A. Samenvatting van het dossier

Transcriptie

1 ADVIES VLAAMSE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur Onderdelen van de Grote Eenheid Natuur Vallei van de Grote Nete benedenstrooms Provincie Antwerpen Gemeenten Heist-op-den-Berg, Herenthout, Hulshout en Nijlen A. Samenvatting van het dossier A.1. Situering Het gebied dat afgebakend wordt in het RUP Vallei van de Grote Nete benedenstrooms maakt deel uit van de op Vlaams niveau structuurbepalende riviervallei van de Grote Nete. Het is een onderdeel van een groter gebied dat functioneert als een ruimtelijk-functioneel samenhangend natuurgebied. Het gebied is gelegen aan beide oevers van de Grote Nete vanaf Hulshout afwaarts stromend langsheen Heist-op-den-Berg langsheen Herenthout en Nijlen. Door het gebied te herbestemmen naar natuurgebied wordt een aaneengesloten ruimtelijk geheel gevormd en kan het natuurlijk valleilandschap hersteld worden. In het gebied zijn verschillende niet-vergunde gebouwen en constructies gevestigd waartegen afbraakvonnissen (bedrijf ter hoogte van de Lodijkbrug) werd uitgesproken of proces verbaal werd opgemaakt (voetbalkantine Oud Schipke, stal ter hoogte van Varkensloop). Gezien hun ligging binnen het natuurlijk overstromingsgebied van de Grote Nete, is een opname in het natuurgebied te verantwoorden. Voor deze illegale constructies worden geen ontwikkelingsperspectieven opgenomen. In Itegem wordt een niet gerealiseerd gebied voor milieubelastende industrieën (Itegem Oost Kerkstraat) herbestemd naar natuurgebied. Het gebied is gelegen in een overstroombaar gedeelte van de vallei en derhalve niet realiseerbaar als bedrijventerrein. In het definitief vastgestelde gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Heist-op-den-Berg is aangegeven de niet gerealiseerde delen van dit industriegebied te herbestemmen in functie van een open ruimte buffer in de vallei van de Grote Nete. De grens van het RUP wordt gelegd op een afstand van 50 m van de bestaande vergunde bedrijfsconstructies. Dit laat enerzijds toe dat via een gemeentelijk planningsinitiatief de buffering van het bedrijventerrein naar de vallei kan geregeld worden en voorkomt anderzijds dat de bestaande bedrijven geen ontwikkelingsperspectieven krijgen ten gevolge van beperkingen vanuit de milieu- en natuurregelgeving (met name afstandsregels). Aan de rechteroever van de Grote Nete ter hoogte van Lodijkbrug bevindt zich één historisch brughuisje. Dit brughuisje worden opgenomen in het natuurgebied maar de woonfunctie kan behouden blijven. De horecagelegenheid nabij de Lodijkbrug krijgt verdere ontwikkelingsperspectieven omdat zacht recreatief medegebruik één van de ondergeschikte functies binnen het plangebied vormt en omdat bruglocaties een specifieke rol kunnen krijgen voor deze zachte recreatie (verzamelpunt, parking, laagdynamische horeca). De bestaande waterzuiveringsinstallaties ter hoogte van de Lodijkbrug en Itegem op de linkeroever van de Grote Nete (gemeente Heist-op-den-Berg) en ter hoogte van de Laekbeek (gemeente Hulshout) worden niet opgenomen. Het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Voor dit RUP betreft het die gebieden die door de Vlaamse regering zijn aangeduid als vogelrichtlijngebied en/of habitatrichtlijngebied. Dit gewestelijk RUP kan geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van één van de bedoelde gebieden veroorzaken. Het plan is een instandhoudingsmaatregel die een aantal van de als speciale beschermingszone beschouwde gebieden onderbrengt in een passende natuurbestemming. 1

2 A.2 Ruimteboekhouding Bestemmingscategorie Gewestplanbestemming Bestemming in het gew. RUP Verschil Wonen Recreatie Reservaat en natuur 36,4 605,6 569,2 Overig groen 1,9 0-1,9 Bos 34,4 0-34,4 Landbouw 482, ,5 Industrie 7,1 0-7,1 Overige bestemmingen 42,3 0-42,3 A.3 Openbaar onderzoek Het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan werd onderworpen aan een openbaar onderzoek gedurende 60 dagen van 1 maart 2004 tot 29 april Bezwaren moeten uiterlijk op de laatste dag van het openbaar onderzoek aan Vlacoro aangetekend worden toegezonden of afgegeven tegen ontvangstbewijs. De gemeente bezorgt de bij haar ingediende bezwaren aan Vlacoro binnen de drie werkdagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek, in casu ten laatste op 4 mei Dit openbaar onderzoek resulteerde in 57 bezwaarschriften, waarvan er 4 niet aan de vereiste van tijdigheid voldoen. Bezwaarschriften die niet tijdig aan Vlacoro werden bezorgd, worden conform art van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening niet behandeld door Vlacoro. Alle bezwaarschriften werden ingevoerd in een databank waarvan uittreksel in bijlage. A.4 Adviezen Er werd een advies aan Vlacoro bezorgd : - advies van de gemeenteraad van Heist-op-den-Berg (27 april 2004). Het advies is eveneens opgenomen in een databank (cfr. bijlage). 2

3 B. Advies van Vlacoro De nummers tussen [ ] verwijzen naar de adviezen en bezwaarschriften zoals zij opgenomen zijn in de databank. B. 1 Antwoord op de adviezen 1. De gemeenteraad van Heist-op-den-Berg [183A1] heeft op 27 april 2004 een ongunstig advies uitgebracht omdat de gevolgde procedure niet in overeenstemming is met de principes van het RSV, meer bepaald deze inzake de gelijktijdige en gelijkwaardige afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur. De raad meent wel dat een deel van het plangebied van het RUP (zonder in te gaan op concrete onderdelen) in principe in aanmerking komt voor opname in het VEN. Ook verzoekt hij de Vlaamse Regering - om de lopende procedure voorlopig op te schorten, zoals ze dit reeds gedaan heeft voor een reeks gelijkaardige plannen; - om zo snel mogelijk over te gaan tot de gelijktijdige en gelijkwaardige afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur in de streek in overleg met alle bevoegde administraties, de betrokken sectoren, gemeentebesturen en provinciebestuur: op die manier zal het maatschappelijk draagvlak voor dit ruimtelijk planningsproces vergroten; - om initiatieven te nemen om de sectorale wetgeving beter af te stemmen op het decreet ruimtelijke ordening en om een billijke schadevergoedingsregeling uit te werken. In zijn overwegingen wijst de raad ook op een paar technische gebreken: - de verdubbeling van de zuiveringscapaciteit van het RWZI nabij Lodijk is niet meer mogelijk, zoals oorspronkelijk gepland; de stedenbouwkundige voorschriften bevatten ook geen bepalingen in verband met de lozingsconstructies van het RWZI in de Grote Nete; - er liggen in het gebied geen waterstof- en zuurstofleidingen, zoals in de toelichting staat. - In verband met de gelijktijdigheid en gelijkwaardigheid: in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is expliciet gesteld dat de afbakening van de agrarische en natuurlijke structuur gelijktijdig en gelijkwaardig dient te gebeuren (RSV, p. 381). Met de voorliggende RUP s die kaderen in de eerste fase van de procedure wordt daar van afgeweken en worden in hoofdzaak delen van de natuurlijke structuur afgebakend. Vlacoro betreurt dat de afbakening van de agrarische en natuurlijke structuur niet gelijktijdig is gebeurd zoals in het RSV is voorzien. Dit bewerkstelligt het gevoel dat de twee betrokken sectoren, nl. landbouw en natuur, niet op gelijkwaardige manier behandeld werden. De commissie wijst er anderzijds wel op dat de einddatum voor de afbakening van het VEN decretaal was vastgelegd op 20 januari 2003 (artikelen 17, 1 en 27, 2 van het decreet Natuurbehoud). Daarnaast mag niet uit het oog verloren worden dat ook voor de afbakening van het agrarisch gebied een timing geldt, nl. het jaar 2007 (de planhorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen). Vervolgens is Vlacoro van oordeel dat, gezien er met de plenaire vergadering voor voorliggend RUP als deel van een tweede reeks RUP s in het kader van de eerste fase van het afbakeningsproces reeds een eerste stap van de formele procedure gezet was, het opportuun was om deze procedure verder te zetten daar er geen fundamentele bezwaren zijn ten aanzien van de voorgestelde bestemming. Tevens is de commissie van oordeel dat de afbakeningen in de eerste fase nog niet zo ingrijpend zijn en geen hypotheek leggen op de rest van het proces. De betrokken consensusgebieden, inclusief voorliggend plangebied, zijn voor Vlacoro het resultaat van een afweging van de agrarische en natuurlijke structuur op basis van de ontwikkelingsperspectieven van het RSV. 3

4 Door het versneld opnemen van de tweede fase heeft de Vlaamse Regering willen tegemoetkomen aan het bezwaar aangaande de niet gelijktijdige en niet gelijkwaardige afbakening. Daarnaast heeft de Vlaamse Regering besloten dat bestaande planningsprocessen waar in de plenaire vergadering voldoende draagvlak was voor de voorgestelde herbestemmingen, verder uit te werken. Er mag tevens niet uit het oog verloren worden dat de tweede fase, omwille van het ruim communicatie- en overlegproces, heel tijdsintensief zal zijn en de vaststelling van de voorliggende RUP s, zo zij zich reeds in prioritaire buitengebieden zouden situeren, een vertraging van meerdere jaren zou oplopen. Dergelijk uitstel van beslissing komt de rechtszekerheid voor de burger niet ten goede. Vlacoro is dan ook van oordeel dat het verderzetten van de lopende procedures de juiste beslissing is. - RWZI: Het is voor Vlacoro niet duidelijk in hoeverre er concrete plannen bestaan voor de uitbreiding van de waterzuiveringscapaciteit nabij Lodijkbrug. Indien het enkel om intenties zou gaan, adviseert Vlacoro om de uitbreidingszone naast de RWZI te behouden in het GEN. Het gebied is hier immers op zijn smalst en loopt tot tegen de Nete. Zie ook antwoord bij kader 11 - Waterstof- en zuurstofleidingen: Vlacoro adviseert om dit uit te zoeken en indien nodig de toelichtingsnota aan te passen. B. 2 Antwoord op de bezwaren en opmerkingen 2. De eigenaar [183B1] van een weg (Hofdreef) en aanpalende weilanden die in het plangebied opgenomen zijn, vraagt om de Hofdreef (perceel 208 a) niet op te nemen en dient onderstaande opmerkingen in: - Het plangebied werd afgebakend op perceelsniveau, waarbij de perceelsgrenzen gevolgd werden. Dit principe werd echter niet gehanteerd bij het vastleggen van de grens ter hoogte van de Hofdreef in Booischot. Het niet volgen van de perceelsgrenzen veroorzaakt een juridische onzekerheid. - Een deel van de Hofdreef, dat opnieuw voorgesteld en nu uitgebreid wordt, werd echter naar aanleiding van het openbaar onderzoek betreffende de afbakening van het VEN (1e fase ), niet weerhouden in het definitieve VEN. Het zou niet getuigen van een behoorlijk beleid als in deze fase van de afbakening van de " natuurgebieden" de Hofdreef toch zou opgenomen worden. Het gefaseerd werken kan toch geen manier zijn om met verschillende maten en gewichten te kunnen werken. - Het opnemen van de Hofdreef draagt niet bij tot een grotere bescherming en ontsnippering van de natuur. De weg heeft geen bijzondere natuurwaarde, noch potenties hiertoe. Het is dan ook niet verantwoord om de totale oppervlakte voorbehouden voor VEN te verspillen. Het blijkt zinvoller om elders in de vallei van de Grote Nete een grensaanpassing in meerwaarde te voorzien. - Op de bijgevoegde kaart 1.5 werd een cruciale fout opgenomen. Het deel van de Hofdreef dat n.a.v. het openbaar onderzoek bij de afbakening van het VEN (1e fase) niet weerhouden werd, is toch opgenomen als onderdeel van het GEN " Grote Nete benedenstrooms" op deze kaart. Deze verkeerde info heeft echter duidelijke implicaties; het toch opnemen van de Hofdreef zou kunnen beargumenteerd worden met het feit dat er toch reeds een deel opgenomen is in VEN. - In verband met het volgen van perceelsgrenzen: Vlacoro is algemeen van mening dat omwille van de rechtszekerheid en duidelijkheid bestaande perceelsgrenzen gevolgd moeten worden in het RUP. Vlacoro is echter ook van mening dat van dit principe kan afgeweken worden als de lokale omstandigheden dat vereisen. In dit geval loopt naast de dreef een bomenrij en werd deze bomenrij mee opgenomen in het GEN, de dreef zelf niet. Omwille van deze lokale omstandigheid (het bewaren van de bomenrij aansluitend bij het GEN) kan Vlacoro er mee akkoord gaan dat de afbakening van het GEN in dit geval afwijkt van de kadastrale perceelsgrens. - Het is correct dat het betrokken gebied niet werd weerhouden in de eerste fase van het VEN (eerste spoor op basis van het decreet natuurbehoud). Vlacoro gaat er echter niet mee akkoord dat de opname van het gebied in het GEN in deze fase getuigt van een onbehoorlijk bestuur. Het RUP is immers gebaseerd op eigen ruimtelijke afwegingscriteria, die anders zijn dan de criteria die gebruikt werden tijdens de eerste fase op basis van het decreet natuurbehoud. - Vlacoro wijst er op dat de weg zelf niet opgenomen is in het GEN, doch enkel de bomenrij naast de weg. Een betere motivatie voor opname van de bomenrij is volgens Vlacoro wel aangewezen. 4

5 - Deze opmerking is correct. Vlacoro adviseert derhalve om de kaart 1.5 bestaande juridische toestand aan te passen. Vlacoro vindt deze fout echter niet van doorslaggevend belang en geen argument om de bomenrij te schrappen uit het GEN. 3. Een paardenfokkerij en mestveebedrijf [183B2] wenst bezwaar te maken tegen de opname van ruim 70% van zijn landbouwpercelen. Het bedrijf argumenteert als volgt: a. In totaal beschikt dit vergund bedrijf over 45,47 ha cultuurgronden waarvan er ruim 30 ha gevat zijn (de percelen op de bijgevoegde fotoplannen van de mestbank). Al deze percelen zijn eigendom van het bedrijf. Het is frappant dat het perceel nummer 1 er uit is gehaald. Dit is dan ook het perceel waar de bedrijfszetel en de gebouwen zijn gevestigd. Verder wijzen betrokkenen er op dat de percelen zelfs bij de mestbank geregistreerd zijn als huiskavel. Deze percelen hebben dan ook een bijzonder hoge economische betekenis voor dit bedrijf. b1. Vermits de huidige gewestplanbestemming landbouw is zijn de gevolgen van dit uitvoeringsplan op de gebruikte gronden zeer groot. Vooral de rechtsonzekerheid die hiermee gepaard gaat is onaanvaardbaar. Op korte termijn wijzigt er weliswaar niet zo veel via de algemene beschermingsvoorschriften van het natuurmaatregelenkader. Op langere termijn kan een natuurrichtplan echter zware beperkingen opleggen met betrekking tot deze landbouwactiviteiten (bemestingsverbod, bestrijdingsmiddelenverbod, teeltkeuzebeperking, maaiverbod, begrazingsverbod,...). De inschatting van de toekomstige gevolgen is zeer moeilijk te maken maar de beperkingen die zouden kunnen opgelegd worden hangen nu als een zwaard van Damocles boven het bedrijf. Een normale landbouwexploitatie is hier steeds mogelijk geweest en dit dient in de toekomst dan ook zo behouden te blijven. b2. Gezien al deze percelen steeds als intensief grasland en akkerland zijn gebruikt is de aanwezige natuurwaarde zeer beperkt, zoniet onbestaande. De voornaamste reden tot opname in het VEN vervalt hierdoor. b3. Als het RUP wordt gerealiseerd zal het waterpeil in dit gebied dusdanig stijgen omwille van de nieuwe bestemming `waterberging'. De bewerkbaarheid en waarde van deze gronden zal dus zeker en vast dalen, niet alleen daardoor maar ook omwille van alle andere beperkingen die vroeg of laat toch komen. Ook de waarde van deze bedrijfsgebouwen daalt hierdoor fors. b4. De vergoedingsregeling is niet correct uitgewerkt, want mogelijke compensaties zijn alleen mogelijk indien betrokkene dit zelf kan aantonen. De bewijslast moet echter bij de overheid liggen. Daarenboven is de vergoeding beperkt tot 80% van de schade, wat 100% zou moeten zijn. b5. Gelet op de toekomstige bestemming in de stedenbouwkundige voorschriften is het duidelijk dat landbouw in dit gebied op langere termijn alleen nog op een zeer extensieve, en dus niet economisch rendabele manier, kan gebeuren. Dit is onaanvaardbaar en brengt de leefbaarheid van het bedrijf op lange termijn in gevaar. Op dit moment heeft het bedrijf een 50 runderen en een 25 paarden. Hoe moet betrokkene op termijn daar voldoende ruimte voor voorzien enerzijds om ze te laten grazen, anderzijds om voldoende voeders te kunnen telen. Verder moeten betrokkenen toch stellen dat er de laatste jaren voor ruim E in gebouwen en materialen zijn geïnvesteerd; dit om een efficiënte bedrijfsuitbating te kunnen voeren. Wat rest er op termijn nog van deze investering? b6. De koopplicht van het Vlaams Gewest is slecht uitgewerkt. Het bedrijf moet als eigenaar en gebruiker van onroerend goed in dit gebied de mogelijkheid hebben om vergoed en/of onteigend te worden vanaf de eerste m² tot de laatste m² en dit inclusief de bedrijfszetel en de gebouwen. b7. In het decreet ruimtelijke ordening dient het recht op vergoeding voor het patrimoniumverlies te worden ingeschreven wanneer door een ruimtelijk uitvoeringsplan de bestemming wordt gewijzigd van `geel' naar `groen'. b8; Omdat deze afbakening gebeurt zonder dat het bedrijf zelf een zicht heeft op de verdere toekomstige afbakeningen van het buitengebied (VEN2 en agrarische structuur) in deze regio kan het deze bestemmingswijziging niet aanvaarden. Het ondersteunt ook de bezwaren van de gemeenten en provincies die hebben geleid tot een schrapping van 9 gelijkaardige gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. De aangebrachte argumentatie geldt evenzeer voor dit RUP. 5

6 a. - In verband met waardeverlies: Vlacoro verwijst naar de regeling van vergoedingen en van koopplicht voor gronden opgenomen in het Vlaams ecologisch netwerk (VEN) zoals die is opgenomen in het besluit van de Vlaamse regering houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht beleid. Vlacoro is van oordeel dat de Vlaamse regering met dit besluit een billijke compensatieregeling heeft vastgesteld dat de nodige aandacht heeft voor de bestaande landbouwbedrijven onder meer de ontheffingsregeling voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Alleen voor landbouwbedrijven die een groot aandeel van hun cultuurgronden binnen het VEN pachten, zou een uittredingsregeling conform de koopplicht voor eigenaars binnen het VEN aangewezen zijn. Vlacoro is daarom van oordeel dat potentiële schade en waardeverlies geen gronden vormen om niet tot een herbestemming over te gaan. - In verband met de huiskavel: Wat bedrijfszetels en huiskavels betreft meent Vlacoro dat deze, voor zover zij aan de rand van een plangebied gelegen zijn, zoveel mogelijk uit het plangebied dienen gehouden te worden. Met de andere bedrijfszetels en huiskavels dient zoveel mogelijk rekening gehouden te worden in de natuurrichtplannen. Bedrijfszetels en huiskavels als landbouwkorrel in een natuurgebied vrijwaren is voor Vlacoro geen oplossing, omdat dan in vele gevallen het grootste gedeelte van de gronden van dergelijke landbouwbedrijven toch in natuurgebied gelegen zijn. Wat de percelen betreft, adviseert Vlacoro om deze uit het RUP te halen als de percelen inderdaad geregistreerd zijn als huiskavel. Deze percelen liggen aan de rand van het RUP. b1. Vlacoro is van oordeel dat de Vlaamse regering met de voorliggende herbestemmingen duidelijk aangeeft dat zij voor de plangebieden opgenomen in het VEN een natuurbeleid wenst te voeren. Aanvullend aan de stedenbouwkundige voorschriften geven het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en het besluit houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht beleid aan wat de randvoorwaarden zijn en mogelijke maatregelen ten aanzien van het ruimtegebruik in de gebieden van het VEN. Een herbestemming van agrarisch gebied naar natuurgebied heeft voor de landbouwexploitatie uiteraard gevolgen. Zo zijn er strengere bepalingen inzake het gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen, evenwel met een ontheffingsregeling voor bestaande landbouwbedrijven. Via het natuurrichtplan kunnen gebiedsspecifiek en doelgericht een aantal bijkomende beschermingsvoorschriften opgelegd worden aan grondeigenaars en gebruikers, maar alleen maar indien er hierover een consensus is binnen de stuurgroep waarin o.m. de landbouwsector vertegenwoordigd is. Het natuurrichtplan moet een duidelijk en gemotiveerd beeld geven van concrete natuurdoelstellingen en van de maatregelen die daaraan verbonden zijn. Uiteraard is het natuurrichtplan er nog niet bij de vaststelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Slechts wanneer bepaald is dat een gebied omwille van zijn natuurwaarden natuur als hoofdfunctie moet krijgen, kan in een ruim overlegproces dat aan de basis ligt van de opmaak van een natuurrichtplan, met de betrokkenen tot een gedetailleerd plan voor de verdere inrichting en het beheer ervan overgegaan worden. b2. Vlacoro kan de bezwaarindiener niet bijtreden en is van oordeel dat de percelen (met uitzondering van de huiskavel) binnen de afbakening dienen behouden te worden met bestemming natuurgebied, ook al is de huidige natuurwaarde beperkt. De gebieden in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan maken immers deel uit van een groter geheel dat functioneert als een ruimtelijk-functioneel samenhangend natuurgebied. De herbestemming draagt dus bij tot het realiseren van voldoende omvangrijke en samenhangende natuurgebieden, het met elkaar verbinden van deze gebieden en het bufferen van deze gebieden tegen externe invloeden, doelstellingen die ook vooropgesteld zijn in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. b3. Eén van de hoofddoelstellingen van dit RUP is om wateroverlast in stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen. Als maatregel hiervoor wordt een permanente peilverhoging van de rivier nagestreefd door een verhoging van de natuurlijke doorstromingsweerstand. Het gebied is van zeer groot belang als waterbergende vallei voor beperking wateroverlast in benedenstroomse delen. Van nature vinden in de brede vallei geregeld riviergebonden overstromingen plaats. Verder wijst Vlacoro er op dat in het zgn. maatregelenbesluit (art. 48 t.e.m. 60) een vergoeding voorzien is voor eigenaars en vruchtgebruikers voor waardeverlies als gevolg van de verhoging van het waterpeil. Vlacoro is voorts van mening dat het niet is aangetoond dat de bedrijfsgebouwen in waarde zullen dalen. b4. Deze opmerkingen vallen buiten het kader van het openbaar onderzoek van dit RUP en hebben in de eerste plaats betrekking op het decreet natuurbehoud en de daarbij horende uitvoeringsbesluiten. 6

7 Vlacoro neemt akte van die drempelwaarde en stelt vast dat de aankoopplicht geldt wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: (a) de waarde van het goed is verminderd met meer dan 20% door de aanduiding van het onroerend goed als GEN of GENO; (b) de bedrijfsvoering van het landbouwbedrijf ernstig in het gedrang is gekomen door de aanduiding van het goed als GEN of GENO; (c) meer dan 20% van de gronden in gebruik door de betrokken landbouwer in hoofdberoep gelegen is in een gebied aangeduid als GEN of GENO, en voor zover hij het onroerend goed waarvan hij de verwerving eist in landbouwgebruik heeft. b5. De stedenbouwkundige voorschriften bepalen dat landbouw als ondergeschikte functie mogelijk blijft, in zoverre deze de hoofdfunctie natuur niet in het gedrang brengt. In de natuurrichtplannen die voor de plangebieden worden opgemaakt, worden de bijkomende beschermingsvoorschriften voor de plangebieden vastgelegd. Hierbij wordt gestreefd naar een consensus tussen de betrokken actoren. Voor wat de waardevermindering betreft, verwijst Vlacoro naar het antwoord bij a). b6 en b7. Deze opmerkingen vallen buiten het kader van het openbaar onderzoek van dit RUP en hebben in de eerste plaats betrekking op het decreet natuurbehoud en het decreet ruimtelijke ordening en de daarbij horende uitvoeringsbesluiten. Voor wat de koopplicht betreft, verwijst Vlacoro naar het antwoord bij b4. b8. Vlacoro verwijst naar het antwoord bij kader 1 en het algemeen advies 4. Een vergund rundveebedrijf [183B3], dat over voldoende cultuurgronden beschikt, wenst bezwaar te maken tegen de opname van 4,44 ha van de landbouwpercelen die het gebruikt en die vandaag de gewestplanbestemming landbouw hebben. Vooreerst met betrekking tot een gepacht perceel weilang van 1,01 ha, kadastraal gekend als Heist op den Berg, 4e afdeling, sectie B nummer 305, (weiland van 1,01 ha). Het is frappant dat slechts de helft van dit perceel in de afbakening valt, terwijl verder praktisch altijd de perceelsgrenzen worden gerespecteerd. Door het niet respecteren van de perceelsgrenzen in deze situatie wordt de juiste uitbating en vooral bemesting wel zeer moeilijk tot onmogelijk gemaakt. Dit perceel dient in zijn geheel uit de afbakening te worden gehaald. De andere percelen zijn kadastraal gekend als Heist op den Bergh, 4e afdeling, sectie 4 nummers 399, 422, 400, 411C en 411D. De percelen met nummers 400 en 399 zijn samen l,8 ha groot. Dit zijn hoog gelegen percelen, alleen geschikt voor akkerbouwteelten. De percelen met nummers 411C en 41lD, groot 65 are, zijn eveneens hoog gelegen percelen grond. De 4 geciteerde percelen verdrogen vrij snel in de zomer. Daarom zijn deze gronden niet erg geschikt voor het ontwikkelen van natuurwaarden. Het nummer 422, grootte 90 are, is daarentegen laag gelegen 'beemdengrond', dit perceel loopt in de winter vrij vaak onder water. Toch wensen betrokkenen er op te wijzen dat dit perceel belangrijk is voor deze mestafzet en voor het verkrijgen van alle mogelijke steunmaatregelen. Het is daarom verantwoord dat dit perceel uit het RUP-gebied wordt gehaald en dat er normale landbouwkundige uitbating mogelijk is en blijft. Het bedrijf herneemt vervolgens dezelfde argumenten als bezwaarindiener B2 (b1-b8). - Vlacoro volgt het bezwaar voor perceelsnr Omwille van de rechtszekerheid en duidelijkheid en omdat het perceel gelegen is aan de rand van het plangebied adviseert Vlacoro om bestaande perceelsgrenzen te volgen in het RUP. - Vlacoro kan het bezwaar in verband met de 4 hoger gelegen percelen en het perceel beemdengrond niet bijtreden. Niet enkel natte gronden maar ook droge gronden zijn van belang voor natuurbehoud en -ontwikkeling. Daarnaast dienen de hoger gelegen valleidelen de kwetsbare natuurwaarden aansluitende bij de rivier te vrijwaren van negatieve invloeden. Een aangepast beheer moet het gebied onder meer beschermen tegen grondwateronttrekking en nutriëntenaanrijking. De gebieden in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan maken bovendien deel uit van een groter geheel dat functioneert als een ruimtelijk-functioneel samenhangend natuurgebied. De herbestemming draagt dus bij tot het realiseren van voldoende omvangrijke en samenhangende natuurgebieden, het met elkaar verbinden van deze gebieden en het bufferen van deze gebieden tegen externe invloeden, doelstellingen die ook vooropgesteld zijn in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. 7

8 - In verband met mestafzet: Vlacoro verwijst naar het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en het besluit houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht beleid. Conform art. 25 van het decreet wordt in GEN en GENO het gebruik van meststoffen geregeld overeenkomstig het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen (het zogenaamde Mestdecreet). Artikel 15 van het besluit stelt tevens dat in een natuurrichtplan de bemestingsnormen verstrengd of versoepeld kunnen worden. Er kan overgegaan worden tot het verbieden van elke vorm van bemesting. Het natuurrichtplan kan een maximale veebezetting opleggen. Conform art. 9 van het decreet is een vergoeding verschuldigd indien een gebodsbepaling (in casu een verstrenging van de bemestingsnorm) van toepassing zou gesteld worden in het natuurrichtplan. Vlacoro wenst er tevens op te wijzen dat de maatregelen die een bindend karakter hebben voor de grondeigenaars en grondgebruikers pas in een natuurrichtplan worden vastgesteld door de minister bevoegd voor leefmilieu nadat er consensus is in de stuurgroep. In deze stuurgroep zijn de landbouwers actief in dit gebied vertegenwoordigd. - Wat de argumenten gelijkaardig aan bezwaar B2 betreft, verwijst Vlacoro naar haar antwoord onder kader De eigenaar [183B4] van perceel 21 (Niemandshoek Herenthout) vindt het vooral belangrijk dat dit opnieuw graasweide en hooiland kan worden (wat het tot 1999 was). Bij de aankoop in 1999 hadden "Groenpunt, Natuur en Monumenten en het Vlaams Gewest" wel voorkooprecht op die grond, maar geen interesse. De waarde van de grond (aangekocht als meerwaardige landbouwgrond) daalt nu met 50%). - Vlacoro kan dit bezwaar niet volgen. Het is niet omdat in het verleden geen gebruik werd gemaakt van het voorkooprecht, dat deze gebieden niet meer in aanmerking komen om opgenomen te worden in het VEN. - Voor wat de waardevermindering betreft, verwijst Vlacoro naar het antwoord a) bij kader 3 en naar het algemeen advies. 6. De Boerenbond [183B5], die zijn leden aangespoord heeft actief deel te nemen aan de onderscheiden openbare onderzoeken, wijst de voorliggende plannen integraal af. In het RSV is expliciet gesteld dat de afbakening van de agrarische en de natuurlijke structuur gelijktijdig en op gelijkwaardige basis dient te gebeuren (RSV p. 381). Met de huidige procedure, wordt hiervan eens te meer radicaal afgeweken, dit ten nadele van de agrarische structuur die aldus tot restgebied dreigt te verworden. In de eerste fase van afbakening werd reeds het grootste deel van de VEN-afbakening ingevuld. De Boerenbond heeft hiertegen een krachtig bezwaar ingediend, vooral tegen de opname van overmatig veel gronden die in landbouwgebruik zijn en die aldus in de praktijk niet meer in aanmerking zullen kunnen worden genomen voor de planologische correcties die nochtans ook in het RSV worden naar voor geschoven. De huidige ruimtelijke uitvoeringsplannen zijn te beschouwen als een deel van een groter geheel. Bovendien wordt de structuur van grote agrarische gebieden aangetast, zonder dat dit planologisch afgewogen wordt en gecompenseerd wordt al dan niet met planologische ruil. Dit is voor de Boerenbond totaal onaanvaardbaar. De afbakening van de natuurlijke structuur loopt op die manier verder voorop. Bovendien is voor de groene RUP's die nu in openbaar onderzoek zijn, het procentueel landbouwgrondgebruik nog veel hoger is dan voor de VEN-afbakening. Aan de afbakening van de agrarische structuur, de paar kleine gele RUP's buiten beschouwing gelaten, is ondertussen nog niets gedaan. 8

9 De Boerenbond is, overeenkomstig de principes van het RSV, van oordeel dat dit afbakeningsproces zonder gelijktijdige en gelijkwaardige afbakening van de agrarische structuur onmiddellijk stil dient te worden gelegd en dat de tweede fase van afbakening, met respect voor de principes die in het RSV zijn opgenomen, nu moet starten. Vlacoro verwijst terzake naar het antwoord bij kader 1 en naar het algemeen advies. 7. De gebruiker [183B6] van een huiskavel van 70 are (Heist op den Berg, 4de afdeling, sectie A, nr. 539) vraagt dat dit perceel uit de afbakening gehaald wordt. Betrokkene voert daarvoor volgende redenen aan: - Dit intensief gebruikte grasland heeft een beperkte natuurwaarde. - De kavel ligt aan de grens van de afbakening en kan er dus eenvoudig uit gelaten worden. - De vergoedingsregeling is niet correct. Compensaties zijn alleen mogelijk als betrokkene dit zelf kan aantonen. De bewijslast zou nochtans bij de overheid moeten liggen. Ook is de vergoeding beperkt tot 80%, terwijl dit 100% zou moeten zijn. - De afbakening gebeurt zonder dat betrokkene zicht heeft op de toekomstige afbakeningen van het buitengebied in de regio. - De bezwaren van de gemeenten en provincies die geleid hebben tot een schrapping van 9 gelijkaardige RUPs zijn ook van toepassing op dit RUP. Wat bedrijfszetels en huiskavels betreft meent Vlacoro dat deze, voor zover zij aan de rand van een plangebied gelegen zijn, zoveel mogelijk uit het plangebied dienen gehouden te worden. Met de andere bedrijfszetels en huiskavels dient zoveel mogelijk rekening gehouden te worden in de natuurrichtplannen. Bedrijfszetels en huiskavels als landbouwkorrel in een natuurgebied vrijwaren is voor Vlacoro geen oplossing, omdat dan in vele gevallen het grootste gedeelte van de gronden van dergelijke landbouwbedrijven toch in natuurgebied gelegen zijn. Wat het perceel 539 betreft, adviseert Vlacoro om dit uit het RUP te halen als het perceel inderdaad geregistreerd is als huiskavel. Dit perceel ligt immers aan de rand van het RUP. Wat de overige argumenten betreft, verwijst Vlacoro naar haar algemeen advies. 8. De Arrondissementsraad Turnhout van de Boerenbond [183B7] en de Provinciale Landbouwkamer [183B9] van de Boerenbond merken in hun onderscheiden bezwaarschrift het volgende op. a. Samen met het GEN "Bossen van Averbode" omvat het gebied bijna 700 ha. Uit de ruimtebalans van dit RUP blijkt dat 532,3 ha agrarisch gebied een groene bestemming zal krijgen. Hiervan zijn circa 220 ha aangegeven bij de Mestbank en in gebruik door de professionele land- en tuinbouw. Uit eigen inventarisatie blijkt dat ongeveer 380 ha van dit plangebied effectief in gebruik is door land- en tuinbouwers. Dit is een meer dan aanzienlijke oppervlakte. b. De aanduiding tot Vlaams Ecologisch Netwerk zal voor de betrokken land- en tuinbouwers grote gevolgen hebben. Voornamelijk wegens het steeds toenemende belang van de grondgebondenheid van de landbouwbedrijven (Europese Mid Term Reform, melkquotum, mestdecreet). c. De Europese Mid Term Reform heeft zelfs tot gevolg dat subsidies ontkoppeld zullen worden van de productie. De vrees voor een omzetting van grasland naar akkerland is dus niet meer van tel. De betrokken gronden worden wél Vlaams Ecologisch Netwerk. Een extensivering van het gebruik (en in de meerderheid van de gevallen het verdwijnen van de landbouwbestemming!) is te verwachten. Bij het verliezen van het landbouwgebruik zullen er ook heel veel subsidiabele hectaren in het kader van de Mid Term Reform verdwijnen. Het economisch kostenplaatje is dus aanzienlijk en grondgebondenheid is essentieel voor een te garanderen toekomstige rechtszekerheid. d. De arrondissementsraad heeft verder ook geen zicht op nog andere toekomstige afbakeningen in de regio. De discussie over de afbakening van de natuurlijke structuur zal sowieso moéten plaatsvinden, maar op deze manier is en blijft dit een zeer éénzijdig verhaal die de communicatie met de betrokkenen zeker niet ten goede komt. 9

10 e. De raad citeert vervolgens ook uit een interne nota aan de leden van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2003 waarin sprake is van evaluatie en bijsturing van de afgesproken procedure. "Heel wat gemeenten en provincies gaan niet akkoord met de voorafnames die het Vlaams gewest via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen doet op de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen omwille van volgende redenen: - Er wordt geoordeeld dat de gelijktijdige en gelijkwaardige afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur in het gedrang komt door in de eerste fase een dergelijke voorafname te doen op de totale afbakening. Er is geen zicht op de totaliteit van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur (i. e. hetgeen in de volgende fase zou afgebakend worden), hetgeen tot een rechtsonzekere situatie leidt voor de betrokken grondgebruikers en eigenaars. De gevolgde werkwijze waarbij binnen "consensusgebieden " tussen de gewenste natuurlijke en gewenste agrarische structuur gewerkt wordt, wordt niet aanvaard omdat geen inzicht gegeven wordt in deze "gewenste " structuren. Er is geen open planningsproces gevoerd waaruit zou blijken dat er een maatschappelijk draagvlak voor deze gewenste structuren bestaat. De voorstellen tot bestemmingswijzigingen zijn enkel gebaseerd op interne werkkaarten van de leefmilieu-administratie. - Er is geen overleg gevoerd met de gemeenten en provincies noch bij de opmaak van de gewenste natuurlijke structuur noch bij de opmaak van de gewenste agrarische structuur, niettegenstaande het RSV dit wel voorop stelt. Een globale ruimtelijke afweging ontbreekt, waardoor deze ruimtelijke uitvoeringsplannen beschouwd worden als ad hoc plannen vanuit één sector Het zijn bestemmingswijzigingen op basis van interne werkkaarten opgemaakt door de Vlaamse administratie, zonder een ruimtelijke afweging ten aanzien van andere ruimtelijke structuren (toeristisch-recreatieve structuur, economische structuur nederzettingsstructuur...). - ER bestaat discussie en juridische onduidelijkheid over de maatregelen vanuit de sectorale milieuwetgeving (VLAREM, mestdecreet...) die gaan gelden in de gebieden die via een ruimtelijk uitvoeringsplan van bestemming wijzigen. Een verdere afstemming tussen de sectorwetgeving en het decreet ruimtelijke ordening is aangewezen. De Vlaamse commissie voor ruimtelijke ordening onderschrijft in haar advies van 16 september 2003 aan de Vlaamse regering naar aanleiding van het openbaar onderzoek over de eerste reeks van 17 gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur deze bezwaren en stelt dat het aangewezen is dringend de tweede fase van dit afbakeningsproces op te starten en op basis van een geïntegreerde en gebiedsgerichte benadering de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur af te bakenen." De arrondissementsraad sluit zich volledig aan bij bovenstaande argumentatie en eist dat de beslissingen over dit gebied genomen worden via een geïntegreerde en gebiedsgerichte benadering binnen de gelijktijdige en gelijkwaardige afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur. f. De arrondissementsraad merkt ook op dat 9 van de 17 voorontwerpen van gewestelijke RUP's zijn ondertussen geschrapt wegens de bezwaren van gemeenten, provincies, andere administraties en instanties. Ook het voorliggend RUP dient stop gezet te worden. a. Vlacoro kan op basis van deze cijfers inzake agrarisch grondgebruik die eveneens betrekking hebben op het RUP GEN Bossen van Averbode, niet in detail beoordelen in welke mate effecten te verwachten zijn voor het agrarisch grondgebruik binnen het plangebied van voorliggend RUP. Vlacoro meent dat het ruim aanwezige landbouwgebruik geen doorslaggevend argument is om het plangebied niet op te nemen in de Grote Eenheid Natuur Vallei van de Grote Nete benedenstrooms omwille van het uitgesproken valleikarakter en de specifieke waarden die daarmee gepaard gaan. b. Vlacoro is van oordeel dat de afbakeningen in de eerste fase (eerste en tweede reeks inclusief) nog niet zo ingrijpend zijn en geen hypotheek leggen op de rest van het proces van afbakening van de agrarische structuur. De bindende bepaling van het RSV om ha agrarisch gebied, bestemd voor de beroepslandbouw af te bakenen, wordt door voorliggend RUP niet gehypothekeerd. De betrokken consensusgebieden zijn voor Vlacoro tevens het resultaat van een afweging van de agrarische en natuurlijke structuur op basis van de ontwikkelingsperspectieven van het RSV. c en d. Vlacoro verwijst naar haar algemeen advies. 10

11 e. De interne nota heeft betrekking op de bezwaren die geformuleerd werden naar aanleiding van het openbaar onderzoek van de eerste reeks RUP s voor afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur. Vlacoro maakte in het kader daarvan een eigen analyse van de bezwaren en stelde hierover een algemeen advies op. Het bezwaar geeft niet steeds volledig het advies van Vlacoro weer. Het advies is consulteerbaar op Het is daarom niet correct dat Vlacoro deze bezwaren zoals ze hier weergegeven worden onderschrijft. Bovendien gaf Vlacoro -alle bezwaren en haar advies in acht genomen- een gunstig advies over de toen voorliggende 17 RUP s. Tevens dient gesteld dat aan bepaalde aspecten van het advies van Vlacoro inmiddels is tegemoet gekomen door de Vlaamse Regering, bijvoorbeeld door de vaststelling van het besluit houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht beleid en door het versneld opstarten van de tweede fase van het afbakeningsproces. Vlacoro is dan ook van oordeel dat de bezwaren van de eerste reeks RUP s niet zonder meer van toepassing zijn op de voorliggende RUP s. f. Vlacoro is van oordeel dat het voorliggend RUP op zijn eigen merites moet beoordeeld worden. Voorts verwijst Vlacoro terzake naar het antwoord bij kader 1 en naar het algemeen advies. 9. De afdeling Beleid Havens, Waterwegen en Zeewezen [183B8] formuleert volgende opmerkingen: a. In de stedenbouwkundige voorschriften 1.2 is onder de gebiedsspecifieke bepalingen 1 punt, de tekst "voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden" behouden. Deze omschrijving is voor AWZ onaanvaardbaar, aangezien er bijgevolg enkel werken volgens de natuurtechnische milieubouw mogelijk zijn. Zoals vroeger gesteld is volgende tekst voor AWZ beter:"...dient men de natuurtechnische milieubouw te hanteren voor zover er voldoende ruimte is en dit geen extreme investeringen met zich meebrengt." Verder is er alleen sprake van infrastructuurwerken en niet van onderhoudswerken. Omdat het onderhoud van de infrastructuur ook zeer belangrijk is, is het wenselijk een aparte paragraaf daarover in te lassen waarin gesteld wordt dat onderhoudswerken steeds kunnen doorgaan rekening houdend met de natuurtechnische milieubouw voor zover deze naar plaats en kostprijs toe haalbaar is. b. Over de toelichtingsnota zijn er drie opmerkingen: - Binnen heel het afbakeningsproces van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur heeft men geen rekening gehouden met de natuurlijke overstromingsgebieden en/of de gebieden, die nodig zijn om de wateroverlast problematiek binnen dit gebied te kunnen beheersen. Men dient hiervoor ook nog gebieden te reserveren die als hoofdfunctie "overstromingsgebied" hebben. Als eerste indicatie kan men de ROG's en de POG's hiervoor in aanmerking nemen. In later fase dient men het Sigmaplan te volgen. - In de laatste paragraaf van pagina 7 stelt men reeds maatregelen voor voor het beperken van de wateroverlast. De vooropgestelde maatregelen zijn niet onderbouwd en kunnen dus niet opgelegd worden. Deze maatregelen zouden een gevolg van een studie (Sigma-plan) moeten zijn. In deze paragraaf zou men alle werken die nodig zijn voor het uitvoeren van het "geactualiseerde Sigma-plan" moeten mogelijk maken. - Vanaf pagina 13 zijn de opmerkingen ook geldig van bijlage II stedenbouwkundige voorwaarden. a. Vlacoro adviseert om het betrokken stedenbouwkundig voorschrift als volgt aan te passen: Werken, handelingen en onderhoudswerkzaamheden in functie van het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden indien dit naar plaats en kostprijs toe haalbaar is. 11

12 b. Vlacoro volgt dit bezwaar. Er is nood aan een betere afstemming van de toelichtingsnota bij dit RUP en het ontwerp van geactualiseerd Sigma-plan. Volgens de toelichting bij het geactualiseerde Sigma-plan zullen inrichtingsstudies voor valleigebieden worden opgemaakt. Doel van deze deelstudies is om na de afweging van de locaties voor het inrichten van overstromingsgebieden, inrichtingsvarianten af te wegen voor twee specifieke projectgebieden, nl. de Durme en de Grote Nete (tussen Lier en Oosterlo). Naast de veiligheidscomponent wordt hier ook zeer specifiek rekening gehouden met de natuurontwikkelingscomponent. Doel is om de inrichting maatschappelijk te optimaliseren (vb. door inrichting als natuurgebied), waarbij de veiligheidsvoorwaarde steeds een absolute randvoorwaarde blijft. Volgens art. 1.1 van de stedenbouwkundige voorschriften heeft het gebied als hoofdfunctie natuur en waterberging. Vlacoro is derhalve van mening dat dit RUP volledig past binnen het kader en de doelstellingen van het geactualiseerde Sigma-plan. Indien de toelichtingsnota wordt aangepast en de afstemming met het Sigma-plan wordt verduidelijkt, is het volgens Vlacoro niet nodig om de stedenbouwkundige voorschriften aan te passen. 10. Een vergund melkveebedrijf [183B10] beschikt in zijn omgeving over 40 ha cultuurgrond (praktisch allemaal gelegen in het agrarisch landschappelijk waardevol gebied). Niet alleen de bedrijfszetel ligt in de Netevallei, maar ook nog 13 ha van deze huiskavel, naast 1,5 ha land verder van deze bedrijfszetel. Het tekent bezwaar aan met betrekking tot volgende percelen. Konkreet liggen de percelen gekadastreerd Heist op den Bergh, 4e afdeling, sectie A 3e blad, nr 552 nog in het VEN-gebied. De aangrenzende percelen, gekadastreerd Heist op den Bergh 4e afdeling Sectie A le blad, nummer 44, 45, 46, 47b, welke het bedrijf in uitbating heeft, zijn aangrenzend. Door de voorgestelde afbakening wordt de uitbating van deze percelen problematisch. Zij liggen ook praktisch tot tegen de Nete. Met de huidige oppervlakte en mogelijkheden hebben betrokkenen geen grond op overschot. Alle grond is nodig om voer te produceren voor 90 melkkoeien en bijhorend jongvee. Daarenboven zijn vele percelen laag gelegen, wat betekent dat zij uitsluitend als gras- of weiland kunnen uitgebaat worden en dat het bedrijf jaarlijks verplicht wordt om gehakselde mais bij te kopen. Door de uitbreiding van de natuurgebieden in deze regio, ligt er momenteel reeds 8 ha maisland in natuurverbindingsgebied, waar betrokkene op termijn een nulbemesting op mag verwachten. Het bedrijf herneemt vervolgens dezelfde argumenten als bezwaarindiener B2 (b1-b8). Vlacoro wijst er op dat het perceel 552 centraal gelegen is in het GEN en paalt aan de Nete. Vlacoro adviseert derhalve om dit perceel te behouden in het GEN omwille van de ruimtelijke samenhang en omwille van het waterbergend vermogen. Vlacoro wijst er verder op dat de percelen 44 t.e.m. 47b niet gelegen zijn binnen de afbakening van dit RUP. Vlacoro verwijst verder naar het antwoord bij kader Aquafin NV [183B12] meldt dat het terrein van de RWZI (= rioolwaterzuiveringsinstallatie) Heistopden-Berg gedeeltelijk opgenomen is in het RUP. Aangezien er in de toekomst uitbreidingen van het RWZI voorzien zijn aan de rand van het VENgebied vraagt het overheidsbedrijf om het gebied te verschuiven tot aan de Nete. In het kader van de steeds strenger wordende lozingsnormen kunnen er bovendien bijkomende uitbreidingen nodig zijn op het terrein links van de voorziene NBT. De RWZI werd ontworpen voor inwonersequivalenten (verder IE). Een uitbreiding tot de eindcapaciteit van I.E. dringt zich stilaan op. Ook in uitbreiding zal het volledig opgepompte debiet biologisch behandeld worden. Het spreekt voor zich dat deze aanpassingswerken ten dienste van de gemeenschap zijn. Ter verduidelijking zijn stukken bij het bezwaarschrift gevoegd. 12

13 Vlacoro kan dit bezwaar niet bijtreden. Voor zover er geen concrete plannen bestaan voor de uitbreiding van de waterzuiveringscapaciteit, doch enkel vage intenties, adviseert Vlacoro om de mogelijke uitbreidingszone naast de RWZI te behouden in het GEN. Het gebied is hier immers op zijn smalst en loopt tot tegen de Nete. Het perceel is derhalve van belang om de ruimtelijke samenhang van het GEN te behouden en omwille van het waterbergend vermogen van de Netevallei. 12. Het schepencollege van Hulshout [183B13] dient een bezwaarschrift in dat gelijkluidend is aan het advies van de gemeenteraad van Heist-op-den-Berg [183A1]. Vlacoro verwijst terzake naar het antwoord bij kader Een landbouwbedrijf [183B14] vreest broodroof en voert volgende redenen aan: - Van de 11 ha grasland in de huiskavel zou 9 ha (of 1/3 van het bedrijf) in het VEN liggen. - Aangezien het een huiskavel betreft zou zelfs ruil met de grondbank geen oplossing zijn omdat de koeien nu alle percelen kunnen beweiden zonder begeleiding. - De uitbating van het bedrijf is niet verenigbaar met de bestemming natuurgebied: * het gaat om een huiskavel waar de koeien nu alle percelen kunnen beweiden zonder begeleiding; * de percelen worden alle uitgebaat als intensief grasland en worden om de 5 à 6 jaar heringezaaid; een verbod van ploegen is daarmee niet verenigbaar; * zonder intensieve uitbating van deze gronden die 1/3 van het bedrijf uitmaken, kunnen niet genoeg ruwvoerders geteeld worden en moeten duurdere voeders aangekocht worden * de mestafzet komt in het gedrang, waardoor het aantal dieren zal moeten verminderen; * een beheersovereenkomst is alleen een oplossing als het een perceel betreft dat ver van het bedrijf gelegen is, terwijl het hier om een huiskavel gaat waar de koeien reeds in april moeten kunnen weiden. - Niemand zal het bedrijf nog willen overnemen en er zijn ook geen vergoedingen voorzien. Het bezwaar van de bezwaarindieners [183B25 en 183B26] heeft betrekking op hetzelfde gebied. Betrokkenen zijn niet akkoord dat hun landbouwgrond VEN wordt. De percelen zijn aangekocht als landbouwgrond en behoren tot de huiskavel. De percelen mogen niet afgesplitst worden van de huiskavel en moeten als landbouwgrond kunnen blijven gebruikt worden zonder beperkingen. Het is discriminatie als men een deel van de bevolking beperkingen wil opleggen. Ter verduidelijking zijn plannen bij de bezwaarschriften gevoegd. - Wat huiskavels betreft meent Vlacoro in het algemeen dat deze, voor zover zij aan de rand van een plangebied gelegen zijn, zoveel mogelijk uit het plangebied dienen gehouden te worden. Met de andere bedrijfszetels en huiskavels dient zoveel mogelijk rekening gehouden te worden in de natuurrichtplannen. Bedrijfszetels en huiskavels als landbouwkorrel in een natuurgebied vrijwaren is voor Vlacoro geen oplossing, omdat dan in vele gevallen het grootste gedeelte van de gronden van dergelijke landbouwbedrijven toch in natuurgebied gelegen zijn. Wat specifiek dit bezwaar betreft adviseert Vlacoro om de percelen van de huiskavel die niet grenzen aan de Nete en aan de rand van het RUP zijn gelegen (perceelsnrs. 389a, 433, 439, 440, 446 en 447) uit het RUP te halen. Voor de percelen die niet aan de rand van het plangebied liggen en de percelen die grenzen aan de Nete (perceelsnrs.434, 435, 442b, 444, 445, 447, 476, 478) adviseert Vlacoro om deze binnen de afbakening van het RUP te behouden, omwille van het waterbergend vermogen van de Netevallei. Het uitsluiten van deze laatste percelen uit het plangebied zou de waterbergende en natuurontwikkelingsfunctie van de vallei van de Grote Nete betekenisvol beperken. De stedenbouwkundige voorschriften bepalen dat landbouw als ondergeschikte functie mogelijk blijft, in zoverre deze de hoofdfunctie natuur niet in het gedrang brengt. In de natuurrichtplannen die voor de plangebieden worden opgemaakt, worden de bijkomende beschermingsvoorschriften voor de plangebieden vastgelegd. Hierbij wordt gestreefd naar een consensus tussen de betrokken actoren. 13