Natuurkunde in de bodem Een geo elektrische analyse en de wet van Ohm toegepast

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Natuurkunde in de bodem Een geo elektrische analyse en de wet van Ohm toegepast"

Transcriptie

1 Inleiding De bodem van Nederland bestaat bijna helemaal uit zanden, kleien en veen. Water in de bodem stroomt gemakkelijk door grove zanden, maar verplaatst zich bijna niet in zware kleien. In de geologie en hydrologie zijn deze eigenschappen erg belangrijk om bijvoorbeeld te bepalen waar wel en waar geen drinkwater kan worden gewonnen. Een zeer nauwkeurige beschrijving van de bodem wordt ook steeds belangrijker omdat de druk van de mens op de natuur voortdurend groter wordt en wij ons steeds meer realiseren hoe belangrijk deze natuurlijke omgeving voor ons is. Daarnaast stellen steeds snellere computer ons in staat om met een groot detail naar de processen in de bodem te kijken. Gedetailleerde informatie over de bodemopbouw is ook hiervoor noodzakelijk. De meest voor de hand liggende methode om de bodemopbouw te bepalen is het graven van een diep gat. Je weet dan echter alleen de bodemopbouw op dat ene punt en bovendien kost het veel moeite en verstoor je de bodem. De geoelektrische analyse is een veel gebruikte methode om snel de bodemopbouw te kunnen bepalen zonder de bodem te verstoren. Elke bodemsoort heeft een eigen elektrische weerstand en door nu op steeds grotere diepte de elektrische weerstand te meten kan een beeld worden gemaakt van de bodemopbouw. Wageningen Universiteit doet veel onderzoek in toepassingen waar de bodemstructuur van groot belang is. Denk hierbij aan het ontwikkelen van de ecologische hoofdstructuur. Het type natuur, dat mogelijk is op een bepaalde plek, hangt sterk samen met de bodemopbouw en de grondwaterstroming. Ook voor bijvoorbeeld drinkwatervoorziening, bouwprojecten en landbouw is een gedetailleerde bodemopbouw van belang. De geo elektrische analyse is een onderzoekstechniek die gebruikt wordt om deze informatie boven water te krijgen. Studenten hebben deze methode recent gebruikt om de bodemlagen en het zoutgehalte van het grondwater in Polder Noordplas te bepalen, zowel uit het oogpunt van natuurbeheer als landbouw. Een andere methode voor het meten van de weerstand in de bodem is het meten van de waterdoorlatendheid. Voor deze methode worden een aantal monsters genomen, waarvan de doorlatendheid wordt bepaald. Zo kan iets worden gezegd over de doorlatendheid van het hele bodemprofiel, de gevoeligheid voor plasvorming op de bodem en het gevolg hiervan voor de landbouw of de natuur. Deze methode vult de meting m.b.v. geoelektrische analyse aan omdat op een kleinere schaal wordt gekeken en specifiek naar de weerstand van de bodem voor water wordt gekeken. Doel Het bepalen van de bodemopbouw en fysische eigenschappen van deze lagen in een stuwwal en kleigrond tot een diepte van ruim 40 m.

2 Theorie Geoelektrische analyse Wet van Ohm Geoelektrisch onderzoek is gebaseerd op de wet van Ohm. De wet van Ohm is één van de bekendste wetten in de natuurkunde en beschrijft het recht evenredige verband tussen spanning U (in Volt, V) en stroomsterkte I (in Ampère, A). De evenredigheidsconstante is daarbij de weerstand R (in Ohm): U = I R (1) Door zijn eenvoudige vorm heeft deze wet een breed scala aan toepassingen in het wetenschappelijk onderzoek. Een veel gebruikte methode om de bodemopbouw te detecteren is door een elektrische spanning op de bodem te zetten, waardoor diepte, en soort van een bepaalde bodemlaag bepaald kan worden. Dit is mogelijk omdat iedere bodemsoort unieke eigenschappen bezit, waaronder een unieke soortelijke weerstand. Soortelijke weerstand De weerstand van een stroomkanaal is afhankelijk van de soortelijke weerstand ρ (in Ω.m) van het metaal, de lengte l (in m) van de kabel en de oppervlakte van de doorsnede van de kabel A (in m2): l R = ρ (2) A Deze relatie geldt niet alleen voor een stroomdraad, maar voor ieder willekeurig medium, dus ook voor een bodem: de weerstand R van een bodem hangt af van het (dwarsdoorsnede) oppervlak A en de lengte l van het stroomkanaal, en van de soortelijke weerstand ρ. De soortelijke weerstand is alleen afhankelijk van het type geleider. In een stroomdraad is dat meestal koper; in de bodem zijn dat de zoutionen en geladen bodemdeeltjes. We kunnen dus, als we de lengte en oppervlakte van het stroomkanaal in de bodem kennen, uit een weerstandsmeting de soortelijke weerstand ρ bepalen. Omdat elk bodemtype een eigen soortelijke weerstand heeft kan hieruit een indicatie worden verkregen van het bodemtype (zie tabel 1). Bodemsoort Soortelijke weerstand (Ω.m) indicatie Klei 20 Leem 40 2

3 Zand (fijn) 200 Zand (grof) 4000 Tabel 1: indicatie van soortelijke weerstand van diverse bodemsoorten. In de praktijk zijn de soortelijke weerstanden vaak een traject waarbinnen de soortelijke weerstand varieert. Dit komt door menging van diverse bodemsoorten (bijv. door geologische processen) met een verschillende soortelijke weerstand (ICT, 1995). Nu hangt de soortelijke weerstand niet alleen af van het bodemtype maar ook van het zoutgehalte en vochtgehalte. In de meeste Nederlandse situaties is echter over het algemeen sprake van een hoge grondwaterstand en lage zoutgehaltes, waardoor veranderingen hierin in deze proef verwaarloosd kunnen worden. Elektrisch veld Door een spanning op de bodem aan te brengen, ontstaat er een elektrisch veld in de bodem. De elektrisch geladen deeltjes in de bodem ondervinden hierdoor een krachtwerking op afstand. Deze krachtwerking kan modelmatig worden weergegeven met behulp van het (elektrisch) veldbegrip: in de ruimte rondom een elektrische lading heerst een elektrisch veld. Dit veld kan worden weergegeven door elektrische veldlijnen. De richting van de veldlijn in een bepaald punt geeft de richting van de elektrische kracht op een positief deeltje in dat punt weer. De raaklijn aan de veldlijn in een bepaald punt geeft de werklijn van de kracht weer, zie figuur 2. Deze kracht is gelijk aan de sterkte van dit elektrisch veld (=veldsterkte) maal de lading in dit elektrisch veld. Omgedraaid geldt dus voor de elektrische veldsterkte veldsterkte E (in N/C): Fe E = (3) q waarin F e (in N) de elektrische kracht is die een deeltje met lading q (in C) ondervindt. Figuur 1: Elektrische velden met alleen een positieve lading (links) en recht een positieve en negatieve lading. De elektrische kracht op een geladen deeltje is gelijk aan de 3

4 veldsterkte maal de lading van dit deeltje. De veldsterkte is groter naarmate de veldlijnen dichter bij elkaar lopen. In de figuur zie je dan ook dat de pijltje langer is op de plaatsen waar de veldlijnen dicht bij elkaar lopen. Een geladen deeltje zal in een elektrisch veld versneld gaan bewegen. Hierbij krijgt het deeltje steeds meer kinetische energie. Dit betekent dat een geladen deeltje in een elektrisch veld (net als een massa in het zwaartekrachtsveld) potentiële energie heeft. Hiermee kan de potentiaal V (in V) van een elektrisch veld gedefinieerd worden: E V = (4) q Een potentiaal is dus een grootheid die een maat geeft voor (een type) potentiële energie op dat punt. Een deeltje wil van een hoge potentiaal naar een lage potentiaal (energetisch voordelig); een geladen deeltje krijgt dus een kracht van een hoge elektrische potentiaal naar een lage elektrische potentiaal. Net zo wil een deeltje met een massa van een hoge naar een lage massapotentiaal : dit voel je als een zwaartekracht. In plaats van veldlijnen kan men een elektrisch veld ook weergeven met behulp van (equi)potentiaallijnen. Dat zijn lijnen die punten van gelijke potentiaal met elkaar verbinden. Deze equipotentiaallijnen staan op ieder punt loodrecht op de elektrische veldlijnen. Voor een homogeen elektrisch veld (dus een elektrisch veld waarvan de veldlijnen evenwijdig lopen) beschrijft de elektrische veldsterkte E het potentiaalverval ( V) per meter. In formulevorm: V E = (5) x Dit potentiaalverval is gelijk aan de spanning U tussen twee punten. Meetprincipe Wanneer op de grond tussen twee punten een spanning wordt aangelegd zal in de bodem een elektrisch veld ontstaan, dat als stroomkanaal fungeert. Wanneer de bodem uit een homogeen profiel is opgebouwd zal een regelmatig elektrisch veld ontstaan (zie figuur 2 boven). 4

5 Figuur 2 Elektrische veldlijnen (getrokken) en potentiaallijnen (gestippeld) in de bodem tijdens een geoelektrische meting. Boven: een homogeen bodemprofiel. Onder: een heterogeen bodemprofiel. Bij een heterogeen gelaagd profiel zullen de stroombanen gebroken worden. Dit is goed zien in het onderste deel van figuur 2. De elektrische veldlijnen veranderen zowel van richting als van onderlinge afstand bij de overgang tussen twee bodemsoorten. De weerstand neemt af in de onderste bodemsoort omdat de veldlijnen dichter bij elkaar komen te liggen (grotere veldsterkte, elektronen stromen sneller, dus lagere weerstand). Hoe groter de afstand is waartussen de spanning wordt aangelegd, des te dieper zal het stroomkanaal zich uitstrekken. Door steeds grotere afstanden tussen de elektroden te kiezen kan dus steeds dieper worden gemeten. Door de elektrische weerstand R van een bodem over verschillende diepten te meten kunnen veranderingen in soortelijke weerstand ρ worden waargenomen. Op deze manier kan de bodemsoort tot op aanzienlijke diepte bepaald worden. De geoelektrische opstelling bestaat uit een 117 meter lange kabel met 40 elektroden van metaal op verschillende onderlinge afstand van elkaar. Tijdens de meting worden er vier elektroden gebruikt. De buitenste elektroden vormen de stroombron, waardoor er elektrische veldlijnen ontstaan door de goed geleidende bodem, zie figuur 3 (en 2). De stroomsterkte (I) wordt over deze 2 elektroden gemeten. De middelste elektroden worden gebruikt voor een weerstandsmeting (U). Deze meting moet plaatsvinden in het middelste deel van het circuit, waar de elektrische veldlijnen nagenoeg evenwijdig aan elkaar lopen, zodat een betrouwbare potentiaalmeting gedaan kan worden (formule 5 is alleen geldig in een regelmatig elektrisch veld). 5

