Hof van Cassatie van België

Transcriptie

1 5 oktober 2005 P F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P F.- DE FEDERALE PROCUREUR, tegen U. L. D. A. D., Mr. Marc Nève, advocaat bij de balie te Luik. I. Bestreden beslissing Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 30 juni 2005, onder het nummer 701, gewezen door het Hof van Beroep te Bergen, kamer van inbeschuldigingstelling. II. Rechtspleging voor het Hof Raadsheer Jean de Codt heeft verslag uitgebracht. Advocaat generaal Damien Vandermeersch heeft geconcludeerd. III. Cassatiemiddelen

2 5 oktober 2005 P F/2 Eiser voert drie middelen aan in een memorie, waarvan een voor eensluidend verklaard afschrift aan dit arrest is gehecht. IV. Beslissing van het Hof A. In zoverre het cassatieberoep is gericht tegen de beslissing die met toepassing van artikel 61quinquies van het Wetboek van Strafvordering is gewezen : Overwegende dat het arrest de beschikking van de onderzoeksrechter bevestigt die het verzoek van verweerder tot het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen heeft afgewezen ; Overwegende dat een dergelijke beslissing geen eindbeslissing is in de zin van artikel 416, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, en geen verband houdt met de gevallen die in het tweede lid van dat artikel worden bedoeld ; Dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is ; B. In zoverre het cassatieberoep is gericht tegen de beslissing die met toepassing van artikel 235bis van het Wetboek van Strafvordering is gewezen : Over de beide eerste middelen samen : Overwegende dat krachtens artikel 90ter, 1, van het Wetboek van Strafvordering, de onderzoeksrechter in uitzonderlijke gevallen privécommunicatie, tijdens de overbrenging ervan, kan doen opnemen, indien de overige middelen van onderzoek niet volstaan om de waarheid aan de dag te brengen ; Overwegende dat artikel 90quater, 1, tweede lid, 2, van voormeld wetboek hem verplicht, op straffe van nietigheid, om in de beschikking de redenen te vermelden waarom de maatregel onontbeerlijk is om de waarheid aan de dag te brengen ; Overwegende dat de beschikkingen die door het bestreden arrest zijn vernietigd aantonen dat verweerder op het grondgebied van het Koninkrijk werd aangehouden terwijl hij in een in Frankrijk gestolen voertuig reed met valse Belgische nummerplaten ; dat zij preciseren dat betrokkene, die valse identiteitspapieren op zich had, het voorwerp uitmaakte van een internationale

3 5 oktober 2005 P F/3 signalering voor een bevel tot aanhouding dat tegen hem wegens terrorisme is uitgevaardigd ; Dat, voor het overige, die beschikkingen vermelden dat verweerder voor de raadkamer moet verschijnen en dat het te dezen onontbeerlijk lijkt om de rol, de contacten en de activiteiten (van de inverdenkinggestelde) op het Belgisch grondgebied na te gaan en daartoe de gesprekken op te nemen die hij vanuit zijn cel vóór en na de voormelde verschijning zou kunnen hebben ; Overwegende dat ofschoon die overwegingen neerkomen op de vermelding die bij artikel 90quater, 1, tweede lid, 1, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald, van de aanwijzingen en de concrete feiten, eigen aan de zaak, die de maatregel wettigen ten aanzien van het proportionaliteitsbeginsel, men daarentegen nergens de verklaring vindt, dat de gewone onderzoeksmiddelen ondoeltreffend zouden zijn, die nochtans bij artikel 90quater, 1, tweede lid, 1 en 2, op straffe van nietigheid is vereist ; Overwegende dat de appelrechters bijgevolg, door de beschikkingen van de onderzoeksrechter van 2, 9 en 20 april 2004 nietig te verklaren op grond dat zij niet aantonen waarom het opnemen van de gesprekken werd verkozen boven andere onderzoeksmethodes, hun beslissing naar recht verantwoorden ; Dat de middelen niet kunnen worden aangenomen ; Over het derde middel : Overwegende dat eiser de appelrechters verwijt dat zij beschikkingen die zij bij arresten van 13 mei 2004 regelmatig hadden verklaard, hebben nietigverklaard ; Overwegende dat de arresten 641, 642 en 643 van de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Bergen van 13 mei 2004, vermeldden dat uit de omstandigheid alleen dat het federaal parket aan de onderhavige rechtspleging een gedeelte van een dossier voegt betreffende feiten (die verweerder) in België worden verweten, geen onwettigheid of onregelmatigheid kan worden afgeleid ; dat uit de gegevens waarop het hof (van beroep) vermag acht te slaan blijkt dat die telefoontap gebeurde ter uitvoering van de beschikkingen van 2, 9 en 20 april 2004 van de Heer onderzoeksrechter P. Pilette, op grond van de artikelen 90ter en 90decies van het Wetboek van Strafvordering, tegen de twee voormelde mannen, die voor

4 5 oktober 2005 P F/4 gebruik van valse stukken en terroristische activiteiten worden vervolgd ; dat betrokkene, in het kader van de voormelde telefoontap, altijd meester is gebleven over zijn telefoongesprekken met anderen ; dat hij o.a. niet werd gedwongen om tegen zichzelf te getuigen noch bekentenissen af te leggen ; dat de transcripties die het hof (van beroep) zijn voorgelegd geen melding maken van gesprekken die door het beroepsgeheim zijn gedekt ; ( ) dat uit al die overwegingen volgt dat, enerzijds, het recht van verdediging en het recht op stilzwijgen, en anderzijds, het rechtsbeginsel betreffende de loyaliteit van de bewijsvoering, niet zijn miskend ; dat er bijgevolg geen grond is om die nieuwe stukken terzijde te laten ; Overwegende dat uit die overwegingen niet blijkt dat de voormelde arresten van 13 mei 2004 de wettigheid van de beschikkingen van de onderzoeksrechter zouden hebben beoordeeld met betrekking tot de vermeldingen die op straffe van nietigheid krachtens artikel 90quater, 1, van het Wetboek van Strafvordering, erin moeten voorkomen ; Dat, aangezien deze arresten niet met toepassing van artikel 235bis van dat wetboek werden uitgesproken en bovendien niet werden uitgesproken in de zaak die het voorwerp van de bestreden beslissing uitmaakt, deze de kamer van inbeschuldigingstelling niet de controlebevoegdheid ontnemen over het voorbereidend onderzoek dat door het hoger beroep van verweerder voor haar was aangebracht ; Dat het middel niet kan worden aangenomen ; En overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen ; OM DIE REDENEN, HET HOF Verwerpt het cassatieberoepen ; Laat de kosten ten laste van de Staat. Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter Francis Fischer, de raadsheren Jean de Codt, Paul Mathieu, Sylviane Velu en Benoît Dejemeppe, en in openbare terechtzitting van vijf

5 5 oktober 2005 P F/5 oktober tweeduizend en vijf uitgesproken door afdelingsvoorzitter Francis Fischer, in aanwezigheid van advocaat-generaal Damien Vandermeersch, met bijstand van eerstaanwezend adjunct-griffier Fabienne Gobert. Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Luc Huybrechts en overgeschreven met assistentie van afgevaardigd griffier Véronique Kosynsky. De afgevaardigd griffier, De raadsheer,