Taalcompleet A2 woordenlijst Thema 1 Verhuizen

Transcriptie

1 Taalcompleet A2 woordenlijst Thema 1 Verhuizen 1.1 Nieuwe buren al bevallen, beviel(en), zijn bevallen de buren geboren de hamer, de hamers de jongste lenen, leende(n), hebben geleend ontmoeten, ontmoette(n), hebben ontmoet de oudste pas succes voor het eerst worden, werd(en), zijn geworden zwanger 1.2 Zinnen maken de hoofdzin, hoofdzinnen * de rest * het werkwoord * 1.3 Dit is mijn familie. presenteren * 1.4 Huiswerk maken het huiswerk * oefenen * tegelijk * Turks Türk zaten doğurmak komşular doğan çekiç en küçük çocuk ödünç almak buluşmak en yaşlı az önce Bol şans! ilk kez olmak hamile ana cümle Kalan sunmak ödev yapmak uygulamak aynı zamanda 1.5 Hoe gaat het? blij, blije delen, deelde(n), hebben gedeeld fantastisch, fantastische mutlu paylaşmak fantastik tebrikler şanslı olmak gefeliciteerd geluk hebben, had(den) geluk, hebben geluk gehad Hoe ziet eruit? (eruitzien, zag(en) eruit, hebben eruitg Nasıl görünüyor? de huur kiraya vermek licht, lichte ışık de meter (m), de meters metre modern, moderne modern ruim, ruime ferah verhuizen, verhuisde(n), zijn verhuisd taşınmak

2 vierkant, vierkante de wijk, de wijken 1.6 Er is een tuin. Er zijn drie kamers. het enkelvoud * het meervoud * 1.7 En, maar, want, dus, of de hoofdzin * het werkwoord * 1.8 Marktplaats de advertentie, de advertenties bieden, bood, boden, hebben geboden breed, brede de centimeter (cm), de centimeters hout, houten het kleed, de kleden laag, lage opsturen, stuurde(n) op, hebben opgestuurd rond, ronde de spiegel, de spiegels tweedehands, tweedehandse verkopen, verkocht(en), hebben verkocht wol, wollen zwaar, zware 1.9 De grote kast, de kleine spiegel het bijvoeglijk naamwoord, bijvoeglijke naamwoorden * het materiaal, de materialen * de vorm * 1.10 Op het station de automaat, de automaten het bericht, de berichten duidelijk, duidelijke ergens gelijk hebben, had(den) gelijk, hebben gelijk gehad handig, handige hartelijk, hartelijke Het spijt me. de hulp het lawaai normaal, normale op tijd kare mahalle tekil çoğul ana cümle reklam teklif vermek geniş santimetre tahta halı alçak göndermek yuvarlak ayna ikinci el satmak yün ağır sıfat malzeme şekil makine mesaj açık bir yer haklı olmak kullanışlı sıcak bir şekilde Üzgünüm. yardım gürültü genellikle zamanla

3 technisch, technische de vertraging teknik gecikme 1.11 Ik begrijp, hij begrijpt, wij begrijpen het hele werkwoord * tüm de ik-vorm * de klinker, de klinkers * ünlü harf de lange klank * uzun ünlü de medeklinker, de medeklinkers * ünsüz harf het regelmatige werkwoord, de regelmatige werkwoorden kurallı 1.12 Geld op je OV-chipkaart zetten drukken op, drukte(n) op, hebben gedrukt op houden voor, hield(en) voor, hebben gehouden voor de kaart, de kaarten de knop, de knoppen de manier, de manieren minimaal, minimale opladen, laadde(n) op, hebben opgeladen de pincode, de pincodes de pinpas, de pinpassen het scherm, de schermen stoppen in, stopte(n) in, hebben gestopt in ten slotte veilig, veilige vervolgens basmak önünde tutmak kart düğme yol en az şarj etmek pin kodu banka kartı ekran sokmak son olarak güvenli akabinde 1.14 Contact met de buren boos, boze kızgın de gast, de gasten misafir het gesprek, de gesprekken konuşma hard, harde sert last hebben van, had(den) last van, hebben last gehad vden muzdarip de leeftijd, de leeftijden yaş moe yorgun overmorgen öbür gün passen op, paste(n) op, hebben gepast op göz kulak olmak stil, stille sessiz de uitnodiging, de uitnodigingen davetiye de verjaardag, de verjaardagen doğum günü vieren, vierde(n), hebben gevierd kutlamak zachter (zacht, zachte) yumuşak 1.15 Klein, kleiner groot, groter

4 vergelijken * de vergelijking * onregelmatig * het verschil * karşılaştırmak karşılaştırma düzensiz fark Thema 2 Nederland 2.1 Feesten en gewoontes het cadeau, de cadeaus de chocola hetzelfde hoeven niet, hoefde(n) niet, hebben niet gehoeven de kerk, de kerken Kerst de koning, de koningen meeste (veel) Pasen Sinterklaas de sneeuw het verschil, de verschillen vroeg, vroege de wereld de winter 2.2 Groot, groter, grootst vergelijken * onregelmatig * 2.3 Tips bij het lezen het examen * de folder * het kopje, de kopjes * de krant * het onderwerp * raden * het stappenplan * het verhaal * 2.4 Uit eten de drank, de dranken de friet de geit, de geiten half, halve de ham hediye Çikolata Aynısı zorunda olmamak kilise Noel kral çoğu Paskalya Sinterklaas (Hollanda bayramı) kar fark erken dünya kış karşılaştırmak düzensiz sınav el broşürü başlık gazete konu tahmin etmek yol haritası hikaye içecek Patates kızartması keçi yarım jambon

5 het idee, de ideeën de menukaart, de menukaarten de ober, de obers de pasta de rekening, de rekeningen de salade, de salades smaken, smaakte(n), hebben gesmaakt studeren, studeerde(n), hebben gestudeerd vroeger fikir menü garson makarna hesap salata tatmak çalışmak eskiden 2.5 Ik heb gefietst. Wij hebben daar gewoond. aan het eind * sonunda de ik-vorm * onthouden * hatırlamak het regelmatige werkwoord, de regelmatige werkwoorden kurallı de tegenwoordige tijd * het voltooid deelwoord * de voltooide tijd * tamamlanmış geçmiş zaman de vorm * şekil 2.6 Het nieuws de boer, de boeren de brand, de branden de brandweer door gebeuren, gebeurde(n), zijn gebeurd gemiddeld, gemiddelde gevaarlijk, gevaarlijke gisteren de lente het nieuws het ongeluk, de ongelukken het procent (%), de procenten het vuur de ziekte, de ziektes 2.7 Ik bel morgen. Morgen bel ik. de hoofdzin, de hoofdzinnen * het werkwoord * 2.8 Het weer bewolkt, bewolkte heet, hete de herfst çiftçi ateş İtfaiye nedeniyle gerçekleşmek ortalama tehlikeli dün ilkbahar haberler kaza yüzde ateş hastalık ana cümle bulutlu sıcak sonbahar

6 lijken, leek, leken, hebben geleken nat, natte opnieuw prachtig, prachtige regenen, regende, heeft geregend de rest, de resten schijnen, scheen, schenen, hebben geschenen de temperatuur, de temperaturen waaien, waaide, heeft gewaaid zelfs de zomer de zon 2.9 Pannenkoeken bakken bakken, bakte(n), hebben gebakken beide doorgaan, ging(en) door, zijn doorgegaan gooien, gooide(n), hebben gegooid de jam de kom, de kommen leggen, legde(n), hebben gelegd de lucht het meel omdraaien, draaide(n) om, hebben/zijn omgedraaid de pannenkoek, de pannenkoeken het recept, de recepten roeren, roerde(n), hebben geroerd vangen, ving(en), hebben gevangen zo 2.10 Doe de deur maar open. de gebiedende wijs * de ik-vorm * de instructie, de instructies * de vorm * het werkwoord * görünmek ıslak yine güzel yağmur yağmak parlamak sıcaklık esmek bile yaz güneş pişirmek her ikisi de devam etmek atmak marmelat kase sermek hava un etrafında dönmek krep tarif karıştırmak yakalamak bunun gibi zorunlu talimat şekil 2.11 Een uitnodiging bedanken, bedankte(n), hebben bedankt teşekkür etmek beste sevgili bijzonder, bijzondere olağanüstü een feest geven, gaf, gaven een feest, hebben een feest gegeparti vermek het kaartje, de kaartjes kartpostal de kus, de kussen öpücük

7 liefs lief, lieve ontvangen, ontving(en), hebben ontvangen de reden, de redenen reserveren, reserveerde(n), hebben gereserveerd sparen (voor), spaarde(n), hebben gespaard uitnodigen, uitnodigde(n), hebben uitgenodigd verrassen, verraste(n), hebben verrast de zaal, de zalen aşk sevgili teslim almak sebep rezerve etmek biriktirmek davet etmek sürpriz yapmak (büyük) oda 2.12 Een kaartje sturen afscheid nemen, nam(en) afscheid, hebben afscheid genveda etmek de baan, de banen meslek de begrafenis, de begrafenissen cenaze de geboorte, de geboortes doğum gecondoleerd başsağlığı het gewicht ağırlık het huwelijk, de huwelijken düğün jarig zijn, was, waren jarig, zijn jarig geweest doğum günü olmak de lengte noemen, noemde(n), hebben genoemd adlandırmak overlijden, overleed, overleden, zijn overleden vefat etmek het stadhuis, de stadhuizen belediye binası sterkte bol şans verdrietig, verdrietige üzgün wensen, wenste(n), hebben gewenst dilemek 2.13 Zussen, zonen, kinderen het enkelvoud * de klinker * de korte klank * de lange klank * de lettergreep, de lettergrepen * de medeklinker * het meervoud * onthouden * 2.14 Heb je een leuke vakantie gehad? bekend, bekende de berg, de bergen beschermen, beschermde(n), hebben beschermd bouwen, bouwde(n), hebben gebouwd breken, brak(en), zijn gebroken de dijk, de dijken tekil ünlü harf kısa ünlü uzun ünlü Hece ünsüz harf çoğul hatırlamak tanıdık dağ korumak inşa etmek kırmak hendek

