De raad nam het voorstel van het college over en nam opnieuw een voorbereidingsbesluit op 1 november 2007.

Transcriptie

1 Advies van de Commissie voor bezwaar van de gemeente Doetinchem (Kamer voor Algemene Zaken) inzake een drietal bezwaarschriften gericht tegen het voorbereidingsbesluit Verheulsweide, Harveld 1978 en gedeelten van het industrieterrein Hamburgerbroek en Wehl De feiten en omstandigheden Op 24 oktober 2007 wendde het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) zich tot de raad met een voorstel om een voorbereidingsbesluit te nemen voor gebieden gelegen in de bestemmingsplannen Verheulsweide, Harveld 1978 en gedeelten van het Uitbreidingsplan-in onderdelen Industrieterrein Hamburgerbroek en het bestemmingsplan Wehl 1991, een en ander zoals op een tekening is aangegeven. Het college is de mening toegedaan dat dienstwoningen op bedrijventerreinen in veel planologische situaties onwenselijk zijn. In de hierboven genoemde bestemmingsplannen zijn de bedoelde dienstwoningen echter nog wel toegestaan. De raad heeft het standpunt van het college al eerder overgenomen en in dat kader op 9 november 2006 een voorbereidingsbesluit genomen ter bevriezing van de bouwmogelijkheden van dienstwoningen op bedrijventerreinen. Tijdens de looptijd van het op 9 november 2006 genomen voorbereidingsbesluit kwam, zo blijkt uit de aan de commissie overgelegde stukken een discussie met het bedrijfsleven op gang met als onderwerp de gehele uitsluiting van dienstwoningen. Een en ander had tot gevolg dat er geen ontwerp-bestemmingsplan ter visie gelegd kon worden voor het aflopen van de termijn waarvoor het genomen voorbereidingsbesluit gold. Met het voorstel aan de raad van 24 oktober 2007 beoogde het college het met het op 9 november 2006 genomen voorbereidingsbesluit bereikte resultaat, te doen bestendigen. De raad nam het voorstel van het college over en nam opnieuw een voorbereidingsbesluit op 1 november Een aantal (rechts)personen kan zich met het besluit niet verenigen en reageerde daarop middels brieven die ter advisering in handen van onze commissie zijn gesteld. Ontvangen zijn: 1. een bezwaarschrift van 27 november 2007 van de heer D.J.M. van Haarlem, Roerstraat 15 te Doetinchem; 2. een bezwaarschrift van 5 december 2007 ingediend door de heer mr L. Hartogs namens de heer I.H. Smit te Doetinchem. 3. een bezwaarschrift van de heer J.N. Sars namens Sars B.V., Sars Vastgoed b.v. en J.W.M. Sars van 21 december Aangetekend wordt nog dat de heer Van Haarlem op 28 november 2006 een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het op 9 november 2006 door de raad genomen voorbereidingsbesluit. Dit bezwaarschrift is aangehouden in verband met de afhandeling van een aanvraag van hem om een reguliere bouwvergunning. De commissie zal echter thans ook ingaan op het bezwaarschrift van 28 november 2006.

2 2 Hoorzitting Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Verordening behandeling bezwaarschriften gemeente Doetinchem zijn de bezwaarschriften voorgelegd aan de Commissie voor bezwaar van de gemeente Doetinchem (Kamer voor Algemene Zaken). Bezwaarden zijn uitgenodigd om op 12 februari 2008 hun bezwaarschrift mondeling toe te lichten. De heer D.J.M. van Haarlem en de heer J.N. Sars hebben aan de uitnodiging gehoor gegeven, evenals de heer I.H. Smit, die werd bijgestaan door de heer mr L. Hartogs. De raad werd vertegenwoordigd door de heer E. Ketels. Voor het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het bijgevoegde verslag. Ontvankelijkheid Over de ontvankelijkheid van de bezwaarschriften van 27 november 2007, 5 december 2007 en 21 december 2007 merkt de commissie het hierna volgende op. Het voorbereidingsbesluit is een besluit zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Krachtens artikel 22 van de WRO geschiedt de bekendmaking van een voorbereidingsbesluit door terinzagelegging van dit besluit voor een ieder. Tevens wordt mededeling gedaan van het besluit in de Staatscourant. Sinds de wijziging van de WRO die op 3 april 2000 in werking is getreden, staat het voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van de WRO niet meer op de zogenoemde negatieve lijst en kunnen er rechtsmiddelen tegen worden aangewend. Tot zes weken na de dag van bekendmaking op 14 november 2007 in het Doetinchems Vizier op welke dag het besluit tevens in de Staatscourant is gepubliceerd, kon bezwaar gemaakt worden. Ingevolge artikel 6:9 van de Awb is bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn per post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. De bezwaarschriften die dateren van 27 november 2007, 5 december 2007 en 21 december 2007 zijn tijdig ingediend. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Ingevolge de aanhef van artikel 7:1, eerste lid, van de Awb dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is een belanghebbende degene wiens belang rechtstreeks is betrokken. Op grond van vaste jurisprudentie moet aangenomen dat eigenaren van grond, gelegen in het gebied waarop het voorbereidingsbesluit betrekking heeft, kunnen worden ontvangen in hun bezwaren. De commissie heeft vastgesteld dat alle indieners van de bezwaarschriften eigendommen hebben in het onderhavige gebied. Zij zijn als belanghebbenden bij het besluit aan te merken. De voornoemde bezwaarschriften voldoen voorts aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb en ook overigens heeft de commissie geen beletselen aangetroffen om de reclamanten in hun bezwaren te ontvangen. De commissie tekent hier overigens bij aan dat naar haar mening het bezwaarschrift dat de heer Sars heeft ingediend, weliswaar summier, maar desalniettemin toch voorzien is van gronden. Aangaande het bezwaarschrift van de heer Van Haarlem van 28 november 2006 merkt de commissie echter op dat de heer Van Haarlem geen belang meer heeft bij de

