Afspraak is afspraak, toch?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Afspraak is afspraak, toch?"

Transcriptie

1 Afspraak is afspraak, toch? Een onderzoek naar de invloed van de economische crisis op het leerstuk van onvoorziene omstandigheden in Nederland en Duitsland Masterscriptie Rechtsgeleerdheid Accent Privaatrecht Naam: Marissa Brinks Studentnummer: S Begeleider: mr. S. Boesten Tweede lezer: mr. dr. S. van Gulijk Datum verdediging: 30 oktober 2014

2 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Inleiding Aanleiding Probleemomschrijving Afbakening Opbouw en methodologie van het onderzoek Relevantie 6 Hoofdstuk 2: Artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek Wettelijke systematiek en achtergrond Onvoorziene omstandigheid De invulling van redelijkheid en billijkheid Modaliteiten van ingrijpen Omstandigheden voor ingrijpen op grond van artikel 6:258 BW Toepassing van artikel 6:258 BW Tussenconclusie Onvoorziene omstandigheden en de economische crisis 17 Hoofdstuk 3: Jurisprudentieonderzoek Inleiding Selectiecriteria van het onderzoek Toepassing van de selectiecriteria Toetsingskader en categorieën van onderzoek Analyse Toepassing van de analyse in het algemeen Toepassing van de analyse bij succesvolle beroepen op artikel 6:258 BW Tussenconclusie 35 Hoofdstuk 4: Rechtsvergelijking met Duitsland Onvoorziene omstandigheden in het Duitse recht Geschäftsgrundlage Voorzienbaarheid De wettelijke regeling Onvoorziene omstandigheden en de economische crisis in Duitsland 42 Hoofdstuk 5: Conclusies en aanbevelingen 46 Literatuurlijst 48 Rechtspraak 52 Overige bronnen 52 Bijlage

3 Bijlage 2 54 Bijlage 3 59 Bijlage

4 Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Aanleiding Wanneer je een afspraak maakt, dan houd je je daar aan. Immers, afspraak is afspraak. Zo werkt het in principe ook in het contractenrecht, waar dit aangeduid wordt als pacta sunt servanda, trouw aan het gegeven woord. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waardoor je je niet aan de gemaakte afspraken kunt of wilt houden. Dit gaat meestal om omstandigheden die je van te voren niet had voorzien of die volledig buiten verwachting lagen, anders had je immers een andere afspraak gemaakt. Deze situatie kan zich ook in het recht voordoen. Je hebt dan een contract gesloten met een of meer andere partijen, maar door gewijzigde omstandigheden is het niet meer mogelijk, of niet meer redelijk, om het contract uit te voeren en je verplichtingen na te komen op de afgesproken wijze. Voor deze situatie is in artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) de figuur van onvoorziene omstandigheden in het leven geroepen. 1 Dit artikel en de toepassing daarvan in de praktijk heeft mijn aandacht gegrepen. Het lijkt in eerste instantie een nuttig artikel; Als zich omstandigheden voordoen die niet voorzien zijn ten tijde van het sluiten van het contract en een grote invloed hebben op de contractuele verplichtingen van partijen, dan moet er een mogelijkheid bestaan om het contract aan te passen aan die veranderde omstandigheden of om het contract te beëindigen. Toch blijkt dit artikel in de praktijk niet vaak toegepast te worden. De boodschap aan de rechter is om terughoudend met artikel 6:258 BW om te gaan. 2 Dat betekent dat een beroep op artikel 6:258 BW niet snel wordt toegewezen. Vrijwel steeds wordt gewezen op de bindende kracht van de overeenkomst, die niet te snel doorbroken mag worden. 3 Dat is vanuit een oogpunt van rechtszekerheid goed te begrijpen aangezien men uit moet kunnen gaan van de gemaakte afspraken. Toch lijkt het er op dat partijen regelmatig de behoefte ondervinden om onder de gemaakte afspraken uit te komen of de overeenkomst aan te passen. Ondanks de relatief kleine kans van slagen van een beroep op artikel 6:258 BW, valt op dat er met enige regelmaat een beroep op dit artikel wordt gedaan, vooral sinds het intreden van de economische crisis. 4 Daardoor krijgt het onderwerp de afgelopen jaren in de literatuur weer meer aandacht. 5 Het leerstuk van onvoorziene omstandigheden is onder invloed van de economische crisis dus weer actueel geworden. 6 1 Voor onmogelijkheid om na te komen bestaat het leerstuk van overmacht uit artikel 6:75 BW. 2 Parlementaire Geschiedenis Boek 6, p Voor een interpretatie hiervan door de Hoge Raad zie HR 20 februari 1998, NJ 1998, 493 (Briljant Schreuders/ABP). 3 Zie onder andere Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III* 2014, nr. 450 e.v. en Bakker 2013, p Zie bijlage 1. Vanaf 2008 is er een stijging waar te nemen in het aantal op gepubliceerde uitspraken waarin een beroep op artikel 6:258 BW is gedaan. 5 Zie onder andere Bakker 2013, Peletier 2009, Zwart 2014, Kole & Reiss 2010, Hartlief 2013, Tjittes 2012, Hondius 2011, Bakker & De Groot 2009 en Voortman & Voortman Peletier 2009, p

5 Economische crisis is de term die sinds 2008 gebruikt wordt om de grote economische verslechtering mee aan te duiden waar men onder andere in Nederland mee te maken kreeg. Het is een omstandigheid waar velen geen rekening mee hadden gehouden en een omstandigheid die het nakomen van de gesloten overeenkomst voor partijen bezwaarlijk of soms zelfs onmogelijk kan maken. Een onvoorziene omstandigheid bij uitstek zou men kunnen denken. Toch blijkt een beroep op de economische crisis als onvoorziene omstandigheid vrijwel altijd afgewezen te worden. 7 Dat er desalniettemin geregeld een beroep op artikel 6:258 BW wordt gedaan, juist ook op grond van de economische crisis, boeit mij. Een artikel waarop regelmatig een beroep wordt gedaan terwijl er relatief gezien maar een kleine kans van slagen lijkt, dat vraagt om nader onderzoek. 1.2 Probleemomschrijving Afbakening Sinds het uitbreken van de economische crisis in 2008 is het leerstuk van onvoorziene omstandigheden weer meer in de belangstelling komen te staan. Het aantal beroepen op artikel 6:258 BW nam toe en ook in de literatuur had men weer meer aandacht voor onvoorziene omstandigheden. 8 Werd eerst vooral verwezen naar de terughoudende houding bij de rechter, inmiddels tonen zich steeds meer auteurs voorstander van een wat minder terughoudende opstelling. 9 De vraag blijft hoe de rechter hiermee in de praktijk omgaat. Nu de eerste uitspraken waarin de rechter in heeft gegrepen in het contract op grond van de economische crisis als onvoorziene omstandigheid een feit zijn, bestaat er vergelijkingsmateriaal om te analyseren wanneer een beroep op de economische crisis als onvoorziene omstandigheid al dan niet succesvol kan zijn. 10 Onderzocht dient te worden of er factoren te destilleren zijn waaronder een beroep op de economische crisis als onvoorziene omstandigheid als reden voor rechterlijk ingrijpen in het contract kan gelden. Daarvoor heb ik de volgende onderzoeksvraag gehanteerd. Levert de economische crisis als onvoorziene omstandigheid een grond op voor de rechter om in te grijpen in de overeenkomst als men afgaat op de toepassing van artikel 6:258 BW in de lagere rechtspraak in tijden van economische crisis? Zo ja, welke factoren zijn hierbij van doorslaggevend belang? 7 Zie onder andere Hondius 2011, p. 87, Tjittes 2012, p. 96 en Hartlief 2013, p Hoewel niet met zekerheid is te zeggen dat deze stijging direct verband houdt met het uitbreken van de economische crisis, is het wel opvallend te noemen en lijkt het er op dat meer dan eens wordt geprobeerd om de economische crisis als onvoorziene omstandigheid in de zin van de wet te kwalificeren. 9 Zie bijvoorbeeld Hartlief 2013 en Tjittes 2012 en de noten van P. Abas bij Rechtbank Amsterdam 5 december 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BY7459 en Rechtbank Midden Nederland 11 september 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013: Onder rechterlijk ingrijpen wordt in deze scriptie verstaan het wijzigen of geheel of gedeeltelijk ontbinden van de overeenkomst conform artikel 6:258 BW. 4

