Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Transcriptie

1 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Nr september 2013 Besluit van 18 juli 2013, nr , houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte krachtens de artikelen 62 en 72a van de onteigeningswet in de gemeenten Nederlek en Krimpen aan den IJssel Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Beschikken bij dit besluit op het verzoek van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard bij brief van 9 november 2012 kenmerk , tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge de artikelen 62 en 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de versterking van de Lekdijk, dijktraject 6, het gedeelte vanaf het pand Ooster Lekdijk 57 (hmp m) tot het pand Ooster Lekdijk nr. 30 (hmp m), dijktrajecten 5 en 4 het gedeelte vanaf het pand Onder de Waal nr. 16 (hmp m) tot de kruising Rijsdijk-Hoofdstraat (hmp m), dijktraject 3, het gedeelte vanaf het pand Middelland nr. 48 (hmp m) tot het pand Middelland nr. 60 (hmp m), en dijktraject 2, het gedeelte vanaf het pand Noord 2 (hmp m) tot het pand Noord 41a (hmp m) in de gemeente Krimpen aan de Lek en voor de verlegging van de Lekdijk, dijktraject 1, het gedeelte vanaf het pand Lekdijk nr. 73 (hmp m) tot 60 meter na het pand Zellingstraat nr. 5 (hmp m) in de gemeente Krimpen aan den IJssel, met bijkomende werken, in de gemeenten Nederlek en Krimpen aan den IJssel. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu heeft de beslissing op het verzoek aan Ons voorgedragen bij brief van 8 mei 2013, nr. RWSCD BJV 2013/19092, Corporate Dienst, Afdeling BJV Publiekrecht. Overeenkomstig artikel 63, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht hebben het ontwerp van het te nemen besluit alsmede de in artikel 63 van de onteigeningswet genoemde stukken in de periode van 20 december 2012 tot en met 30 januari 2013 in de gemeenten Nederlek en Krimpen aan den IJssel en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd in de huis-aan-huisbladen Nederlek Nieuws van dinsdag 18 december 2012 en IJssel- en Lekstreek van woensdag 19 december 2012 alsmede in de Staatscourant, nr van dinsdag 18 december Voorts is overeenkomstig artikel 3:13 van de Algemene wet bestuursrecht voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp van het te nemen besluit toegezonden aan belanghebbenden en aan de verzoeker om onteigening. In de kennisgevingen zijn belanghebbenden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen. De volgende belanghebbenden hebben tijdig van deze mogelijkheid gebruik gemaakt: 1. C. Heuvelman Beheer, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers KPN 1, KPN 2, en KPN 3, verder te noemen: reclamant 1; 2. Kupedo B.V., eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer KPN 4, verder te noemen: reclamant 2; 3. Beleggingsmaatschappij Noach BV te Sliedrecht, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers KPN 101a, KPN 101c, KPN 101d, KPN 101e, KPN 102 en KPN 104, verder te noemen: reclamant 3. Belanghebbenden die tijdig ingevolge artikel 3:15 eerste of tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht een zienswijze naar voren hebben gebracht is overeenkomstig artikel 63, vierde lid, van de onteigeningswet, de gelegenheid geboden te worden gehoord. Daartoe is op 20 februari 2013 een hoorzitting gehouden in de gemeente Krimpen aan den IJssel, waarin reclamanten 1 en 3 hun zienswijze mondeling hebben toegelicht. Overwegingen Ingevolge artikel 62 eerste lid van de onteigeningswet kan onteigening van onroerende zaken plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg, het herstel, de versterking of het onderhoud van waterkeringen alsmede van daarop rustende zakelijke rechten, waaronder op grond van artikel 62, tweede lid, sub a, mede begrepen wordt onteigening voor de aanleg en verbetering van de in het 1 Staatscourant 2013 nr september 2013

2 eerste lid bedoelde werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet kan onteigening van onroerende zaken plaatsvinden voor de aanleg en verbetering van wegen, alsmede van daarop rustende zakelijke rechten, waaronder op grond van artikel 72a, tweede lid, sub a, mede begrepen wordt onteigening voor de aanleg en verbetering van werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Voorts kan ingevolge artikel 5.14, lid 1 van de Waterwet, onteigening krachtens titel II of IIA mede geschieden ter uitvoering van de in een projectplan opgenomen voorzieningen, als bedoeld in artikel 5.4, tweede of vijfde lid, van die wet. Reclamante 1 1. Reclamante is van mening dat er, zeker gezien de aard en omvang van het te onteigenen areaal, niet serieus met haar is onderhandeld door de verzoeker om onteigening (hierna: de verzoeker). Reclamante heeft bij brief van 31 juli 2012 een bod ontvangen. Reclamante heeft bij brief van 31 augustus 2012 aan de verzoeker gevraagd om een nadere onderbouwing van dit bod. Reclamante heeft hierop geen reactie ontvangen. Voorts heeft de verzoeker bij brief van 11 oktober 2012 het bod van 31 juli 2012 zonder toelichting herhaald. De taxateur van reclamante heeft nog wel een gesprek gehad met een vertegenwoordiger van de verzoeker, maar ook dat heeft volgens reclamante geen vervolg gekregen. 2. Volgens reclamante klemt dit temeer omdat haar belangen nagenoeg zijn genegeerd en op geen enkele wijze een rol hebben gespeeld bij de besluitvorming van dit project. Ter hoorzitting licht reclamante toe dat zij in 2008 en gronden heeft aangekocht met als doel om haar bedrijfsvoering toekomstgericht te kunnen voortzetten en veilig te kunnen stellen. In 2009 was met de gemeente overeenstemming bereikt over de aankoop van deze gronden en over de huur van het aangrenzend water. Vanwege een mogelijke dijkversterking, waardoor de gronden van reclamante binnendijks zouden komen te liggen is de gemeente hier op het allerlaatste moment niet mee akkoord gegaan. Reclamante is vervolgens vanaf 2009 met de verzoeker in overleg getreden over een adequate oplossing. In juli 2011 zijn aan de hand van voorstellen tekeningen opgemaakt waarover verder overleg heeft plaatsgevonden tussen partijen. De verzoeker heeft echter geen rekening gehouden met de voorstellen en deze niet meegenomen in het projectplan. Reclamante heeft tegen het projectplan een zienswijze ingediend. Uit de bij het besluit tot vaststelling van het projectplan behorende nota van beantwoording van zienswijzen blijkt dat met alle gesprekken waarin de belangen van reclamante naar voren komen niets is gedaan. 