6 Figuur 3 Door aansluiting van een spanningsbron (buitenste elektroden) wordt een elektrisch veld in de bodem gecreëerd. Met behulp van een potentiaalmeting wordt de (cumulatieve) weerstand van de bodem over de gehele diepte van het elektrisch veld gemeten. Tijdens de meting rekent het geoelektrisch apparaat de gemeten spanning (U) en stroomsterkte (I) om tot een weerstand (R) en geeft deze als output op het display. Om de cumulatief gemiddelde (=alle meetellende lagen gemiddeld) soortelijke weerstand ρ te bepalen moet de gemeten weerstand vermenigvuldigd worden met de geometriefactor C (in m): ρ = C * R (6) Deze geometriefactor wordt gegeven door: C = 2π * a (6a) Waarin a staat voor de afstand (in m) tussen de spanningselektroden. Voorwaarde voor de geldigheid van deze formule is dat de verhouding tussen de afstanden van de bronelektroden (2 buitenste) en de meetelektroden 1:3 is. De uitkomst van deze cumulatieve soortelijke weerstand geeft een indicatie van het verloop van de bodemsoorten met de diepte. Door de elektroden dicht bij elkaar te houden, worden alleen de bovenste lagen gemeten, door een grotere afstand tussen de elektroden te nemen, spelen ook diepere bodemlagen een rol. Een combinatie van deze metingen geeft een totaalbeeld. Computermodel Er zijn verschillende manieren om de soortelijke weerstand te ontrafelen uit de weerstandsmetingen. De verschillende soortelijk weerstanden kunnen worden gekoppeld aan de geologische opbouw. Een instrument om dit te doen is het gebruik van het computermodel schlumbg. Dit model kan in kleine rekenkundige stapjes (iteraties) bepalen welke specifieke weerstanden en welke laagdikten hebben geleid tot de gemeten curve. De nauwkeurigheid kan worden vergroot door een naburige boring als ijkpunt te gebruiken. In figuur 4 is als voorbeeld de grafische weergave van een serie metingen met bijbehorende overgangen gegeven. Op het practicum zal een korte instructie gegeven worden over het gebruik van schlumbg door de practicumdocent. 6

7 Figuur 4: Schermweergave van het computerprogramma schlumbg. Verloop van de soortelijke weerstand (vertikaal) en diepte (horizontaal). De rechthoekige curve geeft de modelmatig bepaalde overgangen weer. 7

8 Theorie doorlatendheid De doorlatendheid is een maat voor het gemak waarmee water door een bodem kan stromen. De poriegrootte is een van de factoren die van invloed is op de doorlatendheid van een bodem. Over het algemeen geldt: hoe fijner de bodemtextuur, hoe slechter de doorlatendheid. bodemdeeltje porie bodemdeeltje porie Figuur 5: Schematische weergave van twee bodems. Boven een bodem met grote bodemdeeltjes en poriën, onder een bodem met kleine bodemdeeltjes en poriën De Wet van Darcy en de Wet van Ohm De definitie van de doorlatendheid wordt afgeleid uit de Wet van Darcy. De Wet van Darcy is vergelijkbaar met de wet van Ohm, die we hebben herschreven naar de stroomsterkte over een draad: 1 U I =. A. ρ l I = stroomsterkte (A) ρ = soortelijke weerstand, afhankelijk van het materiaal ( Ω m) A = oppervlakte van de doorsnede van de draad (m 2 ) l = lengte van de draad (m) (7) De wet van Darcy is opgebouwd uit dezelfde formule, met andere meeteenheden. Het beschrijft hoeveel water (Q) er door een bodemkolom stroomt met een bepaalde weerstand (R), waarover een verschil in energie (in onze termen stijghoogte, H, zie bijlage) aangelegd is: Q = H R (8) 8

9 De weerstand van de bodemkolom hangt af van de oppervlakte van de doorsnede en de lengte van de kolom, en van het materiaal waar de bodem uit bestaat. Het omgekeerde van de soortelijke weerstand van het bodemmateriaal noemen we de doorlatendheid en geven we aan met k. De lengte van een bodemkolom kunnen we schrijven als z, het verschil in plaatshoogte (zie bijlage). Zo krijgen we de wet van Darcy: H Q = k. A z (9) Q = debiet (m 3 / uur) k = verzadigde doorlatendheid (m/uur) A = oppervlakte van de bodemkolom (m 2 ) H = stijghoogte (m) Z = plaatshoogte (m) H = stijghoogtegradiënt () z k, A en z van een bodemkolom zijn constant, dus de hoeveelheid water die door de kolom stroomt, is evenredig met H. De hoeveelheid water die per tijdseenheid door oppervlakte A stroomt wordt aangegeven door het debiet Q. De enige grootheid uit de formule die we niet direct kunnen meten is de verzadigde doorlatendheid k van de bodem. Grondwater In de bodem zijn twee hydrologische zones te onderscheiden: de verzadigde zone en de onverzadigde zone (zie figuur 6). In de verzadigde zone zijn alle poriën gevuld met water. In de onverzadigde zone zijn sommige poriën gevuld met water en andere met lucht. De verzadigde zone ligt onder de grondwaterspiegel, het water in deze zone heet dan ook het grondwater. Waterbeweging in de onverzadigde zone We zullen niet ingaan op de waterbeweging in dit deel van de bodem. De waterbeweging in dit deel is namelijk erg afhankelijk van het vochtgehalte, poriegrootte en de aanwezigheid van wortel of wormgangen die moeilijk te meten zijn en de doorlatendheid sterk kunnen vergroten. We zullen ons alleen richten op de doorlatendheid in de verzadigde zone. 9

10 onverzadigde zône porie met water porie met lucht grondwaterspiegel verzadigde zône Figuur 6: schematische weergave van een bodem met een verzadigde en onverzadigde zone Energie in de hydrologie Waterbeweging in de verzadigde zone van de bodem De verplaatsing van water in een bodem vindt plaats onder invloed van energieverschillen. Net als je voor andere voorwerpen op de aarde een energiebalans kunt maken, kun je dat ook voor het water in de grond: E tot = E kin + E pot E tot = totale energie E kin = kinetische energie E pot = potentiële energie Er is geen beweging wanneer E tot overal gelijk is. Omdat water maar zeer langzaam door de bodem stroomt, is E kin voor grondwaterbeweging verwaarloosbaar (E kin = ½ m.v 2 ). De stroming wordt dus voornamelijk veroorzaakt door verschil in potentiële energie. Plaatshoogte, drukhoogte en stijghoogte Uit de natuurkunde kennen jullie twee formules voor de potentiële energie: E=m.g.h E=ρ.g.h Potentiële energie door hoogteverschil Potentiële energie door drukverschil (Newton) (wet van de Hydrostatische druk) Formule 10a: Wet van Newton, 10b: Wet van de hydrostatische druk 10

11 In de formules die wij gaan gebruiken komen m.g en ρ.g niet meer voor. We hebben hier aan beide kanten van de formule door gedeeld. Wij drukken de energie uit in hoogte. Wij noemen dit de plaatshoogte en drukhoogte, die zijn afgeleid van de beide formules voor de potentiële energie. De totale potentiële energie is de som van formule 10a en 10b; de plaatsenergie en de drukenergie. Deze E pot wordt in de hydrologie uitgedrukt in de stijghoogte, en is dus de som van de plaatshoogte en de drukhoogte: H = z + h Etot=Epot,grav + Epot,druk (+Ekin) H = stijghoogte [m] z = plaatshoogte (t.o.v. referentieniveau) [m] h = drukhoogte (t.o.v. atmosferische druk) [m] Formule 11: Vergelijking voor de stijghoogte. Vergelijk met de formule ernaast De stijghoogte kun je vergelijken met de hoogte tot waar het water stijgt in een buisje dat op een bepaalde plaats in een kolom (bijvoorbeeld met water) is geprikt (zie figuur 7). Deze hoogte geeft de energietoestand aan van het water op precies dat punt waar het buisje in de kolom wordt geprikt. 1??? z =? h = 0 hoogte 1/ z =? h =? 0 z = 0 h =? Figuur 7 stijghoogte, plaatshoogte en drukhoogte. Hoe hoog stijgt het water in de verschillende buisjes? Wat zijn de waarden van z en h? De plaatshoogte is de hoogte boven een zelf gekozen referentiepunt. Meestal kiezen we de plaatshoogte nul onderaan de kolom. De drukhoogte is de druk ten opzichte van een referentieniveau. In de hydrologie wordt de atmosferische druk als referentiedruk gebruikt, en is de drukhoogte dus nul bij de waterspiegel (waar het water met de atmosfeer in aanraking komt). De drukhoogte geeft in een kolom met water aan hoe hoog de druk is op een waterdeeltje dat zich op de betreffende plaats in de kolom bevindt. Hoe verder onder water, hoe groter de 11

12 drukhoogte. Vergelijk dit met het zwembad: hoe dieper je komt, hoe groter de druk op je oren. Energie van het water in een bodemkolom We kunnen nu met behulp van de wet van Ohm en de energie in de bodem de verzadigde doorlatendheid bepalen. We splitsen de energie op in de stijghoogte, plaatshoogte en drukhoogte en bekijken elk van deze factoren apart. We kunnen beredeneren hoe deze drie energieën zullen veranderen in een kolom waar water met een constante snelheid doorheen stroomt. In figuur 8 is zo n kolom getekend. Er staat een laagje water op de kolom om het water sneller te laten stromen (extra druk). De stroming door deze verzadigde bodemkolom wordt bepaald door het energieverschil tussen de onderkant en bovenkant van deze kolom. In figuur 8 is de onderkant van de bodemkolom, punt 1, als referentieniveau voor de plaatshoogte genomen (z = 0). Als er water door de kolom stroomt, dan is er aan de onderkant van de kolom een verbinding met de atmosfeer. Daar is de drukhoogte dus nul. De stijghoogte is de som van de plaatshoogte en de drukhoogte, dus op punt 1 is dit: H 1 = = 0. Op punt 2, de bovenkant van de bodemkolom, is de plaatshoogte de hoogte boven het referentieniveau (z = L). De drukhoogte, de druk die het laagje water op de kolom uitoefent, is gelijk aan de dikte van het laagje water (h = D). De stijghoogte is dus: H 2 = D + L Het verschil in energie tussen de bovenkant en de onderkant van de bodemkolom is dus: H 2 H 1 = (D+L) (0+0) = D+L D L water bode m kolom 2 h = D, z = L, H = D+L 1 h = 0, z = 0, H = 0 Figuur 8: een schematische weergave van een bodemkolom Beschrijving 12

