BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Transcriptie

1 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaak nr: 1152 / Autobinck-Greenib Nummer: 1152/4 I. MELDING 1. Op 9 november 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Autobinck Holding N.V. voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over Greenib B.V. en Greenib Car B.V. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 216 van 11 november Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht. Bij brief d.d. 9 februari 1999 hebben partijen laten weten dat de concentratie alleen Greenib Car B.V. en niet tevens Greenib B.V. zal omvatten. II. PARTIJEN 2. Autobinck Holding N.V. is een naamloze vennootschap naar Antilliaans recht. Alle aandelen in Autobinck Holding N.V. worden gehouden door Elret Beheer N.V., een naamloze vennootschap naar Antilliaans recht. Autobinck Holding N.V. is de moederonderneming van Partspoint Holding B.V., Auto- Palace 's-gravenhage B.V., De Binckhorst Investment Cy. B.V., Auto-Palace Financieringsmaatschappij B.V., Dealer Krediet & Lease Maatschappij B.V., Auto-Palace Amsterdam B.V. smart center en Autoschadebedrijf Spoelstra B.V. Bovengenoemde vennootschappen zullen hierna tezamen aangeduid worden als Autobinck. 3. Autobinck is actief op het gebied van de import, distributie en verkoop van personen- en bedrijfsauto's van het merk Mazda, verkoop van nieuwe en gebruikte personenauto's en smart-cars en van onderdelen en accessoires daarvoor, financile dienstverlening, reparatie en lease. 4. Greenib Car B.V. (hierna: Greenib) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Alle aandelen in Greenib worden gehouden door Abemy Holding B.V. Greenib heeft geen dochterondernemingen. 5. Greenib is actief op het gebied van de import van personen- en bedrijfsauto's van het merk Hyundai en van onderdelen en accessoires daarvoor. III. DE GEMELDE OPERATIE

2 6. Blijkens de door partijen overgelegde concept-overeenkomst koop van aandelen in Greenib d.d. 19 februari 1999 zal Autobinck Holding N.V. alle geplaatste aandelen in Greenib verkrijgen. IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT 7. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 6, omschreven transactie leidt er toe dat Autobinck de uitsluitende zeggenschap verkrijgt over Greenib. 8. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn Autobinck en Greenib. 9. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens van de betrokken ondernemingen blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt. V. BEOORDELING A. Relevante markten Relevante productmarkten 9. Autobinck en Greenib zijn importeur van auto's van de merken Mazda, respectievelijk Hyundai. Voorts is Autobinck actief in de detailhandel in nieuwe en gebruikte auto's (Mazda-personen- en bedrijfsauto's en smartcars), onderdelen en accessoires daarvoor. Op detailhandelsniveau vindt geen samenvoeging van marktaandelen plaats, aangezien Greenib niet over verkoopruimten beschikt. Op de activiteit detailhandel in auto's wordt in dit besluit dan ook verder niet ingegaan. 10. Voor het onderhavige besluit kunnen de volgende markten worden onderscheiden[1]: 1) de markt voor de import van personenauto's en onderdelen en accessoires en 2) de markt voor de import van bedrijfsauto's en onderdelen en accessoires. [1] Als onder andere in de zaken Pon Holdings-Huiskes Groep, besluit van 17 juli 1998, NMa-874/6.B92 en Pon Holdings-Century Auto Groep, besluit van 8 september 1998, NMa-1035/6.B Voorts zou binnen de als 2) genoemde markt een onderscheid kunnen worden gemaakt tussen een markt voor bestelwagens en een markt voor vrachtwagens. Uit punt 13 van dit besluit blijkt echter dat dit onderscheid niet beslissend is voor de beoordeling van de gevolgen van de voorgenomen concentratie. Relevante geografische markt(en)

