MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 5 december 2017 met nummer MHHC/M/1718/0045 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0020-M Verzoekende partij de heer Henri PAUWELS vertegenwoordigd door advocaat Louis sr LEYSEN met woonplaatskeuze op het kantoor te 2018 Antwerpen, Jan van Rijswijcklaan 17 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaat Filip VINCKE met woonplaatskeuze op het kantoor te 9600 Ronse, Grote Markt 33 I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 13 oktober 2016 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 29 augustus 2016, gekend onder nummer 14- AMMC-1488-M. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro (2.296 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel 19 en artikel 29 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991 en van artikel 10, 1, artikel 12, artikel 16, 3 en artikel 41 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 mei 2009 met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer (hierna: Soortenbesluit). Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij een groot aantal ongeringde fazanten heeft gehouden, dat zij fazanten heeft uitgezet en verhandeld en dat zij een slagnet heeft opgesteld om haviken (beschermde soort) te vangen. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. De verwerende partij dient een laatste nota in. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 16 november Advocaat Louis sr LEYSEN voert het woord voor de verzoekende partij. Advocaat Filip VINCKE voert het woord voor de verwerende partij. 1

2 Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN Op 2 september 2014 doen mevrouw Lutgart FROYEN en de heer Jan LAMBERTS, beiden natuurinspecteur O.G.P./ gewestelijk toezichthouder voor het agentschap Natuur en Bos (hierna: verbalisanten), een aantal vaststellingen in het bosdomein Sterbos te Wuustwezel. De verbalisanten stellen ter plaatse een aantal grote kooien vast waarin honderden ongeringde fazanten worden gehouden. De verzoekende partij verklaart dat zij deze fazanten kweekt en verzorgt. Bij de woning van de verzoekende partij treffen de verbalisanten ook niet-vangklare martervallen en een vangklaar slagnet aan. Het slagnet is volgens de verzoekende partij bedoeld om haviken te vangen. De verzoekende partij doet vrijwillig afstand van dit slagnet. Op 9 september 2014 wordt de verzoekende partij verhoord door de heer Dieter VANKERCKHOVEN, toezichthouder bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (hierna: FAVV). De verzoekende partij verklaart tijdens dit verhoor dat zij de fazanten verzorgt in opdracht van de heer Johan DE SCHIETERE DE LOPHEM (eigenaar van de percelen) en dat zij deze fazanten uitzet voor de jacht. Er zou omtrent de fazanten een koopovereenkomst bestaan met restaurant Siphon te Damme. Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nr. AN.64J.H /14, afgesloten op 24 september 2014 en verzonden op 7 oktober Op 4 november 2014 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 13 november 2014 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet met voordeelontneming, en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij bezorgt haar schriftelijk verweer met een aangetekende brief van 23 december 2014 aan de gewestelijke entiteit en bezorgt met een brief van 26 januari 2015 nog bijkomende stukken omtrent haar financiële toestand. De gewestelijke entiteit legt op 29 augustus 2016 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 8 september De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: 4.1. De toerekenbaarheid aan de overtreder Artikel 10, 1, 2 van het Soortenbesluit verbiedt het vangen van beschermde vogelsoorten. Door verbalisanten werd vastgesteld dat er zich op het domein een vangklaar opgesteld slagnet bevond met daarin een duif. Vermoedelijke overtreder erkende in zijn verhoor dat dit slagnet diende om haviken (beschermde soort) te vangen. 2

3 De fazanten die bij vermoedelijke overtreder werden aangetroffen, betreffen een soort die aangeduid is in bijlage 1 van het Soortenbesluit als categorie 2. De soorten die aangeduid zijn in bijlage 1 van het Soortenbesluit als categorie 1, 2 of 3 zijn, conform artikel 9 van het Soortenbesluit, beschermde soorten waarop de beschermingsbepalingen van toepassing zijn ongeacht de levensfase waarin die specimens zich bevinden. Artikel 12 van het Soortenbesluit stelt het onder zich hebben van deze beschermde vogelsoort verboden. Artikel 41 van het Soortenbesluit stelt dat van dit verbod kan afgeweken worden indien het gaat om specimens die in het Vlaams Gewest in gevangenschap zijn geboren en gekweekt. Dit dient aangetoond te worden met een gesloten pootring die voldoet aan de bepalingen van artikel 42, 43 en 44 van het Soortenbesluit. Vermoedelijke overtreder had 1900 fazanten onder zich die niet geringd waren. Volgens bijlage 2C van het Soortenbesluit is een slagnet een middel waarvan het bezit en/of gebruik verboden wordt gesteld in artikel 16, 3 van het Soortenbesluit. Vermoedelijke overtreder had een slagnet vangklaar opgesteld voor het vangen van haviken. Artikel 19 van het Jachtdecreet bepaalt dat het te allen tijde verboden is gebruik te maken van netten, strikken, stroppen, lokaas, giftige stoffen en van enig ander tuig geschikt om jaagbaar wild te vangen, te doden of om het vangen of doden van dat wild te vergemakkelijken. Het vervoer en bij zich houden van de voormelde tuigen is ook verboden. Vermoedelijke overtreder was in bezit van een plastieken constructie die geschikt was om wild (waaronder marters) te vangen. Artikel 29 van het Jachtdecreet verbiedt het uitzetten van wild. In het verhoor van het FAVV erkende vermoedelijke overtreder dat hij de fazanten uitzette voor de jacht. Vermoedelijke overtreder voert aan dat het proces-verbaal van 24/09/2014, waarnaar verwezen wordt in de kennisgevingsbrief, niet bestaat. Een proces-verbaal wordt immers gedateerd op datum van opstelling en niet op datum van afsluiting. De verwijzing naar het nummer van het proces-verbaal in de kennisgevingsbrief volstaat niet gezien dit een intern dossiernummer betreft. Er bestaat enkel een proces-verbaal van 03/09/2014 waarvan vermoedelijke overtreder niet binnen de decretaal bepaalde termijn in kennis werd gesteld van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. In de kennisgevingsbrief d.d. 13/11/2014 verwijst AMMC naar het proces-verbaal AN.64J.H /14 d.d. 24/09/2014. Dit proces-verbaal nummer betreft geen intern dossiernummer. Bij het opstellen van een proces-verbaal vormen de verbalisanten het notitienummer van die feiten waaronder ze bij parketten of andere bevoegde diensten gekend zullen zijn. Dit notitienummer bestaat uit de lettergroep van het bevoegde parket (AN), de betichtingsaanwijzer, zijnde codenummers voor ieder misdrijf die eenvormig goedgekeurd werden door de procureur-generaals (64J), de politieaanwijzer (H2), het volgnummer (110073) en het jaartal (14). De verwijzing in de kennisgevingbrief naar het proces-verbaal AN.64J.H /14 was aldus voldoende voor vermoedelijke overtreder om te weten over welk proces-verbaal het gaat. Dit proces-verbaal werd aangetekend aan vermoedelijke overtreder overgemaakt op 07/10/2014 en nogmaals per mail op 05/12/2014. Bovenvermelde feiten maken een schending uit van: 3

