nauticum opleidingen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "nauticum opleidingen"

Transcriptie

1 nauticum opleidingen Westerkoogstraat 48 Postbus ZG OOSTHUIZEN T: M: E: PROEFLES CURSUS KUSTNAVIGATIE Dit is een voorbeeld van de lesstof uit de cursus KUSTNAVIGATIE. Het geeft u een indruk hoe het lesmateriaal is verzorgd, de methode van lesgeven, de opbouw van de theorie, de oefeningen en de vraagstelling. DRIFT INLEIDING Alle tot nu toe bepaalde koersen werden afgezet zonder rekening te houden met de eventuele invloed van de wind. Bij wind kan het schip van de koerslijn worden weggezet. De richting die dan gestuurd wordt, komt dan niet meer overeen met de richting die het schip in werkelijkheid opgaat. Dit geldt voor alle type schepen in meer of mindere mate. De grootte van de windinvloed op een schip is afhankelijk van type schip, gestuurde koers, windrichting en windkracht. Al deze verschillende factoren komen in deze les aan de orde, alsmede hoe u de windinvloed kunt bepalen en hoe u de koers kunt corrigeren. Je moet zeilen op de wind van vandaag de wind van gist ren helpt je niet vooruit de wind van morgen blijft misschien wel uit je moet zeilen op de wind van vandaag Purper Frans Mulder Nauticum opleidingen - KN-05 - V2-09 1

2 1. WINDINVLOED De invloed van de wind op een schip veroorzaakt: bij motorschepen een vaartvermindering of een vaartvermeerdering, afhankelijk of de wind respectievelijk voorlijker of achterlijker dan dwars inkomt (zie figuur 1a); bij zeilschepen een voortstuwend effect, afhankelijk hoe de zeilen staan. Komt de wind achterlijker dan dwars in, dan zal de vaart groter zijn dan wanneer de wind voorlijker dan dwars inkomt. De voortstuwende werking van de wind is bruikbaar tot ca. 4 streken voorlijker dan dwars (afhankelijk van het scheepstype). Zie figuur 1b. bij zowel motor als zeilschepen een zijdelingse kracht (dus als de wind uit andere richtingen komt dan van voren of van achteren), die het schip zijdelings wegdrukt. Dit heeft twee gevolgen: het schip zal gaan hellen (afhankelijk van scheepstype en stabiliteit) het schip zal van de koerslijn worden gedrukt Dit laatste gevolg, het zijdelings wegzetten, is iets om rekening mee te houden bij het navigeren. De afwijking in de koers die ontstaat door dit zijdelings wegzetten, noemt men drift of wraak. Het schip verlijert. De invloed van de wind op de navigatie kunnen we dus globaal samenvatten tot: een vaartvermeerdering of een vaartvermindering drift Nauticum opleidingen - KN-05 - V2-09 2

3 Door het verlijeren zal het schip een andere richting opgaan dan de koers die wordt gestuurd. Vraag 1: In figuur 2 stuurt het schip in richting..... maar zal in werkelijkheid varen in richting..... De richting die gestuurd wordt is in figuur 2 richting b. De richting die men in werkelijkheid opgaat is richting c. Als men nu tòch naar b wil varen, moet men opsturen om de invloed van de wind teniet te doen. Anders gezegd Als u de koers stuurt die in de kaart staat en het schip onder vindt drift, dan waait het schip van de koerslijn af. Om op de lijn te blijven, moet u dus de drift in rekening brengen op de gestuurde koers. Daarvoor moet u eerst weten hoe groot de invloed van de drift is. Vraag 2: Als u wind tegen hebt, dan zal de vaart van het schip Dit kunt u wel/niet waarnemen op de log. toenemen/afnemen. Vraag 3: U vaart van A naar B en u hebt de wind dwars in. De drift die ontstaat kunt u wel/niet waarnemen op het kompas. Bij tegenwind vermindert de vaart van het schip. Deze vaartvermindering is te zien op de log. Die meet immers de scheepssnelheid ten opzichte van het water. Het zijdelings weggezet worden, de drift, is echter niet waarneembaar op het kompas. Terwijl u de koers uit de kaart stuurt, wordt het schip dwars weggezet. Antw. 1: b; c Antw. 2: afnemen; wel Antw. 3: niet Nauticum opleidingen - KN-05 - V2-09 3

4 Als de hoeveelheid drift niet zo is af te lezen, hoe groot is dan die drift en wat zijn de factoren die de grootte bepalen? Het zal duidelijk zijn dat, hoe sterker de wind en afhankelijk van de richting, des te groter de invloed hiervan op het schip is. De grootte van de drift is ook sterk afhankelijk van het schip zelf SCHEEPSVORM De drift van een schip is afhankelijk van vorm en afmetingen van zowel het onderwaterschip als het bovenwaterschip. Vraag 4: Zie figuur 4. Bij een sterke dwarswind zal de meeste drift worden ondervonden door schip A/B/C. De verdeling opbouw/onderwaterschip heeft een grote invloed op het veel of weinig verlijeren van een schip. Zie figuur 4. Het is duidelijk dat schip b (als een ballon op het water) meer drift zal hebben dan schip A. De richting vanwaar de wind in komt ten opzichte van de koers van het schip, is natuurlijk ook van belang. Als de wind bijvoorbeeld dwars in komt bij een stilliggend schip, dan is de drift het grootst; bij wind van voren of van achteren, als een schip vaart loopt, is er geen drift. Antw. 4: B Nauticum opleidingen - KN-05 - V2-09 4

5 De scheepssnelheid speelt ook een rol. Hoe sneller het schip vaart, des te minder wordt het schip over een bepaalde afstand weggezet. Ook hoe de oppervlakten van boven en onderwaterschip ten opzichte van elkaar liggen, is bepalend voor het scheepsgedrag. Zie figuur 5. De rompen van schip A en B zijn gelijk aan elkaar. De opbouw evenwel niet. Ondervindt schip A een dwarswind, dan ligt het zeilpunt (= gemeenschappelijk wind aangrijpingspunt) vóór het lateraalpunt (= gemeenschappelijk onderwater aangrijpingspunt). Bij schip B is dat precies andersom. De situatie van bovenaf gezien wordt dan als volgt. Zie figuur 6. Schip A draait zijn voorsteven van de wind af en is lijgierig. Schip B trekt met zijn kop naar de wind toe en is loefgierij. Als een schip vaart loopt en het achterschip verder in het water komt door zuiging, dan verandert het lateraalpunt t.o.v. zijn positie bij stilliggend schip. Bij een loefgierig schip zal men weinig of niet behoeven op te sturen om de kaartkoers te blijven volgen. Is een schip tè loefgierig, dan moet men zelfs tegenroer geven. In zo'n geval stuurt het schip vaak niet prettig; het roer trekt. In deze cursus gaan we uit van een schip dat niet loef of lijgierig is, maar alleen door drift wordt weggezet. Komt de wind van stuurboord in, dan ondervindt dit schip een drift over (= naar) bakboord. Komt de wind van bakboord in, dan ondervindt het een drift over (= naar) stuurboord. Nauticum opleidingen - KN-05 - V2-09 5

6 1.2. WINDRICHTINGEN De wind wordt benoemd naar de richting waaruit hij waait. Dus een N wind komt uit het noorden en waait naar het zuiden. De windrichting bepaalt men door te kijken van welke richting de golven komen. Ligt het schip stil, dan geeft de vlag of het vaantje aan boord de echte windrichting aan. Dit noemen we de ware wind. Vaart het schip maar is het windstil, dan wijst het vaantje een wind aan die schijnbaar van voren komt. De windsterkte is dan gelijk aan de scheepssnelheid. Dit is de tegenwind of eigen wind. Als er wind staat en u loopt vaart, dan wijst het vaantje in een richting die veroorzaakt wordt door de ware wind èn door de eigen wind. Dit is de schijnbare wind. Gangbare termen betrekking tot de wind zijn: De loefzijde is die zijde van het schip waar de wind op staat; ook wel de hoge kant genoemd. De lijzijde is die zijde van het schip die van de wind is afgekeerd; ook wel de lage kant genoemd. De hoge wal is de wal waar de wind vandaan komt. Je zoekt een oppertje als je in de luwte van de hoge wal ten anker gaat. De lage wal is de wal waar de wind op staat. Over stuurboord varen wil zeggen dat het grootzeil over stuurboord staat. De drift is naar stuurboord wil zeggen dat het schip in die richting wordt verzet. Als de wind van richting verandert, kan dat op twee manieren: draaiend met de richting van de klok mee = ruimende wind draaiend tegen de richting van de klok in = krimpende wind Blijft de ware windrichting hetzelfde, maar veranderen we van koers, dan komt de schijnbare wind ruimer, of schraler in. Nauticum opleidingen - KN-05 - V2-09 6

7 Vraag 5: Schip A zit aan hoger/lager wal; bb zijde is de loef /lijzijde Schip B zit aan hoger/lager wal; bb zijde is de loef /lijzijde Belangrijk Een schip verlijert en kan aan lager wal raken als men niet voor drift opstuurt. Vraag 6: Er staat een N wind. Koers 090 ; schip heeft drift naar sb/bb/geen Koers 180 ; schip heeft drift naar sb/bb/geen Koers 270 ; schip heeft drift naar sb/bb/geen Koers 360 ; schip heeft drift naar sb/bb/geen Bij een N wind en koers 090 drijft de wind het schip sb uit. De drift is naar stuurboord. Zie figuur 9. Afhankelijk van waar de wind inkomt, vaart u: Zeilt u tè scherp aan de wind, dan gaan de zeilen killen (klapperen aan de voorzijde) en neemt de vaart af. Vraag 7: gestuurde WK 045 ; varend voor de wind; windrichting... ;... gestuurde WK 315 ; wind van sb dwars in;windrichting... ;... gestuurde WK SSE ; varende in de wind; windrichting... ;.... gestuurde WK WSW ; wind 4 streken over bb in; windricht....;... Vraag 8: Eerst is de wind SSE, later draait de wind en waait uit het ESE. De wind is geruimd/gekrompen. Antw. 5: lager wal loefzijde hoger wal lijzijde Antw. 6: sb geen bb geen Antw. 7: SW, 225; NE, 045; SSE, 157,5; SSW, 202,5 Antw. 8: gekrompen Nauticum opleidingen - KN-05 - V2-09 7

