Evaluatie WerkDirect. Marcel van Toorn



Vergelijkbare documenten
Een loonkostensubsidie kan worden ingezet ten behoeve van de re-integratie van:

Evaluatierapport Groenproject gemeente Boxmeer

Afdeling Samenleving Richtlijn 3.2 WORK FIRST (SPORENMODEL)

Verhuizingen en uitstroom onder WWB-klanten in de deelgemeenten Charlois en Feijenoord. Fred Reelick

2. Het beleid ten aanzien van ontheffing van de arbeidsverplichting wijzigen en aan

Het belang van begeleiding

BELEIDSREGEL GEMEENTELIJKE TEGEMOETKOMING (KOA-kopje) IN DE KOSTEN KINDEROPVANG 2013 GEMEENTE MENTERWOLDE

Beleidsregels Wet Inburgering gemeente Stein

Onderstaande tabel toont enkele algemene kenmerken afkomstig van het CBS, die een beeld geven van de vergelijkbaarheid van de gemeenten.

2. Globale analyse 2015

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Wet stimulering arbeidsparticipatie

Evaluatie ExIT Feijenoord. Shantie Jagmohansingh

MKBA Amsterdamse aanpak statushouders November 2017

Uitvoeringsbesluit Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen- Duiveland 2015

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

BELEIDSREGELS WET INBURGERING

Gemeente Achtkarspelen. Verordening Langdurigheidstoeslag WWB. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden

Tegenprestatie naar Vermogen

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

Met begeleiding naar werk

M E M O. : de gemeenteraad. : het college van burgemeester en wethouders. Datum : oktober : analyse en maatregelen.

KOSTENEFFECTIVITEIT RE-INTEGRATIETRAJECTEN

Parttime ondernemen in de bijstand De stand van zaken

Beleidsregels Het verrichten van zelfstandige werkzaamheden op bescheiden schaal gemeente Olst-Wijhe

Toelichting. Artikelsgewijs

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Deurne 2018

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 oktober, nr. ;

Grote dynamiek in kleinschalig ondernemerschap

Verordening afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ BMWE 2016

besluit B en W Burgemeester en wethouders van L a n d g r a a f ; b e s l u i t e n :

Businesscase WAO. 1. Inleiding. 2. Pilot en uitvoerbaarheid

Vanuit de uitkering naar werk

Initiatiefvoorstel. Strengere aanpak bijstandsfraude

Klantprofilering. Objectieve meting voortgang en resultaten trajecten

Quick scan re-integratiebeleid. Een oriënterend onderzoek door de rekenkamercommissie

Voortgangsrapportage Sociale Zaken

Effectmeting re-integratie

Artikelsgewijze. toelichting. Reïntegratieverordening. werk en bijstand

BUS-H Samenloop werk en bijstand

BIJLAGE 2. Overzicht wijzigingen Afstemmingsverordening 2015 GR Ferm Werk (niet gewijzigde onderdelen zijn grijs gedrukt) Gedragingen Participatiewet

Evaluatie Pilot Sprintbemiddeling Gemeente Houten Alexander Calder UW Reïntegratie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De mens achter de cijfers

VRAGEN. 2. (pag. 11): Hoe hoog is het voorschot dat de gemeente binnen vier weken na aanvraag voor een bijstandsuitkering moet verstrekken?

Beleidsverslag 2013 Werk en inkomen

PROJECT AFSLUITING+ EVALUATIE PROJECT

RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE DALFSEN

Onderzoek Jongeren in de Wet werk en bijstand (WWB).

Maatregelverordening Wet werk en bijstand gemeente Gennep 2013

gemeente Eindhoven Raadsvoorstel Wijziging Subsidieverordening Gemeente Eindhoven 2002 inzake gesubsidieerde arbeid (flexvergoeding en opstapbaan)

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

INFORMATIEPAKKET. voor dienstverleners met betrekking tot de marktverkenning van de gemeente Leeuwarden binnen het Sociaal Domein

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

Kwartaal-in-beeld rapportage Q1 2019

besluit: vast te stellen de Maatregelenverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2015 gemeente Heerde.

Inhoudsopgave. Verordening Re-integratie WWB, IOAW en IOAZ 2011 Gemeente Lemsterland. Opdracht aan het college. Aanspraak op ondersteuning.

vast te stellen: de volgende Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012-A gemeente Heerde.

Monitor 2007 Veelplegers Twente

Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007

Eindrapport Sluitende aanpak 2006 (gemeentedomein) Uitstroom en begeleiding naar werk van bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Werk en Inkomen Nieuwegein 2018

Stuknummer: blo Managementinformatie. Afdeling Werk, Inkomen en Zorg (WIZ) Derde kwartaal 2007

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Grave,

MANAGEMENTSAMENVATTING GEMEENTE ISD DRECHTSTEDEN

EFFECTEN REÏNTEGRATIE VOOR DE BIJSTAND

Beleidsregels Uitstroompremies Wwb, Ioaw en Ioaz

Jaarrapportage WWB 2009 Gemeente Ten Boer

Rekenkamercommissie Wijk bij Duurstede Onderzoeksplanning 2013

MAATREGELENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND. Algemene toelichting

Jaar: 2007 Nummer: 57 Besluit: B&W 09 oktober 2007 Gemeenteblad WIJZIGING WWB W011 LOONKOSTENSUBSIDIE. Het college van burgemeester en wethouders,

HANDLEIDING VOOR HET OPSTELLEN VAN MEETBARE DOELSTELLINGEN

Uitstroom naar Werk. Centrum voor Beleidsstatistiek Dennis Lanjouw, Frank van der Linden, May Hua Oei, Mathilda Copinga

Afstemmingsverordening gemeente Arnhem 2015

Reïntegratieverordening. werk en bijstand

Evaluatie inzet Investiga in 2013 en 2014

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

Oplegmemo met nadere toelichting matrix arbeidsmarkt

Individuele rapportage bedrijfsvergelijkend onderzoek Cedris 2013

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZ ASTEN 2015

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeente Tholen

Gemeente Achtkarspelen Gemeente Kollumerland c.a.

Bijlage bij visiedocument. Overzicht re-integratieactiviteiten en projecten. Gemeente Barneveld

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Oss,

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Alphen aan den Rijn Postbus AA Alphen aan den Rijn

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Feitenkaart Verhuizingen naar inkomen in Rotterdam op gebiedsniveau in 2010 en 2011

Heronderzoeksplan Participatiewet WerkSaam Westfriesland

Meerdere keren zonder werk

B&W 21 december 2010 Gemeenteblad GEWIJZIGDE INVULLING VAN RICHTLIJN NR B044 OVERZICHT HOOGTE VERLAGINGEN

1. Het college stelt jaarlijks een beleidsplan re-integratie voor. 2. De gemeenteraad van Wormerland vraagt het college om

c. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Werkend leren in de jeugdhulpverlening

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en Bbz gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 maart 2013;

Impactanalyse Raadsman bij politieverhoor

Nulmeting 60%-doelstelling Uitstroom naar ar werk (voorlopige cijfers)06

Participatiewet. Figuur 2: Personen met bijstandsuitkering: verdeling naar leeftijd januari 2015 december % 80% 49% 54% 60% 40% 42% 37% 20%

GEWIJZIGDE INVULLING VAN RICHTLIJN NR B030 BELEIDSREGELS ONTHEFFING ARBEIDSPLICHT

Transcriptie:

Evaluatie WerkDirect Marcel van Toorn

Evaluatie WerkDirect Marcel van Toorn December 2007

2007 dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid [SoZaWe], Sociaal-wetenschappelijke Afdeling, Rotterdam Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de uitgever

Inhoudsopgave Dankwoord 5 1 Achtergronden bij het onderzoek 7 Inleiding 7 Onderzoeksvragen 9 Onderzoeksmethoden 10 Opbouw van de rapportage 11 2. Projectresultaten eerste fase 13 Inleiding 13 Algemene projectresultaten 15 Projectresultaten per district 20 3. Projectresultaten tweede fase 25 Inleiding 25 Algemene projectresultaten 25 Projectresultaten per district 30 Resultaten 1 september 2006 1 augustus 2007 34 Klantstromen naar achtergrondkenmerken 38 Inleiding 38 Het risicoprofiel 38 Uitstroom en netto herinstroom naar persoonskenmerken 42 Uitstroom en netto herinstroom naar uitkerings-kenmerken 48 Resultaten uitstroomconsulenten 50 4 Enquête onder klanten waarvan de uitkering is beëindigd door SoZaWe of de klant zelf 53 Inleiding 53 Onderzoekspopulatie en responsgroep 55 Ervaringen met het intakegesprek 57 Reden beëindiging uitkering 58 Beleving beëindiging uitkering 61 Herinstroom 63 Werkenden 63 Niet-werkenden 67 Uitwerking enkele interviews 72 Samenvatting 76

