Raadsvoorstel advies over de bezwaarschriften van de heer A.C.M.S. bed rij venterrein Goederendistributiecentrum Acht

Transcriptie

1 gemeente Eindhoven Dienst Algemene en Publiekssaken Raadsnummer og.r6o5.00i Inboeknummer Adviesdatum commissie b.o. xz september 2003 Dossiernummer Raadsvoorstel advies over de bezwaarschriften van de heer A.C.M.S. Jansen (De Hoeven Beheer B.V., Servicebureau Jansen, ADS e-services B.V. i.o.), de heer P.H.N. van Eijk ("Qp Acht" Beheer B.V.) en MCB Nederland B.V., gericht tegen het voorbereidingsbesluit bed rij venterrein Goederendistributiecentrum Acht Bij brief van 5 maart 2003 heeft de heer mr. A.A.P. M. T heunen van Van Rooy en Theuns Advocaten namens zijn clienten de heer A.C.M.S. Jansen (De Hoeven Beheer B.V., Servicebureau Jansen, ADS e-services B.V. i.o.) - hierna te noemen bezwaarmaker I ÃćâĆňâĂİ, en de heer P.H.N. van Eijk ("Op Acht" Beheer B.V.) - hierna te noemen bezwaarmaker II - bezwaar aangetekend tegen het voorbereidingsbesluit bedrijventerrein Goederendistributiecentrum Acht. Bij brief van 19 maart 2003 heeft de heer mr. W.A. Braams van Dubach Advocaten namens MCB Nederland B.V. - hierna te noemen bezwaarmaker III - bezwaar aangetekend tegen hetzelfde besluit. De commissie heeft tijdens een openbare hoorzitting op 12 juni 2003 aan bezwaarmaker I en II de gelegenheid geboden om de bezwaren nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is door bezwaarmaker I en II gebruik gemaakt. Ter zitting was uw college vertegenwoordigd door de heer drs. R. Geelen en mevrouw mr. E. van den Nieuwelaar (beiden werkzaam bij de dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer). Aangezien het bezwaarschrift van bezwaarmaker III door een omissie van het ambtelijk apparaat niet tijdig naar de commissie is doorgestuurd, is op10juli 2003 een nieuwe hoorzitting gehouden. Voor deze hoorzitting zijn bezwaarmakers I, II en III uitgenodigd. Bezwaarmakers I en il hebben echter aangegeven een nieuwe hoorzitting niet nodig te achten. Derhalve is alleen bezwaarmaker III verschenen. Uw college was ter zitting vertegenwoordigd door mevrouw mr. E. van den Nieuwelaar en de heer mr. drs. C. Wildeboer Schut. Op beide hoorzittingen werd Hoek Loos Medical B.V. vertegenwoordigd door de heer mr. Tj. van Rij.

2 Raadsaummer Og.R6O5.OOI Voorgeschiedenis Op 2 juli 2001 heeft zich een calamiteit voorgedaan bij Hoek Loos Medical B.V. (hierna: HLM) aan de Kanaaldijk Noord. Het voor die locatie geldende bestemmingsplan laat herbouw van het bedrijf niet zonder meer toe. Derhalve is besloten om HLM te vestigen op het Goederendistributiecentrum Acht. Op de locatie waar HLM zal worden gevestigd is het bestemmingsplan "I Goederendistributiecentrum Acht" van kracht. Dit bestemmingsplan laat de vestiging van HLM wel toe. Voorts is van belang dat op 22 februari 2002 het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het ontwerpbesluit Kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer heeft vastgesteld. Dit ontwerpbesluit heeft tot doel om de risico s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum te beperken door grenswaarden te stellen aan het plaatsgebonden risico van bepaalde (beperkt) kwetsbare objecten. Hierna wordt deze grenswaarde aangeduid als het "risicocontour". De toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft de gemeente Eindhoven bij brief van 18 april 2002 laten weten dat aan dit ontwerpbesluit reeds zoveel mogelijk toepassing moet worden gegeven. Indien het ontwerpbesluit formeel in werking treedt (naar verwachting begin 2004) komt om HLM een risicocontour te liggen. Bestuursorganen dienen bij het nemen van diverse besluiten dan rekening te houden met deze risicocontour. Dit betekent dat in de toekomst HLM en omliggende bedrijven mogelijk worden geconfronteerd met beperkingen. Het ontwerpbesluit bepaalt echter in artikel 3 dat het besluit niet van toepassing is op: A kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten die zijn gelegen op gronden waaraan het bestemmingsplan de mogelijkheid van de vestiging van bepaalde risicovolle bedrijven, zoals genoemd in artikel 2 van het ontwerpbesluit, insluit en vestiging uitsluit van: 1 ondernemingen op het gebied van horeca, post en telecommunicatie, zakelijke dienstverlening, financiele instellingen, instellingen op het gebied van onderwijs, cultuur, sport en recreatie (...); 2 woningen (...); 3 gebouwen waar dagopvang van minderjarigen plaatsvindt. Het vorenstaande betekent dat met het wijzigen van het geldende bestemmingsplan op een dusdanige wijze dat het valt onder het bereik van artikel 3 van het ontwerpbesluit, het besluit niet meer van toepassing is. Hierdoor is het mogelijk om bestaande en nieuwe bedrijvigheid in de toekomst mogelijk te maken voor HLM en andere