4 Jachtdecreet: artikel 29; artikel 19; Soortenbesluit: artikel 16, 3; artikel 10; artikel 41; artikel 12. en vallen daarmee onder de definitie van milieumisdrijf als bedoeld in artikel waarvoor een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Het milieumisdrijf staat vast in hoofde van overtreder. Er wordt geen rekening gehouden met het argument van de overtreder dat het kweken van fazanten een poging was om zijn inkomen aan te vullen en hij er geen voordeel, maar enkel kosten aan overgehouden heeft. Een beperkt inkomen kan geen excuus vormen voor het begaan van een misdrijf. Zoals blijkt uit het proces-verbaal van het FAVV leverde de overtreder de geschoten fazanten aan restaurant "De Siphon" in Damme, waarmee de overtreder een overeenkomst had afgesloten, waarin ook prijsafspraken waren gemaakt. De overtreder stelde tijdens het jachtseizoen om de 2 weken zo'n 150 fazanten te leveren aan dit restaurant. De overtreder haalde aldus winst uit zijn illegale activiteiten. Dat de euthanasiekosten, waarvan overigens geen enkel bewijs wordt geleverd dat deze effectief door de overtreder werden vergoed, hem aangerekend worden is dan ook terecht gezien deze kosten voortvloeien uit de beëindiging van de delictuele toestand De hoogte van de geldboete Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de frequentie en de omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn De ernst van de feiten Het Soortenbesluit is tot stand gekomen om kwetsbare soorten te beschermen. Deze regelgeving streeft een goede biodiversiteit na. Een doordacht soortenbeleid draagt hiertoe bij en brengt een gedeelde verantwoordelijkheid mee voor zowel de overheid als de vogelliefhebber om zowel het vogelbestand als de vogelliefhebberij voor de komende generaties te vrijwaren. Deze doelstelling wordt miskend door het door u gepleegde milieumisdrijf. Het Soortenbesluit kadert in nationale en internationale overeenkomsten en is een omzetting van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen die streven naar de instandhouding en herstel van alle vogelsoorten in Europa en de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora in de verschillende lidstaten. Deze Vogel- en Habitatrichtlijnen hebben, naast het gebiedsgerichte uitgangspunt door het afbakenen van speciale beschermingszones, als tweede pijler de rechtstreekse soortenbescherming. Centraal hierin staan een reeks verbodsbepalingen die de lidstaten moeten opleggen ten aanzien van een aantal handelingen met betrekking tot bepaalde soorten, zowel specimens van die soorten, als hun nest-, rust- en voortplantingsplaatsen. Het opzet van artikel 10 van het Soortenbesluit bestaat erin om specimens van beschermde soorten door verbodsbepalingen te vrijwaren van vernietigende of verstorende handelingen. Het staat zonder twijfel vast dat de overtreder beschermde soorten opzettelijk ving. 4

5 Het verbod om beschermde soorten in bezit te hebben heeft het doel om de in het wild levende specimens van beschermde soorten uit het eigendoms- en handelscircuit te houden. De overtreder had 1900 beschermde vogels wederrechtelijk in zijn bezit die niet geringd waren. Het ringen van vogels geboren en gekweekt in gevangenschap is noodzakelijk om deze te onderscheiden van vogels geboren in het wild. Door het niet naleven van deze bepaling door de overtreder wordt dit onderscheid bemoeilijkt. De overtreder was in het bezit van een slagnet. Het bezit en gebruik van dit tuig is verboden (artikel 16, 3 van het Soortenbesluit). De regelgeving inzake jacht strekt ertoe om de jacht veilig en duurzaam te maken, met respect voor mens, dier en leefmilieu. Daarom wordt de jacht aan strenge regels onderworpen. Bovenvermelde regelgeving is gericht op het verstandig aanwenden van wildsoorten en hun leefgebieden en om hieraan tegemoet te komen werden er voor elke categorie, soort, type of geslacht van wild en voor elke jacht- en bestrijdingswijze regels vastgesteld. Door het uitzetten van fazanten in de natuur kan een goed wildbeheer en natuurbehoud verstoord worden. Deze feiten zijn derhalve voldoende ernstig om gesanctioneerd te worden De frequentie Het betreft een eenmalige schending. Er zijn minstens geen indicaties die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld. Het criterium frequentie geeft derhalve geen aanleiding tot een hogere geldboete De omstandigheden De bestuurlijke geldboete is punitief van aard. Redelijkerwijze moet worden aangenomen dat de vereiste dat geen kennelijke wanverhouding mag bestaan tussen enerzijds de feiten en anderzijds de boete, een proportionaliteitsverplichting oplegt waar de financiële draagkracht bij het afwegen van de mate waarin de boete de overtreder pijn berokkent ook een rol speelt. Uit het aanslagbiljet dat de overtreder voorlegt blijkt dat diens inkomen dermate laag is dat het boetebedrag moet worden verlaagd. Dit wordt meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, hetgeen leidt tot een lagere geldboete. AMMC ging per schrijven van 13/11/2014 over tot kennisgeving van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Artikel DABM voorziet dat AMMC een boetebeslissing moet nemen binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving. Deze termijn van 180 dagen is een termijn van orde, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Deze beslissingstermijn is inmiddels verstreken. AMMC is in casu van oordeel dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen. Wegens het overschrijden van de beslissingstermijn wordt het boetebedrag evenwel verlaagd met één 5

6 vijfde rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Ten slotte zijn er, wat dit milieumisdrijf betreft, geen verdere bijzondere omstandigheden die in rekening worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete. OM DEZE REDENEN beslist de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer om aan Henri Pauwels een bestuurlijke geldboete op te leggen ten bedrage van euro, zijnde euro vermeerderd met de opdeciemen die ten tijde van het plegen van de feiten van toepassing waren conform artikel DABM. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen 1. In een eerste middel roept de verzoekende partij de schending in van de rechten van verdediging. De verzoekende partij wijst erop dat de bestreden beslissing geënt is op een zogenaamd procesverbaal van 24 september De verzoekende partij stelt dat dit proces-verbaal niet bestaat, aangezien er enkel een proces-verbaal van 3 september 2014 voorligt. De verzoekende partij concludeert dat de procedure nietig is omdat het niet duidelijk was welke feiten ten laste werden gelegd. De verzoekende partij merkt nog op dat zij zich niet diende te verdiepen in de refertenummers die vermeld werden in de briefwisseling. 2. De verwerende partij verduidelijkt dat de eerste vaststellingen van de verbalisanten dateren van 2 september 2014, maar het proces-verbaal werd afgesloten op 24 september 2014, zodat deze laatste datum wordt gehanteerd als datum van het proces-verbaal. De verwerende partij merkt op dat er geen betwisting of verwarring bestaat dat het proces-verbaal met refertenummer AN.64J.H /14 wordt bedoeld. Volgens de verwerende partij kon de verzoekende partij wel degelijk weten welke feiten er precies ten laste werden gelegd aangezien er slechts één proces-verbaal voorligt. De verwerende partij merkt op dat de waarborgen van artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) weliswaar 6