8 echt heerlijk, heerlijke interessant, interessante knap, knappe namelijk de ramp, de rampen toen de top, de toppen gerçekten keyifli ilginç zeki yani afet sonra üst 2.15 Jij hebt gegeten. Wij zijn gegaan. onregelmatig * düzensiz onthouden * hatırlamak het regelmatige werkwoord, de regelmatige werkwoorden kurallı de voltooide tijd * tamamlanmış geçmiş zaman Thema 3 Kinderen 3.1 Familie in het buitenland de basisschool, de basisscholen binnenkort het buitenland het contact mailen, mailde(n), hebben g d missen, miste(n), hebben gemist niemand omdat proberen, probeerde(n), hebben geprobeerd slim, slimme de taal, de talen vorig, vorige wennen, wende(n), zijn gewend zorgen voor, zorgde(n) voor, hebben gezorgd voor 3.2 Omdat en als de bijzin * de hoofdzin, de hoofdzinnen * de volgorde * het werkwoord * İlköğretim yakında yurt dışı iletişim postalamak özlemek kimse çünkü denemek zeki dil önceki alışmak bakımını üstlenmek bent ana cümle dizi 3.3 Rapport bespreken bang, bange bespreken, besprak(en), hebben besproken de geschiedenis korkmuş tartışmak tarih

9 het cijfer, de cijfers Ik maak me zorgen over het lokaal, de lokalen de middelbare school, de middelbare scholen niets de periode, de periodes het rapport, de rapporten de situatie, de situaties slecht, slechte het vak, de vakken volgens vriendelijk, vriendelijke 3.4 om brood te kopen. het hele werkwoord * waarvoor * 3.5 Een uitnodiging van het consultatiebureau geachte de gezondheid groeien, groeide(n), zijn gegroeid huilen, huilde(n), hebben gehuild de lijst, de lijsten meten, mat(en), hebben gemeten het onderzoek, de onderzoeken de ontwikkeling, de ontwikkelingen de prik, de prikken de reactie, de reacties van tevoren verzetten, verzette(n), hebben verzet wegen, woog, wogen, hebben gewogen not...hakkında endişeliyim sınıf lise hiçbir şey süre okul raporu durum kötü okul ders konusu göre cana yakın tüm hangisi için sevgili, saygıdeğer sağlık büyümek ağlamak liste ölçmek araştırma gelişme enjeksiyon tepki öncesinde taşınmak tartmak 3.6 Ik maak schoon. De docent legt uit. het scheidbare werkwoord, de scheidbare werkwoorden * ayrılabilir het werkwoord * 3.7 Berichten voor docenten breken, brak(en), hebben gebroken geopereerd zijn/worden het hart, de harten het hoofdstuk, de hoofdstukken lesgeven, gaf les, gaven les, hebben lesgegeven melden, meldde(n), hebben gemeld het merk, de merken kırmak çalıştırılmak üzere kalp bölüm öğretmek bilgi vermek marka

10 misselijk, misselijke opnemen, nam(en) op, hebben opgenomen regelen, regelde(n), hebben geregeld terugbellen, belde(n) terug, hebben teruggebeld verliezen, verloor, verloren, hebben verloren verwachten, verwachtte(n), hebben verwacht weggaan, ging(en) weg, zijn weggegaan zodat 3.8 Hij zegt dat Hij vraagt of het werkwoord * 3.9 Een uitje organiseren afspreken, sprak(en) af, hebben afgesproken bedenken, bedacht(en), hebben bedacht de groep, de groepen klinken, klonk(en), hebben geklonken de leerling, de leerlingen de mening, de meningen de oorlog, de oorlogen organiseren, organiseerde(n), hebben georganiseerd het plan, de plannen saai, saaie het thema, de thema's het uitje, de uitjes varen, voer(en), hebben gevaren het voorstel, de voorstellen 3.10 Woorden met ng en nk de klank * 3.11 Nieuwsbrief het bos, de bossen de cultuur, de culturen genieten, genoot, genoten, hebben genoten in plaats van de juf, de juffen de meester, de meesters het personeel de reis, de reizen het resultaat, de resultaten het spelletje, de spelletjes veranderen, veranderde(n), zijn / hebben veranderd voorbereiden, bereidde(n) voor, hebben voorbereid mide bulandırıcı cevap vermek düzenlemek geri aramak kaybetmek beklemek uzaklaşmak o şekilde üzerinde anlaşmaya varmak hakkında düşünmek grup ses çıkarmak öğrenci görüş savaş organize etmek plan sıkıcı tema gezi yelkenliyle gitmek teklif ses orman kültür eğlenmek yerine kadın öğretmen erkek öğretmen personel yolculuk sonuç oyun değişmek hazırlamak