8 1.3. WINDKRACHT/WINDSNELHEID Hoe harder het waait, des te groter zal de invloed op het schip zijn. In plaats van windsnelheid spreken we ook wel van windsterkte of windkracht. De sterkte van de wind wordt op de volgende manieren aangegeven: de snelheid in meters per seconde (m/sec) de snelheid in mijlen per uur ('/h) de schaal van Beaufort (W7 = W wind met kracht 7 volgens Bf) Om de windsnelheid te schatten en gelijkluidende waarden te krijgen, wordt de schaal van Beaufort gebruikt. Zie GEGEVENS. In weerkaartjes worden de windrichting en windkracht weergegeven door middel van een symbool. Een pijl geeft de windrichting aan, de veertjes de windkracht. Een kort streepje is 5'/h. Een lang streepje is 10 /h. Een driehoek is 50 /h. In fig.uur.11a is de wind W, 15'/h. In figuur 11b is de wind NE, 60'/h. In de tekeningen van deze les wordt ook dit windsymbool gebruikt. Meer gegevens betreffende het ontstaan van wind, windsoorten etc. komen aan de orde in de les METEOROLOGIE. Vraag 9: De windkracht volgens de windpijl in figuur 8 is..... SAMENVATTING 1 1. Wind veroorzaakt een vaartvermindering of een vaartvermeerdering. Dit is waarneembaar op de log. 2. Wind veroorzaakt een zijdelings wegzetten van het schip, de zogenaamde drift. 3. De drift is niet waarneembaar op het kompas. 4. Drift is afhankelijk van windkracht, koers ten opzichte van de wind, vorm en afmetingen van opbouw en onderwaterschip. 5. De windrichting wordt benoemd naar de richting waaruit hij waaiti 6. De loefzijde (hoge kant, hoge wal) is die zijde vanwaar de wind komt. 7. De lijzijde (lage kant, lage wal) is die zijde waarheen de wind gaat. Antw. 9: 25 /h Nauticum opleidingen - KN-05 - V2-09 8

9 2. DRIFT BEPALEN De drift is de hoek tussen de richting die gestuurd wordt en de richting die het schip werkelijk opgaat. De richting die gestuurd wordt, is de koers aangegeven door de zeilstreep (kiellijn). De richting, die het schip werkelijk opgaat, is de richting door het water aangegeven door het kielzog. We kunnen dus ook zeggen: drift is de hoek tussen kiellijn en kielzog. Zie figuur 12. De navigator moet de drift schatten. Dat is een kwestie van praktijkervaring. De hoeveelheid drift is immers afhankelijk van het schip, de windkracht en de richting. Hij schat de hoek die de kiellijn maakt met het kielzog. Vraag 10: Zie fig. 13. De wind komt in over sb/bb. In de figuur schat u de drift op ±... Bij een behoorlijke zeegang valt het niet mee een nauwkeurige schatting te maken. Bij benadering kunt u de drift ook bepalen door een tros uit te vieren. Peil de richting van de tros over het kompas en verreken deze met de voorliggende koers op het kompas. Drift is het verschil tussen trospeiling en voorliggende koers verminderd met 180 Vraag 11: De voorliggende koers op het kompas is 225 Een tros wordt uitgevierd en loopt volgens het kompas uit in de richting 060. De drift is... De wind komt in over.... zijde. Het schip ondervindt een drift naar.... zijde. Voorliggende koers op het kompas = 225 Richting tros over het kompas = 060 Verschil = 165 Verminderen met 180 Drift = 015 Antw. 10: bb; 15 Antw. 11: 15 ; bb; sb Nauticum opleidingen - KN-05 - V2-09 9

10 Globale praktijkgegevens voor drift windrichting voor de wind ruime wind hoog aan de wind matige wind/matige zeegang licht weer harde wind/stormachtig zwaar weer en meer 2.1. DRIFT TOEPASSEN Zowel op de (kleine) binnenwateren als op open water kan de drift een grote invloed hebben op een schip. Vooral bij het langzaam naderen van nauwe geulen of bij bruggen en sluizen, moet terdege rekening worden gehouden met drift als er een wind dwarsin staat. Dat geldt ook voor motorboten (hoge opbouw, geringe diepgang). Zie figuur 14. Houdt ook rekening met het verlijeren van andere schepen, bij voorbeeld met lege (binnenvaart)schepen in nauwe vaarwaters. Als we het object zien waar we heen willen varen, dan passen we gevoelsmatig de drift toe. Vaart u bijvoorbeeld een sluis binnen met een straffe wind dwarsin, dan stuurt u daar automatisch voor op. Op open water ligt dat anders. Daar wordt op het kompas gestuurd en moet de geschatte drifthoek met de te sturen koers verrekend worden. Voor de berekening onderscheiden we de volgende richtingen: De richting van de kiellijn is de ware koers (WK), aangegeven met één pijl ( ). De richting die het schip werkelijk opgaat, is de richting die blijft behouden. We noemen dit de behouden ware koers (BWK), aangegeven met twee pijlen ( ). Zie figuur 15. Nauticum opleidingen - KN-05 - V

11 Zijn er geen andere oorzaken, behalve drift, die het schip van koers brengen, dan valt de BWK samen met de koerslijn in de kaart: de grondkoers. We sturen dus op om de grondkoers te behouden. Vraag 12: De koers uit de kaart moet worden gecorrigeerd in verband met de geschatte drift in loefwaartse/ lijwaartse richting. De te sturen koers, inclusief drift, is eenvoudig De te sturen koers, inclusief drift, is eenvoudig te bepalen: de geschatte drifthoek wordt bij de grondkoers opgeteld of er vanaf getrokken, afhankelijk of u de drift over bakboord of over stuurboord hebt. Vraag 13: Zie figuur 16. De koers uit de kaart van A naar B is 200. De drift van de NW wind wordt op 7 geschat. Zonder hiermee rekening te houden, gaat het schip op in richting.... Om toch richting 200 op te gaan, moet men opsturen De koers wordt dan.... Om A B te behouden (BWK) moet voor de geschatte drift worden opgestuurd. De WK met drift wordt in figuur 16: = 207. Vraag 14: Vul in gestuurde WK wind drift BWK a... S b... E c 100 NE d 181 SW e 225 W f 010 NW Antw. 12: loefwaartse; Antw. 13: 193; 207 Antw. 14: 140; 340; 115; 171; 5; 8. Nauticum opleidingen - KN-05 - V

12 2.2. DRIFT BEREKENINGEN Het driftprobleem kunt u op verschillende manieren benaderen: van kaart naar kompas: als u een bepaalde koerslijn wilt behouden en er is drift. Wat moet u dan sturen? vraag 14a en 14b); van kompas naar kaart: u hebt een bepaalde koers gestuurd zonder rekening te hebben gehouden met de drift. Wat wordt dan de behouden koers in de kaart? vraag 14 c en 14d); de drift bepalen: u vaart vanaf een bekende positie zonder rekening te houden met drift. Na een stuk varen bepaalt u de ware positie. De hoek tussen de richtingen gestuurde WK en BWK is de drift. (vraag 14e en 14f). U kunt zo ook de geschatte drift verbeteren. Vraag 15: Zie leskaart De grondkoers van de ZSB boei (± N '.E naar West Hinder lichttoren (± N E) is.... De W wind veroorzaakt een geschatte drift van 10. De WK die gestuurd moet worden is..... Aangekomen bij de lichttoren gaat men een WK sturen van 270. De drift is nu meer/hetzelfde/niets. Na 5 te hebben afgelegd, wordt koers uitgezet naar Garden City boei (± N E). BWK is..... Geschatte drift is 8. De te sturen WK is..... Vraag 16: Zie leskaart Een schip zit om 10:00 0,5 E van Goote Bank boei (± 51 27' N ' E) en men stuurt WK 028. De wind is SE en de drift wordt geschat op 8. De BWK die men opgaat is..... De vaart volgens de log is 6'. Om 11:30 bevindt het schip zich volgens de gis in positie Antw. 15: 247 ; 257 ; niets; 358 ; 350. Antw. 16: 020 ; 51 35,5 N ',4 E. Nauticum opleidingen - KN-05 - V

13 Vraag 17: Zie leskaart Om 07:10 bevindt u zich bij de Bergues N boei (± N E). U zet koers uit naar de Middelkerke bank N boei (± N E). De GrK is..... De wind is zuid, kracht Bf3. U stuurt echter niet op. Om 10:02 komt u bij de SW Akkaert boei (±51 22 N E). De vaart die het schip liep was.. knopen. Vraag 18: Zie leskaart Te 16:30 is het schip 0,5 E van de SBZ boei(± N E). Men zet een koers uit naar de ZSB boei (± N E). De kaartkoers wordt..... De wind is WSW en voor de drift wordt, zonder te controleren, 5 opgestuurd. De gestuurde WK wordt..... Te 17:30 blijkt de ware positie uit waarnemingen: terwijl we de Chr. Huygens boei peilen in SW richting op een afstand van 0,5, loopt de dieptemeter snel terug van ± 13m tot ± 10m. In ongeveer dezelfde richting zien we nu ook de ZSB boei in de verte. De behouden ware koers was..... De werkelijk ondervonden drift was..... De vaart die men liep was... knopen. In vraag 18 werd de drift fout geschat. U kwam niet uit volgens de gis. De hoek tussen de gestuurde WK en de BWK = = 13. Zou men nu verder varen in ongeveer dezelfde koers, dan mag aangenomen worden dat ook de drift hetzelfde blijft. De nu te sturen WK wordt dus bepaald met een drift van 13. Zie figuur 17. In de praktijk kun je de drift beter wat te groot inschatten dan te krap. Fig. 17 SAMENVATTING 2 8. Drift is de hoek tussen de richting van de koerslijn en de richting van de kiellijn 9. Drift kan worden geschat aan de hand van het kielzog. 10. Drift schatten berust op ervaring; noteer in het logboek wat u toepast en hoe u later blijkt uit te komen. 11. De koers moet men naar de wind toe corrigeren voor drift. 12. De BWK is de koers die het schip werkelijk volgt. Dit is de grondkoers, oftewel de koerslijn in de kaart. 13. De WK is de koers die wordt gestuurd. 14. BWK en WK zijn hetzelfde als er geen drift is. Antw. 17: Antw. 18: 86 ; 6 ; 4,8 knopen. 190 ; 195 ; 182 ; 13 ; 5,0 knopen. Nauticum opleidingen - KN-05 - V