3. In dit kader vult de gemachtigde van reclamante tijdens de hoorzitting de zienswijze aan en betoogt deze dat de verzoeker geen compensatiegrond heeft aangeboden en er ook geen andere compenserende maatregelen zijn aangeboden. Dit volgens reclamante in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Met betrekking tot de zienswijze van reclamante 1 overwegen Wij het volgende. Ad 1. Met betrekking tot het gestelde omtrent het gevoerde overleg overwegen Wij vooreerst, dat de onteigening moet worden gezien als een uiterst middel, waarnaar eerst (door het starten van de administratieve onteigeningsprocedure) kan en mag worden gegrepen, indien langs minnelijke weg redelijkerwijs niet of niet in de gewenste vorm overeenstemming kan worden bereikt. Daarbij geldt, dat in de procedure op grond van de titels II en IIa van de onteigeningswet in het algemeen genoegzaam aan deze eis is voldaan, indien voor de tervisielegging van de onteigeningsbescheiden een aanvang met het minnelijk overleg is gemaakt. Dit overleg dient tot een redelijk punt te worden voortgezet alvorens, na gebleken noodzaak daartoe, de administratieve onteigeningsprocedure kan worden ingezet. Voldoende is, dat sprake is geweest van redelijke doch vruchteloos gebleken pogingen om hetgeen onteigend moet worden langs minnelijke weg te verwerven. Daarbij is het wenselijk dat ten tijde van de tervisielegging van de onteigeningsbescheiden reeds een formeel bod is uitgebracht Alsdan mag een verzoeker om onteigening teneinde op een redelijk tijdstip tot uitvoering van het betreffende plan van het werk over te kunnen gaan in beginsel tot het verzoek besluiten. Het zou te ver gaan de eis te stellen dat partijen reeds ten tijde van de tervisielegging van het plan van het werk in eerste instantie moeten zijn uitonderhandeld. Het is, zoals hiervoor beschreven, voldoende als op dit tijdstip met de onderhandelingen een aanvang is gemaakt en genoegzaam is komen vast te staan, dat deze onderhandelingen voorlopig niet tot het gewenste resultaat zullen leiden. In dit verband merken Wij verder op dat de onteigening ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvindt op basis van een volledige schadeloosstelling voor alle schade die de onteigende rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte van de schadeloosstelling staat in de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Wij merken op dat in de administratieve onteigeningsprocedure eveneens niet 2 Staatscourant 2013 nr september 2013

3 wordt getreden in de vraag of alle schadecomponenten in de schadeloosstelling zijn opgenomen. Ook dit aspect komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Het voorgaande in aanmerking nemend merken Wij ten aanzien van reclamante het volgende op. Uit de door de verzoeker om onteigening overgelegde stukken en verstrekte informatie is Ons het volgende gebleken. Op 15 oktober 2009, bevestigd bij brief van 19 oktober 2009, heeft een verkennend en inventariserend gesprek plaatsgevonden met reclamante waarin de verzoeker twee mogelijke varianten van de dijkverlegging rondom het bedrijfsterrein van reclamante heeft toegelicht. In dit gesprek zijn ook de door reclamante gewenste toekomstige bedrijfsontwikkelingen aan de orde gekomen. Op 10 oktober 2010 heeft de verzoeker in een gesprek met reclamante de voorgang van de besluitvorming betreffende de tracékeuze besproken. Op 21 maart 2011 heeft de verzoeker in een overleg met reclamante de voorkeursvariant toegelicht. Reclamante heeft in dit gesprek haar wensen met betrekking tot een toekomstige uitbreiding kenbaar gemaakt en laten weten dat hierbij ook gronden en steigers van haar buurman, reclamant 2, dienen te worden betrokken. Bij brief van 7 april 2011 is het gesprek weergegeven en laat de verzoeker weten dat uit een gesprek met reclamant 2 is gebleken dat deze niet wil meewerken aan de plannen van reclamante. In 2011 is in het kader van de tracékeuze diverse malen contact geweest tussen partijen. Op 14 maart 2012 heeft er een opname van de benodigde grond ten behoeve van het opmaken van het taxatierapport plaatsgevonden. In maart, april, juni en juli 2012 is er contact en overleg geweest tussen partijen. Hierbij zijn in het kader van het minnelijk overleg de toekomstwensen van reclamante aan de orde gekomen, waartoe tevens diverse berekeningen zijn opgesteld. Bij brief van 31 juli 2012 is door de verzoeker op basis van de uitgangspunten van de onteigeningswet een aanbod uitgebracht voor de benodigde onroerende zaken. Bij brief van 22 augustus 2012 informeert de verzoeker reclamante over de stand van zaken betreffende de dijkversterking, de grondverwerving, nadeelcompensatie en de procedure. Ook bespreekt de verzoeker in genoemde brief het maatwerk dat met betrekking tot de toekomstwensen van reclamante in het kader van het minnelijk overleg aan de orde is geweest. De verzoeker stelt in genoemde brief dat het uitgangspunt voor de dijkversterking ter hoogte van het bedrijf van appellant altijd is geweest een eenvoudige dijk die opgebouwd is uit zand en afgewerkt met zware klei en stortsteen. De verzoeker merkt op, dat een klein deel van het bedrijfsterrein in het kader van de dijkversterking aangekocht moet worden. Randvoorwaarde voor het kunnen meenemen extra toekomstige ontwikkelingen is dat de kosten en financiering hiervan voor rekening komen van de partij die verzoekt om deze ontwikkelingen. De