6 1.2.2 Opbouw en methodologie van het onderzoek De beantwoording van de onderzoeksvraag geschiedt aan de hand van de beantwoording van een aantal deelvragen die hieronder beschreven worden. Tevens wordt per deelvraag kort toegelicht aan de hand van welke onderzoeksmethode de vraag beantwoord wordt. Deelvraag 1: Op welke manier dient artikel 6:258 BW toegepast te worden door de rechter? Deze vraag wordt besproken in het tweede hoofdstuk aan de hand van de traditionele juridischdogmatische onderzoeksmethode. Door middel van een literatuur- en jurisprudentieonderzoek naar de wetsgeschiedenis en rechtspraak ten aanzien van artikel 6:258 BW wordt de toepassing van het leerstuk besproken. Omdat de toepassing van het leerstuk anders is dan men op het eerste gezicht vermoedt, is afbakening van het toepassingsgebied cruciaal voor een goed begrip van de problematiek die de centraal staat in deze scriptie. Deelvraag 2: Welke opvattingen zijn in de literatuur te vinden ten aanzien van de economische crisis als onvoorziene omstandigheid? Deze vraag komt tevens in het tweede hoofdstuk aan de orde en ook hierbij wordt gebruik gemaakt van de traditionele juridisch-dogmatische onderzoeksmethode. Aan de hand van een literatuuronderzoek worden de verschillende opvattingen beschreven die ten aanzien van deze vraag in de literatuur vertegenwoordigd zijn. Beschreven worden de rechtsgebieden en omstandigheden waarbij volgens verschillende auteurs in tijden van economische crisis de rechter een minder terughoudende toepassing van artikel 6:258 BW in acht zou moeten nemen. Deelvraag 3: Hoe gaat de rechter in de praktijk om met een beroep op de economische crisis als onvoorziene omstandigheid? Deze vraag wordt behandeld in hoofdstuk 3 en zal beantwoord worden aan de hand van een jurisprudentieanalyse van de rechtspraak waarin een beroep op artikel 6:258 BW en de economische crisis gedaan wordt. Doel hiervan is om factoren te destilleren die bijdragen aan een succesvol beroep op artikel 6:258 BW in crisistijd. Deelvraag 4: Hoe wordt in Duitsland omgegaan met een beroep op de economische crisis als onvoorziene omstandigheid? Deze vraag wordt beantwoord in hoofdstuk 4 aan de hand van een rechtsvergelijking. Vergeleken worden de Nederlandse en Duitse wettelijke regelingen van onvoorziene omstandigheden en de toepassing in tijden van economische crisis, om te achterhalen of een regeling conform 313 BGB de rechter ruimte kan verschaffen om minder terughoudend om te gaan met een beroep op de economische crisis als onvoorziene omstandigheid. Gezien de omvang van de scriptie is het niet mogelijk om daarnaast nog in te gaan op de Duitse jurisprudentie met betrekking tot dit onderwerp. De focus ligt daarom uitsluitend op de wettelijke regeling, aangevuld met een literatuurstudie over de toepassing ervan tijdens de economische crisis. 5

7 De resultaten van de jurisprudentieanalyse, gecombineerd met de bevindingen van de rechtsvergelijking, komen in het vijfde en laatste hoofdstuk samen in een antwoord op de in deze scriptie gehanteerde onderzoeksvraag. Afgesloten wordt met enkele conclusies en aanbevelingen ten aanzien van de toepassing van het leerstuk van onvoorziene omstandigheden in economisch zware tijden in Nederland Relevantie Nu de crisis grotendeels achter de rug is en de economie zich op verschillende terreinen weer langzaam begint te herstellen, is het mogelijk om te evalueren welke invloed de economische crisis op het leerstuk van onvoorziene omstandigheden heeft gehad, te toetsen of de in de literatuur betoogde behoefte aan een onder omstandigheden minder terughoudende opstelling van de rechter in de praktijk zijn weerslag vindt en hoe de rechter hiermee omgaat. Er is inmiddels genoeg materiaal beschikbaar om een jurisprudentieanalyse op te baseren en conclusies te trekken over de toepassing van artikel 6:258 BW in economisch zware tijden. De conclusies leveren een vernieuwende bijdrage aan het wetenschappelijk debat omtrent de terughoudende houding van de rechter bij een beroep op de economische crisis als onvoorziene omstandigheid en verschaffen een beter inzicht in de manier waarop de rechter omgaat met een dergelijk beroep. Ter verdere ontwikkeling van het leerstuk kan inspiratie uit het buiteland relevant zijn. Gekozen is voor een rechtsvergelijking met Duitsland omdat de regeling van onvoorziene omstandigheden uit 313 Bürgerliches Gesetzbuch (hierna BGB) gelijkenis vertoont met de regeling uit artikel 6:258 BW waardoor een vergelijking bruikbare kennis oplevert voor de toepassing van het leerstuk in eigen land. 11 Daarnaast heeft men ook in Duitsland al meermaals nagedacht over kwalificatie van de economische crisis als onvoorziene omstandigheid. 12 Bovendien hebben Nederland en Duitsland vergelijkbare politieke, economische, sociale en culturele grondslagen, waardoor de uitkomst in theorie ook toepasbaar zou kunnen zijn in Nederland. Bezien vanuit een maatschappelijk oogpunt zijn de resultaten van dit onderzoek van belang omdat aan de hand van een inventarisatie van factoren die bij kunnen dragen aan een succesvol beroep, partijen vooraf een realistischere inschatting van hun kans van slagen kunnen maken, waardoor het aantal niet-succesvolle beroepen teruggebracht kan worden. Resultaat hiervan zou een vermindering van de werkdruk van rechters en een kostenbesparing voor partijen betekenen Bovendien wordt in de Memorie van Antwoord ten aanzien van onvoorziene omstandigheden tevens verschillende malen naar Duits recht verwezen, zie Parlementaire Geschiedenis Boek 6, p Zie bijvoorbeeld Arndt 2009 en Hondius & Grigoleit Voor cijfers over werkdruk zie Onderzoek Werkdruk Rechterlijke Macht

8 Hoofdstuk 2: Artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek Voor een beter inzicht in de problematiek die in deze scriptie centraal staat wordt in dit hoofdstuk allereerst de theoretische achtergrond van het leerstuk van onvoorziene omstandigheden uit artikel 6:258 BW beschreven. Ter beantwoording van de eerste deelvraag wordt het toepassingsgebied van artikel 6:258 BW afgebakend in paragraaf 2.1 onder de noemer wettelijke systematiek en achtergrond. In paragraaf 2.2 worden vervolgens enkele voorbeelden uit de jurisprudentie gegeven van gevallen waarin de rechter op grond van artikel 6:258 BW heeft ingegrepen in het contract om te illustreren wat algemene randvoorwaarden zijn voor een geslaagd beroep op artikel 6:258 BW. Paragraaf 2.3 sluit het hoofdstuk af met een bespreking van de discussie in de literatuur ten aanzien van onvoorziene omstandigheden in tijden van economische crisis en geeft hiermee antwoord op de tweede deelvraag. 2.1 Wettelijke systematiek en achtergrond Hoewel historisch bezien al aandacht voor de problematiek van onvoorziene omstandigheden ontstond in de dertiende eeuw onder invloed van de Kanonisten en moraaltheologen, is het leerstuk pas in de Nederlandse wet neergelegd sinds de invoering van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek in Het is dus nog een relatief jonge wettelijke regeling. De tekst van artikel 6:258 BW luidt als volgt: Lid 1 De rechter kan op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan de wijziging of ontbinding kan terugwerkende kracht worden verleend. Lid 2 Lid 3 Een wijziging of ontbinding wordt niet uitgesproken, voor zover de omstandigheden krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komen van degene die zich erop beroept. Voor de toepassing van dit artikel staat degene op wie een recht of een verplichting uit een overeenkomst is overgegaan, met een partij bij die overeenkomst gelijk. De tekst van dit artikel bevat een combinatie van verschillende theorieën over onvoorziene omstandigheden van twee bekende Nederlandse rechtsgeleerden, Bregstein en Meijers. De theorie van Bregstein legde de nadruk op hetgeen partijen in hun overeenkomst hadden verdisconteerd. Wanneer partijen voor de gewijzigde omstandigheden niet hadden bepaald dat de gebondenheid ongewijzigd zou voortduren, noch dat deze zou eindigen, moest de rechter vaststellen waartoe partijen in de niet verdisconteerde verhoudingen tegenover elkaar waren gehouden. 14 Dit is thans terug te zien in de uitleg van het begrip onvoorziene omstandigheden, waarbij het moet gaan om niet-verdisconteerde omstandigheden. Meijers was van mening dat 14 Bregstein 1960, p

