Duitsland

4/04/2019. Hoe werken aan een succesvol team? Een (h)echt team? Een (h)echt team? Hoe bouwen aan een (h)echt team?

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Wat betekenden de verschillen tussen Noord en Zuid-Korea voor de Koude Oorlog? (conclusie)

2016D05361 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

HOTEL MALARIA LESBRIEF VOOR LEERKRACHTEN DEEL II: NAVERWERKING

Het is met veel emotie dat ik u welkom heet in de Belgische Senaat.

Bijzonder procesdoel 4: beleven van de democratie

RESEARCH CONTENT. Loïs Vehof GAR1D

competenties en voorbeeldvragen

De Nieuwe Bestuurstafel Burgemeesters. Bijeenkomst 2 (in een serie van 3) Samenvatting. Maandag 28 november Kasteel de Hooge Vuursche, Baarn

Roestvrij: culturele organisaties

EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie

Smoesjes. TipsforTrouble HOME TROUBLE MEER WETEN < > EXTRA PITTIG

Koude oorlog: Periode waarin de VS en Sovjet-Unie elkaar bestreden zonder een rechtstreekse oorlog. Er was constante dreiging.

KOUDE OORLOG

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 19 mei uur

Eindexamen geschiedenis havo II

Turken in Kreuzberg. Bram Vrielink en Jens Barendsen (2de)

Samenvatting Geschiedenis Examenkatern: dekolonisatie en koude oorlog in vietnam

RECENTE ONTWIKKELINGEN IN DE VERHOUDING VAN HET WERELDVAKVERBOND TOT HET CENTRUM (DE EVC-1938) EN DE "OUDE" EVC.

Toetsvragen Geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 10 Toetsvragen

Herdenking Capitulaties Wageningen

Samenvatting Geschiedenis De Koude Oorlog

Combineer raak met beelden

Tijdvak I. 31 oktober : 30-10:00.

De Koude Oorlog: het begin (les 10 6des) Geschiedenis 6MEVO-6EM-6EI-6IW VTI Kontich

De reis van de mantelzorger. Branddoctors 2017 Vertrouwelijk Niets uit dit document mag worden gepubliceerd zonder toestemming vooraf

De klassieke tijdlijn

Toetsopdracht. Communicatieve vaardigheden 2 de stage(cova 2S) Naam: Sanne Terpstra. Studentnummer: Klas: 2B2

Rijksuniversiteit Groningen

Voorafgaand aan de film

Nederlandse Samenvatting

TMA Talentenanalyse. Kandidaat-rapportage samenvatting. Demo Kandidaat 29 augustus 2011

Geschiedenisles over het jaar 1989, einde van de Koude Oorlog

Arigato. opdrachtenblad. Regie: Anielle Webster Scenario: Sandra Beerends Jaar: 2012 Duur: 10 minuten

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

KOUDE OORLOG. Opgavenblad

Kijktip: Nieuwsuur in de Klas

Het conflict in Oekraïne: nieuwe breuklijn tussen Oost en West?

China. - De geschiedenis en cultuur van Peking -

Nederlandse Samenvatting. (Dutch Summary)

Hoe word je succesvol in sales

Poolse kerk in de overgang (1993)

Koude Oorlog. SE 3 Tijdvak 1 AVONDMAVO MIDDAGMAVO GESCHIEDENIS Deze toets bestaat uit 38 vragen

Geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl) en geschiedenis (nieuwe stijl)

Een onderzoek naar de wijze waarop de gemeente Heerlen omging met de klacht van iemand die werkzaam is in de sociale werkvoorziening.