13 Voor het begin van het practicum wordt de klas in twee groepen verdeeld. Op het eerste excursiepunt zal groep 1 de geoelektrische analyse uitvoeren en zal groep 2 de monsters nemen voor de doorlatendheidsproef. Op het tweede excursiepunt zullen de groepen omwisselen. De deelnemers verzamelen zich op de Nieuwlanden (Nieuwe Kanaal 11). Hier krijgen zij een korte uitleg over de ontstaanswijze van de stuwwal en de uiterwaarden, en uit welke lagen de bodems bestaan. Vanaf hier fietsen de deelnemers naar de eerste meetlocatie. Op het eerste excursiepunt is 1 meetkarretje met geoelektrische meetapparatuur aanwezig. De meetapparatuur wordt getoond, en vragen die de deelnemers thuis gemaakt hebben worden behandeld, evenals eventuele vragen. De kabel wordt uitgerold en de elektroden worden volgens aanwijzing van de begeleider de grond in gestopt. De stroom wordt er doorheen gevoerd en een meter geeft de weerstand die tussen de verschillende elektroden gemeten wordt. Op het invulformulier (zie verderop in deze tekst) vullen de deelnemers deze waarden in. De formulieren worden aan het begin van de proef uitgedeeld. De spullen worden weer opgeborgen en de deelnemers fietsen de berg af, naar de Veerstraat. Er wordt een geschikt stuk gekozen om te meten, bij voorkeur langs een sloot, en de proef wordt herhaald. De deelnemers fietsen naar de Dreijen, het universiteitscomplex, en kunnen daar hun lunch opeten. Na de lunch fietsen de deelnemers met de begeleider naar een practicumzaal. Daar wordt uitleg gegeven over de doorlatendheidsproef en hierna worden de metingen gedaan. In de PCzaal wordt vervolgens een uitleg over het computerprogramma schlumbg gegeven. Na de berekeningen uit de tabel te hebben uitgevoerd vullen de deelnemers in twee of drietallen de meetresultaten in. Aan de hand van de tabel 1 wordt een beschrijving gemaakt van de bodemopbouw op de 2 locaties. Hierna volgt een discussie over de gevonden resultaten en de vergelijking tussen de twee gebieden. 13

14 Werkwijze geoelektrische meting 1: Leg de kabel uit over een recht traject. Iemand begint met lopen, zodra er zo n 6 meter kabel is afgerold pakt een volgend persoon de kabel vast en gaat meelopen, dan een derde persoon etc. ( ganzenpas ). Dit om te voorkomen dat er teveel spanning op de kabel komt te staan en hij over de grond wordt gesleept. 2: Wanneer de kabel volledig is uitgerold, worden de pennen in de grond gestoken. De klemmen worden op de daarvoor bestemde plekken, daar waar het rubber weg is, aan de kabel bevestigd. Ter hoogte van de klem, dit is belangrijk omdat de afstanden tussen de meetpunten exact bepaald zijn, wordt vervolgens de elektrode diep de grond in geduwd. 3: De grote zwarte knop midden op het houten bord wordt op stand 1 gezet. 4: Het meetkastje wordt gekoppeld aan de kabel via het houten bord: N.B. let niet op de kleuren van de poorten; deze komen niet overeen. De kabeltjes moeten elkaar dus niet kruisen bij de verbinding tussen het meetkastje en de kabel. 4: De meting kan beginnen: Druk op de groene knop: op het display verschijnt de weerstand voor combinatie 1. Vul de waarde in op het invulformulier Laat de groene knop los en draai de zwarte knop naar stand 2. Vul de weerstand in en vul in op het formulier bij nr. 2. Herhaal voor alle combinaties. 5: Als voor alle combinaties de weerstand is gemeten wordt het kastje weer losgekoppeld van het bord. De elektroden worden uit de grond gehaald en netjes opgeborgen in de kist. Tel ze na om zeker te zijn dat er geen in de grond achterblijven! De deelnemers verdelen zich over de lengte van de kabel, pakken deze op en lopen mee terwijl de kabel weer wordt opgerold. 14

15 Tabel 2: Invulformulier Geoelektrische proef Werkwijze doorlatendheidsproef Voor het nemen van de monsters is een doos met materiaal aanwezig waarin onder andere monsterringen zitten, een hamer, een verlengstuk (dat op de ring gezet moet worden bij het in de bodem slaan van de ring) en kleine zaagjes. Belangrijk is dat bij het nemen van de monsters nauwkeurig en voorzichtig te werk gegaan wordt! Hoe de monsters genomen worden wordt op de excursiepunten gedemonstreerd. Materialen Ringmonsters gevuld met bodem Statief Maatcilinder (inhoud 250 ml) Trechter Buret Maatkolf met stop en klem (marionettenfles) Stopwatch Liniaal Rekenmachine 15

16 Figuur 9: proefopstelling met marionettenfles Proefbeschrijving Voordat de verzadigde doorlatendheid gemeten kan worden moet het monster eerst worden verzadigd. Dit doen we door een buret langzaam boven het monster te laten druppelen. Door te meten hoeveel water er zo in het bodemmonster gedruppeld wordt kan ook het porievolume worden gemeten. Schrijf al je antwoorden op je resultatenvel, let op de eenheden. Stap 1: Stap 2: Stap 3: Stap 4: Meet de lengte (L) en bereken de oppervlakte (A) van de bodemkolom in cm en schrijf deze op het resultatenvel. Gegeven: inhoud van het ringmonster is 100 cm 3 Plaats het ringmonster in de onderste klem. Onder het ringmonster zet je een trechter en een maatcilinder om het water op te vangen dat uit het bodemmonster stroomt. Vul de maatkolf voor de helft met water, duw de stop er op, klem het slangetje aan de stop dicht en hang de maatkolf ondersteboven boven het ringmonster. Zorg dat die goed gesloten is! Let op: de opening van het slangetje moet ongeveer 1.5 cm boven het bodemmonster zitten, zorg dat het niet boven de tape uitkomt. 16

17 Stap 5: Stap 6: Stap 7: Open het slangetje van de maatkolf en wacht tot er een stabiele laag water op het bodemmonster staat. Meet de dikte (D) van deze laag. Druk de stopwatch in op het moment dat er een stabiel waterlaagje op het bodemmonster staat. Lees nu elke 4 ml de tijd af en stop de stopwatch ondertussen niet. Doe dit ongeveer tien keer (of zolang de maatcilinder nog niet vol is). Sluit na het meten het slangetje van de marionettenfles 17

18 Resultaten locatie:.. L Hoogte bodemmonster : A Oppervlakte bodemmonster : D Hoogte waterlaag : Invultabel waterdoorlatendheid Volume water V (cm 3 ) Tijd t (s) t (s) V (cm 3 ) Q = V/ t (cm 3 /s) 18

19 Vragen Vragen thuis voor te bereiden 1. Bekijk formule 5 en figuur 1. Waarom staat er een minteken in formule 5? 2. Leg aan de hand van formule 2 uit waarom de gemeten weerstand afneemt indien de lengte tussen de elektroden toeneemt. 3. Wat gebeurd er met de afstand tussen de veldlijnen op de overgang van een bodemlaag met hoge elektrische weerstand naar een bodemlaag met een lage weerstand; neemt de afstand tussen veldlijnen toe of juist af? Leg kort uit waarom. 4. Zoals je in figuur 1 (rechts) kunt zien, zijn er vele wegen die een geladen deeltje van de ene naar de andere pool kan volgen. Stel dat elektron A een 2x zo lange weg neemt als elektron B, doet deeltje A er dan precies 2x zo lang over, minder dan 2x zo lang of meer dan 2x zo lang. Leg uit. 19

20 20

21 Vragen tijdens geoelektrische analyse 5. Bepaal aan de hand van je resultaten (tabel 2 en grafiek!) de exacte diepte van de bodemovergangen Vragen tijdens de doorlatendheidsproef 6.1 Vul de kolommen van de tabellen in (meet V en t en bereken hiermee de rest) 6.2 Bereken uit de laatste waarden van Q (die als het goed is na een tijdje constant wordt) de gemiddelde waarde van Q 6.3 Vul deze gemiddelde waarde van Q en de hoogte van je waterlaagje in in de tabel op de laptop 6.4 Reken met je gemiddelde waarde van Q de waarde voor k, de verzadigde doorlatendheid uit de Wet van Darcy uit. 6.5 Reken de waarde van k om naar mm/dag (bedenk eerst in welke eenheid het nu staat!) Vragen voor na het practicum 7. Waar vind je de bodem met de grootste doorlatendheid? 8. Waar zullen de meeste problemen ontstaan met plasvorming 9. Hoe komen de gemeten doorlatendheden overeen met de uitkomsten van de geo elektrische proef? 21