9 een overeenkomst slechts niet meer bindt wanneer ongewijzigde instandhouding in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid. 15 Deze opvatting is terug te vinden in het eerste lid van artikel 6:258 BW voor zover de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. De toepassing van artikel 6:258 BW is anders dan de tekst in eerste instantie doet vermoeden. Hierna volgt daarom een uiteenzetting van de verschillende vereisten die deel uitmaken van artikel 6:258 BW Onvoorziene omstandigheid Sinds de invoering van het Nieuwe Burgerlijke Wetboek in 1992 heeft de rechter expliciet de mogelijkheid om op grond van onvoorziene omstandigheden in te grijpen in het contract, wanneer partijen dat verzoeken. 16 Het eerste lid van artikel 6:258 BW vereist dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn, dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding niet mag verwachten. In deze context is het woord onvoorzien gerelateerd aan hetgeen partijen in hun overeenkomst al dan niet hebben voorzien en gaat het niet om wat voor partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voorzienbaar was. 17 Met andere woorden, zijn partijen iets uitdrukkelijk of stilzwijgend overeengekomen voor die omstandigheid of niet? Alleen als het antwoord op die vraag ontkennend luidt kan er sprake zijn van een onvoorziene omstandigheid in de zin van de wet. Anders worden deze gevolgen geacht door partijen te zijn gewild. 18 Het kan overigens ook zo zijn dat een onvoorziene omstandigheid bestaat uit een door partijen verwachte wijziging die juist niet intreedt. 19 De vraag of iets een onvoorziene omstandigheid is, is dus eigenlijk een vraag naar wat partijen precies zijn overeengekomen. Dit dient vastgesteld te worden door uitleg en interpretatie van het overeengekomene, waarvoor niet alleen de tekst van de overeenkomst van belang is. Het komt in belangrijke mate aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. 20 Dit is gebaseerd op de vertrouwensleer van artikel 3:35 BW en wordt ook wel het Haviltex-criterium genoemd. 21 Toch dient er op gewezen te worden dat het element voorzienbaar niet helemaal zonder betekenis is. Zo wordt door Van Rossum gesteld dat als ten tijde van het sluiten van de 15 Meijers 1955, p Hoewel De Hoon in haar proefschrift wijst op het verschil tussen onvoorziene omstandigheden en gewijzigde omstandigheden zullen in deze scriptie beide termen worden gebruikt om te verwijzen naar de juridische situatie zoals bedoeld in artikel 6:258 BW. Voor meer informatie over dit verschil zie De Hoon 2005, p, Hijma e.a. 2013, nr De Wolf 1979, p Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III* 2014, nr Hijma e.a. 2013, nr HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 m. nt. CJHB (Haviltex). 8

10 overeenkomst onvoorzienbaar was dat een omstandigheid zou intreden, dit een aanwijzing op zou leveren dat een dergelijke omstandigheid niet in de overeenkomst is verdisconteerd en dat er dus sprake is van een onvoorziene omstandigheid. Omgekeerd geeft hij aan dat het feit dat de desbetreffende omstandigheid minder ver buiten het voorstellingsvermogen van partijen ligt een aanwijzing vormt dat met die omstandigheid rekening is gehouden. 22 Bij de uitleg van het overeengekomene kan bovendien van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. 23 Deze overwegingen van de Hoge Raad komen eveneens uit het Haviltexarrest. 24 Dit brengt met zich mee dat voor de vaststelling of een omstandigheid al dan niet is voorzien beoordeeld dient te worden of partijen voor die omstandigheid iets overeengekomen zijn of dat hun bewoordingen op een dergelijke wijze uitgelegd dienen te worden dat het overeengekomene tevens geldt voor die omstandigheden. Dat het van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren betekent dat door de betrokkenheid van professionele partijen bij het opstellen van de overeenkomst in beginsel een grotere nadruk op de bewoordingen van de overeenkomst wordt gelegd omdat van hen meer kennis verondersteld wordt. Omgekeerd geeft de betrokkenheid van een juridisch minder onderlegd persoon juist aanleiding om de bedoelingen van de verklaring sterker te benadrukken. 25 Volgens artikel 6:250 BW is artikel 6:258 BW van dwingend recht en kan een beroep op artikel 6:258 BW volgens de wet niet worden uitgesloten. Een beding dat een beroep op artikel 6:258 BW uitsluit is namelijk ingevolge artikel 3:40 lid 2 nietig. Dit betekent echter niet dat partijen wijziging of ontbinding niet kunnen uitsluiten door de mogelijkheid dat die omstandigheden zich zullen voordoen in de overeenkomst te verdisconteren. 26 Zoals hiervoor uiteen is gezet kan er in principe geen sprake zijn van onvoorziene omstandigheden wanneer partijen een beding met betrekking tot die bepaalde gebeurtenis hebben opgenomen in hun overeenkomst. Door meer omstandigheden in de overeenkomst te verdisconteren wordt het toepassingsgebied van artikel 6:258 BW als het ware teruggedrongen. 27 Voornamelijk in internationale contracten is het opnemen van zogenaamde hardship-clausules gebruikelijk. 28 Dit zijn contractuele bepalingen waarin situaties worden omschreven die zich na het sluiten van de overeenkomst kunnen voordoen en de verplichtingen van een van partijen substantieel zwaarder maken. Als die situaties zich voordoen kan in deze clausules worden opgenomen dat opnieuw moet worden 22 Van Rossum 1997, p Hijma e.a. 2013, nr HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 m. nt. CJHB (Haviltex). 25 Wissink 2012, p Parlementaire Geschiedenis Boek 6, p Bakker & De Groot 2009, p. 1 digitale versie. 28 Van Dunné 2001, p

11 onderhandeld over de overeenkomst. Al dient opgemerkt te worden dat ook hierbij de bewoordingen niet doorslaggevend zijn en hangt het af van de interpretatie van het beding welk vertrouwen partijen hieraan konden ontlenen. 29 Men kan daarbij denken aan afspraken over veranderingen in prijs. In principe zijn prijsstijgingen of -dalingen hiermee in het contract verdisconteerd. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waardoor de prijs in extreme mate wijzigt terwijl de contractuele afspraak niet voor dergelijke extreme gevallen werd ontworpen. Onder bepaalde omstandigheden kan het daarom zo zijn dat, hoewel een omstandigheid in het contract is verdisconteerd, een extreme wijziging alsnog als onvoorziene omstandigheid kan gelden, waarvoor de contractuele voorziening niet bedoeld was. Het bovenstaande laat zien dat de uitleg aan de hand van de wilsvertrouwensleer meebrengt dat de bewoordingen waarin de overeenkomst is vervat op zichzelf nooit beslissend zijn. Er moet rekening worden gehouden met het feit dat men contracteert in een veranderende wereld en dat partijen elkaars verklaringen in dat licht moeten begrijpen. 30 Op die manier is in elke overeenkomst op de een of andere manier verdisconteerd dat omstandigheden zullen wijzigen. Slechts werkelijk uitzonderlijke omstandigheden zullen als onvoorzien aangemerkt worden. Beantwoording van de ogenschijnlijk makkelijke vraag of iets een onvoorziene omstandigheid is of niet, blijkt een stuk genuanceerder te liggen dan men wellicht zou vermoeden De invulling van redelijkheid en billijkheid. Wanneer de conclusie is dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW, moet worden vastgesteld of deze omstandigheden een zo nadelig effect hebben op de verplichting tot nakoming van de overeenkomst voor de betreffende contractspartij dat handhaving van deze verplichting in de oorspronkelijke omvang niet meer aanvaardbaar is. 31 Deze beoordeling maakt de rechter aan de hand van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De eerste zin van artikel 6:258 BW moet daarom zo opgevat worden dat het onderzoek naar wat wel en niet in de overeenkomst is verdisconteerd met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid dient te geschieden. 32 Dit betekent in principe dat zolang geen omstandigheden intreden die niet in de overeenkomst zijn verdisconteerd, partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid elkaar aan het overeengekomene kunnen houden. Bij de vaststelling wat redelijk en billijk is moet op grond van artikel 3:12 BW rekening worden gehouden met algemeen erkende rechtsbeginselen, met de in Nederland levende rechtsovertuigingen en met de maatschappelijke en persoonlijke belangen die bij het geval zijn 29 Hijma e.a. 2013, nr Hijma e.a. 2013, nr De Wolf 1979, p Hijma e.a. 2013, nr

12 betrokken. Het relatieve gewicht van de bij het gegeven geval betrokken belangen zal de uitkomst van de toetsing bepalen; alleen bij aanwezigheid van een groter belang dan dat van de contractuele gebondenheid zal een contractueel beding zich niet kunnen doorzetten. 33 Van belang is dat de onvoorziene omstandigheid waarop de partij zich beroept niet krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening mag komen, zo is bepaald in het tweede lid van artikel 6:258 BW. Wanneer een omstandigheid namelijk voor rekening komt van degene die zich erop beroept, kan niet worden gezegd dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst kan verwachten. 34 In dat geval is het intreden van die omstandigheid namelijk al stilzwijgend in de overeenkomst verdisconteerd Toerekening krachtens de aard van de overeenkomst Bij onvoorziene omstandigheden die krachtens de aard van de overeenkomst voor rekening van een partij komen, kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een wijziging in de rechtsopvatting na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. 36 De met de vaststellingsovereenkomst verschafte duidelijkheid omtrent de onderlinge verplichtingen van partijen zou door een beroep op een daarna gewijzigde rechtsopvatting van de Hoge Raad onderuit gehaald worden. Wanneer partijen dus niet zeker zijn over hun positie in een geschil en die onzekerheid wegnemen met een vaststellingsovereenkomst, aanvaarden zij het risico dat hun positie achteraf gunstiger zou zijn wanneer ze die vaststellingsovereenkomst niet hadden gesloten. 37 Dat betekent dat het risico hiervan voor rekening van de partij zelf komt. Een beroep op onvoorziene omstandigheden van artikel 6:258 BW is hierdoor niet meer mogelijk Toerekening krachtens de in het verkeer geldende opvattingen Toerekening van onvoorziene omstandigheden krachtens de in het verkeer geldende opvattingen ligt meer voor de hand en doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een veranderende omstandigheid (mede) het gevolg is van de eigen gedragingen van degene die zich erop beroept. 38 Denk hierbij bijvoorbeeld aan de situatie dat iemand een bruidsjurk heeft gekocht, maar de bruiloft uiteindelijk niet doorgaat. 39 Het niet doorgaan van de bruiloft is dan geen grond waarop de ongelukkige bruid de verkoper kan verplichten de jurk weer terug te nemen. Dat de bruiloft niet doorgaat is met andere woorden niet een onvoorziene omstandigheid van zodanig ingrijpende aard dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 33 Reurich 2005, p Parlementaire Geschiedenis Boek 6, p Hijma e.a. 2013, nr Dit voorbeeld is ontleend aan Hijma e.a. 2013, nr HR 15 november 1985, NJ 1986, 228 (Ebele Dillema II). 38 Hijma e.a. 2013, nr Dit voorbeeld is ontleend aan Peletier 1999, p

