BrailleStudio. Beschrijving oefeningen

Transcriptie

1 BrailleStudio Beschrijving oefeningen Inhoud Voorbereidend Aanvankelijk Braille... 2 Aanvankelijk Braille... 3 Voorbereidend revalidatiebraille... 4 Revalidatiebraille... 5 Rekenen... 6 groep

2 Voorbereidend Aanvankelijk Braille 1 Onderbroken regel Op de leesregel staat een rij met dezelfde letters onderbroken door een spatie. De leerling zet de cursor in de spatie. 2 Regel volgen Op de leesregel staat een rij met dezelfde letters. De computer geeft aanwijzingen over de juiste leestechniek. 3 Herkennen van een afwijkende letter Op de leesregel staan letters. De leerling zet de cursor in de letter die anders is. 4 Zoek dezelfde letter Op de leesregel staat een letter. Daarnaast volgt een rij met letters. De leerling zet de cursor in dezelfde letter als de eerste letter. 5 Zijn de letters hetzelfde Op de leesregel staan 2 letters. De leerling kiest met de linker- of rechterduimtoets of ze hetzelfde zijn. 6 Zijn de letters hetzelfde, met flitstijd Op de leesregel komen 2 letters die weer verdwijnen. De leerling kiest met de linker- of rechterduimtoets of ze hetzelfde zijn. De flitstijd is instelbaar. 7 Zoek dezelfde letters Op de leesregel staat een letter. Daarnaast volgt een rij met letters. De leerling zet de cursor in dezelfde letters als de eerste letter. 8 memory Op de leesregel staan letters verborgen. Welke horen bij elkaar? Door gebruik van de cursortoetsen laat je twee letters tevoorschijn komen. Met de linker- of rechterduimtoets geef je aan of ze gelijk zijn of niet. 2

3 Aanvankelijk Braille 1 Verhaal De introductie van een nieuw woord begint met een verhaal. Het verhaal sluit af met een passend geluid. 2 Woord Het nieuwe woord wordt op de leesregel aangeboden. 3 Letter Op de leesregel verschijnen letters. De leerling kiest met de linker- of rechterduimtoets of het de nieuwe letter is of niet. 4 Typen letter De nieuwe letter wordt getypt met de brailletoetsen van de leesregel. 5 Auditief herkennen letter Er worden woorden voorgelezen. De leerling kiest met de linker- of rechterduimtoets of de nieuwe letter in het woord zit. 6 Lezen In de leesoefeningen staan de teksten van de papieren versie van Met Punt op Pad 7 Tactiel herkennen letter Op de leesregel verschijnt een woord. De leerling kiest met de linker- of rechterduimtoets of de nieuwe letter in het woord zit. 8 Auditieve synthese Je hoort letters en daarna een woord. De leerling kiest met de linker- of rechterduimtoets of het woord goed of fout is. 9 Tactiele synthese Op de leesregel verschijnen en verdwijnen na elkaar de letters van een woord. De leerling leest de letters en typt het woord. 10 Tactiele discriminatie Op de leesregel staan 3 woorden. De leerling zet de cursor in het woord dat gelijk is aan het eerste woord. 11 Flitswoorden Op de leesregel verschijnt en verdwijnt een woord. De leerling typt het woord. De flitstijd kan ingesteld worden. 12 Dictee Er worden woorden voorgelezen. De leerling typt het woord. 13 memory Op de leesregel staan woorden verborgen. Door de cursortoetsen te gebruiken laat je twee woorden tevoorschijn komen. Met de linker- en rechterduimtoets geef je aan of ze hetzelfde zijn of niet. 3

