Dit keer ga je aan de slag met het fantastische stuk River flows van Yurima waarin je zult ontdekken;

Transcriptie

1 River flows Yiruma

2 Dit keer ga je aan de slag met het fantastische stuk River flows van Yurima waarin je zult ontdekken; - dat het eigenlijk uit 2 thema s bestaat waarop gevarieerd wordt - de basistheorie van de akkoorden en de majeurtoonsoorten behandeld wordt - de dynamische tekens en natuurlijke dynamiek langs komen - hoe de structuur en opbouw er uit ziet van River flows - dat ook jij dit geweldige stuk kan spelen! Ook een product van

3 De zwarte toetsen Het klavier of toetsenbord heeft maar liefst 88 toetsen. Dat weet jij natuurlijk al lang en ook dat die zwarte toetsen een verhoogde of een verlaagde stamtoets zijn. Een kruis # dat is een verhogingsteken en deze verhoogd de noot die erna staat een halve toonafstand. Toevoeging - is Een mol b dat is een verlagingsteken en deze verlaagd de noot die erna staat een halve toonafstand. Toevoeging es of -s Dit is het geval bij de toevallige voortekens, maar hoe zit dat met de vaste voortekens? VASTE VOORTEKENS Voor de vaste voortekens heb ik een hele handige regel. F.C. Groningen Draaft Achter Een Bal # b Dus wanneer er één kruis staat speel je overal een fis i.p.v. een f Staan er 4 kruizen speel je een fis, cis, gis en dis. Staat er één mol dan speel je over een bes i.p.v. een b Staan er 4 mollen speel je een bes, es, as en des.

4 Hier zie je 3 kruizen. Dus de f, de c en de g worden fis, cis en gis. Dit stuk staat dan in A majeur of Fis mineur. Daar het begint met een fis akkoord staat het in fis mineur. De Akkoorden Een akkoord kan je op verschillende manieren spelen, harmonisch/tegelijk, melodisch/na elkaar, in de grondligging, eerste- of tweede omkering. Een akkoord bestaat uit; een grondtoon (1) een terts (3) een kwint (5) C-D-E-F-G F-G-A-B b -C G-A-B-C-D De grondtoon is de eerste toon en deze bepaalt de naam van het akkoord

5 C akkoord grondligging C-E-G F akkoord F-A-C en G akkoord G-B-D C F C G In de bas, de linkerhand van River flows zie je dit ook goed terug. De Notenwaarden Hele noot Halve noot Kwart noot 8ste noot 16de noot 32ste noot

6 In het tweede thema van River flows zie je hoe er een variatie gemaakt wordt met 32 e noten, Duim onderdoor Duim onderdoor - Duim onderdoor zetten Je duim onderdoor zetten is een techniek die veel gebruikt wordt. Hierbij zet je je duim onder de andere vingers door, waarbij je erop let dat je hand maar iets draait en niet helemaal van positie verandert. Wanneer je je duimt speelt gaan de andere vingers over de duim heen naar hun nieuwe positie. Basishouding Duim gaat onder de vingers door Vingers gaan naar de nieuwe positie Duim gaat onder de vingers door De omkeringen Wanneer je een toets overslaat, zoals je net zag, bijvoorbeeld van C naar E of van D naar F dan noem je dat een terts. Een akkoord bestaat uit 2 op elkaar gestapelde tertsen. Een akkoord bevind zich dan in de grondligging. De grondtoon, zoals het akkoord ook heet, ligt dan beneden. Ik noem dit ook wel de sneeuwpop.

7 In de notenbalk ziet dat er zo uit. of Grondtoon Zoals je ziet herken je het gelijk omdat alle noten dwars door de lijn staan of dat ze er allemaal tussen of tegen de lijnen staan. Het akkoord kan je nu nog niet bepalen omdat er geen sleutel voor staat. Wanneer een G-sleutel voor staat zie je dat de Centrale C zich hier onderaan bevindt, dus dit is een C-akkoord. Hiernaast zie je beide sleutels met alle akkoorden op de witte toetsen C Dm Em F G Am Een akkoord kan je in de grondligging spelen, maar ook in een omkering. De noten blijven dan hetzelfde, alleen de volgorde veranderd.

8 Grondligging C Em G Dm F Am Eerste omkering

9 In het stuk River flows heb je gezien hoe de bas opgebouwd is en dat de thema s een aantal keer herhaald worden. Dat thema 1 door de toevoeging van 32 e noten net even anders is. Hiervoor neem je dan ook net even een andere vingerzetting zodat het onderscheid sneller in je vingers en in je hoofd blijft zitten. Nu het eerste thema De coördinatie 1 e 2 e 3 e 4 e Het werkt soms goed om dit ritme eerst op de tafel of op je schoot te tikken, zodat je goed voelt welke hand wanneer speelt. Wanneer ze samen gaan en wanneer juist niet. Het boogje ( )verbindt 2 dezelfde noten, dus dit is een verbindingsboog. Dat betekent dat je de tweede noot niet nog een keer aan slaat, maar aanhoudt.

10 Duim onderdoor 2e vinger overzetten Arpeggio; speel hier de toetsen na elkaar van beneden naar boven en houd ze aan. Deze maten komen 4 keer voor en wel vanaf maat 5,9,22 en 26. De maten vanaf maat 38 en 42 zijn hier duidelijk door geïnspireerd, Onderstaande fragment hebben we al eerder gezien. Hierbij gaf ik aan dat er een variatie is waarbij 32 e noten worden toegepast. Dit fragment bestaat uit 2x dezelfde melodische lijn en daarna begint hij hetzelfde, maar maakt dan een andere beweging. Deze vorm zie je in de maten vanaf maat 12 en 14. De variatie zie je vanaf maat 16, 18, 29, 31, 33 en 35. zelfde

11 Variatie Meerstemmigheid/polyfoon In maat en wordt er gevarieerd op het eerste thema m Deze variatie is meerstemmig. Dit komt het beste tot zijn recht wanneer de tweede stem wat zachter wordt gespeeld. De laatste maten, maat zijn geïnspireerd op de het eerste thema. Je zult nu wel zien dat deze maten in twee delen uit een vallen, waarbij maat wat gevarieerd wordt in maat

12 Soms ontstaat er wel eens wat spanning in je hand bij wat grote grepen zoals een octaaf. Zorg dat je deze greep niet vast blijft houden, maar weer zo snel mogelijk ontspant. In dit stuk heb ik een indicatie gegeven voor de vingerzetting gebaseerd op mijn hand en wat ik noem de kortste weg. Dus je neemt de vinger die zich het dichtste bij de te spelen toets bevindt. Bovendien hangt de vingerzetting af van het voorgaande en het volgende, dat wat komen gaat. Als allerlaatste wil ik het hebben over de dynamiek. Dynamiek Dynamiek is hoe hard, luid of hoe zacht je speelt. Bij het meerstemmige gedeelte heb ik het erbij gezet, omdat het daar echt heel belangrijk is. Verder is dit subjectief. Je kan het erbij zetten, maar je zult merken dat het ook afhankelijk is van het instrument waar je op speelt, van je eigen voorkeur en de stemming waarin je je bevindt.

13 De natuurlijke dynamiek maakt een crescendo, wordt luider wanneer de melodie stijgt en maakt een decrescendo, zachter worden wanneer de melodie daalt. Wanneer je hier rekening mee houdt, dan worden deze noten meer dan alleen de juiste noot op de juiste plaats, dan wordt het echt muziek. Heel veel speelplezier gewenst!