13 ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten en komt krachtens de in het verkeer geldende opvattingen dus voor haar eigen rekening Modaliteiten van ingrijpen Wanneer aan bovenstaande vereisten is voldaan en zich onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten, kan de rechter op verzoek van partijen ingrijpen in het contract door de overeenkomst te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te ontbinden. De wijzigingsbevoegdheid van de rechter heeft betrekking op de gevolgen van de overeenkomst, inhoudende alle rechtsgevolgen die op grond van artikel 6:248 BW uit de overeenkomst voortvloeien. Daaronder vallen ook de rechtsgevolgen die voortspruiten uit de regelende en dwingende rechtsbepalingen. 40 Voorwaarde voor het ingrijpen is dat de onvoorziene omstandigheden zich voor hebben gedaan ná het sluiten van de overeenkomst. 41 De onvoorziene omstandigheid moet ten tijde van het sluiten van de overeenkomst dus nog toekomstig zijn. In dat geval constateert de rechter niet wat reeds van rechtswege tussen partijen gold, maar stelt vast wat krachtens zijn vonnis tussen hen geldt. Daarmee heeft de rechterlijke beslissing een constitutief karakter. De eis van een constitutief vonnis maakt dat de uitdrukking De rechter kan ( ) in dit geval niet gelezen moet worden met de klemtoon op kan, maar veel meer met de nadruk op de rechter. 42 Aan de beslissing van de rechter kan volgens de laatste zin van het eerste lid van artikel 6:258 BW terugwerkende kracht worden verleend. Ook een overeenkomst die reeds geheel of gedeeltelijk is uitgevoerd kan dus voorwerp zijn van een wijziging of ontbinding op grond van artikel 6:258 BW. 43 Tevens kan de rechter op grond van artikel 6:260 BW voorwaarden verbinden aan zijn beslissing en zo maatwerk leveren voor elk individueel geval. Alhoewel het principiële oordeel over de aantastbaarheid van de overeenkomst de deur opent tot ingrijpen zegt het daarmee nog niets over de modaliteit van ingrijpen. Op de vraag welke beslissing de rechter moet nemen als hij eenmaal tot de overtuiging is gekomen dat de overeenkomst niet ongewijzigd in stand mag blijven, bestaan slechts weinig algemene regels. De rechter moet concretiseren wat goede trouw en billijkheid van partijen in hun verhouding eisen, waarbij een van de gewichtigste gegevens blijft dat partijen een overeenkomst met bepaalde inhoud hebben gesloten. 44 Met de bedoeling en strekking van de overeenkomst moet daarbij zoveel mogelijk rekening worden gehouden. Wanneer ingegrepen dient te worden in het 40 Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III* 2014, nr Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III* 2014, nr Hijma 2013, p Hijma e.a. 2013, nr De Wolf 1979, p

14 contract ligt een wijziging op grond van de terughoudende houding bij de toepassing van artikel 6:258 BW echter meer voor de hand dan een ontbinding. Hoewel artikel 6:258 BW de mogelijkheid noemt tot het vragen van een wijziging dan wel gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, kunnen wijziging en ontbinding onder omstandigheden ook naast elkaar voorkomen. 45 Denk hierbij aan een huurovereenkomst die voor de toekomst ontbonden wordt en waarbij voor een periode in het verleden de huurprijs wordt gewijzigd. 46 De rechter beslist daarbij echter alleen over het verzoek van de partij. Als een partij om ontbinding verzoekt mag de rechter niet beslissen de overeenkomst te wijzigen in plaats van ontbinden. De beslissing bestaat daarom alleen uit een toewijzing of afwijzing van het verzoek, al mag de rechter zoals gezegd op grond van het eerste lid van artikel 6:260 BW wel algemene voorwaarden aan zijn beslissing verbinden. 47 Een dergelijk partijverlangen kan, zowel formeel als materieel gezien, diverse vormen aannemen. 48 Inhoudelijk kan het juist heel algemeen zijn, bijvoorbeeld als er gevraagd wordt om een zodanige wijziging van de verbintenissen als de rechter passend acht, of juist heel concreet, wanneer bijvoorbeeld verlaging van de prijs met 1000 word verlangd. 49 Samenvattend heeft de rechter dus zowel de bevoegdheid om op verlangen van een der partijen de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden als om deze onder nader te stellen voorwaarden en zo nodig met terugwerkende kracht te wijzigen. 50 Voorwaarde is dat zich na het sluiten van de overeenkomst omstandigheden hebben voorgedaan die partijen niet hebben verdisconteerd en die van zodanig ingrijpende aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Dit laatste impliceert onder meer dat de wijziging van de omstandigheden niet te wijten is aan de schuld van de partij die de wijziging verzoekt, noch voor haar risico komt. 51 Maar wat betekent dit in de praktijk? Om een beeld te geven van toepassing van het leerstuk van onvoorziene omstandigheden in de praktijk geeft de volgende paragraaf enkele beknopte voorbeelden van de jurisprudentie die van belang is geweest bij de ontwikkeling van het leerstuk van onvoorziene omstandigheden. 45 Parlementaire Geschiedenis Boek 6, p Voorbeeld ontleend aan Parlementaire Geschiedenis Boek 6, p Hijma e.a. 2013, nr Een verzoek tot wijziging of gehele of gedeeltelijke ontbinding kan op grond van artikel 6:258 lid 3 BW eveneens ingesteld worden door derden op wie een recht of een verplichting uit de overeenkomst is overgegaan. 49 Hijma 2013, p Hammerstein & Vranken 2003, p Hammerstein & Vranken 2003, p

15 2.2 Omstandigheden voor ingrijpen op grond van artikel 6:258 BW Hoewel in deze scriptie de jurisprudentie met betrekking tot artikel 6:258 BW in relatie tot de economische crisis centraal staat, zijn ook een aantal uitspraken aangaande artikel 6:258 BW dus los van de toepassing ervan in tijden van economische crisis van belang. Deze uitspraken hebben de toepassing van dit artikel in de praktijk vorm gegeven en zijn derhalve ook van invloed op de toepassing van artikel 6:258 BW in tijden van economische crisis. Daarom volgen hieronder een aantal voorbeelden uit de jurisprudentie van uitspraken die van belang zijn voor de richting die ingeslagen dient te worden bij de toepassing van artikel 6:258 BW in de praktijk Toepassing van artikel 6:258 BW Voordat in 1992 het Nieuwe Burgerlijk Wetboek ingevoerd zou worden met een expliciete regeling van onvoorziene omstandigheden in artikel 6:258 BW werd door de Hoge Raad al in Nationale Volksbank/Helder en Kriek/Smit geanticipeerd op de invoering van dit artikel. 52 Deze uitspraken zijn van belang geweest voor de vorming van de rechtspraktijk ten aanzien van onvoorziene omstandigheden maar kunnen gezien de omvang van deze scriptie niet behandeld worden. Voor een korte toelichting op de uitspraken zie Bijlage 4. Hieronder volgen enkele spraakmakende uitspraken die gewezen zijn na de invoering van artikel 6:258 BW. GCN/Nieuwegein In deze belangrijke uitspraak van de Hoge Raad kan de gemeente Nieuwegein zich tegenover gasbedrijf Centraal Nederland (GCN) met succes beroepen op artikel 6:258 BW. 53 GCN vorderde nakoming van de gasleverantieovereenkomst zoals gesloten met de gemeente, terwijl de gemeente zich verweert met een beroep op gewijzigde beleidsinzichten. In plaats van verwarmen met gas wilden ze overgaan tot verwarmen door middel van heet water. Het ging om de vraag of gewijzigde beleidsinzichten van de gemeente vielen onder omstandigheden die niet voorzien waren, zodat onverkorte nakoming door het gasbedrijf naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kon worden gevorderd. De Hoge Raad besliste dat beleidswijzigingen van de kant van de overheid met zich mee kunnen brengen dat de overheid niet volledig gebonden is aan haar overeenkomsten, althans ten opzichte van een ander publiekrechtelijk orgaan. 54 Bij de vraag of er sprake was van onvoorziene omstandigheden diende onder andere gelet te worden op de aard van de overeenkomst, de aard van de 52 HR 27 april 1984, NJ 679 (Nationale Volksbank/Helder) en HR 12 juni 1987, NJ 1988, 150 (Kriek/Smit). 53 HR 23 juni 1989, NJ 1991, 673 (GCN/Nieuwegein). 54 Van Rossum 1997, p