Instructie: Landenspel light

Dames en heren, 1 Jonathan D. Spence, The search for modern China (2de druk; New York 1999)

Hoofdstuk 5: Koude Oorlog en Dekolonisatie

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

Examenopgaven VMBO-GL en TL 2004

Toezichtvisie Raad van Toezicht. september 2018

Beknopt Jaarverslag

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Nieuwsbrief 3 De Vreedzame School

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl I

Examen HAVO en VHBO. Geschiedenis en staatsinrichting oude en nieuwe stijl

Mijnheer de Voorzitter,

Werkstuk Geschiedenis Vlaams Waals conflict

Leren van je eigen mores Spreken over waarden en normen met verpleegkundigen

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van

*** ONTWERPAANBEVELING

Van Waarde(n) HUB 28 november 2015, Miranda Meijerman

1red , NOS, Gesprek met de minister-president, Ned.2, uur

Een Europese democratie: utopie of noodzaak?

Examen VBO-MAVO-C. Geschiedenis en staatsinrichting

Geschiedenis en Staatsinrichting TL Bohemen, Houtrust, Kijkduin

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 1. Bronnenboekje. KB-0125-a-11-1-b

De ineenstorting van het communisme

Geschiedenis en Staatsinrichting TL Bohemen, Houtrust, Kijkduin

Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze datum

Transcriptie:

Vrede of Vrijheid? Dilemma's, dialoog en misverstanden tussen Nederlandse en West-Duitse linkse organisaties en de Poolse oppositie in de jaren tachtig. C. Miedema

Samenvatting: Vrede of vrijheid? Dilemma s, dialoog en misverstanden tussen Nederlandse en West-Duitse linkse organisaties en de Poolse oppositie in de jaren tachtig Christie Miedema In de jaren tachtig hadden de bevolkingen van Oost- en West-Europa een zeer uiteenlopende kijk op het Oost-Westconflict. In het Westen koesterden velen de overtuiging dat een stabiele situatie in Oost-Europa noodzakelijk was voor de vrede op het continent. Dat betekende de voorlopige acceptatie van het IJzeren Gordijn en de communistische dictaturen. Voor de Oost- Europeanen die in onvrijheid leefden, was het moeilijker zich met de status quo te verzoenen. De weigering zich bij de bestaande situatie neer te leggen, uitte zich in periodieke opstanden, stakingen en de oprichting van de onafhankelijke vakbond Solidarność in Polen in 1980. Gedurende 1980 en 1981 probeerde de nieuwe vakbond het land van onderop te hervormen, totdat generaal Wojciech Jaruzelski op 13 december 1981 hier een einde aan maakte door de staat van beleg uit te roepen. Opstanden als deze stelden de Oost-Westdeling ter discussie en confronteerden het Westen met lastige dilemma s. Het bleek niet gemakkelijk de Oost-Europese bevolking te steunen in haar roep om meer vrijheid, omdat de Oost-Europese regimes Westerse mensenrechtenkritiek en openlijke steun aan de oppositie onverenigbaar verklaarden met een goede Oost-Westrelatie. Vanaf de jaren zeventig beschouwden veel West-Europeanen