verzoeker merkt verder in genoemde brief op pas op 10 augustus, na de vaststelling van het projectplan, de concreet uitgewerkte wensen van reclamante te hebben ontvangen. Bij brief van 11 oktober 2012 herhaalt de verzoeker het aanbod van 31 juli 2012 en kondigt hij de start van de administratieve onteigeningsprocedure aan. Bij brief van 1 november 2012 bericht de verzoeker aan reclamante dat de technische en financiële haalbaarheid van de gewenste toekomstige bedrijfsuitbreiding is berekend, maar dat het op basis van de door reclamante gedane voorstellen en de ter beschikking gestelde gegevens, niet mogelijk is om te beoordelen of de toekomstige bedrijfsontwikkeling gerealiseerd kan worden binnen het vastgestelde projectplan. Het bovenstaande in aanmerking nemend, zijn Wij van oordeel dat de verzoeker voorafgaand aan de start van de administratieve onteigeningsprocedure voldoende doch vruchteloos gebleken pogingen heeft ondernomen om met reclamante tot overeenstemming te komen. Op het moment van de start van de procedure door middel van de terinzagelegging van de stukken stond naar Ons oordeel genoegzaam vast dat de verzoeker niet binnen redelijke termijn met reclamante al dan niet in de gewenste vorm tot overeenstemming kon komen. Het overleg met reclamante zal worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden Ad 2. Dit onderdeel van de zienswijze van reclamante heeft in feite betrekking op de wijze waarop het projectplan Dijkversterking Krimpen tot stand is gekomen en op de vraag of een juiste en voldoende onderbouwde afweging heeft plaatsgevonden van de alternatieven ter plaatse van de gronden van reclamante. Ten aanzien van dit onderdeel merken Wij op dat het projectplan en de wijze waarop dat dit tot stand is gekomen in de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet (meer) ter beoordeling staat. De argumenten die reclamante naar voren brengt konden worden ingebracht in de procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen de vaststelling en goedkeuring van het projectplan en de gelijktijdig verleende vergunningen. Voor zover hier van belang 3 Staatscourant 2013 nr september 2013

4 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak het door reclamante ingestelde beroep tegen de goedkeuring van het projectplan bij uitspraak van 4 april 2013, nr /1/R4, ongegrond verklaard en de overige beroepen gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond verklaard. De Afdeling zag geen grond voor het betoog van reclamante dat bij de vaststelling van het projectplan ten onrechte geen rekening is gehouden met de uitbreidingsplannen van reclamante. Met deze uitspraak is het projectplan Dijkversterking Krimpen onherroepelijk geworden. Voor de planologische onderbouwing van het werk verwijzen Wij naar hetgeen Wij daarover hierna onder Overige overwegingen overwegen. Ad 3 Ten aanzien van de aanvullende zienswijze inzake de stelling van reclamante dat de verzoeker geen compensatiegrond en andere compenserende maatregelen heeft aangeboden merken Wij vooreerst op dat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen ingevolge artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zes weken bedraagt. Deze termijn vangt ingevolge het tweede lid van genoemd artikel aan met ingang van de dag waarop het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd. Het ontwerpbesluit heeft in dit geval, samen met de onteigeningsstukken, vanaf van 20 december 2012 ter inzage gelegen, zodat belanghebbenden tot en met 30 januari 2013 de mogelijkheid hadden tot het naar keuze mondeling of schriftelijk naar voren brengen van zienswijzen. Op 20 februari 2013 tijdens de hoorzitting is overeenkomstig het bepaalde in artikel 63, vierde lid, van de onteigeningswet, aan reclamante de gelegenheid geboden te worden gehoord. In de hoorzitting heeft reclamante voor het eerst naar haar opmerking met betrekking tot het niet aanbieden van compensatiegrond naar voren gebracht. Reclamante heeft dit ter zitting desgevraagd bevestigd. Deze als nieuw aan te merken aanvullende zienswijze is dan ook niet binnen de genoemde termijn ingediend zodat reclamante in deze aanvullende zienswijze in beginsel niet ontvankelijk moet worden geacht. Reclamante stelt zich echter op het standpunt dat zij ter zitting de ingediende zienswijze mag toelichten, mits zij niet buiten de gronden van die zienswijze gaat. Reclamante meent dat de mondelinge toevoeging betreffende compensatiegrond past binnen de zienswijze betreffende de wijze waarop minnelijk overleg is gevoerd en de toetsing daarvan aan het zorgvuldigheidsbeginsel. Naar aanleiding van deze stelling van reclamante overwegen Wij dat de wens om compensatiegrond weliswaar in het kader van de toetsing van het minnelijk overleg aan de orde kan komen, mits dat verzoek ter gelegenheid van dat overleg daadwerkelijk door reclamante aan de verzoeker kenbaar is gemaakt. Ons is gebleken dat reclamante haar wens om compensatiegrond eerst ten tijde van de hoorzitting kenbaar heeft gemaakt. Gelet hierop achten Wij geen termen aanwezig om reclamante in haar aanvullende zienswijze te ontvangen. Reclamant 2 Reclamant is van mening dat er geen serieuze pogingen zijn ondernomen om via minnelijk overleg tot overeenstemming te komen. Reclamant heeft eerst een niet nader onderbouwd voorstel tot schadeloosstelling ontvangen en vervolgens zelf het taxatie rapport opgevraagd. Nadat de door reclamant ingeschakelde adviseur had laten weten dat de gemeente, in tegenstelling tot wat in het rapport vermeld stond, wel bereid bleek om na de dijkversterking oppervlaktewater te verhuren en de aanleg van steigers te vergunnen, is door de vertegenwoordiger van de verzoeker toegezegd de berekeningen aan te zullen passen, waarbij eveneens de kosten die zijn verbonden aan het verplaatsen van de scheepshijskraan zullen worden meegenomen. Ondanks herhaaldelijke verzoeken en gedane toezeggingen is een nieuw voorstel uitgebleven. Met betrekking tot de zienswijze