7 ook gelden ten aanzien van bestuurlijke beboeting, maar dat het volstaat dat de rechterlijke toetsing door het College hieraan voldoet. Verder wijst de verwerende partij erop dat de verzoekende partij de mogelijkheid heeft gekregen om gehoord te worden, maar dat zij hiervan geen gebruik heeft gemaakt. Tot slot stelt de verwerende partij dat het College overeenkomstig artikel , 3 van het decreet van 5 april 1995 houdende de algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna: DABM), niet de nietigheid van de procedure kan vaststellen, maar hoogstens de bestreden beslissing kan vernietigen. 3. In haar wederantwoordnota herhaalt de verzoekende partij dat de vermelding van de juiste datum van het proces-verbaal belangrijk is omdat hiermee de procedure wordt opgestart. Aangezien er wordt verwezen naar een onbestaand PV, moet de bestreden beslissing volgens de verzoekende partij vernietigd worden. De verzoekende partij stelt dat het logisch is dat zij niet heeft gevraagd om gehoord te worden aangezien zij geen kennis had van het proces-verbaal van 24 september In haar laatste nota merkt de verwerende partij nog op dat 3 september 2014 wel als datum van het aanvankelijk proces-verbaal wordt vermeld. Dit proces-verbaal werd aangevuld met een aantal bijlages en uiteindelijk afgesloten op 24 september De verwerende partij stelt dat deze werkwijze duidelijk is en geen weerslag heeft op de geldigheid van het proces-verbaal. De verwerende partij zet uiteen dat in de bestreden beslissing wordt uitgelegd hoe een nummer van een proces-verbaal wordt opgebouwd. De verwerende partij benadrukt dat er slechts één proces-verbaal bestaat met nummer AN.64J.H /14. Beoordeling door het College 1. De mogelijke schending van de rechten van de verdediging betreft de rechterlijke fase en niet de voorafgaande fase van de bestuurlijke besluitvorming. Het College herkwalificeert het middel dan ook als een schending van het algemeen beginsel van het recht op tegenspraak zoals deels gecodificeerd in artikel , 1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna:dabm), meer bepaald met betrekking tot de hoorplicht en het recht op schriftelijk verweer. Het recht op schriftelijk of mondeling verweer strekt er toe de vermoedelijke overtreder in de gelegenheid te stellen op nuttige wijze zijn standpunt naar voor te brengen ten aanzien van de beboetingsbeslissing en de eventuele voordeelontneming die lastens hem worden overwogen wegens een gedraging die hem wordt verweten. Er kan tegen niemand een ernstige maatregel worden genomen die gebaseerd is op een gegeven dat hem als een tekortkoming wordt aangerekend zonder dat de betrokkene vooraf de mogelijkheid werd geboden om op nuttige wijze voor het eigen standpunt op te komen. In het kader van artikel , 1 DABM, de hoorplicht en het recht op tegenspraak kan het schriftelijk of mondeling verweer slechts nuttig zijn indien de vermoedelijke overtreder vooraf wordt meegedeeld welke milieumisdrijven hem ten laste gelegd worden. Het is derhalve noodzakelijk dat de verzoekende partij voorafgaandelijk op de hoogte gesteld wordt van de ten laste gelegde feiten en de hieraan 7

8 verbonden milieumisdrijven die zij zou hebben begaan waarvoor mogelijks een alternatieve bestuurlijke geldboete zal opgelegd worden. 2. Zoals blijkt uit het feitenrelaas, heeft de gewestelijke entiteit de verzoekende partij met een aangetekende brief van 13 november 2014 op de hoogte gebracht van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. De gewestelijke entiteit heeft de verzoekende partij hierbij uitgenodigd om schriftelijk haar verweer mee te delen en heeft erop gewezen dat zij inzage kon krijgen en kopieën kon krijgen van de documenten waarop het voornemen berustte en dat zij kon vragen om te worden gehoord. In de voormelde brief wordt uitdrukkelijk verwezen naar het proces-verbaal van het agentschap voor Natuur en Bos van 24 september 2014 met nr. AN.64J.H /14. Dit proces-verbaal werd afgesloten op 24 september 2014, maar vermeldt tevens duidelijk de datum van de vaststellingen en een refertenummer. In de stukken van het dossier wordt consequent dezelfde refertenummer vermeld. De verzoekende partij vraagt op 4 december 2014 om een kopie van de stukken van het dossier, waarna deze stukken aan haar ter kennis gebracht worden met een van 5 december Met een brief van 12 december 2014 meldt de verzoekende partij dat het dossier geen zogenaamd PV van 24 september 2014 bevat. In antwoord op deze brief verduidelijkt de gewestelijke entiteit met een van 17 december 2014 als volgt: Een proces-verbaal wordt gedateerd op datum van de afsluiting, i.c. 24/9/2014 zoals u kunt lezen onderaan op pag. 5 van de stukken. Daarnaast vermelden wij in onze kennisgevingsbrief ook steeds het pv nummer, in dit geval AN.64J.H /14, het was aldus voldoende duidelijk dat het pv dat u werd toegestuurd, het pv is waarvan sprake in onze kennisgevingsbrief. Met brieven van 23 december 2014 en 26 januari 2015 bezorgt de verzoekende partij haar schriftelijk verweer. De verzoekende partij vraagt niet om te worden gehoord, hoewel zij daartoe in de mogelijkheid werd gesteld. Uit het voorgaande blijkt dat de documenten die de basis vormden voor het voornemen om de alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, beschikbaar waren op het ogenblik van de in artikel , 1, 1 DABM bedoelde kennisgeving en dat de verzoekende partij hiervan in kennis werd gesteld met een van 5 december De verzoekende partij voegt het kwestieuze proces-verbaal ook in haar eigen stukkenbundel, zodat zij alleszins niet ernstig kan beweren niet op de hoogte te zijn van de inhoud. De verzoekende partij werd dus allesbehalve in het ongewisse gelaten over de feiten die haar ten laste werden gelegd en heeft nuttig verweer kunnen voeren. Aan de tegenspraak is briefwisseling voorafgegaan, waarin de gewestelijke entiteit uitdrukkelijk verduidelijkt welk proces-verbaal precies bedoeld wordt. In de bestreden beslissing wordt ook gemotiveerd waarom de argumentatie van de verzoekende partij niet wordt bijgetreden. 8

