MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0032 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0012/M Verzoekende partij de bvba GROND- EN SLOOPWERKEN VERWILST vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN met woonplaatskeuze op het kantoor te 9880 Aalter, Dries 15 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaat Dirk ABBELOOS met woonplaatskeuze op het kantoor te 9200 Dendermonde, Noordlaan I. BESTREDEN BESLISSING Verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 14 oktober 2015, geregulariseerd met een aangetekende brief van 30 november 2015, de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 7 augustus 2015, gekend onder nummer 13/AMMC/1343-M/JA/ib. De bestreden beslissing legt aan verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van (234 euro verhoogd met de opdeciemen overeenkomstig artikel , lid 2 DABM) wegens schending van de artikelen 12, 24 en 25, 1, 2 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (Materialendecreet) en van artikel , 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (Vlarema). Aan verzoekende partij wordt verweten dat zij als producent van bedrijfsafvalstoffen een container houtafval heeft afgeleverd en achtergelaten bij een particulier in plaats van bij een erkend afvalverwerker, terwijl er tijdens het vervoer van het houtafval geen identificatieformulier aanwezig was. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING 1. Verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. Verzoekende partij dient geen wederantwoordnota in. 1

2 2. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 29 september Verzoekende partij verschijnt niet ter zitting en is evenmin vertegenwoordigd. Advocaat Bernd BOGAERT loco advocaat Dirk ABBELOOS voert het woord voor verwerende partij. 3. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN 1. Op 20 september 2013 wordt door een inspecteur van politie en zijn collega (hierna verbalisant), naar aanleiding van een oproep van buurtbewoners, ter hoogte van een woning te 9880 Aalter, Kestelstraat 83 het volgende vastgesteld: Buurtbewoners maken hun beklag over het feit dat er een container houtafval werd gestort in de voortuin van de woning nr. 83. Dit houtafval ligt in de voortuinstrook maar ligt gelijkertijd op het voetpad en tot aan de rand van de rijbaan. Verder onderzoek Op de locatie Kestelstraat 83 woont een vrouw van 76 jaar. Haar bedoeling is om het hout in stukken te (laten) zagen en dit te gebruiken als brandstof voor haar houtkachel in haar woning. We zien dat het hier gaat om houtafval. Minstens de helft van het aangetroffen houtafval, duidelijk afkomstig van een afbraak betreft behandeld houtafval. Het gaat hier om hout met verven en vernissen, vezelplaten tussen het houtafval, hout met kunststoffen panelen. We zien restanten van tapijt tussen het afval liggen (traploper), deuren met glas in, rolluiken met metaal Minstens de helft van deze hoeveelheid houtafval mag dus niet verbrand worden. De zoon van de bejaarde vrouw betreft de genaamde WITTEVRONGEL Eddy, een gemeente-arbeider. Betrokkene staat in voor het verzagen en sorteren van de aangeleverde berg houtafval die er op zijn vraag werd achtergelaten. WITTEVRONGEL Eddy werd door ons van de wetgeving op de hoogte gebracht. Hij stelt op het adres van zijn moeder regelmatig een container met dergelijk houtafval te laten brengen door het bedrijf van VERWILST Patrick. 2

3 WITTEVRONGEL Eddy zou op ons verzoek het houtafval sorteren en de stukken die niet mogen verbrand worden verwijderen. Hij zou het afval en het behandeld houtafval naar het gemeentelijk containerpark van AALTER brengen. Verhoor VERWILST Patrick De heer VERWILST Patrick, zaakvoerder van de bvba VERWILST gevestigd op zijn adres werd door onze diensten verhoord. Betrokkene heeft kennis genomen van de feiten en geeft de feiten toe. Betrokkene dient als bedrijf, zeker bij afbraakwerken in te staan voor het feit dat het door hem verzamelde afval naar een verwerker dient gebracht te worden. Afvalvervoer VERWILST Patrick heeft het afvalvervoer laten uitvoeren door het bedrijf bvba GLKD uit RUISELEDE. Het betreft een geregistreerd (bij OVAM )vervoersbedrijf inzake afvalstoffen. Het afvaltransport werd uitgevoerd door de zaakvoerder, de heer DEWINTER Chris. Er werd geen identificatieformulier afvalstoffen opgesteld zoals voorzien in de VLAREMA wetgeving. Vermogensvoordeel Het containerpark van de gemeente AALTER is gratis en dus niet betalend. Het niet wegbrengen van de container met gemengd houtafval naar een legale verwerker brengt dus een financieel voordeel met zich mee. Voormelde vaststellingen en verhoor worden opgenomen in het aanvankelijk proces-verbaal GE.64.L /2013 van 24 september 2013, dat op 21 oktober 2013 wordt verzonden aan het Parket. 2. Op 25 oktober 2013 meldt de procureur des Konings aan de gewestelijke entiteit AMMC dat het milieumisdrijf niet strafrechtelijk zal worden behandeld. 3. Met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 12 december 2013 brengt de gewestelijke entiteit verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Verzoekende partij wordt daarbij tevens uitgenodigd om haar schriftelijk verweer mee te delen, eventueel vergezeld van een vraag tot hoorzitting, terwijl zij ook de mogelijkheid krijgt om inzage te vragen in het administratief dossier. Per brief die door de gewestelijke entiteit op 8 januari 2014 wordt ontvangen bezorgt verzoekende partij haar schriftelijk verweer, waarin het volgende wordt gesteld: Ik heb inderdaad op vraag van de Heer Wittevrongel Eddy, een container hout van de afbraak van een woning bij hem afgeleverd. De Heer Wittevrongel, heeft, toen de vaststelling gebeurde door de wijkagent, gezegd dat hij dit hout ging sorteren en het afval ging afvoeren naar het gemeentelijk containerpark te Aalter en dit tegen retributie. De documenten dat dit 3

