RAADSVOORSTEL Harmonisatie voorschoolse voorzieningen per e WIJZIGING

Transcriptie

1 RAADSVOORSTEL Harmonisatie voorschoolse voorzieningen per e WIJZIGING Portefeuillehouder Varkevisser Ronde Tafel 01 juni 2017 Opsteller C. Bakker/M. Vonk Debat 22 juni 2017 Zaak/stuknummer Raadsvergadering 4 juli 2017 Raadsvoorstel 17RV051 Maatschappelijk effect en doel van het voorstel Vanuit de voorgestelde gemeentelijke kaders voor de harmonisatie van de voorschoolse voorzieningen te komen tot een inrichting van een nieuw model van organisatie en financiering van peuteropvang in de gemeente Zeist. Dit voldoet aan de nieuwe wet- en regelgeving per januari 2018 en sluit aan bij de lokale situatie en maatschappelijke behoeften. Dit vergroot de ontwikkelingskansen van jonge kinderen en draagt bij aan een goede overgang naar het basisonderwijs. Voorstel 1. De nota Jong Leren harmonisatie voorschoolse voorzieningen Zeist vast te stellen; 2. Het voorkeursmodel, zoals toegelicht in hoofdstuk 5 van de nota, te hanteren als model voor de verlening van subsidie voor peuteropvang vanaf 1 januari 2018; 3. Kennis te nemen van het verdere proces van implementatie, uitvoering en monitoring van het model zoals beschreven in dit raadsvoorstel en hoofdstuk 8 van de nota; 4. De huidige verordening Ruimte en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Zeist 2011 per 01/01/2018 in te trekken. Besluit Raad 04 juli 2017: Conform unaniem besloten. Basis Inleiding In januari 2017 heeft de gemeenteraad van Zeist de opdracht vastgesteld om te komen tot een beleidskader voor de peuteropvang dat voldoet aan de nieuwe wet- en regelgeving per 1 januari 2018, ook wel de Harmonisatie voorschoolse voorzieningen (17RV003). In een interactief traject is verkend wat er nodig is voor een succesvolle omvorming, met welke randvoorwaarden rekening gehouden moet worden en hoe de peuteropvang inhoudelijk, organisatorisch en financieel vorm zou kunnen krijgen. In de bijgesloten nota is uitgewerkt hoe de wet- en regelgeving eruit ziet, welke ambities en doelstellingen wenselijk zijn om de huidige kwaliteit minimaal te borgen, en bij voorkeur nog verder te verbeteren. Vervolgens is een voorkeursmodel opgesteld op basis waarvan subsidie verleend kan Pagina 1 van 9

2 worden aan de aanbieders van peuteropvang. Dit is aansluitend vertaald naar een financiële uitwerking. Om als raad te kunnen bepalen welke alternatieven er mogelijk zijn, zijn er naast het voorkeursmodel alternatieve opties opgenomen (hoofdstuk 5.1). Hiermee kan indien gewenst een andere kleuring aan het model gegeven worden. Daarbij geldt de kanttekening dat het voorkeursmodel het beste lijkt te beantwoorden aan de randvoorwaarden en de inhoudelijke doelen die door de gemeenteraad zijn benoemd bij de opdracht. Het voorkeursmodel heeft de volgende elementen: - Er wordt gewerkt met een subsidieverstrekking per peuter; - Op alle locaties van peuteropvang wordt ook VVE aangeboden; - Op alle locaties van peuteropvang wordt met het ondersteuningsprogramma Piramide gewerkt; - Peuteropvang wordt gedurende 40 weken per jaar (schoolweken) aangeboden; - Een dagdeel peuteropvang beslaat maximaal 3,5 uur per dag; - Peuters kunnen instromen vanaf 2 jaar. Het VVE-programma wordt geboden vanaf 2,5 jaar; - De ouderbijdrage wordt inkomensafhankelijk vastgesteld; - De ouderbijdrage is gelijk aan wat ouders betalen die kinderopvangtoeslag ontvangen; - Voor VVE-peuters betalen ouders deelname op twee dagdelen, het 3 e en 4 e dagdeel is kosteloos; - Invulling van ouderbetrokkenheid door de aanbieders is voorwaarde voor aanbieders om via de gemeentelijke subsidie te werken. Deze krijgt vorm door o.a. themabijeenkomsten en het actief