4 Voorbereidend revalidatiebraille 1 Afwijkende letter zoeken Op de leesregel staan letters. De leerling zet de cursor in de letter die anders is. 2 Kleinste letter zoeken Op de leesregel staan letters. De leerling zet de cursor in de letter die het kleinst is. 3 Regel volgen Op de leesregel staat een rij met dezelfde letters. De computer geeft aanwijzingen over de juiste leestechniek. De leerling oefent de goede vingerzetting. 4 Langste regel kiezen Op de leesregel staan 2 regels. Kies met de linkerof rechter duimtoets de langste regel. 5 Letters met elkaar vergelijken De leerling zet de cursor in de letter die gelijk is aan de eerste letter. 6 Tactiel herkennen letter Aan het begin van de leesregel staat een letter. Daarnaast een woord. rechterduimtoets of de letter in het woord zit. 7 Afwijkende lettercombinatie zoeken Op de leesregel staan lettercombinaties. De leerling zet de cursor in de lettercombinatie die anders is. 8 Dezelfde letters zoeken Op de leesregel staan letters. De leerling zet de cursor in de twee letters die hetzelfde zijn. 9 memory Op de leesregel staan letters verborgen. Welke horen bij elkaar? Door gebruik van de cursortoetsen laat je twee woorden tevoorschijn komen. Met de linker- of rechterduimtoets geef je aan of ze gelijk zijn of niet. 4

5 Revalidatiebraille 1 Introductie letter Op de leesregel wordt een nieuwe letter aangeboden. De computer leest voor, de leerling leest mee. 2 Tactiel herkennen letter Op de leesregel verschijnt een woord. De leerling kiest met de linker- of rechterduimtoets of de nieuwe letter in het woord zit. 3 Typen letter De nieuwe letter wordt getypt op het qwertytoetsenbord of met de brailletoetsen van de leesregel. 4 Typen woorden De computer leest een woord voor. De leerling typt het woord. 5 Tactiele discriminatie Op de leesregel staan 3 woorden. De leerling zet de cursor in het woord dat gelijk is aan het eerste woord. 6 Lezen In de leesoefeningen staan woorden en zinnen met de geleerde letters. 7 Alfabet Op de leesregel staat een aantal letters. De leerling zet met de cursortoetsen de letters in alfabetische volgorde. 8 Flitswoorden Op de leesregel verschijnt en verdwijnt een woord. De leerling typt het woord. De flitstijd kan ingesteld worden. 9 memory Op de leesregel staan woorden verborgen. Door de cursortoetsen te gebruiken laat je twee woorden tevoorschijn komen. Met de linker- en rechterduimtoets geef je aan of ze hetzelfde zijn of niet. 5

6 Rekenen groep 3 A Tellen Klopt de rij Ontbrekend getal Volgend getal Ontbrekend getal Ontbrekend getal met piep Positie Met sprongen (auditief en tactiel) Er wordt een telrij voorgelezen. De leerling kiest met de linker- of rechterduimtoets of de rij goed is. Er wordt een telrij voorgelezen. De leerling geeft op de leesregel met de cursor het ontbrekende getal aan. Er wordt een telrij voorgelezen. De leerling geeft op de leesregel met de cursor het volgende getal aan. Er wordt een telrij voorgelezen. De leerling geeft op de leesregel met de cursor het volgende getal aan. Er wordt een telrij met daarin een piep voorgelezen. De leerling geeft op de leesregel met de cursor het getal van de piep aan. Vooraan de leesregel staat een getal. Daarnaast een getallenrij. De leerling zet de cursor op de positie van het getal in de getallenrij. De leerling geeft met de linker- of rechterduimtoets aan of voorgelezen of getoonde telrij klopt. B Rangtelwoorden Op de leesregel staan huisjes. De leerling zet de cursor in het voorgelezen rangtelwoord en drukt daarna op de rechterduimtoets. C Herkennen en benoemen van de cijfers Vergelijken van cijfers Lees en luister Op de leesregel staan twee getallen. De leerling kiest met de linker- of rechterduimtoets of ze hetzelfde zijn. Er staat een getal op de leesregel en er wordt een getal voorgelezen. De leerling kiest met de linker- of rechterduimtoets of ze hetzelfde zijn. 6

