Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Transcriptie

1 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 2365 Betreft zaak: 2365/First Reserve - Odyssey- DresserEquipment Group I. MELDING 1. Op 5 maart 2001 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat First Reserve Corporation voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over Dresser Equipment Group Inc. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 48 van 8 maart Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht. II. PARTIJEN 2. First Reserve Corporation (hierna: First Reserve) is een naamloze vennootschap naar Amerikaans recht. Zij heeft als belangrijkste aandeelhouder haar management.[1]* First Reserve is actief als investeringsmaatschappij waarbij zij uitsluitende zeggenschap uitoefent over een aantal investeringsfondsen[2] gevestigd in de Verenigde Staten op het gebied van energie en energie gerelateerde sectoren. 3. Dresser Equipment Group Inc. (hierna: DEG) is een naamloze vennootschap naar Amerikaans recht. Zij heeft als enig aandeelhouder Halliburton Company Inc. en zij ontwerpt en produceert hoogwaardige meetsystemen, stroomcontrole systemen en krachtsystemen ten behoeve van met name de energiesector. III. DE GEMELDE OPERATIE 4. De gemelde operatie betreft de verwerving van 95% van de aandelen in DEG door de vennootschap DEG Acquisitions LLC (hierna: Acquisitions). Acquisitions is een zogenaamd overname-instrument (welke reeds is opgericht) waarin First Reserve 75% van de aandelen zal houden en Odyssey Investment Partners LLC (Odyssey) de overige 25%. De verwerving van de aandelen in DEG door Acquisitions is neergelegd in de zogenaamde Agreement and Plan of Recapitalization among Halliburton Company and DEG Acquisitions LLC, van 30 januari 2001 (hierna: Agreement), de concept- Limited Liability Company Agreement of DEG Acquisitions LLC, de concept- Dresser Inc. Sponsor Rights Agreement en de concept-dresser Inc. Investor

2 Rights Agreement. IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT 5. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 4, omschreven transactie leidt er toe dat First Reserve, via Acquisitions, uitsluitende zeggenschap verwerft over DEG. 6. Betrokken ondernemingen zijn First Reserve en DEG. 7. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt. V. BEOORDELING A. Relevante markten Relevante productmarkt(en) 8. Partijen geven aan dat de activiteiten van First Reserve, via haar deelnemingen in Entech Industries Inc en LVF Holding Corporation, en DEG enkel overlappen op het gebied van de productie van industrile kleppen en ventielen. Deze productieactiviteiten vormen volgens partijen de relevante productmarkt. 9. Partijen hebben een rapport[3] overgelegd waarin enerzijds een onderscheid wordt gemaakt naar de verschillende sectoren[4] waarin de afnemers van industrile kleppen en ventielen actief zijn en anderzijds naar verschillende typen van industrile kleppen en ventielen zoals veiligheidskleppen en aan/uit-kleppen. Partijen geven aan dat er geen reden is om een nadere segmentering te maken naar de afnemers van industrile kleppen en ventielen of naar de verschillende typen van industrile kleppen en ventielen. First Reserve en DEG leveren aan alle afnemers die ook vaak in meerdere industrietakken actief zijn. Wat betreft de typen van kleppen en ventielen geven partijen aan dat er enkel overlap bestaat ten aanzien van het type aan/uit kleppen. 10. In het onderhavige geval kan in het midden blijven of er een markt bestaat voor de productie van industrile kleppen en ventielen dan wel of deze mogelijke markt eventueel nader moet worden gesegmenteerd naar de afnemers van de kleppen en ventielen enerzijds en de verschillende typen van kleppen en ventielen anderzijds nu dat de materile beoordeling van de onderhavige concentratie niet benvloedt (zie de punten 12 en 13). Relevante geografische markten 11. Partijen geven aan de productie van industrile kleppen en ventielen plaatsvindt op een wereldmarkt. Hoewel er sterke aanwijzingen zijn dat de

3 mogelijke markt voor de productie van industrile kleppen en ventielen, gezien de veelvuldige import en export[5], ruimer is dan nationaal kan in het onderhavige geval in het midden blijven of sprake is van een nationale, Europese of wereldmarkt nu dat de materile beoordeling van de onderhavige concentratie niet benvloedt (zie punten 12 en 13). B. Gevolgen van de concentratie 12. Partijen behalen op een mogelijke markt voor de productie van industrile kleppen en ventielen in Nederland, in Europa en op een wereldmarkt een gezamenlijk marktaandeel van minder dan [0-10]%. Indien deze activiteiten nader worden gesegmenteerd naar de verschillende industrile sectoren waarin de afnemers actief zijn, zullen de marktaandelen in ieder van deze sectoren niet in belangrijke mate van het genoemde marktaandeel afwijken. 13. Indien een nadere onderverdeling moet worden gemaakt naar de verschillende typen van kleppen en ventielen is er volgens partijen enkel overlap op het gebied van de aan/uit kleppen. Ook op deze mogelijke markt zal het gezamenlijke marktaandeel op een Nederlandse, een Europese of een wereldmarkt volgens partijen minder zijn dan [0-10]%. Er bestaat geen aanleiding om aan deze opgave van partijen te twijfelen. 14. Gelet op de positie van partijen bestaat er geen aanleiding om te veronderstellen dat als gevolg van de onderhavige concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. VI. NEVENRESTRICTIES 15. Partijen hebben verzocht een non-concurrentiebeding zoals neergelegd in sectie 8.06 van de Agreement, aan te merken als nevenrestrictie. Het nonconcurrentiebeding houdt in dat noch verkoper noch enige van haar dochtermaatschappijen gedurende drie jaar activiteiten zal ontplooien, direct of indirect, welke gelijk zijn aan de te verkopen activiteiten en zich op het hetzelfde geografische gebied richten. 16. Met partijen kan worden aangenomen dat het non-concurrentiebeding rechtstreeks verbonden is aan en noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de beoogde concentratie. VII. CONCLUSIE 17 Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

4 18. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist. 19. Gelet op de overwegingen 15 tot en met 16 is de directeur-generaal van oordeel dat, voorzover de in punt 15 omschreven clausule een overeenkomst vormt als bedoeld in artikel 6 van de Mededingingswet, dat artikel ingevolge artikel 10 van de Mededingingswet, niet geldt voor deze overeenkomst. Datum: 30 maart 2001 w.g. A.W. Kist Directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam [1] De voornaamste investeerders in First Reserve zijn: [een vijftal public pension funds in de Verenigde Staten.] * In deze openbare versie van het onderhavige besluit zijn delen van de tekst weggelaten of vervangen door een bandbreedte om redenen van vertrouwelijkheid. Dit wordt aangegeven door middel van [ ]. [2] First Reserve oefent zeggenschap uit over de fondsen American Gas & Oil Investors Limited Partnership, AmGO II Limited Partnership, First Reserve Fund VI Limited Partnership, First Reserve Fund VII Limited Partnership, First Reserve Fund VIII Limited Partnership, First Reserve Fund IX Limited Partnership, Highland Energy Limited, T-3 Energy Services Inc., Fist Energuy Services Company, Picus Petroleum Corporation, Destiny Resource Services Corporation, Entech Industries Incorporation en LVF Holding Corporation. [3] "The World Valve and Actuator Market and UK Export Potential", rapport opgesteld door European Industrial Forecasting Ltd, februari [4] Genoemd worden de sectoren: (i) oil & gas, (ii) chemicals, paper, (iii) power generation, (iv) other industry en (v) water & sewerage. [5] Zie voetnoot 3.

5 Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.