Beslissing op bezwaar last onder dwangsom perceelafscheiding Tongerloostraat, Elshout

Transcriptie

1 Zaaknummer Onderwerp Beslissing op bezwaar last onder dwangsom perceelafscheiding Tongerloostraat, Elshout Collegevoorstel Aanleiding / voorgeschiedenis Op een perceel aan de Tongerloostraat in Elshout is zonder vergunning een perceelafscheiding gebouwd. Bewoners van de Wolfshoek in Elshout hebben verzocht om hiertegen handhavend op te treden. Op 6 december 2016 is aan de eigenaar van het perceel een last onder dwangsom opgelegd. Namens de eigenaar (reclamant) is tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Daarnaast heeft deze een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant. In de uitspraak van 9 februari 2017 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de last onder dwangsom geschorst tot en met zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Feitelijke informatie De voorzieningenrechter overwoog in de uitspraak dat de bezwaarfase partijen de mogelijkheid biedt in overleg te treden om te bezien of een voor alle partijen aanvaardbare oplossing kan worden gevonden. Hiervoor zijn er inmiddels diverse gesprekken met partijen gevoerd. Helaas heeft dit niet tot een oplossing geleid. Na een op 18 april 2017 gehouden hoorzitting bracht de Commissie bezwaarschriften advies uit over het bezwaarschrift (aan partijen verzonden op 12 mei 2017). De commissie adviseert het bezwaarschrift gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe te wijzen. Afweging Het perceel aan de Tongerloostraat valt onder het bestemmingsplan Bedrijventerrein Meeuwaert en heeft hierin deels de bestemming bedrijf. De achterste vijf meter van het perceel heeft de bestemming groen. Deze bestemming is opgenomen om een buffer te creëren tussen de achtergelegen woonpercelen aan de Wolfshoek en het bedrijventerrein aan de Tongerloostraat. De perceelafscheiding staat deze bedoeling in de weg. In geschil is of de perceelafscheiding zonder vergunning mocht worden gebouwd (vergunningvrij). In het Besluit omgevingsrecht staan de voorwaarden voor het zonder vergunning mogen bouwen van een perceelafscheiding. Deze zijn, voor zover hier van belang, dat de perceelafscheiding moet worden gebouwd op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de perceelafscheiding een functionele relatie heeft. De commissie geeft in haar advies aan dat nu (nog) niet aan de genoemde voorwaarde wordt voldaan omdat er geen gebouw op het perceel staat. Reclamant heeft echter verklaard op korte termijn een vergunning voor het oprichten van een gebouw aan te zullen vragen. Naar het oordeel van de commissie is hierdoor sprake van concreet zicht op legalisering. Volgens vaste jurisprudentie is echter voor het bestaan van concreet zicht op legalisering tenminste vereist dat een aanvraag om een vergunning is ingediend. De verklaring van reclamant om op korte termijn een aanvraag in te dienen is hiervoor onvoldoende. In afwijking van het advies van de commissie is het standpunt dan ook dat er geen sprake is van concreet zicht op legalisering. Daarnaast is het standpunt, in afwijking van het advies van de commissie, dat er geen sprake is van een functionele relatie tussen de perceelafscheiding en een nog op te richten (bedrijfs)gebouw; de plicht om de groenstrook in te planten als er op de bestemming bedrijf wordt gebouwd, is onvoldoende om een dergelijke relatie aan te nemen. Voor een nadere motivering van deze standpunten wordt verwezen naar bijgevoegde concept beslissing op bezwaar. 1

2 Zaaknummer Onderwerp Beslissing op bezwaar last onder dwangsom perceelafscheiding Tongerloostraat, Elshout Omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van vergunningvrij bouwen (ontbreken gebouw en functionele relatie) en daaraan ook niet kan worden voldaan (ontbreken functionele relatie), alsmede gelet op de bedoeling van het bestemmingsplan, is het voorstel om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het verzoek om vergoeding van de proceskosten af te wijzen. Inzet van middelen Door het afwijzen van het verzoek om vergoeding proceskosten heeft dit voorstel geen financiële gevolgen. Risico's Het risico bestaat dat het bestreden besluit (de last onder dwangsom) in beroep bij de rechtbank niet in stand blijft. In dat geval zal de gemeente worden veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht in zowel de bezwaar- als beroepsfase. Procedure / vervolgstappen Tegen de beslissing op bezwaar kan beroep worden ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant. Als reclamant beroep indient en verzoekt om opschorting van de begunstigingstermijn (de termijn waarbinnen aan de last moet worden voldaan), is het voorstel om deze termijn op te schorten tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank op het beroep. Redenen hiervoor zijn dat er geen sprake is van een spoedeisende situatie (de perceelafscheiding staat er al) en dat het bestreden besluit door de voorzieningenrechter is geschorst in de bezwaarfase. Voorgenomen besluit Het voorstel is om bijgaand besluit vast te stellen. 2