begeleiden van ouders om thuis het (VVE)programma in te zetten bij de opvoeding; - Er is een vaste contactpersoon bij het CJG per peuteropvang; - De overdracht naar de basisschool wordt vanuit de peuteropvang vastgelegd en geregeld. Voor VVE-peuters en waar nodig, gaat dit via een warme overdracht. Het model is voor de gemeente niet het financieel meest gunstige model. Het model is vormgegeven op basis van de optimale inhoudelijke invulling en een laagdrempelige toegang voor ouders. De kosten van het voorkeursmodel passen binnen de budgetten die inzetbaar zijn voor peuteropvang. Wel past hier een voorbehoud, omdat er veel variabelen zijn benoemd die invloed uitoefenen op de uiteindelijke uitputting van de middelen. Dit betreft onder meer het aantal ouders dat recht heeft op kinderopvangtoeslag, de daadwerkelijke deelname van peuters en het aantal peuters dat geïndiceerd wordt voor VVE. Argumenten Uitgangspunten beleidsvormend proces De speelruimte voor beleidsvorming wordt in eerste instantie bepaald door de landelijke wet- en regelgeving op dit terrein ( het landelijk kader). Maar daarnaast is er lokale inkleuring mogelijk. De gemeenteraad heeft de volgende kaders meegegeven in het proces: Gemeentelijk kader voor beleidsvormend proces Harmonisatie Behoud van het goede : een kwalitatief, gespreid, dekkend aanbod van peuteropvang en VVE en aanpassen daar wat nodig is; De opvang financieel toegankelijk houden voor alle peuters, zoals: o alle peuters met werkende ouders (recht op kinderopvangtoeslag); o alle peuters zonder recht op kinderopvangtoeslag; o alle peuters die voor de VVE zijn geïndiceerd; Voor de hoogte van de ouderbijdragen van ouders rekening houden met de kinderopvangtoeslag en het minimabeleid; Investeren in bereik, doorgaande leerlijn naar het basisonderwijs en een stevige voorschoolse zorgstructuur; Realisatie binnen de financiële gemeentelijke kaders, te weten de middelen van het Pagina 2 van 9

3 onderwijsachterstandenbeleid en de middelen voor peuteropvang; Een overgangsperiode van 2 jaar hanteren, vanaf , waarin nog geen nieuwe aanbieders van peuteropvang worden gesubsidieerd en er ook geen (Europese) aanbesteding wordt gedaan. Tijdens de uitwerking van deze kaders is gebleken dat met name het laatste punt niet houdbaar bleek. Vanuit het rijk wordt vastgehouden aan de omschrijving van kinderopvang als commerciële dienst. Vanuit dat oogpunt is een Europese aanbesteding het meest voor de hand liggend. Dit zou voor een aantal van de huidige peuterspeelzalen tot grote problemen leiden, gezien de benodigde inspanning en het tijdpad. Dit had derhalve niet de voorkeur. Echter, door een subsidiemodel in principe open te stellen voor alle mogelijke aanbieders binnen de gemeente, is er sprake van een gelijkwaardige behandeling en kan aanbesteding (nog) vermeden worden. Er zal jaarlijks gemonitord worden of dit tot (veel) extra toeloop van aanbieders leidt en daarmee versnippering van het aanbod, waarop vervolgens besloten kan worden tot aanpassing van de werkwijze. Intrekken verordening Ruimte en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Zeist In deze verordening van 2011 zijn in aansluiting op de wettelijke kwaliteitseisen die er vanuit de Wet Kinderopvang aan peuterspeelzalen worden gesteld, kwaliteitseisen opgenomen ten aanzien van de buitenruimte van een peuterspeelzaal. Inmiddels zijn deze kwaliteitseisen geheel opgenomen in het landelijk kwaliteitskader voor peuter- en kinderopvang van de Wet Kinderopvang. Hiermee is deze verordening niet meer van toepassing en kan om die reden worden ingetrokken. Toelichtingen v Financiën v Juridisch v Risico s v Communicatie Automatisering Anders Verdere proces Na vaststelling van de beleidskaders en het voorkeursmodel kan overgegaan worden tot implementatie van het model, zoals beschreven in hoofdstuk 8 van de nota. Dit betekent onder meer: - het opstellen van nadere regels op het algemene subsidiebeleid (vast te stellen door het college), zodat aanbieders een subsidieaanvraag kunnen indienen; - het informeren van aanbieders en ouders over de werkwijze en afspraken; - het komen tot verlening van subsidies voor 2018, zodat peuteropvang doorgang blijft vinden. Gedurende 2018 zal gemonitord worden: - Hoe de aantallen peuters zich ontwikkelen en welke oudercategorieën dit betreft; - Hoe dit zich verhoudt tot de inzet van de financiële middelen; - Of de kwaliteit van de peuteropvang voldoende wordt gewaarborgd; - Welke belemmeringen en problemen zich voordoen, maar ook de tevredenheid van aanbieders en ouders; - Of er vastgehouden kan worden aan het subsidiemodel, of dat overgegaan moet worden op inkoop. Dat zal dan op z n vroegst per 01/01/2020 ingevoerd kunnen worden, gezien de doorlooptijd van een aanbestedingsprocedure. Het hele proces is ondersteund door een ambtelijke klankbordgroep, met daarin expertise vanuit financiën, juridische zaken, onderwijsachterstandbeleid, zorg en communicatie. Het voorstel is tot stand gekomen na drie bijeenkomsten met huidige aanbieders van peuterspeelzaalwerk, kinderopvang, onderwijsbesturen en basisonderwijs, CJG en GGD (consultatiebureau). Daarnaast is geprobeerd om via de peuterspeelzalen ouders van peuters bij het proces te betrekken. Dit is niet gelukt. Er hebben twee klankbordgesprekken met twee ouders plaatsgevonden waarin is getoetst hoe het model wordt ervaren. Dit sloot aan bij het voorstel. Tijdens de informatiebijeenkomsten in het najaar voor ouders wordt er op locatie voorlichting gegeven. Dit biedt naar verwachting nog een mogelijkheid om aandachtspunten op te halen. Pagina 3 van 9

4 VERDIEPING Inleiding In het raadsvoorstel van januari 2017 zijn twee vragen gesteld die beantwoord moesten worden in het inmiddels gelopen proces. 1. Hoe gaat de gemeente de harmonisatie van de voorschoolse voorzieningen vorm geven per 1 januari 2018 en op wat voor wijze gaan we dit realiseren zowel in procesmatige als in organisatorische zin? 2. Hoe zorgen we dat er voor alle peuters, ook van niet- werkende ouders, voldoende aanbod is om hen minimaal twee (2) dagdelen naar een voorschoolse voorziening te laten gaan, ter voorbereiding op het basisonderwijs? Ad 1 Met de harmonisatie wijzigt de financiering zowel voor gemeenten als voor ouders. Werkende ouders kunnen net als bij kinderopvang in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Als gevolg daarvan wordt de storting in het gemeentefonds voor peuterspeelzaalwerk/ peuteropvang vanaf 2018 lager, omdat het Rijk ervan uitgaat dat een groot deel van de ouders die gebruik maken van peuteropvang een baan heeft, is en gemeente hen niet meer financieel hoeft te ondersteunen voor de peuteropvang. De gemeente blijft verantwoordelijk voor de toegang en financiering van de peuteropvang voor peuters van ouders die niet in aanmerking kunnen komen voor kinderopvangtoeslag; de nietwerkende ouders en de ouders waarvan één van beiden werkt. Het wettelijk kader is daarvoor leidend, maar op onderdelen bestaat er lokale beleidsvrijheid. Daarnaast is de gemeente vanuit het onderwijsachterstandenbeleid verantwoordelijk voor de Voor- Vroegschoolse Educatie (VVE) voor kinderen met een achterstand op het gebied van taal en/of ontwikkeling. In het voorgestelde voorkeursmodel vormen de gemeentelijke kaders, en daaruit volgend de inhoudelijke ambities en doelstellingen, zoals die dit voorjaar in een interactief proces met de