Beantwoording schriftelijke vragen ex art. 40 Reglement van Orde

Transcriptie

1

2

3 Datum : 17 november 2011 dmnr Aan Van Betreft CC. : Lid van het algemeen bestuur, de heer B.P.W.M. Moors (fractie Bedrijven : College van dijkgraaf en hoogheemraden : Beantwoording van uw betreffende het toekomstscenario rwzi Utrecht : Overige leden algemeen bestuur Inleiding Deze vragen zijn ontvangen op 31 oktober Op 1 november is er een technische bijeenkomst geweest. Ook liggen de onderliggende rapportages ter inzage. Waar dit van toegevoegde waarde is wordt ook verwezen naar het verslag van de technische bijeenkomst en/of de onderliggende rapportages. (De vragen zijn voor de leesbaarheid van de beantwoording cursief herhaald) Vragen over de waterlijn Vraag 1 Wat is het potentieel van de huidige installatie m.b.t. nutriënten (stikstof en fosfor) verwijdering met inzet van proces verbeteringen en mogelijk gebruik van chemicaliën in termen van te bereiken effluent concentraties. Graag een overzicht op basis van ervaringen bij HDSR of elders, ook m.b.t. hoeveelheden en kosten chemicaliën. Het potentieel wordt uitgedrukt als effluentkwaliteit. In de huidige situatie realiseert de rwzi een effluentkwaliteit van 9-10 mg N/l en 0,7-0,8 mg P/l. De effluenteisen zijn < 10 mg N/l en < 1 mg P/l. Aan deze eisen wordt nu voldaan. Hiervoor worden chemicaliën (m.n. methanol en ijzerchloridesulfaat) gebruikt. In potentie (met extra technologische ondersteuning, optimalisatie van regelingen, reductie van slibaanvoer naar de rwzi en mogelijk nu nog niet voorziene technische verbeteringen) is de verwachting dat een jaargemiddelde stikstof-effluentconcentratie 7 mg N/l kan worden gerealiseerd en P<0,5 mg/l. Deze laatste is te bereiken door meer ijzerchloridesulfaat te doseren. Voor de verbeterde N-verwijdering is beperkt extra methanol nodig. Er kan dus met de huidige installatie niet worden voldaan aan de nieuwe lozingseis van < 5 mg N/l, daarom is een gedoogvergunning van AGV nodig. huidig Potentie huidige rwzi IJzerchloridesulfaat (P) ,-/j ,-/j (+20%) Methanol (N) ,-/j Vraag 2 Wat zijn de wettelijke lozingseisen. De huidige lozingseisen m.b.t. stikstof en fosfaten worden met de helft aangescherpt, betreft dit wettelijke eisen of met AGV overeengekomen / over een te komen lozingseisen. 1

4 Het betreffen eisen zoals AGV die vanuit de Kaderrichtlijn Water moet opleggen. Het instrument dat AGV hiervoor toepast is de emissie immissie toets. Ons waterschap zou voor een vergelijkbare situatie dezelfde eisen stellen. Zie ook het antwoord bij vraag 1. Vraag 3 In hoeverre wordt het aanbod van stikstof en fosfaten al door andere maatregelen in de keten / aanbodzijde van het rioolafvalwater beïnvloed. Wat is het perspectief in de toekomst op de samenstelling van het ontvangend afvalwater. Nagenoeg geen. Aanpassingen aan het gemeentelijk rioolstelsel zullen enigszins leiden tot minder overstorten, ergo meer aanvoer naar de rwzi. Dit valt echter in de ruis/variatie van de aanvoer naar de rwzi. In de toekomst is niet de verwachting dat er grootschalig afgekoppeld kan/gaan worden in de (stad) Utrecht. Aanbod van de huidige hoeveelheid afvalwater zal dus niet veel veranderen, en de samenstelling ervan ook niet. Dan is er nog het klimaat-effect van heftiger buien. Dit effect zal groter zijn op het overstortvolume vanuit het rioolstelsel dan op de aanvoer naar de rwzi. Ergo de vuilvracht naar de rwzi is redelijk voorspelbaar/constant (ca i.e.). Vraag 4 De strategie dient erop gericht te zijn om te renoveren en de RWZI Utrecht maximaal uit te nutten. Nieuwbouw op dezelfde locatie is op dit moment niet gewenst, zoals eerder besloten, door het ontbreken van en niet beschikbaar hebben van een bewezen compacte afvalwater zuiveringstechnologie. Dit is een stelling en geen vraag zoals bedoeld in artikel 40 van het reglement van orde. State of the art is te verkiezen boven renovatie omdat dit niet alleen goedkoper is maar ook kwalitatief beter scoort. Als de risico s beheersbaar blijken dan is compacte nieuwbouw mogelijk een aantrekkelijke optie. Vraag 5. Nieuwbouw state of the art W1 biedt op dit moment te weinig voordelen op dezelfde locatie. Hoe wordt in deze variant de nutriënten verdergaand verwijderd t.o.v. het proces van de huidige installatie. Waarom behoeft in deze variant geen na-zuivering met een zandfilter te worden toegepast. In de muct variant worden nutriënten biologisch verwijderd. Hiervoor hoeven dus geen chemicaliën gedoseerd te worden. In het huidige proces is het niet mogelijk nutriënten biologisch dusdanig te verwijderen dat aan de toekomstige lozingseisen kan worden voldaan. In zowel de W0 als de W2 variant is een zandfilter nodig. De functie en omvang van de filterinstallaties zijn alle waterlijn varianten overigens wel verschillend. Vraag 6 Nerada technologie is nog geen bewezen technologie op de schaalgrootte RWZI Utrecht. Ook binnen 3 jaar is dat nog niet het geval om een gedegen besluit dienaangaande te kunnen nemen i.v.m. de resterende risico s (t.a.v. beschikbaarheid en prestatie in relatie tot schaalfactor)), die een vervanging op deze locatie rechtvaardigen. Het kan met zekerheid gesteld worden, dat binnen 3 jaar er geen bedrijfservaring met Nerada technologie beschikbaar is op een schaalgrootte RWZI Utrecht 2

5 (schaalfactor 10 20). Tijd kopen tot 2015 verschaft in deze geen oplossing. Enig faalrisico kunnen wij ons niet permitteren. Beantwoording Nereda wordt gekenmerkt door een modulaire bouwwijze. De resultaten/performance van de 3 tanks op rwzi Epe zullen een blauwdruk vormen voor het meervoudig aantal tanks op Utrecht. Risico-analyse maakt deel uit van de afweging. Onzekerheden met betrekking tot stabiele korrels, gecombineerde (zandfilter)vuilwater/spuislibindikking, capaciteit (kg N/m 3 *dag), hydraulische belastbaarheid (m 3 /m 2 tank*uur) en effluentkwaliteit zullen zeker binnen drie jaar actieve bedrijfsvoering op rwzi Epe duidelijk worden. M.b.t. faalrisico wordt opgemerkt dat de rwzi Epe zodanig ontworpen is dat bij falen van het biologische proces, de tanks gebruikt kunnen worden in een conventionele configuratie. Er dienen dan enkel nabezinktanks bijgebouwd te worden. Voor Utrecht zou dit risico ondervangen kunnen worden door de huidige nabezinktanks nog enkele jaren na opstart te behouden. Vragen over de sliblijn Vraag 1 Het is zeer onverstandig om de sliblijn los te koppelen van de waterlijn. Voor de toekomst worden de mogelijkheden dan behoorlijk beperkt voor nieuwbouw van de RWZI of vervanging door compacte inzet van nieuwe RWZI technologie op dezelfde locatie in Utrecht of verplaatsing naar andere locatie. Vraag 2 RWZI Utrecht verwerkt 70 % van de totale slibproductie in het HDSR beheergebied, volgens de gegeven informatie. RWZI Nieuwegein is de andere slibverwerking locatie, alwaar dan 30 % van het slib wordt verwerkt. Indien besloten wordt ook in RWZI Utrecht de TDH technologie in te zetten om meer biogas uit het slib te generen voor de eigen elektriciteitsopwekking op de RWZI Utrecht, dan wordt voorgesteld om de aanvoer van de hoeveelheid slib naar de RWZI Utrecht vanuit andere HDSR RWZI locaties zodanig af te stemmen / te verminderen, dat de elektriciteitsproductie gelijk is aan het nominale eigen gebruik op de RWZI Utrecht. Dus vermindering van de aan te voeren hoeveelheid slib vanuit andere HDSR RWZI locaties naar Utrecht. Vraag 3 Het resterende slib vanuit deze andere HDSR RWZI locaties kan dan naar de RWZI Nieuwegein (aan de snelweg A2) worden getransporteerd voor verdere bewerking. Dit betekent uitbreiding van de slibverwerking in RWZI Nieuwegein. Dit reduceert het aantal vrachttransporten slib in het stedelijke gebied naar de RWZI Utrecht, maar is voldoende om het eigen gebruik van de elektriciteit op de RWZI Utrecht te verzorgen. Vraag 4 Uitbreiding van de slib verwerking op de locatie RWZI Nieuwegein is dan gericht op een nominale elektriciteitsproductie voor het eigen gebruik voor de RWZI Nieuwegein en het eventuele surplus aan biogas te benutten voor brandstof van het eigen wagenpark. Vraag 5 Indien de mogelijkheid bestaat om met inbreng van andere afvalstromen door derden de biogasproductie verder te verhogen dan wordt dit biogas ook door deze derden benut. 3

6 Vraag 6 Mocht de hoeveelheid biogas van een dusdanige omvang zijn, dat een mengstation te rechtvaardigen is, dan zou de eerste groene gas pomp op het dichtstbijzijnde gelegen benzine station aan de snelweg A2 te Nieuwegein een feit kunnen worden. Korte verbinding. Vraag 7 Met dit voorstel is een nieuwe locatie op Lage Weide overbodig, kan de locatie Maarssenbroek worden verkocht als de verbinding en de capaciteit van de RWZI Leidse Rijn dit toelaat. Een nieuwe RWZI Utrecht op de locatie Lage Weide is nooit zinvol, omdat dit in de omlegging van rioolstelsel naar de andere zijde van A dam Rijn kanaal bijzonder kostbaar wordt in termen van investeringen en exploitatie kosten. Bovendien wordt in de toekomst geen nieuwe RWZI Utrecht overwogen naast de RWZI Leidse Rijn op een zichtlocatie aan de A2. Vraag 8 Gaarne een reactie op deze beschouwing, waarbij tevens de grote onzekerheid omtrent de plannen van Eneco voor de BioEnergieCentrale op Lage Weide dienen te worden beschouwd en de ontwikkelingen, die bij de slibverbranding in Dordrecht hebben plaatsgevonden en in Moerdijk worden geprojecteerd (energie efficiency en milieubelasting in de gehele keten). De teksten onder het kopje sliblijn (1 t/m 8) bevatten geen vragen zoals bedoeld in artikel 40 van het reglement van orde. Op deze stellingen/alternatieve voorstellen is dan ook geen antwoord te geven zoals bedoeld in artikel 40 van het reglement van orde. In zijn algemeenheid valt hierover op te merken: Het verplaatsen van de sliblijn heeft de voorkeur omdat enerzijds bedreigingen (voortkomend uit de aanscherping van vergunningseisen) worden ontlopen. Anderzijds creëren we door verplaatsing kansen voor het realiseren van een energiefabriek. De kansen voor het realiseren van synergie op het gebied van energie zijn op Lage Weide reëel in tegenstelling tot de huidige locatie midden in de stad. Ook is het zo dat er op Lage Weide meer mogelijkheden zijn om de energie op de voor het waterschap meest aantrekkelijke manier af te zetten (biogas voor bussen en vuilnisauto s). Op dit moment hebben wij een aanvraag lopen voor een vergunning om een extra gasmotor te plaatsen op de rwzi Utrecht. Het verlenen van deze vergunning loopt zeer moeizaam omdat de geluid- en geurcontouren van de huidige installatie geen ruimte meer bieden voor een uitbreiding van de activiteiten. Zo zal het verkrijgen van een vergunning voor energiefabriek activiteiten zoals TDH, drogen en eventueel vergassen moeilijk/zo niet onmogelijk worden. Vragen over de plannen om de sliblijn te verplaatsen: Vraag 1 Wanneer wij willen vasthouden aan onze kerntaken Veilige Dijken, Droge Voeten en Schoon Water hebben we niks te zoeken in de Energie Sector. Deelt u deze stelling? Dit is een stelling en geen vraag zoals bedoeld in artikel 40 van het reglement van orde. Dit punt kan worden ingebracht bij de behandeling van het voorstel in het algemeen bestuur. Vraag 2 4