22 Suggesties voor verder onderzoek De ontstaansgeschiedenis van de stuwwallen en het binnenveld, waterstroming in de bodem en de gevolgen voor de mens. Zie voor meer informatie: Onderwerpen voor je profielwerkstuk: Bestudeer de waterhuishouding van Nederland ( Bestudeer wat nu bekend is over eventuele zeespiegelveranderingen in de komende honderd jaar ( Is duininfiltratie een duurzame manier van drinkwaterzuivering? ( campus.net/suggestie/2) Wat zijn de voor en nadelen van drinkwaterwinning uit oppervlakte, zee en grondwater? ( Welke maatregelen treffen waterschappen om de gevolgen van de klimaatverandering (nattere winters en drogere zomers) op te vangen? ( campus.net/suggestie/48) Welke rol spelen de EU, de nationale overheid, Rijkswaterstaat, provincies en waterschappen, bij het maken en uitvoeren van plannen op stroomgebiedniveau? Integraal waterbeheer, wat is dat? ( Zal het in de toekomst mogelijk zijn in Nederland rijst te verbouwen? ( campus.net/suggestie/22) Documentatie Dictaat Inleiding Bodem Dictaat Bodemnatuurkunde en Agrohydrologie Leerboek Basis Natuurkunde Dictaat Integratievak bodem, water, atmosfeer Handleiding Spanning in de bodem, VWOCampus, Wageningen Natuurkunde Overal, deel NT3 (Elektrische velden) Documentatie MultiElektrode Geoelektrisch Apparaat (MEGA) ( Oriëntatie op vervolgonderwijs Kennis van de opbouw van de ondergrond is van belang op vele terreinen. Zo leiden verschillen in bodemsoort tot verschillen in de hoeveelheid water die in de bodem zit, of de hoeveelheid water die eruit kan worden gehaald (voor drinkwater, beregening etc.). Dit aspect van de kennis van de bodemopbouw komt met name aan bod in de opleiding Bodem, water en atmosfeer. Niet elke bodemsoort is geschikt voor ieder type gebruik (wegaanleg, natuurontwikkeling, bebouwing etc.). Daarom wordt kennis over de samenstelling van de bodem ook gebruikt 22

23 door de mensen die het land inrichten. Dat komt aan bod in de opleiding Landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning. Tenslotte zijn er mensen die alle informatie die beschikbaar is over de samenstelling van de bodem beschikbaar moeten maken voor anderen (in de vorm van kaarten of data bestanden). Dat leer je in de interspecialisatie Geoinformatiekunde. Opleidingen van Wageningen Universiteit die aansluiten bij dit onderwerp: Bodem, water en atmosfeer Landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning Internationaal land en waterbeheer Bos en natuurbeheer 23

24 Bijlage I: De geologische ontstaansgeschiedenis van Wageningen en omgeving Het Pleistoceen Het Pleistoceen is de periode van 2,4 miljoen tot jaar geleden. Kenmerkend voor deze periode is dat er vele ijstijden en tussenijstijden zijn geweest. De afwisseling van vorst en dooi en het voorkomen van ijs hebben grote invloed gehad op de geologische processen. De twee laatste ijstijden hadden de grootste invloed op het Nederlandse landschap. Het Saalien, de een na laatste ijstijd, duurde van tot jaar geleden. Daarna kwam het Eemien, een warmere periode. Deze duurde van tot jaar geleden. De laatste ijstijd tot nu toe, het Weichselien, eindigde jaar geleden. De warme periode waarin we nu leven heet het Holoceen (zie ook de geologische tijdstabel in de bijlage). Saalien ( BP) Voordat in het Saalien het landijs in Nederland kwam, was Nederland een delta van de Rijn en Maas. Deze twee rivieren hebben grote pakketten grind, zand, klei en leem afgezet. Het Saalien is de enige ijstijd, waarin het landijs in Nederland kwam. In deze periode heersten glaciale omstandigheden. IJs en water zijn de belangrijkste factoren die het landschap vormen. De basis voor het huidige Nederlandse landschap is gelegd in het Saalien. De gemiddelde juli temperatuur lag rond de 0 C en de zeespiegel lag meer dan 100 m. lager dan nu. Plaatselijk was het ijs meer dan 200 m dik. De meest zuidelijke begrenzing van het landijs lag op de HUNlijn, Haarlem Utrecht Nijmegen. Het landijs was geen aaneen gesloten front, maar aan de voorkant waren er verschillende ijslobben. Ook bij Wageningen lag er een ijslob. Er zijn verschillende voortgangsfasen geweest. Er waren warmere perioden waarin het ijs stilstond of zich zelfs terug trok. Deze werden gevolgd door koudere perioden waarin het ijs zich verder naar het zuiden uitbreidde. Hoeveel er van deze opmarsperioden geweest zijn, is niet duidelijk, er worden vijf tot zes verschillende fasen erkend. Invloed van ijs De rivierafzettingen die er al lagen, werden door het landijs opgestuwd en scheefgesteld. Deze opgestuwde pakketten zijn de stuwwallen. In de omgeving van Wageningen schoof in het midden van het Saalien een ijslob op de plaats van de huidige Gelderse Vallei naar het zuiden. Hierbij werd de ondergrond weggeperst en er ontstond een diepe bekkenvormige depressie, het tongbekken van de Gelderse Vallei. Aan de zijkanten en aan de voorkant van de ijslob werd de grond opgestuwd. Hier werden de stuwwallen gevormd. Tijdens de excursie wordt de stuwwal aan de oostzijde van de Gelderse Vallei bezocht. Deze loopt van Wageningen via Ede naar Lunteren. De stuwwal die aan de zuidkant van de Gelderse Vallei zou moeten liggen, is door de Rijn weggeërodeerd. Door de werking van het landijs ontstonden tijdens het Saalien hoogteverschillen van meer dan 200 m. Deze zijn later door verschillende processen verminderd. Behalve stuwwallen en tongbekkens hebben de gletsjers nog meer sporen achtergelaten. IJs heeft een groter transporterend vermogen dan water. Het neemt net zo goed bevroren stukken van de ondergrond mee als blokken die ergens van een helling op de gletsjer rollen. Zo wordt allerlei materiaal door het ijs meegenomen en uiteindelijk als een grondmorene (keileem) onder het ijs afgezet. Keileem is een slecht gesorteerde en dichte afzetting waarin componenten van sterk verschillende grootte voorkomen. Stel het je voor als een bed van meegenomen gruis en stenen 24

25 en opgenomen bevroren plakken grond van de bodem waar de gletsjer over heen is geschoven. In de omgeving van Wageningen komt keileem plaatselijk voor op de bodem van het tongbekken en tegen de flanken van de stuwwal. Het is hier niet zo duidelijk aanwezig als in het noorden van Nederland. Invloed van water Aan het einde van het Saalien begon het warmer te worden en de gletsjers smolten. Het smeltwater van de gletsjers stroomde voor een deel oppervlakkig af langs en over de stuwwal. Het water dat over de stuwwal stroomde nam zand en grind mee dat onderaan de helling bleef liggen, als een zich steeds verder uitbreidende spoelzandwaaier, ook wel sandr genoemd. Hierdoor zijn de stuwwallen met enkele tientallen meters geërodeerd. Kenmerkend voor spoelzandwaaiers zijn de afwisseling van laagjes zand en grind en de afwezigheid van klei. Doordat klei fijner is, werd dit verder meegenomen door het water en afgevoerd naar grotere rivieren. Ook is aan de andere kant van de stuwwal (in het tongbekken) hetzelfde materiaal tot 20 meter dikte afgezet. Het tongbekken werd dus voor een deel opgevuld. Spoelzandwaaiers hebben aan het oppervlak een geringe helling en zijn goed doorlatend en draagkrachtig. Het is een fluvioglaciale afzetting. Andere fluvioglaciale landvormen zijn de oerstroomdalen. Tijdens het voorjaar en de zomer moest voor de ijskap langs een grote hoeveelheid smeltwater worden vervoerd. Deze afvoer verliep door de oerstroomdalen. Het zijn brede dalen met een vlakke dalbodem, waarin een vlechtend riviersysteem lag. Op de plaats van de huidige Rijn, Waal en Maas lag vroeger het oerstroomdal van de Rijn. Eemien ( BP) Het Eemien is een tussenijstijd, ofwel een interglaciaal. De ijskappen smolten en de zeespiegel lag enkele meters hoger dan nu. Op de fluvioglaciale afzettingen zijn in het noordelijk deel van de Gelderse Vallei zeekleilagen afgezet. Meer naar het zuiden worden de afzettingen dunner en bestaan ze uit zoetwater klei en zandlagen afgewisseld met veenlagen. De dikte in het gebied loopt uiteen van maximaal 10 meter in het noorden tot vrijwel afwezig in het zuiden. Het tongbekken werd zo verder opgevuld en het reliëf uit de Saalien ijstijd verder afgevlakt. 25

26 Weichselien ( BP) Na het Eemien brak de, tot nu toe, laatste ijstijd aan: het Weichselien. Tijdens deze ijstijd bereikte het landijs Nederland niet, maar er heersten periglaciale omstandigheden: geen landijsbedekking, gemiddelde juli temperatuur < 10 C, permafrost, neerslag in de vorm van sneeuw, begroeiing schaars (toendra) of afwezig (poolwoestijn). Invloed van de wind In een poolwoestijn is wind een belangrijke geologische factor. Wanneer het landschap in een streek ligt, waar de klimaatsgordels verschuiven en versmallen, vergroot dat de luchtdrukverschillen en komen er sterkere winden voor. In Nederland waar de ondergrond vooral uit losse sedimenten bestond, zijn zandverstuivingen kenmerkend voor de periglaciale tijd. Tijdens het Saalien en het Weichselien zijn de oude rivierafzettingen, spoelzandwaaiers en stuwwallen sterk door de wind aangetast. Het verstoven zand werd als een deken over Nederland afgezet, soms vlak, soms in ruggen. Deze afzetting wordt dekzand genoemd en is eolisch. Vooral in de lagere delen bleef het zand liggen, omdat daar meer beschutting was. Hier zijn dan ook de dikste dekzandpakketten te vinden. In de Gelderse Vallei zijn pakketten tot 15 m dikte afgezet. Vooral in het oostelijk deel van de Gelderse vallei ligt veel dekzand. Dit komt doordat de wind overwegend westelijk was en veel zand tegen de oostelijke stuwwal werd aangeblazen. Ook op de stuwwallen is dekzand afgezet, maar door de hoge ligging, is het zand weer weggewaaid. Kenmerkend voor dekzand is dat het goed gesorteerd is en uit fijne deeltjes bestaat. De afstand tussen waar het zand wegstoof en weer werd afgezet was vaak klein. Het is een lokale of regionale afzetting. Invloed van water In het midden van het Weichselien was het klimaat koud en nat. Bestaande sedimenten zijn door sneeuwsmeltwater verspoeld geraakt en opnieuw gesedimenteerd. Fluvioperiglaciale afzettingen bestaan uit leem, fijn zand en grof zandlaagjes. Het ontstaan van dit pakket is gevarieerd: er komen o.a. beekafzettingen en verspoelde dekzanden in voor. Ook komt hellingmateriaal voor. Dit is materiaal dat door gelifluctie van de stuwwal is afgegleden en vervolgens verspoeld is. De delen van Nederland waar de bovenstaande Pleistocene afzettingen aan het oppervlak liggen, worden glaciaal en periglaciaal beïnvloedde landschappen genoemd. Het Holoceen Het Holoceen is jaar geleden begonnen, toen de grote Scandinavische ijskap zich in tweeën splitste. Het klimaat veranderde toen sterk. Het werd warmer waardoor de ijskappen smolten, wat als gevolg had dat de zeespiegel en de grondwaterstand steeg en dat de vegetatie veranderde van toendra en poolwoestijn in bos. Het Holoceen wordt door geologen als een interglaciaal beschouwd. Het Holoceen wordt als apart tijdperk gezien en is geen onderdeel van het Pleistoceen, omdat de mens invloed is gaan uitoefenen op zijn omgeving. Ondanks het feit dat het Holoceen geologisch gezien zeer kort is, is de invloed op het Nederlandse landschap groot. Het kust en zeekleilandschap, het rivierenlandschap en het veenlandschap zijn ontstaan in het Holoceen. Het Holoceen is ingedeeld in verschillende perioden. De indeling berust op veranderingen in de vegetatie. Dit is bepaald aan de hand van pollenanalyse. 26