een ontspannen relatie met de Oost-Europese regeringen als een voorwaarde voor het behoud van vrede in Europa. De ontspanningspolitiek had er gedurende de jaren zeventig voor gezorgd dat het wantrouwen tegenover Oost-Europa sterk was afgenomen. Veel Westerse organisaties waren een dialoog met de Oost-Europese machthebbers aangegaan die geleidelijk een soort routine was geworden. Kritiek bleef steeds meer achterwege. Dit gebeurde juist op het moment dat de Oost-Europese oppositie zich als zelfstandige gesprekspartner aandiende. Met de oprichting van Solidarność werd voor veel organisaties de vraag urgent, of zij ook contacten met Oost-Europese oppositiebewegingen moesten aanknopen. Daarnaast zagen zij zich geconfronteerd met de keuze tussen het geven van prioriteit aan vrede en ontspanning of het risico te nemen met openlijke solidariteit met de vrijheidsstrijd van de oppositie de goede betrekkingen met de regeringen in Oost-Europa te ondermijnen. In deze studie gaat het om de vraag hoe linkse organisaties in Nederland en West-Duitsland met deze dilemma s omgingen en hoe zij de mogelijkheden voor het aangaan van een transnationale, onafhankelijke dialoog inschatten. De context wordt gevormd door de ontwikkeling van de oppositie in Polen tussen 1980 en 1989. Dit onderzoek focust op linkse organisaties, omdat zij zowel grote waarde hechtten aan ontwapening en ontspanning, als aan solidariteit en vrijheidsstrijd. De gekozen cases zijn het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) en de Grünen als deel van de vredesbeweging, de sociaaldemocratische partijen Partij van de Arbeid (PvdA) en Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) en de vakcentrales Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en de Deutsche Gewerkschaftsbund (DGB). In alle zes de organisaties leidde de verhouding tussen vrede, ontspanning, solidariteit en vrijheid en de dialoog met de oppositie tot hoofdbrekens. Voor het IKV vielen de uitzonderlijke ontwikkelingen in Polen samen met een massamobilisatie tegen kernwapens in eigen land. Om deze reden was het geneigd de stakingen en hervormingen in Polen als een tegenhanger van de eigen strijd in het Westen te zien. De staat van beleg bracht het IKV vervolgens tot het inzicht dat voor een natuurlijk bondgenootschap met de oppositie in Oost-Europa ook rechtstreeks contact nodig was. Door tegenwerking van de Oost-Europese regimes en gebrek aan interesse van de Oost-Europese oppositie, bleek het nog niet zo gemakkelijk dergelijke contacten aan te knopen. Daarnaast bestond in de eigen organisatie angst dat de nieuwe koers de vredesstrijd en de officiële contacten met Oost-Europa zou schaden. Pas in 1985, toen ook in Nederland het besluit tot plaatsing van nieuwe kernwapens gevallen was en in Oost-Europa meer interesse in de vredesbeweging ontstond, kon het IKV meer invulling aan dit nieuwe bondgenootschap geven. De leiding van het IKV achtte

