Kweek en prooivoorkeur van het lieveheersbeestje Cryptolaemus montrouzieri

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kweek en prooivoorkeur van het lieveheersbeestje Cryptolaemus montrouzieri"

Transcriptie

1 Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar Kweek en prooivoorkeur van het lieveheersbeestje Cryptolaemus montrouzieri Tim Antoons Promotor: Prof. dr. ir. Patrick De Clercq Tutor: ir. Sara Maes Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de bio-ingenieurswetenschappen: Landbouwkunde

2

3 Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar Kweek en prooivoorkeur van het lieveheersbeestje Cryptolaemus montrouzieri Tim Antoons Promotor: Prof. dr. ir. Patrick De Clercq Tutor: ir. Sara Maes Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de bio-ingenieurswetenschappen: Landbouwkunde

4 De auteur en promotor geven de toelating deze scriptie voor consultatie beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze scriptie. The author and promoter give the permission to use this thesis for consultation and to copy parts of it for personal use. Every other use is subject to the copyright laws, more specifically the source must be extensively specified when using from this thesis. Gent, augustus 2012 De promotor De auteur Prof. Dr. ir. Patrick De Clercq Tim Antoons

5 Woord vooraf Na 5 jaar studeren is het moment aangebroken om mijn thesis voor te stellen. Het is een leerzaam en verrijkend proces gebleken waarbij ik gelukkig kon rekenen op de hulp van een aantal mensen. Eerst en vooral zou ik mijn promotor, Prof. dr. ir. Patrick De Clercq, willen bedanken voor het mogelijk maken van deze thesis en het kritisch nalezen en verbeteren van de teksten. Wie ik uiteraard ook wil bedanken is mijn tutor, ir. Sara Maes, die ondanks haar zwangerschap altijd bereid was om een handje toe te steken en mijn vele vragen te helpen oplossen. Verder zou ik iedereen in het labo willen bedanken voor de leuke en grappige momenten tijdens het uitvoeren de proeven. Zij stonden altijd klaar om eventuele vragen te beantwoorden en de kweken tijdens de examenperiode over te nemen. Ook mijn familie stond altijd paraat om mij te helpen waar mogelijk. Niet alleen bij het maken van deze thesis, maar gedurende mijn volledige studieperiode. Ik zou graag mijn ouders en mijn zus bedanken voor de vele steun die ze mij gaven. Als laatste wil ik mijn vriendin Alana bedanken voor haar steun, aanmoedigingen en de occasionele hulp in het weekend en op feestdagen. Tim Antoons Gent, augustus 2012 ii

6 Samenvatting Met deze thesis werd in de eerste plaats getracht een eenvoudiger kweeksysteem voor het Australische lieveheersbeestje Cryptolaemus montrouzieri Mulsant (Coleoptera: Coccinellidae) te ontwikkelen. Op dit moment wordt C. montrouzieri nog steeds gekweekt op wolluizen, vooral de citruswolluis Planococcus citri (Risso) (Hemiptera: Pseudococcidae). Deze wolluis wordt op haar beurt gekweekt op aardappelen. Om het kweeksysteem te vereenvoudigen werd in deze thesis gezocht naar alternatieve voedingsbronnen en een alternatief ovipositiesubstraat. De gebruikte voedingsbronnen voor het onderzoek naar de ontwikkeling en reproductie van C. montrouzieri waren: eitjes van Ephestia kuehniella Zeller (Lepidoptera: Pyralidae), een mengsel van bijenpollen en E. kuehniella eitjes (gelijke volumeverhouding) en bijenpollen. Deze voedingsbronnen werden vergeleken met P. citri wolluizen. Eitjes van E. kuehniella en het mengsel van E. kuehniella eitjes en pollen gaven betere resultaten voor de ontwikkeling van C. montrouzieri dan P. citri. Bijenpollen vormden geen geschikt dieet voor dit lieveheersbeestje. Hoewel geen significante verschillen werden opgetekend, leek de reproductie op E. kuehniella eitjes en op het mengsel iets beter te zijn dan op P. citri. Als ovipositiesubstraat werd telkens watten gebruikt in plaats van de eizakjes van wolluizen. Indien de E. kuehniella eitjes in de buurt van of op het watten uitgestrooid werden, was de ovipositie van C. montrouzieri groter dan wanneer de E. kuehniella eitjes werden aangeboden in een schaaltje. Uit onderzoek naar de predatiecapaciteit van C. montrouzieri bleek dat de vierdestadiumlarven van dit lieveheersbeestje evenveel tweedestadiumnimfen van de citruswolluis prederen indien ze gekweekt worden op E. kuehniella eitjes als wanneer ze gekweekt worden op P. citri. Dit bevestigt dat het vereenvoudigde kweeksysteem geen invloed heeft op de kwaliteit van C. montrouzieri als predator. In een tweede luik van deze thesis werd onderzocht of C. montrouzieri in staat is om andere insecten te prederen. Dit is belangrijk in het kader van een risicoanalyse want polyfage biologische bestrijders kunnen in staat zijn niet-doelorganismen aan te vallen en zo het voorkomen van inheemse organismen beïnvloeden. Volgende insecten werden als prooi aangeboden: de Californische trips Frankliniella occidentalis (Pergande) (Thysanoptera: Thripidae), de grote wasmot Galleria mellonella (Linnaeus) (Lepidoptera: Pyralidae) en de erwtenbladluis Acyrthosiphon pisum (Harris) (Hemiptera: Aphididae). Uit dit onderzoek kwam iii

7 naar voor dat C. montrouzieri zich niet kan ontwikkelen op tweedestadiumlarven van F. occidentalis en op eerste- en tweedestadiumlarven van G. mellonella. Op een mengsel van adulten en laatstestadiumnimfen van A. pisum bereikte 20% van de larven het volwassen stadium. Volwassen lieveheersbeestjes konden gemiddeld 7 dagen overleven op G. mellonella larven, maar geen eitjes afleggen. Op A. pisum legde C. montrouzieri gemiddeld 140 levensvatbare eitjes per vrouwtje op een periode van 30 dagen en na 61 dagen was 35% van de lieveheersbeestjes nog in leven. Cryptolaemus montrouzieri kan dus overleven en zich reproduceren op A. pisum. Verder onderzoek is echter nodig om na te gaan of het lieveheersbeestje deze bladluizen ook kan prederen in het wild. iv

8 Inhoudsopgave DEEL I INLEIDING DEEL II LITERATUURSTUDIE CRYPTOLAEMUS MONTROUZIERI MULSANT Taxonomie Verspreiding Biologie Levenscyclus en morfologie Eistadium Larvale stadia Prepop- en popstadium Volwassen stadium Reproductie Paring Ovipositie Fecunditeit Invloed van temperatuur Invloed van voedselbron Biologische bestrijding C. montrouzieri als biologische bestrijder Voor- en nadelen van exotische biologische bestrijders Kweeksysteem Aardappelen Wolluizen Cryptolaemus montrouzieri PLANOCOCCUS CITRI Taxonomie Verspreiding Morfologie en levenscyclus Schade Bestrijding DEEL III MATERIAAL EN METHODEN KWEEK Cryptolaemus montrouzieri v

9 3.2 Planococcus citri EXPERIMENTEN Invloed van dieet op ontwikkeling en reproductie Ontwikkeling Reproductie Ovipositiesubstraat Predatiecapaciteit op citruswolluis Gastheerbereik STATISTISCHE VERWERKING DEEL IV RESULTATEN EN BESPREKING INVLOED VAN DIEET OP ONTWIKKELING EN REPRODUCTIE Ontwikkeling Reproductie Besluit OVIPOSITIESUBSTRAAT Ontwikkeling Reproductie Besluit PREDATIECAPACITEIT OP CITRUSWOLLUIS Predatiecapaciteit Besluit GASTHEERBEREIK Ontwikkeling Overleving en reproductie Overleving Reproductie Predatiecapaciteit op erwtenbladluis Besluit ALGEMEEN BESLUIT BIBLIOGRAFIE vi

10 Deel I Inleiding

11 Meer en meer wordt door beleidsmakers de nadruk gelegd op de noodzaak voor geïntegreerde landbouw. Een gevolg daarvan is de stijgende vraag naar biologische bestrijders om gewassen te beschermen tegen plagen, ziekten en onkruiden (De Clercq, 2002; De Clercq, 2011). Cryptolaemus montrouzieri is een lieveheersbeestje afkomstig uit Australië en is als predator een zeer efficiënte natuurlijke vijand van wolluizen. Sinds lange tijd is hij echter over verschillende werelddelen verspreid omwille van zijn gebruik als biologische bestrijder (Clausen, 1978). Deze wolluispredator wordt gebruikt in de vermeerdering, een vorm van biologische gewasbescherming waarbij inheemse of exotische plagen bestreden worden door het loslaten van in het laboratorium gekweekte natuurlijke vijanden (De Clercq, 2011). De prijs van commerciële biologische bestrijders dient zo laag mogelijk te zijn om de concurrentie te kunnen aangaan met chemische gewasbeschermingsmiddelen. Een efficiënt kweeksysteem van kwaliteitsvolle natuurlijke vijanden is noodzakelijk om een lage prijs te kunnen verzekeren (De Clercq, 2011). Cryptolaemus montrouzieri wordt op dit moment gekweekt met wolluizen die zelf op aardappelen gekweekt worden (Merlin et al., 1996b; Chong & Oetting, 2007; Mustu et al., 2008; Hodek & Honek, 2009). Een kweeksysteem waarbij de gewenste natuurlijke vijand gekweekt wordt op zijn prooi of gastheer, die zelf gekweekt wordt op zijn waardplant, wordt een tritrofisch systeem genoemd. De kosten van zo n kweeksysteem kunnen hoog oplopen omwille van specifieke infrastructuur (bijv. klimaatkasten en serres) nodig voor de kweek. Bovendien is zo n systeem vaak arbeidsintensief. Om de kosten eventueel te drukken kan het kweeksysteem vereenvoudigd worden door gebruik te maken van artificiële diëten of alternatieve prooien en/of waardplanten (De Clercq, 2011). In deze thesis wordt getracht een alternatief kweeksysteem op te stellen waarbij het gebruik van wolluizen en aardappelen geëlimineerd wordt. Daarom wordt gezocht naar alternatieve voedingsbronnen en een alternatief ovipositiesubstraat. Tevens wordt via predatieproeven de kwaliteit van de wolluispredator voor gebruik in de biologische gewasbescherming nagegaan indien deze gekweekt wordt via een alternatief kweeksysteem. Cryptolaemus montrouzieri staat bekend als een polyfage predator die verschillende wolluissoorten predeert. Hij is echter ook in staat om andere insecten zoals dopluizen te consumeren (Malais & Ravensberg, 2002). In het tweede luik van deze thesis wordt nagegaan welke andere insecten C. montrouzieri als prooi kan nuttigen en welk gevolg dat kan hebben voor het veilige gebruik van dit exotische lieveheersbeestje in de biologische gewasbescherming. Het gebruik van biologische bestrijders brengt namelijk potentiële risico s met zich mee waarvan de milieurisico s het belangrijkst zijn. Als exotische bestrijders - 2 -

12 zich kunnen vestigen, kunnen ze inheemse soorten beconcurreren. Vooral polyfage soorten zijn in staat om bijvoorbeeld veranderingen in de distributie en het voorkomen van inheemse organismen teweeg te brengen omdat zij niet-doelorganismen kunnen aanvallen en bijgevolg een grotere overlevingskans hebben. Door middel van een risicoanalyse wordt getracht deze potentiële risico s in kaart te brengen en één van de eerste stappen is dan ook het bepalen van het gastheerspectrum van de (exotische) biologische bestrijder (De Clercq et al., 2011). Deze thesis vormt het begin van de bepaling van het volledige gastheerbereik van C. montrouzieri

13 Deel II Literatuurstudie

14 1 Cryptolaemus montrouzieri Mulsant 1.1 Taxonomie Superklasse: Hexapoda Klasse: Insecta Orde: Coleoptera Onderorde: Polyphaga Familie: Coccinellidae Species: Cryptolaemus montrouzieri Mulsant 1.2 Verspreiding Sinds de eerste introductie van Cryptolaemus montrouzieri in Californië (USA) vanuit Sydney (Australië) in 1891 werd deze predator over de hele wereld geïmporteerd in meer dan 40 landen in warme gematigde en tropische streken voor de bestrijding van wolluizen (Clausen, 1978). Het eerste Europese land waar C. montrouzieri werd geïntroduceerd is Italië (1908). Nadien werd dit lieveheersbeestje geïmporteerd in Spanje (1926), Corsica (1970), Frankrijk (1974), Portugal (1984) en Zweden (2001). Cryptolaemus montrouzieri heeft zich in al deze landen kunnen vestigen, behalve in Zweden (Roy & Migeon, 2010). Gezien haar oorsprong wordt deze soort ook wel eens het Australische lieveheersbeestje genoemd. 1.3 Biologie Levenscyclus en morfologie De levenscyclus (ontwikkeling van ei tot adult) van C. montrouzieri (zie Figuur 1-1) duurt ongeveer 30 dagen bij temperaturen tussen 23 en 27 C (Fisher, 1963). Na het eistadium doorloopt het lieveheersbeestje 4 larvale stadia (L1 tot L4) en een popstadium alvorens het adult ontluikt. Bij temperaturen onder 16 C of boven 33 C is dit lieveheersbeestje niet langer actief (Malais & Ravensberg, 2002; Osborne et al., 2004)

15 Figuur 1-1: Levenscyclus van C. montrouzieri (bovenaan) en Planococcus citri (onderaan) ( Eistadium De eitjes van C. montrouzieri zijn geelwit van kleur, glad, ovaal en ongeveer 1,5 mm groot (Malais & Ravensberg, 2002). Ze worden, in tegenstelling tot die van andere lieveheersbeestjes, los van elkaar afgezet. Per keer worden enkele (3-5) eitjes tegelijk afgelegd en verborgen in de eizakjes van wolluizen (Kaufmann, 1996; Malais & Ravensberg, 2002). De incubatieperiode bedraagt 5-6 dagen bij een temperatuur van 27 C en een relatieve vochtigheidsgraad (RV) van 60% (Fisher, 1963). Ghorbanian et al. (2011) vermelden een incubatieperiode van ongeveer 4 dagen bij dezelfde temperatuur en een RV van 65%. Bij een lagere temperatuur duurt het langer vooraleer de eitjes uitkomen: 8-9 dagen bij 21 C (Fisher, 1963) of 6-7 dagen bij C (Kaufmann, 1996) Larvale stadia De larven van het Australische lieveheersbeestje kunnen 13 mm groot worden en zijn bedekt met witte wasachtige aanhangsels (zie Figuur 1-2) waardoor vooral de eerste larvale stadia lijken op wolluizen. Door deze vorm van camouflage vallen ze minder op tussen hun prooi (Kaufmann, 1996; Malais & Ravensberg, 2002). De larven van C. montrouzieri kunnen van - 6 -

16 wolluizen onderscheiden worden door een stevigere beharing, een grotere beweeglijkheid en, naarmate ze ouder worden, grotere afmetingen (Malais & Ravensberg, 2002). De totale larvale periode bedraagt ongeveer 15 dagen (L1: 3-4 dagen, L2: 2-3 dagen, L3: 3-4 dagen, L4: 4-6 dagen) bij 27 C en 60% RV (Fisher, 1963). Ghorbanian et al. (2011) vermelden een gelijkaardige ontwikkelingsduur: 13 dagen bij een temperatuur van 27 C en 65% RV. Kaufmann (1996) daarentegen vond een totale larvale periode van ongeveer 34 dagen bij temperaturen van C. Figuur 1-2: Larve van C. montrouzieri ( Prepop- en popstadium De L4-larven bewegen zich weg van de andere larven om kannibalisme te voorkomen en aggregeren in kleine groepjes van 3 tot 12 individuen (Kaufmann, 1996). Ze verpoppen zich dan ook op verscholen plaatsen zoals de onderkant van bladeren (Malais & Ravensberg, 2002). Bij een temperatuur van 27 C en 60% RV duurt het prepopstadium 2-3 dagen en het eigenlijke popstadium 5-7 dagen (Fisher, 1963). Dit komt overeen met de bevindingen van Ghorbanian et al. (2011): 2-3 dagen en 7-8 dagen voor respectievelijk het prepop- en het popstadium

17 Figuur 1-3: Adult van C. montrouzieri ( Volwassen stadium Adulten van C. montrouzieri zijn ongeveer 3,8 à 4,6 mm lang en 2,7 à 3,2 mm breed. De dekschilden of elytra zijn zwart en hebben een oranje uiteinde. Zowel de kop als het pronotum hebben eenzelfde oranje kleur als de (10-delige) antennen en de monddelen (zie Figuur 1-3). Bij beide geslachten zijn het middelste en achterste paar poten zwart (Booth & Pope, 1986). De kleur van de voorpoten daarentegen is afhankelijk van het geslacht (zie Figuur 1-4). Deze vorm van seksueel dimorfisme laat toe om mannetjes van vrouwtjes te onderscheiden (Fisher, 1963). Bij de mannetjes zijn de voorpoten meestal oranje en is de buitenste rand van de tibia donkerder. Vrouwtjes daarentegen hebben zwarte voorpoten (Fisher, 1963; Booth & Pope, 1986; Kaufmann, 1996; Malais & Ravensberg, 2002). Een andere vorm van seksueel dimorfisme toont zich in het laatste segment van de 3-delige tarsi. Het laatste segment is verlengd en eindigt in een paar klauwen die bij de mannetjes vrij zijn van elkaar en bij vrouwtjes vergroeid (Booth & Pope, 1986). Gorb et al. (2008) zeggen echter dat er geen seksueel dimorfisme te zien is bij de klauwen

18 Figuur 1-4: Seksueel dimorfisme bij de voorpoten van C. montrouzieri: vrouwtje (links) en mannetje (rechts) ( Bij beide geslachten zijn de net ontloken adulten seksueel onvolwassen (Kaufmann, 1996). De seksratio ( : ) is ongeveer 1:1 hoewel afwijkingen van deze verhouding mogelijk zijn (Fisher, 1963; Malais & Ravensberg, 2002). Kaufmann (1996) spreekt namelijk over een gemiddelde seksratio met 64% mannetjes en 36% vrouwtjes (1,78:1). Persad & Khan (2002) vermelden een gelijkaardige seksratio van 1,6:1. De levensduur van adulten bedraagt 2 tot 3 maand (Kaufmann, 1996) Reproductie Paring Tijdens het paren buigt het mannetje zijn abdomen voor- en achterwaarts waardoor het sperma via de spermatofoor in de vagina van het wijfje gestuwd wordt. Het sperma van de mannetjes wordt bewaard in de spermatheek. Meestal kunnen een drietal spermabundels in de spermatheek teruggevonden worden, elk afkomstig van een ander mannetje. De spermathekale luchtpomp zorgt voor de circulatie van al het aanwezige sperma waardoor dit volledig gemengd is alvorens de bevruchting plaatsvindt (Kaufmann, 1996)

19 Figuur 1-5: Spermaoverdracht: (1) Spermatofoor met sperma komt de spermatheek binnen. Sp: sperma, spp: spermatofoor, fs: bevruchtingszak, va: vagina. (2) Overschot sperma gaat de spermatheek binnen. (3) Lege spermatofoor. (4) Bevruchting van een eitje: mp: micropile, e: eitje (Kaufmann, 1996) Als een eitje in de bevruchtingszak zit, worden de zaadcellen door het samenpersen van lucht naar de bevruchtingszak verplaatst (zie Figuur 1-5). Het bevruchte ei daalt nu af in de gemeenschappelijke oviduct en is klaar om afgelegd te worden. Per keer wordt maar 1 eitje bevrucht door het gemixte sperma van 3 of 4 mannetjes. Het is dus nodig dat er tijdens de ovipositie frequent gepaard wordt opdat alle eitjes zouden bevrucht worden (Kaufmann, 1996). Vrouwtjes die niet gepaard hebben leggen onbevruchte eieren af (Malais & Ravensberg, 2002). Mannetjes van C. montrouzieri beginnen pas te paren 20 à 30 dagen na uitkomst (Kaufmann, 1996). Fisher (1963) vermeldt echter dat, bij temperaturen van 24 tot 28 C, mannetjes 5 dagen oud moeten zijn om vrouwtjes succesvol te kunnen bevruchten. Vrouwtjes kunnen al snel na uitkomst paren (Kaufmann, 1996; Malais & Ravensberg, 2002). Vanaf 7 tot 10 dagen na uitkomst beginnen de eitjes zich te ontwikkelen en na ongeveer 3 weken zijn ze rijp (Kaufmann, 1996). Fisher (1963) vond daarentegen dat vrouwtjes bij temperaturen van 24 tot 28 C al eieren kunnen leggen vanaf de vierde dag na uitkomst

20 Ovipositie Het ovipositiegedrag van C. montrouzieri bestaat uit 2 stappen. In de eerste stap zijn chemische contactprikkels de voornaamste reden om op zoek te gaan naar een ovipositieplaats. Deze chemische prikkels zijn waarschijnlijk geassocieerd met de wasachtige secreties geproduceerd door wolluizen. Bij de tweede stap spelen fysieke aanwijzingen, waargenomen door de ovipositor, een rol. Na een positieve respons in de eerste stap zullen de vrouwtjes hun ovipositors uitstulpen en daarmee het substraat onderzoeken ( ovipositor thigmotactism ). De ovipositierespons van de roofkever is dus gerelateerd aan de aanwezigheid van wasdraden (filamenten) (Merlin et al., 1996b). Cryptolaemus montrouzieri is in staat eitjes vast te houden in de oviducten voor een geschatte periode van minstens uur indien geen geschikte ovipositieplaatsen aanwezig zijn. Dit laat hen toe om zeer kieskeurig om te springen met ovipositieplaatsen (Merlin et al., 1996b). Indien gedurende een lange periode geen geschikte ovipositieplaats te vinden is en de oviducten vol zitten met eieren, zal het vrouwtje de eitjes na het afleggen onmiddellijk kannibaliseren. De eitjes kunnen dan overal afgelegd worden (Merlin, 1992). Net uitgekomen vrouwtjes produceren volledig ontwikkelde eitjes wanneer ze gevoed worden met larven van de hydrangeadopluis Eupulvinaria hydrangeae (Steinweden) (Hemiptera: Coccidae) of met eitjes van de meelmot Ephestia kuehniella Zeller (Lepidoptera: Pyralidae), maar ze leggen deze eitjes niet af door het gebrek aan stimuli (Merlin et al., 1996b). De larven van C. montrouzieri laten sporen na die een significante afname in ei-afleg induceren. Deze sporen worden gevormd door de wasdraden die de larven achterlaten als ze zich voortbewegen en op zoek gaan naar eten. Met deze wasdraden is een feromoon geassocieerd dat de ei-afleg van in de buurt vertoevende wijfjes tegenhoudt (Merlin et al., 1996a) Fecunditeit Invloed van temperatuur Uit een studie van Babu & Azam (1987) blijkt dat het totaal aantal eieren gelegd door C. montrouzieri het grootst is bij een temperatuur van 30 C, namelijk 302,9 eitjes per vrouwtje. Bij een omgevingstemperatuur van C worden 237,1 eitjes per vrouwtje afgelegd en bij een temperatuur van 20 C bedraagt het totaal aantal eieren per vrouwtje slechts 126,1. Bij een temperatuur van 10 C legt het lieveheersbeestje geen eieren meer

21 Ook de gemiddelde ovipositie per dag is het grootst bij een temperatuur van 30 C, namelijk 3,2 eitjes per vrouwtje per dag. Bij C en 20 C bedraagt de dagelijkse ovipositie respectievelijk 2,3 en 1,3 eitjes per vrouwtje per dag (Babu & Azam, 1987) Invloed van voedselbron Het totaal aantal eieren dat gelegd wordt is sterk afhankelijk van het dieet van het vrouwtje; gebrekkige voeding veroorzaakt vermindering van de eiproductie (Malais & Ravensberg, 2002). Uit een studie uitgevoerd door Ghorbanian et al. (2011) blijkt dat het totaal aantal eitjes per vrouwtje gemiddeld 433 bedraagt indien de roofkever gevoed wordt met de citruswolluis Planococcus citri (Risso) (Hemiptera: Pseudococcidae). De gemiddelde dagelijkse ovipositie is 3,8 eitjes per vrouwtje per dag. Deze studie werd uitgevoerd bij een temperatuur van 27±1 C en 65±5% RV. Persad & Khan (2002) hebben bij gelijkaardige omstandigheden (27±3 C en 58±3% RV) onderzocht hoeveel eitjes C. montrouzieri legt indien ze gevoed wordt met de wolluis Maconellicoccus hirsutus (Green) (Hemiptera: Pseudococcidae). Zij vonden dat het lieveheersbeestje gemiddeld 118 eitjes aflegde onder deze omstandigheden. 1.4 Biologische bestrijding C. montrouzieri als biologische bestrijder Cryptolaemus montrouzieri is één van de eerste species die als predator ingezet werden om een insectenplaag in de landbouw te bestrijden. De wolluispredator werd voor het eerst geïntroduceerd in Californië (USA) vanuit Sydney (Australië) in 1891 en nadien in Hawaï in Sindsdien werd dit lieveheersbeestje geïmporteerd in meer dan 40 landen in warme gematigde en tropische streken om wolluisplagen te bestrijden (Clausen, 1978). Hoewel dit lieveheersbeestje de voorkeur geeft aan wolluizen, staat de soort bekend als een polyfage predator. Verschillende wolluissoorten worden door C. montrouzieri gegeten. Enkele voorbeelden zijn de citruswolluis Planococcus citri, de langstaartwolluis Pseudococcus longispinus (Targioni-Tozzetti), Pseudococcus calceolariae (Maskell), Maconellicoccus hirsutus (Green) en Phenacoccus gossypii (Townsend & Cockerell). Soms

22 worden ook aan wolluizen verwante soorten gegeten, zoals dopluizen en zelfs bladluizen. Enkele voorbeelden hiervan zijn de hydrangeadopluis Eupulvinaria hydrangeae en Eriococcus spp. (Hemiptera: Eriococcidae) (Fisher, 1963; Babu & Azam, 1987; Heidari & Copland, 1992; Merlin et al., 1996a; Merlin et al., 1996b; Malais & Ravensberg, 2002; Osborne et al., 2004; Chong & Oetting, 2007). Adulten van C. montrouzieri lokaliseren hun prooi aan de hand van visuele en olfactorische prikkels. Vierdestadiumlarven daarentegen kunnen hun prooi enkel waarnemen door fysiek contact (Heidari & Copland, 1992). Eens ze hun prooi gevangen hebben, eten ze deze volledig op. Adulten en jonge larven prefereren gastheereieren en jonge larven. Voor oudere larven maakt het niet uit in welk stadium de wolluizen zich bevinden (Malais & Ravensberg, 2002). Het Australische lieveheersbeestje wordt gebruikt in de vermeerdering (Fisher, 1963; Chong & Oetting, 2007; Mustu et al., 2008; Hodek & Honek, 2009). Deze vorm van biologische bestrijding houdt in dat inheemse of exotische plagen bestreden worden door het loslaten van in het laboratorium gekweekte natuurlijke vijanden (De Clercq, 2011). Cryptolaemus montrouzieri is in België commercieel beschikbaar bij de bedrijven Biobest N.V. (Westerlo, België) en Koppert B.V. (Berkel & Rodenrijs, Nederland) ( Zowel Biobest als Koppert raden aan ongeveer 2 à 3 volwassen lieveheersbeestjes per m² uit te zetten bij een relatief kleine plaagdensiteit. Hoe uitgebreider de plaag, hoe meer predatoren nodig zijn. De lieveheersbeestjes dienen uitgezet te worden op plaatsen met een hoge wolluisdensiteit ( De aanwezigheid van C. montrouzieri larven te midden van wolluiskolonies twee weken na kolonisatie geeft een indicatie van een succesvolle uitzetting. Indien geen larven kunnen teruggevonden worden, moeten nieuwe adulten worden vrijgelaten. Adulten worden uitgezet in plaats van larven omdat deze laatste moeilijker te hanteren zijn. Bovendien zijn de larven ook kannibalistisch waardoor veel mortaliteit optreedt indien grote aantallen in een kleine ruimte bewaard worden. De uitgezette adulten zullen zich verspreiden en op zoek gaan naar wolluiskolonies voor voeding en ovipositie. Binnen 2 generaties van C. montrouzieri zouden de wolluizen onder controle moeten zijn (Fisher, 1963) Voor- en nadelen van exotische biologische bestrijders Zoals reeds eerder aangehaald is C. montrouzieri afkomstig uit Australië (zie 1.2). Wanneer gebruikt in onze streken is het met andere woorden een exoot. Het gebruik van exotische biologische bestrijders heeft grote economische en ecologische voordelen met zich meegebracht. Verschillende uitheemse soorten hebben bijgedragen tot significante

23 onderdrukking van plagen (en onkruiden), zowel in klassieke biologische bestrijding als in vermeerdering. Bovendien heeft de klassieke biologische bestrijding geleid tot de bescherming van biodiversiteit (Van Driesche, 1994; Hoddle, 2004; Van Driesche et al., 2010). Eén van de belangrijkste successen was de introductie van de sluipwesp Apoanagyrus lopezi (De Santis) (Hymenoptera: Encyrtidae) voor de bestrijding van de maniokwolluis Phenacoccus manihoti (Matile-Ferrero) (Hemiptera: Pseudococcidae) in Afrika (Neuenschwander, 1996). Economische voordelen van het gebruik van exotische biologische bestrijders worden niet vaak beoordeeld, maar kosten-batenanalyses zijn uitgevoerd voor verschillende geleedpotige plagen. Zo wordt de verhouding van de baten en de kosten van de hierboven beschreven biologische bestrijding van de maniokwolluis in sub-saharisch Afrika geschat tussen 200:1 en 740:1, afhankelijk van de gebruikte marktprijs van maniok (Zeddies et al., 2001). De gemiddelde kosten-batenverhouding van alle projecten is ongetwijfeld lager. Dit neemt echter niet weg dat alle voordelen van succesvolle projecten belangrijker zijn dan de kosten van onsuccesvolle projecten. Bovendien blijven de economische voordelen van succesvolle biologische bestrijding elk jaar toenemen (Orr, 2009; Hoddle & Syrett, 2002). Eén van de grootste voordelen van biologische bestrijding ten opzichte van chemische bestrijding is het feit dat resistentieontwikkeling vrijwel onmogelijk is. Een bijkomend voordeel is het verminderde gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Dit komt zowel het milieu als de gezondheid van mens en dier ten goede (De Clercq et al., 2011). De potentiële risico s die biologische bestrijding met zich meebrengt, kunnen onderverdeeld worden in 3 categorieën: risico s voor de gezondheid van mens en dier, risico s voor de gezondheid van planten en risico s voor het milieu of de (inheemse) biodiversiteit. De milieurisico s worden meestal als de belangrijkste beschouwd (De Clercq et al., 2011). In het algemeen zijn de gezondheidsrisico s voor mens en dier zeer klein (van Lenteren et al., 2006). De nadelige effecten van biologische bestrijders beperken zich dan ook tot occasionele beten en steken en allergische reacties. Bij de vermeerdering is de kans op blootstelling aan deze risico s het grootst voor personeel dat instaat voor de productie van de bestrijders. Om deze risico s te minimaliseren kunnen echter wel beschermingsmaatregelen worden genomen (De Clercq & Bale, 2011)

24 Uitheemse biologische bestrijders kunnen de gezondheid van planten zowel direct als indirect beïnvloeden. Via interspecifieke competitie en intraguild predatie zou een geïntroduceerde bestrijder andere biologische bestrijdingsprogramma s kunnen verstoren, wat kan resulteren in verminderde plaag- of onkruidbestrijding met schade aan gewassen tot gevolg (van Lenteren et al., 2006). Intraguild predatie wordt door Polis et al. (1989) gedefinieerd als het doden en opeten van soorten die dezelfde voedselbron hebben en dus potentiële concurrenten zijn. Veel geleedpotige natuurlijke vijanden zijn facultatief fytofaag en kunnen dus op directe wijze schade toebrengen aan gewassen. Verschillende soorten van de geslachten Macrolophus, Dicyphus en Nesidiocorus (Hemiptera: Miridae) kunnen planten beschadigen indien hun populatiedensiteiten groot en hun prooien schaars zijn (Albajes et al., 2006; Sanchez, 2008). Toch resulteert niet elke voeding op planten in gewasschade. Verschillende predatoren en parasitoïden voeden zich (bijkomend) met nectar, pollen of plantensappen zonder dat planten daar nadelige effecten van ondervinden (Alomar & Wiedenmann, 1996; Lundgren, 2009). Milieurisico s zijn risico s waarbij introducties van een biologische bestrijder o.a. leiden tot veranderingen in de verspreiding van inheemse soorten, intraguild interacties, overdracht van schadelijke pathogenen naar inheemse soorten en verlies in biodiversiteit (van Lenteren et al., 2006). Elke nieuwe soort die zich weet te vestigen in een ecosyteem wordt verondersteld op een of andere wijze een invloed te hebben. Een worst case scenario is het uitsterven van een niet-doelorganimse, wat uiteraard irreversibel is. Alle andere mogelijke invloeden op het milieu kunnen reversibel zijn (De Clercq et al., 2011). 1.5 Kweeksysteem Zoals reeds eerder aangehaald wordt C. montrouzieri gebruikt in de vermeerdering (zie 1.4.1). Om te kunnen concurreren met chemische gewasbeschermingsmiddelen dient de prijs van commerciële biologische bestrijders zo laag mogelijk te zijn en om dit te kunnen verzekeren is het noodzakelijk een efficiënt kweeksysteem van kwaliteitsvolle predatoren te hebben (De Clercq, 2011). Het kweken van elk entomofaag insect omvat 3 biologische factoren die met elkaar interageren: de waardplant, de prooi (meestal de plaag) en de predator of parasiet (Fisher, 1963). Dit wordt ook wel eens een tritrofisch systeem genoemd. Zo n kweeksysteem is vaak arbeidsintensief en de kosten om het op te starten en te onderhouden kunnen hoog oplopen omwille van de specifieke infrastructuur (bijv. klimaatkasten en serres) nodig voor de kweek. Vereenvoudigde kweeksystemen waarbij gebruik gemaakt wordt van artificiële diëten of

25 alternatieve waardplanten en/of prooien zouden de kosten kunnen drukken (De Clercq, 2011). Uit verschillende artikels (Merlin et al., 1996b; Chong & Oetting, 2007; Mustu et al., 2008; Hodek & Honek, 2009; Ghorbanian et al., 2011) blijkt dat C. montrouzieri nog altijd gekweekt wordt met wolluizen die op aardappelen gekweekt worden. Daarom wordt hieronder het kweeksysteem uitgelegd zoals Fisher het in 1963 beschreef. In dit geval worden dus bleke aardappelspruiten gebruikt als alternatieve waardplant voor de citruswolluis (P. citri) die normaal op citrusplanten voorkomt (Fisher, 1963) Aardappelen Wanneer scheuten beginnen te verschijnen worden de aardappelknollen geplant in bakken. Deze bakken worden op rekken geplaatst die voorzien zijn van stroken jute die later zullen dienen als verpoppingplaats voor C. montrouzieri. Voor goede productieresultaten dient de productiekamer een temperatuur te hebben tussen 21 en 26 C en de relatieve vochtigheidsgraad tussen 60 en 84%. Om bleke scheuten te bekomen wordt de productiekamer donker gemaakt eens de scheuten ongeveer 7 cm groot zijn. Wolluizen houden immers meer van bleke aardappelscheuten dan van groene scheuten (Fisher, 1963). Eventueel kan ook gebruik gemaakt worden van pompoenen in plaats van aardappelen (Babu & Azam, 1987; Afifi et al., 2010; Ghafoor et al., 2011) Wolluizen De wolluissoort die zich het beste leent tot het kweken van C. montrouzieri is de citruswolluis Planococcus citri. Zo blijkt uit verschillende artikels dat de citruswolluis vaak gebruikt wordt voor het kweken van C. montrouzieri (Merlin et al., 1996b; Chong & Oetting, 2007; Mustu et al., 2008; Hodek & Honek, 2009, Afifi et al., 2010; Ghorbanian et al., 2011). Redenen hiervoor zijn de kortere levenscyclus, hogere fecunditeit en betere geschiktheid als prooi voor de predator in vergelijking met andere wolluissoorten zoals Pseudococcus calceolariae (Maskell), P. longispinus (Targioni Tozzetti), P. affinis (Maskell) (Hemiptera: Pseudococcidae) (Fisher, 1963)

26 Wolluizen kunnen met succes gekweekt worden in kweekkamers waar de temperatuur varieert tussen 18 en 29 C. De optimale temperatuur om wolluizen te kweken ligt tussen 20 en 24 C. Vrouwelijke wolluizen produceren crawlers (het actieve eerste stadium van wolluislarven) voor een periode van ongeveer 2 weken. De jonge wolluizen worden elke week verplaatst naar een nieuwe bak met aardappelspruiten. Om de verplaatsing van crawlers te stimuleren wordt de lichtintensiteit opgevoerd en de temperatuur verhoogd tot 27 C. Eens de aardappelspruiten geïnfecteerd zijn met de jonge wolluizen wordt een minimumtemperatuur aangehouden van 23 C (Fisher, 1963) Cryptolaemus montrouzieri Wanneer de wolluizen ongeveer 8 dagen oud zijn, worden 30 à 40 C. montrouzieri adulten (15 à 20 vrouwtjes) op elke bak gezet in de verduisterde productiekamer. De wijfjes leggen hun eitjes royaal verspreid op de aardappelspruiten en de bakken. De temperatuur in de productiekamer bedraagt 23 à 24 C. Twaalf dagen later wordt de verduistering van de ramen weggehaald om de adulten te kunnen verzamelen. Deze zijn immers positief fototroop (ze bewegen naar het licht toe). Gedurende de volgende 4 à 5 dagen kan op deze manier ongeveer 70% van de uitgezette adulten verzameld worden. De ontluikende lieveheersbeestjes voeden zich op de onvolwassen wolluizen. Om te vermijden dat de actieve oudere larven de poppen van het substraat duwen, worden stroken jutte aan de rekken gehangen die kunnen dienen als verpoppingplaats. Wanneer de adulten ontluiken wordt de verduistering opnieuw weggehaald en kunnen de lieveheersbeestjes geoogst worden met behulp van een platte trechter en een gekalibreerde plastieken fles. De trechter wordt lichtjes tegen de doek gedrukt en omhoog bewogen. Als de lieveheersbeestjes geraakt worden vallen ze onmiddellijk in de fles. In deze flessen kan C. montrouzieri veilig bewaard worden bij een temperatuur van 15,5 C gedurende 12 tot 18 uur voor vrijlating. De lieveheersbeestjes paren ook in deze flessen. De gemiddelde productie per bak bedraagt 2100 of meer adulten. Ontluikende lieveheersbeestjes worden gedurende een periode van ongeveer 21 dagen verzameld. Wanneer de productie minder dan 2000 adulten per productiekamer bedraagt, worden geen lieveheersbeestjes meer verzameld (Fisher, 1963)

27 2 Planococcus citri 2.1 Taxonomie Superklasse: Hexapoda Klasse: Insecta Orde: Hemiptera Onderorde: Homoptera Subgroep: Sternorrhyncha Superfamilie: Coccoidea Familie: Pseudococcidae Species: Planococcus citri (Risso) 2.2 Verspreiding De citruswolluis is de meest kosmopolitische soort van de Pseudococcidae-familie en kan teruggevonden worden in serres in gematigde streken en in openlucht in streken met een warm klimaat. Omwille van de enorme verspreiding blijft het gissen naar de plaats van oorsprong van deze wolluis (Blumberg & Van Driesche, 2001; Franco et al., 2004). 2.3 Morfologie en levenscyclus Figuur 2-1: Levenscyclus van P. citri. A: Adult vrouwtje, B: Eimassa, C: Eitjes, D-G: Nimfen, H: Adult mannetje (mrec.ifas.ufl.edu) Een volwassen vrouwtje heeft een roze kleur, is vleugelloos en is volledig bedekt door witte wasachtige stof. Op de rand van het lichaam bevinden zich wasdraden (Malais &

28 Ravensberg, 2002; Kerns et al., 2004). Een volgroeide vrouwelijke wolluis is ongeveer 2,5-4 mm lang en 2-3 mm breed. Vaak loopt een donkere lengtestreep over het lichaam (zie Figuur 2-2) (Malais & Ravensberg, 2002). Gedurende haar hele leven zal een wolluis 300 tot 600 eitjes afleggen (Kerns et al., 2004). Het totaal aantal geproduceerde eitjes is vooral temperatuursafhankelijk. Bij temperaturen boven 30 C worden er minder dan 100 eitjes afgelegd terwijl bij een temperatuur van 18 C meer dan 400 worden afgelegd (Copland et al., 1985). De eitjes worden afgelegd in groepjes van 5 tot 20 in eizakjes gemaakt van witte, wollige wasdraden. Ze hebben een roze kleur en na 2 tot 10 dagen komen ze uit. Het eerste nimfaal stadium is zeer actief en wordt crawler genoemd. Crawlers hebben een geel-roze kleur en worden dikwijls terug gevonden in groepen op de eizakjes of rond de klieren van een citrusvrucht (Kerns et al., 2004). Figuur 2-2: Vrouwtje en nimfen van P. citri (mrec.ifas.ufl.edu) Het aantal nimfale stadia is afhankelijk van het geslacht. Vrouwelijke wolluizen hebben 3 nimfale stadia en mannelijke wolluizen hebben er 4. Bij de mannetjes vormen het derde en vierde nimfaal stadium respectievelijk het prepop- en het popstadium (Gullan, 2000; Malais & Ravensberg, 2002; Kerns et al., 2004). Elk nimfaal stadium duurt 7 tot 16 dagen. Vrouwelijke nimfen lijken op een adult vrouwtje (zie Figuur 2-2) terwijl de mannelijke nimfen langwerpiger zijn. Mannelijke wolluizen ontluiken na 7 tot 14 dagen en lijken op langwerpige muggen met staartdraden (zie Figuur 2-3). Ze hebben gewoonlijk een lengte van ongeveer 4,5 mm (Kerns et al., 2004). Onder optimale omstandigheden zal een citruswolluis zich ontwikkelen van ei tot reproductief volwassen adult in ongeveer 30 dagen (Kerns et al., 2004)

29 Figuur 2-3: Mannetje van P. citri (Kerns et al., 2004) 2.4 Schade De citruswolluis is een zeer polyfage plaag in verschillende teelten (citrus, druiven, koffie en sierteelt) (Bierl-Leonhardt et al., 1981; Kerns et al., 2004; Afifi et al., 2010; Demirci et al., 2011; Ghorbanian et al., 2011). Deze plaag voedt zich door floëemsap op te zuigen uit stengels, takken en bladeren. Dit kan resulteren in verwelkte, vervormde en vergeelde (chlorotische) bladeren, het afvallen van bloemen, jonge vruchten en bladeren, groeivertraging en af en toe het afsterven van geïnfecteerde planten of plantendelen (Bierl- Leonhardt et al., 1981; Kerns et al., 2004; Demirci et al., 2011). Ze scheiden grote hoeveelheden honingdauw af dat als groeimedium dient voor roetdauwschimmels (Cloyd, 2003; Kerns et al., 2004; Demirci et al., 2011). Bovendien zorgt dit ook voor een verminderde fotosynthesecapaciteit waardoor de kwaliteit van de vruchten en de vitaliteit van de bomen dalen (Kerns et al., 2004; Demirci et al., 2011). Planococcus citri is tevens een vector van verschillende virusziekten in de druiventeelt en wordt daarom zelfs bij lage infectieniveaus beschouwd als een gevaarlijke plaag (Demirci et al., 2011). 2.5 Bestrijding Chemische bestrijding van de citruswolluis is moeilijk omwille van de was die de eitjes en de vrouwelijke adulten bedekt. Daarom wordt meer en meer gebruik gemaakt van biologische bestrijding (Kerns et al., 2004; Afifi et al., 2010; Demirci et al., 2011; Ghafoor et al., 2011, Ghorbanian et al., 2011). Toch zijn er in België nog steeds chemische

30 gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar voor de bestrijding van wolluizen in siergewassen (zie Tabel 2-1). Tabel 2-1: Lijst met middelen tegen wol-, dop- en schildluizen in siergewassen (Van Remoortere, 2011) Actieve stof Product Imidacloprid Confidor 200 SL Bazooka Belem Kohinor 200 SL Provado Ultra Warrant 200 SL Lambda-cyhalothrin Karate Zeon Ninja Thiacloprid Calypso Cypermethrin Cyperstar Cytox Sherpa 200 EC Insecticide 10 ME Deltamethrin Decis EC 2.5 Patriot Splendid Methiocarb Mesurol SC 500 Spirodiclofen Envidor Spirotetramat Movento Parasitoïden zorgen voor een uitstekende bestrijding indien ze niet verstoord worden door insecticide behandelingen (Kerns et al., 2004). Bij de firma Koppert zijn twee soorten sluipwespen (Hymenoptera: Encyrtidae) beschikbaar voor de bestrijding van de citruswolluis: Anagyrus pseudococci (Girault) en Coccidoxenoides perminutus (Timberlake). Ook andere sluipwespen zoals Leptomastidea abnormis (Girault) en Leptomastix dactylopii (Howard) zijn bruikbaar voor de bestrijding van de citruswolluis (Chong & Oetting, 2007). Ook entomopathogene schimmels zouden eventueel kunnen gebruikt worden ter bestrijding van de citruswolluis. Demirci et al. (2011) behaalden immers veelbelovende resultaten in hun onderzoek met de schimmel Isaria farinosa (Holmsk.) Fries. Uiteraard kan ook Cryptolaemus montrouzieri gebruikt worden voor de bestrijding van de citruswolluis. Zoals reeds aangehaald is deze predator commercieel beschikbaar bij de bedrijven Biobest en Koppert

31 Deel III Materiaal en methoden

32 3 Kweek 3.1 Cryptolaemus montrouzieri Aan het Laboratorium voor Agrozoölogie van de Universiteit Gent worden 2 kweken van C. montrouzieri onderhouden: één waarbij de lieveheersbeestjes gevoed worden met citruswolluis (P. citri ) en één waarbij ze gevoed worden met een mengsel van diepgevroren E. kuehniella eitjes en diepgevroren bijenpollen. Beide kweken gebeuren bij een temperatuur van 25 ± 1 C, een relatieve vochtigheid van 75 ± 5% en een fotoperiode van 16 uur licht en 8 uur duisternis. Tevens worden beide kweken op exact dezelfde wijze onderhouden met als enige verschil het voedsel dat wordt toegediend. Adulten worden per generatie in plastic dozen geplaatst met een grondoppervlak van 17 bij 30 cm en een hoogte van 9 cm. Zowel op de bodem als onder het deksel wordt keukenpapier gelegd om de kweek proper te kunnen houden. In het deksel is een groot gat gemaakt ter verluchting. Het keukenpapier onder het deksel zorgt er tevens voor dat de lieveheersbeestjes niet kunnen ontsnappen. De dozen zijn voorzien van 2 plastic schaaltjes. Eén van de schaaltjes bevat vochtig watten en doet dienst als waterbron. Het andere schaaltje wordt gevuld met het mengsel van E. kuehniella eitjes en bijenpollen. In elke doos wordt ook een schuilplaats gecreëerd voor de lieveheersbeestjes, namelijk een lege rol keukenpapier met daarin een vel gedeeltelijk opgerold keukenpapier. Bij de kweek op P. citri worden aardappelscheuten met wolluizen in de doos gelegd als voedsel. In de dozen van beide kweken ligt ook nog een stukje watten waarin de wolluispredator zijn eitjes aflegt. Om ervoor te zorgen dat de lieveheersbeestjes hun eitjes niet afleggen in de eizakjes van de wolluizen worden deze verwijderd alvorens de aardappelscheuten in de dozen worden gelegd. Het watten met eitjes van C. montrouzieri wordt in petrischalen geplaatst met een diameter van 14 cm en een hoogte van 1,5 cm. De bodems van deze schalen zijn bedekt met een op maat geknipt vel keukenpapier. In de petrischalen bevindt zich een schaaltje met vochtig watten en van zodra de larven uit de eitjes ontluiken, wordt voedsel aan de petrischalen toegediend. Elke maandag, woensdag en vrijdag wordt het voedsel ververst, het schaaltje met watten bevochtigd, het watten met C. montrouzieri eitjes overgeplaatst en een nieuw stukje watten als ovipositiesubstraat aangeboden

33 Figuur 3-1: Klimaatskast (links), kweek van C. montrouzieri op bijenpollen en E. kuehniella eitjes (rechts boven) en kweek van C. montrouzieri op wolluizen (rechts onder) 3.2 Planococcus citri De citruswolluis wordt aan het Laboratorium voor Agrozoölogie van de Universiteit Gent gekweekt op bleke aardappelscheuten. Voor deze kweek worden geen klimaatskasten gebruikt met als gevolg dat de temperatuur en relatieve vochtigheid niet geregeld zijn. De kweek wordt in donkere kasten gehouden om de aardappelscheuten bleek te houden. Aardappelen met wolluizen, oorspronkelijk afkomstig van de firma s Biobest N.V. (Westerlo, België) en Koppert B.V. (Berkel & Rodenrijs, Nederland), worden in plastic dozen geplaatst met een grondoppervlak van 17 bij 30 cm en een hoogte van 9 cm. Ook bij deze dozen werd een verluchtingsgat gemaakt in het deksel. Keukenpapier wordt gebruikt om de dozen zo proper mogelijk te houden en ontsnapping van de wolluizen te voorkomen. Nieuwe aardappelscheuten worden in de dozen geplaatst wanneer geïnfecteerde aardappelen verzameld worden voor de kweek van C. montrouzieri of wanneer oude aardappelen verwijderd worden. Elke maandag, woensdag en vrijdag wordt de wolluiskweek gecontroleerd

34 4 Experimenten Om het kweeksysteem van C. montrouzieri te vereenvoudigen werd gezocht naar manieren om het gebruik van wolluizen te elimineren. Eerst en vooral werden alternatieve voedingsbronnen voor het lieveheersbeestje bestudeerd. Drie verschillende diëten (E. kuehniella eitjes, bijenpollen en een mengsel van E. kuehniella eitjes en bijenpollen) werden vergeleken met de natuurlijke prooi (citruswolluis). Ten tweede werd gezocht naar een alternatief ovipositiesubstraat. Bij het huidige kweeksysteem is men immers afhankelijk van de eizakjes van de wolluizen. Ook werden testen uitgevoerd om het gastheerbereik ( host range ) van C. montrouzieri te onderzoeken, m.a.w. om te bepalen in hoeverre de roofkever in staat is andere organismen als prooi te gebruiken. Volgende insecten werden daarbij getest als prooi: de erwtenbladluis Acyrthosiphon pisum (Harris) (Hemiptera: Aphididae), de Californische trips Frankliniella occidentalis (Pergande) (Thysanoptera: Thripidae) en de grote wasmot Galleria mellonella (Linnaeus) (Lepidoptera: Pyralidae). 4.1 Invloed van dieet op ontwikkeling en reproductie Het doel van deze proef was de invloed van 4 verschillende voedingsbronnen nagaan op de ontwikkeling en de reproductie van C. montrouzieri. Volgende voedingsbronnen werden daarbij gebruikt: diepgevroren bijenpollen, diepgevroren E. kuehniella eitjes, een mengsel van bijenpollen met E. kuehniella eitjes (gelijke volumeverhouding) en citruswolluizen. Zowel de diepgevroren eitjes van E. kuehniella als de diepgevroren bijenpollen werden geleverd door de firma Koppert B.V.. De bijenpollen werden fijngemalen met een koffiemolen en vermengd met de E. kuehniella eitjes in een 1:1 volumeverhouding. Dit experiment werd uitgevoerd bij een temperatuur van 25 ± 1 C, een relatieve vochtigheid van 75 ± 5% en een fotoperiode van 16 uur licht en 8 uur duisternis. De lieveheersbeestjes (2 e generatie gekweekt op citruswolluis) kregen in alle levensstadia ad libitum voeding. Onbeperkte voeding werd verzekerd door elke dag vers voedsel en water aan te bieden. De E. kuehniella eitjes en het mengsel van pollen en E. kuehniella eitjes werden uitgestrooid op de bodem van de petrischaal waarin de lieveheersbeestjes verbleven

35 4.1.1 Ontwikkeling De ontwikkelingsduur van de 4 larvale stadia (L1, L2, L3 en L4) en het popstadium werd bepaald. Aangezien het onderscheid tussen het prepopstadium en het popstadium nauwelijks te bepalen valt, worden deze stadia samen als popstadium beschouwd. De totale ontwikkelingsduur in dit onderzoek is de duur vanaf het uitkomen van de eitjes tot en met het einde van het popstadium. Eitjes (2 e generatie) werden verzameld van C. montrouzieri (1 e generatie) gekweekt op citruswolluis. Van zodra deze eitjes uitgekomen waren, werden 200 L1-larven verzameld en verdeeld over de 4 verschillende diëten. Voor elk dieet werd dus gestart met 50 L1-larven. De larven werden afzonderlijk in kleine petrischalen (diameter 9 cm en hoogte 1,5 cm) geplaatst. Larven die na 1 dag gestorven waren, werden vervangen door nieuwe (net uitgekomen) larven. Dit omdat deze mortaliteit te wijten is aan manipulatie van de larven. Elke petrischaal werd voorzien van een op maat geknipt vel keukenpapier en een schaaltje met vochtig watten. Dagelijks werden de petrischaaltjes gecontroleerd op larvale vervellingen en ook de verpopping werd nagegaan. Eveneens werden het tijdstip van ontluiken van de adult en de eventuele mortaliteit genoteerd. Eens de lieveheersbeestjes het popstadium bereikt hadden, werd geen voedsel meer toegediend. Pas ontpopte adulten werden gedurende 1 dag uitgehongerd, in aanwezigheid van water, waarna hun gewicht en geslacht werden bepaald. Nadien kregen ze terug voedsel en werd de reproductie onderzocht Reproductie In dit experiment werden de volgende reproductieparameters nagegaan: de preovipositieperiode (tijd tussen het ontluiken van het wijfje en haar eerste ovipositie), het aantal afgelegde eitjes, de dagelijkse ovipositie, de incubatieperiode van de eitjes en het ontluikingspercentage. Wegens de duur en de omvang van het experiment werd de ovipositie nagegaan voor de eerste 30 dagen van de ovipositieperiode waarna het experiment afgebroken werd. Koppeltjes werden gevormd met de ontloken adulten van de ontwikkelingsproef, na bepaling van hun gewicht en geslacht. De vorming van de koppeltjes gebeurde op basis van de beschikbaarheid van mannetjes en vrouwtjes. Zo werd het eerst ontpopte mannetje gekoppeld met het eerst ontpopte vrouwtje. De koppeltjes werden afzonderlijk geplaatst in kleine petrischaaltjes voorzien van een op maat geknipt vel keukenpapier, een schaaltje met vochtig watten en een stukje watten dat dienst deed als ovipositiesubstraat. Elke dag werd verse voeding en vers water aangeboden aan de koppeltjes. Wolluizen werden toegediend

BIOLOGISCHE BESTRIJDING INTERIEUR BEPLANTINGEN. Stichting Kwaliteitsmerk Interieurbeplantingen 11 mei 2017, Park Makeblijde Houten

BIOLOGISCHE BESTRIJDING INTERIEUR BEPLANTINGEN. Stichting Kwaliteitsmerk Interieurbeplantingen 11 mei 2017, Park Makeblijde Houten BIOLOGISCHE BESTRIJDING INTERIEUR BEPLANTINGEN Stichting Kwaliteitsmerk Interieurbeplantingen 11 mei 2017, Park Makeblijde Houten ENTOCARE 1991-2017 biologische bestrijding maar dan net even anders gespecialiseerde

Nadere informatie

Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische bestrijders (deel 2)

Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische bestrijders (deel 2) Redactie Nieuwsbrief : PCS, Adviesdienst Gewasbescherming: Marc Vissers, Joachim Audenaert, Bart Haleydt, Ruth Verhoeven Vlaamse Overheid: Frans Goossens Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische

Nadere informatie

Monitoren en beheersen van wolluis in de sierteelt

Monitoren en beheersen van wolluis in de sierteelt Monitoren en beheersen van wolluis in de sierteelt Joachim Audenaert 1 Beheersing van wolluisproblemen in de sierteelt binnen een IPM-systeem januari 2017 december 2020 Projectpartners Financiering 2 Projectdoelstellingen

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 oktober Beste natuurliefhebber/-ster

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 oktober Beste natuurliefhebber/-ster De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 oktober 2016 Beste natuurliefhebber/-ster Het was een prachtige dag en ik was graag ook na de excursie nog een paar uurtjes op de tuin gebleven, maar dat zat er

Nadere informatie

RISICO'S EN REGULERING VAN BIOLOGISCHE GEWASBESCHERMING. Patrick DE CLERCQ

RISICO'S EN REGULERING VAN BIOLOGISCHE GEWASBESCHERMING. Patrick DE CLERCQ RISICO'S EN REGULERING VAN BIOLOGISCHE GEWASBESCHERMING Patrick DE CLERCQ Laboratorium voor Agrozoölogie Vakgroep Gewasbescherming Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Universiteit Gent EXOTEN IN DE BIOLOGISCHE

Nadere informatie

De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis)

De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis) De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis) Lepidoptera, fam. Crambidae Waardplanten Buxussoorten zoals Buxus microphylla, B. sempervirens en B. sinica. Geografische verspreiding

Nadere informatie

Herkennen van wolluissoorten in de sierteelt

Herkennen van wolluissoorten in de sierteelt Herkennen van wolluissoorten in de sierteelt Joachim Audenaert, Ruth Verhoeven en Laura Golsteyn VLAIO - LA-traject (2017 2020) 1 Agenda Wolluis algemeen Classificatie Belangrijkste soorten onderscheiden

Nadere informatie

Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische bestrijders (deel 1)

Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische bestrijders (deel 1) Redactie Nieuwsbrief : PCS, Adviesdienst Gewasbescherming: Marc Vissers, Joachim Audenaert, Bart Haleydt, Ruth Verhoeven Vlaamse Overheid: Frans Goossens Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische

Nadere informatie

Biologie en bestrijding van de frambozenschorsgalmug

Biologie en bestrijding van de frambozenschorsgalmug Biologie en bestrijding van de frambozenschorsgalmug Herman Helsen en Jan Willem Klaassen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Bloembollen, boomkwekerij en fruit Rapportnr. Maart 2011 2011-07 2011 Wageningen,

Nadere informatie

Gebruik van natuurlijke vijanden bij aanplanting in openbaar groen. Lode Van Schaeren Crop protection specialist

Gebruik van natuurlijke vijanden bij aanplanting in openbaar groen. Lode Van Schaeren Crop protection specialist Gebruik van natuurlijke vijanden bij aanplanting in openbaar groen Lode Van Schaeren Crop protection specialist Inhoudstafel Waarom? Plagen & nuttigen Plan van aanpak Vragen 1/14/2013 Waarom nuttige insecten

Nadere informatie

Bestrijding bladwespen bij rode bes in kassen en tunnels.

Bestrijding bladwespen bij rode bes in kassen en tunnels. Verslaglegging demoproject Bestrijding bladwespen bij rode bes in kassen en tunnels. Gefinancierd door Productschap Tuinbouw In opdracht van de Nederlandse Fruitteelt Organisatie In het kader van het project

Nadere informatie

Bestrijding van citruswolluis in potplanten

Bestrijding van citruswolluis in potplanten Bestrijding van citruswolluis in potplanten Juliette Pijnakker en Ada Leman Rapport GTB-1181 Referaat Momenteel worden wolluizen vaak biologisch bestreden in binnentuinen van kantoren, zwembaden, dierentuinen

Nadere informatie

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN. www.dlvplant.nl TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN. www.dlvplant.nl TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN KENNISBUNDEL Biologische aardappelen Mei 2013 TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN ZIEKTEN EN PLAGEN / VIRUSZIEKTEN ZIEKTEN EN PLAGEN / PHYTOPHTHORA INFESTANS ZIEKTEN EN PLAGEN / RHIZOCTONIA SOLANI DE SMAAK

Nadere informatie

HAPTE CHAP SAMENVATTING

HAPTE CHAP SAMENVATTING HAPTE CHAP Wanneer voortplanting tussen individuen van verschillende soorten, maar ook van verschillende populaties wordt voorkómen, noemen we dit reproductieve isolatie. Reproductieve isolatie speelt

Nadere informatie

Plagen in prei Preihappening 15/02/2019

Plagen in prei Preihappening 15/02/2019 Plagen in prei Preihappening 15/02/2019 1.Trips Zeer hoge druk van trips in 2017 en 2018 Door hoge temperaturen volgen ontwikkelingsstadia van trips heel snel op elkaar Weinig effect van 8 of 9 bespuitingen

Nadere informatie

Banker plant systeem voor Delphastus catalinae tegen wittevlieg

Banker plant systeem voor Delphastus catalinae tegen wittevlieg Banker plant systeem voor Delphastus catalinae tegen wittevlieg Anton van der Linden Rapport GTB-1266 Abstract NL Kaswittevlieg Trialeurodes vaporariorum is voor verscheidene sierteeltgewassen een belangrike

Nadere informatie

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Spanje, Javea, Cap Sant Antoni december 2013 - februari 2014 Door: Silvia Hellingman-Biocontrole Onderzoek en Advies en Jan van Eijle

Nadere informatie

Voedingswaarde van planten Gewichtstoename van rupsen

Voedingswaarde van planten Gewichtstoename van rupsen Inleiding De voedingswaarde van eten staat in het algemeen vermeld op een label op de produkten. De voedingswaarde van een produkt wordt bepaald door alles wat er in zit aan voedingstoffen. Mensen hebben

Nadere informatie

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 24 januari 2018, Zwartewaal

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 24 januari 2018, Zwartewaal Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 24 januari 2018, Zwartewaal Rode draad in deze presentatie Waarom bloemenranden op je bedrijf? Natuurlijke plaagbestrijding is dichtbij.

Nadere informatie

Bestrijding van potworm, Lyprauta met aaltjes

Bestrijding van potworm, Lyprauta met aaltjes Bestrijding van potworm, Lyprauta met aaltjes Delfgauw, 22 december 2011 FytoConsult Distributieweg 1 2645 EG Delfgauw COLOFON: Auteurs: FytoConsult Distributieweg 1 2645 EG Delfgauw Telefoon: 015-2578124

Nadere informatie

Fruit vliegen in Suriname

Fruit vliegen in Suriname Er wordt voor de Carambola fruit vlieg er aan gewerkt om een geschikte parasiet te kweken, zodat ook voor deze soort een milieuvriendelijke, natuurlijke bestrijding beschikbaar is. MINISTERIE VAN LANDBOUW,

Nadere informatie

SPREEKBEURT BIDSPRINKHAAN

SPREEKBEURT BIDSPRINKHAAN SPREEKBEURT BIDSPRINKHAAN l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n ONGEWERVELDEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN WE HEBBEN DE BELANGRIJKSTE INFORMATIE OVER DE BIDSPRINKHAAN

Nadere informatie

Verslag Biologie Fruitvliegjes

Verslag Biologie Fruitvliegjes Verslag Biologie Fruitvliegjes Verslag door een scholier 1593 woorden 15 februari 2017 5,5 7 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Inleiding In dit practicum gaan we de theorie en praktijk van erfelijkheid

Nadere informatie

EIKENPROCESSIERUPS EN BIODIVERSITEIT. Hellingman Onderzoek en Advies BV

EIKENPROCESSIERUPS EN BIODIVERSITEIT. Hellingman Onderzoek en Advies BV EIKENPROCESSIERUPS EN BIODIVERSITEIT In alle fases van ontwikkeling hebben eikenprocessierupsen natuurlijke vijanden Paring Eitjes overwinteren Rupsen uit in april 2 de stadium 3 de stadium - begin brandharen

Nadere informatie

Potentie van de sluipwesp Euplectrus phthorimaeae voor de bestrijding van Turkse uil

Potentie van de sluipwesp Euplectrus phthorimaeae voor de bestrijding van Turkse uil Potentie van de sluipwesp Euplectrus phthorimaeae voor de bestrijding van Turkse uil Joop Woelke Dit onderzoek is in opdracht van Glastuinbouw Nederland (projectnummer PT 15138.39) en uitgevoerd door de

Nadere informatie

INTERN VERSLAG Nr. 123/88 ( A)

INTERN VERSLAG Nr. 123/88 ( A) INTERN VERSLAG Nr. 123/88 Onderzoek naar bestrijding volwassen lapsnuitkever (Otiorhynchus sulcatus) met acefaat en BIO 1020. (4007-14A) V.C. Lans, B.H.M. Looman en ir. N.G.M. Dolmans PROEFSTATION VOOR

Nadere informatie

Lekker: rot of vers? De keuze van de fruitvlieg Drosophila

Lekker: rot of vers? De keuze van de fruitvlieg Drosophila De keuze van de fruitvlieg Drosophila Inleiding De meeste mensen vinden fruitvliegen vervelende, vieze rotbeestjes die op de GFT bak of je biertje afkomen. Sommige onderzoekers denken hier anders over:

Nadere informatie

5.2 Waarnemingen. Figuur 9. Uitzetten van lieveheersbeestjes

5.2 Waarnemingen. Figuur 9. Uitzetten van lieveheersbeestjes Uitzetten natuurlijke vijanden In 2008 werden twee soorten lieveheersbeestjes (Adalia bipunctata en Exochomus quadripustulatus), gaasvliegen (Chrysoperla carnea), galmuggen (Aphidoletes aphidimyza) en

Nadere informatie

Problematiek wol-, dop- en schildluis in de sierteelt onder

Problematiek wol-, dop- en schildluis in de sierteelt onder Problematiek wol-, dop- en schildluis in de sierteelt onder glas Maart 2016 Helma Verberkt Joke Vreugdenhil Jeannette Vriend PT nr. 15138.08 Inhoudsopgave 1. Inleiding en knelpuntanalyse 2 2. Wol-, dop-

Nadere informatie

Kasspintbestrijding in roos

Kasspintbestrijding in roos Kasspintbestrijding in roos De ontwikkeling van spinteieren is afhankelijk van de temperatuur, de relatieve luchtvochtigheid en de waardplant. Met de zonnige dagen, soms gecombineerd met een lage luchtvochtigheid,

Nadere informatie

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 6 september 2017, Kronenberg

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 6 september 2017, Kronenberg Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 6 september 2017, Kronenberg Rode draad in deze presentatie Waarom bloemenranden op je bedrijf? Natuurlijke plaagbestrijding is dichtbij.

Nadere informatie

Platform Openbaar Groen: Ziekten en plagen in openbaar groen

Platform Openbaar Groen: Ziekten en plagen in openbaar groen Platform Openbaar Groen: Ziekten en plagen in openbaar groen Van Remoortere Liesbet Waarschuwingssysteem Proefcentrum voor Sierteelt (PCS) Genk 28 juni 2011 Waarschuwingssysteem Waarnemings- en Waarschuwingssysteem

Nadere informatie

Introductie Batavia. 7 juni 2018 World Horti Center, Naaldwijk

Introductie Batavia. 7 juni 2018 World Horti Center, Naaldwijk Introductie Batavia 7 juni 2018 World Horti Center, Naaldwijk Spirotetramat Werkzame stof: Formulering: Chemische groep: IRAC code: Spirotetramat 100 g/l SC Keto-enolen 23 Envidor (contact) Oberon (translaminair)

Nadere informatie

Fruit vliegen in Suriname

Fruit vliegen in Suriname In onderstaande tent kan fruit dat fruitvliegen en parasieten bevat, geplaatst worden; de fruitvliegen kunnen niet ontsnappen, de parasieten wel, doordat het gaas van de tent te fijn is voor de vlieg,

Nadere informatie

Nieuwe ontwikkelingen in de sierteelt

Nieuwe ontwikkelingen in de sierteelt Nieuwe ontwikkelingen in de sierteelt Themadag Gewasgezondheid, Bleiswijk 8 maart 2012 Trends 2012 Woorden: Duurzaamheid! Weerbaarheid! Robuuste systemen! Nieuwe natuurlijke vijanden Spontaan Dit jaar

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei 2016. Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei 2016. Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een heel aangename dag, maar er was minder te zien dan ik had gehoopt/verwacht. Twee dagen eerder waren we in de Hortus

Nadere informatie

Wantsen en Cicaden. Sebastiaan van Steenpaal PPO-Glastuinbouw. INFORMATIEMARKT TUINBOUW Westland / ZHG Bedrijf Paul Kouwenhoven, Amaryllis

Wantsen en Cicaden. Sebastiaan van Steenpaal PPO-Glastuinbouw. INFORMATIEMARKT TUINBOUW Westland / ZHG Bedrijf Paul Kouwenhoven, Amaryllis Wantsen en Cicaden Sebastiaan van Steenpaal PPO-Glastuinbouw INFORMATIEMARKT TUINBOUW Westland / ZHG 07-10-2004 Bedrijf Paul Kouwenhoven, Amaryllis Wantsen in de glastuinbouw > Inventarisatie (wantsen)

Nadere informatie

Afwijkingen bestrijden

Afwijkingen bestrijden Afwijkingen bestrijden De ziekte- of schadeveroorzaker is al aanwezig en je bent tot de conclusie gekomen dat er bestreden moet worden. Welke methode ga je dan hanteren? Er zijn verschillende methoden

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 15 april Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 15 april Beste natuurliefhebber/- ster, De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 15 april 2014 Beste natuurliefhebber/- ster, Doordat we anderhalve week afwezig waren komt dit verslag later dan gebruikelijk. Intussen ben ik vergeten hoe de omstandigheden

Nadere informatie

Tripsbestrijding en -resistentie. Hilde Eelen Dow AgroSciences PCS, 30 november 2011

Tripsbestrijding en -resistentie. Hilde Eelen Dow AgroSciences PCS, 30 november 2011 Tripsbestrijding en -resistentie Hilde Eelen Dow AgroSciences PCS, 30 november 2011 Inhoud Trips Bestrijding Resistentie - Soorten - Schade - Erkende middelen - Tracer - Suiker - Mechanismen - Tripsresistentie

Nadere informatie

Schadelijke wantsen in de glastuinbouw. Gerben Messelink, Wageningen UR Glastuinbouw

Schadelijke wantsen in de glastuinbouw. Gerben Messelink, Wageningen UR Glastuinbouw Schadelijke wantsen in de glastuinbouw Gerben Messelink, Wageningen UR Glastuinbouw IPM leergroep wants, 3 april 2018 Inventarisatie schadelijke wantsen 2002 (PT-project) Inventarisatie via lichtvallen

Nadere informatie

Plaagbestrijding als teamsport

Plaagbestrijding als teamsport Plaagbestrijding als teamsport Een inleiding over Natuurlijke Vijanden Jerre de Blok Oktober 2007 Werken met natuurlijke vijanden Natuurlijke vijanden: dieren of micro-organismen die van nature plagen

Nadere informatie

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel Doelgroep: Groep 6 t/m 8 Leerstofgebied: Wereldoriëntatie Werkvorm: Groepjes Duur: ± 30 minuten Doel van de opdracht: Leerlingen leren wat het favoriete voedsel

Nadere informatie

Small Hive Beetle (Aethina tumida) Kleine bijenkastkever. Jeroen Donders

Small Hive Beetle (Aethina tumida) Kleine bijenkastkever. Jeroen Donders Small Hive Beetle (Aethina tumida) Kleine bijenkastkever Jeroen Donders Kleine bijenkastkever / Small Hive Beetle Vaak afgekort tot KBK/SHB Oorsprong in Zuidelijk Afrika Wordt daar niet als plaag gezien

Nadere informatie

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel Doelgroep: Groep 4 t/m 8 Leerstofgebied: Wereldoriëntatie Werkvorm: Groepjes Duur: ± 30 minuten Doel van de opdracht: Leerlingen leren wat het favoriete voedsel

Nadere informatie

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info Lieveheersbeestje Wie het het lieveheersbeestje? Veel mensen vinden insecten, en vooral kevers, maar griezelige beesten. Ze hebben van die rare sprieten op hun kop, van die enge dunne pootjes, En ook hun

Nadere informatie

WERKBLADEN VOOR DE LEERLINGEN

WERKBLADEN VOOR DE LEERLINGEN BIO? DA S LOGISCH! INTROLES VOOR DE 2 e GRAAD 1 LESUUR WERKBLADEN VOOR DE LEERLINGEN 2 BIO? DA S LOGISCH? - WERKBLADEN VIDEO: GEERT HOSTE Wat is biologische voeding? Schrijf zoveel mogelijk termen op die

Nadere informatie

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN 13230N HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018. 1 BESLUIT WIJZIGING WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT EN GEBRUIKSAANWIJZING

Nadere informatie

vetreserves worden aangemaakt door de gastheer. Het eerste aspect met betrekking tot deze hypothese berust op het verband tussen deze metabolische

vetreserves worden aangemaakt door de gastheer. Het eerste aspect met betrekking tot deze hypothese berust op het verband tussen deze metabolische Het verlies van eigenschappen is een belangrijk proces dat bijdraagt aan evolutionaire veranderingen van organismen. Desondanks heeft onderzoek op dit gebied relatief weinig aandacht gekregen en wordt

Nadere informatie

Biologische en chemische bestrijding van de gegroefde lapsnuitkever (Otiorhynchus sulcatus) (4102).

Biologische en chemische bestrijding van de gegroefde lapsnuitkever (Otiorhynchus sulcatus) (4102). 1 PROJECT Biologische en chemische bestrijding van de gegroefde lapsnuitkever (Otiorhynchus sulcatus) (4102). INTERN VERSLAG PROEF Deelprocessen van de parasitering van larven van de lapsnuitkever (0.

Nadere informatie

Kruip in de huid van trips: invloed van gewas en klimaat op gedrag en bestrijding

Kruip in de huid van trips: invloed van gewas en klimaat op gedrag en bestrijding Kruip in de huid van trips: invloed van gewas en klimaat op gedrag en bestrijding Gerben Messelink Wageningen University & Research, BU Glastuinbouw Gewasgezondheidsdag, 8 maart 2018 trips adulten eieren

Nadere informatie

RESULTATEN UIT HET ONDERZOEK WORTEL. Bart Declercq, Sofie Darwich & Sabien Pollet 03/03/2016

RESULTATEN UIT HET ONDERZOEK WORTEL. Bart Declercq, Sofie Darwich & Sabien Pollet 03/03/2016 RESULTATEN UIT HET ONDERZOEK WORTEL Bart Declercq, Sofie Darwich & Sabien Pollet 03/03/2016 INHOUD - MINEERBORSTELMOT - WORTELVLIEG - BLADLUIZEN - ANDERE SCHADEVERWEKKERS Schade Alternaria Mineerborstelmot

Nadere informatie

150 years. Biologische tripsbestrijding in de sierteelt

150 years. Biologische tripsbestrijding in de sierteelt Biologische tripsbestrijding in de sierteelt Piet van Boven, Technisch adviseur bio-insecticiden Artemis studiedag, 12 november 2015 Onderwerpen Praktijkervaringen 2015 Tripsbestrijding chrysant Tripsbestrijding

Nadere informatie

Gallen. Er is een nieuwe druk verschenen van Het Gallenboek. Een mooie gelegenheid om eens kennis te maken met Gallen.

Gallen. Er is een nieuwe druk verschenen van Het Gallenboek. Een mooie gelegenheid om eens kennis te maken met Gallen. Stichting Natuurvrienden Capelle aan den IJssel e.o. november 2010 nummer 8 Gallen Vorig jaar is er een nieuwe druk verschenen van het Gallenboek. Dit is een boek, waarin alle Nederlandse gallen staan,

Nadere informatie

Biologische bestrijding van bladluizen in paprika. Aphidoletes kan meer dan we denken.. Jeroen van Schelt. Koppert Biological Systems

Biologische bestrijding van bladluizen in paprika. Aphidoletes kan meer dan we denken.. Jeroen van Schelt. Koppert Biological Systems Biologische bestrijding van bladluizen in paprika. Aphidoletes kan meer dan we denken.. Jeroen van Schelt Koppert Biological Systems Belangrijkste bladluizen in paprika Aulacorthum solani Boterbloemluis

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, donderdag 3 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, donderdag 3 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, donderdag 3 mei 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, De excursie van dinsdag ging i.v.m. het miezerige weer niet door. Gelukkig was het donderdag wel aangenaam weer en dus fietste

Nadere informatie

Onderzoek naar en ontwikkeling van een nieuw bacterieel biopesticide voor de biologische bestrijding van trips en spint.

Onderzoek naar en ontwikkeling van een nieuw bacterieel biopesticide voor de biologische bestrijding van trips en spint. Onderzoek naar en ontwikkeling van een nieuw bacterieel biopesticide voor de biologische bestrijding van trips en spint. Willem Jan de Kogel, Plant Research International B.V. Willem Ravensberg, Koppert

Nadere informatie

TRACER. Een nieuwe aanpak bij de bestrijding van trips in prei

TRACER. Een nieuwe aanpak bij de bestrijding van trips in prei Een nieuwe aanpak bij de bestrijding van trips in prei TRIPSSCHADE DETAIL VOLWASSEN TRIPS een biologisch geproduceerd insecticide met een unieke werkingswijze doodt de schadelijke insecten snel en zeker

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 26 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 26 juni Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 26 juni 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, Volgens de weerprofeten zou het een mooie dag worden en ze kregen helemaal gelijk. De temperatuur was aanzienlijk hoger

Nadere informatie

5. Hoe komt het dat de brulkikker niet meer in Nederland voorkomt?

5. Hoe komt het dat de brulkikker niet meer in Nederland voorkomt? Lesbrief Help, een brulkikker! Wat weet je al? 1. Welke namen zijn genoemd voor deze kikker? 2. Wat eet deze kikker? 3. Waar komt deze kikker van oorsprong vandaan? 4. Hoe is deze kikker in Nederland gekomen?

Nadere informatie

Vriend of vijand. Hiervan wordt gebruik gemaakt bij

Vriend of vijand. Hiervan wordt gebruik gemaakt bij Intermezzo Vriend of vijand Jeroen van Schelt Koppert Biological Systems is een voorbeeld van een Nederlands bedrijf waarin op hoog niveau ecologische kennis wordt toegepast. Hoewel het bedrijf bij de

Nadere informatie

Green Challenges project

Green Challenges project GREEN CHALLENGES Green Challenges project Uitdaging Het ontwerpen en testen van een systeemaanpak voor (nietchemische) ziekte- en plaagbestrijding > Identificeren van systeemsprongen 3 onderdelen Functionele

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 21 augustus 2018

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 21 augustus 2018 De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 21 augustus 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een prima dag. In de loop van de dag werd het warmer, een beetje benauwd zelfs en wat mij betreft had er iets

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting SAMENVATTING Nederlandse Samenvatting Sex allocatie is de strategie van verschillende investering in mannelijke en vrouwelijke nakomelingen. Sex allocatie betreft zowel de investering in het relatieve

Nadere informatie

Buxusmot Herkennen en bestrijden

Buxusmot Herkennen en bestrijden Buxusmot Herkennen en bestrijden Rupsen van de buxusmot (Cydalima perspectalis) veroorzaken grote schade aan buxusstruiken. Dit informatieblad beschrijft hoe u aantasting van planten door deze rupsen herkent,

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 8 augustus Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 8 augustus Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 8 augustus 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Dit keer fietste ik met gemengde gevoelens richting De Wiershoeck. Het was bewolkt, dat was niet erg, maar in de loop

Nadere informatie

Workshop bodemplagen in de glastuinbouw en zomerbloemen

Workshop bodemplagen in de glastuinbouw en zomerbloemen Workshop bodemplagen in de glastuinbouw en zomerbloemen Knelpunten en nieuwe oplossingsrichtingen 12-3-2015, Marjolein Kruidhof Welke beestjes behoren tot de bodemplagen? Definitie bodemplaag: dieren waarvan

Nadere informatie

Programma Programma /02/2010

Programma Programma /02/2010 Programma 2009-2010 4 oktober: asperge 24 januari: sla en ajuin 14 februari: kruiden, kiemplanten en groenbemesters 7 maart: meloen, pompoen en courgettes 30 mei: selder en wortelen Witloof Kolen Aardappelen

Nadere informatie

De Wiershoeck, woensdag 18 april Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck, woensdag 18 april Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck, woensdag 18 april 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, Omdat een mens nu eenmaal niet op twee plekken tegelijk kan zijn, was ik afgelopen dinsdag niet op de tuinen van De Wiershoeck en de

Nadere informatie

Selection in Two-Sex Structured Populations. Promotoren zijn prof. dr. H. Caswell en prof. dr. A.M. de Roos C. de Vries

Selection in Two-Sex Structured Populations. Promotoren zijn prof. dr. H. Caswell en prof. dr. A.M. de Roos C. de Vries Selection in Two-Sex Structured Populations. Promotoren zijn prof. dr. H. Caswell en prof. dr. A.M. de Roos C. de Vries Hoe werkt de evolutie als individuen van elkaar verschillen in meer dan alleen hun

Nadere informatie

Hasten Chrysant mineervlieg-spint

Hasten Chrysant mineervlieg-spint ng abamectine/kg blad) Hasten Chrysant mineervlieg-spint Uitgave SURfaPLUS Trading Maart 21 INHOUD: EFFECT HASTEN OP OPNAME ABAMECTINE IN CHRYSANTEN (PAG 1) FYTOTOXICITEIT TEST 25 (2) FYTOTOXICITEIT ONDERZOEK

Nadere informatie

Dilemma s biodiversiteit en gewasbescherming landbouwbedrijf.

Dilemma s biodiversiteit en gewasbescherming landbouwbedrijf. Dilemma s biodiversiteit en gewasbescherming landbouwbedrijf. Gewasbescherming en FAB: Functionele Agro Biodiversiteit: Conflicterend of aanvullend? Gewasbescherming en FAB: De akkerrand als oplossing?

Nadere informatie

NATUURLIJKE PLAAGBEHEERSING IN DE GRAANTEELT. Femke Temmerman, Inagro

NATUURLIJKE PLAAGBEHEERSING IN DE GRAANTEELT. Femke Temmerman, Inagro NATUURLIJKE PLAAGBEHEERSING IN DE GRAANTEELT Femke Temmerman, Inagro INHOUD 01_ Natuurlijke vijanden 02_ FAB? 03_ Onderzoek 2009 2012 04_ Besluiten 01_ NATUURLIJKE VIJANDEN IN GRANEN Natuurlijke vijanden

Nadere informatie

MONITORING EN BIOLOGISCHE BESTRIJDING IN AARDBEI. Eline Braet Inagro 16 januari 2018

MONITORING EN BIOLOGISCHE BESTRIJDING IN AARDBEI. Eline Braet Inagro 16 januari 2018 MONITORING EN BIOLOGISCHE BESTRIJDING IN AARDBEI Eline Braet Inagro 16 januari 2018 Inleiding Overzicht van plagen en nuttigen Monitoringstechnieken Praktijkvoorbeelden 2 Inleiding Aardbei is een diverse

Nadere informatie

Optimalisatie van bankersystemen voor roofmijten

Optimalisatie van bankersystemen voor roofmijten Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar 2013 2014 Optimalisatie van bankersystemen voor roofmijten Katrijn Derde Promotor: Prof. dr. ir. P. De Clercq Tutor: ir. D. Vangansbeke Masterproef voorgedragen

Nadere informatie

Herkennen van plagen in potchrysant

Herkennen van plagen in potchrysant Herkennen van plagen in potchrysant Joachim Audenaert 1 Scouten Voor kruipende insecten (met een loep) 1. Bekijk de kop van de plant: witte vlieg (adulten) weekhuidmijt jonge rupsen spint en roofmijten

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 18289 2 juli 2014 Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken 24 juni 2014 nr. 14099747, houdende tijdelijke

Nadere informatie

Proefresultaten zoete aardappel 2016

Proefresultaten zoete aardappel 2016 Proefresultaten zoete aardappel 2016 Zoete aardappel, een veelbelovend gewas In het najaar van 2016 werden in Proefcentrum Herent de eerste zoete aardappelen geoogst. Ondanks zijn naam is de zoete aardappel

Nadere informatie

( BIOLOGISCHE ) Akker- en tuinbouw. Vol met boerenwijsheid én leuke Wist je datjes... CAMPAGNE GEFINANCIERD MET STEUN VAN DE EUROPESE UNIE

( BIOLOGISCHE ) Akker- en tuinbouw. Vol met boerenwijsheid én leuke Wist je datjes... CAMPAGNE GEFINANCIERD MET STEUN VAN DE EUROPESE UNIE BIOLOGISCHE ) Akker- en tuinbouw Vol met boerenwijsheid én leuke Wist je datjes... CAMPAGNE GEFINANCIERD MET STEUN VAN DE EUROPESE UNIE Een krop sla zonder gif Biologische aardappelen, granen en groenten

Nadere informatie

One predator - two prey systems: Individual behaviour and population dynamics van Maanen, R.

One predator - two prey systems: Individual behaviour and population dynamics van Maanen, R. UvA-DARE (Digital Academic Repository) One predator - two prey systems: Individual behaviour and population dynamics van Maanen, R. Link to publication Citation for published version (APA): van Maanen,

Nadere informatie

Plagen en natuurlijke vijanden in de Glastuinbouw. Ellen Beerling WUR Glastuinbouw, Bleiswijk

Plagen en natuurlijke vijanden in de Glastuinbouw. Ellen Beerling WUR Glastuinbouw, Bleiswijk Plagen en natuurlijke vijanden in de Glastuinbouw Ellen Beerling WUR Glastuinbouw, Bleiswijk Inhoud Plagen waarnemen: scouten Waarom Hoe Plagen & Natuurlijke vijanden Witte vlieg Mineervlieg Bladluis Rups

Nadere informatie

Aardvlooien. Plagen in de tuin

Aardvlooien. Plagen in de tuin Aardvlooien Zeer kleine kevers (2.5mm). Donkere, glanzende, staalblauwe kleur. Maakt grote sprongen. Legt eitjes in de grond. Larven vreten aan de plantenwortels en eten van de blaadjes tot ze groot genoeg

Nadere informatie

Inhoud. Verbod neonicotinoïden en de gevolgen voor de insectenbestrijding in suikerbieten. Diagnose stellen bodeminsecten. Belangrijke bodeminsecten

Inhoud. Verbod neonicotinoïden en de gevolgen voor de insectenbestrijding in suikerbieten. Diagnose stellen bodeminsecten. Belangrijke bodeminsecten Inhoud Verbod neonicotinoïden en de gevolgen voor de insectenbestrijding in suikerbieten Elma Raaijmakers odeminsecten herkenning middelenkeuzes ladinsecten en hun natuurlijke vijanden herkenning middelenkeuzes

Nadere informatie

Invloed van een bloemenrand op trips en zijn natuurlijke vijanden in aardbei (doordragers)

Invloed van een bloemenrand op trips en zijn natuurlijke vijanden in aardbei (doordragers) Invloed van een bloemenrand op trips en zijn natuurlijke vijanden in aardbei (doordragers) Project: Waarnemen van tripsen op aardbeien voor de regio Oost-Vlaanderen, naar een duurzame beheersing d.m.v.

Nadere informatie

BotaniGard. De biologische witte vliegenmepper

BotaniGard. De biologische witte vliegenmepper BotaniGard De biologische witte vliegenmepper Witte vlieg, een toenemend probleem In de glastuinbouw is witte vlieg al jaren een toenemend probleem. Witte vlieg is steeds lastiger te bestrijden in intensieve

Nadere informatie

Bijen en zo. Villa Augustus 6 mei 2014. Adriaan Guldemond, CLM Eva Cossee

Bijen en zo. Villa Augustus 6 mei 2014. Adriaan Guldemond, CLM Eva Cossee Bijen en zo Villa Augustus 6 mei 2014 Adriaan Guldemond, CLM Eva Cossee Maar eerst een BIJENQUIZ Alle antwoorden staan in Het lied van de honing Vraag 1: Hoe lang leeft een bijenkoningin? 1 jaar of 5 jaar

Nadere informatie

Vlooien. Algemeen. Symptomen. www.pfizerah.nl

Vlooien. Algemeen. Symptomen. www.pfizerah.nl Vlooien Algemeen Besmetting van huisdieren en hun omgeving door vlooien is een veel voorkomend probleem waarvoor de oplossing niet altijd even eenvoudig is. Er zijn in de wereld ruim 2200 soorten vlooien

Nadere informatie

Schadelijke wantsen onder glas

Schadelijke wantsen onder glas E T O C A R E W A G E I G E Schadelijke wantsen onder glas Plantgezondheidsdag 4 december 2013 Maedeli Hennekam (m.hennekam@entocare.nl) ETOCARE Wageningen 1 Schadelijke wantsen; E T O C A R E W A G E

Nadere informatie

Veldwerk aquacultuur. Grootbrengen van katvisjes met Artemia (pekelkreeftje) als voedsel

Veldwerk aquacultuur. Grootbrengen van katvisjes met Artemia (pekelkreeftje) als voedsel Veldwerk aquacultuur Grootbrengen van katvisjes met Artemia (pekelkreeftje) als voedsel Belangrijk voor de leerkracht: Bij deelname aan dit veldwerk is het noodzakelijk om het Gentse Laboratorium voor

Nadere informatie

Nieuwe ontwikkelingen in de biologische bestrijding van bladluis in paprika

Nieuwe ontwikkelingen in de biologische bestrijding van bladluis in paprika Nieuwe ontwikkelingen in de biologische bestrijding van bladluis in paprika Gerben Messelink, Chantal Bloemhard, Laxmi Kok Wageningen UR Glastuinbouw Boterbloemluis, Aulacorthum solani Groene perzikluis

Nadere informatie

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw,

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, 2000-2008 Indicator 4 oktober 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

SPREEKBEURT LANDHEREMIETKREEFT

SPREEKBEURT LANDHEREMIETKREEFT l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n SPREEKBEURT LANDHEREMIETKREEFT ONGEWERVELDEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN WE HEBBEN DE BELANGRIJKSTE INFORMATIE OVER

Nadere informatie

Tripsen. Tripsen TRIPSEN GEÏNTEGREERDE TRIPSBEHEERSING MET MICRO- EN MACRO-ORGANISMEN. Inagro 4/03/2016. Thysanoptera (franjevleugeligen)

Tripsen. Tripsen TRIPSEN GEÏNTEGREERDE TRIPSBEHEERSING MET MICRO- EN MACRO-ORGANISMEN. Inagro 4/03/2016. Thysanoptera (franjevleugeligen) Inagro 4/3/216 GEÏNTEGREERDE TRIPSBEHEERSING MET MICRO- EN MACRO-ORGANISMEN Jochen Hanssens Inagro 4/3/216 Studienamiddag gewasbescherming in glasgroenten en aardbei TRIPSEN Tripsen Thysanoptera (franjevleugeligen)

Nadere informatie

DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN

DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n LICG HUISDIERENBIJSLUITER DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN Serie ongewervelden Schorpioen Orde Scorpiones

Nadere informatie

Monitoring Vectoren. Achtergrondinformatie bij de monitoring van steekmuggen en teken, uitgevoerd door het Centrum Monitoring Vectoren.

Monitoring Vectoren. Achtergrondinformatie bij de monitoring van steekmuggen en teken, uitgevoerd door het Centrum Monitoring Vectoren. Monitoring Vectoren Achtergrondinformatie bij de monitoring van steekmuggen en teken, uitgevoerd door het Centrum Monitoring Vectoren. Het Centrum Monitoring Vectoren (CMV) voert sinds 2010 in heel Nederland

Nadere informatie

Geef vlooien geen kans

Geef vlooien geen kans Geef vlooien geen kans Een handleiding voor u en uw huisdier om vlooien effectief aan te pakken Vlooien Alleen van het woord al krijgt u misschien direct jeuk. Maar hoe zou u zich voelen als u vlooien

Nadere informatie

Begin van het moestuinseizoen

Begin van het moestuinseizoen Begin van het moestuinseizoen 1. Buiten Zaaien in volle grond Algemene regel : de hoeveelheid aarde waarmee je het zaadje bedekt, mag maximaal drie maal de breedte van het zaad zijn. Zaai periode : is

Nadere informatie

Wij willen eten! Statistische analyse van de voedselselectie door rupsen

Wij willen eten! Statistische analyse van de voedselselectie door rupsen Inleiding Meer dan 60% van alle soorten op aarde behoren tot de insecten. Ze komen in bijna alle habitats voor en zijn essentieel voor het leven op aarde. Soms vormen insecten plagen die hele oogsten kunnen

Nadere informatie

Dinsdag 26 november 2013

Dinsdag 26 november 2013 Dinsdag 26 november 2013 Al geruime tijd was er, wat mij betreft, enige onduidelijkheid over de juiste benaming van de naast De Wiershoeck gelegen tuinen. Ik wist niet beter dan dat het de Schoolwerktuin

Nadere informatie

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw,

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, 2000-2012 Indicator 30 maart 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie