Ontwikkelen / leren vertrekt vanuit autonome motivatie (motivatie vanuit de leerling) Ontwikkelen / leren is individueel verschillend

Transcriptie

1 vertrekt vanuit autonome motivatie (motivatie vanuit de leerling) is individueel verschillend is een contextgebonden proces (probleemgestuurd binnen een concrete context)

2 is een constructief en actief proces is een cumulatief proces Is doelgericht en intentioneel

3 is een sociaal, interactief en coöperatief gebeuren is een zelfregulerend en zelfgestuurd proces (zelfstandig leren)

4 Bij het jongleren mag Jan zelf kiezen of hij de oefening zal maken met een ballon, een sjaal, een grote bal of een kleine bal. Kleuter Sebastien is heel erg blij omdat juf hem een pluim gegeven heeft nu hij heel vlot over de Zweedse bank stapte. Bij de voorbereiding van de les houdt meester Piet er rekening mee dat er een paar kinderen last hebben van overgewicht en daardoor minder snel kunnen lopen. Mogen we tot boven op het sportraam klimmen? Tijdens de les houden de leerlingen zelf een volgblad bij waarop ze per oefening zelf aanduiden welk niveau ze reeds aankunnen. Aan Marieke toon ik nog eens voor hoe ze met de bat de bal moet wegslaan. Zij heeft nood aan visuele ondersteuning. In de kleuterklas werken ze in het BC over Heksen. Dat gebruik ik in mijn les over bewegingsrichtingen. Ze mogen als Heksen zich voorwaarts, rugwaarts, zijwaarts en opwaarts bewegen. Nadat de leerlingen het parcours hebben afgelegd, bespreekt de leerkracht samen met Thibault hoe hij de hindernissen nam, wat er goed was en waar hij moeite mee had.

5 Tijdens de zwemles observeert de leerkracht Leonie. Ze heeft last met de bewegingen tijdens het zwemmen. Daardoor weet de leerkracht precies waar het probleem zit. Zo kan ze gericht helpen. Vorige week probeerden we ons evenwicht te bewaren op een touw. Dat lukte heel goed. Deze week heb ik de Zweedse bank omgekeerd gelegd zodat we op de evenwichtslat kunnen stappen. Maarten kan reeds alleen zijn zomerjas dichtmaken. Maar nu heeft hij een winterjas aan en probeert ook die rits dicht te doen. We lopen vandaag twee keer een afstand van 100 meter. We doen dit zo snel mogelijk. Van iedereen wordt de tijd gechronometreerd. De tweede keer probeer je je eigen tijd te verbeteren. Bij het afstandslopen wordt samengewerkt in groepjes van drie. De eerste loopt de afstand. De andere geeft de start aan, en de derde meet de snelheid. Wissel om beurt. Geef mekaar suggesties om beter te lopen. Bij het kegels stelen hoort een opdrachtkaart zodat de leerlingen zelf het terrein kunnen klaarzetten, de spelregels duidelijk zijn en er een taakverdeling kan gemaakt worden. Ik wil graag scheidsrechter zijn bij het knuppelspel, zegt Thibault. En ik wil samenspelen met Leonie en Margot, stelt Sebastien voor. Welke bal zou je nu nemen?, vraagt de leerkracht aan Juul. Vorige keer lukte het heel goed met de zachte bal, hé?

6 We doorlopen een parcours. Iedereen doet mee. Bij iedere opdracht voorzie ik drie niveaus van gemakkelijker naar moeilijker. Je mag zelf je niveau bepalen. Ik wil dat je de oversteek maakt (van de ene kant van de zaal naar de andere kant) met de hele groep. Je mag geen voet aan de grond zetten. Gebruik enkel het materiaal dat klaar ligt. Uit een activiteit knuppelbal: Lkr. Hoe komt het dat de bal naar omhoog vloog? Lln. Ik sloeg niet goed. Lkr. Waardoor kwam het dat de slag niet goed aankwam? Lln. Ik had de bat verkeerd vast. Lkr. Hoe zou dit beter lukken? Ik zal jullie leren hoe je kan ademhalen bij schoolslag. Je stond te dicht en daardoor nam je de bal niet goed aan, zegt Margot tegen haar klasgenoot. Estafettespel. Straks mag je dribbelend de bal tussen de kegels voortbewegen. Op het einde pas je naar de volgende speler die op zijn beurt vertrekt met de bal. Als alle spelers van jullie ploeg het spel gespeeld hebben en de laatste komt over de streep, stopt jullie tijd.