4 is uitgevoerd vind u hierbij ingesloten. Een paar dagen geduld en hij had kunnen vaststellen aan de hand van de bijgevoegde documenten dat alles opgeruimd en afgevoerd was/is naar het gemeentelijk containerpark. Het neemt inderdaad niet weg dat ik hier in de fout ben gegaan door dit hout af te leveren bij de moeder van de Heer Wittevrongel. Dat dit éénmalig feit gebeurd is betreur ik natuurlijk ook, als ik zie wat er mij nu boven het hoofd hangt. Ik hoop uiteraard dat u de samenloop van omstandigheden begrijpt en afziet van een bestuurlijke beboeting. 4. Op 7 augustus 2015 legt de gewestelijke entiteit de vermelde bestuurlijke geldboete op, waarvan verzoekende partij met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 21 september 2015 in kennis wordt gesteld. Deze beslissing wordt als volgt gemotiveerd: Naar aanleiding van een melding begaf de verbalisant zich op 20 september 2013 naar de Kestelstraat 83 te Aalter. Er werd een container met houtafval uitgekapt in de voortuin van bovenvermelde woonst. Uit het fotomateriaal blijkt dat het een aanzienlijke hoeveelheid houtafval betrof. Het ging om hout met verven en vernissen, vezelplaten, hout met kunststoffen panelen e.d. Het was blijkbaar de bedoeling van de bewoonster om dit houtafval te gebruiken als brandstof voor haar houtkachel. Er werden afbraakwerken uitgevoerd en daarna werd beroep gedaan op een vervoersbedrijf om het afval naar bovenstaand adres te transporteren en het er achter te laten. Voor dit transport werd niet voorzien in een identificatieformulier. U werd op 24 september 2013 verhoord als zaakvoerder van de BVBA Grond en Sloopwerken Verwilst. U verklaarde dat het klopte dat houtafval, afkomstig van een afbraak, werd achtergelaten bij een kennis in de Kestelstraat te Aalter. Dit afval werd er naartoe gebracht door de vervoersfirma GLD. Op 8 januari 2014 werd een schriftelijk verweer ontvangen waarin het bovenstaande grotendeels herhaald werd. U voegde nog toe dat inderdaad een fout werd begaan door het hout af te leveren aan bovengenoemde bewoonster. U deelde eveneens mee dat het een éénmalig feit betrof. Overeenkomstig artikel 12 van het Materialendecreet is het verboden om afvalstoffen achter te laten of te beheren in strijd met de voorschriften van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan. Onder beheer van afvalstoffen wordt o.a. verstaan het verwijderen en vervoeren van afvalstoffen en het houden van toezicht op deze handelingen. Artikel 24 van het Materialendecreet bepaalt dat producenten van bedrijfsafvalstoffen op hun kosten de afvalstoffen een nuttige toepassing moeten geven of verwijderen. Deze nuttige toepassing of verwijdering gebeurt overeenkomstig artikel 25, 2 van het Materialendecreet door de afgifte ervan aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon die overeenkomstig artikel 11 houder is van een vergunning voor de verwijdering of nuttige toepassing van de afvalstoffen. Het houtafval diende naar een erkende verwerker te worden gebracht. In casu werden zelf regelingen getroffen door de afvalproducent voor de verwijdering van de bedrijfsafvalstoffen. De afvalstoffen werden echter afgeleverd en achtergelaten bij een 4

5 particulier, niet-erkend verwerker, voor diens woonst. De artikelen 12, 24 en 25 van het Materialendecreet werden geschonden. Artikel VLAREMA bepaalt dat een identificatieformulier aanwezig is tijdens het vervoer van alle afvalstoffen, behoudens de in dit artikel opgenomen uitzonderingen. Het kwestieuze transport valt niet onder één dezer uitzonderingen. De verplicht te vermelden gegevens op het identificatieformulier moeten ingevuld worden vóór het vervoer aanvangt, en ze moeten worden ondertekend en gedateerd door de afvalstoffenproducent die zelf regelingen treft voor zijn afvalstoffen of door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of - makelaar. Als producent van de afvalstoffen die zelf regelingen trof voor de eigen bedrijfsafvalstoffen diende de BVBA Grond en Sloopwerken Verwilst te voorzien in het identificatieformulier hetgeen werd nagelaten. Artikel 12 van het Materialendecreet en artikel VLAREMA werden geschonden. In uw schriftelijk verweer verklaarde u dat het een éénmalig feit betrof. Dit gegeven neemt het bestaan van het milieumisdrijf echter niet weg. Voor het overige wordt vastgesteld dat bovenstaande feiten niet betwist worden. De milieumisdrijven staan vast in hoofde van de BVBA Grond en Sloopwerken Verwilst. De hoogte van de geldboete Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd. Ernst Bovenvermelde regelgeving strekt ertoe om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Het afvalstoffenbeleid heeft tot doel de gezondheid van de mens en het milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en de verspilling van grondstoffen en energie tegen te gaan. Bijgevolg dient de nuttige toepassing van afvalstoffen zoveel mogelijk bevorderd te worden en de verwijdering ervan dient te worden georganiseerd. Dat afvalstoffen de juiste bestemming krijgen is noodzakelijk om milieurisico's en hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken. Door de afgifte van afvalstoffen aan niet-erkende verwerkers bestaat een reëel risico dat niet voldaan wordt aan de milieuhygiënische voorschriften m.b.t. de verwerking van afvalstoffen. In casu werden bedrijfsafvalstoffen bij een particulier, niet-erkende verwerker, voor de woning achtergelaten. De traceerbaarheid van afvalstoffen in het kader van de Vlaamse afvalstoffenwetgeving vormt een cruciaal element. Dit betekent dat er duidelijkheid moet bestaan over: - de herkomst van de afvalstoffen (afvalproducent en productieproces); - de aard, samenstelling en hoeveelheid: - de bestemming (afvalopslag, -overslag of overwerking en identificatie van de 5

6 hinderlijke inrichting); - de identificatie van de transporteur en wijze van transport; Voormelde informatie laat toe om eenduidig te bepalen over welke afvalstoffen het gaat, de mogelijke verwerkingswijzen, de verantwoordelijke actoren, en dergelijke. Het identificatieformulier afvalstoffen werd in de Vlaamse afvalstoffenwetgeving als instrument ingevoerd om deze traceerbaarheid te garanderen. Het transport van houtafval was niet vergezeld van het rechtens vereiste identificatieformulier. De bovenvermelde feiten zijn derhalve voldoende ernstig om gesanctioneerd te worden met een alternatieve bestuurlijke geldboete. Frequentie In het proces-verbaal zijn er indicaties dat u reeds eerder vergelijkbare feiten beging, dit werd namelijk verklaard door de zoon van de bewoonster van de woning waar het houtafval werd achtergelaten. U verklaarde dat het een éénmalig feit betrof. In uw voordeel wordt aangenomen dat hetgeen u ter zake verklaarde correct is. De factor "frequentie" geeft bijgevolg geen aanleiding tot een hogere geldboete. Omstandigheden Per schrijven van 12 december 2013 werd u door AMMC op de hoogte gebracht van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelsontneming. Artikel DABM voorziet dat AMMC een boetebeslissing moet nemen binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving. Deze termijn van 180 dagen is een termijn van orde, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Deze beslissingstermijn is inmiddels verstreken. AMMC is in casu van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen. Wegens het overschrijden van de beslissingstermijn wordt het boetebedrag evenwel verlaagd met één vijfde rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Er zijn wat dit milieumisdrijf betreft geen bijzondere omstandigheden die in acht worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING A. Ontvankelijkheid wat betreft de tijdigheid van het beroep Standpunt van de partijen 6