3 +e++ Raadsnummer Og.R6O5.OOI bedrijven. In dat kader is op 3 februari 2003 door de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen ex artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Dit voorbereidingsbesluit is in werking getreden daags na de publicatie op 19 februari Standpunt van partijen Bezwaarmakers I en II voerenin het bezwaarschrift aan dat: er voor beide bezwaarmakers concrete plannen voor uitbreiding bestonden; er geen dan wel in onvoldoende mate rekening is gehouden met de uitbreidingsmogelijkheden c.q. uitbreidingsbeperkingen van bezwaarmakers; de gebruikswaarde alsmede de verkoopwaarde van de percelen van bezwaarmakers negatief zijn be/nvloed; de artikelen 3:9, 3:46 en 3:47 van de Awb zijn geschonden; tevens wordt verzocht om een zuiver en onzuiver schadebesluit. Volledigheidshalve wordt vermeld dat het verzoek om een zuiver schadebesluit is doorgestuurd naar de dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer ter beantwoording. Dit betreft immers een verzoek om een primair besluit te nemen. De commissie zal dit aspect dan ook niet bij de advisering betrekken. Ter zitting heeft de heer Theuns het verzoek van zijn clienten om een onzuiver schadebesluit ingetrokken. Voor het overige is een toelichting gegeven op het bezwaarschrift. Bezwaarmaker III voert het volgende aan: door de risicocontour en de bestemmingsplanwijziging daalt de waarde van de percelen die MCB in bezit heeft doordat de gebruiksmogelijkheden worden beperkt; verwezen wordt naar een rapport van RSP makelaars waarin de schade wordt begroot op een bedrag van < ,ÃćâĆňâĂİ ; MCB wil een kantoorpand vestigen waar ongeveer 350 medewerkers plaats moeten kunnen nemen. De gemeente is van dit voornemen op de hoogte, verwezen wordt naar de "Voorstellen uitbreiding fase l tot en met lv" en het rapport "Invulling strategische grondreserve MCB". Door de vestiging van HLM op het naastgelegen perceel zou dit niet meer mogelijk zijn, aangezien een risicocontour om HLM komt te liggen. De vertegenwoordigers van uw college hebben het volgende aangevoerd: Het is niet correct om te stellen dat het huidige bestemmingsplan wordt herzien om de vestiging van HLM mogelijk te maken; het vigerende bestemmingsplan laat de vestiging van HLM immers toe. Met de bestemmingsplanherziening wordt alleen beoogd om bestaande en nieuwe bedrijven in de toekomst de mogelijkheid te bieden om uit te breiden.