5 Enquête onder deelnemers WerkDirect 81 Inleiding 81 Het aanbod om bij de Roteb te gaan werken 83 Het werk bij de Roteb 86 Ervaringen met de uitstroomconsulenten 89 Situatie na beëindiging dienstverband bij de Roteb 92 Herinstroom in de bijstand 95 Huidige situatie en offerbereidheid bij het verwerven van een baan 95 Samenvatting 100 6 Medewerkersperspectief 103 Inleiding 103 Werkwijze en sturing van het project 103 De rol van de Roteb 105 Klantbeeld, klantbenadering en competenties 106 Sterke en zwakke punten 108 Toekomstvisie 110 7 Kosten/baten-analyse 111 Inleiding 111 Gerealiseerde besparingen 111 Gemaakte kosten 113 Financieel resultaat 114 8 Conclusies en aanbevelingen 117 Inleiding 117 Algemene conclusies 117 Conclusies enquête onder klanten waarvan de uitkering is beëindigd door SoZaWe of de klant zelf 118 Resultaten schriftelijke enquête onder deelnemers WerkDirect 120 Conclusies bestandsanalyse 122 Conclusies medewerkersperspectief 124

Dankwoord Aan de totstandkoming van dit onderzoeksverslag hebben diverse mensen een onmisbare bijdrage geleverd. Ten eerste gaat een woord van dank uit naar Hugo van Joost en Bas Both van de afdeling Planning en Control voor de levering van talloze bestanden. Op de tweede plaats wordt Rob Lukas van de afdeling Werk en Scholing bedankt voor het verzamelen van de financiële gegevens ten behoeve van de kosten/baten-analyse. Ten derde bedank ik de projectmedewerkers en uitstroomconsulenten van WerkDirect en de medewerkers van de Roteb die hun kostbare tijd ter beschikking stelden en mij geduldig te woord hebben gestaan. Ten vierde gaat dank uit naar de (ex-)klanten van SoZaWe die medewerking hebben verleend aan de enquêtes en interviews. Tot slot bedank ik Hans Roozeboom (kwaliteitsmedewerker WerkDirect) voor de beantwoording van de vele vragen. Ten behoeve van het onderzoek is een begeleidingscommissie samengesteld. Hierin hadden zitting Nico van de Vrie (directeur uitvoering WWB), Rene Cannoo (projectleider WerkDirect), Jeanette Peeters (operationeel projectleider WerkDirect), Johan Vermeer (Directeur bedrijven en werkgelegenheid Roteb) en Aat Brand (hoofd Sociaal-wetenschappelijke afdeling). Zij worden bedankt voor hun adviezen en kritische kanttekeningen. Voorts hebben diverse directe collega s aan het onderzoek meegewerkt. Dit zijn Hans Berger (datamanipulatie en databewerking), Rob Weggeman (afnemen en uitwerken van interviews en kwaliteitscontrole van de eindversie) en Audrey Kinski (logistieke ondersteuning bij de uitvoering van de enquêtes en lay-out van de rapportage). Ook zij worden bedankt voor hun bijdrage. Marcel van Toorn December 2007 5

1 Achtergronden bij het onderzoek Inleiding Sinds de invoering van de WWB op 1 januari 2004, voert SoZaWe Rotterdam een stringent volumebeleid teneinde het aantal bijstandsgerechtigden terug te dringen. Dit is vooral ingegeven doordat gemeenten sinds die datum de financiële verantwoordelijkheid dragen voor het bijstandsbudget. Budgetoverschrijdingen drukken direct op de gemeentelijke begroting, daar waar dit risico in het verleden werd afgedekt door het Rijk. Eén van de instrumenten om vermindering van het bijstandsvolume te bewerkstellingen is het project WerkDirect, in het vervolg van deze rapportage kortweg WD genoemd. 1 Het project kent een looptijd van drie jaar, namelijk van 1 mei 2005 tot 1 mei 2008. WD is, zoals de naam al aangeeft, gericht op directe uitstroom uit de bijstand. Het project richt zich op verschillende klantgroepen. Een eerste groep bestaat uit klanten bij wie fraude wordt vermoed. Dit geldt bijvoorbeeld voor klanten die bekend zijn met ambulante beroepen zoals kapster, hulp in de huishouding, schoonmaakster, glazenwasser en schoorsteenveger. Ook klanten die veelvuldig hun rechtmatigheidsformulier (RMF) aan de balie inleveren of klanten waarvan de post retour komt, vallen onder het risicoprofiel van WD, omdat hier het vermoeden bestaat dat men niet woonachtig is op het adres dat bij SoZaWe bekend is. Daarnaast gaat het om klanten bij wie fraude is vastgesteld, klanten die onvoldoende medewerking verlenen aan een terugkeer naar de arbeidsmarkt via een re-integratietraject en om klanten die agressief gedrag hebben vertoond en daarom een pandverbod opgelegd hebben gekregen. Contra-indicaties voor WD-deelname zijn: klanten ouder dan 57,5 jaar zonder arbeidsmarktperspectief 2, klanten van de afdelingen Stedelijke Zorg (speciale doelgroepen zoals dak- en thuislozen en klanten met verslavingsproblematiek), klanten van het Jongerendistrict (tot 23 jaar) en klanten zonder arbeidsverplichting op basis van arbeidsmedische of sociaal-maatschappelijke gronden. Voor wat betreft jongeren tot 23 jaar wordt opgemerkt dat hiervoor de zogenaamde Work First-benadering wordt gehanteerd. Deze is op hoofdlijnen vergelijkbaar met de grondgedachte achter het WD-project, namelijk snelle uitstroom door het aanbieden van tijdelijk werk. Tot slot behoren klanten die al in een re-integratietraject zitten en zich aan de afspraken met het re-integratiebedrijf houden ook niet tot de doelgroep van het project. Er zou immers sprake zijn van kapitaalvernietiging als deze trajecten tussentijds zouden worden gestopt ten behoeve van WD. 1 2 Een grove resultaatmeting over de periode 1 mei 2005 31 december 2006 door de afdeling Planning & Control wijst uit dat er in die periode circa 1.100 klanten uit de WWB zijn gestroomd in het kader van WD. Hierbij wordt wel opgemerkt dat in deze telling geen rekening is gehouden met klanten die na verloop van tijd weer instromen. Voor klanten van 57,5 jaar en ouder geldt overigens wel dat zij door de klantmanager kunnen worden aangemeld voor het project indien er vermoedens zijn dat de klant zich niet aan de regels houdt. 7