27 Preboreaal ( BP) Aan het begin van het Preboreaal was Nederland een grote zwak golvende zandplaat, die een beetje afhelde naar het noordwesten. Alleen de stuwwallen staken er boven uit. Het klimaat werd langzaam warmer en de permafrost verdween uit de bodem. De begroeiing kwam terug, behalve in de rivierdalen, daar kon nog veel zand verstuiven. De vegetatie bestond voor een groot deel uit planten die de kou goed konden verdragen. Boreaal ( BP) In de loop van het Boreaal veranderde de vlechtende riviersystemen in meanderende riviersystemen met de vorming van oeverwallen en kommen. Overal in het landschap kwam begroeiing voor. In de kustvlakten en in de beekdalen groeide laagveen. Het klimaat bleef ongeveer gelijk en het aantal boomsoorten dat minder goed tegen de kou bestand was, nam toe. Atlanticum ( BP) Deze periode is vooral van belang geweest voor het kustlandschap. De Noordzee bereikte de huidige kustlijn en zette in West en Noord Nederland zeeklei af. Tijdens periodes met weinig overstromingen kon de veengroei zich weer uitbreiden. Het klimaat was waarschijnlijk iets warmer dan het huidige klimaat. Subboreaal ( BP) De activiteit van de zee nam af en daarmee ook het aantal inbraken. Overal in Nederland begon het veen zich sterk uit te breiden. Op daarvoor gunstige plaatsen begon zich hoogveen te vormen op laagveen. Ook op de slecht ontwaterde delen van de Pleistocene afzettingen begon zich hoogveen te ontwikkelen. Het klimaat was ongeveer hetzelfde als in het Atlanticum. In de samenstelling van de pollensoorten is invloed van de mens zichtbaar. Het percentage pollen van graansoorten neemt toe. Subatlanticum ( BP) Het Subatlanticum dat tot op het heden doorloopt, wordt gekenmerkt door activiteiten van de mens. Veel hoogveengebieden worden ontwaterd en voor landbouw bestemd of tot turf verwerkt. Door het ontwateren van veengebieden en kleigebieden treedt oxidatie en klink op, waardoor het maaiveld verlaagd wordt. Door dijkenbouw worden overstromingen aan banden gelegd. In de zandgebieden worden door middel van het potstalsysteem oude bouwlanden aangelegd (zie ook hoofdstuk 3). In het Holoceen zijn twee afzettingen van belang: veenvorming en vorming van rivierkleiafzettingen. Deze processen en hun invloed op het landschap worden beschreven in hoofdstuk 2. Het stuwwallenlandschap De ijstijden hebben grote invloed gehad op de vorming van dit landschap. Het omvat de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. De stuwwal van Wageningen en Ede hoort bij de Veluwe. De Veluwe is opgebouwd uit een aantal stuwwallen, waarvan de hoogste tot 100 m+nap reikt. De stuwing van de Veluwe is in een aantal fasen gebeurd vanuit de Gelderse Vallei en vanuit het IJsseldal. Door de 27

28 stuwing is de oorspronkelijk horizontale gelaagdheid scheef gesteld. Dit is van invloed op de hydrologie en er is op kleine afstand grote variatie in de bodem. Het materiaal dat door de ijslobben vooruit en naar de zijkanten werd gestuwd bestaat voornamelijk uit grind en zand, afgezet door de Rijn en de Maas. Aan het eind van het Saalien werd een deel van de gestuwde sedimenten door smeltwater meegenomen en onderaan de helling neergelegd. Langzaam ontstond zo een spoelzandwaaier onderaan de stuwwallen. Het zijn grofzandige en grindrijke afzettingen die tot de komst van de kunstmest niet geschikt waren voor akkerbouw. In dit landschap liggen de bodems spoelzandvlakte (1) en stuwwal (2). Het rivierkleilandschap Het rivierenlandschap kan geologisch gezien op twee manieren worden ingedeeld. Als er naar de rivier gekeken wordt, zijn er twee soorten rivieren; meanderende rivieren en vlechtende rivieren. Als er naar het landschap gekeken wordt, zijn er ook twee soorten landschap te onderscheiden. Een landschap waar sedimentatie optreedt en een landschap waar erosie optreedt. Een meanderende rivier is een rivier met één stroombedding. De rivier kronkelt, rustig stromend met grote bochten, door het landschap. Een vlechtende rivier heeft niet één stroombedding, maar vaak meerdere. De ene keer stroomt er meer water door de ene bedding de andere keer door een andere bedding. In drogere perioden kan de rivier droogstaan, terwijl in nattere perioden het water erg hoog kan staan en woest kan stromen. Het rivierenlandschap dat in de excursie bekeken wordt is beïnvloed door de Rijn. Dit is een meanderende rivier. Een rivier gaat meanderen als er aan drie voorwaarden zijn voldaan: 1. Het hoogteverval, ofwel het verhang, mag niet al te groot zijn. 2. Er moet een regelmatige aanvoer van water, debiet, zijn. 3. De bedding van de rivier moet opgebouwd zijn uit fijnkorrelig materiaal. Als er aan deze voorwaarden niet wordt voldaan, gaat een rivier vlechten. Het grootste deel van het Nederlands rivierenlandschap is een sedimentatie landschap. Voor de Rijn en Maas geldt dit vanaf ongeveer Nijmegen tot aan de zee. Omdat dit binnen het excursiegebied valt, zullen we ons hiertoe beperken. In figuur 2.5 is te zien dat een rivierenlandschap dat niet door de mens is beïnvloedt uit drie landschappelijke eenheden bestaat. Als eerste is er de bedding, waar de rivier door heen stroomt. Verder zijn er de oeverwallen en de kommen. In de bedding is de stroomsnelheid van de rivier het grootst. Hier worden de grootste deeltjes afgezet, zoals grind en eventueel stenen. Tijdens het 28

29 grootste gedeelte van het jaar stroomt de rivier hier. Alleen bij een overstroming stroomt de rivier ook naast de bedding. Tijdens zo n overstroming worden het dichtst bij de bedding de grovere deeltjes afgezet, zoals zand en zavel, omdat deze het zwaarst zijn en dus kunnen bezinken bij hogere stroomsnelheden. Verder van de bedding, waar de stroomsnelheid veel lager is, worden de fijnere kleideeltjes afgezet. Vervolgens krimpt de grond door klink en oxidatie, waardoor het maaiveld lager komt te liggen. Deze processen hebben meer invloed op klei dan op zand en zavel, waardoor de klei sterker krimpt. Deze gronden komen dan ook relatief laag te liggen en worden kommen genoemd, zie figuur 2.5. De zandige afzettingen zijn de oeverwallen. Onder geschikte omstandigheden kan in de kommen veen gevormd worden. Vanaf ca na Chr. Heeft de mens op de oeverwallen dijken opgeworpen tegen overstromingen. Het gebied tussen de dijk en de rivier, dat nu nog regelmatig overstroomt, wordt uiterwaarden genoemd. In dit landschap liggen de bodems stroomruggen in het rivierenlandschap (5) en komgrond in het rivierenlandschap (6). 29

30 Bijlage II: Geologische tijdschaal 30

De Wageningse Achtertuin Relatie geologie, landschap, bodem en landgebruik

De Wageningse Achtertuin Relatie geologie, landschap, bodem en landgebruik Inleiding Wageningen University ligt op een schitterende locatie. De omgeving is werkelijk een bodemkundig paradijs. Deze excursie laat zien wat er zo schitterend is. Binnen enkele kilometers gaat de bodem

Nadere informatie

IJstijden. Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd

IJstijden. Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd IJstijden Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd IJstijden Glaciaal tijdens het pleistoceen 2.500.000-100.000 jaar geleden 1. ijs duwt de bodem naast en voor zich om hoog en zo ontstonden stuwwalen. 2. ijs

Nadere informatie

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). Afbeelding I.1. Vorming stuwwal Nijmegen en stuwwal Reichswald Zandige

Nadere informatie

Vragen over landschappen die we gaan behandelen

Vragen over landschappen die we gaan behandelen Landschappen Vragen over landschappen die we gaan behandelen Wat zijn landschappen? Waar komen ze voor? Hoe zien ze er uit? Welke informatie geven ze? Hoe zijn ze ontstaan? Wat is landschap? Dit? Kerk

Nadere informatie

Spanning in het water natuurkunde onderzoek:

Spanning in het water natuurkunde onderzoek: Spanning in het water natuurkunde onderzoek: Naam:... 1 Experiment: Spanning in het water inleiding Inleiding: Een groot deel van Nederland ligt onder zeeniveau. Toch stromen de lage gedeelten niet onder

Nadere informatie

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT dia 1 RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT Helperzoomtunnel Jan Pieter Schuitemaker Helperzomtunnel dia 3 Geologie Noordoost Nederland GEOLOGISCHE ONTWIKKELINGEN WAAR WE IN DE GEOTECHNIEK

Nadere informatie

2 Bemesting 44 2.1 Meststoffen 44 2.2 Soorten meststoffen 46 2.3 Grondonderzoek 49 2.4 Mestwetgeving 49

2 Bemesting 44 2.1 Meststoffen 44 2.2 Soorten meststoffen 46 2.3 Grondonderzoek 49 2.4 Mestwetgeving 49 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Bodem en grond 9 1.1 Grond, bodem en grondsoorten 9 1.2 Eigenschappen van grond 20 1.3 Problemen met de grond 23 1.4 Verbeteren van landbouwgronden 30 1.5 Transport van