9 3. De verzoekende partij stelt dat de procedure nietig is omdat het proces-verbaal diende gedateerd te worden op datum van de opstelling (zijnde 3 september 2014) en dus niet de datum van afsluiting (24 september 2014). De verzoekende partij laat hierbij volstrekt na om te verduidelijken op welke rechtsgrond zij zich beroept zodat het College deze argumentatie niet beschouwt als een ontvankelijk middel in de zin van artikel 15, 4 Procedurebesluit. In het kader van de legaliteitstoetsing die het College doorvoert, moet de uiteenzetting van de ingeroepen middelen het minstens mogelijk maken te begrijpen welke rechtsregels of rechtsbeginselen door de bestreden beslissing zouden geschonden worden en hoe. De verzoekende partij voert niet aan dat het proces-verbaal niet zou voldoen aan de bepalingen van het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse regering van 12 december 2008 of het ministerieel besluit van 2 juni 2009 tot bepaling van de vorm van het proces-verbaal. Zoals blijkt uit de beoordeling onder randnummer 2, heeft de verzoekende partij tijdig afschrift verkregen van de stukken van het dossier en kon uit de stukken van het dossier (en later ook uit de beslissing zelf) duidelijk afgeleid worden welke feiten aan de grondslag lagen van de geldboete. De verzoekende partij kon zich schriftelijk nuttig verweren en kon mondeling tegenspraak voeren, zodat zij niet aantoont dat haar belangen geschaad werden. Op geen enkele manier betwist de verzoekende partij de juistheid van de vaststellingen van de verbalisanten, zoals weergegeven in het kwestieuze proces-verbaal. 4. Het eerste middel wordt verworpen. B. Tweede middel Standpunt van de partijen 1 In een tweede middel voert de verzoekende partij de schending aan van artikel , 1 DABM. De verzoekende partij stelt dat de kennisgeving van de opstart van de procedure moet gebeuren binnen een vervaltermijn van 30 dagen nadat de procureur meldt dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Volgens de verzoekende partij werd deze termijn overschreden, zodat de bestuurlijke geldboete niet meer kon worden opgelegd. De verzoekende partij verwijst naar de analogie met artikel DABM op grond waarvan een bestuurlijke geldboete wordt uitgesloten wanneer de procureur nalaat om tijdig zijn beslissing mee te delen aan de gewestelijke entiteit. 2. De verwerende partij antwoordt dat de mededeling van de procureur dateert van 6 november 2014 en dat zij op 13 november 2014 de procedure heeft opgestart, hetgeen alleszins tijdig is. De verwerende partij merkt verder op dat de termijn voorgeschreven in artikel , 1 DABM een termijn van orde betreft. 3. In haar wederantwoordnota herhaalt de verzoekende partij het tweede middel. 9

10 4. In haar laatste nota voegt de verwerende partij niets toe. Beoordeling door het College Uit het dossier blijkt dat de procureur op 4 november 2014 beslist heeft om de milieumisdrijven niet strafrechtelijk te behandelen. De gewestelijke entiteit heeft deze beslissing van de procureur ontvangen op 6 november 2014 (stuk 1 administratief dossier). Zoals geoordeeld bij het eerste middel toont de verzoekende partij niet aan dat het proces-verbaal van 24 september 2014 niet kon leiden tot het opstarten van de procedure tot het opleggen van een alternatieve geldboete. Met een aangetekende brief van 13 november 2014 heeft de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte gebracht van het voornemen om een bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. De verzoekende partij werd hierbij eveneens uitgenodigd om schriftelijk haar verweer mee te delen en werd erop gewezen dat zij inzage kon krijgen en kopieën kon krijgen van de documenten waarop het voornemen tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete berust, en kon vragen om mondeling haar schriftelijke verweer toe te lichten. Het middel mist bijgevolg feitelijke grondslag. De verwerende partij merkt overigens terecht op dat de termijn bepaald in artikel , 1 DABM, geen vervaltermijn betreft, maar een termijn van orde. De schending van deze termijn kan op zich dus niet tot vernietiging van de bestreden beslissing leiden vermits de decreetgever geen sanctie heeft bepaald die de overschrijding ervan van rechtswege bestraft. De loutere overschrijding leidt bijgevolg hoe dan ook niet tot bevoegdheidsverlies in hoofde van de gewestelijke entiteit. De verwerende partij wijst nog op artikel DABM dat bepaalt dat een bestuurlijke geldboete uitgesloten is wanneer het milieumisdrijf strafrechtelijk wordt behandeld of wanneer de procureur nalaat om tijdig zijn beslissing mee te delen aan de gewestelijke entiteit. De verwerende partij voert niet aan dat de vastgestelde feiten reeds strafrechtelijk werden behandeld of dat de procureur zijn beslissing niet tijdig heeft meegedeeld aan de gewestelijke entiteit. Artikel DABM kan derhalve niet tot de onwettigheid van de bestreden beslissing leiden. Het tweede middel wordt verworpen. C. Vierde middel Standpunt van de partijen 1 In een vierde middel roept de verzoekende partij de schending in van het proportionaliteitsbeginsel en de overschrijding van de redelijke termijn. De verzoekende partij betwist niet dat zij een groot aantal fazanten heeft gehouden en een slagnet in het bezit had, maar nuanceert de ernst van de feiten. 10

11 De verzoekende partij verduidelijkt dat de fazanten zouden worden uitgezet bij jacht, waarna ze verkocht zouden worden aan een restaurant. Volgens de verzoekende partij zouden de fazanten dus slechts gedurende een korte periode de natuur kunnen verstoren. De verzoekende partij wijst er verder op dat zij uiteindelijk vrijwillig afstand heeft gedaan van de fazanten. Verder benadrukt de verzoekende partij dat zij met het slagnet nog geen enkele roofvogel heeft gevangen. De verzoekende partij wijst verder op het eenmalig karakter van de feiten, hetgeen aanleiding zou moeten geven tot een lagere geldboete. 1.3 De verzoekende partij wijst er ten slotte op dat zij gepensioneerd is en dat tegen haar nooit eerder een proces-verbaal werd opgesteld, zodat de kans op recidive uiterst gering is. Zij stelt dat zij slechts een beperkt inkomen heeft en dat zij geen enkel voordeel heeft gehad bij het kweken van de fazanten. Tot slot wijst de verzoekende partij erop dat de redelijke termijn werd overschreden. De verzoekende partij concludeert dat de geldboete verlaagd moet worden, rekening houdend met de feiten, omstandigheden, haar leeftijd en financiële draagkracht. 2. De verwerende partij antwoordt dat zij wel degelijk rekening heeft gehouden met de aangevoerde elementen. Volgens de verwerende partij is het uitzetten van wild overeenkomstig artikel 29 Jachtdecreet hoe dan ook verboden, ongeacht hoe snel hierop zou worden gejaagd na het uitzetten. De verwerende partij erkent dat het een eenmalige schending betreft, maar dat dit geen aanleiding dient te geven tot een lagere geldboete. De verwerende partij verwijst naar het verhoor door het FAVV waaruit onder meer blijkt dat de verzoekende partij klaarblijkelijk periodiek gekweekte fazanten heeft verkocht aan restaurant Siphon en dat de verzoekende partij kosteloos mag inwonen op het domein in ruil voor de verzorging van de fazanten. De verwerende partij concludeert dat de verzoekende partij wel degelijk vermogensvoordeel uit de feiten heeft gehaald. Tot slot wijst de verwerende partij erop dat in de bestreden beslissing rekening werd gehouden met de overschrijding van de termijn, waardoor de boete met één vijfde werd verminderd. De verwerende partij wijst erop dat de verzoekende partij geen enkel nadeel opwerpt dat zij ingevolge de termijnoverschrijding zou hebben geleden. 3. De verzoekende partij voegt in haar wederantwoordnota toe dat zij geen eigenaar was van de fazanten maar de dieren enkel kweekte in opdracht van een derde die hierover een overeenkomst heeft met een restaurant. De verzoekende partij stelt dat zij in ruil kosteloos in een oud huisje op het domein Sterbos mocht wonen. Gelet op de investeringen die zij had gedaan en de latere vernietiging van de fazanten, heeft zij alleszins geen financieel voordeel gehad. 11