Om het project efficiënt te kunnen uitvoeren, is een samenwerkingsverband tot stand gebracht tussen SoZaWe en de Roteb. Het project wordt uitgevoerd door medewerkers van de afdeling Werk en Scholing (W&S) en bestaat uit het aanbieden van werk met een loonkostensubsidie bij de Roteb gedurende drie maanden. 3 Sinds augustus 2006 bieden zogenoemde uitstroomconsulenten de deelnemers ondersteuning bij het vinden van regulier werk na afloop van het arbeidscontract bij de Roteb. De projectleiding van WD en de SoZaWe-directie hebben de Sociaal-wetenschappelijke afdeling (SWA) gevraagd het project te evalueren met het oog op de te nemen beslissing eind 2007 om de WD-methode al dan niet te continueren. Hoewel het project al in 2005 is gestart, heeft het onderzoek betrekking op de periode 1 september 2006 1 augustus 2007. Voor deze periode is gekozen, omdat op deze wijze de meest recente resultaten in kaart worden gebracht. Bovendien beschouwt WD haar methode vanaf september 2006 als volledig uitgekristalliseerd. De gekozen onderzoeksperiode betekent echter niet dat de eerste periode van WD helemaal buiten beeld zal blijven. In het volgende hoofdstuk zal in kort bestek aandacht worden besteed aan eerdere, door WD zelf, uitgevoerde evaluaties. Kenmerkend voor WD is dat het project zich door de SoZaWe-organisatie verplaatst. Dat wil zeggen dat WD-medewerkers zich van het ene naar het andere SoZaWe-district begeven om de reguliere klantmanagers ondersteuning te bieden bij de selectie van klanten voor werkzaamheden bij de Roteb. Zo is het project op 1 mei 2005 begonnen op district Delfshaven en vervolgens is het project verplaatst naar Oude Maas (oktober 2005), Kralingen/Crooswijk (april 2006), Hoogvliet (juni 2006), Charlois (augustus 2006) en Feijenoord (november 2006). In 2007 volgen Noordrand (februari), Noord (mei), Centrum (september) en opnieuw Delfshaven (november). Daarnaast is er begin 2006 een zogenoemde veegactie WD uitgevoerd, waarbij op alle districten ongeveer 20 klanten konden worden geselecteerd voor het project. Tot slot zijn er ook nog kleinschalige doelgroepprojecten uitgevoerd, gericht op bolletjesslikkers en woonwagenbewoners. Zoals gezegd, start de onderzoeksperiode op 1 september 2006 en eindigt deze op 1 augustus 2007. Hierdoor richt het onderzoek zich op de deelprojecten in Charlois, Feijenoord, Noordrand en Noord. Hierbij wordt opgemerkt dat de resultaten voor Noord slechts beperkt zichtbaar gemaakt kunnen worden, omdat de start van WD daar op 1 mei 2007 plaatsvindt en de onderzoeksperiode op 1 augustus wordt afgesloten. Afsluitend wordt benadrukt dat de banen bij de Roteb van tijdelijke aard zijn en niet zijn bedoeld als re-integratietraject. Samengevat kunnen de doelstellingen van het baanaanbod bij de Roteb als volgt worden omschreven: het baanaanbod bestaat uit eenvoudige, routinematige werkzaamheden voor 32 uur per week; het baanaanbod is tijdelijk en omvat drie maanden, waarna het arbeidscontract wordt beëindigd; 3 Het arbeidscontract bij de Roteb is bij de start van het project bepaald op zes maanden. Vanaf maart 2006 is dit echter teruggebracht tot drie maanden. 8

het baanaanbod is onaangenaam en bedoeld als lik-op-stuk-benadering voor klanten die frauderen, hun arbeidsre-integratie tegenwerken, onacceptabel gedrag vertonen ten opzichte van SoZaWe-medewerkers of weigeren een bestaande deeltijdbaan dusdanig uit te breiden dat een WWB-uitkering overbodig wordt; verondersteld wordt dat het baanaanbod een afschrikwekkende werking heeft en dat klanten hierdoor weer zelf verantwoordelijkheid nemen en (ander) werk gaan zoeken; verondersteld wordt dat het baanaanbod een disciplinerende werking heeft, waardoor de klant weer arbeidsritme en werkervaring kan opdoen; de verantwoordelijkheid voor de re-integratie van klanten die bij de Roteb hebben gewerkt, ligt bij SoZaWe en niet bij de Roteb. Enerzijds zet SoZaWe hier sinds augustus 2006 uitstroomconsulenten in, anderzijds gaat het om reguliere re-integratieactiviteiten. Onderzoeksvragen Het onderzoek kent een brede invalshoek, waardoor de onderzoeksvragen zich uitstrekken over een breed terrein. Op de eerste plaats wordt een onderscheid gemaakt tussen onderzoeksvragen die betrekking hebben op resultaten en vragen die zich toespitsen op uitvoeringskenmerken. Indien we ons eerst beperken tot de resultaten dan zijn de volgende onderzoeksvragen relevant: 1 Hoeveel klanten hebben tijdens de onderzoeksperiode een aanbod voor deelname aan WD gekregen? 2 Wat zijn de kenmerken van deze klanten in termen van: persoonskenmerken zoals geslacht, leeftijd, etniciteit, opleiding, gezinssamenstelling; uitkeringsverleden zoals duur, fraudehistorie, BRO s, maatregelen; re-integratieverleden zoals eerdere trajecten en resultaten, vrijstellingen; gedragskenmerken zoals agressie en pandverboden; arbeidsmotivatie. 3 Welke resultaten zijn bereikt met WD? hoeveel personen zijn uit de uitkering gestroomd?; hoeveel personen hebben regulier werk gevonden?; in welke mate slagen uitstromers er in om een zelfstandig inkomen te verwerven?; hoe snel stromen klanten uit vanaf het moment dat ze worden uitgenodigd voor WD?; hoe duurzaam is de uitstroom? 4 Hoe beoordelen klanten de geboden dienstverlening en klantbenadering in relatie tot het resultaat? de eigen inzet bij het vinden van werk; de benaderingswijze door WD-medewerkers; de geboden werkplek bij de Roteb; beoordeling inspanningen uitstroomconsulenten. 9

Voor wat betreft uitvoeringskenmerken zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 1 Wat zijn de kenmerken van uitvoerende medewerkers en leidinggevenden van WD in termen van: klantbeelden (welke kenmerken heeft een niet-willende, eventueel saboterende klant); opvattingen over uitgangspunten WD ten opzichte van andere activeringsbenaderingen (een disciplinerende, controlerende en hinderende klantbenadering versus een stimulerende klantbenadering); competenties in relatie tot de beoogde klantbenadering (hoe wordt er met een klant omgegaan, hoe wordt de boodschap gebracht, hoe wordt omgegaan met agressie, etc.). 2 Hoe worden inhoudelijke uitgangspunten vertaald in de praktijk? hoe en welke klanten worden geselecteerd?; hoe wordt de overdracht naar de Roteb vormgegeven?; hoe ziet de begeleiding van de uitstroomconsulenten er uit?; hoe wordt het lik-op-stuk-beleid vormgegegven? 3 Op welke wijze is het werkaanbod in samenwerking met de Roteb georganiseerd? wat zijn de motieven voor de Roteb om deel te nemen aan WerkDirect (gelet op de moeilijke doelgroep)?; hoe komt de juiste klant op de juiste plaats bij de Roteb terecht?; hoe worden de WD-klanten ingepast bij de Roteb?; hoe wordt omgegaan met niet-willers?; welke knelpunten worden eventueel ervaren? 4 Op welke wijze is het project gestuurd? op naleving van werkafspraken en uitgangspunten; ontwikkeling van competenties en klantbeelden van medewerkers; afstemming met en overdracht naar de districtsmedewerkers. De zojuist geformuleerde vragen zullen door middel van verschillende onderzoeksmethoden worden beantwoord. In de volgende paragraaf worden deze uiteengezet. Onderzoeksmethoden Om de opgeworpen vragen te kunnen beantwoorden, zijn verschillende onderzoeksmethoden ingezet: secundaire analyse, ofwel analyse van beschikbare documenten, met name gericht op de periode vanaf de start van WD op 1 mei 2005 tot aan de start van de onderzoeksperiode op 10

1 september 2006. Dit om de ontwikkelingen en resultaten gedurende de eerste fase van het project op hoofdlijnen te kunnen schetsen; bestandsanalyse gericht op omvang van de uitstroom uit de bijstand door WD, de duurzaamheid van deze uitstroom en een deel van de klantkenmerken; schriftelijke en deels mondelinge enquête onder WD-deelnemers om een deel van de klantkenmerken, de klantbeleving en het (voorlopige) resultaat in kaart te brengen; individuele interviews met WD-deelnemers gericht op de wijze waarop men is benaderd voor WD, de mate waarin men er in is geslaagd om een zelfstandig inkomen te verwerven, de ervaren ondersteuning van uitstroomconsulenten, de opgedane ervaringen bij de Roteb en de eigen inzet bij het vinden van regulier werk; groepsinterviews met projectmedewerkers, uitstroomconsulenten en teamschefs WD over de invulling van de uitvoering en klantbenadering. Daarnaast een groepsinterview met medewerkers/leidinggevenden van de Roteb om het werkgeversperspectief van WD en de organisatie van de banen in kaart te brengen. Opbouw van de rapportage In het vervolg van deze rapportage wordt in hoofdstuk 2 aandacht besteed aan de projectresultaten die gedurende de eerste fase zijn behaald. Deze fase loopt vanaf de start van WD op 1 mei 2005 tot 1 september 2006. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de projectresultaten vanaf 1 september 2006 tot 1 augustus 2007. In hoofdstuk 4 worden de uitkomsten gepresenteerd van een telefonische enquête die is uitgezet onder klanten waarvan de uitkering in het kader van WD is beëindigd door SoZaWe of de klant zelf. In hoofdstuk 5 wordt verslag gedaan van een schriftelijke enquête onder klanten die bij de Roteb hebben gewerkt of dat ten tijde van het onderzoek nog steeds deden. In hoofdstuk 6 wordt verslag gedaan van een aantal interviews dat is afgenomen met projectmedewerkers van WD en een medewerker van de Roteb. Vervolgens komt in hoofdstuk 7 een kosten/baten-analyse aan bod. Hiermee wordt in kaart gebracht wat het project in financiële zin heeft gekost en opgeleverd. In het afsluitende hoofdstuk 8 worden de conclusies getrokken en de bijbehorende aanbevelingen geformuleerd. 11

2 Projectresultaten eerste fase (1 mei 2005 1 september 2006) Inleiding In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de eerste fase van het project, die loopt van 1 mei 2005 tot 1 september 2006. Gedurende deze periode is WD uitgevoerd op een drietal districten, te weten Delfshaven, Oude Maas en Kralingen/Crooswijk. Voordat we ingaan op de behaalde resultaten zetten we in deze paragraaf de algemene doelstellingen, de doelgroep en de werkwijze van het project uiteen. Hiervoor maken we gebruik van het werkplan WD dat begin 2005 is opgesteld. In het werkplan wordt aangegeven dat de aanleiding voor het project vooral is gevonden in onderzoek van de Inspectie Werk en Inkomen. 4 Hieruit is gebleken dat circa 15 procent van de mensen met een bijstandsuitkering zwarte fraude pleegt. Onder zwarte fraude wordt verstaan het verzwijgen van inkomsten waarover geen belastingen en premies zijn afgedragen, woon- en partnerfraude (het niet opgeven van een samenlevingsvorm die gevolgen heeft voor de bijstandsuitkering) en vermogensfraude (het niet opgeven van vermogen boven de in de WWB vastgelegde grens). Naar aanleiding van het zojuist genoemde onderzoek is een risicoprofiel opgesteld, waarmee in eerste instantie de potentiële doelgroep van het project is bepaald. Het risicoprofiel kent een drietal hoofdcategorieën. Ten eerste gaat het om fraudevermoedens. Zoals in het inleidende hoofdstuk is aangegeven, gaat het dan bijvoorbeeld om klanten die bekend zijn met ambulante beroepen (dit kan duiden op zwarte fraude) of klanten waarvan post retour komt (dit kan duiden op woonfraude). De tweede hoofdcategorie bestaat uit gedragskenmerken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om klanten die hun re-integratietraject traineren door zich niet aan de afspraken te houden of door ongemotiveerd gedrag aan de dag te leggen. Daarnaast gaat het om klanten die agressief gedrag hebben vertoond en een pandverbod opgelegd hebben gekregen. De derde hoofdcategorie van het risicoprofiel omvat vastgestelde fraude. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om terugvorderingen, omdat een klant in het verleden heeft gewerkt en dit niet heeft opgegeven, of om opgelegde maatregelen in verband met belemmering van de arbeidsinschakeling. Naast selectie door middel van het risicoprofiel is het ook mogelijk dat klantmanagers op basis van hun kennis van hun caseload klanten toevoegen aan de selectie. In het werkplan WD staat ook de doelstelling van het project beschreven. Deze luidt als volgt: klanten, zoals benoemd in het risicoprofiel een arbeidscontract aanbieden, waardoor uitstroom uit de WWB wordt gerealiseerd. Hierbij luidt het credo van het project snelheid en zorgvuldigheid. 4 Inspectie Werk en Inkomen, Zwarte en grensoverschrijdende fraude met bijstand, november 2004, p. 9. 13

Daarnaast wordt aangegeven dat het ook mogelijk is dat klanten zichzelf aanmelden voor het project. Na aanmelding geldt voor hen dezelfde werkwijze als voor de klanten die zijn geselecteerd door middel van het risicoprofiel. Het project is gestart als een pilot op één district. Op basis van de evaluatie van de pilot, die stond gepland voor juli 2005, zou dan worden besloten of en onder welke voorwaarden het project levensvatbaar zou zijn en uitgerold zou kunnen worden over de andere acht districten. Hierbij is het voornemen uitgesproken dat het hele project ongeveer twee jaar in beslag zou nemen (18 districten x 2 maanden plus de afhandelingstermijn), waardoor het project zou eindigen in mei 2007. Ook de werkwijze van het project staat in het werkplan WD omschreven. Samengevat komt het er op neer dat projectmedewerkers op basis van het lijstwerk, bestaande uit klanten die door de afdeling P&C op basis van het risicoprofiel zijn geselecteerd, klanten definitief selecteren voor deelname aan het project. Hierbij is er nadrukkelijk voor gekozen om het risicoprofiel niet uit te breiden met relevante bestandsgegevens. Zo is het bijvoorbeeld bestandsmatig bekend welke klanten in een re-integratietraject zitten en welke klanten een vrijstelling van de arbeidsplicht hebben in verband met medische belemmeringen. De keuze om het risicoprofiel niet in te perken met dergelijke gegevens, is vooral bedoeld als extra controle op bestandsgegevens. Gebleken is namelijk dat deze gegevens niet altijd even betrouwbaar zijn. Hierdoor zou het kunnen voorkomen dat bepaalde klanten buiten het risicoprofiel vallen, maar toch tot de doelgroep van het project behoren. Bijvoorbeeld omdat zij volgens de bestandsgegevens in een re-integratietraject zitten terwijl dat in werkelijkheid niet het geval is. Consequentie van dit ruime risicoprofiel is dat voor vrij veel klanten handmatig gecontroleerd moet worden of zij tot de doelgroep behoren. Dit betekent ook dat relatief veel klanten afvallen tijdens de tweede selectieronde. Indien eenmaal is vastgesteld dat de klant tot de doelgroep van het project behoort, wordt de klant opgeroepen voor een gesprek in het kader van de afronding van een doelmatigheidsonderzoek. Als uit dit gesprek blijkt dat de klant geschikt is om aan het werk te gaan, wordt de klant uitgenodigd om de volgende dag op een centrale locatie te verschijnen om een arbeidscontract te ondertekenen en wordt een op zijn of haar situatie toegesneden werkaanbod gedaan. Voorts wordt de uitkering met onmiddellijke ingang gestopt. Voor de pilot was de duur van het arbeidscontract bepaald op een half jaar. Natuurlijk is het ook mogelijk dat de klant het aanbod weigert. In dat geval wordt de uitkering voor één maand gestopt en volgt er binnen die maand een tweede aanbod om bij de Roteb te gaan werken. Als de klant wederom weigert, volgt stopzetting van de uitkering voor twee maanden. Deze maatregel kan nog eens met twee keer twee maanden worden verlengd. Na zes maanden opschorting van de uitkering, voert de projectmedewerker een bijzonder rechtmatigheidsonderzoek (BRO) uit om na te gaan op welke wijze de klant voorziet in zijn levensonderhoud. Afhankelijk van de uitkomst kan de uitkering dan definitief worden beëindigd. Ook is het mogelijk dat de klant niet reageert op de oproep voor het gesprek. Indien dit het geval is, wordt de uitkering beëindigd. Tot slot is het ook mogelijk dat de klant zelf de uitkering opzegt. Dit kan zowel naar aanleiding van de oproep voor het doelmatigheidsonderzoek als na afloop van dit gesprek. 14

Algemene projectresultaten Omdat de onderzoeksperiode loopt van 1 september 2006 tot 1 augustus 2007 zou een deel van de projectresultaten buiten beeld blijven, gezien de start van het project op 1 mei 2005. Om dit te ondervangen, worden in deze paragraaf de projectresultaten in kaart gebracht voor de drie districten waar WD is uitgevoerd vóór september 2006. De projectresultaten worden hier uiteengelegd in al dan niet tijdelijke uitstroom uit de WWB, de periode die men vervolgens uit de bijstand blijft en in besparingen op de uitkeringsverstrekking ten gevolge van opgelegde maatregelen omdat de klant het baanaanbod bij de Roteb heeft geweigerd. Zoals aangegeven, bestaat de eerste selectie voor WD uit het toepassen van het risicoprofiel op het klantenbestand van het district. Dit levert de eerste selectie op. Daarna wordt er door de projectmedewerkers handmatig bekeken welke klanten daadwerkelijk tot de WD-doelgroep behoren. Dit is de tweede selectie. Vervolgens worden klanten opgeroepen voor een doelmatigheidsgesprek, ook wel het intakegesprek WD, en kan alsnog worden besloten dat de klant niet tot de doelgroep behoort. Dit is het derde selectiemoment. Vervolgens kunnen klantmanagers gaandeweg het project op basis van kennis van hun caseload klanten toevoegen aan deze selectie. In onderstaande tabel is weergegeven wat het resultaat is van de verschillende selectieronden. Tabel 2.1 Resultaten Delfshaven, Oude Maas en Kralingen/Crooswijk Na tweede selectie geen doelgroep: Reeds in re-integratietraject Medische beperkingen Uitkering vóór onderzoek beëindigd 57,5 jaar of ouder met ontbrekend arbeidsmarktpersp. (Delfshaven/Oude Maas) WD uitsluiting 1 e termijn (alleen Delfshaven) WD uitsluiting 2 e termijn (na gesprek met klant) Volgende fase Klant voor toetsing verhuisd Intrekking Overig geen doelgroep (o.a. meervoudige problematiek) Subtotaal Aantal 849 498 160 94 15 260 3 9 4 175 2.067 Percentage 31% 18% 6% 3% 1% 10% 0% 0% 0% 6% 76% Tijdelijke uitstroom Werkaanvaarding bij de Roteb 381 14% Uitstroom Uitkering beëindigd door SoZaWe Uitkering beëindigd door de klant zelf Subtotaal 197 87 284 7% 3% 10% Totaal afgehandeld 2.732 100% Bij de tabel wordt allereerst opgemerkt dat de gegevens zijn gebaseerd op een afhandelingsdatum die maximaal negen maanden na de start van het project ligt. Voor Delfshaven betekent dit bijvoor- 15

beeld dat de resultaten zijn bekeken vanaf de start van het project op 1 mei 2005 tot en met 31 januari 2006. Deze termijn is min of meer arbitrair vastgesteld met het oog op de vergelijkbaarheid van de resultaten per district, waarover in de volgende paragraaf meer. Op de tweede plaats wordt opgemerkt dat er bij de drie districten in eerste instantie 2.769 klanten zijn geselecteerd. Hiervan zijn er 2.732 binnen negen maanden afgehandeld. Dit betekent dat 37 klanten niet binnen deze termijn zijn afgehandeld. Deze klanten weigerden bijvoorbeeld het baanaanbod en krijgen vervolgens een maatregel opgelegd. Ten derde wordt opgemerkt dat na de evaluatie van het project op Oude Maas is besloten om klanten van 57,5 jaar en ouder uit te sluiten van het risicoprofiel, omdat is gebleken dat zij toch niet tot de doelgroep van het project behoren. Zoals eerder opgemerkt, blijft het echter wel mogelijk dat ouderen door hun klantmanager voor het project worden aangemeld indien er vermoedens bestaan dat betrokkene fraudeert of zich anderszins niet aan de regels houdt. Uit bovenstaande tabel blijkt dat driekwart van de geselecteerde klanten uiteindelijk niet tot de doelgroep van WD behoort. De belangrijkste reden hiervoor is dat de klant in een re-integratietraject zit en zich ook goed aan de afspraken houdt. Om deze reden behoort 31 procent van de afgehandelde klanten niet tot de WD-doelgroep. Daarnaast zien we dat 18 procent afvalt, omdat er medische beperkingen zijn die werkaanvaarding bij de Roteb onmogelijk maken. Indien we beide categorieën samen nemen, is hiermee bijna de helft van de uitvallers benoemd. Een derde vrij omvangrijke categorie afvallers, namelijk 10 procent, bestaat uit klanten bij wie tijdens het doelmatigheidsgesprek om allerlei redenen is vastgesteld dat zij ongeschikt zijn als deelnemer aan het project. De tabel laat tevens zien dat 24 procent van de afgehandelde klanten geschikt wordt bevonden voor werkaanvaarding bij de Roteb. Uiteindelijk stemt 14 procent van de klanten er mee in om aan de slag te gaan bij de Roteb. Hierbij wordt nogmaals opgemerkt dat het hier niet gaat om reintegratietrajecten, maar om tijdelijke uitstroom uit de WWB. Nog eens drie procent van de klanten weigert om bij de Roteb te gaan werken en zegt zijn of haar uitkering op. Tot slot blijkt dat bij 7 procent de uitkering door SoZaWe wordt beëindigd, omdat de klant niet reageert op een oproep voor het doelmatigheidsgesprek, of omdat de klant na dit gesprek niet meer reageert. Kortom, WD heeft op de drie districten geleid tot de uitstroom van 665 klanten, overeenkomend met 24 procent van de afgehandelde klanten. Naar aanleiding van het voorafgaande kunnen we ons afvragen welk deel van de uitstroom voortkomt uit het risicoprofiel en welk deel is geselecteerd door de klantmanagers. Hieruit blijkt dat van de 2.549 klanten die zijn geselecteerd door middel van het risicoprofiel er 557 zijn uitgestroomd. Dit komt overeen met 22 procent. Van de 183 klanten die zijn geselecteerd door hun klantmanager blijken er 108, ofwel 59 procent, te zijn uitgestroomd. We stellen dus vast dat de selectie van klantmanagers veel effectiever is dan het risicoprofiel. Exacter geformuleerd: de selectie van klantmanagers leidt 2,7 maal zo vaak tot uitstroom dan de selectie door middel van het risicoprofiel. Verrassend is dit echter niet. Klantmanagers selecteren immers op basis van kennis van hun caseload, terwijl het risicoprofiel is gebaseerd op een grofmazige bestandsmatige selectie. 16

Een belangrijke vraag is nu hoeveel klanten er na verloop van tijd weer zijn ingestroomd. Om dit te bepalen is de afhandelingsdatum van het WD-werkproces gekoppeld aan de uitstroomdatum. Voor de drie districten samen leidt dit tot het volgende, waarbij wordt aangetekend dat de totale uitstroom in onderstaande tabel met 681 personen iets hoger ligt dan in de hierboven gepresenteerde tabel, waar deze uitkwam op 665 personen. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat in bovenstaande tabel is geselecteerd op een afhandelingsdatum die maximaal negen maanden na de start van het project lag. In onderstaande tabel is dat niet gedaan, waardoor de uitstroom toeneemt met 16 personen. Tabel 2.2 Bruto herinstroom 1 mei 2005 1 augustus 2007 Herinstroomtermijn Aantal Percentage Korter dan 1 maand 54 8% 1-2 maanden 30 4% 2-3 maanden 81 12% 3-4 maanden 22 3% 4-5 maanden 7 1% 5-6 maanden 23 3% 6-12 maanden 49 7% Langer dan 12 maanden 87 13% Herinstroom totaal 353 52% Geen herinstroom 328 48% Uitstroom totaal 681 100% Uit de tabel blijkt dat van de 681 uitgestroomde personen er 353, ofwel 52 procent, op enig moment weer waren terug te vinden in het WWB-klantenbestand. Het percentage dat nu is berekend, noemen we de bruto herinstroom. Dit is echter slechts één van de manieren waarop tegen herinstroom kan worden aangekeken. We kunnen ons ook afvragen hoeveel uitstromers er op een bepaald moment weer een WWB-uitkering hebben. Als we op deze wijze de herinstroom berekenen, komt deze uiteraard lager uit, omdat een deel van de herinstromers immers ook weer uitstroomt. Indien we deze methode toepassen en een onderscheid maken tussen de verschillende wijzen waarop de klant kan uitstromen, ontstaat de volgende tabel, waarbij wederom 1 augustus 2007 als peildatum is genomen. Tabel 2.3 Netto herinstroom per 1 augustus 2007 WWB Geen WWB Totaal Beëindiging door klant 11 12% 80 88% 91 100% Beëindiging door SoZaWe 50 25% 152 75% 202 100% Werkaanvaarding bij Roteb 177 46% 211 54% 388 100% Totaal 238 35% 443 65% 681 100% 17