Nadere informatie

Phydrostatisch = gh (6)

Phydrostatisch = gh (6) Proefopstellingen: Bernoulli-opstelling De Bernoulli-vergelijking (2) kan goed worden bestudeerd met een opstelling zoals in figuur 4. In de figuur staat de luchtdruk aangegeven met P0. Uiterst links staat

Nadere informatie

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p NATUURKUNDE KLAS 5 PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p Opgave 1: alles heeft een richting (8p) Bepaal de richting van de gevraagde grootheden. Licht steeds

Nadere informatie

LANDSCHAPSANALYSE. 3: Landschapsvormen Hoog-Nederland. Sabine Geerlings Academie van Bouwkunst - 27 aprii. 27 september 2013 Academie van Bouwkunst

LANDSCHAPSANALYSE. 3: Landschapsvormen Hoog-Nederland. Sabine Geerlings Academie van Bouwkunst - 27 aprii. 27 september 2013 Academie van Bouwkunst LANDSCHAPSANALYSE 3: Landschapsvormen Hoog-Nederland 27 september 2013 Academie van Bouwkunst Sabine Geerlings Academie van Bouwkunst - 27 aprii Onderwerpen 1. Rivierenlandschap 2. Zandlandschap 3. Krijt-

Nadere informatie

Het gebied Begrenzing

Het gebied Begrenzing Cursus Reitdiep Het gebied Begrenzing -In het Oosten: de lijn Westerdijkshorn Wolddijk - Noorderhogebrug -In het Westen: de lijn Zuurdijk Lammerburen - Balmahuizen -In het Noorden: de lijn Onderwierum

Nadere informatie

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK NATUURKUNDE KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK 8 29/04/2011 Deze toets bestaat uit 3 opgaven (32 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! Opgave 1: Afbuigen van geladen

Nadere informatie

toelatingsexamen-geneeskunde.be

toelatingsexamen-geneeskunde.be Fysica juli 2009 Laatste update: 31/07/2009. Vragen gebaseerd op het ingangsexamen juli 2009. Vraag 1 Een landingsbaan is 500 lang. Een vliegtuig heeft de volledige lengte van de startbaan nodig om op

Nadere informatie

Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat 437-441

Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat 437-441 Notitie Contactpersoon Wietske Terpstra Datum 25 oktober 2011 Kenmerk N001-4817394TER-mfv-V01-NL Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat 437-441 1 Inleiding Autobedrijf Van den

Nadere informatie

Begripsvragen: Elektrisch veld

Begripsvragen: Elektrisch veld Handboek natuurkundedidactiek Hoofdstuk 4: Leerstofdomeinen 4.2 Domeinspecifieke leerstofopbouw 4.2.4 Elektriciteit en magnetisme Begripsvragen: Elektrisch veld 1 Meerkeuzevragen Elektrisch veld 1 [V]

Nadere informatie

3. Hydrologie van Nederland

3. Hydrologie van Nederland 3. Hydrologie van Nederland 3.1. Geologie In Nederland liggen voornamelijk de geologische lagen van het Kwartair aan de oppervlakte. De oudere lagen uit het Tertiair liggen op grotere diepte; alleen in

Nadere informatie

Hydrology (CT2310) dr. M. Bakker. Lezing Geohydrologie

Hydrology (CT2310) dr. M. Bakker. Lezing Geohydrologie Hydrology (CT2310) dr. M. Bakker Lezing Geohydrologie Blof Harder Dan Ik Hebben Kan Het regent harder dan ik hebben kan Harder dan ik drinken kan Het regent harder dan de grond aan kan Harder dan ik hebben

Nadere informatie

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007 14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw 06-12-2007 Notitie Concept Contactpersoon Maaike Bevaart Datum 6 december 2007 Geohydrologie Zuidbuurt Eemnes 1 Inleiding Ter voorbereiding op de ontwikkeling van

Nadere informatie

Notitie. De kamp. Figuur 1 Locatie De Kamp in Cothen. Referentienummer Datum Kenmerk 4 oktober 2010 300342. Betreft Geohydrologisch onderzoek Cothen

Notitie. De kamp. Figuur 1 Locatie De Kamp in Cothen. Referentienummer Datum Kenmerk 4 oktober 2010 300342. Betreft Geohydrologisch onderzoek Cothen Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 4 oktober 2010 300342 Betreft Geohydrologisch onderzoek Cothen 1 Inleiding De gemeente Wijk bij Duurstede is gestart met de ontwikkeling van een woningbouwprogramma

Nadere informatie

Oplossing examenoefening 2 :

Oplossing examenoefening 2 : Oplossing examenoefening 2 : Opgave (a) : Een geleidende draad is 50 cm lang en heeft een doorsnede van 1 cm 2. De weerstand van de draad bedraagt 2.5 mω. Wat is de geleidbaarheid van het materiaal waaruit

Nadere informatie

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald Hieronder wordt uitgelegd wat massadichtheid betekent. De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald volume. De massadichtheid is dus bijvoorbeeld

Nadere informatie

Hydrology (CT2310) dr. M. Bakker. Lezing Geohydrologie: tijdsafhankelijke stromen

Hydrology (CT2310) dr. M. Bakker. Lezing Geohydrologie: tijdsafhankelijke stromen Hydrology (CT2310) dr. M. Bakker Lezing Geohydrologie: tijdsafhankelijke stromen Geohydrologie, hoofdstuk 7 CT 2310 Henry Darcy Fountains of Dijon Mark Bakker Water Resources Section Civil Engineering,

Nadere informatie

Deze toets bestaat uit 3 opgaven (34 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Deze toets bestaat uit 3 opgaven (34 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! NATUURKUNDE KLAS 5 PROEFWERK HOOFDSTUK OOFDSTUK 8 03/05/2010 Deze toets bestaat uit 3 opgaven (34 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! Opgave 1: Eerste elektromotor

Nadere informatie

Vroeger, toen hier ijs lag...

Vroeger, toen hier ijs lag... Vroeger, toen hier ijs lag... Opdrachtenboekje bij het geologisch leerpad Datum Naam Boekje Geo-pad 1 Inleiding Vroeger, toen hier ijs lag De titel van dit opdrachtenboekje is niet voor niets gekozen.

Nadere informatie

Praktische opdracht Aardrijkskunde het Nederlands Landschap

Praktische opdracht Aardrijkskunde het Nederlands Landschap Praktische opdracht Aardrijkskunde het Nederlands Landschap Praktische-opdracht door een scholier 2220 woorden 15 juni 2007 6,3 33 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Praktische opdracht 3 Inleiding Deze

Nadere informatie

1 Glaciale invloeden op basis van U1-metingen

1 Glaciale invloeden op basis van U1-metingen 1 Glaciale invloeden op basis van U1-metingen 1.1 Samenvatting In de ondergrond van Nederland worden waterspanningen (u1) bij sonderingen gemeten die ver boven de heersende waarde van de stijghoogte kunnen

Nadere informatie

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS 1. 23 APRIL 2014 10.30 12.30 uur

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS 1. 23 APRIL 2014 10.30 12.30 uur TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS 1 23 APRIL 2014 10.30 12.30 uur 1 RONDDRAAIENDE MASSA 5pt Een massa zit aan een uiteinde van een touw. De massa ligt op een wrijvingloos oppervlak waar het

Nadere informatie

VLAKKE PLAATCONDENSATOR

VLAKKE PLAATCONDENSATOR H Electrostatica PUNTLADINGEN In een ruimte bevinden zich de puntladingen A en B. De lading van A is 6,010 9 C en die van B is +6,010 9 C. Om een idee van afstanden te hebben is in het vlak een rooster

Nadere informatie

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1 Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1 1. Spelen met water (3 punten) Water wordt aan de bovenkant met een verwaarloosbare snelheid in een dakgoot met lengte L = 100 cm gegoten en dat

Nadere informatie

Roestig land. De Wijstgronden

Roestig land. De Wijstgronden Roestig land De Wijstgronden Verslag van de lezing en excursie van Professor R. T. van Balen en Nico Ettema voor de Werkgroep Geologie en Landschap. Bedafse Bergen, Uden. 10.00-1600 uur. Een mooie herfstdag.

Nadere informatie

Natuurkunde in het veld

Natuurkunde in het veld Natuurkunde in het veld Voorwoord: Het natuurkundige deel van het vakoverstijgend project Dinkel heeft als titel Natuurkunde in het veld. Hierin gaan jullie een aantal natuurkundige zaken in en aan de

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde H7 elektriciteit

Samenvatting Natuurkunde H7 elektriciteit Samenvatting Natuurkunde H7 elektriciteit Samenvatting door een scholier 1150 woorden 22 april 2016 8,3 8 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Samenvatting Natuurkunde H7 Elektriciteit/Elektrische schakelingen

Nadere informatie

Stichting voor Bodemkartering ~ : 'AGsSNINGEN MBLIOTHBiK

Stichting voor Bodemkartering ~ : 'AGsSNINGEN MBLIOTHBiK r STICHTING VOOfc BODEMKARTEftlNG Stichting voor Bodemkartering WAGENINGEN ~ : 'AGsSNINGEN MBLIOTHBiK Directeur; Dr.Ir. F..G. Pijl: Rapport no. 543. RAPPORT BETREFFENDE DE BODEMGESTELDHEID VAM ENIGE PERCELEN

Nadere informatie

Naam: Klas: Practicum veerconstante

Naam: Klas: Practicum veerconstante Naam: Klas: Practicum veerconstante stap Bouw de opstelling zoals hiernaast is weergegeven. stap 2 Hang achtereenvolgens verschillende massa's aan een spiraalveer en meet bij elke massa de veerlengte in

Nadere informatie

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Resultaten WAHYD Hoe zit het in elkaar: afkijken bij Noord-Brabant In het onderzoeksproject WAHYD (Waterkwaliteit op basis van Afkomst en HYDrologische systeemanalyse)

Nadere informatie

1. Langere vraag over de theorie

1. Langere vraag over de theorie 1. Langere vraag over de theorie a) Bereken, vertrekkend van de definitie van capaciteit, de capaciteit van een condensator die bestaat uit twee evenwijdige vlakke platen waarbij de afstand tussen de platen

Nadere informatie

ACHTERGRONDDOCUMENT. Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen. Juni 2008