3 12. Partijen zijn van mening dat de geografische markt voor de relevante productmarkten nationaal of ruimer is. Het gegeven dat de meeste importeurs nationaal opererende maatschappijen zijn, duidt echter op nationale markten. Of er sprake is van ruimer dan nationale markten kan in het onderhavige geval in het midden blijven aangezien, zoals in het navolgende blijkt, reeds uitgaande van de nauwere marktafbakening (beperkt tot Nederland) de conclusie kan worden getrokken dat voor de concentratie geen vergunning wordt verlangd. B. Gevolgen van de concentratie 13. Autofabrikanten hebben in het algemeen n importeur in Nederland, die zich richt op de belevering van dealers in Nederland. Wanneer wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de geografische markt nationaal is, dan zijn de gevolgen voor de mededinging beperkt (uit de door partijen verstrekte gegevens resulteert een gezamenlijk aandeel op de nationale markt voor de import van personenauto's van minder dan 5,2%, op de nationale markt voor de import van bedrijfsauto's (exclusief vrachtwagens) van minder dan 7,4% en van minder dan 15% voor zover het de import van onderdelen en accessoires betreft). De conclusie dat er geen reden is om aan te nemen dat als gevolg van de concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd, geldt ongeacht of bestel- en vrachtwagens tot n markt of tot afzonderlijke markten worden gerekend, aangezien op de markt voor de import van vrachtwagens geen samenvoeging van marktaandelen plaats vindt. Ook indien zou worden uitgegaan van een grotere markt dan de nationale, kan gezegd worden dat door de concentratie slechts sprake is van een zeer geringe versterking. VI. NEVENRESTRICTIES 14. Ingevolge artikel 3.5 van de door partijen bij de melding overgelegde intentieverklaring d.d. 6 oktober 1998 en artikel 8 van de conceptovereenkomst koop van aandelen in Greenib d.d. 19 februari 1999 hebben partijen in het kader van de concentratie de volgende afspraken gemaakt: - continuering bestaande retail, lease- en huurkoop financieringsrelatie en - non-concurrentiebeding. Continuering bestaande retail, lease- en huurkoop financieringsrelatie 15. Autobinck en Greenib nemen enkele verplichtingen op zich in hun relatie met Abfin B.V., een zustervennootschap van Greenib (artikel 3.5 van de intentieverklaring). Greenib zal bevorderen dat gedurende vier jaar, tot en met 31 december 2002, alle retail, lease- en huurkoop financieringen via Abfin B.V. zullen lopen. Daarnaast verplichten zij zich gedurende vier jaar, tot en met 31 december 2002, stockfinancieringen en consignatieregelingen via Abfin te laten lopen, mits Abfin B.V. marktconforme prijzen berekent. Autobinck en Greenib zullen deze financieringen gedurende dezelfde periode van vier jaar niet bij andere ondernemingen dan Abfin B.V. onderbrengen. De restricties gelden slechts voor zover het de merken en producten betreft die