7 Wij verwachten geen succesvolle synergieprojecten op het gebied van energie, graag gerealiseerde voorbeelden noemen? Blz. 10 oplegnotitie. Waternet rwzi Amsterdam-west en het afvalenergiebedrijf (AEB), uitwisseling van warmte biogas en ontwaterd zuiveringsslib. Rijn en IJssel en Aviko, uitwisseling van biogas en warmte. Waterschap Veluwe en Essent, verwarming van een woonwijk met de warmte van de rwzi Apeldoorn Vraag 3 Graag rekenvoorbeelden waarop het gebaseerd wordt dat de slibinstallatie op Maarssenbroek minder kost dan die op Utrecht? Blz. 10 oplegnotitie. Het antwoord op deze vraag staat uitgewerkt in de onderliggende rapportages die ter inzage liggen, te weten: Masterplan rwzi Utrecht Tweede fase voorlopig ontwerp van varianten Masterplan rwzi Utrecht Derde fase NCW berekening, evaluatie en projectplanning Vraag 4 Is het überhaupt wel mogelijk een slibinstallatie te ontwerpen en te bouwen wanneer de kennis van het Nereda korrelslib op ontwateringinstallaties voor ons slib nog niet bekend zijn. Is deze kennis elders beschikbaar? Ja dit is goed mogelijk, het slib heeft dezelfde chemische samenstelling als regulier actief slib. De fysische eigenschappen van Nereda slib zijn weliswaar anders dan van actief slib maar door thermische druk hydrolyse wordt de structuur in het slib verbroken. Vraag 5 Hoe hoog zijn de investeringskosten voor het transporteren van het slib naar Maarssenbroek? De investeringskosten in de slibtransportleiding en het slibtransportgemaal bedragen 3,3 mln. Vraag 6 Het jarenlang streven naar centralisatie van rwzi s wordt doorbroken, om welke doorslaggevende reden wordt hiervan afgeweken? Bij de voorkeursvariant wordt de rwzi Maarssenbroek samengevoegd met de rwzi Leidsche Rijn. Er is dus sprake van verdere centralisatie van de verwerking van afvalwater. De centralisatie van de slibverwerking blijft op hetzelfde niveau, al het slib dat eerst op de rwzi Utrecht werd verwerkt wordt nu op Lage Weide verwerkt. Wel is het zo dat de water- en de sliblijn van de rwzi Utrecht niet langer op dezelfde locatie staan. 5

8 Vraag 7 Er zitten energetische nadelen en grote risico s aan decentrale slibinstallatie, we willen de belangrijkste noemen: Dit is een stelling en geen vraag zoals bedoeld in artikel 40 van het reglement van orde. Inhoudelijk wordt hieronder op de vragen ingegaan. Vraag 8 De exploitatiekosten van grote transportpompen over x km leiding, wij willen weten wat de jaarlijkse energiekosten zijn en hoe die zich verhouden tot duurzaam ondernemen? Het slib van de rwzi Utrecht zal in de S2 variant van de locatie aan het Zandpad naar de locatie Lage Weide worden verpompt door een persleiding. Deze leiding is ongeveer 6 km lang en heeft een diameter van 20 cm. Het energieverbruik bedraagt kwh/j, de energiekosten bedragen ,=/j. Vraag 9 Het direct koppelen van opgewekte elektrische energie aan de verbruikers is het meest logisch, het goedkoopst en het meest milieuvriendelijk, deelt u deze mening? Ja, in beginsel wel, de voorgestelde variant waarbij de slibverwerking wordt zal uiteindelijk resulteren in een energiefabriek waarbij overschotten aan energie ontstaan die extern afgezet worden. Daarnaast gaat nadrukkelijk onderzocht worden of we groen gas kunnen vermarkten. Enerzijds is de toegevoegde waarde van deze route (mobiliteit) hoger. Anderzijds kan in combinatie met synergie op warmte een totaal hoger energetisch rendement worden gerealiseerd. Vraag 10 De elektriciteit die wordt opgewekt op Maarssenbroek komt niet beschikbaar voor de rwzi Utrecht maar moet voor relatieve lage prijs verkocht worden. Op de rwzi Utrecht moet relatief dure Elektriciteit worden ingekocht. Hoe hoog worden deze extra kosten geraamd? Bij verplaatsing van de slibverwerking naar Lage Weide wordt de realisatie van een afzetroute voor energie nagestreefd die juiste een hogere toegevoegde waarde heeft dan de inzet op de eigen rwzi. In het masterplan wordt een conservatieve basisvariant gehanteerd met een lagere energieopbrengst van 2,5 ct/kwh. Vraag 11 Wat voor zekerheden moeten er worden getroffen om slib te kunnen blijven verpompen bij energieuitval? Wat te doen bij breuk? Hoe kijkt u hier tegenaan? Uitval van de slibafvoer is goed te bufferen in de waterlijn gedurende 24 uur. Gedurende deze tijd kan het probleem opgelost worden of kan een noodvoorziening worden gestart zodat per as kan worden afgevoerd naar de slibverwerking op Lage Weide. 6