7 D E F G H Welk getal hoor je? Benoemen hoeveelheden De klok slaat. Tel de huisjes Vergelijken van twee hoeveelheden Het meest Evenveel Meer Minder Op volgorde plaatsen van getallen Van klein naar groot of Van groot naar klein Klopt de volgorde die je hoort of ziet? Waarde van getallen Het grootste of kleinste getal Groter Plaats van een getal op de getallenlijn Er staan getallen op de leesregel. Er wordt een getal voorgelezen. De leerling zet de cursor in het voorgelezen getal. De klok slaat. Op de leesregel staan getallen. De leerling zet de cursor in het goede getal. Vooraan de leesregel staan huisjes. Rechts staan getallen. Je leerling zet de cursor in het goede getal. Links en rechts op de leesregel staan huisjes. rechterduimtoets waar de meeste zijn. rechterduimtoets of het er evenveel zijn. rechterduimtoets waar de meer zijn. rechterduimtoets waar de minder zijn. Op de leesregel staan getallen. Met behulp van de cursortoetsen worden ze in de goede volgorde gezet. Je hoort of ziet drie getallen. De leerling kiest met de linker- of rechterduimtoets of ze in de goede volgorde staan. Links en rechts op de leesregel staan getallen. De leerling kiest met de linker- of rechterduimtoets het grootste of kleinste getal. Je hoort een getal. De leerling kiest met de linkerof rechterduimtoets of het getal op de leesregel groter is. 7

8 I J Positie en positie bij benadering Klopt de positie? Aanvullen Huisjes aanvullen Vooraan de leesregel staat een getal, daarna een getallenlijn. Met de cursortoets kiest de leerling de plaats van het getal. Er wordt een getal voorgelezen. De leerling geeft met de linker- of rechterduimtoets aan of de cursor op de plaats van het gelezen getal staat. Vooraan de leesregel staat een getal en rechts staat aantal huisjes. Met de middelste rechterduimtoets maak je huisjes tot je er zoveel hebt als het getal. Vooraan de leesregel staan huisjes. Vul met de middelste rechterduimtoets aan tot het gegeven getal. Voor- en achteraan de leesregel staan huisjes. Met de middelste rechterduimtoets maak je achteraan net zoveel huisjes als vooraan. Hoeveelheden aanvullen Vooraan de leesregel staan huisjes of een getal. Hoeveel moet je erbij doen om 5/10 te krijgen? Kies met de cursor rechts op de leesregel het goede getal. Wegnemen Hoeveelheden verminderen Vooraan de leesregel staat een getal. Rechts staan huisjes. Met de middelste linkerduimtoets haal je huisjes weg tot je er zoveel hebt als het getal. Vooraan en achteraan de leesregel staan huisjes. Met de middelste linkerduimtoets haal je achteraan huisjes weg tot je er net zoveel hebt als vooraan. Vooraan de leesregel staan huisjes. Haal met de middelste linkerduimtoets huisjes weg tot het gegeven getal. Vooraan de leesregel staan huisjes of een getal. Hoeveel moet je eraf doen om 3/5 te krijgen? Kies met de cursor rechts op de leesregel het goede getal. 8

9 K Splitsen Vooraan de leesregel staat een getal. Kies met de cursortoetsen 2 getallen uit de rij daarnaast. De gekozen getallen komen achteraan te staan. L Erbij en eraf Plus en min Analogie Automatiseren op tijd Vooraan de leesregel staat een som. Aan het eind van de leesregel staan getallen. Het antwoord wordt met de cursortoets gekozen. Vooraan de leesregel staan een voorbeeld en een som. Aan het eind van de leesregel staan getallen. Het antwoord wordt met de cursortoets gekozen. Vooraan de leesregel staat een som. Aan het eind van de leesregel staan getallen. Het antwoord moet binnen een bepaalde tijd met de cursortoets worden gekozen. De tijd is instelbaar. M Redactiesommen Op de leesregel staan getallen. Met de cursortoets kan het goede antwoord op het voorgelezen verhaaltje gekozen worden. 9