van reclamant 2 overwegen Wij het volgende. De zienswijze van reclamant heeft in belangrijke mate betrekking op het gevoerde minnelijk overleg en berekening van de schadeloosstelling. In dat kader verwijzen Wij naar aanleiding hiervan naar hetgeen Wij hiervoor reeds in het algemeen hebben overwogen bij de beoordeling van de zienswijze van reclamante 1, onder ad 1. Het voorgaande in aanmerking nemend, merken Wij ten aanzien van reclamant in het bijzonder het volgende op. De locatie waarop de onderneming van reclamant wordt geëxploiteerd, grenst, voor zover van belang, mede aan openbaar (vaar)water. Het ter onteigening aan te wijzen gedeelte betreft een strook over de volle breedte van het terrein grenzend aan het vaarwater. De door reclamant bedoelde kraan is geplaatst op het deel van het perceel dat buiten onderhavige plan van het werk valt. De kraan wordt gebruikt ten behoeve van werkzaamheden aan de schepen, die in de aangrenzende -door reclamant gehuurde water- kunnen aanmeren aan de aanwezige steiger. De huur van het aangrenzend water is 4 Staatscourant 2013 nr september 2013

5 door de gemeente Krimpen aan den IJssel per 31 december 2012 opgezegd. Reclamant is het hier niet mee eens en is hierover in overleg met de gemeente. Ons is uit de door de verzoeker verstrekte informatie en uit de overgelegde stukken gebleken dat verzoeker vanaf begin 2012 met reclamant in overleg is over de verwerving van de onroerende zaak die nodig is voor de realisering van het onderhavige plan van het werk. Op 29 februari 2012 heeft er een opname van de benodigde grond ten behoeve van het opmaken van het taxatierapport plaatsgevonden. Bij brief van 25 juli 2012 is door de verzoeker een bod uitgebracht voor de benodigde onroerende zaak. Het uitgangspunt van het bod is dat de huur van het aangrenzend water door de gemeente Krimpen aan den IJssel is opgezegd, waarmee het bedrijfsmatig gebruik van dit water komt te vervallen. In september 2012 heeft er telefonisch overleg en wisseling tussen partijen plaatsgevonden waarbij reclamant kenbaar maakt dat er wellicht sprake is van een grondruil met reclamante 1 en dat de gemeente bereid is om een nieuwe huurovereenkomst met hem te sluiten voor de huur van het water. De verzoeker heeft reclamant bij van 19 september 2012 in dit verband gevraagd om ten behoeve van een eventuele herberekening van de aangeboden schadeloosstelling nadere bewijsstukken te overleggen. De verzoeker heeft ook kenbaar gemaakt dat hij in afwachting van deze bewijsstukken en nadere informatie over een eventuele ruiling vooralsnog het gedane aanbod gestand doet en de formele procedures door laat lopen. In september en oktober 2012 is er wederom overleg en correspondentie tussen partijen over de voorstellen van reclamante. Bij brief van 11 oktober 2012 herhaalt de verzoeker het aanbod van 25 juli 2012 en kondigt de start van de administratieve onteigeningsprocedure aan. Het bovenstaande in aanmerking nemend, zijn Wij van oordeel dat de verzoeker voorafgaand aan de start van de administratieve onteigeningsprocedure voldoende doch vruchteloos gebleken pogingen heeft ondernomen om met reclamant tot overeenstemming te komen. Op het moment van de start van de procedure door middel van de terinzagelegging van de stukken stond naar Ons oordeel genoegzaam vast dat de verzoeker niet binnen redelijke termijn met reclamant, al dan niet in de gewenste vorm tot overeenstemming kon komen. Het overleg met reclamant is voortgezet. Hiertoe heeft de vertegenwoordiger van reclamant in december 2012 een besprekingsverslag overgelegd waaruit blijkt dat de gemeente in beginsel de intentie uitspreekt om nieuwe huurovereenkomsten met partijen te sluiten, maar dat ze eerst met reclamant, reclamante 1 en de verzoeker in onderling overleg wil komen tot een goede inpassing van de betrokken belangen. Op 6 februari 2013 heeft de verzoeker een nieuw aanbod uitgebracht waarin, bij een eventuele ruiling met reclamante 1 en de mogelijke verhuur van het water door de gemeente Krimpen aan den IJssel, de kosten van verplaatsing van de hijskraan van reclamant zijn meegenomen. Dit voortgezet overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden. Reclamante 3 1. Reclamante betoogt dat de ter onteigening aan te wijzen oppervlakten afwijken van de oppervlaktematen die zijn opgenomen in de tabellen te verwerven gronden die als bijlage 6 (tab 1) behoren bij het projectplan Dijkversterking Krimpen. Nu dit projectplan de basis is voor de onteigening valt volgens reclamante niet in te zien waarom uitvoering van dat plan noopt tot een groter grondareaal, dan het areaal dat in (de bijlage bij) het plan zelf nodig wordt geacht. 2. Reclamante is van oordeel dat er in de besluitvorming ten onrechte onvoldoende rekening is gehouden met haar bijzondere belangen. Door de thans beoogde onteigening zal niet alleen de de door haar en haar contractpartners beoogde woningbouwlocatie verkleinen, maar het betekent volgens reclamante bovendien dat de locatie minder goed kan worden ontsloten, waardoor een verlies aan ontwikkelpotentie van het grondgebied ontstaat. Reclamante heeft samen met een projectontwikkelaar een plan opgesteld om een buitendijkse locatie waarvan haar gronden, inclusief het ter onteigening aan te wijzen gedeelte daarvan, deel uitmaken, te ontwikkelen voor woningbouw. Vanuit dit streven heeft reclamante een anterieure exploitatieovereenkomst met de gemeente Nederlek gesloten. Reclamanten stellen zich derhalve op het standpunt dat bij de besluitvorming rekening zal moeten worden gehouden met deze legitieme belangen van reclamante, die een basis vinden in legitieme verwachtingen (met concrete financiële vooruitzichten). Met betrekking tot de zienswijze van reclamante 3 overwegen Wij het volgende. Ad 1 Naar aanleiding van het onderdeel van de zienswijze van reclamante dat de uiteindelijk ter onteigening aan te wijzen oppervlakte ziet op een groter grondareaal dan de oppervlaktematen die zijn opgenomen in de tabellen te verwerven gronden die als bijlage behoren bij het projectplan Dijkversterking Krimpen overwegen Wij het volgende. In algemene zin wordt opgemerkt, dat de verzoeker om onteigening op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gehouden is om alvorens de start van de administratieve onteigeningsprocedure met de terinzagelegging van de 5 Staatscourant 2013 nr september 2013