3 Zaaknummer Onderwerp Beslissing op bezwaar last onder dwangsom perceelafscheiding Tongerloostraat, Elshout BESLUIT Het college van Heusden heeft in de vergadering van 6 juni 2017 besloten: in afwijking van het advies van de Commissie bezwaarschriften van 18 april 2017 en overeenkomstig het bijgevoegde concept van de beslissing op bezwaar: het bezwaarschrift tegen de last onder dwangsom voor de perceelafscheiding aan de Tongerloostraat ontvankelijk en ongegrond te verklaren; het bestreden besluit in stand te laten; het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand af te wijzen; in te stemmen met de mogelijke (procedurele) vervolgstappen. namens het college van Heusden, de secretaris, mr. H.J.M. Timmermans 3

4 AANTEKENEN NeXT advocaten E. Beele Postbus AC TILBURG ONS KENMERK: UW KENMERK: D103981/ UW BRIEF VAN: 23 december 2016 Anne-Marie Verwijs BEHANDELD DOOR: ONDERWERP: beslissing op bezwaar AANTAL BIJLAGEN: 2 DATUM: 6 juni 2017 VERZ. 6 juni 2017 Geachte meneer Beele, U heeft namens RG van Hooff Beheer B.V. op 23 december 2016 een bezwaarschrift bij ons ingediend. U geeft hierin aan dat u het niet eens bent met ons besluit van 6 december 2016, tot het opleggen van een last onder dwangsom. In deze brief leest u het besluit op uw bezwaar. Hoorzitting De Commissie bezwaarschriften heeft op 18 april 2017 een hoorzitting gehouden. Het verslag van de hoorzitting treft u bijgesloten aan. Beslissing op bezwaar Wij hebben besloten: het bezwaarschrift ontvankelijk en ongegrond te verklaren; het bestreden besluit in stand te laten; het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand af te wijzen. Motivering In geschil is of de door uw cliënte gebouwde perceelafscheiding zonder vergunning mocht worden opgericht. Artikel 2, onderdeel 12, bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor) bepaalt aan welke voorwaarden een perceelafscheiding moet voldoen om vergunningvrij te mogen worden opgericht. Deze zijn, voor zover hier van belang, dat de perceelafscheiding moet worden gebouwd op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de perceelafscheiding in functionele relatie staat.

5 Aanwezigheid gebouw De Commissie bezwaarschriften constateert in bijgevoegd advies dat nu (nog) niet wordt voldaan aan voornoemd artikel, omdat er geen gebouw op het perceel staat en het ook niet als erf kan worden bestempeld (zie AbRS 2 november 2016: 2916). De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 9 februari 2017 overwogen dat het op de weg van uw cliënte ligt om in de bezwaarfase meer aannemelijk te maken dat er op korte termijn wordt gebouwd. Dit heeft zij niet gedaan. In afwijking van het advies van de commissie zijn wij van mening dat er geen reëel zicht op legalisering van de in beginsel onrechtmatig gebouwde muur bestaat. Volgens vaste jurisprudentie is voor het bestaan van concreet zicht op legalisatie tenminste vereist dat een vergunning is aangevraagd ter legalisering van het niet vergunde bouwwerk. Uw cliënte heeft geen omgevingsvergunning voor het oprichten van een gebouw op het perceelgedeelte met de bestemming bedrijf en deze vergunning heeft zij ook niet aangevraagd. De enkele verklaring dat op korte termijn een aanvraag zal worden ingediend is onvoldoende om te kunnen spreken van concreet zicht op legalisatie. Daarbij komt dat in dit geval de aangekondigde aanvraag niet het zonder vergunning gebouwde bouwwerk, te weten de perceelafscheiding, betreft maar een (bedrijfs)gebouw waarvan de aanwezigheid noodzakelijk is om aan de voorwaarden voor het vergunningvrij bouwen van een ander bouwwerk te kunnen voldoen. Het slechts verkrijgen van een vergunning voor een (bedrijfs)gebouw legaliseert de perceelafscheiding niet; immers, pas na het daadwerkelijk oprichten van het (bedrijfs)gebouw wordt aan een van de genoemde voorwaarden voor vergunningvrij bouwen, de aanwezigheid van een gebouw, voldaan. Wij kunnen op geen enkele wijze afdwingen dat uw cliënte een omgevingsvergunning voor het oprichten van een (bedrijfs)gebouw op het perceelgedeelte met de bestemming bedrijf ook daadwerkelijk uitvoert. Een vergunning voor het oprichten van een (bedrijfs)gebouw, dan wel een aanvraag daartoe, zijn daarom onvoldoende om concreet zicht op legalisatie aan te nemen. De betreffende alinea uit het verslag van de hoorzitting van de Commissie bezwaarschriften op 18 april 2017 (pagina 2, vierde alinea van onder) is ons inziens geen juiste weergave van hetgeen namens ons is gezegd. Voor een juiste weergave op dit punt verwijzen wij naar bovenstaande overweging. Functionele relatie Bij de beoordeling of sprake is van een functionele relatie tussen de perceelafscheiding en het (nog op te richten) gebouw, de andere hiervoor genoemde voorwaarde, is de voor het perceel geldende planologische regeling doorslaggevend (zie Nota van toelichting bij het Bor en jurisprudentie AbRS 25 april 2014: 1586, 20 augustus 2008: BE8856, 23 juli 2008: BD8338, 23 april 2008: BD0353 en 14 februari 2007: AZ8479). Het perceel heeft planologisch gedeeltelijk de bestemming bedrijf en gedeeltelijk de bestemming groen. De perceelafscheiding is gebouwd op het perceelgedeelte met de bestemming groen. Een gebouw kan alleen worden opgericht op het perceelgedeelte met de bestemming bedrijf. Naar het oordeel van de commissie is sprake van een functionele relatie tussen de gronden met de bestemming bedrijf en de gronden met de bestemming groen. In dit verband overweegt de

6 commissie dat de beplanting die noodzakelijk is voor de inpassing van een gebouw op de bestemming bedrijf moet worden aangebracht op de bestemming groen. Daaruit volgt dat er samenhang is van het gebruik van de gronden met de bestemming groen en de bouwmogelijkheid op de gronden met de bestemming bedrijf, aldus de commissie. In dit verband merken wij het volgende op. Het perceelgedeelte met de bestemming bedrijf mag worden gebruikt voor het uitoefenen van een bedrijf. Er is geen verplichting om op dit perceelgedeelte een (bedrijfs)gebouw te plaatsen. Het perceelgedeelte mag ook onbebouwd voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. Slechts als er gebouwd wordt, moet het gebouw worden ingepast in de omgeving. Het perceelgedeelte met de bestemming groen mag worden ingeplant maar niet worden gebruikt voor bedrijfsdoeleinden. Voor het realiseren van de bedrijfsbestemming is het niet noodzakelijk dat er een gebouw wordt opgericht. Ergo, voor het realiseren van de bedrijfsbestemming is het inplanten van het perceelgedeelte met de bestemming groen niet noodzakelijk. Van inplanten is eerst sprake als er wordt gebouwd voor het bedrijf. De door de commissie aangenomen functionele relatie tussen de gronden met de bestemming bedrijf en groen is dus afhankelijk van de keuze om te bouwen, de keuze van uw cliënte. Bovendien schermt de perceelafscheiding het perceelgedeelte met de bestemming groen af, welk perceelgedeelte niet voor bedrijfsdoeleinden mag worden gebruikt. De perceelafscheiding staat dus ten dienste van de bestemming groen en niet van de bestemming bedrijf. Uit het feit dat beide perceelgedeelten tegen elkaar aan liggen en zijn gesitueerd op hetzelfde kadastrale perceel volgt niet automatisch dat sprake is van een functionele relatie. Ook in de hiervoor aangehaalde jurisprudentie van de AbRS was sprake van één kadastraal perceel, maar desondanks oordeelde de Afdeling dat een functionele relatie ontbrak (zie o.a. AbRS 14 februari 2007: AZ8479). Gelet op het voorgaande zijn wij in afwijking van het advies van de commissie van mening dat geen sprake is van een functionele relatie tussen de perceelafscheiding en het nog op te richten gebouw. Een andere redenering zou de functie van het perceelgedeelte met de bestemming groen, als groene buffer tussen de bedrijven en achterliggende woningen, teniet doen. Het oprichten van een gebouw leidt er dus niet toe dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen op grond van artikel 2, onderdeel 12 bijlage II Bor. Toelaatbaarheid hekwerken U heeft verder aangevoerd dat de perceelafscheiding/muur vergunningvrij is omdat deze lager is dan drie meter en het binnen de bestemming groen is toegestaan om hekwerken van maximaal drie meter hoog te bouwen. De perceelafscheiding valt niet onder een van de categorieën bouwwerken als genoemd in artikel 3 bijlage II Bor. Bovendien kan de muur, zoals de voorzieningenrechter in de uitspraak van 9 februari 2017 heeft overwogen, niet worden gekwalificeerd als een hekwerk. Dat is een bouwwerk van lichte constructie en niet een muur. Om die reden is de perceelafscheiding niet vergunningvrij op grond van artikel 3 bijlage II Bor en kan hiervoor ook niet alsnog een vergunning worden verleend.

7 Beroep U kunt tegen dit besluit op grond van artikel 8.1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na het verzenden van deze brief, beroep instellen bij de Rechtbank Oost-Brabant, Sector Bestuursrecht, Postbus 90125, 5200 MA s-hertogenbosch. Het beroepschrift moet worden ondertekend en bevat tenminste: naam en adres van de eiser; de dagtekening; een omschrijving van de beslissing waartegen het beroep is gericht (kopie bijvoegen); de gronden van het beroep. Ook kunt u op grond van artikel 8:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht tegelijk met, of na het instellen van beroep, een voorlopige voorziening (onder meer schorsing van ons besluit) vragen bij de Voorzieningenrechter van die rechtbank. Uw belang moet dan wel zo groot zijn dat de uitspraak op het beroep niet kan worden afgewacht. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Vragen Als u nog vragen heeft, dan kunt u op dinsdag, donderdag of vrijdag contact opnemen met Anne-Marie Verwijs via telefoonnummer (073) Hoogachtend, het college van Heusden, de secretaris, de burgemeester, mr. H.J.M. Timmermans drs. J. Hamming