7 Verwerende partij stelt onder verwijzing naar artikel , 1 en 2 DABM dat het beroep is ingediend buiten de termijn van 30 dagen in artikel DABM. Zij stelt met name dat de bestreden beslissing aangetekend is verzonden op 21 september 2015 en de derde werkdag hierop volgend 24 september 2015 betreft, zodat de laatste nuttige dag om het verzoekschrift in te dienen, verstrijkt op 26 oktober 2015, waardoor het door eisende partij ingediende verzoekschrift dd. 30 november 2015, ontvangen ter uwer griffie op 1 december 2015, dan ook manifest laattijdig is. Zij wijst erop dat de bestreden beslissing zeer duidelijk de toepasselijke rechtsregels qq. de modus operandi vermeldt, en dat de gewestelijke entiteit zich strikt heeft gehouden aan haar informatieplicht. Beoordeling door het College 1. Overeenkomstig de samenlezing van artikel 18 van het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges en artikel DABM kon verzoekende partij binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving van de bestreden beslissing hiertegen beroep indienen bij het College. 2. Op basis van de stukken van het dossier blijkt dat de bestreden beslissing met een aangetekend schrijven van 21 september 2015 ter kennis werd gebracht aan verzoekende partij, die hiertegen met een verzoekschrift van 14 oktober 2015 beroep instelde. Dit beroep werd overeenkomstig artikel DABM tijdig ingediend. Gezien haar initieel verzoekschrift geen keuze van woonplaats bevatte, zoals vereist overeenkomstig artikel 17, 2, lid 1, 3 van het besluit van de Vlaams regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (hierna Procedurebesluit), werd verzoekende partij door de griffie van het College overeenkomstig artikel 17, 2, lid 2 Procedurebesluit met een aangetekende brief van 27 november 2015 in staat gesteld om haar initieel verzoekschrift te regulariseren binnen een vervaltermijn van acht dagen, die ingaat de dag na de dag van de betekening van deze brief. Verzoekende partij heeft vervolgens op 30 november 2015 een geregulariseerd verzoekschrift ingediend. Gezien het initieel verzoekschrift tijdig werd geregulariseerd, wordt verzoekende partij overeenkomstig artikel 17, 2, lid 3 Procedurebesluit geacht het te hebben ingediend op de datum van de eerste verzending. Het beroep is tijdig. De exceptie van laattijdigheid wordt verworpen. B. Ontvankelijkheid wat betreft het belang en de hoedanigheid van de verzoekende partij Verzoekende partij is de rechtspersoon aan wie de bestuurlijke geldboete werd opgelegd. Uit het dossier blijkt dat de vordering regelmatig is ingesteld. 7

8 V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen 1. Verzoekende partij stelt dat zij hoegenaamd niet akkoord kan gaan met de gehanteerde strafmaat, en meent dat de gewestelijke entiteit bij haar beoordeling ten onrechte geen rekening hield met bepaalde elementen. Wat betreft het waarderingscriterium van de ernst van het misdrijf stelt verzoekende partij dat de gewestelijke entiteit bij haar beoordeling geen rekening zou hebben gehouden met de vaststelling dat het leefmilieu nooit in is gevaar gekomen ingevolge de vastgestelde inbreuken, terwijl het doel van het door de wetgever ingevoerde systeem erin bestaat het leefmilieu te beschermen. Zij wijst met name op de vaststelling dat het houtafval is verzaagd tot brandhout, en het overige afval is overgebracht naar het gemeentelijk recyclagepark, zodat er bijgevolg geen afvalstoffen in het milieu terecht zijn gekomen. Wat betreft het waarderingscriterium van de frequentie stelt verzoekende partij dat de gewestelijke entiteit bij haar beoordeling geen rekening zou hebben gehouden met de vaststelling dat het om een éénmalig feit ging. Zij meent dat de verbalisant in het proces-verbaal ten onrechte liet uitschijnen dat er reeds voorgaanden zijn, maar dat dit loutere vermoedens zijn die door niets worden aangetoond. Zij stelt dat uit de voorgelegde verklaring van de heer Wittevrongel duidelijk blijkt dat hij nooit heeft verklaard dat verzoekende partij reeds eerder vergelijkbare feiten zou hebben gepleegd. Wat betreft het waarderingscriterium van de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd stelt verzoekende partij dat er door de gewestelijke entiteit in de bestreden beslissing veel te veel de nadruk wordt gelegd op de repressieve functie van het handhavingsbeleid, terwijl een eenvoudige aanmaning een dergelijke inbreuk niet meer te plegen en een effectieve bestraffing bij een tweede inbreuk een beter signaal zou zijn, en verzoekende partij die ter goede trouw is zou belonen. Zij stelt dat de ganse systematiek met betrekking tot het identificatieformulier haar onbekend was en dat zij sedert de vaststellingen waarover de voorliggende zaak handelt zich de systematiek eigen heeft gemaakt, zodat er sindsdien geen nieuwe inbreuken meer werden vastgesteld en de vaststellingen van verbalisant in voormelde zaak hun doel dan ook niet hebben gemist. 2. Verwerende partij wijst op de discretionaire bevoegdheid waarover de gewestelijke entiteit beschikt bij het bepalen van hoogte van de geldboete, en stelt dat de artikelen en DABM slechts geschonden zullen zijn wanneer de gewestelijke entiteit op een kennelijke onevenredige of onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de waarderingscriteria die in deze artikelen zijn bepaald. Zij meent dat de gewestelijke entiteit in de bestreden beslissing de ernst, de frequentie en de omstandigheden betrekt bij haar besluitvormingsproces tot het bepalen van de omvang van de alternatieve bestuurlijke geldboete, en haar beslissing afdoende motiveert. 8

9 Wat betreft de kritiek van verzoekende partij inzake het waarderingscriterium van de ernst van het misdrijf stelt verwerende partij dat men door de vaststaande en niet betwiste schending van de artikelen 12, 24 en 25 van het materialendecreet en art van het VLAREMA afbreuk doet aan het leefmilieu, en dat de voormelde regels ertoe strekken de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheid en handelingen die milieubelastend kunnen zijn, of die gevaarrisico's in zich kunnen dragen, te voorkomen of te beperken. Zij wijst op het feit dat de traceerbaarheid van afvalstoffen aan de hand van het identificatieformulier een cruciaal element vormt in het kader van de Vlaamse afvalstoffenwetgeving gezien er hierdoor duidelijkheid wordt gecreëerd aangaande de herkomst van de afvalstoffen, de aard van de afvalstoffen, de bestemming en de identificatie van de vervoerder en de wijze van transport. Tenslotte zou uit de bewijsstukken blijken dat de afvalstoffen-afvalhout- weldegelijk in het milieu terecht zijn gekomen en bovendien gedeponeerd bij een niet erkende verwerker van afvalstoffen, terwijl de zaakvoerder van de eisende partij zelf verklaart dat het om afval gaat en dat hij het heeft laten deponeren bij een niet erkende verwerker. Wat betreft de kritiek van verzoekende partij inzake het waarderingscriterium van de frequentie stelt verwerende partij dat de gewestelijke entiteit de schriftelijke argumentatie van de eisende partij betrekt bij de beoordeling van het waarderingscriterium inzake de frequentie, waaruit manifest duidelijk is dat bij de begroting van de omvang van de alternatieve bestuurlijke geldboete er geen rekening is gehouden met voorgaanden ". Zij merkt tevens op dat het de gewestelijke entiteit redelijkerwijze vrij staat om het beoordelingscriterium van de frequentie enkel in aanmerking te nemen als boeteverzwarende omstandigheid. Wat betreft de kritiek van verzoekende partij inzake het waarderingscriterium van de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd stelt verwerende partij dat de goede trouw van de eisende partij bezwaarlijk kan worden aangenomen, gezien iedere rechtsonderhorige de wet behoort te kennen, waardoor het plegen van een milieumisdrijf een vaststaand feit betref. Zij meent dat stellen dat men vanaf het misdrijf zich de systematiek eigen heeft gemaakt inzake het identificatieformulier niet meer is dan het correct naleven van de wettelijke norm en geen bijzondere beloning vergt. Beoordeling door het College 1. Verzoekende partij betwist de strafmaat, en uit inzonderheid kritiek op de beoordeling door de gewestelijke entiteit van de ernst van het milieumisdrijf evenals van de frequentie en de omstandigheden waarin zij het milieumisdrijf heeft gepleegd of beëindigd. Zij voert hiermee de schending aan van de artikelen DABM en DABM. Zij betwist op zich niet dat zij een inbreuk pleegde op de artikelen 12, 24 en 25, 1, 2 Materialendecreet en artikel , 1 Vlarema. 2. Artikel DABM luidt als volgt : Bij het opleggen van bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten zorgen de personen, vermeld in artikel , alsook de gewestelijke entiteit, vermeld in artikel , ervoor dat er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de bestuurlijke 9