12 4. De verwerende partij merkt in haar laatste nota op dat de praktijk reeds geruime tijd aan de gang was. De verwerende partij benadrukt dat de verzoekende partij niet enkel gesanctioneerd wordt omwille van een schending van artikel 29 Jachtdecreet, maar ook wegens de schending van een heel aantal bepalingen van het Soortenbesluit. De verwerende partij merkt op dat zij in de bestreden beslissing terecht heeft overwogen dat de verzoekende partij klaarblijkelijk kosteloos mocht wonen in ruil voor de vastgestelde feiten. De verwerende partij benadrukt tot slot dat zij rekening heeft gehouden met het inkomen van de verzoekende partij, maar dat de boetebedrag relatief hoog is, omwille van het uitzonderlijk grote aantal fazanten die bij de verzoekende partij werden aangetroffen. Beoordeling door het College 1. De verzoekende partij betwist de tenlastelegging en de toerekenbaarheid van de misdrijven niet, maar voert in essentie aan dat het proportionaliteitsbeginsel geschonden is. Overeenkomstig artikel DABM mag er geen kennelijke wanverhouding bestaan tussen de feiten en de bestuurlijke geldboete die op grond van die feiten wordt opgelegd. In artikel DABM wordt gepreciseerd dat de hoogte van de bestuurlijke geldboete moet afgestemd zijn op de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin de feiten werden gepleegd of beëindigd. Uit de tekst van artikel DABM volgt dat de gewestelijke entiteit beschikt over een zekere beleidsruimte bij het bepalen van de boete. Het College beschikt in dat verband slechts over een marginale toetsingsbevoegdheid. Er kan maar tot een schending van artikel DABM en artikel DABM worden besloten indien de verzoekende partij aannemelijk maakt dat de verwerende partij de haar toekomende appreciatiebevoegdheid kennelijk onredelijk uitgeoefend heeft en er aldus een duidelijke wanverhouding aangetoond wordt tussen de feiten en de opgelegde geldboete. 2. Omtrent de ernst van de feiten Bij de ernst van de feiten wordt door de gewestelijke entiteit gewezen op het feit dat de doelstelling van de geschonden regelgeving erin bestaat om kwetsbare soorten te beschermen en een goede biodiversiteit na te streven. Verder wordt specifiek verwezen naar de gedeelde verantwoordelijkheid van de overheid en de vogelliefhebber om het vogelbestand voor de komende generaties te vrijwaren. De motivering van de bestreden beslissing wordt gekaderd in onder meer de Europese richtlijnen die streven naar de instandhouding en herstel van vogelsoorten, de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora. De doelstelling houdt volgens de bestreden beslissing tevens in om de in het wild levende beschermde soorten uit het eigendoms- en handelscircuit te houden. Het ringen van (gekweekte) vogels is volgens de entiteit noodzakelijk om deze te onderscheiden van vogels die in het wild geboren worden. 12

13 In de bestreden beslissing wordt verder omtrent de ernst, verwezen naar het feit dat de verzoekende partij beschermde vogels wederrechtelijk in haar bezit had die niet geringd waren. De verzoekende partij wijst erop dat zij met het slagnet geen enkele roofdier heeft gevangen. Dit gegeven neemt niet weg dat een schending van artikel 19 Jachtdecreet voorligt dat het gebruik van een slagnet strafbaar stelt. Tot slot wordt in de bestreden beslissing de regelgeving inzake jacht gekaderd. De gewestelijke entiteit merkt op dat het uitzetten van fazanten in de natuur een goed wildbeheer en natuurbehoud kan verstoren. De verzoekende partij wijst erop dat de gekweekte fazanten zouden worden uitgezet vlak voor de jacht zodat ze slechts gedurende een korte duur de natuur zouden verstoren. Zij gaat er klaarblijkelijk aan voorbij dat niet vereist is dat de vastgestelde misdrijven gepaard moeten gaan met effectieve milieuschade om een bestuurlijke geldboete te kunnen opleggen. Verder bevestigen de stukken van het dossier dat de feiten voldoende ernstig zijn om de geldboete te verantwoorden. De motieven van de bestreden beslissing worden door de verzoekende partij niet weerlegd. 3. Omtrent de frequentie De kritiek van verzoekende partij op de vaststelling dat de gewestelijke entiteit geen boetevermindering koppelde aan het feit dat het slechts een éénmalige schending betrof wordt verworpen. De gewestelijke entiteit kan, binnen de ruime discretionaire bevoegdheid die de decreetgever haar in het licht van de bepaling van het boetebedrag heeft toegekend, redelijkerwijze oordelen dat de toepassing van het waarderingscriterium van de frequentie enkel als boeteverzwarende omstandigheid in aanmerking wordt genomen, wanneer vaststaat dat de overtreder reeds eerder gelijkaardige feiten pleegde. Dit sluit bovendien aan bij de parlementaire voorbereiding van artikel DABM (Parl. St., Vl.Parl., , nr. 1249/1, 59), waarin wordt verduidelijkt: Vanuit het proportionaliteitsbeginsel is het belangrijk om bij de bepaling van de bestuurlijke geldboeten rekening te houden met zowel positieve (de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieu-inbreuken of milieumisdrijven pleegt of beëindigt) als negatieve factoren (ernst van de milieu-inbreuk of de milieumisdrijffrequentie van de gepleegde feiten). 4. Omtrent de omstandigheden 4.1 De verzoekende partij verwijst naar haar leeftijd (74 jaar) en haar precaire financiële situatie. Uit het administratief dossier blijkt dat de gewestelijke entiteit de verzoekende partij in de loop van de procedure de mogelijkheid heeft geboden om stukken bij te brengen ter staving van haar financieel precaire toestand. De verzoekende partij heeft vervolgens een pensioenfiche en een loonfiche van het inkomstenjaar 2013 overgemaakt. Uit het administratief dossier blijkt dat het jaarlijks wettelijk pensioen van de verzoekende partij ,83 euro bedraagt en dat zij nog een bezoldiging ontvangt ten bedrage van 4.424,19 euro per jaar. Zij geeft in haar wederantwoordnota nog aan dat zij kosteloos op het domein Sterbos mag wonen. 13