14 2.3. DRIFT EN PEILINGEN Als u vaart en het schip ondervindt drift, dan is dat van invloed op de richting die u opgaat. Indien mogelijk stuurt u hiervoor op. In de kaart zet u echter altijd de BWK af. Dat is dus de koers lijn die u werkelijk opgaat. Hebt u geen drift, dan is de gestuurde WK gelijk aan de BWK. De WK die u stuurt, kunt u eventueel ook in de kaart zetten, evenals de windrichting. Dit om vergissingen te voorkomen wanneer u de drift toepast. Houd de WK lijn kort! Zie figuur18. De afgelegde verheid (volgens de log) wordt op de normale wijze afgepast op de koerslijn. Vraag 19: U vaart langs de kust en ondervindt drift. Nu neemt u een peiling met verzeiling. Bij het in de kaart zetten van de peilingslijn moet u de drift wel/niet in rekening brengen. Drift heeft geen invloed op de peiling die u neemt en ook niet op de verzeiling. Als u de BWK maar in de kaart zet als verzeilde richting. Ook de manier waarop de peiling wordt genomen (op peilkompas, pelorus etc.) is niet van invloed. WK + RBH = WP. Lastiger wordt het bij een dubbelstreekspeiling en een 4 streeks peiling. Die zijn gebaseerd op het verdubbelen van de hoek tussen koerslijn (BWK) en peilingslijn. U rekent echter met de boordhoek: de hoek tussen de gestuurde WK (kiellijn) en de peilingslijn. Het verschil in hoek is de drift. Zie fig. 19a en 19b. Het is mogelijk om ook deze peilingen te nemen bij drift, maar raadzaam is het niet. De kans op vergissingen bij het toepassen is groot. Het wordt in de praktijk dan ook weinig gedaan. Antw. 19: niet Nauticum opleidingen - KN-05 - V

15 Vraag 20: Zie leskaart U vaart ruim langs de E zijde van de Goodwin Sands. De GrK is 185. Er staat een NW wind, kracht Bf5. U schat de drift op 6 en stuurt daarvoor op. De gestuurde WK is.... U peilt de kardinale boei E Goodwin (51 16 N E), WP is 305, en E Goodwin lichtschip, WP is 220. Uw positie op het moment van peilen is De kaartdiepte is daar..... meter. Vraag 21: Zie leskaart Om 20:00 was uw gispositie N E. De bodem bestaat daar uit Er wordt een ware koers gestuurd van 080. De wind is SE, kracht Bf4. U schat de drift op 5. De BWK is..... Om 20:31 peilt u West Hinder lichttoren, WP 123. Logstand is 23,4. Om 21:18 peilt u de lichttoren voor de tweede keer, WP 209. Logstand is 28,1. Tevens ziet u nu het echolood snel teruglopen van ± 30 meter naar ± 7 meter. De positie om 21:18 is..... Vraag 22: Zie leskaart De gestuurde WK is 236. Wind is NW, kracht Bf4. U hebt de drift op 6 geschat. De BWK is..... Om 13:55 peilt u met behulp van de pelorus het lichtvlot S. Goodwin (51 08 N E). De RBH is 029 bij logstand 88,4. De WP wordt dan..... Om 14:18 peilt u het lichtvlot weer, RBH is 124 bij logstand 90,9. De WP is.... De positie om 14:18 is Bij vraag 20 maakt u een kruispeiling en bij vragen 21 en 22 een peiling met verzeiling. De verzeiling is de verheid volgens de log tussen de peilingen, afgezet in de behouden richting: de BWK. Zie het uitgewerkte kaartfragment bij vraag 22. Als u een peloruspeiling in de kaart zet, de optelling maken: WK + RBH= WP. Maar ook hier bij de verzeiling de BWK gebruiken. SAMENVATTING Voorkom vergissingen. Teken eventueel WK en windrichting in de kaart. 16. Drift heeft geen invloed op peilingen. 17. Bij een verzeiling altijd de BWK toepassen. 18. Bij drift is het beter geen dubbel of vierstreekspeiling te nemen Antw. 20: 191 ; N E; 48. Antw. 21: ShSSt, is schelpen, zand, steengrond (stenen); 075 ; N E. Antw. 22: 230 ; 265 ; 000 ; N E. Nauticum opleidingen - KN-05 - V

16 2.4. LAVEREN MET DRIFT Wilt u zeilend van punt A naar B terwijl de wind ongunstig is, dan moet u laveren (opkruisen of slagen maken). Afhankelijk van de omstandigheden kan een modern zeiljacht zo'n 4 streken aan de wind net bezeilen. Met oog op de golven is dit in de praktijk vaak iets meer. Als de wind constant blijft maakt het niets uit in afstand of we het traject in 2 grote slagen of meerdere kleine slagen afleggen. In de kaart houdt u de BWK bij met oog op de gis. Zie figuur 21. Meer over de tactiek bij het opkruisen wordt later uitgebreid behandeld in de les REISPLANNING. Vraag 23: Zie leskaart Om 09:00 is uw positie 2 W van West Hinder lichttoren, logstand is 56,8. U wilt zeilend een kaartkoers volgen van 315 maar de wind komt uit de NW, kracht Bf4 en is dus pal tegen. Met uw schip kunt u 4 streken aan de wind bezeilen. U hebt de drift op 10 geschat. U gaat slagen maken van 1 uur elk, met een vaart van 5 knopen. De BWK bij een slag over stuurboord is..... De BWK bij een slag over bakboord is..... De gispositie om 13:00 is Theoretisch is de logstand om 13: OPGELET De verschillende vraagstukken die we met het driftprobleem kunnen maken zijn op zich niet moeilijk, maar door de verschillende benamingen wel verwarrend. LEES GOED WAT WORDT GEGEVEN EN WAT WORDT GEVRAAGD! Nogmaals: De WK is de koers die we sturen. De GrK is de koers die we volgens de kaart willen behouden of die we behouden (BWK). Worden in een vraagstuk de WK en de drift gegeven, dan komt de vraag: 'wat is de BWK?'. Worden in een vraagstuk de GrK en de drift gegeven, dan komt de vraag: 'wat is de te sturen koers (WK)?'. Antw. 23: 010 ; 260 ; N E; 76,8. Nauticum opleidingen - KN-05 - V

17 HERHALINGSOPGAVEN 1. Wat voor invloed kan wind op een schip hebben? 2. Wat is drift? 3. Wat verstaat u onder opsturen? 4. Is de windinvloed waarneembaar op log en kompas? 5. In hoeverre zijn vorm en afmetingen van een schip van invloed op de drift? 6. Welke schepen hebben veel last van drift? 7. Hoe wordt de windrichting benoemd? 8. Hoe bepaalt u aan boord van een varend schip de windrichting? 9. Hoe kunt u de windrichting bepalen als u met uw schip in de haven ligt? 10. Hoe zit het met de windrichting als u vaart loopt? 11. Verklaar de termen loefzijde, lijzijde, hoge wal en lage wal. 12. Verklaar de termen voor de wind, ruime wind, dwarse wind, bij de wind en in de wind. 13. Wat verstaat u onder een ruimende wind? 14. Op welke manieren wordt de windsterkte opgegeven? 15. Wat is het voordeel van de schaal van Beaufort? 16. Waar worden windsymbolen gebruikt? 17. Teken een windsymbool voor E wind, 30 knopen. Hoeveel Bf is dit? 18. Wat is de behouden ware koers? 19. Hoe kunt u de drift bepalen? 20. Waarom is het van belang goed op te sturen voor drift als u bruggen en sluizen nadert? 21. Waarom is het schatten van drift moeilijk? 22. Op welke koers t.o.v. de wind kunt u de meeste drift verwachten? 23. Welke koers zet u altijd in de kaart, ongeacht of u de drift wel of niet toepast? 24. Wat is het nut van de enkele en dubbele pijlpunten die in de koerslijnen getekend worden?, 25. Op welke manieren kunt u het driftprobleem benaderen? 26. Als u met een zeilschip de koerslijn niet kunt volgen omdat u dan in de wind zou varen, hoe gaat u dan te werk? 27. Waarom zet u eventueel ook de WK en de windrichting in de kaart? 28. Hoe zit het met de invloed van drift op het nemen van peilingen? 29. Is de drift van invloed bij een peiling met verzeiling? 30. Zijn een dubbelstreekspeiling en een 4 streekspeiling met drift ook mogelijk? BESTUDEER TEVENS: ZAR, voorschriften 30 en 31 Nauticum opleidingen - KN-05 - V

18 UITWERKINGEN HERHALINGSOPGAVEN 1. Een vaartvermeerdering of een vaartvermindering en een zijdelingse kracht. 2. Drift of wraak is de zijdelingse afwijking (= verlijeren) van het schip van de koerslijn, veroorzaakt door wind. 3. Een zodanige koers sturen, waarbij getracht wordt de drift teniet te doen. 4. De vaartverandering door wind is waarneembaar op de log. De drift is niet waarneembaar op het kompas. 5. De verdeling en vorm van opbouw en onderwaterschip hebben een directe invloed op de hoeveelheid drift. 6. Schepen met een hoog bovenwaterschip (opbouw, zeilen) en tevens een geringe diepgang hebben een grote drift (b.v. platbodems en motorkruisers). 7. Naar de richting waar de wind vandaan komt met de hoofdstreken, de hoofdtussenstreken of de tussenstreken. Bijvoorbeeld: een W wind waait uit het westen. 8. Aan de hand van de richting waar de golven vandaan komen. 9. Aan de hand van een windvaantje (in de top van de mast). Gebouwen, bomen etc. kunnen van invloed zijn op de juiste richting. 10. Als het schip vaart loopt, dan neemt u een schijnbare wind waar. 11. Zie Zie 1.2., figuur Een wind die met de klok mee van richting verandert. 14. In meters per seconde, mijlen per uur of met de schaal van Beaufort. 15. De windsnelheid kan hier worden geschat aan de hand van beschreven omstandigheden. Bij een bepaalde opgegeven waarde krijgt iedereen eenzelfde beeld van de werkelijke weersgesteldheid. Windkracht 7 zegt u dan iets; 15 m/s niet veel. 16. Op weerkaartjes (en bij de figuren in deze lessen) knopen is Bf7. ( geldt op S breedte). 18. De BWK is de richting die het schip in werkelijkheid opgaat, aangegeven door het kielzog. BWK en Grk vallen samen als er geen andere invloeden zijn. 19. Door te schatten Door een tros achter het schip te peilen Door waarnemingen (hoek tussen WK en BWK). 20. Bij dwarse wind wordt u bij lage snelheid veel weggezet. Dit kan tot gevaarlijke situaties leiden bij nauwe doorvaarten. Houd het schip daarom hoog aan de wind. 21. De factoren wind, richting en golven zijn steeds weer anders. U moet ervaring opbouwen met uw schip. 22. Op hoog aan de windse koersen en harde wind is de drift maximaal. 23. BWK. 24. Het direct herkennen van de WK en BWK; op die manier sluit u vergissingen uit. 25. Van kaart naar kompas er is drift wat moet ik sturen? Van kompas naar kaart er was drift > hoe ben ik gevaren? Hièr kwam ik uit, terwijl de gis dáár ligt wat was de juiste hoeveelheid drift? 26. Er moet gelaveerd worden. De koersen die u stuurt moeten zo hoog mogelijk aan de wind liggen, maar het schip moet nog wel prettig te sturen zijn. 27. Om een goed overzicht te hebben. Dit voorkomt vergissingen. 28. Drift heeft geen invloed op het nemen van peilingen. Een peiling is immers een momentopname. 29. De drift speelt ook bij de verzeiling geen rol, als maar wordt verzeild volgens de BWK. Bij lange verzeilingen heeft de drift wel invloed op de nauwkeurigheid van de peiling, want de drift is slechts geschat. 30. Deze peilingen zijn wel mogelijk, maar worden ontraden. De kans op vergissingen is groter. Zie figuur 19a en 19b. Nauticum opleidingen - KN-05 - V

19 MC OPGAVEN LES 05 DRIFT 1. Als een motorschip WK 315 vaart en de wind is SES, dan a. vermindert de vaart en is de drift groot b. vermeerdert de vaart en is de drift groot c. vermindert de vaart en is de drift nihil d. vermeerdert de vaart en is de drift nihil 2. Er staat een krachtige wind dwars in. De meeste drift wordt ondervonden door: 3. De golven komen van 6 streken over sb in, terwijl de WK 180 is. De windrichting is a. ENE b. ESE c. WSW d. WNW 4. Bij een W wind en koers 360 ondervindt het schip a. een drift over sb b. een drift over bb c. geen drift d. drift, waarvan de richting afhankelijk is van het type schip 5. Welke uitspraak is NIET correct? a. hoe hoger de opbouw, des te meer is de windvang b. hoe sterker de wind, des te groter is de drift c. hoe groter het schip, des te groter de drift d. hoe hoger het getal volgens Bf, des te harder de wind De windrichting wordt benoemd naar de richting waarheen hij waait. 2. Als het schip vaart loopt, wordt de schijnbare wind aangegeven door het vaantje. a. uitspraak 1 en 2 zijn beide goed c. uitspraak 1 is fout; 2 is goed b. uitspraak 1 is goed; 2 is fout d. uitspraak 1 en 2 zijn beide fout 7. Er zit een groot schip aan de grond op de West Hinderbank. s Nachts dient dit schip te tonen a. de ankerlichten b. rood rood verticaal rondom zichtbare lichten en tevens de ankerlichten c. rood wit rood verticaal rondom zichtbare lichten en tevens de ankerlichten d. rood rood verticaal rondom zichtbare lichten aan de gevaarlijke zijde en groen groen verticaal rondom zichtbare lichten aan de niet gevaarlijke zijde 8. De wind is E. De WK is 140. Als het schip naar sb koers verandert naar WK 160, a. dan ruimt de wind b. dan krimpt de wind c. dan komt de wind ruimer in d. dan komt de wind schraler in 9. Via de radionieuwsdienst hoort u dat er een harde wind wordt verwacht. Dat komt overeen met a. Bf5 b. Bf6 c. Bf7 d. Bf8 10. Op een weerkaart wordt NW6 aangeduid door middel van: Nauticum opleidingen - KN-05 - V

20 11. Welke koersformule is NIET correct, als er drift is? a. BWK +/ drift = WK (+ of afhankelijk naar welke kant b. WK + RBH = WP de drift of de boordpeiling is) c. BWK + RBH = WP d. WK +/ boordpeiling = WP 12. Varende langs de Nederlandse kust ziet u s nachts Dit is een a. loodsvaartuig dat varende is b. vaartuig, bezig met mijnenveegwerkzaamheden c. zeilend vaartuig van stuurboord ingezien d. vissend vaartuig, dat de netten binnenhaalt 13. Grondkoers is 333. Wind is NE6. Er wordt 10 opgestuurd. U neemt een peiling met een pelorus. RBH is 098. De WP = a. 061 b. 071 c. 081 d BWK 345 ; wind SW7; drift 15. Er wordt opgestuurd. De peloruspeiling geeft RBH 345. De WP = a. 315 b. 330 c. 345 d BWK 028 ; wind ESE6; er wordt 8 opgestuurd. De boordpeiling over bb is 054. De WP = a. 090 b. 326 c. 334 d. 342 Zie leskaart 1348 voor de volgende vragen. 16. U vaart van een positie 0 8 SE van Dungeness Lt. (± N E) naar S. Goodwin lichtvlot (± N E). Als er 8 drift in rekening wordt gebracht voor een NW wind, kracht Bf5, dan worden de koersen: a. WK = 053 ; BWK = O61 c. WK = 061 ; BWK< = 053 b. WK = 053 ; BWK = 045 d. WK = 045 ; BWK< = Van een positie 0,4 N van West Hinder lichttoren (± N E) wilt u naar de Rabsbank boei (± N E) varen. De wind is SE 4. U rekent met een geschatte drift van 10. De vaart volgens het log is 5 knopen. Na 3 uur is uw gis a N E c N E b N E d N E 18. U vertrekt om 1000 vanaf een positie 1 5 N van de superboei Dunkerque (± N E). Er staat een N wind. Met een vaart van 5 knopen vaart u eerst 3 uur met een WK van 64, daarna 2 uur en 12 minuten een WK van 32. De drift is 8 voor beide trajecten. De gis om 1512 is a N E c N E b N E d N E 19. Van positie 1 N van de Goote Bank boei (± N E) wordt om 1600 koers uitgezet naar 1 S van de Birkenfels boei (± N E). De wind is SW 6 en voor de drift wordt 5 opgestuurd. De vaart door het water is 6 knopen. Om 1854 is uw positie 0,5 N van de Birkenfels boei. De werkelijke drift was a. 9 over bb b. 1 over sb c. 4 over sb d. 9 over sb 20. De positie om 0800 is 1,9 1 E van het lichtvlot E. Goodwin (± N E). U wilt naar de Drill Stone boei (± N E) varen. Er staat een N wind, kracht Bf4. U zult moeten laveren. Het schip vaart goed op 4 streken aan de wind. De drift is dan 10 en de vaart door het water is 4 knopen. Hoe laat denkt u bij de boei aan te komen? a b c d Nauticum opleidingen - KN-05 - V

21 Oefenreis 05 Gebruik de van toepassing zijnde leskaarten en alle noodzakelijke GEGEVENS U zeilt met een zeilschip van 12 meter. De diepgang van het schip is 2,5 m, ooghoogte 1 m. Het schip kan ongeveer 45 aan de wind varen. U bent in de vroege avond vertrokken uit Ramsgate (51 20' N ' E) met bestemming Vlissingen. Er staat een N wind, kracht 5 Bf. De weersverwachting is gunstig. Er kunnen wat buien verwacht worden en mogelijk zal de wind wat gaan draaien. Het belooft een mooie zeiltocht te worden. Uw positie om 20:45, log 006, is 0,7 mijl, 235 vanaf de NE Goodwin boei (51 20' N ' E). De vaart door het water is volgens de log 5,4 knopen. In deze positie staat hier volgens de kaart..... (a) water. Het karakter van de lichtboei is..... (b). U ziet dit karakter als (c) (intekenen). De Nederlandse kaarten die u voor deze tocht volgens de kaartencatalogus nodig hebt zijn (d). U zet voorlopig koers op de South Falls boei (51 14' N ' E). De grondkoers wordt.... (e). Deze koers is schoon/niet schoon (f). U schat de drift op 5. U gaat WK sturen van..... (g). De grondsoort hier in de omgeving bestaat uit (h). Het zicht is goed en naarmate het donkerder wordt ziet u meer lichten om u heen. Als navigatieverlichting voert u (i). Om 21:40, log 011,1, peilt u achtereenvolgens een licht met karakter Q(3)10s over stuurboord op 265, een licht met karakter FI.15s over stuurboord op 208 en een zwak licht recht vooruit met een karakter dat (nog) niet goed te zien is maar een aantal flikkeringen laat zien en ook soms wat langer aan is. De positie om 21:40 volgens deze peilingen is (j). Deze positie zit naast de gispositie van 21:40. De drift van 5 is blijkbaar niet goed geschat. Het had..... (k) moeten zijn. U zet nu een nieuwe grondkoers uit vanaf de MWS van 21:40 naar de South Falls boei. Dit wordt.... (l1). Met de nu beter bekende drift gaat u sturen WK..... (l2). Om 22:24, log 014,9, passeert u de South Falls boei op korte afstand aan bakboord. Het lichtkarakter van deze boei is (m1) ; u ziet dit lichtkarakter als (m2) (intekenen). U houdt dezelfde koers aan voor het oversteken van het verkeersscheidings stelsel. Om sneller over te steken zet u tevens de motor bij. De logvaart loopt op tot 7,8 knopen. De navigatieverlichting die u nu voert is (m3). Het licht van Sandettié LV is niet te zien, want het lichtvlot is voor onderhoud tijdelijk vervangen door een gewone lichtboei. Deze mededeling zag u staan op het prikbord van de havenmeester in Ramsgate. Toch maar goed dat u de NtM altijd even doorleest. Gelukkig is er momenteel weinig scheepvaart in het VSS; u kunt ongestoord overvaren. Om 22:55 ziet u een groene schitter in de 5 sec. op ca. 4 streken over bakboord boeg. Dat moet volgens de gis (n) zijn. Om 23:05, log 021,2, loopt het echolood terug tot ca. 7 m. U peilt het groene schitterlicht op 360. De MWS is (o). Als u net over de bank bent ziet u in de verte aan stuurboord schepen naderen. U ziet w w r w w r Dit zijn (p). Als u zo doorvaart, dan dreigt er gevaar voor aanvaring. Nauticum opleidingen - KN-05 - V