6 onteigeningsstukken minnelijk overleg te voeren met de betrokken rechthebbenden over verwerving van benodigde gronden. In dit stadium vindt evenwel eveneens en ten dele op basis van voornoemd overleg het opstellen van de onteigeningsstukken plaats. Bovendien kan bestuurlijk overleg of een nadere technische detaillering wijzigingen in het voorgestane ontwerp teweeg brengen. Derhalve zijn wijzigingen in het benodigde ruimtebeslag in de uiteindelijk ter inzage te leggen onteigeningsstukken ten opzichte van in een eerder stadium in het minnelijk overleg tussen beide partijen gehanteerde kaarten niet ondenkbaar. Ten aanzien van de verschillende oppervlakten is Ons uit de door de verzoeker verstrekte informatie en uit de overgelegde stukken het volgende gebleken. In het kader van een nadere technische uitwerking van het onderhavige dijkvak, is het tracé van de voorziene dijkversterking, mede naar aanleiding van overleg met de eigenaar van het perceel met nummer 9227, door de verzoeker nader gedetailleerd en enigszins aangepast. Door deze aanpassing komt de nieuwe dijk zoveel mogelijk achterin tuin van deze eigenaar te liggen en wordt de achtertuin niet meer door de nieuwe dijk verdeeld in twee delen. Voorts is bij de detailuitwerking gebleken dat het talud verder naar beneden door dient te lopen dan in eerste instantie was voorzien. Bovenvermelde aanpassing is verwerkt in de situatietekening behorend bij het vastgestelde projectplan en in overeenstemming met de ter inzage gelegde onteigeningsstukken. De dijkversterking, het projectplan en de detailaanpassing zijn in overeenstemming met het onherroepelijke bestemmingsplan Krimpen Dorp 1981 van de gemeente Nederlek. Alle genoemde werkzaamheden vinden plaats binnen gronden met bestemmingen ten behoeve van waterkeringen. De nadere detaillering van de dijkversterking is echter, zoals reclamante terecht opmerkt, niet in overeenstemming met de bijlagen en lijsten behorend bij het projectplan Dijkversterking Krimpen waar reclamante op doelt. Met betrekking tot de stelling van reclamante dat het projectplan de basis is voor de onteigening merken Wij het volgende op. Ingevolge artikel 62, eerste lid van de onteigeningswet, kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg, het herstel, de versterking of het onderhoud van waterkeringen, alsmede daarop rustende zakelijke rechten, waaronder op grond van artikel 62, tweede lid, sub a, van de onteigeningswet mede begrepen wordt onteigening voor de aanleg en verbetering van de in het eerste lid bedoelde werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Voorts kan ingevolge artikel 5.14, lid 1 van de Waterwet onteigening op grond van titel II of IIA mede geschieden ter uitvoering van de in een projectplan opgenomen voorzieningen, als bedoeld in artikel 5.4, tweede of vijfde lid van die wet. Uit de zakelijke beschrijving en de overige onteigeningsstukken die voor belanghebbenden ter inzage zijn gelegd blijkt genoegzaam dat het verzoek tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening onder andere plaatsvindt voor de versterking van de dijktrajecten 5 en 6 van de Lekdijk, met bijkomende werken. Hieruit volgt dat deze werken kunnen worden aangemerkt als werken die vallen onder de boven vermelde artikelen van de titels II en IIa van de onteigeningswet. Hiermee is de basis van het onderhavige plan van het werk en van de onteigening in beginsel gegeven. Voor de nadere planologische onderbouwing van het werk verwijzen Wij naar hetgeen Wij daarover hierna onder Overige overwegingen overwegen. Voorts is Ons gebleken dat de eerder vermelde planaanpassing, die ertoe heeft geleid dat van het perceel KPN101a 343 m 2 meer grond nodig is dan in het ontwerpprojectplan was voorzien, door de verzoeker in het minnelijk overleg met reclamante aan de orde is gesteld. De verzoeker om onteigening heeft in dit verband tevens bij brief van 11 september 2012 voor de uiteindelijk ter onteigening aan te wijzen oppervlakte van m 2 (7.303 m 2 plus 343 m 2 ) een aanbod uitgebracht. Reclamante heeft in reactie hierop bij brief van 12 oktober 2012 laten weten ervan uit te gaan, dat in de aangepaste aanbieding alleen de hoeveelheden oppervlakte zijn veranderd en dat uitgangspunten en parameters ongewijzigd zijn gebleven. Ook merkt reclamante in genoemde brief op overtuigd te zijn van het belang van de dijkversterking maar dat zij zich niet kan verenigen in het gedane aanbod voor schadeloosstelling. Bij brief van 11 oktober 2012 heeft de verzoeker de aanbiedingen herhaald. Het overleg met reclamante zal worden voortgezet, dit overleg dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden. Ad 2 Ten aanzien van het betoog van reclamante met betrekking tot de besluitvorming over het projectplan 6 Staatscourant 2013 nr september 2013

7 Dijkversterking Krimpen merken Wij op dat dit onderdeel van de zienswijze in feite betrekking op de wijze waarop het projectplan Dijkversterking Krimpen tot stand is gekomen Op dit punt verwijzen Wij naar wat Wij hebben opgemerkt naar aanleiding van de zienswijze van reclamante 1 onder ad 2. Voor zover hier van belang heeft de Afdeling bestuursrechtspraak het door reclamante ingestelde beroep tegen de goedkeuring van het projectplan Dijkversterking Krimpen bij uitspraak van 4 april 2013, nr /1/R4, ongegrond verklaard. De Afdeling volgt reclamante niet in het betoog, dat bij de vaststelling van het projectplan ten onrechte geen doorslaggevend gewicht is toegekend aan de haar bijzondere belangen. Overige overwegingen Ten behoeve van het dijkversterkingsproject Krimpen is één projectplan opgesteld. Dit projectplan bestaat uit twee deelprojecten te weten; de dijkversterking van dijktraject 1 te Krimpen aan den IJssel en de dijkversterking van de dijktrajecten 2 t/m 6 te, gemeente Nederlek. Bij besluit van 28 maart 2012 heeft de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard het projectplan dijkversterking Krimpen samen met de nota van beantwoording vastgesteld. Tegen de goedkeuring van het projectplan door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 6 augustus 2012 zijn een aantal beroepen ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bij uitspraak van van 4 april 2013, nr /1/R4, heeft de Afdeling de beroepen niet-ontvankelijk of ongegrond verklaard, waarmee het projectplan onherroepelijk is geworden. Op de dijkversterking in de gemeente Nederlek zijn de onherroepelijke bestemmingsplannen Landelijk Gebied (dijktraject 2 en 3) en Krimpen Dorp 1981 (dijktraject 4, 5, en 6) van toepassing. Alle genoemde werkzaamheden vinden plaats op gronden gelegen binnen de daaraan toegekende bestemmingen ten behoeve van waterkeringen. De dijkverlegging in de gemeente Krimpen aan den IJssel (dijktraject 1) is in overeenstemming met de onherroepelijk van kracht zijnde bestemmingsplannen Kortland en Stormpolder. In de Waterwet zijn landelijke normen opgenomen waaraan primaire waterkeringen, afhankelijk van de locatie, moeten voldoen. De dijk langs de Nieuwe Maas, ten zuiden van Krimpen aan den IJssel, is onderdeel van dijkring 15. Voor dijkring 15 geldt een veiligheidsnorm van 1/2.000 jaar. Dit betekent dat de primaire waterkering bestand moet zijn tegen een optredende waterstand die gemiddeld eens in de jaar voorkomt. Verder is in de Waterwet bepaald dat elke zes jaar getoetst moet worden of de primaire waterkeringen nog steeds aan de vastgestelde veiligheidsnormen voldoen. Uit de tweede toetsingsronde ( ) is gebleken dat een zestal dijktrajecten bij Krimpen aan den IJssel (hmp m tot hmp 22.4) en (thans de gemeente Nederlek) momenteel niet aan deze normen voldoen. De geconstateerde tekortkomingen hebben vooral betrekking op de stabiliteit van de kering en de kruinhoogte. Om de vereiste veiligheid te kunnen waarborgen, zijn daarom dijkversterkingsmaatregelen noodzakelijk. De voorgenomen dijkversterking van dijktraject 1 te Krimpen aan den IJssel en de dijkversterking van de dijktrajecten 2 t/m 6 te, gemeente Nederlek levert een bijdrage aan de veiligheid tegen overstroming van dijkring 15 op basis van de in de Waterwet vastgestelde veiligheidsnorm van 1/2.000 jaar. Deze dijkversterking moet volgens opgave van het hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) vóór 2015 gerealiseerd zijn. Het achterliggende gebied is dan op basis van de huidige inzichten voor een periode van ten minste 50 jaar weer optimaal beschermd tegen overstromingen vanuit de Lek en Nieuwe Maas. Gunning van het werk aan de aannemer staat gepland voor najaar Na een voorbereidingsfase van de aannemer van enkele maanden zal de daadwerkelijke realisatie in het voorjaar van 2014 starten. De totale uitvoeringsduur zal dan nog circa 2 jaar bedragen (oplevering eind 2015). Het moet in het belang van de bescherming van het land tegen hoogwater noodzakelijk worden geacht dat het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard de eigendom verkrijgt van de bij dit besluit aangewezen onroerende zaken. De door reclamanten naar voren gebrachte zienswijzen worden niet van zodanig gewicht geacht dat op grond daarvan het verzoek om een koninklijk besluit krachtens artikel 62, juncto 72a, van de onteigeningswet, moet worden afgewezen. Beslissing; Gelet op de onteigeningswet, 7 Staatscourant 2013 nr september 2013

8 Gehoord de Afdeling advisering van de Raad van State, advies van 3 juli 2013, nr. W /IV, en gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 15 juli 2013 RWS-2013/ 32242, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Afdeling BJV Publiekrecht, Hebben Wij goedgevonden en verstaan: Ten behoeve van de versterking van de Lekdijk, dijktraject 6, het gedeelte vanaf het pand Ooster Lekdijk 57 (hmp m) tot het pand Ooster Lekdijk nr. 30 (hmp m), dijktrajecten 5 en 4 het gedeelte vanaf het pand Onder de Waal nr. 16 (hmp m) tot de kruising Rijsdijk- Hoofdstraat (hmp m), dijktraject 3, het gedeelte vanaf het pand Middelland nr. 48 (hmp m) tot het pand Middelland nr. 60 (hmp m), en dijktraject 2, het gedeelte vanaf het pand Noord 2 (hmp m) tot het pand Noord 41a (hmp m) in de gemeente en voor de verlegging van de Lekdijk, dijktraject 1, het gedeelte vanaf het pand Lekdijk nr. 73 (hmp m) tot 60 meter na het pand Zellingstraat nr. 5 (hmp m) in de gemeente Krimpen aan den IJssel, met bijkomende werken, in de gemeenten Nederlek en Krimpen aan den IJssel, ten name van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard worden ter onteigening aangewezen, de onroerende zaken zoals aangeduid op de grondtekeningen die ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet in de gemeenten Nederlek en Krimpen aan den IJssel en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage hebben gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden gezonden. Wassenaar, 18 juli 2013 Willem-Alexander De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus. 8 Staatscourant 2013 nr september 2013

9 Grondplan nr. Te onteigenen grootte Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Krimpen aan den IJssel en Als Ter grootte Sectie Ten name van van en nr. ha a ca ha a ca KPN Bedrijvigheid (industrie) water A 7484 C. Heuvelman Beheer B.V, zetel Krimpen aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel KPN Opslagterrein water A 7485 C. Heuvelman Beheer B.V, zetel Krimpen aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel KPN Terrein (nieuwbouw bedrijvigheid) A 8047 C. Heuvelman Beheer B.V, zetel Krimpen aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel KPN Erf tuin A 7532 Kupedo Holding B.V., zetel Krimpen aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel KPN Bedrijvigheid (industrie) erf tuin KPN Bedrijvigheid (industrie) erf tuin A 8395 Gemeente Krimpen aan den IJssel, zetel Krimpen aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel A 9250 Jan Willem den Boer, gehuwd met Johanna Wilhelmina van Neijenhoff, Rotterdam KPN Wonen A 4860 Ieder ½ eigendom: Richard Verhoeve, gehuwd met Aagje Otterspeer, Krimpen aan de Lek Aagje Otterspeer, gehuwd met Richard Verhoeve, Krimpen aan de Lek Eigendom belast met opstal op gedeelte van perceel: Oasen N.V., zetel Gouda, Gouda N.V. Eneco beheer, zetel Rotterdam, Rotterdam KPN Wonen A 6947 Robert van Krieken, gehuwd met Aaltje Sietsma, Krimpen aan den Lek KPN Wonen A 2681 Ieder ½ eigendom: Marinus van Wijngaarden, gehuwd met Johanna Niewenhuijse, Johanna Niewenhuijse, gehuwd met Marinus van Wijngaarden, KPN Wonen A 6906 Jan Leendert Cornelis Berkouwer, KPN Wonen A 9171 Ieder ½ eigendom: Hendrik van der Schans, gehuwd met Maria Pieternella Adriana Wouterina van der Wal, Maria Pieternella Adriana Wouterina van der Wal, gehuwd met Hendrik van der Schans, KPN 21a Bedrijvigheid (industrie) A 5611 Ieder ½ eigendom: KPN 21b Ronald Alfred van den Berg, Hilligje Lingen, KPN Wonen erf tuin A 6908 Ieder ½ eigendom: Alf Erling Lokkertsen, gehuwd met Adriaantje Cornelia van der Giessen, Adriaantje Cornelia van der Giessen, gehuwd met Alf Erling Lokkertsen, KPN Wonen A 6909 Peter Pieter van den Berg, KPN Erf tuin A 8699 Peter Pieter van den Berg, KPN Bedrijvigheid (nutsvoorziening) A 8700 Gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Terrein (natuur) A 7462 Janna Teuna Rozendaal, gehuwd met Adrianus van den Berg (overleden), KPN Wonen A 7463 Ieder ½ eigendom: Cornelis Hagenaars, gehuwd met Josiena Maria Koreman (overleden), Josiena Maria Koreman (overleden), gehuwd met Cornelis Hagenaars, KPN Wonen A 6326 Foam Beleggingen bv, zetel Wassenaar, Wassenaar 9 Staatscourant 2013 nr september 2013

10 Grondplan nr. Te onteigenen grootte Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Krimpen aan den IJssel en Als Ter grootte Sectie Ten name van van en nr. ha a ca ha a ca KPN Wonen A 7838 Ieder ½ eigendom: Eise Boonstra, gehuwd met Geertrude de Kok, Krimpen aan de Lek Geertrude de Kok, gehuwd met Eise Boonstra, Krimpen aan de Lek KPN Berging-Stalling (garage- Schuur) A 5951 Mathilde Isabella Smit, KPN Wonen A 8054 Hendrikus Adrianus de Vries, gehuwd met Maria Slingerland, KPN Wonen A 9215 Ieder ½ eigendom: Albertus van den Heuvel, gehuwd met Marian Christine Humphrey, Marian Christine Humphrey, gehuwd met Albertus van den Heuvel, KPN Wonen A 7466 Ieder ½ eigendom: Jacob den Uijl, Hendrika Vermeulen, gerechtigde: E.ON Benelux N.V., zetel Rotterdam, Rotterdam KPN Bedrijvigheid (industrie) A 4920 Ieder ½ eigendom: Francina Julietta Elisabeth Savelkouls, gehuwd met Han van Veen, Han van Veen, gehuwd met Francina Julietta Elisabeth Savelkouls, gerechtigde: E.ON Benelux N.V., zetel Rotterdam, Rotterdam KPN Bedrijvigheid (industrie) A 8871 Ieder ½ eigendom: Francina Julietta Elisabeth Savelkouls, gehuwd met Han van Veen, Han van Veen, gehuwd met Francina Julietta Elisabeth Savelkous, gerechtigde: E.ON Benelux N.V., zetel Rotterdam, Rotterdam KPN Wegen A 9306 Gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN 39a Wegen B 534 Peter Pieter van den Berg, KPN 39b KPN Wonen (agrarisch) terrein (grasland) B 284 Ieder ½ eigendom: Jan Josephus Anthonius Rijgersberg, gehuwd met Maria Iwona Wilk, Maria Iwona Wilk, gehuwd met Jan Josephus Anthonius Rijgersberg, Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: De Staat (Defensie), zetel s-gravenhage, s-gravenhage KPN Wegen A 9295 Gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wonen (agrarisch) terrein (grasland) B 328 Cornelis de Gier, gehuwd met Margrietha Maria de Vos, gerechtigde: Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland, zetel s-gravenhage, s-gravenhage 10 Staatscourant 2013 nr september 2013

11 Grondplan nr. Te onteigenen grootte Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Krimpen aan den IJssel en Als Ter grootte Sectie Ten name van van en nr. ha a ca ha a ca KPN Wonen erf tuin B 272 Maria Arina van der Kooij, gehuwd met Huibert van Kooten, gerechtigde: Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland, zetel s-gravenhage, s-gravenhage KPN Erf tuin B 273 H.A. Kreulen Holding B.V., zetel Krimpen aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel gerechtigde: Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland, zetel s-gravenhage, s-gravenhage KPN Wonen B 274 Maria Kerkhoff, gehuwd met Cornelis Kwakernaak, Krimpen aan de Lek gerechtigde: Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland, zetel s-gravenhage, s-gravenhage KPN Wonen erf tuin B 275 Eduard Jozef Maria Nijman, gehuwd met Josette van Veen, KPN Erf tuin B 276 Ieder ½ eigendom: Cornelis de Gier, gehuwd met Margrietha Maria de Vos, Margrietha Maria de Vos, gehuwd met Cornelis de Gier, KPN Wonen terrein (grasland) B 277 Ieder ½ eigendom: Johannes Heinrici, gehuwd met Victoria Miriam Weski, te onbekend Victoria Miriam Weski, gehuwd met Johannes Heinrici, te onbekend KPN Wonen erf tuin B 278 Ieder ½ eigendom: Lucas Stephanus Maria Braams, gehuwd met Liesette Angelique van den Berg, Liesette Angelique van den Berg, gehuwd met Lucas Stephanus Maria Braams, KPN Wonen B 279 Stichting Bewaarentiteit Grondvermogen Woningen I, zetel Amsterdam, Amsterdam Erfpacht en opstal: Jouke van Mullem, Krimpen aan Lek KPN Wonen B 280 Maurice Anthony Hagoort, Krimpen aan Lek KPN Wonen B 281 Ieder ½ eigendom: Remy Grimberg, Martijn Grimberg, krimpen aan de Lek KPN Wonen (agrarisch) terrein (grasland) B 321 Elizabeth Roza Constance van den Berg, KPN Wonen erf tuin B 286 Bernard Kok, KPN Wonen A 7467 Emil van Lopik, gerechtigde: E.ON Benelux N.V, zetel Rotterdam, Rotterdam KPN Wonen A 8701 Carl George August von Lindern,gehuwd met Angelique Lucienne Cecile Johanna Maria Donders, KPN Wonen A 8702 Carl George August von Lindern, gehuwd met Angelique Lucienne Cecile Johanna Maria Donders, 11 Staatscourant 2013 nr september 2013

12 Grondplan nr. Te onteigenen grootte Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Krimpen aan den IJssel en Als Ter grootte Sectie Ten name van van en nr. ha a ca ha a ca KPN Wonen A 8039 Ieder onbekend aandeel: Gerrit Johannes van Krimpen, gehuwd met Pieternella Johanna Coppers, Pieternella Johanna Coppers, gehuwd met Gerrit Johannes van Krimpen, KPN Erf tuin A 8903 Carl George August von Lindern, gehuwd met Angelique Lucienne Cecile Johanna Maria Donders, KPN 75a Wonen erf tuin A 5330 Jan Pieter Groeneveld, KPN 75b KPN Bedrijvigheid (industrie) erf tuin A 7532 B.V. Machinefabriek Krimpen, zetel, KPN Wegen A 9313 Gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wonen erf tuin B 604 Pleun van der Wel gehuwd met Adriana Johanna Rodenburg, KPN Wonen erf tuin B 477 Ieder 1/3 eigendom: Annigje Cornelia van Vlijmen, gehuwd met Johannes Dekker, Jannigje van Vlijmen, Teunis Arie van Vlijmen, gehuwd met Wihelmina Diderique Marijke Roest, KPN Wonen erf tuin B 478 Annigje Cornelis van Vlijmen, gehuwd met Johannes Dekker, KPN Wonen A 7272 Ieder ½ eigendom: Adrianus Groeneveld, gehuwd met Maria Wilhelmina van Krimpen, Maria Wilhelmina van Krimpen, gehuwd met Adrianus Groeneveld, Belemmeringenwet Privaatrecht gerechtigde: gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN 92a Wonen erf tuin A 8936 Martijntje de Jong, gehuwd met Cornelis Rook, Krimpen aan KPN 92b de Lek gerechtigde: gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wegen A 8934 Irimar B.V., zetel Oud Alblas, Oud Alblas Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wonen A 8933 Ary von Lindern, gehuwd met Pieternella Centijne de Jong, gerechtigde: gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wonen A 7351 Ieder ½ eigendom: Jannig Arieke von Lindern, gehuwd met Pierre Jean Lamé, Pierre Jean Lamé, gehuwd met Jannig Arieke von Lindern, KPN Wonen A 7350 Ary von Lindern, gehuwd met Pieternella Centijne de Jong, Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wonen A 6499 Boogaerdt Vastgoed B.V., zetel, Krimpen aan de Lek gerechtigde: gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk 12 Staatscourant 2013 nr september 2013

13 Grondplan nr. Te onteigenen grootte Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Krimpen aan den IJssel en Als Ter grootte Sectie Ten name van van en nr. ha a ca ha a ca KPN Wonen A 7752 Paulus Adrianus Lekkerkerker, gerechtigde: gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wegen A 9354 Gemeente Nederlek zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN 101a Water A 9256 Beleggingsmaatschappij Noach B.V., zetel Kinderdijk, KPN 101c Sliedrecht KPN 101d KPN 101e KPN Erf tuin A 2420 Beleggingsmaatschappij Noach B.V., zetel Kinderdijk, Sliedrecht KPN Erf tuin A 3148 Cornelis van Wijnen, KPN Dijk A 6462 Beleggingsmaatschappij Noach B.V., zetel Kinderdijk, Sliedrecht KPN Wonen erf tuin A 9227 Machiel Jakobus Marckmann, gehuwd met Catharina Jacoba Agnes Maria van Dooremalen, Aantekening recht ontbindende voorwaarde; betrokken persoon: Beleggingsmaatschappij Noach B.V., zetel Kinderdijk, Sliedrecht KPN Erf tuin A 8803 Teunis van Meerkerk, gehuwd met Jannigje Scheffe (overleden), KPN Terrein Nieuwbouw-Wonen A 9390 Bureau Deltahuis B.V. zetel Krimpen aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel KPN Terrein Nieuwbouw-Wonen A 9389 Bureau Deltahuis B.V. zetel Krimpen aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel KPN wegen 0 A 9486 Gemeente Nederlek zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wonen A 9163 Lieuwco Jan de Jong, gehuwd met Willy Aalbers, Krimpen aan de Lek gerechtigde: gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wonen A 7766 Ieder ½ eigendom: Robert Happée, gehuwd met Gerda Willy van Bruggen, Gerda Willy van Bruggen, gehuwd met Robert Happée, gerechtigde: gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wonen A 6498 Femsa Ag, zetel Glarus, Zwitserland Belemmeringenwet Privaatrecht, gerechtigde: gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Erf tuin A 8659 Klaas de Boer, gehuwd met Marianne Margot Holst (overleden), KPN 128a Parkeren A 8662 Gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN 128b KPN Wonen met bedrijvigheid A 8652 Fiona Christa Deelen, gehuwd met Marinus Kaman, Krimpen aan de Lek KPN Wonen erf tuin A 6293 Boogaerdt Vastgoed B.V., zetel, Krimpen aan de Lek KPN Terrein (grasland) A 6675 Gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wonen A 6676 Joannes Severinus Hubertus Brocker, 13 Staatscourant 2013 nr september 2013

14 Grondplan nr. Te onteigenen grootte Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Krimpen aan den IJssel en Als Ter grootte Sectie Ten name van van en nr. ha a ca ha a ca KPN Wonen A 6683 Hendrika Megtelina Nederveen, gehuwd met Erik Franciscus Maria Krugers, KPN Wegen A 6715 Gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wegen A 9214 Gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wonen terrein (teelt kweek) A 7389 Gebruik en bewoning: Jan Adrianus de Vries, gehuwd met Maria Bikker, Lekkerkerk Eigendom belast met gebruik en bewoning: Jeannette Adriana Johanna de Vries, gehuwd met Bertus Deelen, Schelluinen KPN Wonen A 7768 Gerrit Christoffel de Jager, KPN Wonen A 5868 Ieder ½ eigendom: Teunis Oosterom, Marianne Ostendorf, KPN Wonen A 8685 Ieder ½ eigendom: Rob de Bruin, Corinne Spithoven, gerechtigde: gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wegen A 8607 Gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wonen erf tuin A 8748 Wilhelmina Annette Dogterom, KPN wegen A 9376 Gemeente Nederlek, zetel Nederlek, Lekkerkerk KPN Wonen A 6317 Ieder ½ eigendom: Jyri Tapani Purola, gehuwd met Maria Elina van der Zee, Maria Elina van der Zee, gehuwd met Jyri Tapani Purola, KPN Erf- tuin A 9353 Femsa Ag, zetel Glarus, Glarus 14 Staatscourant 2013 nr september 2013