10 maatregelen of bestuurlijke geldboeten ten grondslag liggen, en de maatregelen of de boeten die op grond van die feiten worden opgelegd. Artikel DABM, dat een precisering betreft van artikel DABM, luidt als volgt : Als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de geldboete afgestemd op de ernst van het milieumisdrijf. Tevens wordt rekening gehouden met de frequentie en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd. De gewestelijke entiteit beschikt in het licht van artikel , lid 2 DABM over een ruime discretionaire bevoegdheid bij het bepalen van het boetebedrag. Het College zal bij haar toezicht nagaan of de gewestelijke entiteit haar appreciatiebevoegdheid naar behoren heeft uitgeoefend binnen het kader van geciteerde artikelen DABM en DABM. Zij zal met name nagaan of de gewestelijke entiteit hierbij is uitgegaan van de juiste feitelijke en juridische gegevens, of zij die correct heeft beoordeeld en of zij op grond daarvan rechtmatig en dus niet kennelijk onredelijk tot haar boetebeslissing is kunnen komen. Er zal pas sprake zijn van een schending van deze artikelen indien aan de hand van de argumentatie die regelmatig aan het College wordt voorgelegd (inzonderheid door verzoekende partij), wordt vastgesteld dat de gewestelijke entiteit op foutieve dan wel kennelijk onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de daarin opgenomen waarderingscriteria tot bepaling van het boetebedrag. 3. Wat betreft de kritiek van verzoekende partij inzake de beoordeling door de gewestelijke entiteit van het waarderingscriterium van de ernst van het milieumisdrijf, stelt het College vast dat verzoekende partij ten onrechte wijst op de ontstentenis van (risico op) effectieve milieuschade Het College merkt vooreerst op verzoekende partij met haar bewering dat het leefmilieu nooit in gevaar is gekomen voorbijgaat aan het gegeven dat er in casu bedrijfsafvalstoffen werden achtergelaten bij een particulier in plaats van bij een erkende verwerker van afvalstoffen, waarbij de aard en samenstelling van deze afvalstoffen bovendien onduidelijk was ingevolge het ontbreken van het (rechtens vereiste) identificatieformulier. Verzoekende partij had derhalve geen enkele garantie dat deze afvalstoffen door de betreffende particulier alsnog correct zouden worden verwerkt en verwijderd. Het valt geenszins uit te sluiten dat het betreffende houtafval zonder tussenkomst van de verbalisant volledig zou zijn verbrand, in strijd met de milieuhygiënische voorschriften m.b.t. de verwerking van afvalstoffen, dan wel dat de restfractie na uitsortering van het brandbare houtafval niet zou zijn terechtgekomen op het containerpark Bovendien doet de (bewering inzake de) ontstentenis van effectieve milieuschade geen afbreuk aan het bestaan van het milieumisdrijf. De geschonden regelgeving, die zich richt tot de (rechts)persoon die (bedrijfs)afvalstoffen beheert (overeenkomstig de definitie van het beheren van afvalstoffen in de zin van het Materialendecreet in artikel 3, 7 van dit decreet), vereist niet dat er (door de gewestelijke entiteit wordt aangetoond dat er) effectieve milieuschade werd veroorzaakt door het vervoeren van een container houtafval zonder identificatieformulier, en het afleveren en achterlaten van dit bedrijfsafval bij een particulier in plaats van bij een erkend afvalverwerker. In de bestreden beslissing wordt (inzake de ernst van het milieumisdrijf) terecht 10

11 overwogen dat de geschonden regelgeving eerder is bedoeld om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Zoals daarin wordt gesteld heeft het afvalstoffenbeleid tot doel de gezondheid van de mens en het milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en de verspilling van grondstoffen en energie tegen te gaan, en dient de nuttige toepassing van afvalstoffen bijgevolg zoveel mogelijk bevorderd te worden en de verwijdering ervan dient te worden georganiseerd. Voorts wordt daarin gewezen op het feit dat afvalstoffen de juiste bestemming krijgen noodzakelijk is om milieurisico's en hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken, terwijl er door de afgifte van afvalstoffen aan niet-erkende verwerkers een reëel risico bestaat dat niet voldaan wordt aan de milieuhygiënische voorschriften m.b.t. de verwerking van afvalstoffen. Tenslotte wordt erop gewezen dat de traceerbaarheid van afvalstoffen in het kader van de Vlaamse afvalstoffenwetgeving een cruciaal element vormt om eenduidig te bepalen over welke afvalstoffen het gaat, de mogelijke verwerkingswijzen, de verantwoordelijke actoren, en dergelijke, en dat het identificatieformulier afvalstoffen in de Vlaamse afvalstoffenwetgeving als instrument werd ingevoerd om deze traceerbaarheid te garanderen. Het College stelt vast dat verzoekende partij geciteerde overwegingen in de bestreden beslissing niet betwist, terwijl de opgelegde geldboete kadert in het streven naar een milieuvriendelijk en efficiënt afvalstoffenbeleid, en geen (rechtsreeks) verband houdt met (effectieve) milieuschade. 4. Wat betreft de kritiek van verzoekende partij inzake de beoordeling door de gewestelijke entiteit van het waarderingscriterium van de frequentie, stelt het College vast dat deze kritiek feitelijke grondslag mist dan wel ongegrond is In zoverre verzoekende partij meent dat de factor frequentie in casu aanleiding gaf tot een hogere geldboete, op basis van de vaststelling dat er wordt gealludeerd dat er voorgaanden zouden zijn, mist het middel feitelijke grondslag. De gewestelijke entiteit stelt in de bestreden beslissing uitdrukkelijk dat er bij het bepalen van de hoogte van de geldboete wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het een eenmalig feit betrof: In het proces-verbaal zijn er indicaties dat u reeds eerder vergelijkbare feiten beging, dit werd namelijk verklaard door de zoon van de bewoonster van de woning waar het houtafval werd achtergelaten. U verklaarde dat het een éénmalig feit betrof. In uw voordeel wordt aangenomen dat hetgeen u ter zake verklaarde correct is. De factor "frequentie" geeft bijgevolg geen aanleiding tot een hogere geldboete In de rand hiervan merkt het College nog op dat het oordeel van de gewestelijke entiteit, binnen de ruime discretionaire bevoegdheid die de decreetgever haar in het licht van de bepaling van het boetebedrag heeft toegekend, dat het waarderingscriterium van de frequentie (enkel) als boeteverzwarende omstandigheid in aanmerking wordt genomen, wanneer vaststaat dat de overtreder reeds eerder gelijkaardige feiten pleegde, niet foutief noch kennelijk onredelijk is. Het sluit tevens aan bij de parlementaire voorbereidingen van artikel DABM (Parl. St., Vl. P., , nr. 1249/1, 59), die luiden als volgt: 11

