Omzendbrief nr. COL 12/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Omzendbrief nr. COL 12/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep"

Transcriptie

1 College van Procureurs-generaal Omzendbrief nr. COL 12/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep Toegestuurd aan de dames en heren Toegestuurd aan de dames en heren Eerste Substituten; Substituten; Gerechtelijke stagiair(e)s; Hoofdgriffier van het Hof van Beroep; Hoofdgriffier van de Rechtbank van Eerste Aanleg; Hoofdgriffier van de Politierechtbank; Strafbemiddelingsassistenten; Justitieassistenten slachtofferonthaal; Burgemeesters Commandant van de Rijkswachtdistricten en Rijkswachtbrigades; (Hoofd)politiecommissarissen; Brigadecommissarissen en (Hoofd)veldwachters. Eerste Substituten; Substituten; Gerechtelijke stagiair(e)s. Ter uitvoering, tot voorlichting, De Procureur des Konings, Ter uitvoering, tot voorlichting, De Arbeidsauditeur, Ernest Allardstraat 42, 1000 Brussel - tel. 02/ fax 02/

2 1 (Brussel, Gent, Luik, Bergen, Antwerpen), 1 oktober Mijnheer de Procureur des Konings, Mijnheer, Mevrouw de Arbeidsauditeur, Betreft : Wet van 12 maart 1998 (B.S. 2 april 1998) tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek. VOORLOPIGE RICHTLIJNEN : De wet van 12 maart 1998 brengt enkele fundamentele wijzigingen in de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek tot stand. Deze wijzigingen zijn doortastend, en het staat vast dat de implementatie ervan problemen van structurele aard kan doen ontstaan op meerdere niveaus. De bestaande kaders dreigen niet opgewassen te zijn tegen vermenigvuldiging van procedures zowel op het vlak van het opsporingsonderzoek als van het gerechtelijk onderzoek; en bovendien creëren sommige wetsbepalingen, inzonderheid deze betreffende het afleveren van kopies van verklaringen, onoverzichtelijke praktische moeilijkheden die een weerslag zullen hebben op de werking van alle diensten, inzonderheid de politiële diensten. Telkenmale de toepassing van deze richtlijnen, en van de wet, structurele problemen zou doen ontstaan, inzonderheid door tekort aan middelen, personeel of magistraten om ze naar behoren toe te passen, zal U mij dit ter kennis brengen en zal U een verslag opstellen waarin de ontbrekende middelen duidelijk omschreven en becijferd worden. Het college van procureurs-generaal zal de Minister van Justitie dan inlichten over de toestand, en de nodige initiatieven nemen. U gelieve mij tevens dadelijk op de hoogte te brengen van elke moeilijkheid die de inwerkingtreding van deze wet mocht opleveren, en maandelijks, voor het eerst op 2 november 1998, mede te delen hoeveel verzoekschriften en akten - zowel bij het parket als ter griffie - bij toepassing van deze wet werden neergelegd of opgesteld. Vermits de op 2 april jl. gepubliceerde wet reeds in voege treedt op 2 oktober aanstaande, en er bijgevolg een te korte termijn overblijft om definitieve en volledige richtlijnen uit te werken, en te bespreken in het kader van een daartoe door het college van procureurs-generaal opgerichte werkgroep, werd de voorkeur gegeven aan het opstellen van voorlopige richtlijnen. In de toekomst zullen deze voorlopige richtlijnen gradueel aangevuld worden. Thans is het de bedoeling om een eerste overzicht te geven van de mogelijke twistpunten en vragen waarvan men mag verwachten dat ze zich vanaf bovenvermelde datum zullen stellen.

3 2 Vermits deze richtlijnen in principe ook door de onderzoeksrechters als leidraad kunnen gebruikt worden, worden ze met het oog op eventuele verspreiding en ten titel van informatie medegedeeld aan de eerste voorzitters van de hoven van beroep. Deze richtlijnen gelden ook ten aanzien van de arbeidsauditeurs telkens zij optreden in een door deze wet geregelde materie. De Procureur-generaal, (get.) A. VAN OUDENHOVE F. SCHINS A. THILY G. LADRIERE C. DEKKERS

4 HOOFDSTUK I 3 KRACHTLIJNEN VAN DE WET Zoals in de Memorie van toelichting werd uiteengezet komen in de wet de volgende krachtlijnen tot uiting: 1) Het opsporingsonderzoek: Het opsporingsonderzoek, dat tot op dit ogenblik nauwelijks werd geregeld, wordt gedeeltelijk gecodificeerd. 2) Statuut van de onderzoeksrechter: De onderzoeksrechter verliest zijn hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, en staat in deze hoedanigheid dus niet langer onder toezicht van de Procureur-generaal (wijziging art. 9; 279; 280 WSV en 402 GW). Hij krijgt uitdrukkelijk de bevoegdheid om onderzoekshandelingen te stellen, ook alle handelingen die behoren tot de gerechtelijke politie (art. 56 SV). De onderzoeksrechter krijgt een grotere onafhankelijkheid, en is belast met de verantwoordelijkheid voor het gerechtelijk onderzoek. 3) Positie van het parket: De wijziging van art.9 SV en het verlies in hoofde van de onderzoeksrechters van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, wijzigt het optreden van het parket niet fundamenteel. De Procureur-generaal kan kennis nemen van de stand van het gerechtelijk onderzoek, en de procureur des Konings kan op elk moment van het gerechtelijk onderzoek via vorderingen optreden en inzage in het dossier bekomen. De Procureur-generaal kan zich door de procureur des Konings steeds op de hoogte laten stellen van de stand van het onderzoek.

5 4 4) Het geheim van het onderzoek: Het beginsel van het geheim karakter van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek wordt bevestigd; er wordt evenwel voorzien in een aantal uitzonderingen op dit beginsel: mededeling van een kopie van het verhoor aan de ondervraagde persoon, mogelijkheid voor het openbaar ministerie om inlichtingen te verstrekken aan de pers, de mogelijkheid voor de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij om tijdens het gerechtelijk onderzoek te vragen het dossier in te zien. 5) Nieuwe rechtsmiddelen: Er wordt voorzien in rechtsmiddelen die ertoe strekken een bepaalde opsporingsof onderzoekshandeling te doen staken die een persoon schaadt in zijn goederen, of omgekeerd bijkomende onderzoekshandelingen te doen uitvoeren. 6) Zuivering van de onregelmatigheden en nietigheden tijdens de fase van het gerechtelijk onderzoek en de regeling van de rechtspleging en toezicht op het gerechtelijk onderzoek: De mogelijkheden om, voorafgaand aan de fase van de rechtspleging voor de bodemrechter, een procedurele onregelmatigheid van het onderzoek definitief vast te stellen, worden verruimd; zulks geldt met name door een uitbreiding van het toezicht van de kamer van inbeschuldigingstelling op de regelmatigheid van de procedure, en door het openen van een onmiddellijk cassatieberoep tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling over de regeling van de rechtspleging. Wat het toezicht en de controle op het gerechtelijk onderzoek betreft wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd. Er wordt een grondiger systeem uitgewerkt van controle. De Kamer van inbeschuldigingstelling krijgt krachtens art.136 SV een ambtshalve toezicht op het verloop van het gerechtelijk onderzoek en kan verslag vragen over de stand zaken en kennis nemen van de dossiers. Er wordt aan de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij de mogelijkheid geboden de Kamer van inbeschuldigingstelling te vatten met een verzoekschrift van lang onderzoek in de zaken waarin het gerechtelijk onderzoek na één jaar niet wordt gesloten. Anderzijds doet de procureur des Konings verslag aan de Procureur-generaal omtrent alle zaken waarover de raadkamer geen uitspraak heeft gedaan binnen één jaar te rekenen van de eerste vordering.

6 Wat de praktische regeling betreft van de verslagen lang onderzoek wordt verwezen naar de reeds bestaande omzendbrieven die deze materie regelen. De wet geeft aan de Procureur-generaal de mogelijkheid te allen tijde de Kamer van inbeschuldigingstelling te vatten met de vorderingen die hij nuttig acht wanneer hij oordeelt dat het noodzakelijk is voor het goede verloop van het onderzoek, de wettigheid of de regelmatigheid van de procedure In principe heeft de wetgever het bestaande systeem zoals het in de praktijk werkte overgenomen, namelijk dat de Procureur des Konings een verslag opstelt van lang onderzoek, maar dat de Procureur-generaal zelf oordeelt over het daaraan te geven gevolg. 5 * * * *

7 6 HOOFDSTUK II BEPALINGEN TOT WIJZIGING VAN HET WET- BOEK VAN STRAFVORDERING DIE ZOWEL HET OPSPORINGSONDERZOEK ALS HET GE- RECHTELIJK ONDERZOEK BETREFFEN 1 TERRITORIALE BEVOEGDHEID VAN DE PROCUREUR DES KONINGS De bepalingen van artikel 23 SV eerste lid omschrijven de territoriale bevoegdheid van de Procureur des Konings. Door vervanging van het tweede lid van art. 23 SV kan de Procureur des Konings die binnen die bevoegdheid (nl. de normale regels van bevoegdheid) kennis krijgt van een misdrijf, buiten zijn arrondissement alle handelingen verrichten of gelasten die tot zijn bevoegdheid behoren op het gebied van opsporing of gerechtelijk onderzoek. Hij stelt de procureur des Konings van het arrondissement waar de handeling moet verricht worden hiervan in kennis. De regels van territoriale bevoegdheid worden dus in se niet gewijzigd, maar wanneer de procureur des Konings binnen zijn bevoegdheid handelt dient hij niet langer ernstige en dringende omstandigheden te viseren bij de uitvoering van daden van opsporing of gerechtelijk onderzoek buiten zijn arrondissement. Het in kennis stellen van de procureur de Konings van het arrondissement waar de handeling moet verricht worden is geen substantiële vormvereiste, en viseert eerder de coördinatie tussen het optreden van de parketten en de politiediensten, en de interne werking van de parketten. De in kennisstelling door de procureur des Konings die buiten zijn arrondissement handelingen verricht, kan op eender welke wijze gebeuren, zelfs mondeling. Hoewel de wet niet voorschrijft dat die kennisgeving de handeling moet voorafgaan is dit vereist met het oog op een goede rechtsbedeling.

8 De procureur des Konings die overeenkomstig deze bepaling op de hoogte werd gesteld kan zijn collega niet weigeren op te treden. Hij dient in principe niet op de hoogte gebracht te worden van het resultaat van de verrichtingen, nochtans kan zulks wel noodzakelijk zijn in het kader van artikel 28 ter 2 dat verder besproken wordt. (zie hoofdstuk III) (Rapport namens de commissie voor Justitie, Parl. Besch. Senaat 1-704/4, blz. 51, 52 en 55; Memorie van toelichting - Kamer- 857/1-96/97, blz. 20) 7 2 ALGEMENE RICHTLIJNEN I.V.M. UITOEFENING VAN OP- DRACHTEN VAN GERECHTELIJKE POLITIE Naar luid van artikel 26 SV - en onverminderd artikel 5 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt- vaardigt de procureur des Konings de algemene richtlijnen uit die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de opdrachten van gerechtelijke politie in zijn arrondissement. Deze richtlijnen blijven van toepassing behoudens tegenstrijdige beslissing van de onderzoeksrechter in het kader van zijn gerechtelijk onderzoek. Ze worden medegedeeld aan de procureur generaal, en aan de onderzoeksrechters. Deze richtlijnen zullen in overeenstemming moeten zijn met de algemeen bindende richtlijnen en beslissingen vastgesteld krachtens art. 143 ter Ger.Wb.; deze van het college van de procureurs-generaal, en deze van de procureursgeneraal genomen binnen de onderscheiden bevoegdheden Dit artikel moet ook samen gelezen worden met de andere artikelen die de algemene opsporingsplicht en het algemeen opsporingsrecht van de procureur des Konings behandelen, en die verder besproken worden onder het hoofdstuk van het opsporingsonderzoek. 3 AUTOPSIE a. Rechten van nabestaanden na autopsie: Artikel 44 WSV wordt aangevuld met een nieuw lid, niet om te bepalen volgens welke voorwaarden de autopsie kan worden verricht, maar als waarborg voor het principe volgens hetwelk de nabestaanden toestemming krijgen om het lichaam van de overledene te zien.

9 Deze wet beperkt op dat vlak de tussenkomst van de magistraat die de autopsie bevolen heeft tot twee beslissingen waartegen geen rechtsmiddel openstaat: b. De beoordeling van de hoedanigheid van nabestaande: De wettekst laat de bevoegdheid aan de magistraat om te beslissen of een verzoeker als nabestaande kan beschouwd worden. De wet voorziet geen enkel objectief criterium: rechtstreekse of onrechtstreekse verwantschap, affectieve band, persoon die in zijn onmiddellijke omgeving woont,.. kunnen in aanmerking genomen worden. Deze appreciatiebevoegdheid neemt niet weg dat de term nabestaande (proches) alleszins de familiale band dekt, en dat aan de nabestaanden een recht wordt gegeven het lichaam van de overledene te zien (Verslag namens de commissie voor de Justitie; nr /4, blz. 200 en volgende). c. Het tijdstip waarop zij het lichaam van de overledene mogen zien: De magistraat is vrij dit ogenblik vast te stellen, zowel voor als na de autopsie; deze beslissing zal logischerwijs afhankelijk zijn van verschillende feitelijke factoren zoals spoed waarmee de autopsie moet worden verricht, de staat van het lichaam, de ter zake door de nabestaande uitgedrukte wens, enz... Tijdens de parlementaire debatten werd benadrukt: Dat men eerbied moet opbrengen voor de wensen van de nabestaanden, hoe verregaand die ook zijn. Dat gelet op het schokeffect dat het aangezicht van de overledene kan veroorzaken, zij dan ook op humane wijze moeten worden opgevangen en begeleid door de magistratuur, de politiediensten, en de diensten inzake slachtofferhulp. Dat er tenslotte moet over gewaakt worden dat de nabestaanden het lichaam van de overledene in de beste omstandigheden kunnen zien. Daartoe moeten de nodige maatregelen genomen worden (Verslag namens de commissie voor de Justitie, nr /4-1997/98, blz. 201). 8

10 9 HOOFDSTUK III HET OPSPORINGSONDERZOEK A DEFINITIE EN INHOUD VAN HET OPSPORINGSONDERZOEK In het WSV wordt in het hoofdstuk IV van boek I een afdeling 1bis ingevoegd dat het opsporingsonderzoek behandelt. 1 Definitie: Naar luid van artikel 28bis 1 is het opsporingsonderzoek het geheel van de handelingen die ertoe strekken de misdrijven, hun daders en de bewijzen ervan op te sporen en de gegevens te verzamelen die dienstig zijn voor de uitoefening van de strafvordering. Op zich behoeft deze definitie geen uitleg, en betreft het een omschrijving van hetgeen het opsporingsonderzoek in de praktijk is. Deze definitie is samen te lezen met de nieuwe omschrijving die aan het gerechtelijk onderzoek wordt gegeven (art. 55 zie hoofdstuk gerechtelijk onderzoek). 2 Het opsporen van misdrijven: Zowel het opsporingsonderzoek als het gerechtelijk onderzoek hebben als doel het opsporen van de daders en de bewijzen van misdrijven. Enkel de procureur des Konings komt de taak toe om de misdrijven op te sporen die nog niet zijn vastgesteld, met name door het gebruik te maken van de via proactieve recherche verkregen gegevens (zie verder). Bij de onderzoeksrechter worden daarentegen alleen feiten die reeds zouden begaan zijn, aangebracht (zie ook de verder bespreking van de proactieve recherche).

11 10 3 Het verzamelen van de gegevens dienstig voor de uitoefening van de strafvordering: Het opsporingsonderzoek strekt ertoe net zoals het gerechtelijk onderzoek bewijselementen te verzamelen betreffende de feiten en de elementen van de misdrijven. Het opsporingsonderzoek voegt daar nog andere elementen aan toe die het openbaar ministerie in staat moeten stellen te oordelen over de opportuniteit van de strafvervolging, bijvoorbeeld elementen betreffende de persoon van de verdachte of het algemeen belang. 4 Geen dwangmiddelen tijdens het opsporingsonderzoek: Naar luid van art.28bis 3 mogen de opsporingshandelingen geen enkele dwangmaatregelen inhouden noch schending van individuele rechten en vrijheden, behoudens de wettelijke uitzonderingen. De opsporingshandelingen kunnen evenwel de inbeslagneming van de zaken vermeld in artikel 35 SV inhouden. Gelet op de algemene formulering van art. 35 SV kan de toepassing van deze wetsbepaling in principe geen moeilijkheden opleveren. Art. 28bis 3 maakt een voorbehoud op het principe van afwezigheid van dwangmaatregelen tijdens het opsporingsonderzoek, namelijk de wettelijke uitzonderingen. In dit verband is te verwijzen naar de wetsbepalingen inzake ontdekking op heterdaad (art. 32 SV e.v.), de arrestatie (art. 1 en 2 van de wet op de voorlopige hechtenis); en het nieuw art. 28 septies waarbij de procureur des Konings de mogelijkheid krijgt een zogenaamd mini-onderzoek te vorderen aan de onderzoeksrechter. Dit laatste artikel wordt verder besproken. 5 De proactieve recherche: 5a Definitie van proactieve recherche: Het opsporingsonderzoek strekt zich voortaan ook uit over de proactieve recherche.

12 Art. 28bis 2 SV omschrijft de proactieve recherche als volgt: met het doel te komen tot het vervolgen van daders van misdrijven, het opsporen, het verzamelen, registreren en verwerken van gegevens en inlichtingen op grond van een redelijk vermoeden van te plegen of reeds gepleegde maar nog niet aan het licht gebrachte strafbare feiten, en die worden of zouden worden gepleegd in het kader van een criminele organisatie, zoals gedefinieerd door de wet, of misdaden of wanbedrijven als bedoeld in art. 90 ter, 2,3 en 4, uitmaken of zouden uitmaken. 11 5b Voorafgaande schriftelijke toestemming: Het instellen van een proactieve recherche behoeft voorafgaande schriftelijke toestemming, door de procureur des Konings, de arbeidsauditeur, of de nationaal magistraat, gegeven in het kader van hun respectieve bevoegdheid, onverminderd de naleving van de specifieke wettelijke bepalingen die de bijzondere opsporingstechnieken regelen. Volgens het aanvankelijk wetsontwerp was er geen plaats voor politieonderzoek dat aan het opsporingsonderzoek zou voorafgaan. (Verslag namens de commissie voor de Justitie, Kamer van Volksvertegenwoordigers, nr. 857/17, blz. 52). Het opsporingsonderzoek was gestoeld op het klassieke concept (zie definitie ervan hierboven) en daarnaast bestonden ook de activiteiten van de politie die het handhaven van de openbare orde tot doel hebben, namelijk de activiteiten van bestuurlijke politie, waarop de Minister van Binnenlandse Zaken toezicht houdt. Dit standpunt werd herzien tijdens de voorbereidende werkzaamheden, teneinde te waarborgen dat het toezicht van het openbaar ministerie zou kunnen worden uitgeoefend ten aanzien van fasen van het politieonderzoek die tussentijds of voorafgaand verlopen op een ogenblik waarop hetzij het misdrijf nog niet gepleegd werd, hetzij gepleegd werd doch nog niet aan het licht kwam (zie ondermeer Verslag van de commissie voor de Justitie, Senaat, nr /4, 97-98, blz. 95 en volgende). 5c Voorwaarden, en richtlijnen: Volgens de nieuwe wetsbepalingen worden aan deze soort onderzoeken voorwaarden gesteld die te groeperen zijn:

13 1. de onderzoeken hebben als bestaansreden het misdrijf zelf: opsporen, en vervolgen van de daders van misdrijven, met uitsluiting van het inwinnen van inlichtingen van algemene aard. 2. het onderzoek moet gegrond zijn op een redelijk vermoeden van te plegen (of reeds gepleegde) maar nog niet aan het licht gebrachte strafbare feiten; 3. de desbetreffend feiten moeten bijzonder ernstig zijn: zie de opsomming door de wetgever gegeven door te verwijzen naar de opsomming vervat in de artikelen in verband met het afluisteren van telefoongesprekken en de criminele organisaties. Proactieve recherche zal ofwel feiten behelzen die gepleegd worden in het kader van een criminele organisatie zoals gedefinieerd in de wet, ofwel feiten die misdaden of wanbedrijven uitmaken zoals bedoeld in artikel 90 ter, 2, 3 en 4 WSV. De feiten die door hun aard een ernstige inbreuk op de wet opleveren zoals opgenomen in de bovenvermelde definitie, zijn vanaf nu wettelijk bepaald en behoeven verder geen commentaar. Wel dient opgemerkt dat bij het opstellen van huidige richtlijnen nog geen wettelijke bepaling nopens de criminele organisatie gekend is, zodat voorlopig slechts proactieve projecten zullen worden opgestart die vallen onder artikel 90 ter, 2, 3, en 4 WSV. Tijdelijk zullen proactieve onderzoeken naar criminele organisaties mogelijk zijn voor zover zij beantwoorden aan de bepaling van art. 90 ter 4. Behoudens de omschrijving van de proactieve recherche in artikel 28 bis 2 WSV werd terzake niet verder gelegifereerd, zodat voor het overige de voorschriften van de ministeriële omzendbrief van 31 december 1996 en van de circulaire van 16 februari 1998 van het college van procureursgeneraal blijven gelden. Hieruit volgt dat de proactieve onderzoeken zullen beoordeeld worden door de bevoegde parketmagistraat op zowel de wettelijke finaliteit, de subsidiariteit als de proportionaliteit naast de toetsing aan het wettelijk kader. De criteria van finaliteit en legaliteit zijn terug te vinden in de wet zelf (zie boven), terwijl de subsidiariteit en de proportionaliteit verband houden met een redelijk evenredigheidsverband dat voortvloeit uit de internationale verdragen (Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Discussienota in verband met de proactieve recherche, 23 december 1997, blz. 4 en 5). 12

14 Ten dien einde wordt erop toegezien opdat enkel relevante gegevens worden opgespoord, verzameld, geregistreerd of verwerkt. Tevens wordt het aanbevolen dat daar waar nodig de consultatie en de verwerking van gegevens verwerkt door een derde (niet politiedienst) zou gebeuren door toepassing te maken van artikel 35 WSV. 13 5d Proactieve recherche en vatting van de onderzoeksrechter: Volledigheidshalve is in het algemeen een opmerking te maken betreffende het vorderen van een onderzoeksrechter, vermits de proactieve recherche duidelijk behoort tot het gebied van het opsporingsrecht, een domein dat alleen behoort aan de procureur des Konings, en niet aan de onderzoeksrechter (zie de definitie van het gerechtelijk onderzoek sub artikel 55 dat verder zal besproken worden bij het hoofdstuk betreffende het gerechtelijk onderzoek). Artikel 28 septies WSV, dat verder besproken wordt, voorziet in de mogelijkheid van een mini-onderzoek, namelijk het vorderen van de onderzoeksrechter een bepaalde onderzoekshandeling te verrichten, waarna de onderzoeksrechter echter soeverein kan beslissen het volledig onderzoek zelf voort te zetten. Zo wordt bijvoorbeeld meer in het bijzonder de onderzoeksdaad beoogd van artikel 88 bis WSV, namelijk het opsporen van telefoontoestellen, nummers en titularissen. Aangezien de onderzoeksrechter niet kan gevat worden om misdrijven op te sporen, bevoegdheid die enkel de procureur des Konings toekomt ingevolge art. 28 bis WSV, zal de onderzoeksrechter slechts gevorderd kunnen worden in het stadium dat de proactieve recherche reeds gepleegde strafbare feiten zou aan het licht gebracht hebben. In feite is er op dat ogenblik ook geen sprake meer van een proactieve recherche, en is men in feite reeds op het domein beland van een reactieve recherche. Het zal dan aan de bevoegde parketmagistraat toekomen van een dergelijke vordering af te wegen in het licht van het globaal proactief onderzoek en rekening houdend met de mogelijkheid dat de onderzoeksrechter het onderzoek zelf voortzet (zie de verdere behandeling van artikel 28 septies).

15 In het licht van deze opmerking wordt het duidelijk dat met bijzondere omzichtigheid moet tewerk gegaan worden, en dat een vatting van de onderzoeksrechter die erop zou neerkomen dat hem het opsporingsrecht van de procureur des Konings wordt gedelegeerd tot een nietig onderzoek zal leiden. Voor het overige wordt verwezen naar het hoofdstuk betreffende artikel 28 septies, het zogenaamde mini-onderzoek. 14 B LEIDING VAN HET OPSPORINGSONDERZOEK 1 De procureur des Konings heeft de leiding: Het opsporingsonderzoek wordt gevoerd onder de leiding en het gezag van de bevoegde procureur des Konings. Deze draagt hiervoor de verantwoordelijkheid De commissie voor Justitie heeft bevestigd dat het openbaar ministerie en niet de politiediensten bevoegd is om het onderzoek te leiden (Rapport namens de commissie voor Justitie Belg. Senaat, zitting nr /4). De procureur des Konings waakt voor de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyauteit waarmee ze worden verzameld (art. 28bis 3). De procureur des Konings zal dus een controle moeten doorvoeren naar onregelmatigheden, en de bewijzen en bewijsverkrijging toetsen aan de wettelijke bepalingen, de algemene principes van de strafrechtspleging, en de toepasselijke internationale verdragen. Het begrip leiding houdt eveneens in dat de procureur des Konings zeer nauw betrokken is bij de concrete opsporingshandelingen en er de verantwoordelijkheid voor draagt. 2 Het recht van de procureur des Konings om politiediensten te vorderen: De leiding over het opsporingsonderzoek houdt ook het recht in te handelen bij middel van vorderingen aan de politiediensten. In de praktijk stelt de procureur des Konings immers slechts zelden zelf opsporingshandelingen.

16 De algemene leiding over het opsporingsonderzoek houdt uiteraard de leiding in over de politiediensten en het politiepersoneel dat voor dit onderzoek wordt ingezet. De nieuwe wetsbepalingen van het WSV moeten samen gelezen worden met de wet op het politieambt, ze verduidelijken de dienstrelaties tussen het parket en de politie tijdens het opsporingsonderzoek. Bovendien worden de dienstrelaties die tijdens het opsporingsonderzoek bestaan tussen het parket en de politiediensten toegelicht, en behandelt de wet de verhouding tussen parket en de gevorderde politiedienst, de informatieverplichting ten aanzien van de gerechtelijke autoriteiten,en de uitwisseling van informatie tussen de politiediensten. 3 Vordering, en gevolg: 3a Inhoud en vorm: Art.28 ter 3 stelt dat de procureur des Konings het recht heeft de politiediensten te vorderen om, met uitzondering van de door de wet ingestelde beperkingen, alle voor het opsporingsonderzoek noodzakelijke handelingen van gerechtelijke politie te volbrengen. Deze vorderingen worden gedaan en uitgevoerd overeenkomstig art.6 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en, wat betreft de rijkswacht, overeenkomstig de art. 44 tot 50 van de wet van 2 december 1957, op de rijkswacht (art. 28 ter 3 tweede lid). 3b Gevolg en medewerking: De gevorderde politiediensten zijn gehouden gevolg te geven aan de vorderingen en de voor de uitvoering noodzakelijke medewerking van de officieren en agenten van gerechtelijke politie te verlenen. 3c Aanduiding politiedienst: De procureur des Konings kan de politiedienst of --diensten aanwijzen die in een bepaald onderzoek met de opdrachten van gerechtelijke politie worden belast en waaraan, behoudens uitzondering, de vorderingen zullen worden gericht. Indien meerdere diensten worden aangewezen, ziet de procureur des Konings toe op de coördinatie van hun optreden (art. 28 ter 4). De vorderingen van de procureur des Konings houdt dus de mogelijkheid in een specifieke politiedienst aan te wijzen voor een bepaald onderzoek, zelfs verschillende diensten aan te wijzen, en hun actie te coördineren. 15

17 Eens een keuze werd gemaakt kan een andere politiedienst niet zomaar tussenbeide komen in een lopend opsporingsonderzoek. De wet voorziet ook uitdrukkelijk dat de aangewezen politiedienst(en) of politieambtenaren voor al de opdrachten van gerechtelijke politie betreffende deze aanwijzing, voorrang hebben op de andere politiediensten of _ambtenaren, andere politiediensten die trouwens een dadelijke informatieverplichting krijgen zoal verder blijkt uit de rubriek informatieplicht van de politiediensten (derde onderdeel). 3d Aanbevelingen inzake in te zetten middelen: De vorderingen van de procureur des Konings kunnen gepaard gaan met aanbevelingen, of duidelijke aanwijzingen omtrent de middelen die moeten worden aangewend. In dit verband moet ook verwezen worden naar het hoofdstuk betreffende de algemene richtlijnen die de procureur des Konings uitvaardigt in verband met de uitoefening van opdrachten van gerechtelijke politie in zijn arrondissement (art. 26 WSV). 3e Gebrek aan middelen: De procureur des Konings kan zich uiteraard niet mengen in de bestuurlijke en operationele organisatie van de politiediensten. De politiediensten kunnen doen opmerken dat ze niet in staat is de gevraagde middelen in te zetten, bijvoorbeeld omwille van andere hen toevertrouwde opdrachten. De wet voorziet dit laatste uitdrukkelijk, en bepaalt dat wanneer een politiedienst aan de procureur des Konings niet het vereiste personeel en de nodige middelen kan geven, de procureur des Konings het dossier kan meedelen aan de procureur-generaal, waarbij hij hem inlicht over de toestand. De procureur-generaal kan het dossier voorleggen aan het college van procureurs-generaal dat de nodige initiatieven neemt. Uiteraard zal de procureur des Konings eerst nagaan of het probleem niet binnen zijn beleid door het stellen van prioriteiten kan opgelost worden. Indien hij zelf geen oplossing kan bieden zal de procureur des Konings een verslag opstellen aan de procureur-generaal betreffende het gebrek aan personeel van een politiedienst, en zal hij daarbij naar één of meerdere dossiers verwijzen waaruit dit tekort is gebleken. Indien nodig zullen deze dossiers in bijlage worden gevoegd. 16

18 17 C UITWISSELING VAN INFORMATIE 1 Informatieplicht van de politiediensten: De verplichting om de gerechtelijke overheid in te lichten wordt door de wet uitdrukkelijk geregeld. Hierbij zijn de volgende situaties voorzien: 1a Politiediensten handelend op eigen initiatief: De officieren en agenten van gerechtelijke politie die op eigen initiatief handelen, lichten de procureur des Konings in over de gevoerde opsporingen binnen een termijn en op de wijze die deze bij richtlijn vaststelt. Deze wetsbepaling vereist dus het opstellen van richtlijnen door de procureurs des Konings. Er mag verwezen worden naar het hoofdstuk betreffende de algemene richtlijnen die de procureur des Konings neemt in verband met de uitoefening van de opdrachten van gerechtelijke politie (art. 28 ter 2 ; art 26 WSV). In essentie komt deze wetsbepaling erop neer dat de op eigen initiatief optredende politiediensten een informatieverplichting krijgen jegens de procureur des Konings, maar dat van de procureur des Konings wordt verwacht deze informatiestroom via algemene richtlijnen, tevoren te regelen (wijze en termijnen). 1b Opsporingen van officieren en agenten van gerechtelijke politie, (die op eigen initiatief handelen), die belang hebben voor een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek dat in een ander arrondissement loopt: Als deze opsporingen, van officieren en agenten van gerechtelijke politie (die op eigen initiatief handelen), belang hebben voor een opsporingsonderzoek of voor een gerechtelijk onderzoek dat loopt in een ander arrondissement, wordt de betrokken gerechtelijke overheid hierover onmiddellijk ingelicht door de officieren en agenten van gerechtelijke politie. In essentie moet onder deze wetsbepaling begrepen worden dat wanneer in het algemeen een opsporingsonderzoek (eveneens) een ander arrondissement aanbelangt, de politiedienst die tot deze vaststelling zou komen gehouden is de procureur des Konings en de gerechtelijke autoriteiten van dat arrondissement in te lichten.

19 De wet legt de informatieverplichting tegenover de gerechtelijke autoriteit van het ander arrondissement eveneens uitdrukkelijk op aan de procureur des Konings (art. 28 ter 2). 18 1c Informatie te geven door een politiedienst die niet aangewezen werd met een bepaald onderzoek: Wanneer een politiedienst niet werd aangewezen voor een bepaald onderzoek dient deze dienst of dienen deze politieambtenaren dadelijk de bevoegde gerechtelijke overheid en de wel aangewezen politiedienst in te lichten over de informatie en inlichtingen in hun bezit en over elke ondernomen opsporing, op de wijze die de procureur des Konings bij richtlijn bepaald. De wetgever stelt bijgevolg dat de niet aangewezen politiediensten op eigen initiatief en onverwijld alle nuttige inlichtingen moeten meedelen, en dit volgens de richtlijnen die de procureur des Konings zal uitwerken (art. 28 ter 4 tweede lid; art. 26 WSV). 1d Informatie te geven door de in een bepaald onderzoek aangewezen politiedienst: De door de procureur des Konings aangewezen politiedienst(en) of politieambtenaren lichten dadelijk de bevoegde gerechtelijke autoriteit in over de informatie en de inlichtingen in hun bezit, en over elke ondernomen opsporing op de door de procureur des Konings vastgestelde wijze. Ook hier verwijst de wet uitdrukkelijk naar de door de procureur des Konings vast te stellen wijze, en dus naar richtlijnen (art. 28 ter 4 tweede lid). 2 Informatieplicht van de procureur des Konings: Opsporingen van officieren en agenten van gerechtelijke politie, (die op eigen initiatief handelen), die belang hebben voor een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek dat in een ander arrondissement loopt Als deze opsporingen, van officieren en agenten van gerechtelijke politie (die op eigen initiatief handelen), belang hebben voor een opsporingsonderzoek of voor een gerechtelijk onderzoek dat loopt in een ander arrondissement, wordt de betrokken gerechtelijke overheid hierover onmiddellijk ingelicht door de officieren en agenten van gerechtelijke politie.

20 In essentie moet onder deze wetsbepaling begrepen worden dat wanneer een opsporingsonderzoek (eveneens) een ander arrondissement aanbelangt, de politiedienst die tot deze vaststelling zou komen, gehouden is de procureur des Konings en de gerechtelijke autoriteiten van dat arrondissement in te lichten. De wet legt de informatieverplichting tegenover de gerechtelijke autoriteit van het ander arrondissement eveneens uitdrukkelijk op aan de procureur des Konings (art. 28 ter 2). De procureur des Konings dient dus ook schriftelijk ingelicht te worden, wil hij in de mogelijkheid gesteld worden aan deze wettelijke verplichting te voldoen, of opdrachten in die zin te geven. 19 D HET AUTONOOM OPTREDEN EN OPSPORINGSRECHT VAN DE POLITIEDIENSTEN In art. 28 bis 1 tweede lid WSV wordt het autonoom opsporingsrecht erkend. De algemene beginselen volgens welke de politiediensten autonoom kunnen optreden, worden vastgelegd bij wet en volgens de bijzondere regels vastgesteld bij richtlijn uitgevaardigd overeenkomstig de artikelen 143 bis en 143 ter van het GW. Dit autonoom optreden moet kaderen in / of rekening houden met de informatieplicht jegens de gerechtelijke autoriteiten van de op eigen initiatief door de politiediensten ingestelde opsporingen, die zich aldus op gerechtelijk terrein begeven (zie hierboven).. de richtlijnen die ter zake door het college van de procureurs-generaal werden, vastgelegd. Tenslotte wordt ook reeds verwezen naar een toekomstige wet die de algemene beginselen zal vastleggen overeenkomstig welke een autonoom politieoptreden in strafzaken is toegestaan.

21 20 E ALGEMENE OPSPORINGSPLICHT EN OPSPORINGSRECHT VAN DE PROCUREUR DES KONINGS 1 Algemeen: Naar luid van art. 28 ter 1 heeft de procureur des Konings een algemene opsporingsplicht en een algemeen opsporingsrecht. Dit principe moet samen gelezen worden met de bepalingen betreffende het opsporingsbeleid, het recht om politiediensten te vorderen, het opportuniteitsbeginsel, en het spanningsveld dat ontstaat bij het instellen van een gerechtelijk onderzoek. Het opsporingsrecht houdt in dat het parket op eigen initiatief mag optreden zonder dat er sprake moet zijn van klachten of aangiften De opsporingsplicht houdt in dat het parket gehouden is een opsporingsonderzoek in te stellen wanneer er wordt vermoed dat een misdrijf is gepleegd. Deze tweedelige en traditionele attributie van het openbaar ministerie wordt dus bevestigd door het WSV. 2 Het opsporingsbeleid; de beoordeling van de opportuniteit van vervolging en de seponering: Art. 28 quater SV stelt als algemene en klaarblijkelijke regel dat de procureur des Konings de strafvordering uitoefent op de wijze door de wet bepaald. In het kader van het overeenkomstig de artikelen 143 bis en 143 ter van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde opsporingsbeleid, bepaalt de procureur des Konings de materies waarin in zijn arrondissement de misdrijven prioritair worden opgespoord (art. 28ter 1, tweede lid SV). De wet bepaalt dus uitdrukkelijk dat de procureur des Konings een beleid zal voeren, en zal bepalen welke soort zaken en misdrijven prioritair zullen opgespoord en behandeld worden Bij de uitoefening van deze beleidsbevoegdheid dient hij de bindende richtlijnen inzake strafrechtelijk beleid, met inbegrip van deze inzake opsporings-en vervolgingsbeleid, uitgaande van de Minister van Justitie na advies van het college van procureurs-generaal, te eerbiedigen.

22 Een ander aspect van het beleid van de procureur des Konings komt tot uiting in de beoordeling van de opportuniteit van de vervolging. Dit wordt geregeld bij art. 28 quater SV. De wet bevestigt de regel dat de procureur des Konings oordeelt over de opportuniteit van de vervolging, maar ook daar dient hij rekening te houden met de bovenvermelde richtlijnen van strafrechtelijk beleid, vastgesteld krachtens artikel 143 ter van het Gerechtelijk wetboek Het woord oordeelt is met opzet gebruikt omdat het hier volgens de commissie voor Justitie bijna gaat om een jurisdictionele bevoegdheid.in de geest van de commissie hoort de procureur des Konings immers meer tot de Rechterlijke macht dan tot de uitvoerende macht (Rapport namens de commissie voor Justitie Senaat 97/98 nr /4). Het opsporings-,en het seponeringsbeleid van de procureur des Konings zal uiteraard ook kaderen in het globaal strafrechtelijk beleid en de dwingende richtlijnen van de Minister van Justitie. Nochtans bevestigde de commissie voor Justitie en de minister van Justitie dat de richtlijnen van strafrechtelijk beleid slechts een onderdeel van de elementen zijn waarmee de opportuniteitsbeslissing om al dan niet te vervolgen rekening moet houden (Verslag namens de commissie voor Justitie, Kamer, 957/17, zitting 96/97, blz. 80). Bij de beoordeling van individuele gevallen kan, op grond van de specifieke elementen en omstandigheden die uit het dossier blijken, bijgevolg gemotiveerd afgeweken worden van algemene en bindende richtlijnen. De wet bepaalt bovendien dat de procureur des Konings de reden van zijn beslissingen van seponering moet aangeven (art. 28 quater eerste lid SV). Het motiveren van de beslissingen tot seponeren werd tijdens de parlementaire debatten als essentieel, legitiem en zelfs absoluut noodzakelijk bestempeld (Verslag namens de commissie voor de Justitie, Senaat, zitting 1998, 1-704/4, blz. 344 e.v.). Bijgevolg wordt door de wet een verplichting tot motiveren ingebouwd en wordt dus ook een controle mogelijk op de beslissing tot seponeren van een zaak. Bij het zonder gevolg rangschikken van een zaak dient de reden te worden gepreciseerd, ook wanneer het gaat om loutere redenen van opportuniteit. 21

23 Uiteraard geldt dit ook telkens een beslissing in strijd zou zijn met een bindende richtlijn van strafrechtelijk beleid. Teneinde dit bijkomend en zeer belastend werk snel en eenvormig te kunnen uitvoeren, is een lijst uitgewerkt, waarvan steeds zal dienen gebruikt gemaakt te worden (zie bijlage nr. 1). Bij ieder zonder gevolg te rangschikken dossier zal een kopie van deze lijst worden voorgelegd, en zal de reden van het sepot aangekruist worden. Deze lijst wordt bij het dossier gevoegd, en zal de parketmagistraten in staat stellen de reden van het sepot mede te delen telkens zij daartoe verplicht worden krachtens een wetsbepaling. Naar luid van het verder besproken nieuw art. 5 bis van de voorafgaande titel van het WSV dient de benadeelde die deze hoedanigheid heeft verkregen trouwens op de hoogte gebracht te worden van de seponering en van de reden daarvan (zie hoofdstuk IX van de circulaire). 22 F SPANNINGSVELD TUSSEN OPSPORINGSRECHT EN GERECHTE- LIJK ONDERZOEK 1 Algemene regel: Naast de algemene regel dat de procureur des Konings de strafvordering uitoefent op de door de wet bepaalde wijze wordt een belangrijke correctie aangebracht aan het opsporingsrecht van de procureur des Konings vanaf het ogenblik dat een gerechtelijk onderzoek is ingesteld. De opsporingsplicht en het opsporingsrecht van de procureur des Konings blijven bestaan nadat de strafvordering is ingesteld. Deze plicht en dit recht houden evenwel op te bestaan voor de feiten die bij de onderzoeksrechter zijn aangebracht voor zover het opsporingsonderzoek zijn prerogatieven bewust zou aantasten (art. 28 quater derde lid). De wetgever heeft kennelijk het gebruik van parallel opsporingsonderzoek naast een gerechtelijk onderzoek betreffende dezelfde feiten willen verbieden.

24 De wetgever voorziet geen sancties op de overtreding van deze regel, overtreding welke dus in voorkomend geval zal moeten worden beoordeeld op grond van de schending van de rechten van de verdediging in het algemeen, of op grond van de miskenning van andere wetsbepalingen, of algemene principes. Nochtans dient de wetsbepaling naar de geest van de wet toegepast te worden. Niets verbiedt het parket echter, zonder de prerogatieven van het gerechtelijk onderzoek en van de onderzoeksrechter aan te tasten, zich bijvoorbeeld middels het laten opstellen van een synthese verslag of proces-verbaal door de met het gerechtelijk onderzoek gelaste politiële diensten, zicht te houden op dit onderzoek, om efficiënter te kunnen tussenkomen met vorderingen, en om op het einde van dit gerechtelijk onderzoek sneller en doelmatiger een eindvordering op te stellen. Deze werkwijze is zelfs sterk aan te bevelen in bijzonder ingewikkelde en omvangrijke zaken waar het aangewezen is om een betere en nauwere samenwerking tussen parket en politiële diensten uit te bouwen zulks zowel met het oog op een versnelling en verbetering van de strafrechtspleging op het ogenblik van de regeling van de rechtsplegingen, als bij de verdere behandeling van de zaak ten gronde bij de bodemrechter. De procureur des Konings behoudt trouwens ook het recht op ieder ogenblik tijdens het gerechtelijk onderzoek inzage te vragen van het dossier, en bijkomende vorderingen te stellen. Bovendien herneemt het algemeen opsporingsrecht en plicht van de procureur des Konings uiteraard vanaf het ogenblik dat de onderzoeksrechter ontlast is van het onderzoek ten gevolg van een beschikking van de raadkamer tot ontlasting of tot de regeling van de rechtspleging door de raadkamer Het mini-onderzoek: Naar luid van art. 28 septies SV.kan de procureur des Konings de onderzoeksrechter vorderen (een) bepaalde onderzoekshandeling(en) te verrichten waarvoor alleen de onderzoeksrechter bevoegd is - en dit met uitzondering van het bevel tot aanhouding, de bewakingsmaatregel bedoeld in art. 90 ter SV en de huiszoeking - zonder dat een gerechtelijk onderzoek wordt ingesteld.

25 24 Het mini-onderzoek kan dus NIET om het vorderen van: 1. Bevel tot aanhouding art.16 wet VH. 2. Bewakingsmaatregel art.90 ter SV: betreft afluisteren, kennis nemen en opnemen van privé-communicatie en telefooncommunicatie. 3. Huiszoekingsmandaat Het mini-onderzoek kan bijgevolg bijvoorbeeld WEL slaan op: het uitvoeren van een autopsie toepassing van art.88bis SV. nl. opsporen van telefoontoestellen, nummers, titularissen; het onderzoek naar het lichaam Uit de parlementaire werkzaamheden blijkt dat bijvoorbeeld gedacht werd aan de dossiers betreffende een verdacht overlijden bij de figuur van het minionderzoek. Uiteraard, en niettegenstaande de wetgever deze materie uit het oog heeft verloren en dus niet geregeld heeft, zal bij weigering van de onderzoeksrechter om de gevraagde onderzoekshandeling(en) te verrichten, de mogelijkheid bestaan voor de procureur des Konings hoger beroep aan te tekenen tegen dit strijdig bevel, en de zaak aanhangig te maken bij de Kamer van inbeschuldigingstelling. (Parl. Besch.; Verslag namens de commissie voor Justitie; senaat, zitting , nr /4, blz. 185). Bij de vordering van de onderzoeksrechter tot het uitvoeren van een zogenaamd mini-onderzoek, zal de procureur des Konings uitdrukkelijk verwijzen naar art. 28septies WSV, en zal hij uiteraard preciseren welke onderzoekshandelingen dienen gesteld te worden. Het komt aan de procureur des Konings, en niet aan de onderzoeksrechter, toe te oordelen of hij de onderzoeksrechter vordert een minionderzoek te verrichten, en dit moet zonder twijfel uit de vordering blijken. Gelet op de eenvormigheid zal het model gevoegd als bijlage nr. 2 gebruikt worden. De vordering (zie model) zal voor het overige wat de aanhangig gemaakte feiten betreft even precies zijn als een gewone vordering tot het instellen van een gerechtelijk onderzoek, gelet op het gevolg dat de onderzoeksrechter er kan aan geven (zie verder).

26 Na de uitvoering van de door de onderzoeksrechter op vordering van de procureur des Konings verrichte onderzoekshandeling(en) zendt de onderzoeksrechter het dossier terug aan de procureur des konings, die instaat voor de voortzetting van het opsporingsonderzoek. De procureur des Konings oordeelt dan in een latere fase uiteraard zelf over de richting die hij aan het dossier zal geven, nl. een rechtstreekse dagvaarding, een minnelijke schikking, seponering, bemiddeling in strafzaken, of gelet op gewijzigde omstandigheden een (volledig) gerechtelijk onderzoek. Uit het tweede lid van art. 28 quater WSV blijkt dat de procureur des Konings zijn opsporingsrecht en plicht onverkort behoudt nadat hij de onderzoeksrechter gevorderd heeft een mini-onderzoek te verrichten op grond van art. 28 septies WSV, zolang de met de zaak gelaste onderzoeksrechter niet zal beslist hebben het gehele onderzoek zelf voort te zetten. Naar luid van art. 28 septies tweede lid beslist de met de zaak belaste onderzoeksrechter of hij: - uitsluitend de gevorderde onderzoekshandeling verricht en het dossier terugzendt aan de procureur des Konings; - het gehele onderzoek zelf voortzet.in dit geval wordt verder gehandeld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van boek I van WSV wat wil zeggen dat de bepalingen van het gerechtelijk onderzoek van toepassing zijn, en dat het onderzoek een gerechtelijk onderzoek is geworden. De beslissing van de onderzoeksrechter de zaak zelf in haar geheel voort te zetten is een soevereine beslissing, waartegen geen rechtsmiddel openstaat (art. 28 septies laatste lid). Vermits uit de reeds geciteerde wetsbepalingen blijkt dat opsporingsrecht en plicht van de procureur des Konings beperkt wordt wanneer een gerechtelijk onderzoek gevorderd werd betreffende dezelfde feiten, en er een spanningsveld ontstaat tussen dit recht en plicht enerzijds, en het gerechtelijk onderzoek anderzijds, ontstaat een vage zone wanneer een zogenaamd minionderzoek werd gevorderd zolang de onderzoeksrechter niet beslist heeft het onderzoek al dan niet in zijn geheel zelf verder te zetten. 25

27 Bij de vordering van de onderzoeksrechter op grond van artikel 28 septies (mini-onderzoek) zal de procureur des Konings bijgevolg aan de onderzoeksrechter vragen hem onverwijld in te lichten betreffende zijn beslissing tot het zelf voortzetten van het gehele onderzoek, en dus tot het uitvoeren van een gerechtelijk onderzoek. Uiteraard is de strafvordering slechts ingesteld vanaf het ogenblik dat de onderzoeksrechter deze beslissing genomen heeft, en ze uit het dossier blijkt. Bij de toepassing van de verder besproken bepalingen betreffende het verslag van lang onderzoek in het kader van de controle op het onderzoek, zal de beslissing van de onderzoeksrechter bepalend zijn voor de aanvang van de termijn van één jaar onderzoek. Het is mogelijk dat de procureur des konings in één en dezelfde zaak tijdens het opsporingsonderzoek meerdere malen toepassing maakt van art. 28 septies, en meerdere malen de onderzoeksrechter vordert bepaalde onderzoekshandelingen te verrichten. Het verdient aanbeveling in de mate van het mogelijke steeds dezelfde onderzoeksrechter te gelasten in eenzelfde dossier, of in voorkomend geval bij die magistraat een volledig gerechtelijk onderzoek te vorderen. Bij het vorderen van een mini-onderzoek is ook rekening te houden met hetgeen uiteengezet werd betreffende de proactieve recherche, inzonderheid de opmerkingen betreffende het voorwerp van de vordering. 26 G HET OPSPORINGSONDERZOEK IS GEHEIM 1 Algemeen principe: Naar luid van art. 28 quinquies SV. is het opsporingsonderzoek behoudens wettelijke uitzonderingen geheim Eenieder die beroepshalve zijn medewerking dient te verlenen aan het opsporingsonderzoek, is tot geheimhouding verplicht Hij die dit geheim schendt wordt gestraft met de straffen bepaald in art. 458 SW. De algemene regel van het geheim van het opsporingsonderzoek wordt dus bevestigd. Dit behelst dat in de fase van het opsporingsonderzoek de stukken van het dossier geheim zijn. Het noodzakelijk corrolarium van het geheim van het onderzoek wordt dan de uitdrukkelijke verwijzing naar de strafbepaling van art. 458 SW.

28 Het geheim van het onderzoek treft echter alleen de personen die beroepshalve hun medewerking dienen te verlenen. Dit dient breed gëinterpreteerd te worden, in die zin dat deze wetsbepaling ook van toepassing moet zijn op stagiairs en contractuele bedienden en juristen die op grond van welke wetgeving ook medewerking dienen te verlenen in de fase van het opsporingsonderzoek. Uiteraard doet het geheim van het onderzoek geen afbreuk aan informatieplicht tegenover de gerechtelijke autoriteiten, die in toepassing van art. 29 WSV aan overheden, openbare officieren of ambtenaren wordt opgelegd. De personen die niet beroepshalve geroepen worden hun medewerking te verlenen, zijn niet gehouden tot het beroepsgeheim. Het betreft hier getuigen, derden, verdachten, en burgerlijke partijen Op het principe van het geheim van het onderzoek maakt de wetgever een aantal zeer ingrijpende uitzonderingen. 27 2a Uitzondering: Iedere verhoorde heeft recht op een kosteloze kopie van zijn verhoor: Naar luid van art. 28 quinquies 2 delen de procureur des Konings en elke politiedienst die een persoon ondervragen, deze persoon mee dat hij kosteloos een kopie van het proces-verbaal van zijn verhoor kan krijgen, dit onverminderd de bepalingen in bijzondere wetten. De wet voorziet dat deze kopie onmiddellijk of binnen de maand wordt overhandigd of verstuurd. In geval van ernstige en uitzonderlijke omstandigheden kan de procureur des Konings, met een met redenen omklede beslissing, het tijdstip van deze mededeling uitstellen voor een eenmaal hernieuwbare termijn van ten hoogste drie maanden. Die beslissing wordt opgenomen in het dossier. De wet viseert duidelijk iedere verhoorde, zodat de hoedanigheid waarin een persoon verhoord wordt geen belang heeft. De bepaling is dus van toepassing op verdachten, slachtoffers, getuigen, en derden. welke tijdens het opsporingsonderzoek verhoord worden.

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep College van Procureurs-generaal Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep Toegestuurd aan de dames en heren Toegestuurd aan de dames en heren Eerste Substituten,

Nadere informatie

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Jan VAN DROOGBROECK De extern accountant en extern belastingconsulent is overeenkomstig

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 21 maart 2011 ADVIES 2011-102 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 SEPTEMBER 2014 P.14.1380.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1380.N O D B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Alain Vergauwen en mr. Pierre Monville, advocaten

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 16 mei 2011 ADVIES 2011-265 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal dossier

Nadere informatie

Justitiehuis Dendermonde

Justitiehuis Dendermonde Justitiehuis Dendermonde Dienst Slachtofferonthaal Treinongeval Wetteren op 4 mei 201 Info op 0 november 2016 Wat vooraf ging Als gevolg van het treinongeval werd een gerechtelijk onderzoek geopend bij

Nadere informatie

Omzendbrief nr. COL 16/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

Omzendbrief nr. COL 16/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep Brussel, 14 december 1998. College van Procureurs-generaal Omzendbrief nr. COL 16/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep Mijnheer/Mevrouw de Procureur-generaal, Mijnheer/Mevrouw

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.15.0622.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0622.N M A H, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 JUNI 2015 P.15.0599.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0599.N 1. M M P V D V, beklaagde, 2. D H N H, beklaagde, aangehouden om andere redenen, eisers, beiden met als raadsman mr. Thierry

Nadere informatie

Omzendbrief nr. COL 3/2004 van het College van Procureursgeneraal bij de Hoven van Beroep

Omzendbrief nr. COL 3/2004 van het College van Procureursgeneraal bij de Hoven van Beroep COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL Brussel, le 27 février 2004. Omzendbrief nr. COL 3/2004 van het College van Procureursgeneraal bij de Hoven van Beroep Mijnheer/Mevrouw de Procureur-generaal, Mijnheer de

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; 1/5 Advies nr 17/2012 van 10 mei 2012 Betreft: Adviesaanvraag inzake het voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera

Nadere informatie

STRAFVERVOLGING VAN PROCES-VERBAAL TOT VEROORDELING

STRAFVERVOLGING VAN PROCES-VERBAAL TOT VEROORDELING STRAFVERVOLGING VAN PROCES-VERBAAL TOT VEROORDELING Christophe THIEBAUT Advocaat PAQUES, NOPERE & THIEBAUT Assistent UCL Maître de conférences FUCAM II- DE OPSPORING * Basisstuk van de strafprocedure *

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 MEI 2012 P.11.1908.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1908.N I R. L. M. P., inverdenkinggestelde. eiser, met als raadsman mr. Michaël Verstraeten, advocaat bij de balie te Gent. II M. G.

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 1 december 2015 ADVIES 2015-94 Over de weigering om toegang te verlenen tot de inspectierapporten

Nadere informatie

College van Procureursgeneraal. Collège des procureurs généraux

College van Procureursgeneraal. Collège des procureurs généraux Collège des procureurs généraux College van Procureursgeneraal Bruxelles, le 18 janvier 2018 Brussel, 18 januari 2018 CIRCULAIRE N 02/2018 DU COLLÈGE DES PROCUREURS GÉNÉRAUX PRÈS LES COURS D APPEL OMZENDBRIEF

Nadere informatie

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen.

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen. 34 372 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0201.N V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. P. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Deze artikelen regelen de verplichting tot het verstrekken van informatie en het recht van toegang tot de beroepslokalen. 121

Deze artikelen regelen de verplichting tot het verstrekken van informatie en het recht van toegang tot de beroepslokalen. 121 Hoofdstuk 2 De misdrijven 63 152. In het fiscaal strafonderzoek gelden de gebruikelijke regels van het strafprocesrecht. De fiscus en het strafrechtelijk opsporingsapparaat opereren apart en zoals hierna

Nadere informatie

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Rechtsmachtrecht Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd Misdrijven buiten het grondgebied van het Rijk gepleegd Territorialiteitsbeginsel

Nadere informatie

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Frank Hutsebaut Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) KULeuven 1. Ter inleiding: enkele algemene noties 2. De bevoegdheid

Nadere informatie

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN Raoul DECLERCQ Emeritus Advocaat-Generaal in het Hof van Cassatie Emeritus buitengewoon hoogleraar aan de K.U. Leuven 1993 story sdentia E. Story-Scientia

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid SCSZG/16/206 BERAADSLAGING NR. 16/092 VAN 4 OKTOBER 2016 INZAKE DE TOEGANG TOT DE PERSOONSGEGEVENSBANK E-PV DOOR

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor?

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor? De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor? Is er in uw bedrijf al eens een ernstig arbeidsongeval gebeurd? Dan bent u als werkgever, als lid van de hiërarchische lijn, als preventieadviseur, als

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Tervurenlaan Brussel Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle COMITE

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Tervurenlaan Brussel Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle COMITE RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Tervurenlaan 211-1150 Brussel Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle COMITE Nota CCMC 2017/014 Brussel, 20 april 2017 BETREFT : Nota Salduz

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

Omzendbrief nr. COL 10/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

Omzendbrief nr. COL 10/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep College van Procureurs-generaal Omzendbrief nr. COL 10/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep Toegestuurd aan de dames en heren Toegestuurd aan de dames en heren Eerste Substituut;

Nadere informatie

Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake het beroep tot vernietiging van de zgn. Salduzwet

Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake het beroep tot vernietiging van de zgn. Salduzwet Orde van Vlaamse Balies www.advocaat.be NOTA Koningsstraat 148 B 1000 Brussel T +32 (0)2 227 54 70 F +32 (0)2 227 54 79 info@advocaat.be Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 9 januari 2012 ADVIES 2012-1 met betrekking tot de openbaarheid van auditverslagen (CTB/2011/337)

Nadere informatie

nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek)

nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek) nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek) Artikel 1 Wettelijke grondslag Deze klachtenregeling heeft betrekking op de behandeling van klachten in overeenstemming

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2012 P.12.0878.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0878.N M G M, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Leslie Roelants, advocaat bij de balie te Antwerpen. I.

Nadere informatie

Omzendbrief nr. COL 15/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

Omzendbrief nr. COL 15/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL Brussel, 22 november 1999. Omzendbrief nr. COL 15/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep Mijnheer/Mevrouw de Procureur-generaal, Mijnheer/Mevrouw

Nadere informatie

Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering

Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering Marc Bockstaele (ere)hoofdcommissaris Federale Gerechtelijke Politie 1 Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering De Wet van 30 juni 1971betreffende de administratieve geldboeten,

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Bewijs. Strafzaken. Bewijsvoering. Onrechtmatig verkregen bewijs. Toelaatbaarheid. Beoordeling door de rechter Datum 23 maart 2004 Copyright and disclaimer Gelieve

Nadere informatie

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 39 / 2006 van 27 september 2006

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 39 / 2006 van 27 september 2006 KONINKRIJK BELGIE Brussel, Adres : Hoogstraat, 139, B-1000 Brussel Tel.: +32(0)2/213.85.40 E-mail : commission@privacycommission.be Fax.: +32(0)2/213.85.65 http://www.privacycommission.be COMMISSIE VOOR

Nadere informatie

HOOFDSTUK I: ORGANEN EN PERSONEN BIJ HET STRAFPROCES BETROKKEN 3

HOOFDSTUK I: ORGANEN EN PERSONEN BIJ HET STRAFPROCES BETROKKEN 3 INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE LIJST VAN DE VOORNAAMSTE WETGEVING V XIX XXI INLEIDING 1 HOOFDSTUK I: ORGANEN EN PERSONEN BIJ HET STRAFPROCES BETROKKEN 3 I. De gerechtelijke politie 4

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 JANUARI 2019 P.18.0422.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr P.18.0422.N A M G M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

Gecoördineerde versie van de wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera s

Gecoördineerde versie van de wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera s Gecoördineerde versie van de wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera s Versie januari 2013 Wet van 21 maart 2007, B.S., 31 mei 2007. Gewijzigd door de Wet van 12 november 2009,

Nadere informatie

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl Zoek regelingen op overheid.nl Koninkrijksdeel Curaçao Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! LANDSVERORDENING van de 27 ste juli 1998 houdende regels, ter uitvoering

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 NOVEMBER 2015 P.14.1033.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1033.N HET SINT-JANS BELLEKE feitelijke vereniging, met zetel te 3271 Averbode, Martensstraat 23, burgerlijke partij, eiseres,

Nadere informatie

TREINONGEVAL BUIZINGEN: INFORMATIEVE NOTA Fase raadkamer

TREINONGEVAL BUIZINGEN: INFORMATIEVE NOTA Fase raadkamer TREINONGEVAL BUIZINGEN: INFORMATIEVE NOTA Fase raadkamer In het gerechtelijk dossier dat werd geopend naar aanleiding van het treinongeval in Buizingen op 15 februari 2010, hebt u zich burgerlijke partij

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 23 april 2007 in de zaak A /IX-3642.

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 23 april 2007 in de zaak A /IX-3642. RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T nr. 170.302 van 23 april 2007 in de zaak A. 130.668/IX-3642. In zake : het BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS, dat woonplaats kiest bij advocaat

Nadere informatie

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 INHOUD INLEIDING... 19 De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 Inhoud... 19 Kernbibliografie... 19 Over wetten vóór 1990... 20 Over

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke

Nadere informatie

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties REGLEMENT Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties Hoofdstuk 1: Toepassingsgebied, vaststellingsmodaliteiten en aangewezen ambtenaar Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel

Nadere informatie

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling Titel 9.1. Klachtbehandeling door een bestuursorgaan Afdeling 9.1.1. Algemene bepalingen Art. 9:1. 1. Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop een bestuursorgaan

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 JANUARI 2016 P.15.0768.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0768.N 1. H J V D K, beklaagde, 2. T P V Z, beklaagde, eisers, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 APRIL 2013 P.12.1919.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1919.F 1. H. M. e.a., Mr. Caroline De Baets, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. A. F. e.a., Mr. Jacqueline Oosterbosch,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 MAART 2012 P.12.0404.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0404.F J. N., Mrs. Thibault Maudoux, advocaten bij de balie te Namen, en Caroline Brotcorne, advocaat bij de balie te Brussel. I.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 JANUARI 2014 P.13.1753.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1753.N I 1. P J C L, met als raadsman mr. Jan Surmont, advocaat bij de balie te Turnhout, 2. STORG bvba, met zetel te 3530 Houthalen-Helchteren,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 OKTOBER 2008 P.08.0706.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.08.0706.N I H T V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, ter rechtszitting bijgestaan

Nadere informatie

De nieuwe W.C.O. regels

De nieuwe W.C.O. regels De nieuwe W.C.O. regels Luc Sterkens 1 Agenda - Situering - Belangrijke wijzigingen - Bijkomende aansprakelijkheid voor de cijferberoeper - Bedenkingen - Vragen 2 Opmerking - Seminarie voor cijferberoepers

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 JANUARI 2013 C.11.0323.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0323.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Binnenlandse Zaken, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 2, voor

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 OKTOBER 2015 P.15.0789.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0789.N I F E M, met als raadsman mr. Luk Delbrouck, advocaat bij de balie te Hasselt, II O A, met als raadsman mr. John Maes, advocaat

Nadere informatie

Justitie in vogelvlucht Sociale plattegrond Oost- Vlaanderen - Gent - 21 oktober 2014

Justitie in vogelvlucht Sociale plattegrond Oost- Vlaanderen - Gent - 21 oktober 2014 Justitie in vogelvlucht Sociale plattegrond Oost- Vlaanderen - Gent - 21 oktober 2014 Wie onderzoekt? Openbaar ministerie: substituten van de procureur des Konings Rechterlijke macht: Onderzoeksrechters

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 605 Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de

Nadere informatie

WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B no. 3).

WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B no. 3). WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B. 1952 no. 3). Artikel 1 1 1. De ministers zorgen voor de uitvoering van de Grondwet, de verdragen en andere overeenkomsten

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 07 / 96 van 22 april 1996 ------------------------------------------- O. ref. : 10 / A / 96 / 011 BETREFT : Ontwerp van koninklijk

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 Rapport Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 2 Klacht Verzoeker, slachtoffer van poging doodslag gepleegd door zijn ex-vriendin op 10 december 1999, klaagt erover dat het arrondissementsparket te

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MAART 2015 P.14.0392.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0392.N 1. M L E V U, beklaagde, 2. H R G V B, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Jaak Haentjens, advocaat bij de balie te Dendermonde.

Nadere informatie

De raad zendt hiervan binnen achtenveertig uren een afschrift aan de bestendige deputatie van de provincieraad.

De raad zendt hiervan binnen achtenveertig uren een afschrift aan de bestendige deputatie van de provincieraad. DE NIEUWE GEMEENTEWET ( Laatste aanpassing : Wet van 25 april 2007 - B.S. 11 mei 2007 ) Titel II - Bevoegdheden Hoofdstuk I - Bevoegdheden van de gemeenteraad Art. 117. [ ] (Art. 117 gewijzigd bij W. 27.5.1989

Nadere informatie

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1 DECREET van 15 september 1981, houdende vaststelling van regelen inzake het verlenen van vergunningen voor het uitoefenen van enig bedrijf of beroep (Decreet Vergunningen Bedrijven en Beroepen) (S.B. 1981

Nadere informatie

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen GERECHTELIJK WETBOEK - Deel IV : BURGERLIJKE RECHTSPLEGING. HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen Afdeling II. Echtscheiding door onderlinge toestemming. Art.

Nadere informatie

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN Inleiding. Nico Biesmans, Magistraat-assessor Provinciale Raad van Antwerpen Bij de oprichting van de Orde der Geneesheren heeft de wetgever het toezicht

Nadere informatie

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. WET van 11 december 1980, houdende uitvoering van het op 18 maart 1970 te 's- Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken WIJ

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 31 / 96 van 13 november 1996 ------------------------------------------- O. ref. : A / 96 / 028 BETREFT : Ontwerp van koninklijk

Nadere informatie

Publicatie : Numac :

Publicatie : Numac : pagina 1 van 5 NL einde FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE Publicatie : 2017-01-30 Numac : 2017010289 Rechtbank van eerste aanleg Leuven. - Kabinet van de voorzitter Beschikking tot vaststelling van het

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal erste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 980 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0263.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0263.N I M D J, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Luk Delbrouck, advocaat bij de balie te Hasselt. II W F B, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 MEI 2016 P.16.0026.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0026.N I Y P J G, beklaagde, eiser, II M J C, beklaagde, eiseres, III 1. D G, beklaagde, 2. A G, beklaagde, 24 MEI 2016 P.16.0026.N/2

Nadere informatie

Domein 1 : Bestuurlijke politie (In termen van bevoegdheden van agent van bestuurlijke politie in overeenstemming met het art.

Domein 1 : Bestuurlijke politie (In termen van bevoegdheden van agent van bestuurlijke politie in overeenstemming met het art. INTERNE KANDIDATUUR: HOOFDINSPECTEUR VAN POLITIE (MIDDEN) Ten gevolge van de problemen met PolDoc: maak soms gebruik van het nieuwe platform PolDMS (te raadplegen via Portal) Domein 1 : Bestuurlijke politie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 FEBRUARI 2015 P.14.1763.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1763.N J P A M D M, beklaagde, eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor

Nadere informatie

NOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) (27/07/2016)

NOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) (27/07/2016) NOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) 2016-1 (27/07/2016) Potpourri IV - Wetsontwerp van 15 juli 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende

Nadere informatie

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Gelet op artikel 55 lid 3 Verordening EU 2016/679 en artikel 45 lid 2 van de Richtlijn EU 2016/680, gehoord

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 MEI 2015 P.13.1399.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1399.N D T, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Luc Arnou, advocaat bij de balie te Brugge, met kantoor te 8210 Loppem,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 oktober 2005 P.05.1056.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.05.1056.F.- DE FEDERALE PROCUREUR, tegen U. L. D. A. D., Mr. Marc Nève, advocaat bij de balie te Luik. I. Bestreden beslissing Het

Nadere informatie

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29; 1/5 Advies nr. 21/2008 van 11 juni 2008 Betreft: Advies betreffende de mogelijkheid voor een werkgever uit de overheidssector om in het raam van een tuchtprocedure gebruik te maken van documenten die door

Nadere informatie

Wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur

Wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur Wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur Hoofdstuk I - Algemene bepalingen Art. 1. Deze wet is van toepassing: a) op de federale administratieve overheden; b) op de administratieve

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

DEEL I DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN... 15

DEEL I DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN... 15 De bijzondere opsporingsmethoden.book Page 3 Thursday, June 23, 2011 10:40 AM DEEL I DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN... 15 HOOFDSTUK 1 DE TOTSTANDKOMING VAN DE WETGEVING... 17 1. De wet van 6 januari

Nadere informatie

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te 29 MEI 2000 C.96.0188.N/1 Nr. C.96.0188.N.- VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te 1000 Brussel, Martelaarsplein, 19,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 489 Wet van 6 december 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van

Nadere informatie

[Afdeling Vter. De straf onder elektronisch toezicht]

[Afdeling Vter. De straf onder elektronisch toezicht] Toekomstig recht [Afdeling Vter. De straf onder elektronisch toezicht] Ingevoegd bij W. 2014.02.07, art. 6; Inwerkingtreding: onbepaald Noot: de wetgever voegt een Afdeling Vter in voor Afdeling Vbis en

Nadere informatie

Justitiehuis Dendermonde

Justitiehuis Dendermonde Justitiehuis Dendermonde Dienst Slachtofferonthaal Treinongeval Wetteren op 4 mei 2013 Gevolgen op gerechtelijk vlak Als gevolg van het treinongeval heeft de Procureur des Konings een strafdossier geopend

Nadere informatie

(2002/C 42/07) Gelet op de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst ( 1 ), inzonderheid op artikel 43, lid 1,

(2002/C 42/07) Gelet op de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst ( 1 ), inzonderheid op artikel 43, lid 1, C 42/8 Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 15.2.2002 II (Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) Initiatief van het Koninkrijk Belgiº en het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 JUNI 2012 C.11.0735.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0735.N BELGISCHE STAAT, minister van Binnenlandse Zaken, Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen A. D. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 175 Wet van 23 maart 2005 tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de betekening

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 FEBRUARI 2015 P.14.1011.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1011.F H. M., Mr. Philippe Vanlangendonck, advocaat bij de balie te Brussel, tegen F. L. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Hieronder volgt dus de beknopte verklaring van enkele termen die in de arresten van het Hof worden gebruikt.

Hieronder volgt dus de beknopte verklaring van enkele termen die in de arresten van het Hof worden gebruikt. Kort lexicon tot nut van de rechtzoekende, waarin enige uitleg wordt gegeven van de meest gangbare geschreven rechtstaal van het Hof van Cassatie en van het parket bij dit Hof ( 1 ). Dit korte lexicon

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIË DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND TOT VOORKOMING VAN DUBBELE BELASTING

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIË DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND TOT VOORKOMING VAN DUBBELE BELASTING PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIË EN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND TOT VOORKOMING VAN DUBBELE BELASTING EN TOT REGELING VAN SOMMIGE ANDERE AANGELEGENHEDEN INZAKE BELASTINGEN

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 475 Wet van 17 november 2016, houdende implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende

Nadere informatie

Uitvoeringswet Verdragen inzake internationale ontvoering van kinderen

Uitvoeringswet Verdragen inzake internationale ontvoering van kinderen Uitvoeringswet Verdragen inzake internationale ontvoering van kinderen Wet van 2 mei 1990, Stb. 202, tot uitvoering van het op 20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese Verdrag betreffende de

Nadere informatie

ADVIES Nr 04 / 2003 van 10 februari 2003

ADVIES Nr 04 / 2003 van 10 februari 2003 ADVIES Nr 04 / 2003 van 10 februari 2003 O. Ref. : 10 / A / 2002 / 046 BETREFT : Ontwerp van koninklijk besluit tot bepaling van de bijzondere aanwervingsvoorwaarden van het statutaire en het contractuele

Nadere informatie

2. De straffen die de gemeenteraad bepaalt, mogen de politiestraffen niet te boven gaan.

2. De straffen die de gemeenteraad bepaalt, mogen de politiestraffen niet te boven gaan. Gecoördineerde regelgeving Nieuwe Gemeentewet Artikel 119bis, Nieuwe Gemeenwet 1. De gemeenteraad kan straffen of administratieve sancties bepalen voor overtredingen van zijn reglementen of verordeningen,

Nadere informatie