22 Dat hebt u geconstateerd omdat (q). U besluit om koers te wijzigen naar bakboord en om mee te varen aan de rand van de separatiezone, in de richting van de verkeersstroom. Dat is wel/niet (r1) verstandig en volgens/tegen (r2) de voorschriften. Om 23:50 zijn de schepen voorbij en is alle gevaar geweken. U zet koers naar de overkant van het VSS. U vaart door tot u om 00:35, log 033,0, de 20 m lijn op de dieptemeter aanlood. Dat moet de bank (s) zijn. De motor zet u nu weer uit; het is tenslotte prachtig zeilweer. U vaart op de dieptemeter langs de bank om de noord, totdat u iets aan bakboord vooruit een wit snelflikkererlicht ziet. Dat moet de boei (t1) zijn. U controleert dit doordat u, als u om 01:40, log 038,4, vlakbij de boei zit, door een wit groepschitterlicht van 2 in de 10s te peilen op 144. Aan het licht te zien is het een vuurtoren. Dit is het licht van ( t2). U zet koers uit naar de E. Dyck W boei (51 17' N ' E). De Grk wordt..... (u). De WK met een geschatte drift van 10 wordt..... (v). De wind is inmiddels iets gedraaid en komt nu uit het NW. De wind is geruimd/gekrompen (w). De blink van W. Hinder LtTr; is al een tijd te zien en om 02:11, log 041,2, ziet u het vuur boven de kim komen. Een peiling op dit licht geeft WP 038. De MWS door peiling en afstand om 02:11 is (x1). De afstand waarop u het licht ziet is.... (x2). Met de dieptemeter houdt u goed in de gaten dat u niet te dicht bij de Ruytingen bank komt. De Ruytingen E boei en de Bergues S boei passeert u op korte afstand. De tijd van passeren vergat u op te schrijven omdat u net aan een mok hete thee nipte, terwijl u zat te mijmeren dat het zo n prachtige nacht is en dat de navigatie zo perfect klopt. Dat geeft toch een goed gevoel. De ETA bij de Oost Dyck W boei is met deze vaart om ca (y) U kunt het licht van de E. Dyck W boei echter nergens ontdekken. Mogelijk is het licht gedoofd. Dat komt vaker voor. Daar bent u uiteraard altijd op bedacht en u houdt een goede uitkijk als u 's nachts een (onverlichte) boei aanloopt. Daarom peilt u om 03:30, log 048,5, W. Hinder LtTr weer, WP 008. De verzeiling die u toepast is.....,..... mijl (z1). De MWS om 03:30 volgens peiling met verzeiling is (z2). Nauticum opleidingen - KN-05 - V

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt Dit oefenexamen lijkt erg op het echte examen. Als je wilt weten of je alles goed hebt begrepen

Nadere informatie

CWO II Theorie. 1. Schiemanswerk. 2. Zeiltermen. Op deze pagina vind je de theorie van CWO II KB. Het is een aanvulling op de theorie CWO I.

CWO II Theorie. 1. Schiemanswerk. 2. Zeiltermen. Op deze pagina vind je de theorie van CWO II KB. Het is een aanvulling op de theorie CWO I. CWO II Theorie Op deze pagina vind je de theorie van CWO II KB. Het is een aanvulling op de theorie CWO I. 1. Schiemanswerk Mastworp (met slipsteek als borg) Met deze knoop leg je een boot vast aan een

Nadere informatie

Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB.

Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB. 40 2012 BEPERKT STUURBREVET EXAMEN 1 Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB. Verklaring van de gebruikte symbolen: Hieronder staan de vragen van het Beperkt Stuurbrevet-examen

Nadere informatie

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 21 november 2009

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 21 november 2009 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 1210 Brussel ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 21 november 2009 Opmerking: De vermelding APSB heeft betrekking op het Algemeen Politiereglement voor de

Nadere informatie

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 MEI 2008

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 MEI 2008 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 1210 Brussel ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 MEI 2008 Opmerking: De vermelding CEVNI heeft betrekking op de Europese reglementering en correspondeert

Nadere informatie

Examen Maart De vrije zijde van een beperkt manoeuvreerbaar schip wordt overdag aangeduid met (CEVNI):

Examen Maart De vrije zijde van een beperkt manoeuvreerbaar schip wordt overdag aangeduid met (CEVNI): Examen Maart 2005 Hieronder staan de vragen van het Stuurbrevet-examen van 5 maart 2005. Het gedeelte Beperkt (20 vragen) staat op 60 punten, dit wil zeggen 3 punten per vraag. Het gedeelte Algemeen (10

Nadere informatie

Zeil insigne kielboot 1. Termen... 2. Zeil standen... 3. Overstag... 4. Gijpen... 5. Stormrondje... 5 BPR... 6. Regels... 6. 1 Goed zeemanschap...

Zeil insigne kielboot 1. Termen... 2. Zeil standen... 3. Overstag... 4. Gijpen... 5. Stormrondje... 5 BPR... 6. Regels... 6. 1 Goed zeemanschap... Inhoud Termen... 2 Zeil standen... 3 Overstag... 4 Gijpen... 5 Stormrondje... 5 BPR... 6 Regels... 6 1 Goed zeemanschap... 6 2 Een klein schip wijkt voor een groot schip... 6 3 Kleine schepen onderling...

Nadere informatie

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 6 juni 2009

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 6 juni 2009 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 1210 Brussel ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 6 juni 2009 Opmerking: De vermelding CEVNI heeft betrekking op de Europese reglementering en correspondeert

Nadere informatie

Koers- en plaatsbepaling (1)

Koers- en plaatsbepaling (1) Hoofdstuk 5 Navigatie (1) Koers- en plaatsbepaling (1) Navigatie: 1) Het bepalen van de te volgen weg bij gegeven plaats van vertrek (afgevaren plaats) en de plaats van bestemming (bekomen plaats) 2) Het

Nadere informatie

2 C A (g in sourcediagram) 3 B A 2 Zie de titel van de kaart. 4 D C 2 Een S-cardinaal (kaart 1 symbool Q 130.3)

2 C A (g in sourcediagram) 3 B A 2 Zie de titel van de kaart. 4 D C 2 Een S-cardinaal (kaart 1 symbool Q 130.3) Examen Theoretische Kust Navigatie, 8 april 2017 Beknopte verklaring van de antwoorden versie 24 april 2017. Bij vragen waar geen verklaring is gegeven, is de verklaring te vinden in de gebruikelijke studiematerialen.

Nadere informatie

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt Dit oefenexamen lijkt erg op het echte examen. Als je wilt weten of je alles goed hebt begrepen

Nadere informatie

Halzen. met. Clipper Stad Amsterdam

Halzen. met. Clipper Stad Amsterdam Halzen met Clipper Stad Amsterdam Hier weer een klein theorie lesje manoeuvreren onder zeil met Clipper Stad Amsterdam. Als je het vorige stukje dat ik had geschreven hebt gelezen, dan weet je dat we het

Nadere informatie

10 (wedstrijd) TIPS VOOR PATINZEILERS

10 (wedstrijd) TIPS VOOR PATINZEILERS 10 (wedstrijd) TIPS VOOR PATINZEILERS 05 AUG 2007 NORTH SEA PATIN SAILORS BEACHCLUB DE WINDHAAN 1 1/ koers- of snelheidsschema: (figuur 1) onderling verband tussen windrichting, koers en snelheid voorbeeld

Nadere informatie

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 22 november 2008

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 22 november 2008 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 1210 Brussel ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 22 november 2008 Opmerking: De vermelding CEVNI heeft betrekking op de Europese reglementering en correspondeert

Nadere informatie

BINNENVAART POLITIE REGELEMENT (BPR)

BINNENVAART POLITIE REGELEMENT (BPR) BINNENVAART POLITIE REGELEMENT (BPR) Theorie eisen reglementen (BPR) voor CWOIII Kennis van de volgende artikelen en de uitwijkbepalingen in de betreffende situaties kunnen toepassen: Art. 1.01 i Definitie

Nadere informatie

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 16 november 2013

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 16 november 2013 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 110 Brussel ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 16 november 013 Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB. Vragen 1-4 In

Nadere informatie

JZVB 2015: CWO 1 & 2 JZVB 2015

JZVB 2015: CWO 1 & 2 JZVB 2015 JZVB 2015 windroos Windrichting: de richting waar de wind vandaan komt! Hier dus: ZW stuurrrrrrboord = rrrrechts windrichting stuurboord Lijzijde bakboord Loefzijde windrichting Lijzijde bakboord stuurboord

Nadere informatie

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 19 november 2011

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 19 november 2011 ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 19 november 2011 Hieronder staan de vragen van het Stuurbrevet-examen van 19 november 2011. Het gedeelte Beperkt en het gedeelte Algemeen bestaan ieder uit 20 vragen (60

Nadere informatie

1 In de figuur moet je aangeven welke termen/namen er bij de verschillende nummers horen. Welke combinatie is goed?

1 In de figuur moet je aangeven welke termen/namen er bij de verschillende nummers horen. Welke combinatie is goed? Nautisch Inzicht 1 In de figuur moet je aangeven welke termen/namen er bij de verschillende nummers horen. Welke combinatie is goed? a) de hoge wal, loef- en lijzijde; b) de lage wal, lij- en loefzijde;

Nadere informatie

Examen Theoretische Kust Navigatie 20 april 2013 versie 29 april 2013

Examen Theoretische Kust Navigatie 20 april 2013 versie 29 april 2013 Examen Theoretische Kust Navigatie 20 april 2013 versie 29 april 2013 Beknopte verklaring van de antwoorden Bij vragen waar geen verklaring is gegeven, is de verklaring te vinden in de gebruikelijke studiematerialen.

Nadere informatie

DEEL 1 - VRAGEN 1-20

DEEL 1 - VRAGEN 1-20 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 1210 Brussel DEEL 1 - VRAGEN 1-20 ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 4 mei 2013 Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB.

Nadere informatie

Examen versie: 999999NWG1-7-200909:00VBA Handmatig pagina 1 (1-7-2009) Antw.Pnt. VBA. Ministerie van Verkeer en Waterstaat AANVULLEND EXAMEN

Examen versie: 999999NWG1-7-200909:00VBA Handmatig pagina 1 (1-7-2009) Antw.Pnt. VBA. Ministerie van Verkeer en Waterstaat AANVULLEND EXAMEN Examen versie: VBA 999999NWG-7-200909:00VBA Handmatig pagina (-7-2009) Ministerie van Verkeer en Waterstaat Stichting VAMEX AANVULLEND EXAMEN KLEIN VAARBEWIJS II (Alle binnenwateren- artikel 6, Binnenvaartbesluit)

Nadere informatie

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 13 maart 2010

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 13 maart 2010 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 1210 Brussel ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 13 maart 2010 Opmerking: De vermelding APSB heeft betrekking op het Algemeen Politiereglement voor de Scheepvaart

Nadere informatie

CWO 1. Optimist WSV De Ank. Dit boek is van:

CWO 1. Optimist WSV De Ank. Dit boek is van: CWO 1 Optimist WSV De Ank Dit boek is van: 1 Inhoud Wat moet je eigenlijk leren?... 3 Theorie:... 3 Praktijk... 3 Deel 1 Theorie Schiemanswerk... 5 Zeiltermen... 9 Onderdelen... 11 Veiligheid... 12 Reglementen...

Nadere informatie

1 A 1 De Mercator-kaart heet ook wel een wassende kaart : de staande randdelen worden groter ( wassen ) met toenemende breedte.

1 A 1 De Mercator-kaart heet ook wel een wassende kaart : de staande randdelen worden groter ( wassen ) met toenemende breedte. Antwoorden Voorbeeldexamen Theoretische Kust Navigatie 2017 Beknopte verklaring van de antwoorden Deel A Vraag Punten 1 A 1 De Mercator-kaart heet ook wel een wassende kaart : de staande randdelen worden

Nadere informatie

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 14 maart 2009

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 14 maart 2009 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 1210 Brussel ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 14 maart 2009 Opmerking: De vermelding CEVNI heeft betrekking op de Europese reglementering en correspondeert

Nadere informatie

JEUGDZEILEN KZVW. Praktijk en theorie. Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar

JEUGDZEILEN KZVW. Praktijk en theorie. Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar JEUGDZEILEN KZVW Praktijk en theorie 1. Catamaran zeilklaar maken 2. Hijsen en strijken van de zeilen 3. Stand en bediening van de fok 4. Overstag gaan als fokkenist 1. Stand en bediening van het grootzeil

Nadere informatie

Les 5: Voorrangsregels Watersportvereniging Monnickendam

Les 5: Voorrangsregels Watersportvereniging Monnickendam Les 5: Voorrangsregels Watersportvereniging Monnickendam Binnenvaartpolitieregelement (BPR) REGELEMENT TER VOORKOMING VAN AANVARING OF AANDRIJVING OP DE OPENBARE WATEREN Net als op straat zijn er ook op

Nadere informatie

Bijlage bij Studiewijzer Klein Vaarbewijs 1 en 2. Nieuwe leerstof Klein Vaarbewijs 2 per 1 januari 2013

Bijlage bij Studiewijzer Klein Vaarbewijs 1 en 2. Nieuwe leerstof Klein Vaarbewijs 2 per 1 januari 2013 Bijlage bij Studiewijzer Klein Vaarbewijs 1 en 2 Let op: dit is een bijlage bij de Studiewijzer Klein Vaarbewijs en geen vervanging van de Studiewijzer. In de Studiewijzer staan nog eens honderden vragen

Nadere informatie

Examen CWO kielboot II

Examen CWO kielboot II Examen CWO kielboot II Werkgroep CWO-examenvragen Nautische commissie waterwerk Scouting Nederland Legenda afbeeldingen Wind Wit licht Stroom Geel licht Koers Blauw licht Klein zeilschip Groen licht Klein

Nadere informatie

Vraag Versie BB Versie SB Punten

Vraag Versie BB Versie SB Punten Koninklijk Nederlands Watersport Verbond Overkoepelende organisatie ten dienste van de watersport Examen Theoretische Kust Navigatie 2014-2, 29 november 2014 Beknopte verklaring van de antwoorden Bij vragen

Nadere informatie

Deel A Vraag Versie BB Versie SB Punten 1 D A 2 Zie Kaart 1, symbool IQ130.4

Deel A Vraag Versie BB Versie SB Punten 1 D A 2 Zie Kaart 1, symbool IQ130.4 Examen Theoretische Kust Navigatie, 26 november 2016 Beknopte verklaring van de antwoorden versie 29 november 2016. Bij vragen waar geen verklaring is gegeven, is de verklaring te vinden in de gebruikelijke

Nadere informatie

BPR, geluidseinen, lichten 28 februari 2017

BPR, geluidseinen, lichten 28 februari 2017 BPR, geluidseinen, lichten 28 februari 2017 vraag 1) Wie is de gezagvoerder van een sleep met een gesleept vaartuig? A. de schipper van de sleepboot B. de schipper van het gesleepte vaartuig C. geen van

Nadere informatie

1. Hieronder is een verkeerssituatie afgebeeld. Geen van beide schepen volgt stuurboordwal. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

1. Hieronder is een verkeerssituatie afgebeeld. Geen van beide schepen volgt stuurboordwal. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft. 43 Examen maart 2013 ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 2 maart 2013 Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB. Verklaring van de gebruikte symbolen 1. Hieronder is een verkeerssituatie

Nadere informatie

Vr. punt BB Verklaring SB. 1 2 A Krt 1 Q C. 2 2 D Krt 1 Q C. 3 2 C Krt 1 Q 5 A

Vr. punt BB Verklaring SB. 1 2 A Krt 1 Q C. 2 2 D Krt 1 Q C. 3 2 C Krt 1 Q 5 A Examen Theoretische Kust Navigatie, 12 april 2014 definitief 11 mei 2014 eknopte verklaring van de antwoorden ij vragen waar geen verklaring is gegeven, is de verklaring te vinden in de gebruikelijke studiematerialen.

Nadere informatie

Elk vaartuig dat geschikt is als vervoersmiddel op het water. Een boot die door spierkracht wordt voortbewogen.

Elk vaartuig dat geschikt is als vervoersmiddel op het water. Een boot die door spierkracht wordt voortbewogen. H3 PR 3.1 Het innenvaartpolitiereglement Voordat we het water op kunnen moeten we goed weten wanneer je wel of geen voorrang hebt. Daarvoor bestaat het innenvaartpolitiereglement. Wanneer je de regels

Nadere informatie

WWS Dameszeilen! Kort lesschema! Benamingen en begrippen!

WWS Dameszeilen! Kort lesschema! Benamingen en begrippen! WWS Dameszeilen Kort lesschema Hieronder een zeer beknopte beschrijving van het basiszeilen. Wanneer je dit allemaal onder de knie hebt kun je gerust een bootje meenemen. Het is geschreven als korte leidraad

Nadere informatie

Bij vragen waar geen verklaring is gegeven, is de verklaring te vinden in de gebruikelijke studiematerialen.

Bij vragen waar geen verklaring is gegeven, is de verklaring te vinden in de gebruikelijke studiematerialen. Koninklijk Nederlands Watersport Overkoepelende organisatie ten dienste van Examen Theoretische Kust Navigatie 2015-2, 28 november 2015 Beknopte verklaring van de antwoorden versie: 8 december 2015 Bij

Nadere informatie

Naam: Geboorte datum: Adres: Postcode: Datum: Instructeur/trise:

Naam: Geboorte datum: Adres: Postcode: Datum: Instructeur/trise: Naam: Geboorte datum: Adres: Postcode: Datum: Instructeur/trise: De Windroos Bootonderdelen Schiemanswerk: 8-knoop schootsteek platte knoop mastworp paalsteek Halve steek slipsteek met daarop een halve

Nadere informatie

Examen Beperkt stuurbrevet

Examen Beperkt stuurbrevet Hieronder staan de vragen van het Stuurbrevet-examen van 19 Maart 2011. Het gedeelte Beperkt (20 vragen) staat op 60 punten, dit wil zeggen 3 punten per vraag. Het gedeelte Algemeen (10 vragen) geeft u

Nadere informatie

Borden en diversen 13 maart 2017

Borden en diversen 13 maart 2017 Borden en diversen 13 maart 2017 vraag 1) Zeilend met een lelievlet, ziet je het hierboven getekende bord staan. Het bord is vierkant en blauw met daarop tegen elkaar indraaiende witte pijlen. Dit is voor

Nadere informatie

H4 Lichten, seinen & termen

H4 Lichten, seinen & termen Kielboot 4.4 Verkeerstekens algemeen Net zoals in het verkeer kan je op het water ook verkeerstekens tegen komen. Deze tekens zijn in 4 groepen te verdelen; - Verbodstekens, - Aanbevelingstekens, - Aanwijzingstekens,

Nadere informatie

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 8 MAART 2008

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 8 MAART 2008 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 1210 Brussel ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 8 MAART 2008 Opmerking: De vermelding CEVNI heeft betrekking op de Europese reglementering en correspondeert

Nadere informatie

lichten en bruggen/sluizen 28 februari 2017

lichten en bruggen/sluizen 28 februari 2017 lichten en bruggen/sluizen 28 februari 2017 vraag 1) Zeilend met een vlet zie je recht vooruit een schip dat aan stuurboord twee boven elkaar gehesen groene ruiten voert en aan bakboord een rode bal. Je

Nadere informatie

Krachten. Hoe en waarom zeilt een zeilboot

Krachten. Hoe en waarom zeilt een zeilboot Krachten Hoe en waarom zeilt een zeilboot Programma Krachten en krachten combineren Waarom gaan we niet steeds harder (tegenkrachten aan het werk) Momenten (krachten en armen) Wat gebeurt er bij een zeil

Nadere informatie

Kaart: Newhaven Calais. P. 2: Herhalingsoefeningen 1-10. P. 31: Koppelkoersen. P. 36: Layline. P. 41: Opkruisen. P. 50: Peiling met verzeiling

Kaart: Newhaven Calais. P. 2: Herhalingsoefeningen 1-10. P. 31: Koppelkoersen. P. 36: Layline. P. 41: Opkruisen. P. 50: Peiling met verzeiling Kaart: Newhaven Calais P. 2: Herhalingsoefeningen 1-10 P. 10: Getij P. 31: Koppelkoersen P. 36: Layline P. 41: Opkruisen P. 50: Peiling met verzeiling Vlaamse Zeezeilschool 1 OEF. COÖRDINATEN, PLOTTER

Nadere informatie

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 15 november 2014

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 15 november 2014 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 1210 Brussel ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 15 november 2014 Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB. Vragen 1-3 In

Nadere informatie

WSV De Maas Venlo. (Wedstrijd)regels voor zeilers: (uitleg van de gebruikte zeiltermen, zie bjilage 1)

WSV De Maas Venlo. (Wedstrijd)regels voor zeilers: (uitleg van de gebruikte zeiltermen, zie bjilage 1) (Wedstrijd)regels voor zeilers: (uitleg van de gebruikte zeiltermen, zie bjilage 1) Bij het (wedstrijd)zeilen hebben we een aantal voorrangsregels en "wedstrijdafspraken", waaraan elke deelnemer zich zal

Nadere informatie

U ziet hier een voorbeeld (proefexamen) van een examen Klein Vaarbewijs Aanvullend (VBA).