ACHTERGRONDDOCUMENT. Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen. Juni 2008 ACHTERGRONDDOCUMENT Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen Juni 2008 Inhoud deel I BASISGEGEVENS 1. Bodem, grondwater en hydrologie 2. Historie van

Nadere informatie

Kustlijn van de Noordzee

Kustlijn van de Noordzee International Wadden Sea School www.iwss.org 150.000 jaar geleden - 150.000 jaar geleden was het hele Noordzeebekken bedekt met een dikke ijslaag: dit was de Saale ijstijd. - Alle zeewater was in gletsjers

Nadere informatie

Profielwerkstuk Natuurkunde Weerstand en temperatuur

Profielwerkstuk Natuurkunde Weerstand en temperatuur Profielwerkstuk Natuurkunde Weerstand en tem Profielwerkstuk door een scholier 1083 woorden 10 maart 2016 6 7 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Weerstand en tem Hoe heeft de tem invloed op de weerstand van

Nadere informatie

Projectnummer: D03011.000284. Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

Projectnummer: D03011.000284. Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam MEMO Onderwerp Geohydrologisch vooronderzoek Amsterdam, WTC 5C, 2 oktober 2013 Van mw. M. Duineveld MSc. Afdeling IBZ Aan ZuidasDok Projectnummer D03011.000284. Opgesteld door mw. M. Duineveld MSc. Ons

Nadere informatie

Windmolenpark Houten. Project nask & techniek Leerjaar 2 havo/atheneum College de Heemlanden, Houten. Namen: Klas:

Windmolenpark Houten. Project nask & techniek Leerjaar 2 havo/atheneum College de Heemlanden, Houten. Namen: Klas: Namen: Klas: Windmolenpark Houten Project nask & techniek Leerjaar 2 havo/atheneum College de Heemlanden, Houten Ontwikkeld door: Geert Veenstra Gerard Visker Inhoud Probleem en hoofdopdracht Blz 3 Samenwerking

Nadere informatie

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen KU Leuven Departement Chemie Celestijnenlaan 200F bus 2404 3001 Heverlee Tel.: 016-32 74 71 E-mail: info@vonw.be www.vonw.be Vlaamse Fysica Olympiade 2015-2016

Nadere informatie

Langere vraag over de theorie

Langere vraag over de theorie Langere vraag over de theorie a) Bereken de potentiaal van een uniform geladen ring met straal R voor een punt dat gelegen is op een afstand x van het centrum van de ring op de as loodrecht op het vlak

Nadere informatie

Aanvulling. Dictaat Inleiding Bodem. Voor versie Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2010.

Aanvulling. Dictaat Inleiding Bodem. Voor versie Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2010. Aanvulling Dictaat Inleiding Bodem Voor versie 2009 Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2010 Inhoud - Figuur 8.8.2.5-2 in Bijlage 8.8-1 Vaststelling gradatie vochtleverend

Nadere informatie

Hoe kun je de weerstand van voorwerpen vergelijken en bepalen?

Hoe kun je de weerstand van voorwerpen vergelijken en bepalen? werkblad experiment 4.5 en 5.4 (aangepast) naam:. klas: samen met: Hoe kun je de weerstand van voorwerpen vergelijken en bepalen? De weerstand R van een voorwerp is te bepalen als men de stroomsterkte

Nadere informatie

Verdeling van al het water op aarde

Verdeling van al het water op aarde Water op Aarde Verdeling van al het water op aarde Gemiddeld genomen verdampt uit de oceanen meer water dan via neerslag terugkomt. Boven land is meer neerslag van verdamping. Het verschil stroomt via

Nadere informatie

NATUURKUNDE OLYMPIADE EINDRONDE 2013 PRAKTIKUMTOETS

NATUURKUNDE OLYMPIADE EINDRONDE 2013 PRAKTIKUMTOETS NATUURKUNDE OLYMPIADE EINDRONDE 13 PRAKTIKUMTOETS Opmerkingen 1. Schrijf bovenaan elk papier je naam.. Nummer elke bladzijde. 3. Schrijf op de eerste pagina het totale aantal bladen dat je inlevert. 4.

Nadere informatie

LANDSCHAPPELIJKE ONDERLEGGER

LANDSCHAPPELIJKE ONDERLEGGER LANDSCHAPPELIJKE ONDERLEGGER 21 Tussen stuwwal en uiterwaard De geschiedenis van Nijmegen is onlosmakelijk verbonden met de ontstaansgeschiedenis van de stad en haar omgeving. Natuurlijke processen hebben

Nadere informatie

Cursus landschapsgeschiedenis. De ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van Appelscha

Cursus landschapsgeschiedenis. De ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van Appelscha Cursus landschapsgeschiedenis De ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van Appelscha Programma van de cursus 02-04 09-04 16-04 23-04 Ontstaansgeschiedenis Dorpsgeschiedenis Veldnamen Natuur 11-04 25-04 Fietsexcursie

Nadere informatie

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten Achtergrondartikel grondwatermeetnetten Wat is grondwater Grondwater is water dat zich in de ondergrond bevindt in de ruimte tussen vaste deeltjes, zoals zandkorrels. Indien deze poriën geheel met water

Nadere informatie

Elektro-magnetisme Q B Q A

Elektro-magnetisme Q B Q A Elektro-magnetisme 1. Een lading QA =4Q bevindt zich in de buurt van een tweede lading QB = Q. In welk punt zal de resulterende kracht op een kleine positieve lading QC gelijk zijn aan nul? X O P Y

Nadere informatie

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag Practicum algemeen 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag 1 Diagrammen maken Onafhankelijke grootheid en afhankelijke grootheid In veel experimenten wordt

Nadere informatie

Hoofdstuk 12 Elektrische velden. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 12 Elektrische velden. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 12 Elektrische velden Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 12.1 Elektrische kracht en lading Elektrische krachten F el + + F el F el F el r F el + F el De wet van Coulomb q Q

Nadere informatie

Hoofdstuk 6: Elektromagnetisme

Hoofdstuk 6: Elektromagnetisme Hoofdstuk 6: lektromagnetisme Natuurkunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 6: lektromagnetisme Natuurkunde 1. Mechanica 2. Golven en straling 3. lektriciteit en magnetisme 4. Warmteleer Rechtlijnige

Nadere informatie

Natuurkunde / Biologie onderzoek: WATEROVERLAST EN BODEMSTRUCTUUR

Natuurkunde / Biologie onderzoek: WATEROVERLAST EN BODEMSTRUCTUUR NLT: De Bodem Leeft. Naam:... Experiment: water en bodem Natuurkunde / Biologie onderzoek: WATEROVERLAST EN BODEMSTRUCTUUR ~ 1 ~ Inleiding Als het veel regent zie je soms al snel plassen ontstaan op sommige

Nadere informatie

De wet van Ohm anders

De wet van Ohm anders De wet van Ohm anders Elektrische stroom gaat niet altijd even gemakkelijk door een stroomdraad. Soms gaat het zelfs erg moeilijk of bijna niet. We zeggen dan: de draad heeft een weerstand. Er moet moeite

Nadere informatie

Projectnummer: C01012.100139.0400/LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: 078572453:0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd)

Projectnummer: C01012.100139.0400/LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: 078572453:0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd) MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Beaulieustraat 22 Postbus 264 6800 AG Arnhem Tel 026 3778 911 Fax 026 4457 549 www.arcadis.nl Onderwerp: Beknopte watersysteemanalyse de Knoop, Doetinchem Arnhem, 29 juli 2015

Nadere informatie

7 College 01/12: Electrische velden, Wet van Gauss

7 College 01/12: Electrische velden, Wet van Gauss 7 College 01/12: Electrische velden, Wet van Gauss Berekening van electrische flux Alleen de component van het veld loodrecht op het oppervlak draagt bij aan de netto flux. We definieren de electrische

Nadere informatie

Het rivierklei-landschap

Het rivierklei-landschap Het rivierklei-landschap Kaart rivierlandschap in Het huidige rivierengebied omvat de stroomgebieden van de Maas en de Rijn. De Rijn vertakt vrijwel direct na binnenkomst in ons land bij Lobith in een

Nadere informatie

Ik heb gekozen voor vier gemeenschappelijke deelvragen, deze behandel ik per landschap.

Ik heb gekozen voor vier gemeenschappelijke deelvragen, deze behandel ik per landschap. Werkstuk door een scholier 2220 woorden 4 maart 2003 6,1 59 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde 1.1 Inleiding Nederland, een land wat bestaat uit verschillende soorten landschappen. Al deze landschappen

Nadere informatie

CHECK DE STADSVERGROENING

CHECK DE STADSVERGROENING PROJECT CHECK DE STADSVERGROENING www.onderzoekwater.nl WERKBOEK VAN www.onderzoekwater.nl Je hebt met jouw groepje nu één van de drie metingen gedaan. Om dit werkblad helemaal te kunnen maken, heb je

Nadere informatie

Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2)

Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2) Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2) Onderdelen Een verslag van een experiment bestaat uit vier onderdelen: - inleiding: De inleiding is het administratieve deel van je verslag. De onderzoeksvraag

Nadere informatie

Stroom, spanning en weerstand. Student booklet

Stroom, spanning en weerstand. Student booklet Stroom, spanning en weerstand Student booklet Stroom, spanning en weerstand - INDEX - 2006-04-06-16:51 Stroom, spanning en weerstand De analogie die vaak wordt gebruikt om te visualiseren wat er in een

Nadere informatie

Bodemgeschiktheidseisen stedelijk gebied

Bodemgeschiktheidseisen stedelijk gebied Bodemgeschiktheidseisen stedelijk gebied uit: Riet Moens / Bouwrijp maken http://team.bk.tudelft.nl/publications/2003/earth.htm Uit: Standaardgidsen (1999) 1.7.3 Uitwerking voor stedelijke functies De

Nadere informatie

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = 140.650 en Y = 447.600.

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = 140.650 en Y = 447.600. Bijlage I Technische beoordeling van de vergunningsaanvraag van Ontwikkelingsverband Houten C.V. voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de bouw van een parkeerkelder onder het nieuw realiseren

Nadere informatie

Het geheim van de vierkants weerstand.