De tabel laat zien dat de totale herinstroom uitkomt op 35 procent. We noemen dit percentage de netto herinstroom. Hiermee komt de netto herinstroom dus fors lager uit dan de bruto herinstroom die uitkwam op 52 procent. Dit betekent dat 17 procent van de herinstromers er in is geslaagd om wederom uit te stromen. Uit bovenstaande tabel blijkt ook dat er een behoorlijk verschil in herinstroompercentage is als we kijken naar de wijze waarop men is uitgestroomd. Zo komt naar voren dat 46 procent van de klanten die aan de slag zijn gegaan bij de Roteb op 1 augustus 2007 weer een WWB-uitkering had. Voor de klanten die zelf hun uitkering hebben opgezegd of waarvan de uitkering door SoZaWe is beëindigd, komt de herinstroom respectievelijk uit op 12 en 25 procent. Op basis hiervan concluderen we dat de duurzaamheid van de uitstroom voor klanten die zelf hun uitkering opzeggen veel hoger ligt dan voor klanten die het werkaanbod bij de Roteb hebben geaccepteerd. Iets dergelijks geldt voor klanten waarvan de uitkering door SoZaWe is beëindigd. Bij deze uitkomst wordt aangetekend dat er voor klanten die zelf hun uitkering hebben opgezegd of waarvan SoZaWe de uitkering heeft beëindigd als het ware een extra drempel is om weer een beroep op de WWB te doen. Zij zullen in dat geval immers alsnog direct worden verwezen naar de Roteb. Voor klanten die al bij de Roteb hebben gewerkt, geldt dat uiteraard niet. Hiermee is aangegeven dat de geconstateerde verschillen in (netto) herinstroom niet los staan van de gehanteerde methodiek. Naast uitstroom kan ook het opleggen van maatregelen in verband met het weigeren van het baanaanbod bij de Roteb worden beschouwd als een projectresultaat. De financiële besparing die hiermee is gerealiseerd, kan op verschillende manieren in kaart worden gebracht. Hier is uitgegaan van de wijze van registratie in GWS. In dit systeem worden maatregelen namelijk per maand geregistreerd. Indien een klant over meerdere maanden een maatregel opgelegd heeft gekregen, worden meerdere maatregelen geregistreerd. Hierdoor is het aantal opgelegde maatregelen dus groter dan het aantal personen dat het betreft. De opgelegde maatregelen en de opbrengsten daarvan kunnen over verschillende perioden worden gemeten. Hier is ervoor gekozen om ten eerste de opbrengst vanaf de start van het project tot 1 augustus 2007 in kaart te brengen. Daarnaast wordt de opbrengst, evenals zojuist is gebeurd bij het bepalen van de uitstroomresultaten, beperkt tot negen maanden na de start van het project. De resultaten hiervan vormen onderstaande tabel. 18

Tabel 2.4 Financiële projectopbrengsten opgelegde maatregelen i.v.m. weigering baanaanbod Duur maatregel Start project 1 augustus 2007 Start project negen maanden later Aantal Gemiddeld bedrag Totaal bedrag Aantal Gemiddeld bedrag Totaal bedrag 0 dagen 5 30,41 152,04 3 30,06 90,19 1-7 dagen 53 169,06 8.960,34 47 169,17 7.951,14 8-14 dagen 61 367,18 22.397,96 49 367,22 17.993,57 15-21 dagen 62 580,72 36.004,88 56 579,99 32.479,21 22-28 dagen 55 763,93 43.752,73 46 801,74 36.880,16 29-31 dagen 112 906,98 101.581,95 79 896,79 70.846,59 Totaal 348 611,64 212.849,90 280 593,72 166.240,86 Aantal personen 125 personen 112 personen De tabel laat zien dat de totale financiële besparing vanaf de start van WD op de drie districten uitkomt op 212.850. De 348 maatregelen zijn opgelegd aan 125 verschillende personen, waardoor het gemiddelde aantal maatregelen per persoon 2,8 bedraagt. Indien we de periode beperken tot negen maanden na de start van WD, dan komt de financiële besparing uit op ruim 166.000. In totaal zijn 280 maatregelen opgelegd aan 112 verschillende personen. Het gemiddelde aantal maatregelen per persoon komt dan uit op 2,5. Indien we afsluitend de resultaten voor de drie districten samenvatten, komen we tot het volgende: Van de 2.769 klanten die voor WD waren geselecteerd, zijn er 2.732 binnen negen maanden na de start van het project afgehandeld; Van de 2.732 afgehandelde klanten hebben er 381, ofwel 14 procent, het werkaanbod bij de Roteb geaccepteerd. Daarnaast is van 197 klanten, ofwel 7 procent, de uitkering door SoZaWe beëindigd. Nog eens 87 klanten, ofwel 3 procent, hebben zelf hun uitkering opgezegd. De totale uitstroom komt hiermee uit op 665 klanten, ofwel 24 procent van het aantal afgehandelde klanten; Gemeten over de periode 1 mei 2005 1 augustus 2007 zijn 681 klanten uitgestroomd. Hiervan zijn er 353, ofwel 52 procent, op enig moment weer terug te vinden in het WWB-klantenbestand. Dit is de bruto herinstroom. Dit betekent tegelijkertijd dat er 328 uitstromers zijn die nooit meer een beroep op de WWB hebben gedaan; Van de 681 uitstromers hadden er 238, ofwel 35 procent, op 1 augustus 2007 een WWB-uitkering. Dit is de netto herinstroom; De netto herinstroom onder klanten die zelf hun uitkering hebben opgezegd komt uit op 12 procent. Voor klanten waarvan SoZaWe de uitkering heeft beëindigd komt de netto herinstroom uit op 25 procent. Hiermee ligt de netto herinstroom onder deze groepen veel lager dan de herinstroom onder klanten die bij de Roteb hebben gewerkt. Deze komt namelijk uit op 46 procent. 19

Gemeten over de periode 1 mei 2005 1 augustus 2007 heeft WD op de drie districten geleid tot 348 maatregelen in verband met weigering van het baanaanbod bij de Roteb. Dit heeft een besparing op de uitkeringsverstrekking opgeleverd van bijna 213.000. Projectresultaten per district In de vorige paragraaf is verslag gedaan van de projectopbrengsten voor de drie districten samen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de projectresultaten per district aan de hand van een aantal kernindicatoren. Indien we ons eerst beperken tot het aantal klanten dat is geselecteerd voor WD, kunnen we de volgende cijfers presenteren. Tabel 2.5 WD-selectie Delfshaven, Oude Maas en Kralingen/Crooswijk Delfshaven Oude Maas Kralingen/ Crooswijk Districtsvolume tot 65 jaar bij start WD 3.227 4.730 3.225 Geselecteerden, risicoprofiel en klantmanagers, absoluut 1.090 780 919 Geselecteerden als perc. van het districtsvolume 34% 16% 28% Geselecteerden o.b.v. risicoprofiel absoluut 990 696 898 Geselecteerden risicoprofiel als perc. van het districtvolume 31% 15% 28% Geselecteerden door klantmanager absoluut 100 84 21 Geselecteerden door klantmanager als perc. van het districtsvolume 3% 2% 1% Uit de tabel blijkt ten eerste dat het aantal geselecteerde klanten als percentage van het districtsvolume behoorlijke verschillen laat zien. Zo werd op Delfshaven 34 procent geselecteerd, terwijl dit percentage op Oude Maas 16 procent bedroeg. Dit verschil wordt vooral veroorzaakt doordat er op het ene district veel meer mensen binnen het gehanteerde risicoprofiel vallen dan op het andere district. Zo blijkt uit de tabel dat er op Delfshaven 31 procent van de klanten binnen het profiel vielen, terwijl dit op Oude Maas beperkt bleef tot 15 procent. Een verklaring voor dit verschijnsel is moeilijk te geven. Enerzijds is dit afhankelijk van inspanningen van het district, bijvoorbeeld in het kader van hoogwaardig handhaven. Anderzijds kan het zo zijn dat klanten van het ene district zich eenvoudigweg vaker aan fraude schuldig maken dan op een ander district. Als we ons bijvoorbeeld beperken tot het aantal klanten dat in het risicoprofiel valt, omdat er fraude is geconstateerd, blijkt dat dit voor 12 procent van de klanten van Delfshaven opgaat. Op Oude Maas komt dit percentage uit op 8 procent. Naar aanleiding van het voorafgaande stellen we vast dat toepassing van het risicoprofiel leidt tot aanzienlijke verschillen tussen districten qua omvang van de groep potentiële WD-deelnemers. Verderop in deze paragraaf moet blijken of een grotere potentiële doelgroep ook leidt tot een relatief hoog uitstroompercentage ten opzichte van het districtsvolume. Uit de tabel blijkt tevens dat ook het aantal klanten dat door klantmanagers wordt geselecteerd behoorlijke verschillen laat zien op districtsniveau. Zo voegden klantmanagers van Delfshaven 20

3 procent van het districtsvolume toe aan de selectie, terwijl dit percentage op Kralingen/Crooswijk bleef steken op krap 1 procent. Ook hier is de verklaring meerledig en afhankelijk van de samenstelling van het klantenbestand, de kennis die klantmanagers hebben van hun caseload en de inspanningen c.q. betrokkenheid van klantmanagers bij WD. Indien we vervolgens kijken naar de gerealiseerde uitstroom per district, kunnen we de volgende gegevens presenteren. Hierbij wordt opgemerkt dat het cijfermateriaal betrekking heeft op een afhandelingsdatum die maximaal negen maanden na de start van het project ligt. Tabel 2.6 Uitstroom Delfshaven, Oude Maas en Kralingen/Crooswijk Delfshaven Oude Maas Kralingen/ Crooswijk Werkaanvaarding bij de Roteb, absoluut 206 120 55 Werkaanvaarding bij de Roteb, als perc. van de afgehandelde klanten 19% 16% 6% Uitkering beëindigd door SoZaWe, absoluut 95 57 45 Uitkering beëindigd door SoZaWe, als perc. van de afgehandelde klanten 9% 8% 5% Uitkering beëindigd door klant, absoluut 39 28 20 Uitkering beëindigd door klant, als perc. van de afgehandelde klanten 4% 4% 2% Uitstroom totaal, absoluut 340 205 120 Uitstroom totaal, als perc. van het aantal afgehandelde klanten 32% 27% 13% Uitstroom totaal, als perc. van het districtsvolume 10,5% 4,3% 3,7% De tabel laat zien dat de totale uitstroom, als percentage van het aantal afgehandelde klanten, per district aanzienlijk varieert. Zo stroomt op Delfshaven 32 procent uit, terwijl dit percentage op Kralingen/Crooswijk beperkt blijft tot 13 procent. Een belangrijk deel van de verklaring is dat er op Kralingen/Crooswijk veel meer klanten in een re-integratietraject bleken te zitten, namelijk 44 procent tegen 28 procent op Delfshaven. Daarnaast blijkt dat ook het percentage klanten dat niet tot de doelgroep behoort, omdat er sprake is van medische beperkingen, per district behoorlijk uiteenloopt. Zo viel op Kralingen/Crooswijk 25 procent van de geselecteerde klanten af, terwijl dit op Delfshaven beperkt bleef tot 14 procent. Tot slot zien we, logischerwijs. dat ook de uitstroom als percentage van het districtsvolume aanzienlijke verschillen tussen de districten oplevert. Zo stroomde op Delfshaven ruim 10 procent van alle klanten uit, terwijl dit op Kralingen/Crooswijk beperkt bleef tot een kleine 4 procent. Nadat we de uitstroom hebben bepaald, is het de vraag in welke mate deze groep na verloop van tijd weer een beroep moet doen op de WWB. Hierbij hanteren we twee maatstaven. Ten eerste de bruto herinstroom. Hierbij wordt gekeken hoeveel uitstromers op enig moment weer zijn terug te vinden in het WWB-klantenbestand. Een tweede indicator die we hier gebruiken, is de netto herinstroom. Om deze te bepalen is nagegaan hoeveel uitstromers op een bepaald moment een WWB-uitkering hadden. Als peildatum is hier 1 augustus 2007 genomen. Dit alles leidt tot de volgende uitkomsten. 21

Tabel 2.7 Bruto- en netto herinstroom Delfshaven, Oude Maas en Kralingen/Crooswijk Delfshaven Oude Maas Kralingen/- Crooswijk Bruto herinstroom, absoluut 185 103 65 Bruto herinstroompercentage start project - 1 augustus 2007 53% 48% 54% Netto herinstroom, absoluut 131 59 48 Netto herinstroompercentage op 1 augustus 2007 38% 28% 40% Netto herinstroom, werkaanvaarding Roteb 49% 33% 60% Netto herinstroom, beëindiging uitkering door SoZaWe 21% 28% 28% Netto herinstroom, opzegging uitkering door klant zelf 18% 7% 10% De bruto herinstroom varieert per district van 48 tot 54 procent. Grofweg krijgt dus iets meer dan de helft van de uitstromers op enig moment weer een WWB-uitkering toegekend. Uiteraard is het mogelijk dat herinstromers weer opnieuw uitstromen. Om dit effect te bepalen, is gekeken hoeveel uitstromers er op 1 augustus 2007 nog een (betaalbaar gestelde) WWB-uitkering hadden. Uit de tabel blijkt dat het herinstroompercentage varieert van 28 tot 40 procent. Kortom, ongeveer een derde van uitstromers had op de peildatum een uitkering. Tot slot is de netto herinstroom uitgesplitst naar de wijze waarop de klant is uitgestroomd. Hieruit blijkt dat de herinstroom het grootst is onder klanten die bij de Roteb hebben gewerkt. Dit ligt ook voor de hand, omdat het arbeidscontract per definitie geen re-integratietraject is. Er mag dus worden verwacht dat een groot deel van de klanten dat aan de slag is geweest bij de Roteb weer een beroep doet op de WWB. De netto herinstroom van klanten die het arbeidsaanbod bij de Roteb hebben geaccepteerd, varieert van 33 tot 60 procent. Voor klanten waarvan de uitkering door SoZaWe is beëindigd, ligt de netto herinstroom tussen de 21 en 28 procent. Het laagst ligt de herinstroom bij klanten die zelf hun uitkering hebben opgezegd. Deze varieert van 7 tot 18 procent. Zoals eerder opgemerkt, vloeien de verschillen in herinstroom deels voort uit het toegepaste regime. Klanten die het arbeidscontract bij de Roteb naar behoren hebben vervuld, kunnen weer een beroep doen op de WWB. Voor klanten die het arbeidsaanbod bij de Roteb hebben geweigerd, geldt dat niet. Zij worden in dat geval alsnog naar de Roteb verwezen en kunnen daarna pas een beroep op de WWB doen. Een volgend cluster van indicatoren heeft betrekking op maatregelen die zijn opgelegd, omdat de klant het arbeidsaanbod bij de Roteb heeft geweigerd. Deze gegevens zijn weergegeven in de volgende tabel. 22