U ziet hier een voorbeeld (proefexamen) van een examen Klein Vaarbewijs Aanvullend (VBA). Geachte belangstellende, U ziet hier een voorbeeld (proefexamen) van een examen Klein Vaarbewijs Aanvullend (VBA). De in dit proefexamen opgenomen vragen komen uit de examenvragenbank, maar draaien niet

Nadere informatie

CWO. Jan van Galen Juniorwacht - 1 -

CWO. Jan van Galen Juniorwacht - 1 - CWO Jan van Galen Juniorwacht - 1 - 1. Boot onderdelen 1: Klauwval 14: Fokkeval 27: Dol 2: Piekeval 15: Voorstag 28: Dolpot 3: Gaffel 16: Fok 29: Doft 4: Zeillat in zak 17: Fokkeschoot 30: Voordek 5: Zijstag

Nadere informatie

Examen November 2007

Examen November 2007 Examen November 2007 Hieronder staan de vragen van het Stuurbrevet-examen van 17 november 2007. Het gedeelte Beperkt (20 vragen) staat op 60 punten, dit wil zeggen 3 punten per vraag. Het gedeelte Algemeen

Nadere informatie

Dit boekje is van: ...

Dit boekje is van: ... Dit boekje is van:... Boekje kwijt? Je kan hem ook terugvinden op onze website! www.scoutingwestvoorne.nl Speltakken > Zeeverkenners > CWO Zeilen Aftekenlijst voor het CWO 2 Diploma Praktijk Eisen: CWO

Nadere informatie

DEEL 1 - VRAGEN 1-20

DEEL 1 - VRAGEN 1-20 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 1210 russel DEEL 1 - VRGEN 1-20 LGEMEEN EN EPERKT STUURREVET 22 februari 2014 Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het PS.

Nadere informatie

Krachten. Hoe en waarom zeilt een zeilboot? Bert Stals, 1 februari 2019

Krachten. Hoe en waarom zeilt een zeilboot? Bert Stals, 1 februari 2019 Krachten Hoe en waarom zeilt een zeilboot? Bert Stals, 1 februari 2019 Programma Krachten en krachten combineren Waarom gaan we niet steeds harder (tegenkrachten aan het werk) Momenten (krachten en armen)

Nadere informatie

borden en diversen 13 maart 2017

borden en diversen 13 maart 2017 borden en diversen 13 maart 2017 vraag 1) Zeilend met een lelievlet, ziet je het hierboven getekende bord staan. Het bord is vierkant en blauw met daarop tegen elkaar indraaiende witte pijlen. Dit is voor

Nadere informatie

Examen Maart 1999 BEPERKT STUURBREVET

Examen Maart 1999 BEPERKT STUURBREVET Examen Maart 1999 Hieronder staan de vragen van het Stuurbrevet-examen van 6 maart 1999. Het gedeelte Beperkt (20 vragen) staat op 60 punten, dit wil zeggen 3 punten per vraag. Het gedeelte Algemeen (10

Nadere informatie

Examen November 2003

Examen November 2003 Examen November 2003 Hieronder staan de vragen van het Stuurbrevet-examen van 22 november 2003. Het gedeelte Beperkt (20 vragen) staat op 60 punten, dit wil zeggen 3 punten per vraag. Het gedeelte Algemeen

Nadere informatie

Examen November 2005

Examen November 2005 Examen November 2005 Hieronder staan de vragen van het Stuurbrevet-examen van 26 november 2005. Het gedeelte Beperkt (20 vragen) staat op 60 punten, dit wil zeggen 3 punten per vraag. Het gedeelte Algemeen

Nadere informatie

Vaarbewijsopleidingen (VBO) PROEFEXAMEN WATERSPORT CERTIFICAAT

Vaarbewijsopleidingen (VBO) PROEFEXAMEN WATERSPORT CERTIFICAAT Vaarbewijsopleidingen (VBO) PROEFEXAMEN WATERSPORT CERTIFICAAT Met het Watersport Certificaat kunt u in binnen- en buitenland aantonen dat u conform de Nederlandse wet- en regelgeving in Nederland op alle

Nadere informatie

R W B Gl Gr. Dit examen bestaat uit 40 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 28 van de 40 vragen goed hebt

R W B Gl Gr. Dit examen bestaat uit 40 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 28 van de 40 vragen goed hebt Dit examen bestaat uit 40 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 28 van de 40 vragen goed hebt Dit oefenexamen lijkt erg op het echte examen. Als je wilt weten of je alles goed hebt begrepen

Nadere informatie

BPR. Dagtekens. Instructie ZI BPR

BPR. Dagtekens. Instructie ZI BPR BPR Dagtekens Instructie ZI BPR Dagtekens Zwarte Kegel: Als een zeilschip op zijn zeilen en motor vaart, moet deze getoond worden Zwarte Bol: Als een schip voor anker ligt, moet deze getoond worden Cilinder:

Nadere informatie

Een dwarsgetuigdschip vaart prima met de wind mee.maar veel minder goed met halve wind of aan de wind.

Een dwarsgetuigdschip vaart prima met de wind mee.maar veel minder goed met halve wind of aan de wind. 1 2 3 Lateraalpunt:het middelpunt van de dwarskrachten die onder water ontstaan. Het lateraalpunt valt ongeveer in de kiel (of het zwaard) en noemen we punt L. Zie het boek van Hoefnagels, pagina 309.

Nadere informatie

Vaarbewijs 1. Verlichting

Vaarbewijs 1. Verlichting Vaarbewijs 1 Verlichting Kleine schepen Motorboot: Boordlichten Toplicht, tenminste 1 meter boven boordlichten Heklicht of Rondom schijnend licht i.p.v. apart toplicht en heklicht Kleine schepen Zeilboot:

Nadere informatie

Examen Maart Twee schepen naderen elkaar met tegengestelde koersen bij een engte. Bij gevaar voor aanvaring moet (CEVNI):

Examen Maart Twee schepen naderen elkaar met tegengestelde koersen bij een engte. Bij gevaar voor aanvaring moet (CEVNI): Examen Maart 2002 Hieronder staan de vragen van het Stuurbrevet-examen van 9 maart 2002. Het gedeelte Beperkt (20 vragen) staat op 60 punten, dit wil zeggen 3 punten per vraag. Het gedeelte Algemeen (10

Nadere informatie

1. In de figuur moet je aangeven welke termen/namen er bij de verschillende nummers horen. Welke combinatie is goed?

1. In de figuur moet je aangeven welke termen/namen er bij de verschillende nummers horen. Welke combinatie is goed? Nautisch Inzicht 1. In de figuur moet je aangeven welke termen/namen er bij de verschillende nummers horen. Welke combinatie is goed? a) de hoge wal, loef- en lijzijde; b) de lage wal, lij- en loefzijde;

Nadere informatie

Admiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen

Admiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen dmiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen Nautisch Technische Commissie Theorie examen ML Z1 - Zeilen / CWO Kielboot III Set: 201 1 In de nevenstaande tekening zijn delen van een touw genummerd. ij welk

Nadere informatie

Admiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen

Admiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen dmiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen Nautisch Technische Commissie Theorie examen ML Z1 - Zeilen / CWO Kielboot III Set: 202 1 eide schepen naderen elkaar recht van voren. Wie moet wijken? beide schepen

Nadere informatie

Klein vaarbewijs. 6 e bijeenkomst

Klein vaarbewijs. 6 e bijeenkomst Klein vaarbewijs 6 e bijeenkomst programma testje Marifoon en radar Vaarregels (voorrangsregels) BPR Doorvaren sluizen Slecht zicht Ligplaats nemen Snelle motorboten Overige regels Marifoon Maritieme telefoon

Nadere informatie

Proefexamen 6. 2 Welk vaarreglement is van kracht op de Waddenzee?

Proefexamen 6. 2 Welk vaarreglement is van kracht op de Waddenzee? Proefexamen 6 1 Binnenvaartbesluit Een klein vaarbewijs is vereist voor het varen met een: Motorschip met een hoogst bereikbare snelheid van 16 km/uur en een lengte van minder dan 15 meter. Motorschip

Nadere informatie

Veilig varen. Welkom KBC Utrecht.

Veilig varen. Welkom KBC Utrecht. Veilig varen Welkom KBC Utrecht Jasper Jansen 43 jaar Al ruim 35 jaar op het water: ouders, scouting, diverse zeilscholen, eigen schip CWO kielboot- en kajuitjachtinstructeur Ruim 20 jaar wonen en varen

Nadere informatie

BPR. Betonning. Instructie ZI BPR

BPR. Betonning. Instructie ZI BPR BPR Betonning Instructie ZI BPR Betonning Om aan te geven waar je kan varen 2 soorten: Kardinale Betonning Laterale Betonning Kardinale Betonning Wordt gebruikt om een obstakel of ondiepte te markeren

Nadere informatie

5. DE REGELS VOOR WEDSTRIJDZEILEN

5. DE REGELS VOOR WEDSTRIJDZEILEN 5. DE REGELS VOOR WEDSTRIJDZEILEN WANNEER BOTEN ELKAAR TEGEN KOMEN De regels van dit deel zij van toepassing tussen boten die zeilen in of nabij het wedstrijdgebied met de bedoeling wedstrijd te zeilen,

Nadere informatie

Begrippen en Definities. Ivar ONRUST

Begrippen en Definities. Ivar ONRUST Begrippen en Definities Ivar ONRUST Toepassingsgebied Diverse reglementen B.P.R. R.P.R. Binnenvaart Politie Reglement Algemene binnenwateren Rijnvaart Politie Reglement Rijn, Waal, Lek, Pannerdensch kanaal

Nadere informatie

Commando's & Manoeuvres

Commando's & Manoeuvres Commando's & Manoeuvres 1. We zijn aan het roeien en willen de boot stoppen. Wat zijn achtereenvolgens de commando's? a) eide boorden op riemen; beide boorden strijkt; gelijk; b) eide boorden stoppen af;

Nadere informatie

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 5 mei 2012

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 5 mei 2012 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 1210 russel LGEMEEN EN EPERKT STUURREVET 5 mei 2012 Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het PS. Vragen 1-5 In de tabel staan

Nadere informatie

Naam :... Theorie optimisten 3 DWSV 1

Naam :... Theorie optimisten 3 DWSV 1 Naam :.......... Hoofdstuk 1: Boeien ronden Hoofdstuk 2: Gijpen in een parcours Hoofdstuk 3: Wedstrijdregels en wedstrijd oefenen Hoofdstuk 4: Voorrangsregels Hoofdstuk 5: Zeilen voor gevorderden Hoofdstuk

Nadere informatie

Deel A. 7 4 Tijdstip = 04:15 uur, is HW HvH (= 04:42) ½ uur. Verval = 2.1 m, dus Springtij (zie grafiek) Stroom = 265 / 2.9 kn.

Deel A. 7 4 Tijdstip = 04:15 uur, is HW HvH (= 04:42) ½ uur. Verval = 2.1 m, dus Springtij (zie grafiek) Stroom = 265 / 2.9 kn. VOORBEELD Examen TKN 2018 antwoorden Deel A Nr Pt BB UITLEG SB 1 1 B Kaart 1 blz 9 nr.18 A 2 1 D Kaart 1 blz 68 / 69 D 3 2 A Van 0.1m droogvalling naar 0.6m diepte = 0.7 m meer B 4 2 C Zie Kaart 1633 source

Nadere informatie

VAMEX - VOORBEELDEXAMEN KLEIN VAARBEWIJS 2

VAMEX - VOORBEELDEXAMEN KLEIN VAARBEWIJS 2 VAMEX - VOORBEELDEXAMEN KLEIN VAARBEWIJS 2 Geachte belangstellende, U ziet hier een voorbeeld van een officieel examen Klein Vaarbewijs 2. Welke onderwerpen komen in de examenvragen aan bod? Voor het antwoord

Nadere informatie

Admiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen

Admiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen Admiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen Nautisch Technische Commissie Theorie examen: MBL M1 - Buitenboordmotorboot / CWO Buitenboordmotorboot III Set: 504 1 Waarom mag er niet gezwommen worden in de

Nadere informatie

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 mei 2014

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 mei 2014 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 1210 russel LGEMEEN EN EPERKT STUURREVET 17 mei 2014 Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het PS. Vragen 1-5 In de tabel

Nadere informatie

2012 examen 3 Beperkt Stuurbrevet

2012 examen 3 Beperkt Stuurbrevet 2012 examen 3 Beperkt Stuurbrevet Hieronder staan de vragen van het Stuurbrevet-examen van 17 november 2012. Het gedeelte Beperkt (20 vragen) staat op 60 punten, dit wil zeggen 3 punten per vraag. U bent

Nadere informatie

Kielboot zeilen - Basistheorie BPR in het kort. Inleiding

Kielboot zeilen - Basistheorie BPR in het kort. Inleiding Kielboot zeilen - Basistheorie BPR in het kort Inleiding et Binnenvaartpolitiepeglement (BPR) beschrijft alle regels ter voorkoming van aanvaringen op de openbare wateren in Nederland. Om dit 250 pagina

Nadere informatie

Examen November 1999

Examen November 1999 Examen November 1999 Hieronder staan de vragen van het Stuurbrevet-examen van 20 november 1999. Het gedeelte Beperkt (20 vragen) staat op 60 punten, dit wil zeggen 3 punten per vraag. Het gedeelte Algemeen

Nadere informatie

2015 Noordzeetocht, Oostende, Ramsgate, Blankenberge 24 juni 28juni

2015 Noordzeetocht, Oostende, Ramsgate, Blankenberge 24 juni 28juni 2015 Noordzeetocht, Oostende, Ramsgate, Blankenberge 24 juni 28juni Route: Vlissingen - Oostende Ramsgate Blankenberge Vlissingen De waterstanden: (Nederlandse Zomertijd!) Hoogwater Vlissingen Hoek v Holland

Nadere informatie

Het ROEIEN en de vaarregels

Het ROEIEN en de vaarregels Het ROEIEN en de vaarregels Net als op de openbare weg gelden op het openbare water verkeersregels. En dus ook varend met de roeiboten van de K.W.V.L. moeten we ons daar aan houden. Veel van de regelgeving

Nadere informatie

3. In onderstaande tekening is een verkeerssituatie afgebeeld. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

3. In onderstaande tekening is een verkeerssituatie afgebeeld. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft. 44 Examen mei 2013 Examenvragen stuurbrevet - 04 Mei 2013 Beperkt stuurbrevet Opmerking: De vermelding "CEVNI" heeft betrekking op de Europese reglementering. De vermelding "SIGNI" heeft betrekking op

Nadere informatie

WV het Bovenwater. Theorie CWO 1. Naam: Groep:

WV het Bovenwater. Theorie CWO 1. Naam: Groep: WV het Bovenwater Theorie CWO 1 Naam: Groep: Inhoudsopgave {TOC \O "1-3" \H \Z \U} 1 Zeiltheorie Er is een ding heel belangrijk bij het zeilen, dat is je boot. Je boot heeft heel veel onderdelen en jij

Nadere informatie

Reglementen. Ivar ONRUST

Reglementen. Ivar ONRUST Reglementen Ivar ONRUST 2 Toepassingsgebied Diverse reglementen S.R.K.G.T. B.P.R. R.P.R. Binnenvaart Politie Reglement Algemene binnenwateren Rijnvaart Politie Reglement Rijn, Waal, Lek, Pannerdensch kanaal

Nadere informatie

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 2 maart 2013

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 2 maart 2013 Scheepvaartcontrole City atrium Vooruitgangstraat 56 1210 russel LGEMEEN EN EPERKT STUURREVET 2 maart 2013 Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het PS. Vragen 1-5 In de tabel

Nadere informatie

Examen CWO roeien III

Examen CWO roeien III Examen CWO roeien III Werkgroep CWO-examenvragen Nautische commissie waterwerk Scouting Nederland Legenda afbeeldingen Wind Wit licht Stroom Geel licht Koers Blauw licht Klein zeilschip Groen licht Klein

Nadere informatie

1. Als een schip wordt opgelopen door een ander schip, waar moet je dan rekening mee houden?

1. Als een schip wordt opgelopen door een ander schip, waar moet je dan rekening mee houden? Nautisch Inzicht 1. ls een schip wordt opgelopen door een ander schip, waar moet je dan rekening mee houden? a) beide schepen gaan slingeren en men moet dubbel oppassen; b) zuiging tussen de twee schepen

Nadere informatie

BPR. Algemene Bepalingen. Instructie CWO 3 BPR

BPR. Algemene Bepalingen. Instructie CWO 3 BPR BPR Algemene Bepalingen Instructie CWO 3 BPR Het Binnenvaart Politie Reglement Bevat regelgeving voor alle binnenwateren behalve: Boven- en neder-rijn Lek Waal Westerschelde Eemsmonding Kanaal van Gent

Nadere informatie

Errata/Aanvullingen 10 e druk Kustnavigatie, handboek voor instructie en praktijk. Auteurs: Toni Rietveld, Adelbert van Groeningen en Janneke Bos

Errata/Aanvullingen 10 e druk Kustnavigatie, handboek voor instructie en praktijk. Auteurs: Toni Rietveld, Adelbert van Groeningen en Janneke Bos Errata/Aanvullingen 10 e druk Kustnavigatie, handboek voor instructie en praktijk. Auteurs: Toni Rietveld, Adelbert van Groeningen en Janneke Bos pag. 12 We noemen zo n koers een loxodroom. RK, r-2 vb

Nadere informatie

Examen CWO kielboot III

Examen CWO kielboot III Examen CWO kielboot III Werkgroep CWO-examenvragen Nautische commissie waterwerk Scouting Nederland Legenda afbeeldingen Wind Wit licht Stroom Geel licht Koers Blauw licht Klein zeilschip Groen licht Klein

Nadere informatie

Navigatie. Ivar ONRUST

Navigatie. Ivar ONRUST Navigatie Ivar ONRUST Navigatie Om te navigeren heb je een Kaart nodig. Daarnaast een kompas, een peilkompas een koerslineaal of twee driehoeken of een driehoek en een liniaal. Voor grotere kaartentafels

Nadere informatie

Basis gedragsregels & veiligheid sloeproeien

Basis gedragsregels & veiligheid sloeproeien Basis gedragsregels & veiligheid sloeproeien Indeling presentatie Basis verkeersregels (herhaling voor mensen met eerdere opleiding) Suggesties tav gedrag en veiligheid - Varen doe je samen Tips van de

Nadere informatie

Ahoy! Mijn naam is Moos Matroos. Aan boord steek ik graag mijn handen uit de mouwen én maak ik veel plezier. Wil je ook aan de slag als matroos?

Ahoy! Mijn naam is Moos Matroos. Aan boord steek ik graag mijn handen uit de mouwen én maak ik veel plezier. Wil je ook aan de slag als matroos? ---- Samen varen, samen doen----------- Laatst was mijn kleinzoon voor de eerste keer aan boord van mijn motorboot, een jochie van net anderhalf jaar. Het eerste wat hij deed, was draaien aan het stuurwiel.

Nadere informatie

YSCO Diploma zeilen NASAF 1 & 2 eisen NASAF 1 Oefen Theorie

YSCO Diploma zeilen NASAF 1 & 2 eisen NASAF 1 Oefen Theorie NASAF eisen & NASAF 1 theorie YSCO Diploma zeilen NASAF 1 & 2 eisen + NASAF 1 Oefen Theorie Chris Koppenaal 2011 Youth Sailing Curacao Organisation Diploma zeilen In dit document is te vinden wat voor

Nadere informatie

oppervlakte grondvlak hoogte

oppervlakte grondvlak hoogte OVERZICHT FORMULES: omtrek cirkel = π diameter oppervlakte cirkel = π straal 2 inhoud prisma = oppervlakte grondvlak hoogte inhoud cilinder = oppervlakte grondvlak hoogte inhoud kegel = 1 3 oppervlakte

Nadere informatie

Koppels en krachten. Hoe werkt mijn cat?

Koppels en krachten. Hoe werkt mijn cat? Koppels en krachten Hoe werkt mijn cat? Wie ben ik? Naam: Tom Broekhuijsen Zeilervaring: Polyvalk, FJ, Laser, Hobie 16 Instructie op: EHZ, ZOL, Morra Opleiding: lucht- en ruimtevaarttechniek Waarschuwing

Nadere informatie