11 voorbij de website, de websites 3.12 Foto foto's, baby baby's de afkorting * het enkelvoud * de klinker, de klinkers * het meervoud * 3.13 Tips bij het schrijven afmaken, maak af * controleren * eindigen * het examen * de persoon * het stappenplan * de voorletter, de voorletters * de vorm * het werkwoord * 3.14 Het kinderdagverblijf de aandacht de activiteit, de activiteiten allerlei het deel, de delen de luier, de luiers maximaal, maximale ontdekken, ontdekte(n), hebben ontdekt de overheid, de overheden persoonlijk, persoonlijke regelmatig, regelmatige de rust speciaal, speciale vast, vaste de zorg bitmiş Web Sitesi kısaltma tekil ünlü harf çoğul tamamlamak kontrol etmek bitirmek sınav kişi yol haritası İlk şekil dikkat etkinlik Her türlü parça bebek bezi maksimum keşfetmek yönetim kişisel düzenli olarak dinlenme özel sabit bakım Thema 4 Winkels 4.1 Mijn werkdag aantrekken, trok(ken) aan, hebben aangetrokken aanwijzen, wees aan, wezen aan, hebben aangewezen de baas, de bazen beantwoorden, beantwoordde(n), hebben beantwoord het beroep, de beroepen giymek göstermek patron cevap vermek uzmanlık alanı

12 beschrijven, beschreef, beschreven, hebben beschreven tanımlamak de klant, de klanten müşteri nergens hiçbir yer oplossen, loste(n) op, hebben opgelost çözmek opstaan, stond(en) op, zijn opgestaan yataktan kalkmak uitzoeken, zocht(en) uit, hebben uitgezocht seçmek de vergadering, de vergaderingen toplantı wakker uyanık de werkdag, de werkdagen iş günü 4.2 Morgen moet ik werken. Daarom moet ik vroeg opstaan. de hoofdzin, de hoofdzinnen * ana cümle het werkwoord * 4.3 Ik zoek een boek. direct geweldig, geweldige de moeite niks het niveau, de niveaus de opleiding, de opleidingen de schrijver, de schrijvers de stem, de stemmen de studie, de studies het systeem, de systemen de veiligheid verkeerd, verkeerde zeker zullen, zou(den) 4.4 Hij, het, ze het meervoud * 4.5 Tips bij het luisteren de betekenis * het examen * de ondertiteling * het onderwerp * het stappenplan * 4.6 Online bestellen het bakje, de bakjes de borstel, de borstels het doekje, de doekjes de fles, de flessen hemen harika çaba hiçbir şey seviye eğitim yazar ses çalışma sistem güvenlik yanlış kesinlikle azmetmek çoğul anlam sınav alt başlık konu yol haritası kase fırça kumaş şişe

13 knippen, knipte(n), hebben geknipt de nagel, de nagels perfect, perfecte plassen, plaste(n), hebben geplast het product, de producten de schaar, de scharen scherp, scherpe stevig, stevige voelen, voelde(n), hebben gevoeld voeren, voerde(n), hebben gevoerd zacht, zachte 4.7 Ik heb een klacht. aanbieden, bood aan, boden aan, hebben aangeboden anderhalf, anderhalve anders beloven, beloofde(n), hebben beloofd de bestelling, de bestellingen (nog) eens het excuus, de excuses gauw geleden de klacht, de klachten de korting, de kortingen leveren, leverde(n), hebben geleverd onmiddellijk reageren (op), reageerde(n), hebben gereageerd tevreden (over) kesmek tırnak mükemmel işemek ürün makas keskin sağlam hissetmek beslemek yumuşak teklif etmek bir buçuk aksi takdirde söz vermek sıra yine özür yakında önce şikayet indirim teslim etmek derhal tepki vermek memnun 4.8 Uitleg over de kassa zich aanmelden, meldde(n) zich aan, hebben zich aangemeld giriş yapmak zich afmelden, meldde(n) zich af, hebben zich afgemeld oturumu kapatmak bezig zijn, was bezig, waren bezig, zijn bezig geweest meşgul olmak duwen, duwde(n), hebben geduwd basmak het einde son juist, juiste doğru de kluis, de kluizen güvenli de la, de la's çekmece leeg, lege boş sluiten, sloot, sloten, hebben gesloten kapatmak tellen, telde(n), hebben geteld saymak de uitleg açıklama vallen, viel(en), zijn gevallen düşmek vanzelf kendi kendine

14 vol, volle dolu 4.10 Tim helpt mij. Hij koopt een boek voor mij. mij jou u hem haar ons jullie hen 4.11 Het werkoverleg durven, durfde(n), hebben gedurfd Ik ben het er (niet) mee eens. klagen, klaagde(n), hebben geklaagd het onderwerp, de onderwerpen de oplossing, de oplossingen overdag het overleg de partner, de partners raar, rare de ruzie, de ruzies het salaris, de salarissen schreeuwen, schreeuwde(n), hebben geschreeuwd verdergaan, ging(en) verder, zijn verdergegaan voorstellen, stelde(n) voor, hebben voorgesteld ben sen (gayrı resmi) sen (resmi) onu (erkek) onu (dişil) biz siz (çoğul) onlar cesaret etmek Ben aynı fikirde değilim şikayet konu çözüm gündüz iş yerinde bir toplantı iş ortağı tuhaf tartışma maaş bağırmak devam etmek önermek 4.12 Het ontbijt is klaar. Olga zet het op tafel. Doğru çeviriyi sağlamaya çalıştık het meervoud * çoğul