betrokkenen tot stand zijn gekomen, het uitgangspunt. In de vertaling daarvan naar de financiële en organisatorische randvoorwaarden is geprobeerd zoveel mogelijk rekening te houden met de huidige aanbieders, zodat er een zorgvuldige overgang naar de nieuwe situatie mogelijk is. Daarnaast is getracht het voor ouders zo aantrekkelijk mogelijk te houden om een kind naar een peuteropvang te brengen, door met name de financiële drempels zo laag mogelijk te houden. Ad 2 Naast de opdracht tot het harmoniseren van de voorschoolse voorzieningen, krijgen gemeenten een inspanningsverplichting om alle peuters (ook van de niet werkende ouders) laagdrempelig toegang te geven tot twee (2) dagdelen peuteropvang per week. Landelijk is hier 60 miljoen voor beschikbaar gesteld 1. Dit levert voor gemeenten de ambitie op om een financieel toegankelijk aanbod te doen aan peuters zonder recht op kinderopvangtoeslag die nu nog niet naar een voorschoolse voorziening gaan. De deelname aan het peuterspeelzaalwerk in Zeist is goed. In de opzet zoals die voorligt wordt dit vastgehouden en nog versterkt door: - De kosten van de opvang zo laag mogelijk te houden en voor werkende ouders qua tarieven vergelijkbaar te maken met de reguliere kinderopvang; - Opvang in de directe omgeving te behouden en VVE bij alle aanbieders te organiseren; - De communicatie naar (potentiële) ouders met aanbieders gezamenlijk in te richten; - De rol van de GGDrU (consultatiebureau) voor de toeleiding naar peuteropvang te verbreden naar alle peuters; - De begeleiding van peuters en doorstroming naar onderwijs en zorg verder te versterken. 1 Kamerbrief Bestuurlijke afspraken: een aanbod voor alle peuters, d.d.26 april 2016, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Asscher Pagina 4 van 9

5 ARGUMENTATIE.1 Uitwerking kaders raad naar ambitie en doelen Tijdens de interactieve bijeenkomsten zijn op basis van het kader dat is meegegeven door de gemeenteraad een gedeelde ambitie met daaruit volgende doelen besproken. Vanuit de betrokken partijen is er overeenstemming over de insteek en keuzes die hierin benoemd zijn..2 Uitwerking ambitie en doelen naar model en randvoorwaarden Op basis van de wettelijke kaders en de financiële budgetten is gezocht naar een zo optimaal mogelijke invulling van een subsidiemodel. Gezien de verschillen tussen de huidige aanbieders (van een grote kinderopvangorganisatie met locaties in meerdere gemeenten tot een welzijnsorganisatie met peuterspeelzaalwerk als onderdeel van de totale dienstverlening, en een zelfstandige groep in een kleine kern) is er gekozen voor een subsidiemodel dat zoveel mogelijk de ruimte biedt aan de aanbieders om de transitie te maken naar peuteropvang, binnen de financiële ruimte die bij de gemeente bestaat. Daarmee is het voor de gemeente financieel niet de meest gunstige insteek, maar wel een haalbare. Daarnaast is gekozen voor een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Dit heeft de voorkeur boven een vaste ouderbijdrage, vanwege de gelijktrekking met kinderopvang, een betere balans qua kosten voor ouders (met name voor lagere inkomensgroepen), en de aansluiting qua systematiek bij omliggende gemeenten. Het nadeel hiervan is dat ouders een inkomenstoets moeten laten doen..3 De hoeveelheid variabelen vraagt om zorgvuldige transitie Er zijn veel variabelen die veranderlijk zijn en invloed hebben op de realisatie van de plannen. De aantallen kinderen, de verschillende categorieën ouders, VVE-indicaties, de toegenomen taken voor aanbieders; in de praktijk zal moeten blijken hoe dit daadwerkelijk uitpakt en waar de druk hoger of lager ligt dan nu ingeschat kan worden. Door nu te starten met een subsidiemodel met