Tabel 2.8 Maatregelen Delfshaven, Oude Maas en Kralingen/Crooswijk Delfshaven Oude Maas Kralingen/- Crooswijk Aantal opgelegde maatregelen start project 1 augustus 2007 199 75 74 Aantal personen met een maatregel 69 35 21 Personen met maatregel als percentage van de selectie 6% 5% 2% Besparing op uitkeringsverstrekking 121.451 45.196 46.202 Uit de tabel blijkt dat verreweg de meeste maatregelen zijn opgelegd aan klanten van Delfshaven. Dit komt omdat op dit district ook de meeste klanten geschikt zijn bevonden als potentiële WDdeelnemer. Procentueel hebben echter ongeveer evenveel personen een maatregel opgelegd gekregen als op Oude Maas. Het aantal personen met een maatregel is op Kralingen/Crooswijk relatief laag. Alles bij elkaar is met het opleggen van maatregelen ruim 200.000 bespaard op de uitkeringsverstrekking. Naar aanleiding van deze paragraaf kunnen we samenvattend de volgende conclusies trekken: Toepassing van het risicoprofiel op het klantenbestand van districten leidt tot aanzienlijke verschillen in het percentage klanten dat in eerste instantie in aanmerking komt voor WD-deelname. Gebleken is bijvoorbeeld dat op Delfshaven bijna een derde van alle klanten door middel van het risicoprofiel werd geselecteerd, terwijl dit percentage op Oude Maas uitkwam op 15 procent; Het aantal klanten dat door klantmanagers wordt ingebracht, varieert behoorlijk. Zo werd op Delfshaven drie procent van het districtsvolume door klantmanagers aan de selectie toegevoegd, terwijl dit percentage op Kralingen/Crooswijk uitkwam op één procent; Een relatief omvangrijke selectie blijkt niet altijd te leiden tot een relatief hoog uitstroompercentage. Dit geldt wel voor Delfshaven. Hier was ruim een derde van de klanten geselecteerd voor WD en stroomde 32 procent van het aantal afgehandelde klanten uit. Op Kralingen/Crooswijk was 28 procent van alle klanten geselecteerd voor WD, hier stroomde echter maar 13 procent van het aantal afgehandelde klanten uit. Het uitstroomresultaat blijkt in hoge mate afhankelijk van de kenmerken van het klantenbestand. Belangrijke factoren zijn hier het aantal klanten dat in een regulier re-integratietraject zit (en zich ook aan de afspraken houdt) en het aantal klanten dat uitvalt in verband met medische beperkingen; Het bruto herinstroompercentage varieert tussen de 54 en 48 procent. Waarmee de verschillen tussen districten beperkt zijn. Voor de drie districten samen blijkt dat er van de 665 uitstromers 353 op enig moment weer een WWB-uitkering toegewezen hebben gekregen. Hiermee komt de bruto herinstroom uit op 53 procent. Tegelijkertijd stellen we vast dat er van de 665 uitstromers 312 personen tot 1 augustus 2007 geen beroep meer op de WWB hebben gedaan. Gerelateerd aan het volume van de drie districten samen betekent dit een (vooralsnog) definitieve uitstroom van 2,8 procent; Het netto herinstroompercentage laat behoorlijke verschillen zien tussen de districten en varieert van 28 tot 40 procent. Voor de drie districten samen, blijkt dat er van de 23

24 665 uitstromers 238 op 1 augustus 2007 een uitkering hadden. Hiermee komt de netto herinstroom uit op 36 procent. Tegelijkertijd stellen we vast dat er van de 665 uitstromers 427 personen op 1 augustus 2007 geen WWB-uitkering hadden. Gerelateerd aan het volume van de drie districten samen betekent dit een uiteindelijk uitstroompercentage van 3,8 procent.

3 Projectresultaten tweede fase (1 september 2006 1 augustus 2007) Inleiding In dit hoofdstuk gaan we in op de projectresultaten die zijn behaald gedurende de tweede fase van het project. Deze loopt van 1 september 2006 tot 1 augustus 2007. Hierbij wordt opgemerkt dat er twee districten zijn waar WD is gestart vóór september 2006, namelijk Hoogvliet met een start op 1 juni en Charlois met een start op 1 augustus. Een deel van de looptijd van WD op deze districten valt echter na 1 september. Om die reden worden deze districten toch in dit hoofdstuk behandeld. Hierdoor komen in dit hoofdstuk vijf districten aan de orde. Deze districten zijn: Hoogvliet, Charlois, Feijenoord, Noordrand en Noord. In dit hoofdstuk komt op hoofdlijnen een drietal onderwerpen aan de orde. Ten eerste zijn dat de algemene projectresultaten. Deze worden vervolgens uitgesplitst naar de verschillende districten (paragraaf projectresultaten per district). Omdat de uitvoering van WD op de vijf districten die in dit hoofdstuk worden behandeld niet helemaal samenvalt met de onderzoeksperiode, worden de resultaten voor deze periode nog eens apart in kaart gebracht in paragraaf projectresultaten onderzoeksperiode. Het tweede onderdeel van dit hoofdstuk heeft betrekking op klantstromen naar achtergrondkenmerken. Hierbij wordt op basis van het gebruikte risicoprofiel, persoonskenmerken en uitkeringsgerelateerde kenmerken inzicht geboden in uitstroom en herinstroom. Het derde onderdeel van dit hoofdstuk wordt gevormd door de resultaten die zijn behaald door de uitstroomconsulenten. Algemene projectresultaten Zoals gezegd wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de projectresultaten op vijf districten. Onderstaande tabel bevat de resultaten gebaseerd op een afhandelingsdatum die maximaal negen maanden na de start van het project ligt. Hierbij wordt opgemerkt dat deze termijn voor Noordrand zes maanden bedraagt en voor Noord slechts drie maanden omvat. De reden is dat er op Noordrand op 1 februari 2007 is gestart en op Noord op 1 mei 2007, terwijl de peildatum op 1 augustus lag. Voorts zijn ter vergelijking de resultaten opgenomen voor de eerste drie districten waar WD is uitgevoerd en waarvan de resultaten in het vorige hoofdstuk aan de orde zijn gesteld. 25

Tabel 3.1 Resultaten Hoogvliet, Charlois, Feijenoord, Noordrand en Noord, versus Delfhaven, Oude Maas en Kralingen/Crooswijk Na tweede selectie geen doelgroep: Reeds in re-integratietraject Medische beperkingen Uitkering vóór onderzoek beëindigd 57,5 jaar of ouder met ontbrekend arbeidsmarktperspectief WD uitsluiting 1 e termijn WD uitsluiting 2 e termijn (na gesprek met klant) Volgende fase Klant voor toetsing verhuisd Intrekking Overig geen doelgroep (o.a. meervoudige problematiek) Subtotaal Tijdelijke uitstroom Werkaanvaarding bij de Roteb Werkaanvaarding bij Sagenn Werkaanvaarding overig Subtotaal Uitstroom Uitkering beëindigd door SoZaWe Uitkering beëindigd door de klant zelf Subtotaal Eerste drie districten Vijf districten Aantal Percentage Aantal Percentage 849 498 160 94 15 260 3 9 4 175 2.067 381 - - 381 197 87 284 31% 18% 6% 3% 1% 10% 0% 0% 0% 6% 76% 14% - - 14% 7% 3% 10% 2.063 1.154 350 4-403 5 33 12 386 4.410 Totaal afgehandeld 2.732 100% 5.116 100% 342 3 2 347 213 146 359 40% 23% 7% 0% - 8% 0% 1% 0% 8% 86% 7% 0% 0% 7% 4% 3% 7% Bij de tabel wordt allereerst opgemerkt dat er in eerste instantie 5.384 klanten zijn geselecteerd door middel van het risicoprofiel en de klantmanagers. Hiervan waren er op de peildatum 5.116 afgehandeld. Dit komt overeen met 95 procent. De 268 nog niet afgehandelde klanten zijn vooral te vinden op Noord, waar slechts is gemeten over een looptijd van drie maanden, en in minder mate op Noordrand, waar de looptijd op de peildatum zes maanden bedroeg. Van de 5.384 geselecteerde klanten waren er 5.107, ofwel 95 procent, afkomstig uit het risicoprofiel. De overige 277 klanten (5 procent) zijn ingebracht door de klantmanagers. Uit de tabel blijkt dat 86 procent uiteindelijk niet tot de doelgroep behoort. De overige 14 procent bestaat voor de helft uit klanten die het baanaanbod hebben geaccepteerd, van vier procent is de uitkering door SoZaWe beëindigd en 3 procent heeft zelf de uitkering beëindigd. Vergelijken we deze uitkomsten met de resultaten van de eerste drie districten waar WD is uitgevoerd dan valt een aantal zaken op. Ten eerste behoort nu 86 procent, na de tweede selectie of het doelmatigheidsgesprek, niet tot de WD-doelgroep, terwijl dit eerder uitkwam op 76 procent. De belangrijkste verklaring is dat meer mensen, namelijk 40 procent, in een re-integratietraject blijken te zitten. Bij de eerste drie districten zat slechts 31 procent in een traject. Daarnaast zijn er ook meer klanten die door medische beperkingen ongeschikt blijken te zijn om bij de Roteb aan de slag te gaan. Nu komt dat percentage uit op 23 procent, terwijl dat bij de eerste drie districten 18 procent was. Kortom, omdat er meer 26