werkelijke vrede en ontspanning niet te bereiken zonder de bevolking daarbij te betrekken, maar bleef ook de institutionele dialoog met de machthebbers in Oost-Europa daarvoor van belang achten. Voor het IKV stonden alle contacten met Oost-Europa, zowel van onderop als bovenaf, in dienst van het zoeken van een politieke oplossing voor de wapenwedloop en de deling van Europa. Solidariteit met de Oost-Europese oppositie was een belangrijk bijeffect daarvan, maar nooit het enige doel. In de Bondsrepubliek bracht de staat van beleg in Polen een tweedeling aan het licht in de toch al weinig homogene partij de Grünen. Aan de ene zijde stonden partijleden die zich alleen bezig wilden houden met de in het Krefelder Appell vastgelegde strijd voor eenzijdige ontwapening. Aan de andere zijde stonden activisten die het conflict bij de wortel wilden aanpakken, zoals vastgelegd in het European Nuclear Disarmament (END)-appel. In 1983 verschoof de balans in de partij van een overwicht van de END-activisten naar een dominantie van de voorstanders van Krefeld. Dit uitte zich in afnemende openlijke solidariteit met de oppositie en meer toenadering tot de machthebbers in Oost-Europa. In de omgang met Polen als slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog stelden veel grüne politici zich op als de facto bondgenoten van de regering in Warschau. Doordat de interesse van grote delen van de partij zich beperkte tot de DDR en de slachtofferrol van Polen in de oorlog, kon in de marge echter toch nauw contact ontstaan tussen END-activisten en de Oost-Europese oppositie. In de PvdA maakte in de jaren zeventig de Atlantische oude garde geleidelijk plaats voor een jongere generatie die zich meer met ontspanning bezig wilde houden. Dit leidde er toe dat de partij officieel vastlegde dat ontwapening op de korte termijn boven mensenrechten ging. Het idee hierachter was dat ontspanning op de lange termijn vanzelf tot liberalisering in Oost- Europa zou leiden, omdat staten die zich niet van buitenaf bedreigd voelden gemakkelijker intern de teugels zouden laten vieren. Solidarność zette deze veronderstelling op losse schroeven, wat leidde tot heftige discussies tussen solidaristen en detentisten in de PvdA. De nieuwe internationaal secretaris Maarten van Traa probeerde een middenweg tussen deze posities te vinden met zijn politiek van dynamische ontspanningspolitiek, waarin mensenrechtenactivisme en contact met de oppositie een belangrijke rol speelden naast de dialoog met de machthebbers. Met het succesvol ondersteunen van de oppositie in Tsjechoslowakije liet de PvdA zien dat ook een partij die groot belang hechtte aan vrede en ontspanning de oppositie kon steunen. Al met al bleven deze activiteiten echter toch een voetnoot bij de officiële dialoog over ontspanning met de machthebbers. Voor de SPD, die aan de basis stond van de Europese ontspanningspolitiek, woog het behoud van de vrede en ontspanning nog zwaarder dan in de PvdA. Na het ontstaan van Solidarność vreesden veel partijleden voor een herhaling van het neerslaan van de opstanden van 1956 in Boedapest en 1968 in Praag. Dit zou de goede contacten met de Oost-Europese machthebbers in gevaar brengen die de SPD noodzakelijk achtte voor het behoud van vrede en ontspanning in Europa. Om dit te voorkomen was de partij bereid heel ver te gaan. Zo toonde zij zich na het uitroepen van de staat van beleg in Polen uitzonderlijk verzoenend. De SPD wilde de beloftes van de Poolse leiders dat zij de hervormingen zouden voortzetten maar al te graag geloven, omdat zij geen andere manier zag om de situatie in Oost-Europa te veranderen dan geleidelijk van bovenaf. Openlijk protest was in haar optiek contraproductief. Alleen met diplomatie achter de schermen zouden de machthebbers overtuigd kunnen worden om te liberaliseren. Hiermee miskende de SPD de symbolische waarde van een openlijke politieke stellingname voor de Oost-Europese oppositie. Uit angst dat onafhankelijke contacten de officiële dialoog over de ontspanningspolitiek in gevaar zou kunnen brengen, ging de SPD contact met de oppositie uit de weg. Dit zorgde voor een langdurig wantrouwen van de Oost- Europese oppositie tegenover de SPD. Desondanks bleven veel SPD ers overtuigd dat zij met de ontspanningspolitiek indirect de beste hulp aan de oppositie hadden geleverd. Ook voor de FNV was de dialoog met de vertegenwoordigers van de regimes in Oost- Europa in de loop van de jaren zeventig zo vanzelfsprekend geworden, dat zij niet geneigd was dat na de oprichting van Solidarność op te geven. Tegelijkertijd beschouwde zij Solidarność niet als een potentieel gevaar voor de ontspanning. Haar angst was vooral dat onvoorzichtige Westerse reacties tot een Sovjet-invasie zouden kunnen leiden. Hoewel de FNV solidariteit met