16 overheidstaak en, in geval van een beleidswijziging, de maatschappelijke belangen die met een dergelijke beleidswijziging zijn gediend. 55 Den Dulk/Curaçao De overwegingen ten aanzien van beleidswijzigingen als onvoorziene omstandigheden uit het vorige arrest gelden niet alleen voor overeenkomsten tussen publiekrechtelijke organen, maar ook voor zuiver privaatrechtelijke overeenkomsten, zo blijkt uit het arrest Den Dulk/Curaçao. 56 In deze zaak was aan Den Dulk beloofd dat hij een aan zee gelegen stuk grond in erfpacht zou krijgen waarop hij een hotel-restaurant exploiteerde. De andere politieke samenstelling van het volgende bestuurscollege van Curaçao was het hier echter niet mee eens. Zij beriepen zich er op dat de toezegging van het vorige bestuurscollege niet kon worden nagekomen omdat de uitgifte van de erfpacht niet strookte met de toekomstige uitbreidingsplannen van de naburig gelegen containerterminal. In verband met de toenemende havenactiviteiten van Curaçao was uitbreiding hiervan noodzakelijk. Ter compensatie werden Den Dulk een aantal andere terreinen aangeboden, die hij echter afwees. Primair vorderde hij nakoming van de toezegging en subsidiair schadevergoeding. De toezegging aan Den Dulk van het aan zee gelegen stuk grond werd gekwalificeerd als een overeenkomst, waardoor de Hoge Raad voor de vraag kwam te staan of het nieuwe bestuurscollege gebonden was aan deze overeenkomst die gesloten was met het oude bestuurscollege. Geoordeeld werd dat er sprake was van een nieuwe, niet in de overeenkomst verdisconteerde omstandigheid, en de verandering in de beleidsmatige sfeer werd van dien aard geacht dat Den Dulk naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mocht verwachten. 57 Briljant Schreuders/ABP Hoewel dit een bekende en vaak geciteerde uitspraak van de Hoge Raad is over de terughoudende houding van de rechter bij toepassing van artikel 6:268 BW, en in de bespreking van het leerstuk van onvoorziene omstandigheden dus zeker niet mag ontbreken, bracht deze uitspraak ten aanzien van de terughoudende houding van de rechter eigenlijk niets nieuws. 58 De Hoge Raad herhaalt voornamelijk de boodschap dat de rechter terughoudendheid dient te betrachten bij het ingrijpen in een contract wegens veranderde omstandigheden uit arrest Nationale Volksbank/Helder. 59 Omdat dat arrest komt uit de tijd dat nog geanticipeerd werd op de wettelijke regeling van artikel 6:258 BW wordt doorgaans naar Briljant Schreuders/ABP verwezen. In de onderhavige zaak huurt Briljant Schreuders BV eind 1992 een bedrijfspand aan 55 HR 23 juni 1989, NJ 1991, 673 (GCN/Nieuwegein), ro HR 10 september 1993, NJ 1996,3 (Den Dulk/Curaçao). 57 HR 10 september 1993, NJ 1996,3 (Den Dulk/Curaçao), ro HR 20 februari 1998, NJ 493 (Briljant Schreuders/ABP). 59 HR 27 april 1984, NJ 679 (Nationale Volksbank/Helder). 15

17 het Weena-Zuid in Rotterdam met een looptijd van 10 jaar, tegen een huurprijs van gulden per maand. Tijdens de onderhandelingen voorafgaand aan de totstandkoming van de huurovereenkomst was de straat waaraan het pand gelegen was opengebroken en werd het tegenoverliggende gebouw ingrijpend verbouwd. Mededelingen van de makelaar doen de huurder verwachten dat het een drukke winkelstraat zal worden, hetgeen niet gebeurt. De omzet blijft daarom achter waardoor hij de hoge huur niet meer kan betalen. Briljant Schreuders doet daarom een beroep op artikel 6:258 BW. Voor toepassing van dit artikel was volgens de Hoge Raad enkel plaats wanneer Briljant Schreuders er redelijkerwijs van uit mocht gaan dat het Weena-Zuid zich binnen afzienbare tijd zou ontwikkelen tot een drukke, voor vestiging van een dergelijke winkel geschikte winkelstraat. Terzake rustte er een onderzoeksplicht op Briljant Schreuders. De uitspraken van de makelaar worden door de Hoge Raad niet dermate concreet bevonden dat Briljant Schreuders daaraan meer dan een beperkte betekenis mocht toekennen. 60 Dit onderstreept het belang van de eigen onderzoeksplicht en laat zien dat het risico van intreden van onvoorziene omstandigheden al snel bij partijen zelf wordt neerlegt Tussenconclusie Het voorgaande vormt slechts een kleine greep uit de bekende en vaak aangehaalde uitspraken in het kader van het leerstuk van onvoorziene omstandigheden die met het oog op de relevantie voor mijn onderzoek naar de economische crisis als onvoorziene omstandigheid niet mochten ontbreken. De twee belangrijkste uitgangspunten bij de toepassing van artikel 6:258 BW die volgen uit de hierboven aangehaalde uitspraken wil ik hierbij kort benadrukken aangezien ik op deze uitgangspunten in de jurisprudentieanalyse nog uitgebreider terug zal komen. Ten eerste dient de terughoudende houding van de rechter bij toepassing van artikel 6:258 BW genoemd te worden, en de uitzonderingen die daarop voor overheden gemaakt lijken te worden wanneer we kijken naar GCN/Gemeente Nieuwegein en Den Dulk/Curaçao. 61 Opvallend is dat nieuwe, niet in de overeenkomst verdisconteerde inzichten die tot beleidswijzigingen nopen een reden kunnen zijn om onvoorziene omstandigheden aan te nemen op grond waarvan ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet verwacht mag worden. 62 Van Rossum merkt op dat de overheid met een beleidswijziging weg komt, terwijl dat naar haar mening voor een gewone burger niet denkbaar zou zijn geweest. 63 Contracteert men met de overheid zal men dus eerder een wijziging van omstandigheden tegen 60 HR 20 februari 1998, NJ 493 (Briljant Schreuders/ABP), ro HR 23 juni 1989, NJ 1991, 673 (GCN/Nieuwegein) en HR 10 september 1993, NJ 1996,3 (Den Dulk/Curaçao). 62 HR 10 september 1993, NJ 1996, 3 (Den Dulk/Curaçao). 63 Van Rossum 1997, p

18 zich moeten laten gelden. 64 Peletier merkt op haar beurt echter op dat de overheid bij het behartigen van het openbaar belang meer ruimte dient te hebben om haar beleid te wijzingen, al zal zij daarbij niet aan schadeloosstelling van de wederpartij ontkomen. 65 De overheid zal zich dus niet al te gemakkelijk achter een beleidswijziging kunnen verschuilen. 66 Van belang zijn de aard van de overheidstaak, evenals de maatschappelijke belangen die bij de beleidswijziging betrokken zijn, aldus de Hoge Raad. 67 In de literatuur is dit fenomeen bekend geworden onder de titel Landsmeer-doctrine. 68 Deze doctrine houdt in dat de overheid als private contractspartij zich aan contractuele verplichtingen kan onttrekken indien het algemeen belang dat eist, bijvoorbeeld wegens een wijziging in beleid. 69 De overheid bevindt zich dan in een conflict van plichten: de trouw aan het gegeven woord tegenover de dienst aan het haar toevertrouwde algemeen belang dat instandhouding van het beleid niet langer gedoogt. 70 Niet nakomen van het overeengekomene op grond van algemene belangen moet dan zo dringend geboden zijn dat tegenover de wederpartij de doorbreking van het beginsel der contractuele gebondenheid daardoor kan worden gerechtvaardigd. 71 Desalniettemin moet vooropgesteld blijven worden dat ingrijpen door de rechter op grond van onvoorziene omstandigheden eerder uitzondering dan regel is en dat de voorkeur wordt gegeven aan de verbindende kracht van het contract. Afspraak is nu eenmaal afspraak. De verbindende kracht zou in gevaar komen wanneer iedereen zich te gemakkelijk aan het overeengekomene kan onttrekken. 72 Daarbij aanhakend dient kort gewezen te worden op het risico van het intreden van onvoorziene omstandigheden en het feit dat dit vaak voor rekening en risico van de partij zelf komt die zich er op beroept. Hierop wordt bij de bespreking van de resultaten van de jurisprudentieanalyse in paragraaf 3.4 nog uitgebreider teruggekomen. 2.3 Onvoorziene omstandigheden en de economische crisis Zoals gezegd is het leerstuk van onvoorziene omstandigheden onder invloed van de economische crisis weer actueel geworden en krijgt het in de literatuur steeds meer aandacht. Was de conclusie eerst voornamelijk dat de economische crisis geen onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW kan opleveren, de laatste tijd beginnen steeds meer auteurs hun vraagtekens bij deze categorische afwijzing te plaatsen. Niet dat direct gepleit wordt voor ingrijpen, maar in plaats van een categorische afwijzing lijken zij op het eerste gezicht een 64 Peletier 1999, p Peletier 1999, p Van Dunné 2001, p HR 23 juni 1989, NJ 1991, 673 (GCN/Nieuwegein). 68 Van Dunné 2001, p Van Dunné 2001, p Bloembergen & Slagter 1976, p Bloembergen & Slagter 1976, p. 51 en Bakker 2013, p