4 Raadsnummer Og.R605.OOI In het voorbereidingsbesluit wordt overigens uitgegaan van een risicocontour van 140 meter. Daarbij is echter uitgegaan van het productieproces zoals dat nu plaatsvindt bij HLM aan de Kanaaldijk Noord. Op de nieuwe locatie zal sprake zijn van een gewijzigde bedrijfsvoering waardoor de risicocontour is teruggebracht tot 35 meter. Het voorbereidingsbesluit dient nu om te onderzoeken welke gedeelten van de bestemmingsplannen hierdoor moeten worden herzien. Tevens sluit het vigerende bestemmingsplan dezelfde activiteiten uit als bedoeld in artikel 3 van het ontwerpbesluit (ondernemingen op het gebied van horeca, post en telecommunicatie, zakelijke dienstverlening, financiele instellingen, instellingen op het gebied van onderwijs, cultuur, sport en recreatie, woningen en gebouwen waar dagopvang van minderjarigen plaatsvindt). Bezwaarmakers worden dan ook niet in een nadeliger positie gebracht door de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Van bezwaarmaker I en ll zijn geen bouwplannen bekend (anders dan een bouwplan waaraan reeds medewerking wordt verleend). Bezwaarmaker III wijst op enkele stukken waaruit zou moeten blijken dat een kantoor voor 350 werknemers is beoogd. Echter, los van de vraag of het vigerende bestemmingsplan dit toelaat, wordt in het rapport "Invulling strategische grondreserve MCB" juist rekening gehouden met de komst van HLM en een risicocontour van 140 meter. Het voornemen van MCB om op korte termijn een kantoor bestemd voor 350 werknemers te bouwen, is bij de gemeente niet bekend. De vertegenwoordigers van uw college zien dan ook geen gronden waarom het voorbereidingsbesluit niet zou mogen worden genomen. De vertegenwoordiger van Hoek Loos Medical B.V. heeft het volgende ingebracht: het standpunt van de gemeente wordt onderschreven; het nieuwe productieproces is voor de commissie duidelijk uiteengezet; aangegeven wordt dat de aanhoudingsplicht voor bouwplannen kan worden doorbroken. Heroverweging Ingevolge artikel 21 van de WRO kan de gemeenteraad verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid. Bij dit voorbereidingsbesluit wordt bepaald voor welk gebied het besluit geldt en met ingang van welke dag het in werking treedt. Een voorbereidingsbesluit vervalt indien niet binnen een jaar na inwerkingtreding het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Bij uitspraak van 15 januari 2003 (Gemeentestem 7182, p. 179) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwogen dat gezien de bewoordingen van artikel 21, eerste lid van de WRO en de aard van deze bevoegdheid, aan de raad

5 Raadsnummer Og.R6O5.OOI een ruime mate van beleidsvrijheid toekomt. Er zal dan ook slechts aanleiding zijn voor de conclusie dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan, indien reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk is dat het voorbereidingsbesluit onaanvaardbaar is. Daarmee is het toetsingskader voor de commissie gegeven. De commissie stelt vast dat het voorbereidingsbesluit niet is genomen om de vestiging van HLM mogelijk te maken, maar om bestaande en nieuwe bedrijven in de toekomst de mogelijkheid te bieden om uit te breiden nu om HLM waarschijnlijk een risicocontour komt te liggen. De vraag of deze contour 140 meter dan wel 35 meter zal bedragen, is in het kader van het voorbereidingsbesluit minder relevant: met het voorbereidingsbesluit wordt juist beoogd om te onderzoeken welk bestemmingsplangebied moet worden herzien (met andere woorden: welk risicocontour zal gaan gelden en hoe dat wordt vertaald in het bestemmingsplan), terwijl tegelijkertijd de wettelijke mogelijkheid wordt geboden om ongewenste ontwikkelingen tegen te houden. Artikel 50 van de Woningwet kent immers een aanhoudingsgrond indien een voorbereidingsbesluit in werking is getreden. Overigens kan deze aanhoudingsgrond worden doorbroken indien het college van mening is dat het bouwplan niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan (dan wel de herziening van een bestemmingsplan). Dat het voorbereidingsbesluit op dit moment beperkingen kan opleveren voor nieuwe bouwaanvragen die onder het voorbereidingsbesluit vallen, is evident. Artikel 49 van de WRO bepaalt echter dat schade door aanhouding ex artikel 50 van de Woningwet welke redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn laste behoort te blijven naar billijkheid wordt vergoed. Het enkele feit dat schade kan ontstaan ten gevolge van het voorbereidingsbesluit, vormt dan ook geen grond om te oordelen dat het voorbereidingsbesluit niet had mogen worden genomen. Met betrekking tot de concrete bouwplannen die zouden bestaan, overweegt de commissie als volgt. Van bezwaarmaker II zijn geen bouwplannen bekend bij de gemeente. Dit is tijdens de zitting ook niet aannemelijk geworden. Bezwaarmaker I heeft wel een bouwplan ingediend (zaaknummer 02/982) en aan dit bouwplan wordt door de gemeente medewerking verleend. Het is de commissie dan ook niet gebleken dat concrete bouwplannen van deze bezwaarmakers geen doorgang kunnen vinden. Bezwaarmaker III stelt wel concrete bouwplannen te hebben: een kantoor waar 350 werknemers moeten worden gehuisvest. Ter zitting heeft de gemeente aangevoerd dat een dergelijk bouwplan op grond van het vigerende bestemmingsplan I Goederendistributiecentrum Acht niet is toegestaan. Belangrijker is echter het feit dat het de commissie ook niet is gebleken dat concrete bouwplannen bestaan voor een kantoor. De door bezwaarmaker III aangehaalde "Voorstellen uitbreiding fase I t/m IV"