15 Thema 5 Opleidingen 5.1 Scholen in Nederland het advies, de adviezen de advocaat, de advocaten het hbo (hoger beroepsonderwijs) de leraar, de leraren het mbo (middelbaar beroepsonderwijs) omgaan met, ging(en) om met, zijn omgegaan met de piloot, de piloten de praktijk rekenen, rekende(n), hebben gerekend de schilder, de schilders de theorie, de theorieën de timmerman, de timmermannen de universiteit, de universiteiten de verpleegkundige, de verpleegkundigen 5.2 Het informatiebord het begin bestaan, bestond(en), hebben bestaan de bibliotheek, de bibliotheken de discussie, de discussies eigen het examen, de examens de hal, de hallen het hek, de hekken mogelijk oefenen, oefende(n), hebben geoefend de politiek prettig, prettige proeven, proefde(n), hebben geproefd het programma, de programma s het rooster, de roosters 5.3 Een opleiding doen het apparaat, de apparaten het bedrijf, de bedrijven controleren, controleerde(n), hebben gecontroleerd öneri avukat mesleki eğitim (yüksek düzey) öğretmen mesleki eğitim (orta düzey) etkileşim pilot alıştırma matematik boyacı teori marangoz üniversite hemşire başlangıç var olmak kütüphane tartışma kendi sınav salon çit mümkün egzersiz yapmak politika hoş tatmak program zaman çizelgesi cihaz şirket kontrol etmek

16 de folder, de folders de kans, de kansen maken, maakte(n), hebben gemaakt sociaal, sociale stage lopen, liep(en) stage, hebben stage gelopen strijken, streek, streken, hebben gestreken de techniek tegelijk de verwarming, de verwarmingen verzorgen, verzorgde(n), hebben verzorgd de wasmachine, de wasmachines zeer 5.4 Kapper, tuinman en schilder het diploma, de diploma s het gevoel, de gevoelens de kapper, de kappers het materiaal, de materialen de plant, de planten schilderen, schilderde(n), hebben geschilderd slagen, slaagde(n), zijn geslaagd spannend, spannende de student, de studenten de toekomst het verhaal, de verhalen verliefd (op) verven, verfde(n), hebben geverfd de vrijheid, de vrijheden zakken, zakte(n), zijn gezakt 5.5 Ik leerde wij gingen onregelmatig * onthouden * regelmatige werkwoord, de regelmatige het werkwoorden * de verleden tijd * de voltooide tijd * de vorm * het werkwoord * broşür değişim yapmak sosyal staj ütülemek teknik aynı zamanda ısıtıcı bakmak çamaşır makinesi çok diploma his kuaför malzeme bitki boyamak başarılı olmak heyecan verici öğrenci gelecek hikâye âşık boyamak özgürlük başarısız olmak düzensiz hatırlamak kurallı geçmiş zaman tamamlanmış geçmiş zaman şekil 5.6 Vroeger en nu

17 dood, dode ölü de fabriek, de fabrieken gewoon, gewone de hoek, de hoeken de machine, de machines het onderwijs de regering, de regeringen slaan, sloeg(en), hebben geslagen de stok, de stokken de straf, de straffen streng, strenge vasthouden, hield(en) vast, hebben vastgehouden verdienen, verdiende(n), hebben verdiend de wet, de wetten fabrika normal köşe makine eğitim hükümet vurmak sopa ceza katı tutmak para kazanmak hukuk 5.7 Stage lopen aankleden, kleedde(n) aan, hebben aangekleed afgelopen zijn, was, waren afgelopen, zijn afgelopen benieuwd zijn naar, was, waren benieuwd naar, zijn benieuwd geweest naar de bewoner, de bewoners Dat klopt. de deken, de dekens de dienst, de diensten de ervaring, de ervaringen het kussen, de kussens kwaad, kwade langs lastig, lastige opruimen, ruimde(n) op, hebben opgeruimd serieus, serieuze stelen, stal(en), hebben gestolen 5.8 Een toets maken af afmaken, maakte(n) af, hebben afgemaakt de bedoeling, de bedoelingen extra giyinmek tamamlamak meraklı sakin bu doğru battaniye görevde deneyim yastık öfkeli yanında belalı temizlemek ciddi hırsızlık yapmak bitti bitirmek maksat ekstra

18 het geluid, de geluiden haast hebben, had(den) haast, hebben haast gehad hopen, hoopte(n), hebben gehoopt lukken, lukte, lukten, zijn gelukt nakijken, keek, keken na, hebben nagekeken omhoog een paar de toets, de toetsen het totaal, de totalen vanmiddag 5.9 Dat moet. Dat mag. Dat hoeft niet. het werkwoord, de werkwoorden * het hele werkwoord * 5.10 Tips bij het spreken de klank, de klanken * 5.11 Het huiswerk alweer bijten, beet, beten, hebben gebeten het centrum, de centrums hard, harde het huiswerk de krant, de kranten ontzettend op dit moment steeds het tijdschrift, de tijdschriften toevallig, toevallige uitrusten, rustte(n) uit, hebben/zijn uitgerust vanochtend verkouden zich voelen, voelde(n) zich, hebben zich gevoeld 5.12 Mag ik je pen lenen? Zullen we gaan? het werkwoord * het hele werkwoord * ses acele etmek umut etmek başarmak kontrol etmek yukarı birkaç test toplam bu akşamüstü tüm ses tekrar ısırmak merkez sert ev ödevi gazete çok şu anda tekrar tekrar dergi kazara dinlenmek bu sabah üşütmek hissetmek tüm 5.13 Het weekend

19 de alcohol besluiten, besloot, besloten, hebben besloten de finale Ik ben het zat. (het zat zijn, was, waren het zat) de kunst de rivier, de rivieren het schilderij, de schilderijen sterk, sterke het terras, de terrassen uitgaan, ging(en) uit, zijn uitgegaan verliezen, verloor, verloren, hebben verloren vreselijk winkelen, winkelde(n), hebben gewinkeld winnen, won(nen), hebben gewonnen 5.14 Ik kook morgen. Ik ga koken. het hele werkwoord * de tegenwoordige tijd * de vorm, de vormen * het werkwoord, de werkwoorden * alkol karar vermek final bıktım sanat nehir tablo güçlü teras dışarı çıkmak kaybetmek korkunç alışveriş yapmak kazanmak tüm şimdiki zaman şekil Thema 6 Werk zoeken 6.1 Op zoek naar werk bewaren, bewaarde(n), hebben bewaard het contract, de contracten de functie, de functies interesse hebben (in), had(den) interesse, hebben interesse gehad de kennis, de kennissen het nadeel, de nadelen de persoon, de personen de sollicitatiebrief, de sollicitatiebrieven solliciteren, solliciteerde(n), hebben gesolliciteerd tijdelijk, tijdelijke de vacature, de vacatures het voordeel, de voordelen de werkgever, de werkgevers de werknemer, de werknemers depolamak sözleşme iş ilgi duymak tanıdık dezavantaj kişi başvuru mektubu işe başvurmak geçici açık iş pozisyonu avantaj işveren çalışan

20 6.2 Ik begrijp jullie gaan onregelmatige werkwoord, de onregelmatige het werkwoorden * regelmatige werkwoord, de regelmatige het werkwoorden * de tegenwoordige tijd * 6.3 Meerkeuzevragen beantwoorden de meerkeuzevraag, de meerkeuzevragen * 6.4 Vacatures de bar, de bars beschikbaar, beschikbare het cv, de cv's erg, erge hard werken, werkte(n) hard, hebben hard gewerkt het kantoor, de kantoren de kennis de kwaliteit plus het rijbewijs, de rijbewijzen samenwerken, werkte(n) samen, hebben samengewerkt de schoonmaker, de schoonmakers tanken, tankte(n), hebben getankt vlug 6.5 Luisteren naar zorgen voor onthouden * het voorzetsel, de voorzetsels * het werkwoord, de werkwoorden * 6.6 Informatie vragen over een vacature de afdeling, de afdelingen de belasting, de belastingen het lid, de leden parttime het pensioen de post düzensiz kurallı şimdiki zaman çoktan seçmeli bar mevcut öz geçmiş benim için fark etmez çok çalışmak ofis bilgi kalite artı sürücü ehliyeti iş birliği yapmak daha temiz araca yakıt almak hızlı hatırlamak edat departman vergi üye yarı zamanlı emekli maaşı posta

21 de postbezorger, de postbezorgers de rekening, de rekeningen stuk de vereniging, de verenigingen de vergoeding, de vergoedingen zelfstandig, zelfstandige zoals zorgen voor, zorgde(n) voor, hebben gezorgd voor 6.7 Ik heb opgeruimd - zij hebben samengewerkt scheidbare werkwoord, de scheidbare het werkwoorden * de tegenwoordige tijd * het voorzetsel * de voltooide tijd * het voltooid deelwoord * het werkwoord * 6.8 Formulier uitzendbureau de band, de banden het gebouw, de gebouwen de klus, de klussen de monteur, de monteurs de olie het onderhoud de oppas, de oppassen de rem, de remmen repareren, repareerde(n), hebben gerepareerd de scooter, de scooters de start de taak, de taken het vervoer volledig, volledige de vrachtwagen, de vrachtwagens posta hizmeti fatura bozuk birlik tazminat bağımsız örneğin birinin bakımını üstlenmek ayrılabilir şimdiki zaman edat tamamlanmış geçmiş zaman geçmiş zaman sıfat i lastik bina angarya tamirci yağ bakım bebek bakıcısı fren onarmak küçük motosiklet başlangıç görev taşımacılık bütün kamyon 6.9 Herhaling: zinnen maken (1) de hoofdzin, de hoofdzinnen * 6.10 Het sollicitatiegesprek