19 genuanceerder toepassingsbeleid voor te staan met mogelijkheden voor ruimere toepassing op bepaalde rechtsgebieden. Een bespreking van de actuele discussie in de literatuur ten aanzien van de economische crisis als onvoorziene omstandigheid volgt daarom hieronder. De meest fundamentele discussie ten aanzien van rechterlijk ingrijpen in het kader van de economische crisis is gelegen in de vraag of er ten aanzien van de economische crisis überhaupt wel een rol voor de rechter is weggelegd. Wanneer er namelijk sprake is van een crisis in zijn algemeenheid, wordt betoogd dat het niet de taak van de rechter maar van de wetgever is om in te grijpen. In de literatuur wordt voor een dergelijke situatie de verwijzing naar de geldontwaarding gemaakt. 73 Geldontwaarding is namelijk een omstandigheid die eenieder treft, zodat incidenteel ingrijpen door de rechter doorgaans niet rechtvaardig is. 74 Aangezien ook de economische crisis een omstandigheid van algemene aard is die talloze burgers en bedrijven raakt, kan men zich de vraag stellen of de rechter in economische omstandigheden als de onderhavige wel een rol bij contractsaanpassing toe dient te komen. 75 Daar kan echter tegenover gesteld worden dat de huidige economische crisis niet iedereen in gelijke mate treft, zoals dat in geval van geldontwaarding wel is. 76 De aard en omstandigheden van de economische crisis vormen hierdoor in principe geen belemmering voor toepassing van artikel 6:258 BW. Bakker en De Groot zijn het hier mee eens en stellen dat de rechter mag ingrijpen tenzij de overheid reeds maatregelen heeft genomen die rechtsreeks doorwerken in de rechtsverhouding tussen contractspartijen en welke maatregelen zien op de onvoorziene omstandigheden waarop een van de partijen een beroep doet. 77 Hun conclusie lijkt dus te zijn dat de economische crisis onder omstandigheden kan gelden als een onvoorziene omstandigheid op grond waarvan de rechter in kan grijpen in het contract. Wel benadrukken Bakker & De Groot dat hier terughoudend mee omgegaan dient te worden, voornamelijk in handelscontracten, met het oog op het ondernemersrisico van partijen. 78 Een vergelijkbare opvatting hieromtrent kan men vinden bij Zwart. Volgens hem kan de economische crisis ook als onvoorziene omstandigheid worden aangemerkt, maar zal een beroep op artikel 6:258 BW waarschijnlijk desalniettemin stranden op grond van de overige vereisten uit het artikel. 79 Hij bedoelt hiermee dat de onvoorziene omstandigheden volgens hem niet van dien aard zullen zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding niet verlangd kan worden, of dat de omstandigheden krachtens de in het 73 Peletier 2009, p Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III* 2014, nr. 449 en 450 en Peletier 2009, p Peletier 2009, p Peletier 2009, p. 50 en Zwart 2010, p Bakker & De Groot 2009, p Voor een vergelijkbare opvatting zie Venrooy & Bakker 2009, p en Zwart 2010, p

20 verkeer geldende opvattingen voor rekening zullen komen van degene die zich er op beroept. In het handelsverkeer gaan professionele partijen nu eenmaal voor eigen rekening en risico projecten aan en komen de voor- en nadelen voor rekening van partijen zelf. 80 Hoewel in eerste instantie dus vaak betoogd werd dat de economische crisis niet uitzonderlijk genoeg is om als onvoorziene omstandigheid gekwalificeerd te worden, dient deze opvatting volgens sommige auteurs in de literatuur onder omstandigheden enigszins bijgesteld te worden. 81 Hoewel de algehele uitkomst nog steeds is dat de rechter niet snel moet ingrijpen met het oog op de terughoudende houding en het ondernemersrisico van partijen, is de discussie omtrent de economische crisis als onvoorziene omstandigheid een stuk interessanter geworden nu steeds vaker betoogd wordt dat de economische crisis onder omstandigheden wel als een onvoorziene omstandigheid gekwalificeerd kan worden. Deze opvatting geeft meer ruimte voor maatwerk en eventueel differentiatie naar rechtsgebied. Ook kan het naar mijn mening tot een voor partijen bevredigendere rechtspraak leiden wanneer een beroep op artikel 6:258 BW op grond van de economische crisis niet per definitie wordt afgewezen, ook al besluit de rechter uiteindelijk niet in te grijpen in de overeenkomst. De rechter wordt dan meer gedwongen om uitgebreid te motiveren waarom in een bepaald geval niet ingegrepen wordt in het contract. Wanneer de conclusie daarentegen is dat de economische crisis op grond van de terughoudende houding van de rechter niet als onvoorziene omstandigheid gekwalificeerd kan worden hoeft de rechter aan de motivering van zijn beslissing amper woorden vuil te maken. Een enkele verwijzing naar de terughoudende opstelling van de rechter wordt dan als motivering gegeven voor de beslissing tot afwijzing van het beroep op de economische crisis als onvoorziene omstandigheid. Erkenning van de mogelijkheid dat de economische crisis een onvoorziene omstandigheid in de zin van de wet kan opleveren biedt daarom zoals gezegd meer ruimte voor maatwerk per rechtsgebied. Niet elk rechtsgebied zal namelijk in gelijke mate zijn getroffen door het intreden van de economische crisis. Een one size fits all -antwoord op de vraag of de economische crisis als onvoorziene omstandigheid aangemerkt kan worden lijkt dus te kort door de bocht te zijn. Een van de eersten die tot deze conclusie kwam en zich voorstander toonde van een ruimere interpretatie van onvoorziene omstandigheden in tijden van economische crisis is Hartlief. Hij betoogt dat de economische crisis een uitzonderlijke situatie vormt waarvoor we onze ogen niet mogen sluiten. 82 Door de economische crisis te kwalificeren als business as usual en vast te 80 Zwart 2010, p Al blijver er ook auteurs die van mening zijn dat de economische crisis per definitie geen onvoorziene omstandigheid kan zijn omdat de crisis niet uitzonderlijk genoeg zou zijn om de terughoudende houding van de rechter te doorbreken. Zie bijvoorbeeld Pierik 2012, p. 20 en Kole & Reiss 2010, p Hartlief 2013, p

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Delta Lloyd Schadeverzekering N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Delta Lloyd Schadeverzekering N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-122 d.d. 23 april 2013 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

1 Huurrecht is burgerlijk recht

1 Huurrecht is burgerlijk recht 1 Huurrecht is burgerlijk recht 1.1 Personen Om het huurrecht goed te kunnen positioneren, is het van belang vast te stellen dat huurrecht onderdeel uitmaakt van het burgerlijk recht. Grof gezegd bestaat

Nadere informatie

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Probleemanalyse Winstafdracht conform art. 6:104 BW geeft de benadeelde, die schade lijdt als gevolg van een onrechtmatige daad of tekortkoming in de nakoming van een verbintenis,

Nadere informatie

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen. Reactie op de brief van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) inzake het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek in verband met het limiteren van de hoogte van de

Nadere informatie

Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening

Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening Biercontract.nl Graaf Wichmanlaan 62 1405 HC Bussum Handelsregisternummer: 57084033 BTW nummer 167606657B02 1. Definities 1. In deze algemene voorwaarden

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * ARREST VAN 10. 5. 2001 ZAAK C-144/99 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * In zaak C-144/99, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. van Nuffel als gemachtigde, bijgestaan

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-299 (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris) Klacht ontvangen op : 5 februari 2015 Ingesteld door : Consument

Nadere informatie

Informatie over aanpassing van overeenkomsten in verband met het verdwijnen van de Wlz indiceerbaren uit de Wmo en de Jeugdwet

Informatie over aanpassing van overeenkomsten in verband met het verdwijnen van de Wlz indiceerbaren uit de Wmo en de Jeugdwet Informatie over aanpassing van overeenkomsten in verband met het verdwijnen van de 14.000 Wlz indiceerbaren uit de Wmo en de Jeugdwet 1. Algemeen Deze bijlage beschrijft een aantal mogelijkheden om de

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN

ALGEMENE VOORWAARDEN ALGEMENE VOORWAARDEN Van de besloten vennootschap KlasseStudent B.V. Statutair gevestigd te Nieuwegracht 1 3512 LB Utrecht, Nederland Contact Nieuwegracht 1 3512 LB Utrecht info@klassestudent.nl T: +31(0)6-33