12 Vanuit het proportionaliteitsbeginsel is het belangrijk om bij de bepaling van de bestuurlijke geldboeten rekening te houden met zowel positieve (de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieu-inbreuken of milieumisdrijven pleegt of beëindigt) als negatieve factoren (ernst van de milieu-inbreuk of de milieumisdrijffrequentie van de gepleegde feiten). 5. De kritiek van verzoekende partij inzake de beoordeling door de gewestelijke entiteit van het waarderingscriterium van de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd heeft blijkens de lezing van het middelonderdeel louter betrekking op (het deel van) de boete voor het vervoeren van houtafval zonder dat er tijdens dit vervoer een identificatieformulier aanwezig is Wat betreft het standpunt van verzoekende partij dat een eenvoudige aanmaning een dergelijke inbreuk niet meer te plegen een beter signaal zou zijn, en haar goede trouw zou belonen, stelt het College vast dat dit louter opportuniteitskritiek betreft op de beslissing van de gewestelijke entiteit om een (effectieve) geldboete op te leggen. De gedragingen van verzoekende partij in strijd met de geschonden normen, die ressorteren onder artikel , lid 1, 10 DABM, betreffen milieumisdrijven in de zin van artikel , 2 DABM, die strafrechtelijk kunnen worden bestraft op basis van artikel , 1 DABM, en waarvoor overeenkomstig artikel , lid 2 DABM een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Wanneer de procureur des Konings beslist om niet strafrechtelijk te vervolgen, staat het aan de gewestelijke entiteit om op basis van DABM de procedure op te starten tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete en het gepleegde milieumisdrijf te sanctioneren, ook al heeft de overtreder zich intussen in regel gesteld. De betreffende gedragingen dienen niet noodzakelijk opzettelijk te worden gepleegd, gezien ook wie door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid dergelijke gedragingen pleegt kan worden gestraft. De loutere bewering van verzoekende partij dat zij te goeder trouw was, en dat zij op het ogenblik van de vaststellingen nog geen notie had van de ganse systematiek met betrekking tot het identificatieformulier doet geen afbreuk aan het bestaan van het milieumisdrijf, dat op zich niet wordt betwist. Verzoekende partij toont niet aan noch maakt zij aannemelijk dat de opgelegde boete onredelijk hoog is Bovendien stelt het College vast dat de (statutair) zaakvoerder van verzoekende partij tijdens zijn verhoor op 24 september 2013 verklaarde dat zijn bedrijf een aannemersbedrijf betreft, en dat het klopt dat hij houtafval, dat afkomstig was van een door hem uitgevoerde afbraak, achterliet bij een kennis. De bewering dat hij er niet van op de hoogte was dat behandeld houtafval niet mag worden verbrand wordt door geen enkel objectief element ondersteund. Bovendien gaat deze bewering voorbij aan de vaststelling van de verbalisant dat er zich tussen het (behandeld) houtafval ook restanten van tapijt, deuren met glas in, rolluiken met metaal bevonden, en dat verzoekende partij niet kon weten wat er uiteindelijk zou gebeuren met het achtergelaten houtafval en de (niet brandbare) restfractie. Voorts mag van verzoekende partij worden verwacht dat zij als (gespecialiseerd) aannemersbedrijf, dat volgens haar statuten sinds 2002 (onder meer) afbraakwerken en slopingswerken uitvoert, op de hoogte is van de regelgeving inzake afvalstoffen (die sinds het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van 12

13 afvalstoffen en vervolgens het Materialendecreet) reeds tientallen jaren is ingeburgerd, temeer zij de ernst van het milieumisdrijf in het licht van de noodzaak van een milieuvriendelijk en efficiënt afvalstoffenbeleid (met het oog waarop de boete werd opgelegd) niet ernstig betwist. 6. Gelet op voormelde vaststellingen oordeelt het College dat verzoekende partij niet aantoont dat de gewestelijke entiteit de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd in de bestreden beslissing, met het oog op het bepalen van de hoogte van de geldboete, op foutieve dan wel kennelijk onredelijke wijze heeft beoordeeld. Het middel wordt verworpen. B. Tweede middel Standpunt van de partijen 1. Verzoekende partij stelt dat haar door deze administratieve afhandeling van de inbreuk een aantal belangrijke gunstmogelijkheden worden ontzegd en dat zij wordt benadeeld, gezien zij ingeval de zaak voor de correctionele rechtbank zou behandeld zijn geworden de mogelijkheid had om de gunst van de opschorting te vragen of een geldboete met uitstel opgelegd te krijgen, terwijl dit in de bestuurlijke procedure niet mogelijk is. Om die reden meent zij dat deze ganse regeling een inbreuk is op het gelijkheidsbeginsel en dan ook in strijd is met de grondwet, zodat haar dan ook geen sanctie kan worden opgelegd. 2. Verwerende partij betwist dat er een schending voorligt van het (grondwettelijk) gelijkheidsbeginsel. Zij merkt vooreerst op dat verzoekende partij bij haar verzoekschrift de onbetwiste feiten minimaliseert en geheel uit het oog verliest dat men een milieumisdrijf heeft gepleegd qq. een door een strafwet strafbaar gestelde handeling. Zij stelt dat de wetgever heeft beslist dat het aan de Procureur des Konings toekomt om te oordelen of men al dan niet de strafrechtelijke dan wel een administratiefrechtelijke procedure volgt, waaruit een bepaalde leedverzwarende sanctie kan voortvloeien, en dat deze keuze van de Procureur des Konings geheel autonoom is en reeds een beoordeling behelst van de opportuniteit inzake de toepasselijkheid van de regels inzake opschorting (steeds advies van de procureur vereist) en/of uitstel. Zij wijst op het feit dat de procedure tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete een eigen karakter heeft en de betrokkene het nadeel bespaart van verschijning voor een strafgerecht, het onterende van een strafrechtelijke veroordeling en het mogelijk maakt de gevolgen te ontlopen van een vermelding in het strafregister, en dat deze gronden een wezenlijk bestanddeel vormen waarop het verschil (steunt) in behandeling tussen degenen die een administratieve geldboete opgelegd krijgen en degenen die voor de strafrechter moeten verschijnen, voorzover de rechten van verdediging niet op buitensporige wijze worden belemmerd. Zij wijst tevens op het feit dat verzoekende partij binnen de administratieve procedure over de waarborg beschikt om gehoord te worden en haar opmerkingen schriftelijk mee te delen, maar dat zij zich echter niet beroept op deze rechten. Wat betreft de stelling van verzoekende partij dat de gehele administratieve procedure strijdig is met de grondwet merkt verwerende partij op dat verzoekende partij niet duidelijk weergeeft welke specifieke artikelen 13