een aantal ingroeimogelijkheden wordt aanbieders de gelegenheid geboden om zich zoveel mogelijk aan te passen aan de nieuwe situatie. Dit is wenselijk gezien de huidige kwaliteit van en tevredenheid over het peuterspeelzaalwerk. TOELICHTING Financiën Huidige situatie De huidige peuterspeelzalen in Zeist worden per dagdeel bekostigd via subsidie. Peuterspeelzaallocaties vragen daarnaast nog een ouderbijdrage aan de ouders. De reguliere peuterspeelzalen kunnen de hoogte van de ouderbijdrage op dit moment zelf bepalen. Gemiddeld komt de ouderbijdrage op 800,- per jaar. Voor VVE is de ouderbijdrage op een lager niveau gemeentebreed vastgesteld ( 200,- per jaar). De gemeente heeft hiervoor twee budgetten, het budget voor regulier peuterspeelzaalwerk (VWS) en het budget voor onderwijsachterstandenbeleid (OC&W) waaruit de VVE-peuterspeelzalen worden gesubsidieerd. Het laatst genoemde budget betreft een specifieke doeluitkering waarover jaarlijks via SISA verantwoord wordt. Nieuwe situatie Het komende jaar wijzigt het landelijke financiële kader voor peuteropvang. Het gaat om de volgende onderdelen: Korting decentralisatie uitkering peuteropvang De decentralisatie-uitkering die gemeenten sinds 2009 ontvangen voor een kwaliteitsslag bij peuterspeelzaalwerk wordt vanaf 2018 teruggedraaid. De omvang van deze korting bedraagt landelijk 35 miljoen. Voor Zeist is dit jaarlijks ,- Het idee is, dat deze korting gecompenseerd wordt doordat een deel van de ouders na harmonisatie onder de kinderopvangtoeslagregeling gaat vallen. Daar hebben gemeenten dan geen financiële bemoeienis meer mee. Extra middelen voor peuteropvang Daarnaast zijn na aanleiding van de recente Bestuursafspraken tussen Rijk en VNG in de Rijksbegroting extra middelen opgenomen om de toegankelijkheid van de peuteropvang voor de Pagina 5 van 9

6 ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag en zonder VVE indicatie te vergroten ( de 2-dagdelen opgave). Zeist ontvangt hiervoor in ,00 oplopend naar ,00 in Herverdeling en korting OAB middelen De specifieke uitkering onderwijsachterstandenbeleid zal wijzigen. In 2017 blijft deze nog globaal gelijk, maar vanaf 2018 komt er een nieuwe verdeelsystematiek op basis van nieuwe voorspellende criteria van (taal)achterstand. Er is hier nog geen uitsluitsel over, maar de verwachting is dat het budget voorlopig vergelijkbaar blijft. Het huidige lokale budget wordt echter niet alleen aan VVEpeuterspeelzalen besteed, Ook andere activiteiten die bijdragen aan het verminderen van onderwijsachterstanden, zoals schakelklassen en ouderprogramma s worden ermee bekostigd. In overzicht ziet het er als volgt uit qua ontwikkeling, op basis van het voorkeursmodel in de nota: Inzet middelen peuterspeelzaalwerk-peuteropvang* PSZ middelen Extra voor peuters vanuit Rijk (meicirculaire 2016) OAB middelen voor peuteropvang (totaal OAB gemeente) (naar 2018) ( (naar 2018) ( ) ( )** ( )** ( )** ( )** Totaal * vanwege een verdere verdieping wijken de cijfers op onderdelen iets af van de genoemde middelen in het raadsvoorstel 17RV003. ** op basis van het landelijk verwachte verdeelmodel Risico s Als eerste risico moet benoemd worden dat de wet, bij het inrouten van dit voorstel, nog niet is vastgesteld door de eerste kamer. Dit wordt verwacht in juni. Echter, gezien het tijdpad dat na vaststelling van de nota nodig is om tot nadere regels en implementatie van het model bij aanbieders te komen, is het geen optie om pas na de vaststelling van de wet te komen met een voorstel. Gezien de onzekerheden zoals benoemd in de nota zal de harmonisatie/peuteropvang opgenomen worden in de risicoparagraaf van de gemeentelijke begroting. Dit betreft de volgende elementen: - De marktwerking van kinderopvang: In hoeverre zullen er nieuwe toetreders komen die peuteropvang gaan bieden. Wat betekent dit voor de versnippering van het aanbod en de uitputting van het budget in het volgende jaar? Er zijn maatregelen te treffen om dit te ondervangen door aanbesteding, maar hier gaat in ieder geval 1 boekjaar overheen voor dit ingericht is. Daarnaast betekent dat een extra belasting voor de aanbieders. - De toename van aantallen kinderen op de peuteropvang. Op basis van de schattingen is berekend dat er nog zo n 10-15% kinderen geen gebruik maakt van een vorm van opvang. Vanuit het rijksbeleid wordt gestimuleerd dat dit percentage kleiner wordt. Of dit dan expliciet peuteropvang is, in welk tempo dit plaatsvindt, of dit VVE-kinderen betreft, en in welke wijken van Zeist, zijn variabelen die de stijging van de kosten bepalen. Daarnaast weten we nog niet of er verschuiving gaat optreden van en/of naar kinderopvang. - De schattingen qua aantallen ouders die wel of geen beroep doen op de gemeente voor de peuteropvang. Dit is in de nota afgeleid van landelijke cijfers en een peiling lokaal. Dit kan afwijken van de daadwerkelijke situatie vanaf In hoeverre zijn aanbieders in staat om mee te gaan in de omvorming? Er worden extra eisen gesteld aan aanbieders, over scholing, begeleiding en administratie. Op dit moment willen alle aanbieders de omslag maken, maar of dit in alle gevallen haalbaar is zal moeten blijken. Een partij als MeanderOmnium, die momenteel de meeste VVE-groepen onder haar hoede heeft, heeft inmiddels aangekaart dat een volledige omslag per 2018 onhaalbaar lijkt. Dit zal de komende periode met hen verder onderzocht worden op de consequenties en mogelijkheden binnen de wetgeving. Ook waar het een opvang betreft in een omgeving zonder alternatieven (zoals bijvoorbeeld Austerlitz) zal, indien de omvorming in de uitwerking knelpunten oplevert, onderzocht moeten worden welke maatregelen nodig zijn. Een alternatieve oplossing is, om daar waar het financiële risico s betreft, het voorkeursmodel aan te passen aan de hand van de geboden alternatieve knoppen. Pagina 6 van 9

7 Juridisch Vanuit juridisch oogpunt gelden de volgende aandachtspunten: Regeerakkoord Bruggen slaan Opgenomen is het voornemen, dat onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk meer op elkaar worden afgestemd; Financiering van het peuterspeelzaalwerk wordt gebracht onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (WKO). Huidige gemeentelijke financiering wordt daarbij betrokken; Financiering van de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is ondergebracht in de wet (Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) als preventief beleid voor het bestrijden van achterstanden; Wetsvoorstel Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk; Per 1 januari 2018 worden de kwaliteitseisen en de financiering van peuteropvang en kinderopvang gelijkgeschakeld; Als een peuteropvang aanbieder aan de kwaliteitseisen voldoet, wordt ze opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang. Opname in dit register is voorwaarde voor subsidie; Subsidiëring van peuteropvang-aanbieders valt onder het bestuursrecht. Het is een vereiste dat in een subsidieverordening en het beleid helder verwoord wordt op welke wijze subsidieaanvragen worden beoordeeld en welke verdeelregels worden toegepast. Er moet sprake zijn van objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria. Indien wordt overgaan tot inkoop van peuteropvang, valt het onder privaatrecht en is het Europees aanbestedingsrecht van toepassing; De GGDrU ziet als toezichthouder toe op naleving van de (nieuwe) kwaliteitseisen die worden gesteld aan