de nieuwe zusterorganisatie voor de hand vond liggen, stelde zij zich daarom aanvankelijk terughoudend op en kwam contact met Solidarność pas laat op gang. Na 13 december 1981 protesteerde de FNV fel en weigerde zij betrekkingen aan te gaan met de nieuwe officiële Poolse vakcentrale. De dialoog van de FNV met andere regimegetrouwe Oost-Europese vakcentrales leed echter weinig onder de gebeurtenissen en in de organisatie ontstond maar weinig discussie over hoe solidariteit en ontspanning te combineren waren. In West-Duitsland zag de DGB, die jarenlang trouw het buitenlands beleid van de SPD had gesteund, net als de FNV niet de Poolse arbeiders, maar de Westerse reactie als grootste potentiële gevaar voor vrede en ontspanning. Vooral West-Duitsers zouden gemakkelijk het verwijt van revanchisme op zich kunnen laden. Desondanks legde de DGB sneller contact met Solidarność dan de FNV. De daaruit voortvloeiende hulpverlening verliep, in overleg met Solidarność, grotendeels in stilte om geen anti-duitse propagandacampagne uit te lokken. Hierdoor kon in de West-Duitse media het idee ontstaan dat de DGB zich uit angst voor schade aan de ontspanning verre hield van de strijd van de Poolse arbeiders. Dit beeld werd bevestigd door het feit dat de DGB na het uitroepen van de staat van beleg weinig zag in demonstraties en protest. Met zijn weigering om contacten met de nieuwe officiële Poolse vakcentrale aan te gaan, gaf de DGB echter toch blijk van gevoel voor symboliek. In de luwte van officiële regels en trouw aan de ontspanningspolitiek van de SPD bleek contact met de ondergrondse Poolse vakbondsleiding en hulpverlening wel degelijk mogelijk. De keuzes in de dilemma s en de dialoog met Oost-Europa werden bij alle zes de organisaties sterk beïnvloed door de mate waarin zij zich verantwoordelijk voelden voor het behoud van de ontspanning in de wereld. Als grote politieke partij in een frontstaat van het Oost-Westconflict zag de SPD het als haar taak om de wereld voor een kernoorlog te behoeden. Vanuit de overtuiging dat verandering van onderop de stabiliteit op het continent in gevaar zou kunnen brengen, hield zij zich verre van openlijke solidariteit met de oppositie. Ook de PvdA en de vakbeweging in beide landen voelden een maatschappelijke verantwoordelijkheid voor het behoud van de ontspanning. Anders dan de SPD waren zij echter minder bereid op de korte termijn de vrijheid van de Oost-Europeanen daarvoor op te geven. Met behoedzaam optreden probeerden zij Solidarność politiek en moreel te steunen zonder haar of de ontspanning te schaden. Een deel van het IKV en de Grünen verkoos wel solidariteit boven ontspanning. Als tegenbeweging kon de vredesbeweging zich gemakkelijker en met minder gevolgen aan de maatschappelijk breed gevoelde verantwoordelijkheid voor ontspanning onttrekken. Voor steeds meer vredesactivisten had de traditionele detente afgedaan. Vanuit een positie van equidistantie koesterden zij vergelijkbare argwaan tegenover de machthebbers in beide blokken, die zij steeds vaker als inwisselbaar beschouwden. Om deze reden waren zij weinig geneigd het oplossen van de problemen tussen Oost en West alleen aan toppolitici over te laten en stelden zij hun hoop in ontspanning tussen bewegingen van onderop. Alle organisaties onderhielden contact met de machthebbers in Oost-Europa, die in het grootste deel van de jaren tachtig onvermijdelijke gesprekspartners leken te zijn. De organisaties vertoonden grotere verschillen in de vraag op welke manier zij contact met de oppositie moesten aangaan. Dit had ook inhoudelijke gevolgen voor de dialoog. Organisaties die de oppositie onconventioneel en informeel tegemoet traden, werden in een vroeg stadium geconfronteerd met meningsverschillen, maar konden daardoor aan respect en wederzijds begrip werken. Meer formele organisaties die vooral contact met de oppositie aangingen in de marge van een officieel programma, hadden vaak niet de tijd en openheid om het wederzijdse wantrouwen en onbegrip uit te spreken en te overwinnen. Verschillen uitten zich ook in de solidariteit. Gevestigde en formeel opererende organisaties als SPD, DGB en FNV waren zo gericht op effectieve hulpverlening dat symbolisch handelen vaak het onderspit delfde. Dat gold minder voor ad hoc handelende organisaties als het IKV, de Grünen en verrassend genoeg ook de PvdA. Voor de oppositie was effectieve materiële hulp belangrijk, maar symbolische politieke erkenning uit het Westen was misschien wel net zo cruciaal.