14 van de grondwet zijn geschonden en zijn ingeroepen middel op geen enkele wijze motiveert, waardoor zij zelfs afbreuk doet aan het recht van verdediging van verwerende partij. Minstens zou er geen schending voorliggen van het gelijkheidsbeginsel, zodat er bijgevolg ook geen inbreuk kan bestaan op de grondwettelijke bepaling die het gelijkheidsbeginsel omvat. Beoordeling door het College 1. Verzoekende partij meent dat er een schending voorligt van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, doordat zij zich in de administratieve procedure ten aanzien van de gewestelijke entiteit niet zou kunnen beroepen op de mogelijkheden die worden geboden door de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, terwijl dit wel mogelijk zou zijn geweest indien het milieumisdrijf voor de correctionele rechtbank zou zijn afgehandeld. Zij gaat daarbij klaarblijkelijk uit van de hypothese dat zij voor de correctionele rechtbank, onder verwijzing naar de ontstentenis van milieuschade, het eenmalig karakter van de inbreuk en haar goede trouw, opschorting van de uitspraak van de veroordeling of uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf zou hebben gekregen, terwijl de bestreden beslissing haar een effectieve (administratieve) geldboete oplegt. 2. Gedragingen in strijd met een voorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van titel XVI DABM, en waarop overeenkomstig deze titel een straf is gesteld, kunnen naargelang de keuze van de procureur des Konings overeenkomstig de artikelen e.v. DABM, worden afgehandeld volgens het penale spoor dan wel volgens het bestuurlijke spoor. Indien de procureur des Konings (tijdig) beslist om niet over te gaan tot strafrechtelijke behandeling van het milieumisdrijf, vervalt de strafvordering, en kan er voor dit misdrijf desgevallend, binnen de grenzen van de artikelen en DABM en met respect voor de artikelen en DABM, een alternatieve bestuurlijke geldboete worden opgelegd, met name een alternatief voor de strafrechtelijke geldboete -die in geval van strafrechtelijke behandeling door de correctionele rechtbank zou kunnen worden opgelegd-. 3. Het College merkt op dat verzoekende partij in se stelt dat er ingevolge de procedure in de artikelen e.v. DABM inzake het opleggen van (alternatieve) bestuurlijke geldboeten een schending voorligt van het grondwettelijk gewaarborgd gelijkheidsbeginsel. Het College is evenwel niet bevoegd om een uitspraak te doen over de grondwettigheid van de betreffende decretale regeling, terwijl verzoekende partij het College niet vraagt om daaromtrent een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. 4. Verzoekende partij maakt op basis van de (beknopte) bewering dat haar door deze administratieve afhandeling van de inbreuk een aantal belangrijke gunstmogelijkheden worden ontzegd, met name de mogelijkheid om de gunst van de opschorting te vragen of een geldboete met uitstel opgelegd te krijgen, waarop zij zich bij de afhandeling van de inbreuk voor de correctionele rechtbank wel had kunnen beroepen, evenmin aannemelijk dat er een schending voorligt van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, en dat een prejudiciële vraag daaromtrent aan het Grondwettelijk Hof zich opdringt. 14

15 4.1. Een alternatieve bestuurlijke geldboete heeft tot doel om gedragingen, in strijd met een voorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van titel XVI DABM en waarop overeenkomstig deze titel een straf is gesteld, te voorkomen en te bestraffen. Het is een sanctie met een overwegend repressief karakter. Als gevolg van haar punitief karakter betreft het opleggen van dergelijke boete volgens de kwalificatiecriteria van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een strafvervolging in de zin van artikel 6, lid 1 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Bij het opleggen ervan moet dan ook worden voldaan aan de procedurele en materiële waarborgen voor strafvervolging en bestraffing, zoals vervat in de artikelen 6 en 7 EVRM en het zevende protocol bij het EVRM, in de artikelen 14 en 15 van het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO), in de artikelen 12 en 14 van de Grondwet en in de fundamentele beginselen van het strafrecht. Zo zal de overtreder steeds toegang moeten hebben tot een rechter met volle rechtsmacht, die alle waarborgen biedt van artikel 6 EVRM, hetgeen in casu wordt gegarandeerd door de beroepsmogelijkheid bij het Milieuhandhavingscollege (terwijl er tegen de beslissing van dit College ook nog cassatieberoep openstaat bij de Raad van State). Ook de decreetgever beoogde een uitgebreide rechtsbescherming. In de memorie van toelichting bij het ontwerp dat titel XVI van het DABM is geworden wordt uitdrukkelijk gesteld dat "bestuurlijke geldboeten door hun punitief karakter, aanleiding moeten geven tot dezelfde rechtswaarborgen die gelden voor strafvervolgingen en de berechting van strafbare feiten", en dat het decreet op dat vlak een optimale rechtsbescherming wil waarborgen (Memorie van toelichting, Vlaams Parlement, , 1249, nr. 1, 14 en 16-17) De vaststelling dat de bestuurlijke geldboete van strafrechtelijke aard is in de zin van de artikelen 6, lid 1 en 7 EVRM, waardoor de waarborgen van deze artikelen in acht moeten worden genomen, heeft evenwel niet tot gevolg dat die geldboete in de Belgische wetgeving van strafrechtelijke aard zou zijn (zie in die zin Gw.H., nr. 119/2009 dd. 16 juli 2009, overweging B.6.2.). Dit wordt bevestigd in de memorie van toelichting bij het ontwerp dat titel XVI van het DABM is geworden, waarin uitdrukkelijk wordt gesteld dat "de bestuurlijke geldboeten geen strafsancties zijn, geen door de strafrechter uitgesproken straffen, en dat ze op geen enkele manier hiermee in verband mogen worden gebracht (Memorie van toelichting, Vlaams Parlement, , 1249, nr. 1, 60). Een bestuurlijke geldboete is geen straf in de zin van artikel 1 van het Strafwetboek, maar betreft een niet-penale straf. Derhalve valt zij in beginsel buiten het -nationale- materiële strafrecht, en zijn de -internrechtelijke- procedurele waarborgen van de strafprocedure in beginsel evenmin van toepassing. Artikel 100 van het Strafwetboek voorziet dat in bijzondere wetten en verordeningen bepalingen kunnen worden opgenomen die anders luiden dan de bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek, dat op basis van artikel 11, lid 1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen in beginsel van toepassing is op de strafbaarstellingen en de strafrechtelijke sancties die ten aanzien van milieumisrijven worden voorzien In het DABM wordt in het kader van het bestuurlijk afhandelingsspoor van een milieumisdrijf niet voorzien in de toepassing van (de waarborgen van) de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, op basis waarvan de vonnisgerechten de opschorting van de uitspraak van de veroordeling of een uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf kunnen gelasten. Deze wet is derhalve niet zonder meer van overeenkomstige toepassing in het kader 15

