1 A 1 De Mercator-kaart heet ook wel een wassende kaart : de staande randdelen worden groter ( wassen ) met toenemende breedte.

Transcriptie

1 Antwoorden Voorbeeldexamen Theoretische Kust Navigatie 2017 Beknopte verklaring van de antwoorden Deel A Vraag Punten 1 A 1 De Mercator-kaart heet ook wel een wassende kaart : de staande randdelen worden groter ( wassen ) met toenemende breedte. 2 C (gebied g in sourcediagram) 3 B 2 Zie de titel van de kaart 4 D 2 Een S-cardinaal (kaart 1 symbool Q 130.3) heeft als topteken 2 kegels met de punten naar beneden. Het gevaar ligt dus ten N van de boei. Omdat u naar het SE vaart houdt u de boei aan BB. 5a N (36.0<>36.4) E (27.0<>27.4) Omdat de NW-grens en de ZE- grens niet evenwijdig lopen is in de opgave aangegeven dat de WK loodrecht op de NW-grens loopt. Dat geeft: WK= 133 Een drift van 5 geeft een BWK = uur is 2 1/2 uur voor HW HvH; wybertje B geeft de stroom bij Spingtij: 1 e uur 2,6 kn, 52, 2 e uur 3,8 kn, 42 De constructie kan het best in de kaart worden gemaakt. Volg de volgende stappen: 1. het punt bepalen waar het schip zich na 1 uur bevindt, 2. Vanuit dit punt het punt bepalen waar het schip zich na 2 uur bevindt. 3. De gevraagde positie ligt op het snijpunt van de verbindingslijn Tussen de 2 gevonden punten en de ZO-grens van het VSS De constructie kan ook gemaakt worden door middel van stroomkoppelen. Dit is strikt genomen iets minder nauwkeurig, maar de met deze methode gevonden positie wijkt slechts minimaal af en is binnen de marge. 5b 137 (136 <>138 ) 2 WK = 133 WK=KK+var+dev ; KK= 133 (-9 +5) = 137

2 6 B 1 Zie Kaart 1, symbool K 27 7 B 1 Zie Kaart 1, symbool M B 2 U neemt op kaart M tussen de passer. Vervolgens zet u dit uit op de kaart A Daar is deze afstand is 7M. Het verschil is 3 M 9 247, 4,0 kn 2 Dit is af te lezen in de tabel onderaan kaart A: Wybertje B bij springtij 4 uur na HW Hoek van Holland. HW HvH is deze dag om uur. 10 C 3 Kijk op kaart A voor de hoogte van de vuurtoren: 32 m. Omdat het LW is moet hierbij de helft van het verval bij spring geteld worden. Het verval volgens vierkantje a (51 22 N, E) is 4,3 m. De helft daarvan is 2,15 m, afgerond 2,2 m. Omdat het laag water is, is de werkelijke hoogte van het licht boven zeeniveau groter. Kijk in de tabel geografische dracht (bijlage 1): ooghoogte 2 m, hoogte object 34,2 m. Interpoleren tussen 14,3 en 15,0 levert een afstand van 14,7 M N (23.9<>24.5) E (00.4<>00.8) 4 Variatie = -10, Deviatie is +5. WP = KP + var + dev WP Oostende = = 196 WP Zeebrugge = = 115 WP Westkapelle= = 065 Het snijpunt van de 3 ware peilingen geeft de gevraagde positie.. 12 D 2 Zie Kaart 1 symbool K31 13 B 3 U zit links van de lichtenlijn. Om in de lichtenlijn te komen en op die koers de haven in te varen moet u SB uitgaan. 14 A 3 WK=KK + Var + Dev 134= Dev Dev = = A 1 De Berichten aan Zeevarenden (BAZ) komen wekelijks uit. Als u zich abonneert, kunt u ze elke week in uw mailbox krijgen. 16 C 2 Leveranciers geven regelmatig updates uit die over het algemeen gebaseerd zijn op de gegevens van de Hydrografische Diensten. U moet die zelf kopen, downloaden of op een andere manier verzamelen en (laten) installeren. De procedure en de frequentie waarmee dit gebeurt verschilt per leverancier. Als u niets doet raakt uw kaart verouderd (13.44<>14.04) uur (21.19<>21.29) 4 De benodigde waterdiepte = 2,0 + 0,5 = 2,5 boven de drempel Het kaartpeil LAT ligt 256 cm onder NAP; de drempel ligt 330 cm onder NAP; dat is dus 74 cm onder LAT; de waterstand zal dus minimaal 176 cm boven LAT moeten zijn.

3 Tekenen in grafiek Vlissingen 1 dag na spring levert een venster op van 3.05 uur voor HW tot 4.25 uur na HW. HW Vlissingen = uur minuten (114<>126) 4 De afstand tussen WP1 en WP2 = 15,4 M; HW Hoek van Holland = uur In wybertje C is te zien dat de stroom 1 uur resp. 2 uur voor HW HvH tegelijk de sterkste stroom uit de tabel is en praktisch in de richting van de GrK staat. We rekenen terug m.b.v.de stroomgegevens voor springtij. Uitgegaan kan worden van het gegeven dat de getijstroom uit de tabel voor wybertje C geldt voor een half uur voor tot een half uur na het opgegeven moment voor of na HW Hoek van Holland. afgelegd op log stroom mee totaal afgelegde afstand cumulatief uur 4M 3,7M 7,7M 7,7M uur 4M 3,7M 7,7M 15,4M Leg 2 zal worden afgelegd in 120 minuten (46<>50) 2 De afstand van het punt tussen de havenhoofden van Blankenberge en WP1 = 4,0 M Logvaart = 4 kn, stroom is 1 kn. Dus de snelheid over de grond (SOG) = 5 kn. Benodigde tijd voor leg 1: 4,0/5 x 60 min.= 48 min. 20 C 2 Benodigde tijdsduur voor leg 1 + leg 2 = 48 min+ 120 min = 2 uur 48 min. Vertrektijd havenhoofden Blankenberge is uur 2 uur 48 min= uur