14 In de bestreden beslissing wordt hiermee als volgt rekening gehouden: De bestuurlijke geldboete is punitief van aard. Redelijkerwijze moet worden aangenomen dat de vereiste dat geen kennelijke wanverhouding mag bestaan tussen enerzijds de feiten en anderzijds de boete, een proportionaliteitsverplichting oplegt waar de financiële draagkracht bij het afwegen van de mate waarin de boete de overtreder pijn berokkent ook een rol speelt. Uit het aanslagbiljet dat de overtreder voorlegt blijkt dat diens inkomen dermate laag is dat het boetebedrag moet worden verlaagd. Dit wordt meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, hetgeen leidt tot een lagere geldboete. Het College stelt vast dat de opgelegde boete ongeveer drie vierde van het volledig jaarinkomen van de verzoekende partij opslorpt. De verwerende partij stelt wel dat de verzoekende partij de fazanten verkocht aan een restaurant, zodat zij hieruit bijkomende inkomsten heeft gehaald. De stelling dat de verzoekende partij, uitgezonderd de gratis woonst, bijkomende inkomsten haalde uit de verkoop van de fazanten wordt door de verzoekende partij evenwel betwist. Het administratief dossier bevat de identiteit van de eigenaar van het domein, voor wiens rekening de verzoekende partij beweert de fazanten te verkopen aan het restaurant in Damme zonder eigen winstvoordeel. Zij verwijst naar een overeenkomst tussen het betrokken restaurant en de eigenaar van het domein, waaruit moet blijken dat enkel deze laatste een winstvoordeel haalde uit de verkoop. Tijdens de vaststellingen verricht op 2 september 2014, verklaren de verbalisanten: ( )Dhr. Pauwels zegt ons dat hij daarvan niet op de hoogte was, dat de fazanten eigendom zijn van dhr DE SCHIETERE DE LOPPEM, eigenaar van het domein Sterbos, en dat hij ze slechts kweekt en verzorgt, en ze slacht voor consumptie.( ). Bij gelegenheid van zijn verhoor op 9 september 2014 verklaart de verzoekende partij: Er wordt hier op het domein gejaagd. De fazanten worden hier geschoten. Ze worden dan door mij naar de Siphon in Damme gedaan. Ik breng ze integraal naar daar. De Siphon heeft een vergunning voor het slachten van fazanten.( )Ik heb een papier waarop de regeling staat voor het leveren van de fazanten. Ik toon u dit document. Het is een Koopovereenkomst fazanten 2014 gedateerd 1 augustus Het is gericht aan Johan De Schietere de Lophem te Heusden. Het volgende staat te lezen: Geachte heer, Bij deze betekenen wij met U een overeenkomst voor afname van de te Wuustwezel door U gekweekte fazanten in het jaar 2014.( ). Verder staan de prijsafspraken genoteerd. Het document is getekend door Stephanie Jorion in opdracht van Jan Calewaert van Siphon NV. Het College stelt vast dat de eigenaar van het domein en de eigenaar van het restaurant niet werden verhoord, althans blijkt dit niet uit het voorliggend dossier. Noch uit de bestreden beslissing noch uit het thans gevoerd verweer voor het College door de verwerende partij blijkt enig motief waarom de eigenaar van het domein terzake niet is gehoord. Op interpellatie van de Kamervoorzitter stelt de raadsman van de verwerende partij ter zitting dat geen aparte bestuurlijke beboetingsprocedure is opgestart tegen de eigenaar van het domein. 14

15 Het gegeven dat de verzoekende partij bijkomend winstvoordeel heeft gehaald uit de verkoop van de fazanten, blijkt aldus niet of minstens niet afdoende uit de stukken waarop de Raad vermag acht te slaan. De overeenkomst met het restaurant de Siphon bevindt zich niet in het dossier, maar, zoals uit het dossier blijkt, is deze voorgelegd aan de verbalisanten en geciteerd in de verklaring afgelegd door de verzoekende partij, zodat er geen reden bestaat, althans niet op basis van de voorliggende stukken waarop het College vermag acht te slaan, om de geloofwaardigheid ervan in twijfel te trekken. Het College acht het bijgevolg niet afdoende bewezen dat de verzoekende partij, uitgezonderd de gratis woonst, enig substantieel financieel voordeel heeft gehaald uit de verkoop van de fazanten. In de gegeven omstandigheden acht het College de opgelegde boete kennelijk onredelijk in zoverre deze een groot gedeelte van het jaarinkomen van de verzoekende partij opslorpt en in de mate dat de algeheelheid van de boete onmiddellijk uitvoerbaar is. Het College acht het boetebedrag zelf in casu weliswaar niet kennelijk onredelijk, in acht genomen de ernst van de ten laste gelegde feiten en de vastgestelde omvang ervan, doch is van oordeel dat minstens een deel met uitstel zou moeten opgelegd kunnen worden, gelet op het beperkt inkomen van de verzoekende partij en het gegeven dat via de techniek van het uitstel de ernst van de feiten benadrukt kan worden en tegelijkertijd een gedragswijziging in de toekomst kan worden bewerkstelligd. De mogelijkheid tot het opleggen van een boete met uitstel maakt verder het voorwerp uit van het hiernavolgend middel. 4.2 De 180-dagentermijn bepaald in artikel , eerste lid DABM is geen vervaltermijn, maar wel een termijn van orde. De schending ervan kan op zich niet tot de vernietiging van de bestreden beslissing leiden vermits de decreetgever geen sanctie heeft bepaald die de overschrijding ervan van rechtswege bestraft. De kennisgeving van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen dateert van 13 november De ordetermijn van artikel , eerste lid DABM verstreek bijgevolg op 12 mei In casu werd de boetebeslissing genomen op 29 augustus 2016, zodat de ordetermijn is overschreden met 475 dagen, zijnde ongeveer een jaar en drie maanden. De redelijke beslissingstermijn lijkt geschonden: het betreft geen complexe zaak en er zijn geen verdere onderzoekdaden of procedurestappen ondernomen. Het tijdsverloop vindt hoofdzakelijk haar oorzaak in het stilzitten van de verwerende partij. Uit de bestreden beslissing blijkt evenwel dat de overschrijding van de beslissingstermijn in aanmerking werd genomen om het boetebedrag te herleiden met één vijfde. De verzoekende partij maakt niet aannemelijk dat de beslissing op dat punt kennelijk onredelijk is en er redenen zijn om de geldboete bijkomend te verlagen. De verzoekende partij voert overigens niet aan dat zij enig concreet nadeel heeft ondervonden door de termijnoverschrijding. 5. Het vierde middel is in de aangegeven mate gegrond. D. Derde middel Standpunt van de partijen 1 15

16 De verzoekende partij voert in een derde middel de ongrondwettigheid aan van artikel DABM. Zij verwijst naar rechtspraak waarin wordt geoordeeld dat een alternatieve sanctie dezelfde individualisering van de straf moet waarborgen als een strafrechtelijke vervolging (GwH 18 februari 2016, nr. 25/2016). De verzoekende partij concludeert dat artikel DABM nietig is omdat deze bepaling geen mogelijkheid voorziet om een geldboete met uitstel op te leggen. 2. De verwerende partij antwoordt dat de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof niet impliceert dat de administratieve overheden de kwestieuze bepalingen niet meer mogen toepassen. Verder benadrukt de verwerende partij dat het Grondwettelijk Hof zich nooit heeft uitgesproken over de grondwettigheid van artikel DABM. De verwerende partij wijst erop dat het College zelf niet bevoegd is om de grondwettigheid van het decreet te beoordelen. Zij merkt op dat de verzoekende partij niet vraagt om een prejudiciële vraag te stellen. 3. De verzoekende partij merkt in haar wederantwoordnota op dat de geldboete in casu disproportioneel is en dat er geen reden is om aan te nemen dat haar geen uitstel zou kunnen worden verleend. De verzoekende partij stelt voor om de volgende prejudiciële vraag te stellen: Schendt art van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid van 5 april 1995 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voor zover het, voor de persoon op wie de georganiseerde procedure van alternatieve administratieve geldboete van toepassing is, de mogelijkheid niet voorziet van het uitstel van de strafuitvoering, terwijl een dergelijke mogelijkheid bestaat ten gunste van de personen die, voor hetzelfde misdrijf, het voorwerp uitmaken van een strafrechtelijke procedure, zodat er een verschil in behandeling bestaat dat niet redelijk kan verantwoord worden 4. De verwerende partij stelt in haar laatste nota dat het aangehaalde arrest van het Grondwettelijk Hof van 18 februari 2016 analoog kan worden toegepast. De verwerende partij verduidelijkt dat de prejudiciële vraag slechts relevant is wanneer de boete onevenredig is en er reden zou geweest zijn om uitstel te verlenen indien het decreet dit zou voorzien. Volgens de verwerende partij is de hoogte van de geldboete niet disproportioneel, gelet op de industriële hoeveelheid ongeringde dieren. Bovendien zou er geen reden zijn om uitstel te verlenen en de feiten onbestraft te laten. De verwerende partij concludeert dat de prejudiciële vraag niet moet worden gesteld. Beoordeling door het College 1. 16

