Werkwoorden. Abimo Uitgeverij Schoolsupport

Transcriptie

1 Frank Pollet Moniek Vermeulen Werkwoorden Abimo Uitgeverij Schoolsupport

2 Inhoud blz. titel oefeningen 1 GEHEIMTAAL nv./inf./het hele ww.* t.t. ik-vorm 2 ZIE ZOO nv./inf./het hele ww.* t.t. ik-vorm 3 BLAFFENDE KATTEN nv./inf./het hele ww.* t.t. ik en hij-vorm 4 WERKENDE REBUSSEN nv./inf./het hele ww.* t.t. ik-en hij-vorm 5 ZOEKWOORDEN nv./inf./het hele ww.* t.t. ik-en hij-vorm 6 IK KAN KUNNEN nv./inf./het hele ww.* t.t. ik-en hij-vorm 7 ROOSTERWOORDEN nv./inf./het hele ww.* t.t. ik-jij-en hij-vorm 8 ONEVEN LETTERS nv./inf./het hele ww.* t.t. ik- hij-en wij-vorm 9 WAT EEN LEVEN! t.t. hij-vorm 10 IEDEREEN AAN HET WERK! t.t. hij-vorm 11 WERKEN MET WOORDEN t.t. ik- en hij-vorm 12 VISSENWERK t.t. ik- hij-en wij-vorm 13 CIJFERS EN LETTERS werkwoordsvormen 14 HEERLIJK MENUUTJE werkwoordsvormen 15 SORTEREN MAAR! werkwoordsvormen 16 OP DE BALLONNENMARKT werkwoordsvormen t.t. v.t. 17 PWPEPRPKPWPOPOPRPDPEPN nv./inf./het hele ww.* t.t. verband onderwerp-pv. 18 STUKKEN VAN WOORDEN nv./inf./het hele ww.* t.t. verband onderwerp-pv. 19 KRANTENGEZWETS t.t. verband onderwerp-pv. 20 ZINNENSLINGER t.t. verband onderwerp-pv. 21 HET LICHT LIGT t.t. verband onderwerp-pv. *in Nederland spreekt men van : het hele werkwoord

3 Inhoud 22 LACHWERK t.t. verband onderwerp-pv. 23 SYNONIEMENROOSTER t.t. verband onderwerp-pv. 24 VET OF SPIEREN? t.t. verband onderwerp-pv. 25 EEN FLEURIG GEDICHT t.t. verband onderwerp-pv. 26 IK RIJD ZONDER FOUTEN t.t. verband onderwerp-pv. EN SCHRIJF MET DE FIETS 27 HET HEEFT TWEE WIELEN EN EEN BEL. t.t. verband onderwerp-pv. EEN TREIN? 28 LANDEN OP HET WATER (OF WATEREN t.t. verband onderwerp-pv. OP HET LAND) 29 DE 1D KWAM S N8S! t.t. verband onderwerp-pv. 30 ZINNIGE ZINNEN ZOEKEN! t.t. verband onderwerp-pv. 31 SPROOKJESHUTSEPOT t.t. verband onderwerp-pv. 32 DUURSTE MAALTIJD TER WERELD t.t. verband onderwerp-pv. 33 DE LUCHT IN! t.t. v.t. verband onderwerp-pv. 34 GRIEZEL, GRIEZEL! t.t. v.t. verband onderwerp-pv. 35 ZINNEN BOUWEN t.t. v.t. verband onderwerp-pv. 36 VERGEET JE NIETS? t.t. v.t. verband onderwerp-pv. 37 RARE SPROOKJES t.t. v.t. hij- en wij-vorm 38 MA EN PA PRIKA t.t. v.t. ik- en hij-vorm

4 t.t. nv./inf./het hele ww.* ik-vorm Datum GEHEIMTAAL Ontcijfer eerst het hele werkwoord (= lange vorm van het werkwoord). Noteer dan in de rechterkolom de ik-vorm. Dit is de code om het geheimschrift te ontcijferen: a = 1, b = 2, z = 26 Schrijf eerst het volledige alfabet met de code maar eens op! = b-a-b-b-e-l-e-n ik babbel = ik = ik = ik = ik = ik = ik = ik = ik = ik Verbeter hier: 1

5 Datum nv./inf./het hele ww.* t.t. ik-vorm ZIE ZOO Onderlijn in de zinnen de persoonsvorm. (Maak van de zin een ja/nee-vraag. Het woord dat eerst staat, is de persoonsvorm.) Noteer naast de zin de ik-vorm van het werkwoord en het hele werkwoord. 1. Vandaag bezoeken we de dierentuin. Bezoeken we vandaag de dierentuin? Ja (of neen) ik bezoek bezoeken 2. Die aap lacht leuk naar mij. 3. De krokodil toont haar tanden. 4. De slang sist gevaarlijk! 5. Daar stappen de olifanten! 6. De leeuwen grommen luid. 7. Ik kijk graag naar de zeehonden. 8. De bewakers voederen de dieren. 9. Ze lijken uitgehongerd! Verbeter hier: 2

6 nv./inf./het hele ww.* t.t. ik-en hij-vorm Datum BLAFFENDE KATTEN Zoek uit deze woordenkring het hele werkwoord dat bij de tekeningen past. Vul dan ook de andere kolommen aan. het hele werkwoord ik (t.t.) hij (t.t.) blaffen ik blaf hij blaft Verbeter hier: 3