4 21 C 3 Op 24 april was het LW in Zeebrugge om uur. Het schip voer dus 1 uur na LW door de haveningang van Blankenberge In de getijtafel van Zeebrugge zien we dat de waterdiepten van 25 april s morgens exact gelijk zijn aan die van 24 april s avonds. Bij wind ZW 3 is er geen extra verhoging of verlaging te verwachten. Dus kan het schip op 25 april ook om 1 uur na LW veilig door de geul varen. Dat is om uur. 22 C 3 In de lichtenlijst staat onder nr dat er op de kop van de W-pier van Zeebrugge een misthoorn staat die in een periode van 30 sec 3 maal een stoot geeft van 3 seconden. Dit staat eveneens in de kaart. 23 C 2 Zowel de kaart als de lichtenlijst onder 0046 vermelden: Wit 14, Rood 11, Groen C 2 Zie kaart 1: P 10.2 Einde deel A

5 Deel B 25 D 2 Pride of Hull en Amandine zijn beide aanzienlijk grotere schepen dan uw schip TKN en kunnen hoge snelheden varen. Pride of Hull komt de haven uit en zal waarschijnlijk al gauw met een hogere snelheid varen dan nu op de AIS wordt aangegeven. In dat geval zal het schip eerder de route van TKN kruisen dan de aangeven TCPA. Ook is niet zeker of Pride of Hull de aanwezigheid van TKN tijdig zal opmerken. Amandine gaat de haven binnenvaren en zal haar snelheid ook aanpassen. Ook bij dit schip zal de TCPA waarschijnlijk niet overeenkomen met de werkelijkheid. Voorrang afdwingen op de Amandine zal tot problemen kunnen leiden met Pride of Hull. Ook bestaat de kans op ernstige hinder door de golfslag die beide schepen kunnen veroorzaken. Het getuigt van goed zeemanschap om geen risico te nemen, maar enkele minuten te wachten tot beide schepen gepasseerd zijn. 26 A 2 Voorschrift 12b schrijft voor dat onder loefzijde moet worden verstaan de andere zijde dan die waarover het grootzeil wordt gevoerd of, in geval van een vierkant getuigd schip, de andere zijde dan die waarover het grootste langsscheepse zeil bijstaat. 27 C 2 Zie BVA Voorschrift 34 c (i) 28 D 2 Zie BVA Voorschrift 27 b (ii) 29 A 2 Zie BVA voorschrift 14 a 30 B 2 Zie BVA voorschrift 26 c 31 C 2 Zie Scheepvaartreglement Westerschelde art 45.1 en B 2 Op het tijdstip van de kentering staat er geen stroom. +U rekent de kompaskoers om naar een ware koers. De drift is het verschil tussen de ware koers en de koers over de grond volgens de GPS. 33 C 2 Door steeds te corrigeren komt het schip tegen de stroom bij het WP aan 34 D 2 De hellingfout is maximaal op een N-S koers en minimaal op een W-E koers. 35 B 2 XTE is de afstand loodrecht op de koerslijn

6 36 C 2 MMSI betekent Maritime Mobile Service Identity. Het nummer dient om het schip of kuststation te identificeren. 37 C 2 In SOLAS V worden er geen formele diplomaeisen aan de schipper gesteld 38 D 2 Bij de komst van een warmtefront schuift de warme lucht op grote hoogte over de koude lucht. Daar vormen zich ijskristallen die we op de grond waarnemen als cirrusbewolking. 39 D 2 Het lagedrukgebied dat het weer aan de kust van Zeeland vooral beïnvloedt ligt op positie W 40 D 2 De richting van de pijl geeft aan waar de wind naartoe waait. De veren van de pijl geven de windkracht aan. 1 hele veer staat voor 10 kn. 3 hele veren betekent dus 30 knopen wind. Bft 7 staat gelijk aan knopen. De wind waait vanuit het SE. 41 A 2 Advectieve mist ontstaat in warme lucht die over een koud oppervlak strijkt. Dit ontstaat vaak in het Kanaal en op de Noordzee in het voorjaar. 42 A 2 UTC verschilt 2 uur met de zomertijd in Nederland UTC is Nederlandse zomertijd. 43 D 2 Dit is vlag K: ik wil contact met u opnemen 44 B 2 Na passage van een koufront ruimt de wind en is het buiig Einde deel B Puntentelling Volledig examen Deel A van het volledige examen bestaat uit een aantal vragen, waarvoor 60 punten te behalen zijn. Om voor dit deel een voldoende te behalen, moet de kandidaat tenminste 33 punten hebben. Deel B bestaat uit een aantal vragen, waarvoor 40 punten behaald kunnen worden. Om voor dit deel een voldoende te behalen, moet de kandidaat tenminste 22 punten hebben. Een kandidaat aan het volledige examen TKN is geslaagd als voor deel A en voor deel B een voldoende aantal punten is behaald. De kandidaat is gezakt als voor beide delen onvoldoende punten zijn behaald. Een kandidaat krijgt de mogelijkheid voor een herexamen, als op één van de twee delen onvoldoende punten zijn behaald, maar in totaal tenminste 50 punten zijn gescoord.