17 Naargelang de keuze van de procureur overeenkomstig de artikelen e.v. DABM, kan een misdrijf in de zin van titel XVI DABM worden afgehandeld volgens het penale spoor dan wel volgens het bestuurlijke spoor. Indien de procureur des Konings tijdig beslist om niet over te gaan tot strafrechtelijke behandeling van het milieumisdrijf, vervalt de strafvordering, en kan er voor dit misdrijf desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete worden opgelegd, met name een alternatief voor de strafrechtelijke geldboete die in geval van strafrechtelijke behandeling door de correctionele rechtbank zou kunnen worden opgelegd. 2. Een alternatieve bestuurlijke geldboete heeft tot doel om gedragingen, in strijd met een voorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van titel XVI DABM en waarop overeenkomstig deze titel een straf is gesteld, te voorkomen en te bestraffen. De bestuurlijke geldboete is een sanctie met een overwegend repressief karakter. Als gevolg van haar punitief karakter betreft het opleggen van dergelijke boete volgens de kwalificatiecriteria van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een strafvervolging in de zin van artikel 6, eerste lid EVRM. Bij het opleggen ervan moet dan ook worden voldaan aan de procedurele en materiële waarborgen voor strafvervolging en bestraffing, zoals vervat in de artikelen 6 en 7 EVRM en het zevende protocol bij het EVRM, in de artikelen 14 en 15 van het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO), in de artikelen 12 en 14 van de Grondwet en in de fundamentele beginselen van het strafrecht. Zo zal de overtreder steeds toegang moeten hebben tot een rechter met volle rechtsmacht, die alle waarborgen biedt van artikel 6 EVRM, hetgeen in casu wordt gegarandeerd door de beroepsmogelijkheid bij het College (terwijl er tegen de beslissing van het College ook nog cassatieberoep openstaat bij de Raad van State). Ook de decreetgever beoogde een uitgebreide rechtsbescherming. In de memorie van toelichting bij het ontwerp dat titel XVI van het DABM is geworden wordt uitdrukkelijk gesteld dat bestuurlijke geldboeten door hun punitief karakter, aanleiding moeten geven tot dezelfde rechtswaarborgen die gelden voor strafvervolgingen en de berechting van strafbare feiten, en dat het decreet op dat vlak een optimale rechtsbescherming wil waarborgen (Memorie van toelichting, Parl.St. Vl.Parl, , nr. 1249/1, 14 en 16-17). De vaststelling dat de bestuurlijke geldboete van strafrechtelijke aard is in de zin van de artikelen 6, eerste lid en 7 EVRM, waardoor de waarborgen van deze artikelen in acht moeten worden genomen, heeft niet tot gevolg dat die geldboete in de Belgische wetgeving van strafrechtelijke aard zou zijn (GwH 16 juli 2009, nr. 119/2009, overweging B.6.2.). Dit wordt bevestigd in de memorie van toelichting bij titel XVI DABM, waarin uitdrukkelijk wordt gesteld dat "de bestuurlijke geldboeten geen strafsancties zijn, geen door de strafrechter uitgesproken straffen, en dat ze op geen enkele manier hiermee in verband mogen worden gebracht (Memorie van toelichting, Parl.St. Vl.Parl., , nr. 1249/1, 60). Een bestuurlijke geldboete is geen straf in de zin van artikel 1 van het Strafwetboek, maar betreft een niet-penale straf. Derhalve valt zij in beginsel buiten het nationale - materiële strafrecht, en zijn de internrechtelijke procedurele waarborgen van de strafprocedure in beginsel evenmin van toepassing. Artikel 100 van het Strafwetboek voorziet dat in bijzondere wetten en verordeningen bepalingen kunnen worden opgenomen die anders luiden dan de bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek, dat op basis van artikel 11, eerste lid van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen in beginsel van toepassing is op de strafbaarstellingen en de strafrechtelijke sancties die ten aanzien van milieumisdrijven worden voorzien. 17

18 In het DABM wordt in het kader van het bestuurlijk afhandelingsspoor van een milieumisdrijf niet voorzien in de toepassing van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, op basis waarvan de vonnisgerechten (onder meer) een uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf kunnen gelasten. Deze wet is derhalve niet zonder meer van overeenkomstige toepassing in het kader van het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete. 3. Het College stelt vast dat er een van het rechtsregime van de administratieve geldboetes onderscheiden rechtsregime van toepassing is op strafrechtelijke sancties, dat beide regimes hun voor- en nadelen hebben in hoofde van diegenen aan wie een sanctie wordt opgelegd, en dat men niet kan eisen dat diegenen die een sanctie opgelegd krijgen volgens het regime van de administratieve sancties precies dezelfde waarborgen moeten genieten als diegenen die een strafsanctie ondergaan. Dit standpunt werd door het Grondwettelijk Hof als volgt bevestigd (GwH 30 maart 2011, nr. 44/2011, randnummer B.12.2): Zelfs al gaat het om een straf in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, de personen die tot de betaling van de in het geding zijnde administratieve geldboete worden veroordeeld, ontsnappen aan de nadelen van een strafrechtelijke veroordeling, zoals het onterend karakter dat eraan kleeft en de inschrijving van de veroordeling in het strafregister. Het gegeven dat er voor eenzelfde milieumisdrijf, naargelang het bestuurlijke of penale spoor wordt gevolgd, andere gunstmogelijkheden zijn, betekent derhalve niet noodzakelijk dat er een schending voorligt van het gelijkheidsbeginsel. Wel oordeelde het Grondwettelijk Hof verder dat er een parallellisme dient te bestaan tussen de maatregelen tot individualisering van de straf, waarbij werd overwogen (GwH 18 februari 2016, nr. 25/2016, randnummer B.28.2): wanneer voor dezelfde feiten de correctionele rechtbank een boete kan opleggen die minder bedraagt dan het wettelijk minimum indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn (artikel 85 van het Strafwetboek) of wanneer uitstel kan worden toegekend (wet van 29 juni 1964), moet het niet-strafgerecht, waarbij het beroep tegen de beslissing om een administratieve sanctie op te leggen aanhangig is gemaakt, in beginsel over dezelfde mogelijkheden van individualisering van de straf beschikken (arresten nrs. 40/97, 45/97, 128/99, 86/2007, 42/2009 en 44/2011). 4. De verzoekende partij lijkt in het derde middel in essentie aan te voeren dat er een schending voorligt van het gelijkheidsbeginsel, doordat bij het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete geen mogelijkheid bestaat om een geldboete met uitstel op te leggen, terwijl dit wel mogelijk was geweest indien het milieumisdrijf voor de correctionele rechtbank zou zijn afgehandeld. De verzoekende partij gaat uit van de hypothese dat zij, voor de correctionele rechtbank, uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf zou hebben gekregen, terwijl de bestreden beslissing haar een effectieve administratieve geldboete oplegt. In zoverre de verzoekende partij de nietigheid aanvoert van artikel DABM dient opgemerkt dat het College niet bevoegd is om een uitspraak te doen over de grondwettigheid van de betreffende decretale regeling. 18