16 van het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete. Het Grondwettelijk Hof oordeelde daaromtrent reeds als volgt (in arrest nr. 40/97 dd. 14 juli 1997, overweging B.6.2): De maatregelen waarin de wet van 29 juni 1964 voorziet, werden opgevat als maatregelen die nauw verband houden met de strafsancties. De bedoeling bestaat erin de rechter de mogelijkheid te verschaffen de dader van een misdrijf op proef te stellen gedurende een bepaalde periode, na afloop waarvan, indien zijn gedrag bevredigend is, geen veroordeling wordt uitgesproken, noch een gevangenisstraf wordt opgelegd (Hand., Senaat, , nr. 5, bespreking, zitting van 26 november 1963, p. 80). In die maatregelen werd voorzien om de onterende gevolgen die aan een strafrechtelijke veroordeling kleven, weg te werken of af te zwakken. De wetgever vermag, zonder het gelijkheidsbeginsel te miskennen, te oordelen dat de maatregel van opschorting, uitstel of probatie niet toepasselijk is op de administratieve geldboeten. Die geldboeten zijn maatregelen met een exclusief pecuniair karakter, hebben niet het onterende karakter dat aan de strafrechtelijke veroordelingen kleeft, worden niet op het strafblad ingeschreven en zijn niet van die aard dat zij de reïntegratie in het gedrang brengen van diegene aan wie zij worden opgelegd. De wet van 30 juni 1971 schendt het gelijkheidsbeginsel niet doordat zij de arbeidsrechtbank niet de mogelijkheid biedt een van de maatregelen waarin de wet van 29 juni 1964 voorziet, toe te kennen aan de persoon die voor die rechtbank het beroep heeft ingesteld waarin artikel 8 van de voormelde wet voorziet Dit standpunt geldt naar analogie ook in voorliggend geval, waarin het DABM noch in hoofde van de gewestelijke entiteit, noch in hoofde van het College, in de mogelijkheid voorziet om toepassing te maken van de maatregelen waarin door de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie wordt voorzien. Er moet derhalve worden vastgesteld dat er een van het rechtsregime van de administratieve geldboetes onderscheiden rechtsregime van toepassing is op strafrechtelijke sancties, dat beide regimes hun voor- en nadelen hebben in hoofde van diegenen aan wie een sanctie wordt opgelegd, en dat men niet kan eisen dat diegenen die een sanctie opgelegd krijgen volgens het regime van de administratieve sancties precies dezelfde waarborgen -moeten- genieten als diegenen die een strafsanctie ondergaan. Dit standpunt werd door het Grondwettelijk Hof als volgt bevestigd (in arrest nr. 44/2011 dd. 30 maart 2011, randnummer B.12.2): Zelfs al gaat het om een straf in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, de personen die tot de betaling van de in het geding zijnde administratieve geldboete worden veroordeeld, ontsnappen aan de nadelen van een strafrechtelijke veroordeling, zoals het onterend karakter dat eraan kleeft en de inschrijving van de veroordeling in het strafregister. Wel oordeelde het Grondwettelijk Hof dat er (in het licht van de vereiste om bij het opleggen van een bestuurlijke sanctie met een punitief karakter te voldoen aan de fundamentele beginselen van het strafrecht) een parallellisme dient te bestaan tussen de maatregelen tot individualisering van de straf, waarbij (in hetzelfde arrest nr. 44/2011 dd. 30 maart 2011, randnummer B.29) werd overwogen: 16

17 B.29. Wanneer de dader van eenzelfde feit op een alternatieve wijze kan worden gestraft, dat wil zeggen wanneer hij, voor dezelfde feiten, ofwel naar de correctionele rechtbank kan worden verwezen ofwel een administratieve geldboete kan worden opgelegd waartegen hem een beroep wordt geboden voor een andere rechtbank dan een strafrechtbank, dient er een parallellisme te bestaan tussen de maatregelen tot individualisering van de straf. Dat geldt voor de mogelijkheid om een geldboete op te leggen die minder bedraagt dan het wettelijke minimum indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn (arresten nrs. 40/97, 45/97, 128/99, 86/2007 en 42/2009) Het gegeven dat er voor eenzelfde milieumisdrijf, naargelang het bestuurlijke of penale spoor wordt gevolgd, andere (gunst)mogelijkheden zijn, betekent derhalve niet noodzakelijk dat er een schending voorligt van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Dit geldt des te meer, indien zoals in casu blijkt dat de strafmaten in beide procedures verschillen. Zo stelt het College vast dat verzoekende partij in het kader van een (gebeurlijke) correctionele procedure op basis van artikel , 1 DABM, naargelang er sprake was van opzet dan wel van gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, kon worden gestraft met een gevangenisstraf van respectievelijk een maand tot vijf jaar dan wel een maand tot drie jaar, en een geldboete van respectievelijk 100 euro tot euro dan wel 100 euro tot euro, of met één van die straffen. In het kader van de bestuurlijke procedure kon zij overeenkomstig artikel , lid 2 DABM enkel worden gestraft met een alternatieve bestuurlijke geldboete, en niet (eveneens) met een gevangenisstraf. Bovendien bedraagt de hoogte van deze geldboete maximaal euro, zodat derhalve alles onder dit bedrag, tot en met 0 euro, kan worden opgelegd. Het maximumbedrag van de strafrechtelijke geldboete die in casu kon worden opgelegd ligt (overigens bij een groot deel van de milieumisdrijven) derhalve hoger dan het maximumbedrag van de alternatieve bestuurlijke geldboete die voor hetzelfde misdrijf kon worden opgelegd, terwijl er bij de strafrechtelijke geldboete bovendien (in beginsel) minima worden voorzien, terwijl dit niet het geval is bij de bestuurlijke geldboete, waarbij (in beginsel) een 0-boete kan worden opgelegd Gelet op voormelde uiteenzetting toont verzoekende partij niet aan dat de bestuurlijke beboetingsprocedure (in de artikelen e.v. DABM), in haar geheel beschouwd, op onevenredige wijze afbreuk doet aan haar rechten (van verdediging), gezien zij in deze procedure als vervolgde persoon niet kan genieten van de waarborgen die worden geboden door de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, terwijl de persoon die voor de strafgerechten wordt vervolgd hierop wel beroep kan doen (zie in gelijkaardige zin Gw.H., nr. 72/92 dd. 18 november 1992, overweging B.4.5). Er bestaat dan ook geen noodzaak om daaromtrent een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. Het middel wordt verworpen. 17