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden VOOR DIENSTVERLENING

Algemene Voorwaarden VOOR DIENSTVERLENING Algemene Voorwaarden VOOR DIENSTVERLENING Klusbedrijf Groen/Het Gelders Schildershuis, Tiel Artikel 1 Definities 1. In deze Algemene Voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis

Nadere informatie

Algemene leverings- En Betalingsvoorwaarden Van :

Algemene leverings- En Betalingsvoorwaarden Van : Algemene leverings- En Betalingsvoorwaarden Van : Bjorn van de Brug Multiservice, Hullerweg 14a, 8071RN te Nunspeet hierna te noemen: Gebruiker Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden

Nadere informatie

Noot in BR 2018/7 Auteur: E.W.J. de Groot & K. Meijering[1]

Noot in BR 2018/7 Auteur: E.W.J. de Groot & K. Meijering[1] Noot in BR 2018/7 Auteur: E.W.J. de Groot & K. Meijering[1] 1. Redelijkheid en billijkheid verlangen in de eerste plaats trouw aan het gegeven woord. Aan de eisen van artikel 6:258 BW (onvoorziene omstandigheden)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277 ECLI:NL:RBLIM:2015:1277 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 17-02-2015 Datum publicatie 19-02-2015 Zaaknummer 3792692 CV EXPL 15-683 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Goederenrecht

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN

ALGEMENE VOORWAARDEN Artikel 1 Definities 1.1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. 1.2. DIGI HR: DIGI HR. 1.3. Opdrachtgever:

Nadere informatie

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. Algemene Voorwaarden Interim Recruitment Recruvisie Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

2 Controlemechanismen

2 Controlemechanismen 2 Controlemechanismen De meest voor hand liggende mogelijkheden exoneraties te toetsen zijn toetsen aan: de goede zeden (art. 3:40 BW), de onredelijk bezwarendheidstoets (art. 6:233 sub a BW als sprake

Nadere informatie

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art.

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art. Zaaknummer: 1997/209 Rechter(s): mrs. Loeb, Martens, Nijenhof Datum uitspraak: 14 januari 1998 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Trefwoorden: Vertrouwensbeginsel, terugwerkende

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij

Nadere informatie

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter. Zaaknummer: S20-06 Datum uitspraak: 26 oktober 2012 Plaats uitspraak: Zaandam DE RIJDENDE RECHTER in het geschil tussen: R.J. Kok te Enkhuizen verder te noemen: Kok, tegen: Bindend Advies Stichting Woondiensten

Nadere informatie

» Samenvatting. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr.

» Samenvatting. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr. Brandt ) [De man] te [woonplaats], hierna: de man, advocaat: mr. C.A. Lucardie te s-gravenhage.

Nadere informatie

Algemene voorwaarden van De Oranje Fiets, praktijk voor coaching, begeleiding en bijles

Algemene voorwaarden van De Oranje Fiets, praktijk voor coaching, begeleiding en bijles Algemene Voorwaarden Algemene voorwaarden van De Oranje Fiets, praktijk voor coaching, begeleiding en bijles Artikel 1 Algemeen Artikel 2 Uitvoering van de overeenkomst Artikel 3 Betaling Artikel 4 Eigendomsvoorbehoud

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden Autobedrijf Severs

Algemene Voorwaarden Autobedrijf Severs Algemene Voorwaarden Autobedrijf Severs ARTIKEL 1 DEFINITIES 1. In deze algemene voorwaarden worden de hierna volgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991 ECLI:NL:RBNHO:2016:4991 Instantie Datum uitspraak 20-06-2016 Datum publicatie 04-07-2016 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 4983481 / OA VERZ 16-101 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ONTBINDING, SCHADEVERGOEDING EN NAKOMING. De remedies voor wanprestatie in het licht van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit

ONTBINDING, SCHADEVERGOEDING EN NAKOMING. De remedies voor wanprestatie in het licht van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit ONTBINDING, SCHADEVERGOEDING EN NAKOMING De remedies voor wanprestatie in het licht van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit mr. M.M. Stolp Kluwer - Deventer - 2007 Inhoudsopgave Deel

Nadere informatie

S A M E N W E R K I N G S O V E R E E N K O M S T

S A M E N W E R K I N G S O V E R E E N K O M S T S A M E N W E R K I N G S O V E R E E N K O M S T Versie d.d. 18 januari 2011 PARTIJEN: 1. De publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE COEVORDEN, gevestigd te (7741 GE) Coevorden aan de Aleide Kramersingel

Nadere informatie

aan het Moleneind CJ Teteringen. Eigenaar van Tippens Coaching&Training is

aan het Moleneind CJ Teteringen. Eigenaar van Tippens Coaching&Training is Algemene Voorwaarden Tippens Coaching&Training zowel voor particuliere als zakelijke dienstverlening Artikel 1: Algemeen 1. Tippens Coaching&Training is een eenmanszaak die kantoor houdt aan het Moleneind

Nadere informatie

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst artikel 1. Algemeen 1.1 Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere aanbieding, offerte en overeenkomst tussen Juncto juridisch advies en training, hierna te noemen: Juncto, en een Opdrachtgever waarop

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-548 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen, mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. C.J.M. Veltmaat, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392

ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392 ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 15-02-2012 Datum publicatie 21-02-2012 Zaaknummer 372890 / HA ZA 11-458 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Jubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Jubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-340 d.d. 12 december 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris) Samenvatting Consument heeft met ingang van

Nadere informatie

Privaatrechtelijke aspecten van

Privaatrechtelijke aspecten van Privaatrechtelijke aspecten van co-assurantie een rechtsvergelijkend onderzoek mr. drs. Jessica Roos Rechtsvraag Hoe moeten beurspolissen worden uitgelegd? Belangrijkste verschillen co-assurantie en provinciale

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013 Datum van inontvangstneming : 19/04/2013 Vertaling C-120/13-1 Zaak C-120/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 maart 2013 Verwijzende rechter: Amtsgericht Wedding (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Vertaling C-83/17-1 Zaak C-83/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 februari 2017 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN SOOF MAKELAARS (2016/02)

ALGEMENE VOORWAARDEN SOOF MAKELAARS (2016/02) ALGEMENE VOORWAARDEN SOOF MAKELAARS (2016/02) Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1. Onder SOOF wordt verstaan: SOOF Makelaars en/of alle anders handelsnamen waarmee onder nagenoemd KvK-nummer naar buiten

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:3179

ECLI:NL:RBAMS:2017:3179 ECLI:NL:RBAMS:2017:3179 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 10-04-2017 Datum publicatie 12-05-2017 Zaaknummer EA VERZ 17-179 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306 ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 15-06-2006 Datum publicatie 26-06-2006 Zaaknummer 709062 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting Inboedelverzekering. Uitleg van verzekeringsvoorwaarden.

Nadere informatie

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 2018-660 (mr. B.F. Keulen en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris) Klacht ontvangen op : 29 maart 2018 Ingediend door : Consument Tegen : Achmea Schadeverzekeringen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221 ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221 Instantie Datum uitspraak 02-03-2011 Datum publicatie 18-10-2011 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 1002383/10-8074 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN. De Bedrijfsmakelaar.nl

ALGEMENE VOORWAARDEN. De Bedrijfsmakelaar.nl ALGEMENE VOORWAARDEN De Bedrijfsmakelaar.nl Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op de toegang en het gebruik van de website van De Bedrijfsmakelaar.nl. Deel I. Algemeen Artikel 1 Definities en

Nadere informatie

Kan een payrollbedrijf gebruik maken van de uitzendovereenkomst?

Kan een payrollbedrijf gebruik maken van de uitzendovereenkomst? Van: NOAB Adviesgroeplid Kantoor Mr. van Zijl Datum: juni 2017 Onderwerp: Kan een payrollbedrijf gebruik maken van de uitzendovereenkomst? 1. Inleiding De Hoge Raad heeft duidelijkheid gegeven over de

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_650/35 Betreft zaak: B&U-sector / Beheermaatschappij P. Moll Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren

Nadere informatie

Uitspraak 201405096/1/A2

Uitspraak 201405096/1/A2 Uitspraak 201405096/1/A2 Datum van uitspraak: Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: 201405096/1/A2. Datum uitspraak: 21 januari 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK woensdag 21 januari 2015 Uitspraak op het

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure 1 Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 162, d.d. 6 juli 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, prof. mr. drs. M.L. Hendrikse en mr. B.F. Keulen) Samenvatting Betalingsbeschermingsverzekering.

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 41 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof. mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Natura-uitvaartverzekering.

Nadere informatie

AANBEVELINGEN ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken

AANBEVELINGEN ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken AANBEVELINGEN ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken INLEIDING In de plenaire vergadering van het Landelijk overleg

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Vastgoed-nieuws 21 november 2013 Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Essentie Verhuurders proberen vaak op creatieve manier onder dwingendrechtelijke huur(prijs)beschermingsbepalingen uit te

Nadere informatie

ASR Schadeverzekering N.V, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: Aangeslotene.