3 3 behandeling daarvan omdat het besluit waartegen het gericht is, geen werking meer heeft. Het ontbreekt de heer Van Haarlem met andere woorden aan procesbelang voor wat betreft dit bezwaarschrift. Hieronder gaat de commissie in op de inhoud van de overige bezwaarschriften. De gronden van het bezwaar De door de heer Van Haarlem naar voren gebrachte argumenten vat de commissie, onder verwijzing naar de tekst van het bezwaarschrift van 27 november 2007, als volgt samen: 1. Bezwaar bestaat tegen het voorbereidingsbesluit omdat er nog een gerechtelijke procedure loopt tegen de weigering van het college om een reguliere bouwvergunning aan de heer Van Haarlem te verlenen. De rechtbank Zutphen zal zich binnenkort over het ingestelde beroep buigen. De namens de heer Smit naar voren gebrachte argumenten vat de commissie, onder verwijzing naar het bezwaarschrift van 5 december 2007, als volgt samen. 1. De heer Smit heeft bezwaar tegen het besluit omdat het ook geldt voor het grondgebied dat ligt in de omgeving van de Roerstraat, in het Masterplan Revitalisering Bedrijventerrein Verheulsweide aangemerkt als deelgebied 4. Op dit grondgebied is een aantal bedrijven gevestigd die over een dienstwoning beschikken en waarvoor een dergelijke woning nodig is. Er is geen planologische reden om deze mogelijkheden onmogelijk te maken, nu niet aannemelijk is dat de bestaande dienstwoningen in de toekomst zullen verdwijnen. Voorts geldt dat in het Masterplan dit gedeelte niet in de revitalisering van het industrieterrein is opgenomen. 2. Tussen de heer Smit en het college is in discussie of het toegestaan is dat op zijn bedrijfsterrein aan de Roerstraat 17 de mogelijkheid van overnachten wordt geboden. In de praktijk gebeurt dit al sinds 2001 zonder dat daar tegen is opgetreden, terwijl dit overnachten ook uitdrukkelijk is gedoogd, mits er sprake is van een brandveilige situatie. Het voorbereidingsbesluit wordt aangegrepen als argument om aan de mogelijkheid van het bieden van overnachtingsmogelijkheden een einde te maken. Resumerend wordt de raad gevraagd het bezwaar gegrond te verklaren en de kosten die in de bezwaarfase worden gemaakt te vergoeden. De door de heer Sars naar voren gebrachte argumenten vat de commissie, onder verwijzing naar het bezwaarschrift van 21 december 2007, als volgt samen. 1. Het verbod doet het historisch gegroeide gebruik teniet gaan en doet de leefbaarheid en de veiligheid geweld aan. Beoordeling van de gronden Wettelijk kader Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit). Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt bij een voorbereidingsbesluit bepaald voor welk gebied het geldt en met ingang van welke dag het in werking treedt. Overwegingen van de commissie Ter discussie staat een voorbereidingsbesluit van de raad van 27 september De raad is hiertoe op grond van het eerste lid van artikel 21 van de WRO bevoegd. Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel wordt bij een voorbereidingsbesluit bepaald voor welk gebied het geldt en met ingang van welke dag het in werking treedt.

4 4 Het gebied waarop het besluit betrekking heeft, is het gebied gelegen in de bestemmingsplannen Verheulsweide, Harveld 1978 en gedeelten van het Uitbreidingsplan-in onderdelen Industrieterrein Hamburgerbroek en het bestemmingsplan Wehl 1991, een en ander zoals dit op de bij het besluit behorende tekening is aangegeven. De datum van in werking treding is bepaald op de dag na publicatie van het voorbereidingsbesluit in de Staatscourant, dat wil zeggen 15 november De commissie stelt voorop dat de gemeenteraad bij een voorbereidingsbesluit, in aanmerking genomen de bewoordingen van genoemd artikel en de aard van de bevoegdheid die daarin aan hem is toegekend, een ruime mate van beleidsvrijheid toekomt. Voorts stelt de commissie vast dat een voorbereidingsbesluit slechts van beperkte strekking is. Het bevat niet meer en niet minder dan een verklaring dat een bestemmingsplan wordt voorbereid. In het onderhavige geval is het voorbereidingsbesluit genomen ter voorkoming van de bouw van dienstwoningen binnen het door het besluit bestreken gebied omdat de raad het planologische ongewenst acht dat op bedrijventerreinen dienstwoningen gebouwd worden en de raad dit wenst vast te leggen in nog in procedure te brengen bestemmingsplannen. Op voorhand kan niet gezegd worden dat het op termijn onmogelijk maken van de bouw van dienstwoningen op bedrijventerreinen planologisch onaanvaardbaar en niet haalbaar zal zijn. De commissie is daarom van mening dat de raad heeft kunnen besluiten tot het nemen van het voorbereidingsbesluit. Het feit dat er op sommige delen van de bij het besluit betrokken gebieden dienstwoningen staan, maakt dit niet anders. Het planologisch beleid ter zake van de dienstwoningen is voorts nog niet uitgekristalliseerd en met het oog daarop is het verklaarbaar en verdedigbaar dat zekerheidshalve een voorbereidingsbesluit ter voorkoming van ongewenste ontwikkelingen wordt genomen. De commissie begrijpt dat bezwaarden die een dienstwoning in eigendom hebben in het betrokken gebied, dan wel een dienstwoning op hun grond wensen te bouwen, belang hebben bij de handhaving, respectievelijk het realiseren daarvan. Maar dit staat naar het oordeel van de commissie los van het voorbereidingsbesluit. Het voorbereidingsbesluit kan de bestaande rechten van bezwaarden niet aantasten. De commissie is dan ook van mening dat de bezwaren ongegrond zijn, waarbij zij in aanmerking neemt dat haar niet gebleken is dat een van de bezwaarden na het van kracht worden van het voorbereidingsbesluit een bouwvergunning voor een dienstwoning heeft aangevraagd. Tussen het namens de heer Smit gestelde ten aanzien van het gelegenheid geven van nachtverblijf in zijn eigendom dat gedoogd zou worden en het voorbereidingsbesluit ziet de commissie ten slotte geen relatie die tot een andersluidend oordeel dan hiervoor verwoord zou nopen. Conclusie Resumerend is de commissie van oordeel dat het beperkte kader waarin een voorbereidingsbesluit getoetst wordt, met zich meebrengt dat de naar voren gebrachte bezwaren het voorbereidingsbesluit niet kunnen aantasten. Het is van belang in het oog te houden dat het bestreden besluit zelf geen herziening van het bestemmingsplan betreft. Vast staat overigens dat er voor het nemen van een voorbereidingsbesluit geen

5 5 sprake hoeft te zijn van feitelijke voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan (bijvoorbeeld Abr 17 december 2003, Gst 2004, 7202), doch dit ter zijde. Advies De Commissie voor bezwaar van de gemeente Doetinchem (Kamer voor Algemene Zaken) adviseert de raad om het bezwaarschrift van de heer Van Haarlem van 27 november 2007, het bezwaarschrift van de heer I.H. Smit van 5 december 2007 en het bezwaarschrift van de heer J.N. Sars ongegrond te verklaren en het daarin bestreden voorbereidingsbesluit in stand te laten. Wat het bezwaarschrift van 28 november 2006 van de heer Van Haarlem tegen het inmiddels uitgewerkte voorbereidingsbesluit van 9 november 2006 betreft, adviseert de commissie dit, vanwege het ontbreken van procesbelang, niet-ontvankelijk te verklaren. Doetinchem, 13 februari 2008 Commissie voor bezwaar van de gemeente Doetinchem (Kamer voor Algemene Zaken), de plv. secretaris, de voorzitter, mr. drs. M.H. Sanders mr. C.F. Feith-Hooijer