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0033 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0015/M Verzoekende partij de bvba GLD vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN met woonplaatskeuze

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0054 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0117/M Verzoekende partij de nv CORNEILLIE vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 OKTOBER 2015 P.14.0355.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0355.N I H nv, vertegenwoordigd door de lasthebber ad hoc Filip Mertens, met kantoor te 9000 Gent, Coupure 373, eiseres, met als

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/104-VK van 19 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 MEI 2014 P.12.2065.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.2065.N HORECA TECHNOLOGIES SOLUTIONS bvba, met zetel te 2900 Schoten, Gazellendreef 22, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Jozef

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Rolnummer 1924 Arrest nr. 81/2001 van 13 juni 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Het

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MAART 2015 P.14.0392.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0392.N 1. M L E V U, beklaagde, 2. H R G V B, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Jaak Haentjens, advocaat bij de balie te Dendermonde.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/16-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de STAD [ ] vertegenwoordigd door haar college van burgemeester en schepenen, met adres te [ ] hierna de verzoekende partij

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/74-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T Rolnummer 4045 Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 468, 3, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 21

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0073 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0041/M Verzoekende partij de bvba MARES GEBROEDERS vertegenwoordigd door advocaat Frederik

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 27 november 2018 met nummer RvVb-A-1819-0351 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0415-SA -Verzoekende partijen 1. de heer Willy WANTE 2. de heer Mohamed TABLA

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/41-VK van 30 april 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Kris DHAENE, advocaat, met kantoor te 9000 GENT, Sint-Lievenspoortstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0043 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0014/M Verzoekende partij de heer Bart VERVAEKE vertegenwoordigd door advocaat Vallery DECLERCQ,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/45-VK van 10 juli 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 5578 Arrest nr. 181/2013 van 19 december 2013 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Grondwettelijk

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0091 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0137/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc VAN DER SMISSEN, wonende te 1730

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893 RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK IXe KAMER A R R E S T nr. 199.862 van 25 januari 2010 in de zaak A. 187.639/IX-5893 In zake : Dennis X. bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Karel S.

Nadere informatie

Rolnummer 5807. Arrest nr. 55/2014 van 27 maart 2014 A R R E S T

Rolnummer 5807. Arrest nr. 55/2014 van 27 maart 2014 A R R E S T Rolnummer 5807 Arrest nr. 55/2014 van 27 maart 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 444 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 MAART 2015 P.13.1040.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1040.N UCB nv, met zetel te 1070 Brussel (Anderlecht), Researchlaan 60, beklaagde, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/40-VK van 18 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE Art. 16.4.46 DABM: De beroepen tegen de beslissingen van de gewestelijke entiteit houdende de oplegging van een alternatieve of exclusieve

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 OKTOBER 2012 P.12.0423.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0423.N I D P O R, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom Van Bockstaele, advocaat bij de balie te Oudenaarde, tegen Y B, burgerlijke

Nadere informatie

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM - 1 - Reglement Administratieve Sancties Politiezone HEKLA Gemeente EDEGEM Goedgekeurd in de gemeenteraad op 18 april 2007. - 2 - HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Dit reglement is - behoudens andersluidende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

INHOUD. Voorwoord... v. Hoofdstuk I. De toetsing van sancties door de rechter: algemeen kader Beatrix Vanlerberghe... 1

INHOUD. Voorwoord... v. Hoofdstuk I. De toetsing van sancties door de rechter: algemeen kader Beatrix Vanlerberghe... 1 INHOUD Voorwoord............................................................ v Hoofdstuk I. De toetsing van sancties door de rechter: algemeen kader Beatrix Vanlerberghe............................................

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 23 april 2007 in de zaak A /IX-3642.

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 23 april 2007 in de zaak A /IX-3642. RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T nr. 170.302 van 23 april 2007 in de zaak A. 130.668/IX-3642. In zake : het BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS, dat woonplaats kiest bij advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0074 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0079-M Verzoekende partij de heer Koen VAN DAMME, wonende te 9112 Sinaai, Leestraat 25 Verwerende

Nadere informatie

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/5 52-VK van 6 november 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 8 juli 2004 in de zaak A /XII-662.

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 8 juli 2004 in de zaak A /XII-662. RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T nr. 133.653 van 8 juli 2004 in de zaak A. 74.255/XII-662. In zake : Daniël VAN LOOY, die woonplaats kiest bij advocaat K. Rommens, kantoor houdende te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/92-VK van 7 november 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Jean-Pierre VANDE MAELE, advocaat, met kantoor te 8780 OOSTROZEBEKE,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 5 december 2017 met nummer MHHC/M/1718/0045 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0020-M Verzoekende partij de heer Henri PAUWELS vertegenwoordigd door advocaat Louis

Nadere informatie

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T Rolnummer 4792 Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4, 2, en 6, 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken,

Nadere informatie

Rolnummers 6797 en Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T

Rolnummers 6797 en Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T Rolnummers 6797 en 6800 Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel III.26 van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de Vrederechter

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0063 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0070/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Mickey DE LOOSE, wonende te 9111 Belsele,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 19 maart 2019 met nummer HHC-M-1819-0033 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0020-M Verzoekende partij de heer Henri PAUWELS vertegenwoordigd door advocaat Louis sr LEYSEN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/28-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Nicky VAN LAEKEN, advocaat met kantoor te

Nadere informatie

Hoe verloopt de sanctieprocedure bij een administratieve geldboete voor minderjarigen vanaf 16 jaar? (max. 125 euro)

Hoe verloopt de sanctieprocedure bij een administratieve geldboete voor minderjarigen vanaf 16 jaar? (max. 125 euro) Hoe verloopt de sanctieprocedure bij een administratieve geldboete voor meerderjarigen? (max. 250 euro) 1. Wie kan inbreuken vaststellen? De vaststelling van een inbreuk op het gemeentelijk politiereglement

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 JUNI 2014 P.14.0280.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0280.N 1. P J P D L, beklaagde, 2. S I D L, beklaagde, eisers, beiden met als raadsman mr. Tom Decaigny, advocaat bij de balie te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2012/0457 van 7 november 2012 in de zaak 1011/0835/A/3/0784 In zake: de heer.., wonende te.. bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert VRINTS kantoor

Nadere informatie

Rolnummers 4767 en 4788. Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T

Rolnummers 4767 en 4788. Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T Rolnummers 4767 en 4788 Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0063 van 18 februari 2016 in de zaak 14/MHHC/82-M In zake :... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie