WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE RAADPLEGLING VAN DE BELANGHEBBENDEN. bij. Richtlijn van het Europese Parlement en de Raad

Transcriptie

1 EUROPESE COMMISSIE Brussel, XXX [ ](2016) XXX draft WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE RAADPLEGLING VAN DE BELANGHEBBENDEN bij Richtlijn van het Europese Parlement en de Raad bettrefende een evendigheidsbeoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen NL NL

2 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Resultaten van de online openbare raadpleging... 3 Beschrijving van de respondenten van de online openbare raadpleging... 3 Analyse van de reacties... 5 Resultaten van de gerichte raadplegingen Hoe de resultaten van raadplegingen zijn gebruikt

3 Inleiding In dit overzicht worden alle raadplegingsactiviteiten beschreven die zijn toegepast bij de voorbereiding van het voorstel om een evenredigheidstoets in te voeren voor regelgeving die van invloed is op gereglementeerde professionele dienstverleners. Naast twaalf bijeenkomsten met vertegenwoordigers van de beroepen en de lidstaten als onderdeel van de wederzijdse evaluatie, zijn er drie forums voor de interne markt (SIMFO's) georganiseerd, één conferentie op hoog niveau en een online openbare raadpleging. De resultaten van deze raadplegingen zijn gebruikt voor de voorbereiding van het voorstel en de bijbehorende effectbeoordeling 1. Resultaten van de online openbare raadpleging De online openbare raadpleging voor dit initiatief is aangekondigd op "Uw stem in Europa", uitgevoerd met behulp van EUSurvey en duurde twaalf weken 2. Er zijn ook regelmatig tweets verstuurd om de belanghebbenden eraan te herinneren te reageren. De raadpleging bestond uit drie delen over op evenredigheid gebaseerde regelgeving: één deel over de nationale actieplannen van de lidstaten, een tweede deel over de bredere kwestie van de evenredigheidsanalyse bij het ontwerpen van de regelgeving, en een derde deel uitsluitend voor overheidsdiensten, waarin praktische vragen werden gesteld over hoe zij momenteel kwesties in verband met de evenredigheidsanalyse aanpakken. De raadpleging was in alle talen beschikbaar. Sommige antwoorden bestonden alleen uit een standpuntnota per post. De antwoorden op een openbare raadpleging zijn vrijwillig en vertegenwoordigen uitsluitend de standpunten van de respondenten. Zij kunnen dus in statistische zin niet worden geïnterpreteerd als representatief voor de hele EU. Beschrijving van de respondenten van de online openbare raadpleging De openbare raadpleging is gebaseerd op vrijwillige antwoorden die door de respondenten aan de Commissie worden gestuurd via een onlinevragenlijst. De resultaten moeten dan ook worden gezien als de standpunten van de respondenten en kunnen in geen geval als representatief voor de EU worden beschouwd (tenzij anders vermeld). In het kader van de raadpleging, die plaatsvond van 27 mei tot 22 augustus 2016, zijn 420 reacties ontvangen en 21 afzonderlijke opmerkingen. Aangezien er slechts één inzending per adres/organisatie is toegestaan (behalve in gevallen waarin de respondent reageerde op NAP's van verschillende lidstaten), zijn er 80 meervoudige inzendingen verwijderd. Van de resterende 340 waren er ten minste 100 identiek en deze vormden duidelijk een gecoördineerde reactie van de respondenten. In dergelijke omstandigheden mag de Commissie die reacties als slechts één reactie meetellen. Omwille van de transparantie hebben we deze inzendingen evenwel behouden en zullen we, waar dat nuttig is, zowel de resultaten van de totale 340 als van de gecorrigeerde 241 reacties duidelijk presenteren 3. Omdat hierdoor een mogelijke vertekening ontstaat, zullen we zorgen voor een volkomen transparante presentatie van de resultaten. 1 Link naar effectbeoordeling en voorstel De reacties waren afkomstig van de Duitse en Oostenrijkse ambachtelijke sector. 3