ASR Schadeverzekering N.V, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-80 d.d. 19 maart 2013 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. J.S.W. Holtrop en mr. A.W.H. Vink, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Zie https://www.utrecht.nl/bestuur-en-organisatie/initiatief-en-invloed/participatie/leefstraten.

Zie https://www.utrecht.nl/bestuur-en-organisatie/initiatief-en-invloed/participatie/leefstraten. P O S T A D R E S Postbus 2888 3000 CW ROTTERDAM K A N T O O R A D R E S Blaak 31 3011 GA ROTTERDAM T E L E F O O N +31 10 224 64 39 F A X +31 10 412 58 39 E - M A I L I N T E R N E T arthur.vegt@loyensloeff.com

Nadere informatie

1.1 Deze algemene voorwaarden mogen alleen door marktkramenverhuur De Zwart Marktkramen worden gebruikt.

1.1 Deze algemene voorwaarden mogen alleen door marktkramenverhuur De Zwart Marktkramen worden gebruikt. 1. Algemeen 1.1 Deze algemene voorwaarden mogen alleen door marktkramenverhuur De Zwart Marktkramen worden gebruikt. 1.2 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op al de aanbiedingen, prijsopgaven

Nadere informatie

Voor het inroepen van de dienstverlening van Hofland Incasso C.V. met betrekking tot incasso bij voorbaat.

Voor het inroepen van de dienstverlening van Hofland Incasso C.V. met betrekking tot incasso bij voorbaat. 2015-01 ALGEMENE VOORWAARDEN Voor het inroepen van de dienstverlening van Hofland Incasso C.V. met betrekking tot incasso bij voorbaat. Artikel 1 Toepassingsgebied. 1.1 Deze algemene leveringsvoorwaarden

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN. Artikel 1 : Toepasselijkheid Algemene Voorwaarden

ALGEMENE VOORWAARDEN. Artikel 1 : Toepasselijkheid Algemene Voorwaarden ALGEMENE VOORWAARDEN Artikel 1 : Toepasselijkheid Algemene Voorwaarden 1.1 Alle overeenkomsten, opdrachten, aanbiedingen, offertes en facaturen waarbij ScriptieScreening diensten van welke aard ook levert

Nadere informatie

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAF B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAF B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-344 d.d. 26 november 2013 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mr. M. van Pelt, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

H U U R O V E R E E N K O M S T S P O R T C O M P L E X D E S W A N E B U R G

H U U R O V E R E E N K O M S T S P O R T C O M P L E X D E S W A N E B U R G H U U R O V E R E E N K O M S T S P O R T C O M P L E X D E S W A N E B U R G Versie 25 januari 2011 PARTIJEN: 1. De publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE COEVORDEN, gevestigd te (7741 GE) Coevorden

Nadere informatie

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Mr. Z. Kasim 1 HR 13 juli 2007, nr. C05/331, LJN BA231 Verplichte deelneming pensioenfonds, criteria arbeidsovereenkomst BW artikel 7: 610, artikel

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-187 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris) Klacht ontvangen op : 16 mei 2016 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

ACIS-Symposium Actualiteiten Verzekeringsrecht 15 maart Mr. S.W.A. Kelterman Het proportionaliteitsbeginsel in het verzekeringsrecht

ACIS-Symposium Actualiteiten Verzekeringsrecht 15 maart Mr. S.W.A. Kelterman Het proportionaliteitsbeginsel in het verzekeringsrecht ACIS-Symposium Actualiteiten Verzekeringsrecht 15 maart 2019 Mr. S.W.A. Kelterman Het proportionaliteitsbeginsel in het verzekeringsrecht 1 Inhoud (1): 1. Begrippen. Wat is te verstaan onder: - proportionaliteit

Nadere informatie

1.1. Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle aanbiedingen en overeenkomsten van, door c.q. via IMenz BV te verrichten diensten.

1.1. Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle aanbiedingen en overeenkomsten van, door c.q. via IMenz BV te verrichten diensten. Algemene voorwaarden IMenz BV (Versie 2007-02) 1. Algemeen 1.1. Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle aanbiedingen en overeenkomsten van, door c.q. via IMenz BV te verrichten diensten.

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 05/16 Bindend advies in de zaak van: A., wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. Th.F.M. Pothof tegen De Stichting B., gevestigd te IJ., verweerster, gemachtigde:

Nadere informatie

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden. beschikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter zittinghoudende te Utrecht zaaknummer: 2534388 UE VERZ 13805 GD/4243 Beschikking van 13 december 2013 inzake X wonende te Arnhem,

Nadere informatie

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-567 (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. S. Rutten, secretaris) Klacht ontvangen op : 15 januari 2018 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

ALGEMENE BEDRIJFSVOORWAARDEN WERVING & SELECTIE FLEXURANCE B.V.

ALGEMENE BEDRIJFSVOORWAARDEN WERVING & SELECTIE FLEXURANCE B.V. ALGEMENE BEDRIJFSVOORWAARDEN WERVING & SELECTIE FLEXURANCE B.V. Voor het uitvoeren van Werving & Selectie opdrachten door Flexurance B.V., verder te noemen Flexurance in het kader van een overeenkomst

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-721 (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris) Klacht ontvangen op : 5 januari 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren

Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld voor mensen met een visuele beperking, zoals slechtzienden

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBROT:2015:4468 ECLI:NL:RBROT:2015:4468 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer C-10-459512 - HA ZA 14-950 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren De minister van Justitie en Veiligheid mr. F.B.J. Grapperhaus Postbus 20301 2500 EH Den Haag Afdeling HRM&OO bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag

Nadere informatie

Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz

Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz Aanbevelingen ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken INLEIDING In de plenaire

Nadere informatie

DE OPZEGGING VAN DUUROVEREENKOMSTEN VOOR ONBEPAALDE TIJD

DE OPZEGGING VAN DUUROVEREENKOMSTEN VOOR ONBEPAALDE TIJD DE OPZEGGING VAN DUUROVEREENKOMSTEN VOOR ONBEPAALDE TIJD Aruba, 8 februari 2018 1. INLEIDING Op 2 februari 2018 heeft de Hoge Raad der Nederlanden een belangrijk arrest gewezen over de vraag of, en zo

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden Visserij-innovatiecentrum Zuidwest-Nederland B.V.

Algemene Voorwaarden Visserij-innovatiecentrum Zuidwest-Nederland B.V. Algemene Voorwaarden Visserij-innovatiecentrum Zuidwest-Nederland B.V. Artikel 1 Algemene bepalingen a. Visserij-innovatiecentrum Zuidwest-Nederland B.V.: Het Innovatiecentrum b. Gebruiker: Degene met

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:707

ECLI:NL:RBMNE:2016:707 ECLI:NL:RBMNE:2016:707 Instantie Datum uitspraak 09-02-2016 Datum publicatie 16-02-2016 Zaaknummer 14/6285 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI)

REACTIE OP HET FISCALE BODEMRECHT VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) mr. R.M. Bottse* I n AJV-Nieuwsbrief no.1, 2016 (januari) verscheen een bijdrage van de hand van mr. R. Rosaria

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN ZORG MAATSCHAP TWENTE

ALGEMENE VOORWAARDEN ZORG MAATSCHAP TWENTE ALGEMENE VOORWAARDEN ZORG MAATSCHAP TWENTE Artikel 1 Algemeen 1. Deze algemene voorwaarden gelden voor iedere overeenkomst tussen Zorg Maatschap Twente en cliënt, en tussen de door Zorg Maatschap Twente

Nadere informatie

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-372 d.d. 9 oktober 2014 (mr. P.A. Offers, prof. mr. E.H. Hondius en drs. W. Dullemond, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-319 d.d. 2 september 2014 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, mr. W.H.G.A. Filott mpf en mr. M.L. Hendrikse, leden en mr. F. Faes, secretaris)

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-094 (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris) Klacht ontvangen op : 25 april 2018 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299 Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299 2 Klacht Verzoekster klaagt erover, dat de gemeente Delft na 24 jaar de relatie met haar heeft beëindigd, zonder haar op een of andere wijze te compenseren

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, in haar vergadering van 26 juli 2005;

Het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, in haar vergadering van 26 juli 2005; Het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, in haar vergadering van 26 juli 2005; gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 1, tweede lid, en 29a, tweede lid, van

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

GEDRAGSCODE. Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen

GEDRAGSCODE. Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen GEDRAGSCODE Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen Het College gerechtelijk deskundigen, met inachtneming van artikel 51k, eerste lid van de Wet deskundige in strafzaken (Stb. 2009, 33; hierna de

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Snelontruiming.nl 1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere offerte, de website en de overeenkomst tussen

Algemene voorwaarden Snelontruiming.nl 1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere offerte, de website en de overeenkomst tussen Algemene voorwaarden Snelontruiming.nl 1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere offerte, de website en de overeenkomst tussen Snelontruiming.nl, en u de opdrachtgever. 2. Alle offertes en aanbiedingen

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nummer 6486/62 Betreft zaak: Easyjet v. N.V. Luchthaven Schiphol 1. Inleiding 1. Op

Nadere informatie