peuteropvang; De Inspectie van Onderwijs houdt toezicht op de educatieve kwaliteit van de voorschoolse educatie (Wet op het Onderwijs Toezicht, artikel 15g). Duurzaamheid Vroege ontwikkelingsstimulering levert een bijdrage aan een kansrijke start voor kinderen, aan hun ontwikkeling in algemene zin en daarmee ook aan hun schoolloopbaan en kansen op de arbeidsmarkt. Daarmee is het een investering in de toekomst. Communicatie De veranderingen hebben grote consequenties voor de wijze waarop enerzijds aanbieders de peuteropvang kunnen bieden, en anderzijds voor ouders die eventueel via kinderopvangtoeslag een vergoeding moeten aanvragen, te maken krijgen met andere kosten en daarnaast een overeenkomst moeten gaan sluiten met de peuteropvang. In de afgelopen periode is met de aanbieders al afgesproken dat communicatie naar de ouders in gezamenlijkheid zal gaan plaatsvinden. Er is dus sprake van drie communicatietrajecten: 1. De aanbieders wordt vanuit de gemeente helderheid geboden over de voorwaarden waaronder aanbieders vanaf 2018 peuteropvang kunnen bieden. Dit moet zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor 1 september 2017; 2. De huidige ouders worden geïnformeerd over de wijzigingen in de regelingen en welke stappen gezet moeten worden om vanaf 2018 hun kind op de opvang te houden. Dit gebeurt vanaf 1 oktober Voor die tijd worden ouders geïnformeerd dat dit gaat gebeuren; 3. Nieuwe ouders worden geïnformeerd over de regelingen vanaf 2018 en welke stappen gezet moeten worden om een overeenkomst met een peuteropvang aan te gaan. Dit gebeurt vanaf 1 oktober Deze trajecten worden na de besluitvorming in de raad uitgewerkt. VERDERE PROCES Planning en uitvoering Na het raadsbesluit wordt de nadere regeling uitgewerkt op basis waarvan jaarlijks subsidie aangevraagd kan worden. Deze nadere regeling past binnen het algemene subsidiebeleid en zal door het college vastgesteld worden. Pagina 7 van 9

8 Evaluatie De ontwikkelingen van de Harmonisatie worden in ieder geval gedurende de eerste twee jaar gemonitord op de volgende aspecten: - Marktwerking; in hoeverre komen er nieuwe aanbieders of vindt er capaciteitsuitbreiding plaats bij huidige aanbieders. Blijft dit in balans met de vraag en de budgetten; - Organisatie en bedrijfsvoering voor aanbieders; In hoeverre zijn aanbieders in staat de transitie te maken; - Kwaliteit van de opvang, met betrekking tot begeleiding, monitoring van kinderen, tevredenheid ouders en de verbinding met zorg, welzijn, jeugdbeleid en onderwijs; - De ontwikkeling van de aantallen kinderen/bereik (onder meer via de landelijke metingen). - De raad zal hierover worden geïnformeerd via raadsinformatiebrieven. BIJLAGEN 1. Nota Jong Leren harmonisatie voorschoolse voorzieningen in Zeist 2. Verordening Ruimte en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Zeist 2011 Pagina 8 van 9

9 RAADSBESLUIT Behoort bij raadsvoorstel Nr. 17RV051 De raad van de gemeente Zeist; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 mei 2017; BESLUIT: 1. De nota Jong Leren harmonisatie voorschoolse voorzieningen Zeist vast te stellen. 2. Het voorkeursmodel, zoals toegelicht in hoofdstuk 5 van de nota, te hanteren als model voor de verlening van subsidie voor peuteropvang vanaf 1 januari Kennis te nemen van het verdere proces van implementatie, uitvoering en monitoring van het model zoals beschreven in dit raadsvoorstel en hoofdstuk 8 van de nota.. 4. De huidige verordening Ruimte en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Zeist 2011 per 01/01/2018 in te trekken. Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 04 juli De raad voornoemd, mr. J. Janssen, griffier F. Veenendaal, plv. voorzitter 1