Het geheim van de vierkants weerstand. Het geheim van de vierkants weerstand. PA0 FWN Vast wel eens van gehoord. De vierkants-weerstand. Om dit te begrijpen gaan we eens kijken hoe weerstanden gewoonlijk gemeten worden. Normaal doen we dit

Nadere informatie

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN 96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN Grondboor en Hamer, jrg. 43, no. 5/6, p. 225-227, 3 fig., november 1989 AFZETTINGEN VAN RIJN EN MAAS IN LIMBURG W.M. Felder* In de loop van het Mioceen, 10 tot 7 miljoenn

Nadere informatie

6,7. Paragraaf 1, Hoe is het Nederlandse landschap ontstaan. Samenvatting door een scholier 835 woorden 10 januari keer beoordeeld

6,7. Paragraaf 1, Hoe is het Nederlandse landschap ontstaan. Samenvatting door een scholier 835 woorden 10 januari keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 835 woorden 10 januari 2005 6,7 63 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Hoofdstuk 8, Landschappen. Paragraaf 1, Hoe is het Nederlandse landschap ontstaan. 1. Landschap: Het

Nadere informatie

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l Opgave 1 Een kompasnaald staat horizontaal opgesteld en geeft de richting aan van de horizontale r component Bh van de magnetische veldsterkte van het aardmagnetische veld. Een spoel wordt r evenwijdig

Nadere informatie

Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren

Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren Schakeling In de hiernaast afgebeelde schakeling kan de spanning

Nadere informatie

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan.

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan. Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan. Medio 2015 heeft een graafmachine een grote kuil gegraven onderaan het talud op de hoek van de Groen van Prinstererlaan en de Thorbeckelaan (zie onderstaande

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom is

Nadere informatie

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5) Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5) 2.1 Inleiding 1. a) Warmte b) Magnetische Energie c) Bewegingsenergie en Warmte d) Licht (stralingsenergie) en warmte e) Stralingsenergie 2. a) Spanning (Volt),

Nadere informatie

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast? grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast? grondwater doorgrond Grondwater bestaat uit regenwater en oppervlaktewater dat in de bodem is weg gezakt en kwelwater dat onder druk uit lager

Nadere informatie

1 Overzicht theorievragen

1 Overzicht theorievragen 1 Overzicht theorievragen 1. Wat is een retrograde beweging? Vergelijk de wijze waarop Ptolemaeus deze verklaarde met de manier waarop Copernicus deze verklaarde. 2. Formuleer de drie wetten van planeetbeweging

Nadere informatie

Aventuri met Bernoulli De wet van Bernoulli toegepast

Aventuri met Bernoulli De wet van Bernoulli toegepast Inleiding l in de 18e eeuw bedacht Daniel Bernoulli het natuurkundige principe om te vliegen. De wet van Bernoulli is de wet van behoud van energie voor een sterk vereenvoudigde situatie waarin alleen

Nadere informatie

Werkblad bodem (vooraf)

Werkblad bodem (vooraf) Werkblad bodem (vooraf) Wat zit er in de bodem? In en op de bodem leven planten en dieren. Om te kunnen leven hebben ze licht, lucht, water en voeding nodig. Licht valt van boven op de bodem, de rest zit

Nadere informatie

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen)

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen) Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen) Ga na of de onderstaande beweringen waar of niet waar zijn (invullen op antwoordblad). 1) De krachtwerking van een magneet is bij

Nadere informatie

TENTAMEN NATUURKUNDE

TENTAMEN NATUURKUNDE CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN NATUURKUNDE TENTAMEN NATUURKUNDE tweede voorbeeldtentamen CCVN tijd : 3 uur aantal opgaven : 5 aantal antwoordbladen : 1 (bij opgave 2) Iedere opgave dient op een afzonderlijk

Nadere informatie

Geohydrologisch onderzoek Aldenhofpark. Te Hoensbroek In de gemeente Heerlen. Projectnr.: Datum rapport: 17 december 2012. Postbus 1 6400 AA Heerlen

Geohydrologisch onderzoek Aldenhofpark. Te Hoensbroek In de gemeente Heerlen. Projectnr.: Datum rapport: 17 december 2012. Postbus 1 6400 AA Heerlen Geohydrologisch onderzoek Aldenhofpark Te Hoensbroek In de gemeente Heerlen Opdrachtnummer: Versie: Uw referentie: Projectnr.: GA-120338-2 V01 Definitief HL091704901 79A Datum rapport: 17 december 2012

Nadere informatie

1. Weten wat potentiaal en potentiaalverschil is 2. Weten wat capaciteit en condensator is 3. Kunnen berekenen van een vervangingscapaciteit

1. Weten wat potentiaal en potentiaalverschil is 2. Weten wat capaciteit en condensator is 3. Kunnen berekenen van een vervangingscapaciteit Hoofdstuk 2 Elektrostatica Doelstellingen 1. Weten wat potentiaal en potentiaalverschil is 2. Weten wat capaciteit en condensator is 3. Kunnen berekenen van een vervangingscapaciteit 2.1 Het elektrisch

Nadere informatie

jaar: 1989 nummer: 10

jaar: 1989 nummer: 10 jaar: 1989 nummer: 10 Gegeven een cylindervomtige geleider van 1 m lengte met een diameter van 5 mm. De weerstand van de geleider is R. De draad wordt uitgerekt tot een lengte van 1,2 m terwijl het volume

Nadere informatie

Werkstuk Aardrijkskunde De 6 landschappen in Nederland

Werkstuk Aardrijkskunde De 6 landschappen in Nederland Werkstuk Aardrijkskunde De 6 landschappen in Nederland Werkstuk door een scholier 1949 woorden 5 juni 2001 6,4 447 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Inleiding Voor het maken van dit werkstuk heb ik de

Nadere informatie

Proef Natuurkunde Warmteafgifte weerstand

Proef Natuurkunde Warmteafgifte weerstand Proef Natuurkunde Warmteafgifte weerstand Proef door een scholier 1229 woorden 12 december 2003 5,7 31 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Inleiding Wij hebben ervoor gekozen om ons met onze natuurkunde EXO

Nadere informatie

Proef Natuurkunde Vallen en zwaartekracht

Proef Natuurkunde Vallen en zwaartekracht Proef Natuurkunde Vallen en zwaartekracht Proef door een scholier 1883 woorden 19 januari 2005 5,4 91 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Verband tussen massa en zwaartekracht Wat

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 1494 woorden 8 april 2014 7,8 97 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Systematische natuurkunde Grootheden en eenheden Kwalitatieve

Nadere informatie

oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1.

oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1. Opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1. Elektrisch veld In de vacuüm gepompte beeldbuis van een TV staan twee evenwijdige vlakke metalen platen

Nadere informatie

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek Notitie Contactpersoon Wietske Terpstra Datum 2 februari 2006 Kenmerk N001-4425137TER-pla-V01-NL 1.1 Bodemopbouw De regionale bodemopbouw is afgeleid uit de Grondwaterkaart van Nederland 1 en boorgegevens

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materialen

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materialen Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materi Samenvatting door een scholier 1210 woorden 6 april 2015 6,9 35 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Hoofdstuk 3: Materi Eigenschappen van moleculen: -Ze verschillen

Nadere informatie

Sectorwerkstuk Aardrijkskunde Landschappen

Sectorwerkstuk Aardrijkskunde Landschappen Sectorwerkstuk Aardrijkskunde Landschappen Sectorwerkstuk door een scholier 1784 woorden 31 januari 2006 5,8 79 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Aardrijkskunde P1 De aarde is ongeveer 4,6 miljard. Nederland

Nadere informatie

Modelberekeningen. 1 Geohydrologische berekeningen

Modelberekeningen. 1 Geohydrologische berekeningen Modelberekeningen 1 Geohydrologische berekeningen 1.1 Inleiding Ter onderbouwing van de beheersmaatregel zijn geohydrologische berekeningen uitgevoerd, waarmee de grondwaterstroming door het scherm kan

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2005-I

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2005-I Modderstroom Er zijn vulkanen die geen lava uitspuwen, maar een constante stroom modder geven. De koude modder stroomt als een rivier langzaam de helling af (zie foto 1). Aan de rand van deze stroom droogt

Nadere informatie

Ontdek de ondergrond. 3D informatie toegepast in het veenweidegebied Roula Dambrink, Jan Stafleu

Ontdek de ondergrond. 3D informatie toegepast in het veenweidegebied Roula Dambrink, Jan Stafleu Ontdek de ondergrond 3D informatie toegepast in het veenweidegebied Roula Dambrink, Jan Stafleu Geologische Dienst Nederland Onderdeel van TNO Doel: geowetenschappelijke data beheren en beschikbaar stellen,

Nadere informatie

Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch

Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch Naam: Klas: Practicum soortelijke warmte van water Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch Doel van de proef Het bepalen van de soortelijke warmte van water

Nadere informatie

Langere vraag over de theorie

Langere vraag over de theorie Langere vraag over de theorie (a) Potentiaal van een uniform geladen ring Totale lading Q uniform verdeeld over de ring met straal R: λ Q πr. Ook hier beperken we de berekening tot punten op de as loodrecht

Nadere informatie

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE Lesbrief Onderbouw voortgezet onderwijs - VMBO BIJZONDERE SCHATTEN De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom komt er een uitbreiding

Nadere informatie

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlage 1 Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlagel Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bodemopbouw en Geohydrologie Inleiding In deze bijlage wordt

Nadere informatie

www. Fysica 1997-1 Vraag 1 Een herdershond moet een kudde schapen, die over haar totale lengte steeds 50 meter lang blijft, naar een 800 meter verderop gelegen schuur brengen. Door steeds van de kop van

Nadere informatie

1 Grond Bodem Minerale bestanddelen Organische bestanddelen De verschillende grondsoorten 16 1.

1 Grond Bodem Minerale bestanddelen Organische bestanddelen De verschillende grondsoorten 16 1. Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Grond 9 1.1 Bodem 9 1.2 Minerale bestanddelen 11 1.3 Organische bestanddelen 13 1.4 De verschillende grondsoorten 16 1.5 Afsluiting 17 2 Verzorging van de bodem 19 2.1

Nadere informatie

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Tweede ronde - theorie toets. 21 juni beschikbare tijd : 2 x 2 uur

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Tweede ronde - theorie toets. 21 juni beschikbare tijd : 2 x 2 uur NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE Tweede ronde - theorie toets 21 juni 2000 beschikbare tijd : 2 x 2 uur 52 --- 12 de tweede ronde DEEL I 1. Eugenia. Onlangs is met een telescoop vanaf de Aarde de ongeveer

Nadere informatie