Zowel in Nederland als in West-Duitsland speelden Poolse emigranten een rol in de discussies over de dilemma s en het tot stand komen van de transnationale dialoog. In Nederland bestond weinig eigen kennis over Polen, waardoor emigranten veelgevraagd werden in de media en organisaties. In de Bondsrepubliek was dit door de aanwezigheid van meer eigen expertise over Polen veel minder het geval. Terwijl Poolse emigranten in Nederland door hun nauwere betrokkenheid bij de besluitvorming begrip voor Westerse standpunten ontwikkelden en een brugfunctie gingen vervullen, bleven de genegeerde Poolse emigranten in de Bondsrepubliek steken in onbegrip. De mate waarin deze emigranten invloed wisten te verkrijgen op organisaties verschilde sterk per beweging. De vakbeweging was bereid te luisteren, maar alleen naar officiële vertegenwoordigers van Solidarność. De vredesbeweging en de PvdA legden hun oor te luister in de bredere Poolse gemeenschap, maar omdat de soms tegengestelde adviezen en kritiek niet de autoriteit van een directe boodschap van Solidarność hadden, voelden zij zich minder noodzaak deze ook ter harte te nemen. De SPD was ten slotte geneigd de Poolse emigrantengemeenschap, die niet het netwerk, de naam en de kennis van de sociaaldemocratische mores had om door de SPD gehoord te worden, geheel te negeren. Voor alle organisaties gold dat zij vooral bereid waren te luisteren naar dat wat hun eigen denkbeelden, wensen en twijfels bevestigde. Het bleek voor emigranten het meest effectief om hun Westerse gesprekspartners in direct contact te brengen met de oppositie in Polen. De misverstanden en muren van onbegrip waar zij daar tegen aanliepen, dwongen hen ertoe in Polen de lessen te leren die zij van emigranten in eigen land niet aan hadden willen nemen. Dit onderzoek past in een trend in de geschiedwetenschap waarin het Oost-Westconflict steeds meer op het niveau van civil society en transnationale verbindingen wordt beschreven. Het laat zien hoe diplomatieke concepten als ontspanning ook op het niveau van de transnationale betrekkingen tussen maatschappelijke organisaties doordrongen en een eigen betekenis kregen. De casus van de vredesbeweging, die in het meeste onderzoek over de Westerse reactie op Solidarność achterwege blijft, illustreert bovendien dat de Westerse reactie op de gebeurtenissen in Polen niet altijd ingebed was in nationale overwegingen, maar ook belangrijke transnationale componenten kon hebben. Het onderzoek laat daarnaast zien dat terughoudendheid uit angst voor schade aan de ontspanning een breed gedragen fenomeen was dat niet alleen in de Bondsrepubliek voorkwam, maar daar vanwege de terechte angst voor anti- Duitse propagandacampagnes wel beter te begrijpen was dan in andere landen. Door de betrokkenheid bij Polen hoofdzakelijk via humanitaire hulp te uiten, verwaarloosden West- Duitse organisaties de eveneens cruciale politiek-symbolische steun aan de Poolse oppositie. Ten slotte laat het proefschrift zien dat de Westerse houding tegenover Solidarność vaak veel minder te maken had met negatieve vooronderstellingen dan met wishful thinking over wat zij zou moeten zijn. Slechts de directe dialoog over het IJzeren Gordijn heen, kon beide onderuit halen. Daarbij gold in veel gevallen: hoe onconventioneler de dialoog, hoe succesvoller zij was in het doorbreken van misverstanden, mythes en onbegrip. Alle organisaties worstelden in eigen gelederen met de vraag of vrede of vrijheid prioriteit had. Alleen de organisaties die bereid waren de absolute priorisering van vrede te nuanceren, waren in staat tot een antwoord te komen dat aansloot bij dat van de Poolse oppositie. Vrijheid gold daarin niet als vervolg op vrede, maar als een noodzakelijke voorwaarde voor een vrede die die naam ook verdiende.