22 creatief, creatieve yaratıcı Dat geeft niet. Bunun önemi yok eerlijk, eerlijke??? fulltime tam zamanlı geloven, geloofde(n), hebben geloofd inanmak het hotel, de hotels otel de kok, de koks aşçı de stress gerilim vers, verse taze volgen, volgde(n), hebben gevolgd katılmak vooral özellikle wat voor ne tür de werktijden çalışma saatleri de zaak, de zaken şirket 6.12 Ik heb bedoeld hij heeft ontdekt het hele werkwoord * de ik-vorm * regelmatige werkwoord, de regelmatige het werkwoorden * de voltooide tijd * tüm kurallı tamamlanmış geçmiş zaman Thema 7 Werken 7.1 De rondleiding aan de linkerkant aan de rechterkant afwassen, waste(n) af, hebben afgewassen het bureau, de bureaus de directeur, de directeuren de ingang, de ingangen de koelkast, de koelkasten de kraan, de kranen de map, de mappen de plank, de planken de pot, de potten storen, stoorde(n), hebben gestoord het toilet, de toiletten vuil, vuile sola sağa bulaşık yıkamak masa yönetici giriş buzdolabı musluk klasör raf saksı rahatsız etmek tuvalet kirli 7.2 Door de gang, langs de vergaderzaal

23 door tegen 7.3 Let op de tijd. verdelen * 7.4 Wat moet ik doen? aan de beurt zijn, was, waren aan de beurt, zijn aan de beurt geweest binnenkomen, kwam(en) binnen, zijn binnengekomen de handtekening, de handtekeningen in de rij staan, stond(en) in de rij, hebben in de rij gestaan laten, liet(en), hebben gelaten netjes opletten, lette(n) op, hebben opgelet opzoeken, zocht(en) op, hebben opgezocht plastic printen, printte(n), hebben geprint recht, rechte het respect de vlek, de vlekken waarvoor 7.5 Let op! Gevaar! blussen, bluste(n), hebben geblust het gevaar, de gevaren glad, gladde de helm, de helmen de ladder, de ladders meemaken, maakte(n) mee, hebben meegemaakt parkeren, parkeerde(n), hebben geparkeerd roken, rookte(n), hebben gerookt de rook de slang, de slangen de uitgang, de uitgangen verboden (te) de vloer, de vloeren üzerinden karşı bölmek sıranın sende olması girmek imza kuyrukta beklemek izin vermek düzenli dikkat vermek bir şeyi aramak plastik yazdırmak hademe saygı leke ne amaçla söndürmek tehlike kaygan kask merdiven deneyimlemek park etmek sigara içmek duman hortum çıkış yasak zemin

24 waarschuwen, waarschuwde(n), hebben gewaarschuwd 7.6 Herhaling: Je moet je mag je kunt het werkwoord, de werkwoorden * het hele werkwoord * uyarmak tüm 7.7 Ziek melden en vrij vragen aanvragen, vroeg(en) aan, hebben aangevraagd aanwezig, aanwezige afwezig, afwezige bereiken, bereikte(n), hebben bereikt geheim, geheime het loon, de lonen nadenken (over), dacht(en) na, hebben nagedacht officieel, officiële overleggen, overlegde(n), hebben overlegd schriftelijk, schriftelijke verplicht, verplichte ziek melden, meldde(n) zich ziek, hebben zich zich ziekgemeld 7.8 Herhaling: Zinnen maken (2) de bijzin * 7.9 Het einde van de werkdag dweilen, dweilde(n), hebben gedweild een heleboel openen, opende(n), hebben geopend de reclame, de reclames ruiken, rook, roken, hebben geroken de sigaret, de sigaretten het snoep stofzuigen, stofzuigde(n), hebben gestofzuigd het stuk, de stukken de tandenborstel, de tandenborstels de tandpasta, de tandpasta s uitpakken, pakte(n) uit, hebben uitgepakt het verslag, de verslagen bir şey için başvurmak mevcut mevcut değil / yok iletişim kurmak sır maaş hakkında düşünmek resmi tartışmak yazılı zorunlu hastalık izni almak yan cümle paspas yapmak çok açmak reklam koklamak sigara şekerleme elektrik süpürgesiyle temizlemek bir parça diş fırçası diş macunu paketi açmak rapor

25 vreemd, vreemde tuhaf de zeep sabun 7.10 Herhaling: praten over vroeger onregelmatige werkwoord, de onregelmatige het werkwoorden * regelmatige werkwoord, de regelmatige het werkwoorden * scheidbare werkwoord, de scheidbare het werkwoorden de voltooide tijd * 7.11 Een nieuwe collega de balie, de balies blond, blonde dun, dunne het geduld de gegevens grappig, grappige herinneren, herinnerde(n) zich, hebben zich zich herinnerd lelijk, lelijke de liefde negatief, negatieve de operatie, de operaties positief, positieve de spijkerbroek, de spijkerbroeken vrolijk, vrolijke 7.12 Herhaling: klein kleine, groot grote bijvoeglijk naamwoord, de bijvoeglijk het naamwoorden * 7.13 De lunchpauze gaan over, ging(en) over, zijn gegaan over gehandicapt, gehandicapte gek, gekke gewend zijn, was, waren gewend, zijn gewend geweest de gitaar, de gitaren düzensiz kurallı ayrılabilir tamamlanmış geçmiş zaman tezgâh sarışın sıska sabır veri eğlenceli hatırlamak çirkin aşk negatif ameliyat positif kot neşeli sıfat hakkında olmak engelli çılgın alışık olmak gitar