9 Vraag 12 We kennen slechts één voorbeeld, waar de sliblijn op afstand is geplaatst, de slibverwerking Sluisjesdijk die deel uit maakt van de rwzi Dokhaven in Rotterdam. De leidingen lopen in een tunnel, deze doorloopbare tunnel wordt gebruikt voor onderhoud, tevens lopen hierdoor hoogspanningskabels voor koppeling en terugwinning van elektrische energie. Dit is niet voorzien in de Maarssenbroek variant. Naast dit voorbeeld is er ook het voorbeeld van de slibverwerking in Mierlo waar slib met een transportleiding wordt aangevoerd. Vraag 13 Reuk en geluid problemen zijn op de huidige locatie prima en milieuvriendelijk op te lossen, geen meewegende redenen om te gaan verplaatsen, deelt u deze mening? Nee, dit is niet correct. Zie ook de reactie op de opmerkingen over de sliblijn waar wordt ingegaan op het verkrijgen van een vergunning voor de gasmotor op de huidige locatie. Deze aanvraag verloopt moeizaam en leidt tot beperkingen in de operationele sfeer met betrekking tot de energieterugwinning. Vragen over de oplegnotitie Vraag 1 Blz.2 Variant S0. Renovatie tijdens in bedrijf zijn is volgens ons geen groot risico, wordt vaak vertoond, ook binnen HDSR. Deelt u deze mening ook? Op bladzijde 3 wordt bij de S0 variant gesteld dat het renoveren van een slibverwerkingsinstallatie risico s met zich mee brengt. Deze risico s worden beheersbaar geacht, daarom wordt niet gesproken van grote risico s. Vraag 2 Blz.2 Variant S1. Nieuwbouw vraagt nieuwe en strengere vergunning. Is dit sterk kostenverhogend?. Zo ja, wat zijn volgens u de gevolgen in techniek en in geld? Op de huidige locatie is geen ruimte meer in de vergunning voor wat betreft de emissie van geur en geluid. Bij de aanvraag zullen de normen worden aangepast en zullen dus aanvullende maatregelen nodig zijn om de emissie van geur en geluid vergaand te beperken. Het zal gaan om maatregelen die goed uitvoerbaar zijn (BUT= Best Uitvoerbare Techniek), extra kosten die dit met zich mee brengt zijn moeilijk in te schatten. Bovendien zal een uitbreiding van de aard of omvang van activiteiten op deze locatie alleen mogelijk zijn als deze activiteiten niet leiden tot een toename van de belasting voor één van de milieucompartimenten. De milieucompartimenten zijn bodem, water en lucht (geur). Elke uitbreiding zal leiden tot een toename van de belasting op met name geur en geluid terwijl er geen ruimte meer in de huidige vergunning zit. Bij uitbreiding zullen daarom emissiebeperkende maatregelen op (andere) onderdelen van de rwzi moeten plaatsvinden. 7

10 Vraag 3 Blz.3 Variant S2. Biomassacentrale is vooralsnog niet realistisch. HDSR wordt sterk afhankelijk van Initiatief van derden. Elektriciteitsopwekking d.m.v. verbranding of vergassing is geen onderdeel van onze kerntaken. Bij welk waterschap zijn inmiddels succesvolle projecten gerealiseerd? Eerste deel van de tekst betreft een stelling en geen vraag zoals bedoeld in artikel 40 van het reglement van orde. Wij maken ons niet afhankelijk van Eneco. Eneco wordt genoemd als een van de mogelijkheden. De winst van eventuele synergie met Eneco is daarom niet ingeboekt maar als pm post gepresenteerd. De volgende voorbeelden zijn te noemen voor wat betreft synergie projecten: Waternet rwzi Amsterdam-west en het afvalenergiebedrijf (AEB), uitwisseling van warmte biogas en ontwaterd zuiveringsslib. Rijn en IJssel en Aviko, uitwisseling van biogas en warmte. Waterschap Veluwe en Essent, verwarming van een woonwijk met de warmte van de rwzi Apeldoorn Vragen over het Masterplan Vraag 1 Blz.0 Wij menen dat copyright zoals vermeld hier niet passend is, als het door HDSR wordt onderschreven en HDSR de uitwerking van het plan hebben betaald / en daarmee eigenaar is. Het waterschap heeft inderdaad betaald voor de resultaten en kan deze resultaten vrij gebruiken. Het copyright slaat erop dat wij niet vrij zijn de rapportage zelf te verspreiden. Vraag 2 Blz.7 Bij het terugvalscenario zal bij het niet goed werken van het Nereda proces de bestaande nabezinktanks moeten worden bijgeschakeld. Wanneer en hoe vaak is er kans op uitspoeling van korrels uit de bioreactoren. Betreft dit een procesrisico, dat nu reeds regelmatig optreedt. De nabezinktanks zullen als terugvaloptie achter de hand gehouden worden. Als Nereda niet werkt wordt teruggevallen op een proces waarbij de nabezinktanks weer bij geschakeld worden. Dit is nu, ook in Epe, niet aan de orde. Vraag 3 Blz.8 Er wordt vanuit gegaan dat TDH (thermische druk hydrolyse) werkt, dit moet op de rwzi Nieuwegein nog worden aangetoond. Ook hier moet voor de RWZI Utrecht worden opgeschaald. Het slib op de rwzi Nieuwegein is traditioneel een vlok en geen korrel. Waarop zou de keuze voor de slibverwerking voor de geëvalueerde waterlijn technologieën nu al bepaald kunnen worden? De chemische samenstelling van korrelslib is gelijk aan die van actief slib. Slechts de fysische vorm van korrelslib is afwijkend van actief slib. Er is geen reden om aan te nemen dat TDH zich in combinatie met korrelslib zich anders zal gedragen dan in combinatie met actief slib. Het gedrag van korrelslib zal verder onderzocht worden in de eventuele voorbereiding. 8

11 Vraag 4 Blz.8 Wat zijn de investeringen om de rwzi Maarssenbroek te slopen en een influent persleiding naar de rwzi Leidse Rijn te leggen? Wat zijn de extra jaarlijkse energiekosten? Het sloopkosten van de rwzi Maarssenbroek bedragen ,=. De kosten van een influentleiding van de rwzi Maarssen naar de rwzi Leidsche Rijn bedragen ,=. De energiekosten voor het verpompen van het afvalwater van de rwzi Maarssenbroek naar de rwzi Leidsche Rijn bedragen ,= per jaar. Het energieverbruik van het pompgemaal is kwh/j. Vraag 5 Blz.8 Wat zijn de bijkomende investeringen op de bestaande rwzi Leidse Rijn om het influent van Maarssenbroek te kunnen behandelen? Zijn er hierdoor geen groeibeperkingen in de toekomst op de rwzi Leidse Rijn? Zo niet dan lijkt het ons een prima plan. Op de rwzi Leidsche Rijn wordt rekening gehouden met de uitbreiding van het proces met een nabezinktank. De kosten zijn geraamd op ,=. Ook op termijn kan de rwzi Leidsche Rijn het afvalwater verwerken van alle bewoning (van Leidsche Rijn en van Maarssenbroek) die nu gepland is. Vraag 6 Blz.15 Maatschappelijk verantwoordt zuiveren zien wij als een compromis tussen lusten en lasten, anders gezegd tussen milieu en waterschapslasten. Waar staat u in dit politieke spectrum? Dit is geen vraag zoals bedoeld in artikel 40 van het reglement van orde. Dit punt kan in de discussie bij de behandeling in het algemeen bestuur ingebracht worden. Resultaten NCW berekening Vraag 1 Het wordt op prijs gesteld om de referenties en de ontwerpen te kennen, waarop de ramingen zijn gebaseerd. Welke investeringsprojecten en exploitatieprojecten van de betreffende technologieën hebben hieraan bijgedragen. De betrokken risico s en procentuele bandbreedte in de getallen dienen te worden ingebracht. Deze informatie is beschikbaar in de onderliggende rapportages die ter inzage liggen. Vraag 2 Het is vanuit bedrijfsvoering oogpunt zeer onverstandig om ook maar enig deel van de eigen grond op de RWZI Utrecht op dit moment aan de Gemeente Utrecht voor andere bestemmingen te verkopen. Het mag dan wel sympathiek klinken richting de gemeente, maar het dient geen enkel doel. Daarmee wordt een ongestoord bedrijf in de waagschaal gesteld door toeneming van klachten door omwonenden of andere belanghebbenden De eventuele verkoop van vrijgekomen grond op het Zandpad is op dit moment niet aan de orde. Bij keuze voor Nereda op termijn kan overwogen worden de extra vrijgekomen grond als gevolg van het 9

12 toepassen van een compacte techniek te verkopen. Dit speelt op zijn vroegst over een jaar of 10 als de back-up voorziening in de vorm van nabezinktanks niet meer nodig is. De potentiële opbrengst bedraagt ,= ( 4 ha * 250,=/m 2 ). Vraag 3 De Multi Criteria analyse komt voor de beoordeling van alternatieven voor procestechnologie installaties niet professioneel over. Ander criteria dienen te worden ingezet. Dit is geen vraag zoals bedoeld in artikel 40 van het reglement van orde. De MCA is uitgevoerd met interne en externe deskundigen en voldoet naar onze mening aan de kwaliteitscriteria. Wij zijn benieuwd welke criteria naar uw inzicht nog ontbreken. Vraag 4 Ook op de ingezette waardering en hun onderlinge verhouding is veel aan te merken en kan op deze wijze niet worden gebruikt voor een bestuurlijke afweging en besluit. Zie antwoord op vraag 3 hierboven. Vraag 5 De genoemde stichtingkosten in tabel 2 van de oplegnotitie en de identieke getallen in tabel uit het masterplan zijn in de z.g. reflectievariant erg hoog. Mogelijk heeft dit ook te maken wat er onder renovatie wordt verstaan, wij zien een wezenlijk verschil tussen renovatie en her- c.q. nieuwbouw. Kunt u aangeven wat volgens u onder een renovatie valt? Wat verder opvalt, is dat de verschillen in investeren niet groot zijn, dit is voor ons onverklaarbaar. Kijkend naar de totale NCW, zou er bijna geen verschil zijn tussen de beoogde alternatieven. Graag uitleg waarom de verschillen zo klein zijn, terwijl de varianten toch aanzienlijk verschillen? Wij menen met een even grote zekerheid te kunnen zeggen dat de investeringen voor een renovatie volgens de referentievariant W0 S0 niet meer dan M 50,-- zou kunnen bedragen. Is het niet verstandig eerst de aanpassingen in W0 S0 te definiëren en deze vervolgens te begroten Onder renovatie wordt verstaan het zodanig opknappen van de installatie dat deze civieltechnisch 30 jaar en mechanisch elektrisch 15 jaar mee kan. Civieltechnisch komt dit neer op betonreparaties en/of vervanging van delen van de civiele constructie, mechanisch en elektrisch komt dit neer op vernieuwing als onderdelen technisch afgeschreven (=versleten) zijn. Dat de totale NCW voor verschillende varianten toch dicht bij elkaar ligt komt doordat nieuwbouwvarianten weliswaar een hogere investering vergen maar door lagere exploitatielasten gedurende de levensduur deze hogere investering grotendeels terugverdienen. Vraag 6 Een besparing aan transporten uit te drukken in een netto contante waarde van 6 miljoen Euro over 35 jaar is een niet erg nuttige berekening. Het betekent Euro besparing per jaar. Wel belangrijk, maar in de totale afweging van ondergeschikt belang. Wij nemen nota van uw mening in deze. 10