7 Datum nv./inf./het hele ww.* t.t. ik-en hij-vorm WERKENDE REBUSSEN De rebussen stellen het hele werkwoord voor. Ontcijfer ze. Schrijf naast elk gevonden hele werkwoord ook de ik-vorm en de hij-vorm van het werkwoord. hele ww. ik-vorm hij-vorm v=z / s=n ld=n aap=om -k -t / -t d=w -h o=e v=p -i -be -ofd -h / d=t w+ 4

8 nv./inf./het hele ww.* t.t. ik-en hij-vorm Datum ZOEKWOORDEN In deze rare woorden zitten werkwoorden verborgen. Zoek ze, noteer ze in de kolom van het hele werkwoord en vul de andere kolommen aan. lieverdienend, laarsregenenwolk, stervertellender, overmagerender, gerklimmenst, pertelefonerenden, terkrijgenst, hebouwenaar, groepenes, tuinplantenier, perbrandenas het hele werkwoord ik (nu) hij (nu) verdienen ik verdien hij verdient 5

9 Datum nv./inf./het hele ww.* t.t. ik- en hij-vorm IK KAN KUNNEN Zoek in dit rooster 15 werkwoorden (= doe-woorden). Je moet zoeken van links naar rechts, van rechts naar links, van boven naar beneden en van beneden naar boven. Schrijf de werkwoordvormen, zoals je ze vindt in het rooster, op de schrijflijntjes met daarnaast de lange vorm. Eén voorbeeldje krijg je al cadeau. leest ik kan lezen ik kan ik kan ik kan 6

10 nv./inf./het hele ww.* t.t.ik-jij-hij-vorm Datum ROOSTERWOORDEN Zoek de hele werkwoorden aan de hand van het rooster. Een voorbeeldje: LEVEN Vul dan ook de andere kolommen aan. 1. D5/A2/C1/C5/A2/C1 = 2. D5/A2/C4/B5/A2/C1 = 3. A1/C6/D6/C5/A6/A2/C4/A2/C1 = 4. C3/A2/C4/A5/B3/C4/D2/A2/C1 = 5. A5/D6/A6/A6/A2/C1 = 6. B5/C4/D6/D4/D2/A2/C1 = 7. B6/C4/C2/D2/A2/C1 = het hele werkwoord IK-VORM JIJ/HIJ-VORM leven leef leeft 1. _ 2. _ 3. _ 4. _ 5. _ 6. _ 7. _ 7

11 Datum nv./inf./het hele ww.* t.t. ik-hij-en wij-vorm ONEVEN LETTERS Van de gegeven woorden mag je enkel de eerste, de derde, de vijfde, de zevende... letter nemen. Wat je dan verkrijgt, is telkens een heel werkwoord. Noteer de woorden correct in de kolom van het hele werkwoord en vul ook de andere kolommen aan. Tip: schrap eerst de letters die je niet nodig hebt. Voorbeeld: kalzerutrsebnh = kleuren kyohkkelnm, vgraasgvehnn, whagnfddesleernn, raehdodpeknv, arnutowpomokrhdfetns, mzeaeddfogeynh, agabneksoxmgeuni het hele werkwoord ik (nu) hij (nu) wij (nu) kleuren ik kleur hij kleurt wij kleuren Let op voor de laatste twee werkwoorden! 8

12 t.t. hij-vorm Datum WAT EEN LEVEN! In de volgende zinnen zijn de letters van de persoonsvormen door elkaar geraakt. Maak dat weer in orde! De beginletter is gegeven. 1. Een pasgeboren kangoeroe (ewetg) w eegt nauwelijks een gram. 2. Meteen na de geboorte (ltauterk) k hij over de buik van zijn mama naar boven. 3. Hij (ktuir) r_ de geur uit haar buidel. 4. Hij (ptruik) k in haar buidel. 5. Daar (dtinv) v hij vier tepels. 6. Aan één daarvan (guizt) z hij zich vast. 7. Die tepel (ordtw) w_ een stuk groter. 8. De kleine kangoeroe (triknd) d gulzig van de melk. 9. Als hij groot genoeg is, (estekt) s hij soms zijn kopje uit de buidel Na bijna een jaar (tokm) k de kleine voor het eerst naar buiten. 11. Dan (tigsprn) s hij naast zijn moeder over de vlakte. 12. Als hij moe is, (wijntverd) v hij weer in de buidel. Gemakkelijk hé? 9

13 Datum t.t. hij-vorm IEDEREEN AAN HET WERK! De werkwoorden die je in het kader vindt, horen zeker bij één van de personen hieronder. Zet ze op de juiste plaats. Je moet ze wel nog in de correcte vorm noteren! (Sommige woorden kunnen bij meerdere personen geschreven worden.) Kies uit: kappen, hardrijden, voetballen, harken, poetsen, strijken, fietsen, winnen, lopen, schoppen, onderzoeken, spuiten, snijden, knippen, kammen, koken, opruimen, wieden, spitten, planten de dokter de kapper de voetballer hij hij hij de mama de tuinman de wielrenner zij hij harkt hij 10

14 t.t. ik- en hij-vorm Datum WERKEN MET WOORDEN Neem het eerste deel van deze woorden en maak er twee zinnen mee. De eerste schrijf je in de ik-vorm, de tweede in de vorm die aangeduid staat. Gebruik in de beide zinnen ook het tweede deel van het opgegeven woord. Voorbeeld: Werk-woorden: Ik werk met woorden. Hij werkt met woorden. Nu jij! kijkdoos: leefwereld: fluitvogels: Ik _ in de Mijn vriendje Ik _ in de Mijn buurvrouw Ik _ zoals Mijn zusje werkman: Ik _ als een Mijn tante wachtwoord: Ik _ op een Geert spreekbeurt: vliegtuig: Ik _ op mijn De juf Ik _ met een De piloot 11