4 door Greenib worden gevoerd voordat de concentratie tot stand komt. 16. Volgens partijen zijn de nevenrestricties als bedoeld onder punt 15 noodzakelijk voor de totstandkoming van de concentratie, omdat Abfin B.V. volledig afhankelijk is van de afzet van Greenib. Gezien de geringe ervaring van Abfin B.V. in de markt voor dergelijke financieringen en haar geringe omvang in vergelijking met andere marktpartijen, zal het Abfin B.V. zeker vier jaar kosten om verlies van de afzet van Greenib op te vangen door het vinden van andere afzetkanalen, aldus partijen. 17. Dergelijke verbintenissen als bedoeld onder punt 15 zijn in beginsel aanvaardbaar. Het gewettigde doel van deze verbintenissen is de continuteit van activiteiten van n of meer der betrokken partijen te verzekeren[2]. De aanvaardbare duur van verbintenissen zou beperkt moeten worden tot een periode die niet langer duurt dan nodig is om de banden van afhankelijkheid te vervangen door een zelfstandige positie op de markt. [2] vgl. Mededeling van de Commissie betreffende nevenrestricties bij concentraties, hoofdstuk III C. 18. Aangezien de concentratie alleen Greenib en niet tevens Greenib B.V. zal omvatten, kan thans niet meer gesteld worden dat Abfin B.V. volledig afhankelijk is van Greenib. Uit door partijen verschafte informatie blijkt dat de activiteiten van Abfin B.V. in 1997 en 1998 voor 46% respectievelijk 44% direct verband houden met de activiteiten van Greenib. Derhalve wordt in het onderhavige geval geconcludeerd dat de onder punt 15 genoemde clausules gelet op de duur verder gaan dan wat redelijkerwijs als noodzakelijk kan worden beschouwd. Genoemde clausules kunnen voor een periode van twee jaar wel als noodzakelijk voor de verwezenlijking van de concentratie worden beschouwd, aangezien deze periode noodzakelijk lijkt om de verkoper in staat te stellen zich in te stellen op de nieuwe situatie. Non-concurrentiebeding 19. Het in punt 14 genoemde artikel 8 bevat een non-concurrentiebeding. Dit beding houdt in dat de moedervennootschap van Greenib, Abemy Holding B.V., en de met haar verbonden partijen gedurende 5 jaar na het tot stand brengen van de concentratie niet, direct of indirect, voor eigen rekening of in dienst van of anderszins voor rekening van derden: a. zelf in Nederland enige activiteit zullen ontplooien terzake van de import, koop, verkoop en distributie van personen- en bedrijfsauto's van het merk Hyundai en onderdelen voor die auto's; 2. als verschaffer van aandelenkapitaal of ander eigen vermogen, of als vennoot, lid of anderszins, enig belang zullen hebben in, of als verschaffer van leningen of ander krediet, als leverancier van goederen of diensten, adviseur of anderszins betrokken te zullen zijn bij, enige persoon of organisatie die in Nederland enige activiteit ontplooit terzake van de import, koop, verkoop en distributie van personen- en bedrijfsauto's van het merk Hyundai en onderdelen voor die auto's; 3. enige persoon in dienst zullen nemen of anderszins werkzaamheden laten verrichten, die op enig tijdstip in een periode van 5 jaar voordien in dienst is geweest van Greenib; 4. als tussenpersoon of anderszins betrokken zullen zijn bij het verrichten van enige handeling als bedoeld onder a, b of c door enige derde. 20. Partijen zijn van oordeel dat het non-concurrentiebeding als bedoeld in

5 punt 19 kan worden gekwalificeerd als nevenrestrictie. Ter rechtvaardiging van artikel 8 lid 1 sub c voeren partijen aan dat indien Abemy Holding B.V. gebruik kan maken van de enkele personeelsleden van Greenib die zich met de importactiviteiten hebben bezig gehouden Abemy Holding B.V. gemakkelijk gebruik zal kunnen maken en aldus afbreuk zal kunnen doen aan de contacten van Greenib met de distributeurs. 21. Het is aannemelijk dat de koper tot op zekere hoogte beschermd dient te worden tegen concurrerend handelen van de verkoper. Een nonconcurrentiebeding als beschreven kan immers waarborgen dat de waarde van materile en immaterile activa - zoals de klantenkring en de know-how - ten volle wordt overgedragen. Het feit dat het Abemy Holding B.V. ook verboden zal zijn om werknemers van Greenib in dienst te nemen indien zij daartoe zelf het initiatief nemen, gaat evenwel verder dan wat redelijkerwijs als noodzakelijk wordt beschouwd voor de verwezenlijking van de concentratie. 22. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de in punt 19 beschreven clausules, voorzover het verbod om werknemers van Greenib in dienst te nemen of anderszins werkzaamheden te laten verrichten beperkt wordt tot het actief werven om in dienst te treden respectievelijk om anderszins werkzaamheden te laten verrichten, wel als noodzakelijk voor de verwezenlijking van de concentratie kunnen worden beschouwd. VII. CONCLUSIE 23. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. 24. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist. 25. Gelet op de overwegingen 14 tot en met 22 is de directeur-generaal van oordeel dat, voorzover de in punt 14 omschreven clausules overeenkomsten vormen als bedoeld in artikel 6 van de Mededingingswet, dat artikel ingevolge artikel 10 van de Mededingingswet, niet geldt voor het bovenomschreven nonconcurrentiebeding, voorzover het verbod om werknemers van Greenib in dienst te nemen of anderszins werkzaamheden te laten verrichten beperkt wordt tot het actief werven om in dienst te treden respectievelijk om anderszins werkzaamheden te laten verrichten, en voor de overeenkomst inzake de continuering van de bestaande financieringsrelatie, voorzover laatstgenoemde overeenkomst de duur van twee jaar niet overschrijdt. Datum:

6 De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, voor deze: w.g. Drs. R.J.P. Jansen Hoofd Concentratiecontrole Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam. Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.