26 honger hebben, had(den) honger, hebben honger gehad knoeien, knoeide(n), hebben geknoeid het leven, de levens de maaltijd, de maaltijden rijk, rijke de smaak, de smaken de ster, de sterren de uitkering, de uitkeringen werkloos, werkloze zoet, zoete 7.14 Soms of vaak? af en toe jaarlijks maandelijks wekelijks 7.15 Herhaling: groot, groter, grootst vergelijken * de vergelijking, de vergelijkingen * aç olmak birine bulaşmak ömür öğün zengin tat yıldız maaş işsizlik tatlı bazen yıllık aylık haftalık karşılaştırmak karşılaştırma Thema 8 De gemeente 8.1 De website van de gemeente het afval binnen de eigenaar, de eigenaren enz. (enzovoort) de gemeente, de gemeentes los, losse het paspoort, de paspoorten de poep scheiden, scheidde(n), zijn gescheiden simpel, simpele stinken, stonk(en), hebben gestonken de stoep, de stoepen de toestemming, de toestemmingen de volwassene, de volwassenen de woning, de woningen çöp içinde sahip vesaire belediye gevşek pasaport kaka boşanmak basit kötü kokmak kaldırım izin yetişkin ev

27 8.2 Ik voel me niet goed. Jij meldt je ziek. het werkwoord, de werkwoorden * 8.3 Op het gemeentehuis de bank, de banken de batterij, de batterijen de boom, de bomen de brug, de bruggen de grap, de grappen de grond de kopie, de kopieën merken, merkte(n), hebben gemerkt om de hoek de pasfoto, de pasfoto s het plein, de pleinen de richting, de richtingen stom, stomme trots (op) 8.4 Herhaling: praten over de toekomst het hele werkwoord * de tegenwoordige tijd * het werkwoord * 8.5 Problemen in je huis het beestje, de beestjes eergisteren het gas de keuze, de keuzes banka pil ağaç köprü şaka yer kopya fark etmek yakında pasaport resmi meydan yön aptalca gururlu tüm şimdiki zaman küçük hayvan önceki gün gaz seçim langskomen, kwam(en) langs, zijn langsgekomen ziyaret etmek lekken, lekte(n), hebben gelekt het plakband plotseling de ruit, de ruiten de schuld, de schulden de steen, de stenen de storing, de storingen de storm, de stormen de stroom de tak, de takken sızdırmak yapışkan bant aniden pencere camı borç taş kesinti fırtına elektrik akımı dal

28 8.6 Herhaling: Zinnen maken (3) de bijzin * de hoofdzin * 8.7 Bij de politie de (politie)agent, de (politie)agenten het bloed de dief, de dieven gewond herkennen, herkende(n), hebben herkend niet/geen meer de paraplu, de paraplu s de politie de portemonnee, de portemonnees de rits, de ritsen trekken aan, trok(ken) aan, hebben getrokken aan vechten, vocht(en), hebben gevochten zeer zitten in, zat(en) in, hebben gezeten in 8.8 Een leuke tas een leuk tijdschrift bijvoeglijk naamwoord, de bijvoeglijk het naamwoorden * 8.9 Nieuws uit Eindhoven de aarde de bioscoop, de bioscopen de boete, de boetes draaien, draaide(n), hebben/zijn gedraaid de haven, de havens klimmen, klom(men), hebben/zijn geklommen de maan de paal, de palen redden, redde(n), hebben gered schrikken, schrok(ken), zijn geschrokken de speeltuin, de speeltuinen springen, sprong(en), hebben/zijn gesprongen bent ana cümle polis memuru kan hırsız yaralı tanımak "bundan daha fazla değil" anlamında kullanılır. Örneğin "daha fazla yağmur beklenmiyor". şemsiye polis cüzdan fermuar çekmek kavga etmek ağrılı bir yerde bulunmak sıfat dünya sinema ceza dönmek liman tırmanmak ay direk kurtarmak korkutmak oyun sahası zıplamak

29 het touw, de touwen verzamelen, verzamelde(n), hebben verzameld de wind, de winden 8.10 Herhaling: Vragen maken het vraagwoord * het werkwoord * 8.11 Afval het blik, de blikken de bodem, de bodems de brievenbus, de brievenbussen het deksel, de deksels het gordijn, de gordijnen de handdoek, de handdoeken de koffer, de koffers de matras, de matrassen de mode plakken, plakte(n), hebben geplakt de schaal, de schalen het speelgoed de verf vriezen, vroor, vroren, hebben gevroren de vuilnisbak, de vuilnisbakken 8.12 Het inburgeringsexamen de koptelefoon * de microfoon * opnemen * ip toplamak rüzgâr soru edatı teneke kutu dip posta kutusu kapak perde havlu bavul yatak moda yapıştırmak kâse oyuncak boya dondurmak çöp kutusu kulaklık mikrofon kaydetmek