Inhoud van de voorstelling Boek uit je hoofd

Transcriptie

1 Lesbrief Boek uit je hoofd. Theatergroep koeterwaals Vooraf In deze lesbrief staan een aantal ideeën die u na de voorstelling met de kinderen kunt doen. U krijgt deze lesbrief voorafgaand aan de voorstelling zodat u het lesmateriaal kunt bekijken voordat de kinderen de voorstelling gaan zien. Bij dit materiaal hoort ook een prentenboekje. Om het verhaal nog niet te verklappen wordt dit boekje na de voorstelling aan de juf of meester gegeven. U kunt op meerdere momenten aan de gang met dit educatief materiaal. De kinderen zullen het leuk vinden om het verhaal d.m.v. het boekje nog meerdere keren te kunnen beleven. Veel plezier met dit materiaal en de groeten van Biek. Inhoud van de voorstelling Boek uit je hoofd Biek tekent de hele dag. Ze is bezig met het maken van een nieuw boek. Maar waar moet het over gaan? Samen met haar hond Bram zoekt ze naar een goed idee. De buurvrouw van Biek is doodsbang voor honden, daar komen Biek en Bram gedurende het verhaal achter. Biek haar plan is om een boek te maken voor mevrouw Strik, over Bram en andere honden om te laten zien hoe lief haar hond is. In de voorstelling wordt live getekend en kunnen de kinderen d.m.v. projectie meekijken met wat Biek allemaal bedenkt en tekent. Een mooie, lieve voorstelling, over wie er allemaal in je straat wonen, waarin wordt gezongen en gekleurd. Inhoud lesmateriaal: Nabespreken voorstelling Het prentenboek Praatje-s Knipblad Kleurplaat

2 Nabespreken van de voorstelling Inhoud: Werkvorm: Duur: Door de voorstelling na te bespreken krijgt deze meer betekenis voor de leerlingen. Klassikaal kringgesprek. 15 tot 30 minuten. Na afloop van de voorstelling zullen de kinderen vol zijn van wat ze hebben gezien. Het is goed om in de klas nog even na te praten. * Een belangrijke emotie die in de voorstelling aan bod komt is bang zijn. Voor nieuwe spannende dingen. Mevrouw Strik is bang voor honden en Biek vindt het spannend om bij mevrouw Strik aan te bellen. Wat is de kinderen opgevallen? Wat was de oplossing? De buurvrouw kan zwaaien of aaien. Ze hoeft niet te aaien, ze mag ook zwaaien. * De voorstelling gaat ook over verhalen verzinnen en het Boek wat Biek in haar hoofd heeft. Wat kunnen de kinderen hier over zeggen? * U kunt met de kinderen naar aanleiding van de voorstelling over een of meerdere onderwerpen in gesprek.

3 Het Prentenboek Inhoud: Werkvorm: Duur: Verwerking van wat ze tijdens de voorstelling hebben gezien. Het prikkelen van de fantasie en mogelijkheid om verder te praten over de voorstelling Klassikaal kringgesprek en individueel. 15 tot 30 minuten. De voorstelling gaat over het maken van een boek. De klas krijgt na afloop van de voorstelling het boek van Biek mee. Je kunt het verhaal in de kring voorlezen of de tekeningen gebruiken om de kinderen het verhaal na te laten vertellen. Ook kun je de kinderen zelf in het boekje laten kijken. Een aantal vragen die u de kinderen kunt stellen na het voorlezen: Noem een verschil tussen het boek en de voorstelling. (Sommige dingen zitten niet in het boek, zoals het vele schoonmaken wat mevrouw Strik doet ) Waarom maakt mevrouw Strik haar huis zo goed schoon? Wat voor verhalen heeft Biek nog meer in haar hoofd denk je? Wat voor soort hond is Bram? Wie heeft er ook wel eens een verhaal in zijn hoofd? Zal Biek nog meer boeken gaan maken?

4 Een tekenverhaal maken Start in de kring Biek tekende dat aan het begin van de voorstelling een verhaaltje met het schaap dat ging kamperen, ijsjes at en moest afzwemmen. Kunnen de kinderen ook zulke verhaaltjes verzinnen? Gebruik het werkblad met de verschillende plaatjes als voorbeeld. Laat de kinderen uit deze plaatjes er twee kiezen. Kunnen de kinderen deze twee plaatjes combineren in een piepklein verhaaltje? Bijvoorbeeld: De kabouter ging heel hoog in een luchtballon. (wat kan er allemaal nog meer gebeuren met de kabouter in de luchtballon) Aan tafel Vertel de kinderen dat ze dat natuurlijk ook zelf kunnen gaan tekenen. Ze beginnen met tekenen van bijvoorbeeld 1 dier /persoon. Wie? Bijvoorbeeld : een schaap Dan verzinnen ze er een leuke plek bij. Waar? Bijvoorbeeld een tent en dan gebeurt er misschien nog iets leuks Wat? Bijvoorbeeld afzwemmen diploma A, Diploma en water Nu gaan de kinderen zelf tekenen. Als ze klaar zijn vertellen ze hun tekenverhaal aan een tafelgenootje.

5 Werkblad Een tekenverhaal maken.

6

7