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST HANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 19 maart 2019 met nummer HHC-M-1819-0033 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0020-M Verzoekende partij de heer Henri PAUWELS vertegenwoordigd door advocaat Louis sr LEYSEN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0046 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/87-M In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Koenraad DEGROOTE met kantoor te 8720 Wakken,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0137 van 23 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/100-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0051 van 21 januari 2016 in de zaak 14MHHC/69-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 26 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0013 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0012-M Verzoekende partij de heer Andre VERHULST, met woonplaatskeuze te 8531 Hulste,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0057 van 28 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/102-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 26 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0012 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0006/M Verzoekende partij de heer Jacques DESAMBER, met woonplaatskeuze te 8531 Harelbeke,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0081 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0129/M Verzoekende partij de heer Theophile REYNAERTS vertegenwoordigd door advocaat Hans-Kristof

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0082 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0088/M Verzoekende partij de heer Julius DEMEDTS vertegenwoordigd door advocaat Dirk BAILLEUL met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/67-VK van 2 oktober 2014 In de zaak van mevrouw [ ] wonende te [ ] en de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partijen te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/104-VK van 19 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 OKTOBER 2015 P.14.0355.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0355.N I H nv, vertegenwoordigd door de lasthebber ad hoc Filip Mertens, met kantoor te 9000 Gent, Coupure 373, eiseres, met als

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 29 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0120 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0033/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Leo SMETS, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 26 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0011 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0005/M Verzoekende partij de bvba HEJA INVEST vertegenwoordigd door advocaat Bart VAN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 MEI 2014 P.12.2065.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.2065.N HORECA TECHNOLOGIES SOLUTIONS bvba, met zetel te 2900 Schoten, Gazellendreef 22, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Jozef

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0056 van 28 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/96-M In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Piet DE GROOTE met kantoor te 8300 Knokke-Heist,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0052 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/74 M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/97-VK van 21 november 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor wie optreedt de heer Frédérick VAN KERREBROECK, raadsman, hierna de verzoekende partij

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0156 van 9 augustus 2016 in de zaak MHHC/1415/0083/M/0060 In zake: de heer Omer HOOYLAERTS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Yves COECKELBERGHS

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MAART 2015 P.14.0392.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0392.N 1. M L E V U, beklaagde, 2. H R G V B, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Jaak Haentjens, advocaat bij de balie te Dendermonde.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0033 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0015/M Verzoekende partij de bvba GLD vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN met woonplaatskeuze

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 APRIL 2019 P.18.1208.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.1208.N W A V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom De Clercq, advocaat bij de balie Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0018 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0025-M Verzoekende partij de heer Jan TEUGHELS vertegenwoordigd door advocaat Chris DE NYN met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0124 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0079/M/0059 In zake: de heer Herman MATTHYSSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Werner LEYSSENS kantoor

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/24-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0058 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0062/M Verzoekende partij de heer Guy VAN DER SCHOOT, wonende te 2100 Deurne, Mattheus

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 OKTOBER 2012 P.12.0330.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0330.N I A J M G, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Frank Janssen, advocaat bij de balie te Turnhout. II J A L G, beklaagde,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/85-VK van 2 december 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 APRIL 2016 P.15.0005.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0005.N C G P P, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Koenraad Compernolle, advocaat bij de balie te Brugge, met kantoor te 8340

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0032 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0012/M Verzoekende partij de bvba GROND- EN SLOOPWERKEN VERWILST vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/43-VK van 7 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] en mevrouw [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreden mr. Ivan DEWEVER en mr. Kristin DEWEVER, advocaten, met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0121 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0072/0061 In zake: de heer John DE GENDT, wonende te 1080 Sint-Agatha-Berchem, René Comhairelaan 1, bus 009, waar

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 OKTOBER 2012 P.12.0423.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0423.N I D P O R, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom Van Bockstaele, advocaat bij de balie te Oudenaarde, tegen Y B, burgerlijke

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/16-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de STAD [ ] vertegenwoordigd door haar college van burgemeester en schepenen, met adres te [ ] hierna de verzoekende partij

Nadere informatie

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1274/2019 Repertoriumnummer / Europees

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1274/2019 Repertoriumnummer / Europees Vonnisnummer / Griffienummer 1274/2019 Repertoriumnummer / Europees 2019/1655 Datum van uitspraak 20 juni 2019 Naam van de beklaagde Systeemnummer parket Dossiernummer 19L000827 Notitienummer parket rechtbank

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 5578 Arrest nr. 181/2013 van 19 december 2013 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Grondwettelijk

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 MEI 2012 P.11.1908.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1908.N I R. L. M. P., inverdenkinggestelde. eiser, met als raadsman mr. Michaël Verstraeten, advocaat bij de balie te Gent. II M. G.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 OKTOBER 2010 P.09.1627.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.09.1627.N W. L. F. C., beklaagde, eiser, met als raadslieden mr. Frank Verbruggen en mr. Dirk De Maeseneer, advocaten bij de balie

Nadere informatie

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/39-K2 van 13 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Geert AMPE, advocaat, met kantoor te 8400 OOSTENDE, Kerkstraat 38,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/15-VK van 7 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Geert AMPE, advocaat, met kantoor te 8400 OOSTENDE, Kerkstraat 38,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/71-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Luc RYCKAERT, advocaat, met kantoor te 9900 EEKLO, Koningin Astridplein

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 27 november 2018 met nummer RvVb-A-1819-0351 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0415-SA -Verzoekende partijen 1. de heer Willy WANTE 2. de heer Mohamed TABLA

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de

Nadere informatie

uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk bijlagen

uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk bijlagen Vlaamse overheid Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Aan de erkende vogelhoudersverenigingen T 02 553 81 02 F 02 553 81 05 anb@vlaanderen.be uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk bijlagen vragen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 JUNI 2014 P.14.0280.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0280.N 1. P J P D L, beklaagde, 2. S I D L, beklaagde, eisers, beiden met als raadsman mr. Tom Decaigny, advocaat bij de balie te

Nadere informatie