4 4

5 Oostenrijk België Bulgarije Kroatië Cyprus Tsjechië Denemarken Estland Finland Frankrijk Duitsland Griekenland Hongarije Ierland Italië Letland Litouwen Luxemburg Malta Polen Portugal Roemenië Slowakije Slovenië Spanje Zweden Nederland Verenigd niet-eu-land Antwoorden naar lidstaat Antwoorden naar sector Reactie als consument zonder specifiek belang in een bepaald beroep; 3 zakelijke diensten; 37 bouwnijverheid; 28 productie; 4 onroerend goed; 9 overige diensten/activiteite n; 129 gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening; 78 vervoer ; 1 groothandel en detailhandel; 1 onderwijs; 12 amusement; 1 toerisme; 17 overheidsdienst; 20 netwerkdienste n anders dan vervoer; 0 5

6 Respondentencategorie In welke hoedanigheid gaven de respondenten antwoord: Verrichter van professionele diensten Gebruiker van professionele diensten 6 Overheidsinstantie 5 49 Overige Analyse van de reacties Evenredigheid in de nationale actieplannen (NAP's) De respondenten werd gevraagd om commentaar te geven op de evenredigheidsanalyse van de lidstaten bij de herziening van hun gereglementeerde beroepen voor hun nationale actieplannen (NAP's). De respondenten konden op meerdere NAP's reageren. In het totaal werd op 471 NAP's commentaar gegeven. De meeste respondenten, 288, besloten op slechts één NAP te reageren, maar 36 respondenten besloten op vier NAP's te reageren: 31 daarvan waren afkomstig uit Duitsland en hadden betrekking op de NAP's van Duitsland, Oostenrijk, Luxemburg en Frankrijk. In bijna al deze gevallen waren de reacties identiek: de kwaliteit van de NAP's werd als hoog beoordeeld en het werd niet nodig geacht om de regelgeving te veranderen of verdere evenredigheidscontroles in te voeren. Aangezien het hier om 144 reacties op NAP's ging, in het totaal 31 % van alle reacties, hebben deze reacties een belangrijke invloed op de verzamelde reacties. Met betrekking tot de algemene tevredenheid over de aanpak van de lidstaten voor het analyseren van de regelgeving in hun NAP's, zijn de twee onderstaande vragen bijzonder relevant: Vraag 1: Denkt u dat dit NAP is gebaseerd op de meest relevante informatie over de impact van reglementering op de markt en/of beroepsbeoefenaren (bijv. empirische onderzoeken, verslagen door beroepsverenigingen en consumentenbeschermingsinstanties, verslagen en/of adviezen van andere nationale autoriteiten zoals mededingingsautoriteiten)? 4 Van de categorie dienstverleners ontvingen we 19 van de eerder genoemde georganiseerde reacties. Daarnaast betrof het 19 privébedrijven (waarvan er 4 "groot" waren, 4 "klein of middelgroot", 9 "micro" en 1 een bedrijfsorganisatie), 55 zelfstandigen en 39 sector- of vakverenigingen. 5 Van degenen die als overheidsinstantie reageerden, maakten er ten minste 4 deel uit van de georganiseerde reactie en konden er ongeveer 28 als professionele organen worden beschouwd. 6 De categorie "overige" omvat ten minste 81 van de hierboven genoemde georganiseerde reacties. Van de in het totaal 173 bijdragen in deze categorie waren er bovendien 4 van onderzoeksinstituten en 17 van vakbonden. De resterende 152 waren afkomstig van beroepsverenigingen, waarbij de meerderheid van de respondenten afkomstig was uit Oostenrijk (48) en Duitsland (46), en de overige uit België (2), Tsjechië (2), Denemarken (1), Finland (1), Frankrijk (20), Ierland (2), Italië (12), Litouwen (2), Polen (1), Roemenië (1), Spanje (4), Zweden (1), het Verenigd Koninkrijk (6) en EER-landen (1), en van internationale organisaties (2). 6

7 Antwoord % - alle reacties % - georganiseerde reacties verwijderd Ja 62 % 37 % In enige mate 16 % 26 % Niet echt 12 % 20 % Nee 9 % 15 % Weet ik niet 1 % 2 % Als we naar de algehele respons kijken, stellen we bijgevolg vast dat 37 % van de respondenten in meerdere of mindere mate ruimte voor verbetering ziet in de relevantie van de voor de beoordeling van de gevolgen voor de regelgeving gebruikte gegevens, terwijl we, als we rekening houden met de georganiseerde belangen, vaststellen dat 61 % vindt dat er enige ruimte voor verbetering is in de ten behoeve van regelgevingsbesluiten verzamelde gegevens. Vraag 2: Als u dit NAP leest, denkt u dan dat alle gevolgen van reglementering er grondig voor zijn geanalyseerd? Antwoord % - alle reacties % - georganiseerde reacties verwijderd Ja 53 % 35 % In enige mate 12 % 17 % Niet echt 15 % 21 % Nee 14 % 19 % Weet ik niet 6 % 8 % De vorige vraag impliceert dat dit er ook op wijst dat 41 %, en ten minste 57 % na correctie voor georganiseerde reacties, van mening is dat de gevolgen van regelgevingsbesluiten niet volledig zijn geanalyseerd. De huidige benaderingen van evenredigheid in de reglementering van professionele diensten Met betrekking tot de reeds bestaande evenredigheidsvereisten vermeldde slechts 38 % van degenen die van dergelijke verwachtingen op de hoogte waren (61 %) dat er een systematische methodologie is. Op grond hiervan stellen we vast dat op de vraag "Zijn de bestaande criteria voor het beoordelen van evenredigheid naar uw mening duidelijk genoeg?" van degenen die antwoordden "Ja, en het is niet echt of helemaal niet nodig om de criteria te verduidelijken": 39 % verklaarde dat de beoordeling voor elk geval afzonderlijk plaatsvindt, 5 % verklaarde niet te weten of er een vastgestelde methodologie bestaat, en 8 % aangaf dat er geen methodologie is. Over het algemeen was van degenen die tevreden waren met hun huidige aanpak van evenredigheid, ten 7

8 minste 65 % afkomstig van georganiseerde reacties van beroepsverenigingen. Aan degenen die stelden op de hoogte te zijn van bestaande op evenredigheid gebaseerde vereisten vroegen we "Wat zijn naar uw mening in de huidige situatie eventueel tekortkomingen wat betreft de beoordeling van evenredigheid?". Hierop werd het vaakst geantwoord: de evenredigheidsbeoordelingen van verschillende lidstaten zijn onderling niet te vergelijken (27,5 %), de kwaliteit van de evenredigheidsbeoordelingen waar ik kennis van heb, is niet toereikend (27 %), en lidstaten respecteren hun verplichtingen om evenredigheid te beoordelen niet en er is geen mechanisme om dit te verhelpen (21 %). 8

9 De reacties van overheidsinstanties op het gebruik van evenredigheidsbeoordelingen Een afzonderlijk deel van de raadpleging was uitsluitend bedoeld voor overheidsinstanties, teneinde een beter begrip te krijgen van de huidige benaderingen van evenredigheid door diegenen die regelgeving uitvoeren of ontwerpen. Wanneer naar het onderstaande wordt gekeken, moet worden opgemerkt dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de 49 respondenten uit deze categorie, waarvan er 28 (4 maakten deel uit van de georganiseerde respons) nauwkeuriger kunnen worden gezien als representatieve beroepsorganisaties en 21 als overheidsdiensten. In het algemeen waren degenen die de beroepen vertegenwoordigen tegen het voorstel, terwijl de respondenten op het niveau van de nationale overheid voorstander waren. Respondenten naar lidstaat niet-eu-land; 3 Nederland; 1 VK; 2 Oostenrijk; 3 Bulgarije; 1 Czech Rep, 1 France; 2 Slovenië; 1 Spanje; 5 Roemenië; 3 Duitsland; 8 Portugal; 2 Malta; 3 Litouwen; 5 Italië; reacties waren afkomstig van overheidsinstanties, waarvan er 21 een beroep/beroepen reglementeren en 10 zich bezighouden met herziening van of toezicht op de reglementering van een beroep/beroepen. Uit eerdere vragen inzake algemene evenredigheid weten we dat 30 van deze overheidsinstanties het ermee eens zijn dat er een gemeenschappelijke reeks criteria zou moeten zijn, dat 17 het daar niet mee eens zijn en dat er 2 geen uitgesproken mening hebben. Bovendien bleek uit het deel van de raadpleging over algemene evenredigheid voor alle respondenten dat: 21 overheidsinstanties niet op de hoogte zijn van evenredigheidscriteria op nationaal en/of EUniveau, er 11 een systematische methodologie volgen bij de beoordeling/uitvoering van regelgeving, er 16 per geval beoordelen, er 8 zonder methodologie te werk gaan, en er 14 niet weten of er een methodologie is. Desondanks zijn er 18 van mening dat het niet nodig is om de criteria verder te verduidelijken, vinden er 8 dat criteria verder moeten worden verduidelijkt en vinden er daarvan 7 dat de criteria vergelijkbaar moeten zijn tussen de lidstaten. Over het algemeen vinden er 30 dat er een of andere vorm van gemeenschappelijke richtsnoeren moet worden ingevoerd, waarvan er 20 9

10 wel en 5 niet vinden dat het gebruik daarvan verplicht moet worden gesteld. Wat het idee van een gemeenschappelijke methodologie betreft, zijn 15 het daar niet mee eens en hebben er 4 geen definitieve mening. Van de 15 die het niet eens zijn met het gebruik van een verplichte toets, gaven er 6 aan dat er op nationaal niveau een methodologie is, 4 dat er geen methodologie is en 3 dat de beoordeling voor elk geval afzonderlijk plaatsvindt; er gaven er 8 aan dat ze niet op de hoogte zijn van Europese evenredigheidsvereisten. Daarnaast hadden er van deze 15 eerder 8 "Ja" geantwoord op de openbare vraag "Vindt u dat overheidsinstanties dergelijke richtsnoeren verplicht zouden moeten gebruiken?". Slechts 3 spraken zich beide keren dat deze vraag werd gesteld, uit tegen de verplichte route. De situatie en de standpunten van de respondenten daarover lijken derhalve enigszins onduidelijk. Wat hier echter wel uit naar voren komt, is een zorgwekkend gebrek aan duidelijkheid en/of kennis van de criteria bij het analyseren van keuzes op regelgevingsgebied. Huidige benaderingen van de evenredigheidsanalyse We hebben de reagerende overheidsinstanties gevraagd over welke procedures zij reeds beschikken voor de herziening en beoordeling van de reglementering van een beroep/beroepen: 1. Hebben de voorschriften waar u mee werkt een herzieningsclausule? 2. Gebruikt u bij het herzien of overwegen van wijzigingen van de reglementering criteria op basis van evenredigheid om beslissingen te ondersteunen of bent u bekend met het gebruik hiervan? 3. Denkt u dat het toetsen van de evenredigheid eraan bijdraagt/zou bijdragen dat de reglementering maximaal ten dienste van doelstellingen van algemeen belang wordt ontworpen? Ja Nee Weet ik niet Is de reglementering van dit beroep/deze beroepen, voor zover u bekend is, in de afgelopen tien jaar gewijzigd? Vervolgens vroegen we hun wat hun huidige praktijken zijn inzake de raadpleging van belanghebbenden: Raadpleegt u een brede groep belanghebbenden? Wij raadplegen voornamelijk de beroepsgroep in kwestie 30 We raadplegen een brede groep belanghebbenden, waaronder 9 consumenten en belanghebbenden op het gebied van mededinging We voeren niet stelselmatig raadplegingen uit 3 Niet van toepassing 7 Derhalve is 61 % van de raadplegingen hoofdzakelijk gericht op de beroepsbeoefenaars zelf en in een minderheid van de gevallen vindt er geen enkele raadpleging plaats. Twee van deze drie zijn evenwel voorstander van aanvullende EU-richtsnoeren inzake evenredigheid (hoewel de ene van 10

11 mening is dat het gebruik daarvan vrijwillig moet zijn en de andere geen uitgesproken mening heeft 7 ). Een van de respondenten die aangaf geen raadplegingen uit te voeren, antwoordde tevens dat hun regelgeving in de afgelopen tien jaar drie keer was aangepast om nieuwe vereisten in te voeren. Ten slotte hebben we, om een schatting te maken van het aantal wijzigingen in de reglementering van een beroep/beroepen, gevraagd hoe vaak de reglementering van een beroep/beroepen in de afgelopen tien jaar is gewijzigd en naar verwachting zal worden gewijzigd in de komende drie jaar. Het onderstaande is niet geanalyseerd aan de hand van reacties van beroepsorganisaties en die van overheidsdiensten: Is de reglementering van dit beroep/deze beroepen, voor zover u bekend is, in de afgelopen tien jaar gewijzigd? Ja 28 Nee 14 Weet ik niet 7 Daarna werd degenen die op het bovenstaande "Ja" hadden geantwoord, gevraagd het aantal wijzigingen in deze periode aan te geven. Dit kwam op 147 bekende wijzigingen in de reglementering in het afgelopen decennium bij 28 instanties uit 13 lidstaten. Met het oog op de toekomst vroegen we vervolgens of er in de volgende drie jaar wijzigingen in de reglementering worden verwacht: Weet u of de intentie bestaat om de reglementering van dit beroep/deze beroepen in de komende drie jaar te wijzigen? Ja 18 Nee 12 Dat weet ik niet totdat er conclusies worden 8 getrokken uit een aankomende evaluatie Weet ik niet 11 Aard van het voorstel: bindende of vrijwillige aanpak De algehele respons van de hele raadpleging: Zouden instanties de impact van reglementering moeten analyseren? % Zouden er gemeenschappelijke richtsnoeren moeten bestaan? % Zou het gebruik van deze richtsnoeren verplicht moeten zijn? Ja 93 % Ja 51 % Ja 74,2 % Nee 3 % Nee 41 % Nee 15,4 % Weet ik niet 4 % Weet ik niet 8 % Weet ik niet 10,2 % % 7 De respondent die aangaf dat het gebruik van de richtsnoeren vrijwillig zou moeten zijn, gaf als reden voor dit antwoord: "Dit zou kunnen bijdragen tot meer vertrouwen tussen EU-leden, omdat daardoor bijvoorbeeld geen compenserende maatregelen meer nodig zijn." Er kan dus sprake zijn van een tegenstrijdigheid in het betreffende antwoord. 11

12 Het is nuttig om dieper op deze antwoorden in te gaan en ze uit te splitsen naar de status van de respondenten om te begrijpen hoe de vertegenwoordigers van de verschillende belanghebbende partijen hebben geantwoord. Let er bij het lezen van het onderstaande op dat de vraag "Zou het gebruik van deze richtsnoeren verplicht moeten zijn?" alleen is gesteld aan de respondenten die het er daarvoor mee eens waren dat er een of andere vorm van gemeenschappelijke richtsnoeren zou moeten zijn. Verrichters van diensten Zouden instanties de impact van reglementering moeten analyseren? % Zouden er gemeenschappelijke richtsnoeren moeten bestaan? % Zou het gebruik van deze richtsnoeren verplicht moeten zijn? Ja 94 % Ja 67 % Ja 85 % Nee 4 % Nee 26 % Nee 6 % Weet ik niet 2 % Weet ik niet 7 % Weet ik niet 9 % % Gebruikers van diensten Zouden instanties de impact van reglementering moeten analyseren? % Zouden er gemeenschappelijke richtsnoeren moeten bestaan? % Zou het gebruik van deze richtsnoeren verplicht moeten zijn? Ja 50 % Ja 83 % Ja 100 % Nee 17 % Nee 17 % Nee - Weet ik niet 33 % Weet ik niet - Weet ik niet - % Overheidsinstanties Zouden instanties de impact van reglementering moeten analyseren? % Zouden er gemeenschappelijke richtsnoeren moeten bestaan? % Zou het gebruik van deze richtsnoeren verplicht moeten zijn? Ja 96 % Ja 61 % Ja 80 % Nee - Nee 31 % Nee 10 % Weet ik niet 4 % Weet ik niet 8 % Weet ik niet 10 % % Opgemerkt wordt dat 21 van de overheidsinstanties die de voorgaande vraag over criteria hebben beantwoord, niet op de hoogte waren van bestaande criteria in hun lidstaat. Voorts moet worden gewezen op de latere reacties van deze groep die over het algemeen duidelijk de voordelen van het invoeren van evenredigheidstoetsing inzag en waarvan er later 9 een verplicht kader onderschreven. Het idee van gemeenschappelijke richtsnoeren werd door 5 niet gesteund en zij zagen geen voordelen in de invoering ervan. Van deze groep antwoordden er 2 "Weet ik niet" op de vraag welke methodologie er in hun lidstaat is. In feite gaf slechts 60 % van degenen die zich tegen gemeenschappelijke richtsnoeren uitspraken, aan dat er in hun lidstaat een methodologie is. 12

13 Overige 8 Zouden instanties de impact van reglementering moeten analyseren? % Zouden er gemeenschappelijke richtsnoeren moeten bestaan? Ja 94 % Ja 37 % (66 %) Nee 2 % Nee 54 % (19 %) Weet ik niet 4 % Weet ik niet 9 % (15 %) % Zou het gebruik van deze richtsnoeren verplicht moeten zijn? % Ja 72 % Nee 23 % Weet ik niet 5 % Het laatste deel van de reacties is dat van "overige" en in vergelijking met de andere delen van de raadpleging kunnen de resultaten als afwijkend worden beschouwd. Aangezien deze groep uit meerdere georganiseerde reacties bestaat, geven de resultaten tussen haakjes het percentage weer dat het resultaat zou zijn geweest als we deze reacties als één reactie hadden meegeteld. Van de reacties van de vakbonden luidde 65 % "Ja" op het gebruik van gemeenschappelijke richtsnoeren, 6 % "Nee" en 29 % "Weet ik niet". Van de voorstanders wenste 73 % de bindende optie. Bijgevolg is de steun voor het gebruik van gemeenschappelijke richtsnoeren in de categorieën als volgt: verrichters van diensten (67 %), gebruikers (83 %) en overheidsinstanties (61 %), dalend naar 37 % in de categorie "overige" maar weer stijgend tot 66 % na correctie voor vertekening 9. In aansluiting hierop en met in het achterhoofd dat de slotvraag betreffende een verplichte aanpak alleen is gesteld aan hen die eerder "Ja" hadden geantwoord op de vraag of er behoefte is aan gemeenschappelijke richtsnoeren (38 % van alle reacties vóór correctie voor georganiseerde reacties), vertegenwoordigen degenen die vinden dat het voor overheidsinstanties verplicht zou moeten zijn om deze te gebruiken, 39 % van iedereen die is ondervraagd vóór correctie. Resultaten van de gerichte raadplegingen Workshops wederzijdse evaluatie bijdragen vallen onder de zelf voorgestelde categorie "overige": 4 van onderzoeksinstellingen, 17 van vakbonden en de resterende 152 waren voornamelijk afkomstig van beroepsverenigingen, waarbij de meerderheid van de respondenten afkomstig was uit Duitsland (48) en Oostenrijk (46). De resterende kwamen uit België (2), Tsjechië (2), Denemarken (1), Finland (1), Frankrijk (20), Ierland (2), Italië (12), Litouwen (2), Polen (1), Roemenië (1), Spanje (4), Zweden (1), het Verenigd Koninkrijk (6) en EER-Landen (1), en van internationale organisaties (2). 9 Van alle demografische gegevens zijn die in de categorie "overige" in strijd met de tendens, omdat ze niet alleen het idee van een verplichte toets niet steunen, maar ook het gebruik van gemeenschappelijke richtsnoeren op welk niveau dan ook niet ondersteunen (54 %). 13

14 In de loop van de wederzijdse evaluatie zijn er in Brussel twaalf workshops gehouden om representatieve beroepen uit belangrijke sectoren te bespreken 10. Het doel van deze besprekingen was om de verschillende regelgevende benaderingen in de EU te vergelijken, de noodzaak en de meerwaarde van bepaalde maatregelen te bespreken, en voorbeelden van goede praktijken te delen. De Commissie was voorzitter van deze bijeenkomsten met vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten en van het beroep dat het onderwerp van die workshop vormde. Forums voor de interne markt De belemmeringen voor de professionele dienstverlening werden besproken tijdens drie workshops van de forums voor de interne markt in Warschau op 17 oktober 2014, in Berlijn op 14 november 2014 en in Riga op 26 maart Tijdens deze workshops zijn we meer te weten gekomen over de versnippering van de regelgeving waar veel belanghebbenden mee te maken hebben, de overvloed aan vereisten die de toegang tot beroepen beperken en die in de EU aanzienlijk kunnen variëren, en de problemen die dit voor jonge afgestudeerden of gekwalificeerde werknemers uit andere lidstaten oplevert, en hebben we de in Duitsland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Polen en Frankrijk uitgevoerde economische studies over hervorming van de regelgeving besproken. In dit verband werd door enkele deelnemers opgemerkt dat het ontbreekt aan robuuste en systematische gegevens ter ondersteuning van wetenschappelijk onderbouwde besluitvorming bij de reglementering van beroepen. Conferentie op hoog niveau van belanghebbenden Deze conferentie vond plaats op 18 maart 2016 in Brussel en was gericht op het werk dat de EUlidstaten in de afgelopen twee jaar hebben verzet om hun nationale regelgeving te herzien en de door hen voorgestelde maatregelen om de regelgeving te hervormen. Commissaris Elżbieta Bieńkowska hield de hoofdtoespraak. Er hebben maar liefst zo'n 300 vertegenwoordigers van beroepsverenigingen, sector- of vakverenigingen, vakbonden en nationale overheden aan de conferentie deelgenomen. De live webstreaming trok een groot aantal kijkers (meer dan 1000) 11. Naast de in de strategie voor de interne markt aangekondigde initiatieven hebben de belanghebbenden de wederzijdse evaluatie van gereglementeerde beroepen, de resultaten en de nationale actieplannen besproken om iets aan verouderde en onevenredige regelgeving te doen. Daarnaast werd duidelijkheid verschaft over het empirisch bewijsmateriaal dat is verzameld ter ondersteuning van deze acties en ter illustratie van het belang en de economische impact van de gereglementeerde beroepen in Europa. Nieuwe casestudy's en de resultaten van een recent EUbreed onderzoek naar beroepsreglementering werden voor het eerst gepresenteerd en besproken in aanwezigheid van de auteurs en andere economische deskundigen. De deelnemers werden aangemoedigd om aan het debat deel te nemen en hun mening te geven over de behandelde kwesties. Dit gold ook voor deelname via Twitter tijdens de discussie. Een Italiaanse TV-zender bracht verslag uit over het evenement en nam interviews af. 10 Het betrof de volgende sectoren en beroepen: zakelijke diensten (architecten); bouwnijverheid (civiel ingenieurs, elektriciens); gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (mondhygiënisten, fysiotherapeuten, psychologen); vervoer (rijinstructeurs); groothandel en detailhandel (opticiens); onroerend goed (onroerendgoedmakelaars); overheidsdiensten en onderwijs (sportleraren); overige diensten (toeristengidsen/reisbureaus, kappers/schoonheidsspecialistes)

15 Hoe de resultaten van raadplegingen zijn gebruikt Bij de voorbereiding van dit initiatief is rekening gehouden met de standpunten van de belanghebbenden en de informatie die zij via de verschillende raadplegingen hebben verstrekt. Naast hun standpunten over de wenselijkheid van een evenredigheidstoets, is ook aandacht besteed aan de kwesties die zich volgens hen voordoen bij de reglementering van professionele diensten in de EU en de procedures, of het ontbreken daarvan, die zij reeds hebben ingevoerd. Met name opmerkelijk was in dit verband de kennelijke inconsistentie, waarbij een lidstaat tegenstrijdige reacties gaf, van wat de precieze verwachtingen waren en daarnaast een gebrek aan kennis van de verplichtingen op EU-niveau met betrekking tot evenredigheid. Ondanks dat de reacties op de raadpleging slechts van een kleine steekproef van regelgevingsinstanties afkomstig waren, lijken ze erop te wijzen dat de reglementering op het gebied van professionele diensten frequent wordt gewijzigd. In het algemeen en in de groepen van belanghebbenden bestaat consensus om een verplichte toets in te voeren. Wanneer er bezwaren werden gemaakt, waren deze grotendeels afkomstig van de beroepsverenigingen en met name van de Duitse en Oostenrijkse ambachtelijke sector. 15