6 Raadsnummer OP.R605.OOI geven een totaalvisie voor het perceel van MCB. Deze plannen dateren uit Uit de akte van ruil en levering blijkt dat MCB zich heeft verplicht om gefaseerd te gaan bouwen, hetgeen uiterlijk op 31 december 2002 zou moeten zijn gerealiseerd. Dit is echter niet gebeurd. Sterker nog, MCB heeft geen gebruik gemaakt van de optie die ze hadden op een extra stuk grond, waarna de gemeente deze grond heeft verkocht aan HLM. Vervolgens hebben de gemeente en MCB samen onderzocht hoe de niet gebruikte grond zo efficient mogelijk kan worden gebruikt. In dat kader is het rapport "Invulling strategische grondreserve MCB" opgesteld. In dit rapport wordt door MCB diverse malen aangegeven dat het bedrijf "op dit moment nog geen plannen heeft voor uitbreiding, waardoor de open ruimte naar verwachting voorlopig onbenut zal blijven". De commissie kan dan ook geen andere conclusie trekken dan dat de gemeente niet op de hoogte kan zijn van hetgeen door bezwaarrnaker III wordt gesteld, namelijk dat MCB concrete bouwplannen zou hebben. Overigens merkt de commissie op dat in onderhavig rapport ook wordt uitgegaan van een risicocontour voor HLM. Voorts dient het rapport planschade van bezwaarmaker III te worden besproken. De commissie is van mening dat in het rapport enkele verkeerde uitgangspunten worden gehanteerd. Zo bedraagt de risicocontour op de nieuwe locatie van HLM waarschijnlijk geen 140 meter en is van de uitbreiding fase III, zoals hierboven reeds is uiteengezet, ook niet bekend dat deze zal worden gerealiseerd. Dit heeft tot gevolg dat het rapport geen valide basis vormt om het bedrag van < ,ÃćâĆňâĂİ te onderbouwen. Derhalve kan de commissie op basis van dit rapport niet tot de conclusie komen dat reeds het nemen van een voorbereidingsbesluit onaanvaardbaar zou zijn. Ook voor het overige is het de commissie niet gebleken dat het voorbereidingsbesluit niet in redelijkheid had kunnen worden genomen. Conclusie. Een voorbereidingsbesluit wordt genomen om te onderzoeken op welke wijze het bestemmingsplan dient te worden gewijzigd. In casu maakt het voorbereidingsbesluit het gebruik van de gronden dat voorheen was toegestaan op basis van het vigerende bestemmingsplan niet onmogelijk. Van concrete bouwplannen die geen doorgang kunnen vinden, is niet gebleken. De commissie stelt zich op het standpunt dat bij een globale aanschouwing van de aangevoerde feiten en/of omstandigheden niet de conclusie kan worden getrokken dat bezwaarmakers worden gehinderd dan wel schade ondervinden op een dusdanige wijze dat reeds hierdoor het nemen van een voorbereidingsbesluit onaanvaardbaar zou zijn.

7 v p Raadsuummer Og.R6Og.OOX Gelet op het vorenstaande adviseert de commissie u om de bezwaarschriften van bezwaarmakers I, II en III ongegrond te verklaren. De commissie voor bezwaren en ombudszaken, H. de Kok, voorzitter. M. Schavemaker, secretaris.

8 v p Raadsnummer og.r6og.ooz Ontwer p Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; beschikkende op de bezwaren van de heren A.C.M.S. Jansen (De Hoeven Beheer B.V., Servicebureau Jansen, ADS e-services B.V. i.o.), de heer P.H.N. van Eijk ("Op Acht" Beheer B.V.) en MCB Nederland B.V., gericht tegen het voorbereidingsbesluit d.d. 3 februari 2003 inzake bedrijventerrein Goederendistributiecentrum Acht; gezien het advies van de commissie voor bezwaren en ombudszaken d.d. 17 september 2003; besluit: met overneming van de motieven van de commissie voor de bezwaren en ombudszaken de bezwaren van de heren A.C.M.S. Jansen (De Hoeven Beheer B.V., Servicebureau Jansen, ADS e-services B.V. i.o.), de heer P.H.N. van Eijk ("Op Acht" Beheer B.V.) en MCB Nederland B.V. ongegrond te verklaren. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 november 2003., voorzitter., griffier. EN