De privaatrechtelijke handhavingsinstrumenten naar aanleiding van overtreding van het Europees mededingingsrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De privaatrechtelijke handhavingsinstrumenten naar aanleiding van overtreding van het Europees mededingingsrecht"

Transcriptie

1 De privaatrechtelijke handhavingsinstrumenten naar aanleiding van overtreding van het Europees mededingingsrecht Naam : Thirza S.S. Overes Adres : Scriptiebegeleider : dr.drs. G.J.P. de Vries Secondant : mevr. mr Y.A. Bos

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inleiding Kartelverbod op grond van art. 101 VWEU Enige Europeesrechtelijke begrippen Interne markt Rechtstreekse werking Directe horizontale werking Europees recht Directe horizontale werking van art. 101 VWEU Toepassingsbereik artikel 101 VWEU Kartelverbod Overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen Verhindering, beperking of vervalsing van de mededinging Ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de lidstaten Vrijstellingen op kartelverboden De diverse sancties op overtreding art. 101 VWEU Privaatrechtelijke sancties op overtreding van art. 101 VWEU Nietigheid Partiële nietigheid Conversie van nietigheid Rechterlijk verbod als sanctie Vergelijking van art. 101 en 102 VWEU Gevallen van art. 102 VWEU Sanctie op overtreding art. 102 VWEU Kartelverbod naar Nederlands recht Doelstellingen mededingingsrecht Mededingingswet Sancties op overeenkomsten die op verboden kartelovereenkomsten voortbouwen Sancties op overeenkomsten die op verboden kartelovereenkomsten voortbouwen tussen een partij bij het kartel en een derde Vernietigingsgrond ten behoeve van een derde Schadevergoedingsgrond ten behoeve van een derde Rechterlijk verbod op vervolgovereenkomst ten behoeve van een derde Sancties op overeenkomsten die op verboden kartelovereenkomsten voortbouwen tussen partijen onderling Vernietigingsgrond ten behoeve van een partij jegens de andere partij Vernietigingsgrond ten behoeve van een partij jegens een derde Schadevergoedingsgrond van een partij Rechterlijk verbod van partij op voortbouwende overeenkomst Conclusie Literatuurlijst

3 3

4 1. Inleiding Schending van het (Europees) mededingingsrecht leidt vaak tot grote schade bij ondernemers en consumenten. Overtreding van het kartelverbod ex artikel 101 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) draagt voor een groot deel bij aan deze schade. In strijd met dit artikel werken ondernemingen in binnen- en buitenland samen, door afspraken te maken of feitelijke gedragingen op elkaar af te stemmen. Deze afspraken of afgestemde gedragingen zorgen er voor dat de mededinging wordt beperkt, verhinderd of vervalst en waardoor de handel tussen de lidstaten ongunstig wordt beïnvloed. Nadat een kartelovereenkomst ex art. 101 VWEU is gesloten, sluit een partij van het kartel vaak ook nog overeenkomsten met anderen. Het gevolg hiervan is dan dat de afspraken die zijn gemaakt in de kartelovereenkomst doorwerken in de nieuwe overeenkomst tussen de partij bij het verboden kartel en de derde. Wanneer in de kartelovereenkomst is overeengekomen dat de ondernemers de prijzen van de betreffende dienst zullen verhogen, merkt de derde dit in de overeenkomst die hij vervolgens met het partijlid sluit. De derde lijdt dan schade, omdat zij meer moet betalen dan anderen, die een soortgelijke overeenkomst hebben gesloten met iemand die geen lid is van het kartel. Een dergelijk geval kwam aan de orde in het bekende arrest van het Hof van Justitie (hierna: HvJ) inzake Manfredi. 1 Een ander mogelijk gevolg is dat een partij van de kartelovereenkomst zelf schade lijdt. Een dergelijke casus kwam aan de orde in het arrest van het HvJ inzake Courage/Crehan. 2. Doorgaans zijn de derden die schade lijden niet op de hoogte van de kartelovereenkomst en als zij hiervan al op de hoogte zijn, zijn zij niet bekend met de mogelijkheden die zij hebben om aan het verbod een einde te maken of om mogelijk een schadevergoeding te vorderen. In deze scriptie zal ik een overzicht geven van de Nederlandse privaatrechtelijke handhavingsinstrumenten die een partij of derde heeft naar aanleiding van overtreding van het Europees mededingingsrecht. Om dit te bewerkstelligen heb ik een literatuur- en jurisprudentieonderzoek gehouden. 1 HvJ EG 13 juli 2006, zaak C /04 (Manfredi). 2 HvJ EG 20 september 2001, zaak C-453/99 (Courage/Crehan). 4

5 Allereerst zal ik in hoofdstuk 2 een uitleg geven van een paar Europeesrechtelijke begrippen. In 2.2 komt het toepassingsbereik van art. 101 VWEU aan bod. Vervolgens wordt in paragraaf 2.3 ingegaan op de diverse sancties op overtreding van dit artikel. Daarna wordt in paragraaf 2.4 een uiteenzetting gegeven van de privaatrechtelijke sancties op overtreding van art. 101 VWEU, waarin uitgebreid wordt stilgestaan bij de nietigheid van het kartelverbod. Hoofdstuk 2 zal worden afgesloten met een vergelijking van de artikelen 101 en 102 VWEU. In hoofdstuk 3 komt het kartelverbod naar Nederlands recht aan de orde. Vervolgens zal in hoofdstuk 4 worden ingegaan op de voortbouwende overeenkomsten op de nietige kartelovereenkomst, waarin in paragraaf 4.1 eerst de voortbouwende overeenkomst tussen een partij van de kartelovereenkomst en de derde aan bod komt. Hierbij wordt een uiteenzetting gegeven van de vernietigings- en schadevergoedingsgronden. Daarna komt in paragraaf 4.2 de voortbouwende overeenkomst tussen partijen onderling aan bod, waarbij dieper wordt ingegaan op de vernietigings- en schadevergoedingsgronden. Tot slot geef ik mijn conclusie. 5

6 2. Kartelverbod op grond van art. 101 VWEU 2.1 Enige Europeesrechtelijke begrippen Interne markt De Europese Unie (hierna: EU) kent een interne markt. Deze interne markt is onder andere van belang om de doelstellingen van het Europees mededingingsrecht te bewerkstelligen. De Europese mededingingsregels hebben twee doelstellingen: de creatie en instandhouding van een hogere welvaart door middel van een optimale allocatie van productiefactoren en het bevorderen van de Europese marktintegratie. 3 Volgens art. 26 lid 2 VWEU omvat een interne markt een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van de Verdragen. Kort gezegd spreekt men van een interne markt indien deze zich niet onderscheidt van een markt binnen één staat. De genoemde vrij verkeerbepalingen bevorderen de concurrentie binnen de interne markt, omdat men zich gemakkelijker kan vestigen buiten de eigen lidstaat en vraag en aanbod uit alle lidstaten elkaar kunnen ontmoeten. De interne markt bevordert echter niet alleen de concurrentie, maar omvat ook een regime dat is gericht tegen marktgedrag dat een effectieve concurrentie beperkt. 4 Art. 101 VWEU, dat particuliere marktdeelnemers verbiedt concurrentiebeperkende overeenkomsten te sluiten, is daar een voorbeeld van. Een inbreuk op art. 101 VWEU gaat in tegen een van de fundamentele doelstellingen van de Gemeenschap: de verwezenlijking van de interne markt Rechtstreekse werking Voor zover de bepalingen van het Unierecht zich daartoe lenen, kunnen particulieren zich daarop beroepen voor hun nationale rechter en zo hun aanspraak op toepassing van die bepalingen onder meer tot gelding brengen in gevallen waarin nationale wettelijke of 3 E.-J. Zippro, Privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht, in: R.P.J.L. Tjittes (red.), Recht en Praktijk, Deventer: Kluwer 2009, p A.S. Hartkamp, Vermogensrecht algemeen. Europees recht en Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2011, p

7 bestuursrechtelijke voorschriften met het Unierecht conflicteren. 5 Dit wordt directe werking genoemd. In het arrest van het HvJ inzake Van Gend en Loos heeft het Hof de directe werking van het Europees recht vastgesteld. 6 Hierin beslist het HvJ dat het Europees recht niet alleen verplichtingen voor de lidstaten meebrengt, maar er ook voor zorgt dat de particulieren hieraan rechten kunnen ontlenen. Door deze rechten kunnen particulieren ten overstaan van Europese en nationale rechters rechtstreeks een beroep doen op Europese rechtsregels. De rechtsregel waar de particulier een beroep op doet, hoeft geen rechtsregel te zijn in het nationale recht. Rechtstreekse werking van het primaire gemeenschapsrecht In deze scriptie komt alleen de rechtstreekse werking van het primaire gemeenschapsrecht aan de orde, omdat het Europees mededingingsrecht in het VWEU is opgenomen, dat onder het primaire gemeenschapsrecht valt. In het arrest Van Gend en Loos heeft het HvJ voorwaarden gesteld voor de rechtstreekse werking van het gemeenschapsrecht. Een bepaling leent zich voor directe werking wanneer zij onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is, dat wil zeggen wanneer zij duidelijk is geformuleerd en niet afhankelijk is van een door een instelling van de Unie of door een lidstaat te treffen uitvoeringsmaatregel ter zake waarvan beleidsvrijheid bestaat. 7 Voorrang van EU-recht boven nationaal recht Tevens kent het Unierecht het beginsel van voorrang. Hierdoor heeft het Unierecht voorrang heeft boven het daarmee strijdige nationale recht Directe horizontale werking Europees recht Een bepaling kan ook directe horizontale werking hebben. Deze directe horizontale werking heeft betrekking op de situaties tussen particulieren onderling. Indien er sprake is van directe horizontale werking, dan kunnen particulieren zich ten overstaan van elkaar beroepen op een Europese rechtsregel. 5 A.S. Hartkamp, Vermogensrecht algemeen. Europees recht en Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2011, p HvJ EG 5 februari 1963, zaak C-26/62 (Van Gend & Loos). 7 A.S. Hartkamp, Vermogensrecht algemeen. Europees recht en Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2011, p

8 Van directe horizontale werking is sprake wanneer een verdragsbepaling rechtstreeks van invloed is op (rechts)verhoudingen tussen particulieren, in die zin dat zij leidt tot het ontstaan, de wijziging of het tenietgaan van rechten en verplichtingen in hun onderlinge verhouding Directe horizontale werking van art. 101 VWEU Door het HvJ is beslist dat art. 101 VWEU een bepaling is met directe (horizontale) werking, wat dus betekent dat deze bepaling zich voor particulieren leent voor een beroep bij de nationale rechter om aanspraak te maken op toepassing van deze bepaling in hun relaties tot andere particulieren. Dit volgt onder andere uit het arrest Courage/Crehan, waarin het HvJ tot de volgende conclusie komt: Uit bovenstaande overwegingen volgt, dat elke particulier zich in rechte op schending van artikel 85 (thans 101), lid 1, van het Verdrag kan beroepen, ook wanneer hij partij is bij een overeenkomst die de mededinging kan beperken of vervalsen in de zin van deze bepaling. 9 Tot deze conclusie komt het Hof: ten eerste, omdat het Verdrag een eigen rechtsorde in het leven heeft geroepen, die in de rechtsordes van de lidstaten is opgenomen en waarmee de nationale rechter rekening dient te houden. Rechtssubjecten van die rechtsorde zijn niet alleen de lidstaten, maar ook hun onderdanen, en, evenzeer als het gemeenschapsrecht ten laste van particulieren verplichtingen in het leven roept, schept het ook rechten die dezen uit eigen hoofde kunnen doen gelden. 10 Ten tweede komt het Hof tot deze conclusie, omdat artikel 85 (thans: 101) van het Verdrag een fundamentele bepaling vormt die onontbeerlijk is voor de vervulling van de taken van de Gemeenschap en in het bijzonder voor de werking van de interne markt (eerder overwogen in het arrest van het HvJ inzake Eco Swiss 11 ). 2.2 Toepassingsbereik artikel 101 VWEU Kartelverbod In art. 101 VWEU is bepaald dat alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst 8 A.S. Hartkamp, Vermogensrecht algemeen. Europees recht en Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2011, p HvJ EG 20 september 2001, zaak C-453/99 (Courage/Crehan). 10 HvJ EG 20 september 2001, zaak C-453/99 (Courage/Crehan). 11 HvJ 1 juni 1999, zaak C-127/97 (Eco Swiss). 8

9 onverenigbaar zijn met de interne markt Overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen Overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen zijn de objecten van het kartelverbod. Het begrip overeenkomst in de zin van het VWEU is ruimer dan het begrip overeenkomst, zoals wij dat naar Nederlands burgerlijk recht kennen. Volgens de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel Nieuwe regels omtrent de economische mededinging (Mededingingswet) is van een overeenkomst in de zin van het verbod uit art. 101 lid 1 VWEU al sprake, als tussen ondernemingen consensus bestaat om hun concurrentiegedrag te regelen. Daartoe is voldoende dat ondernemingen de bedoeling hebben om rekening te houden met elkaars belangen en zich te onderwerpen aan economische, sociale of morele druk. Bovendien is van een overeenkomst in de zin van dat artikel ook sprake, als de betrokken ondernemingen consensus bereiken via een derde. 12 Besluiten van ondernemersverenigingen kunnen ook de mededinging beïnvloeden. Maar ook het besluit van een ondernemersvereniging is volgens het HvJ een ruim begrip. Een aanbeveling van een ondernemersvereniging valt bijvoorbeeld al onder het begrip besluit, als zij een getrouwe weergave is van de wil van een vereniging om het gedrag van haar leden op een markt overeenkomstig de aanbeveling te coördineren. En zonder dat er een overeenkomst aan ten grondslag ligt of sprake is van een wilsovereenstemming, kan er ook sprake zijn van beperking van de mededinging, wanneer ondernemingen hun feitelijk gedrag onderling hebben afgestemd. Bij onderling afgestemde feitelijke gedragingen is als gevolg van coördinatie tussen ondernemingen, het gedrag op de markt van de deelnemers parallel aan de afstemming. 13 Die gedraging moet dan gericht zijn of leiden tot een concurrentiebeperking, waarbij voor het bestaan van de afgestemde gedraging wel vereist is dat er een vorm van contact tussen partijen is geweest. Daar komt bij dat de bewijsvoering van de afgestemde gedraging is vaak lastig, omdat de coördinatie kan bestaan uit informele gesprekken waar informatie wordt uitgewisseld en waarvan geen schriftelijk bewijs voorhanden is. 12 Kamerstukken II, 1995/96, , nr. 3, p E.-J. Zippro, Privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht, in: R.P.J.L. Tjittes (red.), Recht en Praktijk, Deventer: Kluwer 2009, p

10 Verhindering, beperking of vervalsing van de mededinging Voor strijd met art. 101 VWEU moet er sprake zijn van verhindering, beperking of vervalsing van de mededinging binnen de interne markt. Bij verhindering van de mededinging wordt elke vorm van concurrentie uitgesloten. Bij het beperken van de mededinging wordt de commerciële bewegingsvrijheid van de marktdeelnemers ingeperkt en bij het vervalsen van de mededinging moet men denken aan de situatie dat een of meerdere marktdeelnemers in een gunstiger positie worden gebracht dan andere marktdeelnemers. 14 Hierna zal, wanneer een van de vormen wordt bedoeld, worden gesproken over concurrentiebeperking. Overeenkomsten, afspraken en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die strekken tot een concurrentiebeperking zijn dus verboden. Eveneens zijn verboden, de overeenkomsten, afspraken en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die er niet toe strekken, maar wel een concurrentiebeperkend effect hebben. Daar komt bij dat een daadwerkelijke beperking van de concurrentie niet is vereist, maar dat voldoende is dat de concurrentie kan worden beperkt. Een potentiële concurrentiebeperking is dus voldoende Ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de lidstaten Het bestanddeel uit art. 101 VWEU, dat de handel tussen de lidstaten onderling ongunstig moet zijn beïnvloed, is de eis die de toepassing van de communautaire mededingingsregels onderscheidt van die van nationale herkomst. Wanneer het gaat om overeenkomsten, besluiten of gedragingen die alleen effect hebben op de nationale markt, dan is er geen sprake van een grensoverschrijdend effect en dan zijn alleen de nationale mededingingsregels van toepassing (art. 6 Mededingingswet. Hierna: Mw). 15 Het HvJ oordeelde onder andere in de arresten Manfredi en Glöckner: Wil van een ongunstige beïnvloeding van de handel tussen lidstaten sprake zijn, dan moeten besluiten, overeenkomsten of feitelijke gedragingen op grond van een reeks van objectieve feitelijke of juridische gegevens met een voldoende mate van waarschijnlijkheid doen verwachten dat zij al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, het handelsverkeer tussen lidstaten kunnen beïnvloeden op een manier dat zij doen vrezen dat zij de totstandkoming van een gemeenschappelijke markt tussen lidstaten kunnen belemmeren E.-J. Zippro, Privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht, in: R.P.J.L. Tjittes (red.), Recht en Praktijk, Deventer: Kluwer 2009, p Zie voor de nationale mededingingsregels hoofdstuk HvJ EG 25 oktober 2001, zaak C-475/99 (Glöckner); HvJ EG 13 juli 2006, zaak C /04 (Manfredi). 10

11 Volgens dit criterium moet dus met voldoende waarschijnlijkheid worden aangenomen dat de handel tussen de lidstaten rechtstreeks of indirect ongunstig kan worden beïnvloed Vrijstellingen op kartelverboden Art. 101 lid 3 VWEU bepaalt dat het kartelverbod door de nationale rechter buiten toepassing kan worden verklaard, indien boven omschreven overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen bijdragen tot verbetering van de productie of van de verdeling der producten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang. Daarbij moet een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komen, en zonder dat aan de betrokken ondernemingen beperkingen worden opgelegd die niet onmisbaar zijn voor het bereiken van de doelstellingen. En tot slot mogen de kartelovereenkomsten niet de mogelijkheid bieden om voor een wezenlijk deel van de betrokken producten de mededinging uit te schakelen. Deze vier voorwaarden voor vrijstelling moeten cumulatief worden vervuld alvorens het eerste lid van artikel 101 VWEU buiten toepassing kan worden verklaard. Op grond van Verordening 1/2003 kan artikel 101 VWEU vanaf 1 mei 2004 (datum inwerkingtreding van Verordening 1/2003) in zijn geheel worden toegepast, zodat een rechter tegenover wie een beroep wordt gedaan op het verbod uit artikel 101(1) VWEU, eventueel ook artikel 101(3) VWEU kan toepassen. 17 Voor 1 mei 2004 was alleen nog de Commissie bevoegd om deze bepaling toe te passen. 2.3 De diverse sancties op overtreding art. 101 VWEU In deze scriptie komen met name de privaatrechtelijke handhavingsinstrumenten aan de orde, die kunnen worden ingeroepen naar aanleiding van overtreding van het Europees mededingingsrecht. Er is echter ook een aantal andere handhavingsinstrumenten van niet privaatrechtelijke aard die tevens het mededingingsrecht beogen te bestrijden. Het betreft de publiekrechtelijke handhaving, die in deze paragraaf kort besproken zal worden. Met de publiekrechtelijke handhaving wordt zowel de bestuursrechtelijke- als de strafrechtelijke handhaving bedoeld. 17 F. Ambtenbrink, H.H.B. Vedder, Recht van de Europese Unie, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2008, p (Cursief gewijzigd door T.S.S. Overes). 11

12 Strafrechtelijke handhaving Met de strafrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht wordt onder andere gedoeld op art. 328bis Wetboek van Strafrecht (Sr), waarin, kort gezegd, strafbaar is gesteld: de bedrieglijke handeling tot misleiding van het publiek of een bepaald persoon, indien daar enig nadeel voor concurrenten van hem of van die ander kan ontstaan. Ook kunnen algemene artikelen uit het strafrecht soms een rol spelen bij overtreding van de Mw, zoals oplichting (art. 326 Sr) en valsheid in geschrifte (art. 225 Sr e.v.). Tevens wordt er gediscussieerd over een mogelijke (her)introductie van de strafrechtelijke sancties, maar die laat ik verder buiten beschouwing. Bestuursrechtelijke handhaving door mededingingsautoriteiten Door de, in de Verordening 1/2003, aan de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten toegekende bevoegdheden, spelen zij samen een belangrijke rol bij de bestuursrechtelijke handhaving van het Europese mededingingsrecht. De Europese Commissie en alle nationale overheden handhaven samen de Europese mededingingsregels (artt.101 tot en met 109 VWEU). Zij zorgen ervoor dat alle bedrijven in de EU op gelijke voet en eerlijk met elkaar kunnen concurreren, en laten zo de EU-markten beter functioneren. Verordening 1/2003 geeft de nationale mededingingsautoriteiten bevoegdheden: in art. 5 van de Verordening (alsmede artikelen 88 en 89 Mw) hebben de mededingingsautoriteiten van de lidstaten in individuele gevallen de bevoegdheid gekregen om ambtshalve of naar aanleiding van een klacht de in dat artikel genoemde sancties op te leggen naar aanleiding van overtredingen van art. 101 VWEU. Voorbeelden van die sancties zijn: de beëindiging van een inbreuk bevelen, voorlopige maatregelen opleggen, toezeggingen aanvaarden en geldboetes en dwangsommen opleggen. Voorts blijkt uit art. 11 lid 6 Verordening 1/2003, dat de nationale mededingingsautoriteiten geen bevoegdheid hebben om art. 101 en 102 VWEU toe te passen, indien de Commissie al een procedure is gestart om een einde te maken aan de mededingingsrechtelijke situatie. Het Gerecht van Eerste Aanleg (GvEA EG), het HvJ, de rechtbank Rotterdam en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) dienen als beroepsinstanties voor de rechterlijke toetsing van de besluiten die door de Commissie en de NMa zijn genomen. Zoals in paragraaf aan de orde is gekomen, trad op 1 mei 2004 Verordening 1/2003 in werking. Hierdoor kwam Verordening 17 uit 1962 te vervallen met als belangrijkste gevolg 12

13 het verdwijnen van het exclusieve recht van de Commissie om art. 101 lid 3 VWEU toe te passen. De Europese Commissie De Europese Commissie is bevoegd en belast met de publiekrechtelijke handhaving van het Europees mededingingsrecht. Zij kan ambtshalve een procedure beginnen of dit doen naar aanleiding van een klacht. De Commissie kan op grond van art. 7 lid 1 Verordening 1/2003, wanneer zij een inbreuk op art. 101 of 102 VWEU vaststelt, bij beschikking de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen gelasten een einde te maken aan de vastgestelde inbreuk. Zij kan hen daartoe alle maatregelen ter correctie van gedragingen of structurele maatregelen opleggen die evenredig zijn aan de gepleegde inbreuk en noodzakelijk zijn om aan de inbreuk daadwerkelijk een einde te maken. Voorbeelden van deze maatregelen zijn onder andere: bevel om de schending van het kartelverbod te doen stoppen, geldboetes opleggen, last onder dwangsom opleggen en door middel van een last onder dwangsom dwingen tot een gevraagde inlichting volledig en juist te geven. Structurele maatregelen kunnen alleen worden opgelegd als er niet een even effectieve maatregel ter correctie van gedragingen bestaat of als een dergelijke even effectieve maatregel voor de betrokken onderneming belastender zou zijn dan de structurele maatregel. Zoals reeds eerder aangegeven zal in het vervolg met name worden ingegaan op de privaatrechtelijke handhavingsinstrumenten ten aanzien van overtreding van het kartelverbod. 2.4 Privaatrechtelijke sancties op overtreding van art. 101 VWEU Het Europees mededingingsrecht voorziet, één uitzondering daargelaten, zelf niet, in privaatrechtelijke sancties die kunnen worden ingeroepen naar aanleiding van overtreding van het mededingingsrecht. Bij de privaatrechtelijke handhaving van het Europees en Nederlands mededingingsrecht moet in de regel gebruik worden gemaakt van het instrumentarium dat het nationale burgerlijk recht en het burgerlijk procesrecht bieden. 18 De nietigheid van art. 101 lid 2 VWEU, die in paragraaf aan de orde komt, is de enige privaatrechtelijke sanctie die wel in het VWEU is opgenomen. 18 E.-J. Zippro, Privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht, in: R.P.J.L. Tjittes (red.), Recht en Praktijk, Deventer: Kluwer 2009, p

14 In paragraaf is gebleken dat art. 101 VWEU directe horizontale werking heeft, waardoor particulieren zich jegens andere burgers voor hun nationale rechter op dit artikel kunnen beroepen en zo aanspraak kunnen maken op nakoming van dit artikel. Hierdoor is voor particulieren de mogelijkheid ontstaan om de nietigheid van de betreffende bepaling of overeenkomst in te roepen Nietigheid Zoals hierboven al bleek, heeft het VWEU een eigen nietigheidssanctie, opgenomen in art. 101 lid 2 VWEU. Op grond van dit lid zijn alle overeenkomsten of besluiten, genomen krachtens lid 1 van dat artikel, die niet onder de uitzondering van lid 3 vallen, van rechtswege nietig. Het in het Nederlandse BW opgenomen art. 3:40 lid 2, dat strijd met dwingende wetsbepaling onder omstandigheden slechts tot vernietigbaarheid leidt, is hier niet van toepassing, omdat de nietigheid berust op het verdrag zelf en niet op art. 3:40 BW. Inmiddels heeft de rechtspraak van het HvJ ons geleerd, dat art. 101 VWEU aldus moet worden uitgelegd dat eenieder de nietigheid kan inroepen van een door dit artikel verboden mededingingsregeling of onderling afgestemde feitelijke gedraging. 19 Het HvJ heeft geoordeeld dat de nietigheid een absoluut karakter heeft, zoals onder andere blijkt uit de uitspraken Courage/Crehan en Manfredi. Door deze absolute nietigheid heeft een overeenkomst, die nietig is krachtens art. 101 lid 2 VWEU, geen gevolgen in de betrekkingen tussen de overeenkomst sluitende partijen en kan zij niet aan derden worden tegengeworpen. Het is aan de nationale rechter om de nietigheid vast te stellen. De nietigheid van rechtshandelingen is een civielrechtelijke figuur, ook al berust deze op het VWEU en is zij verbonden aan een in beginsel bestuursrechtelijk voorschrift, als art. 101 VWEU. 20 Art. 101 VWEU is enerzijds een bestuursrechtelijk voorschrift, doordat de Europese Commissie en de NMa bestuursrechtelijke handhaving toepassen. Zoals eerder aan bod is gekomen kan de Europese Commissie bevelen om de schending van het kartelverbod te doen stoppen, zij kan geldboetes opleggen, een last onder dwangsom opleggen en door middel van een last onder dwangsom dwingen om een gevraagde inlichting volledig en juist te geven. De NMa kan de beëindiging van een inbreuk bevelen, voorlopige maatregelen opleggen, toezeggingen 19 HvJ EG 13 juli 2006, zaak C /04 (Manfredi). 20 M.R. Mok, De invloed van het Europees recht op het Nederlandse privaatrecht, Deventer: Kluwer 2007, p

15 aanvaarden, geldboetes, dwangsommen of overeenkomstig hun nationaal recht andere sancties opleggen. Anderzijds is art. 101 VWEU een privaatrechtelijk voorschrift. Het nationale recht beheerst de gevolgen van de nietigheid voor de andere onderdelen (indien deze kunnen worden losgekoppeld van het nietige deel) uit de overeenkomst. Het constateren van de nietigheid van rechtshandelingen is civielrechtelijk en dus, in geval van een geschil daarover, de taak van de burgerlijke rechter. De vraag in hoeverre het nationale recht op de rechtsgevolgen van de nietigheid van de door de Europese verbodsbepalingen getroffen overeenkomst van toepassing is, wordt bepaald door het Europese recht en dus uiteindelijk door het HvJ. De Commissie en/of de nationale autoriteiten (in Nederland de NMa), die art. 101 VWEU toepassen, kunnen een overeenkomst of besluit wel onverenigbaar met art. 101 VWEU verklaren, maar niet nietig. 21 Tevens heeft het Hof beslist dat de nationale rechter de nietigheid ambtshalve moet vaststellen Partiële nietigheid Omtrent de nietigheid heeft het HvJ voorts beslist dat zij slechts de bepalingen van de overeenkomst treft die met het kartelverbod van art. 101 lid 1 VWEU onverenigbaar zijn. 22 Indien deze nietige bepalingen niet van de overeenkomst kunnen worden losgekoppeld, is de hele overeenkomst nietig. Een voorbeeld van partiële nietigheid kwam orde in de, hierna te behandelen Courage/Crehan zaak. In deze zaak was niet de gehele huurovereenkomst tussen Crehan en IEL nietig, maar alleen het beding met betrekking tot de afnameverplichting van bier ten behoeve van Courage. Wanneer een deel van de overeenkomst nietig is, dan is het gevolg voor andere delen van de overeenkomst dat zij niet worden getroffen door het Gemeenschapsrecht. De nationale rechter moet dan bepalen of het overige deel van de overeenkomst in stand kan blijven. Dit moet hij wel doen binnen de grenzen die zijn gesteld door het HvJ. In het Nederlandse recht bepaalt de rechter dit met toepassing van art. 3:41 BW, bepalende dat het restant van de overeenkomst in stand blijft voor zover dit, gelet op de inhoud en strekking van de overeenkomst, niet in 21 M.R. Mok, De invloed van het Europees recht op het Nederlandse privaatrecht, Deventer: Kluwer 2007, p HvJ 30 juni 1966, zaak C-56/65 (Société Technique Miniére) 15

16 onverbrekelijk verband met het nietige deel staat, aldus A.S. Hartkamp in zijn handleiding. 23 In de casus van Courage/Crehan zou art. 3:41 BW mijns inziens van toepassing zijn en zou de nationale rechter moeten oordelen dat de het restant van de huurovereenkomst met IEL in stand dient te blijven. De huurovereenkomst staat mijns inziens niet in onverbrekelijk verband met het bierbeding en kan ook zonder dit beding blijven bestaan en functioneren Conversie van nietigheid Indien Nederlands recht van toepassing is, kan de rechter op grond van art. 3:42 BW, indien dit niet onredelijk is jegens derden belanghebbenden, een nietige rechtshandeling geheel of gedeeltelijk converteren in een geoorloofde rechtshandeling. Het HvJ heeft zich nog niet uitgelaten over de vraag of conversie in overeenstemming is met de in art. 101 lid 2 VWEU neergelegde Europeesrechtelijke nietigheidssanctie. Samen met M.R. Mok en E.-J. Zippro ben ik van mening dat voor conversie geen plaats is. 24 Mok concludeert dat de contractsbepalingen die onverenigbaar zijn met art. 101 lid 1 VWEU niet door het nationale recht worden beheerst, zodat ook de conversiebepalingen van het nationale recht niet van toepassing zijn. 25 Ook A.S. Hartkamp deelt deze mening en schrijft in zijn handleiding: gelet op de strekking van de Europese verbodsbepalingen is het waarschijnlijk dat het Hof het element van preventie zo belangrijk acht dat relativeringen van de nietigheid niet snel toelaatbaar zullen worden geacht. In overeenstemming hiermee heeft HR 18 december 2009, NJ 2010, 140 (Prisma/Slager) geoordeeld dat toepassing van art. 3:42 BW onverenigbaar is met de op uitbanning van ongeoorloofde concurrentiebeperkende overeenkomsten gerichte, in art. 6 lid 2 Mw neergelegde absolute nietigheid. Voor art. 101 VWEU zal hetzelfde moeten worden aangenomen. 26 Wanneer de mogelijkheid tot conversie wordt toegelaten, zullen partijen de grenzen gaan opzoeken van wat mededingingsrechtelijk toelaatbaar is. Dit zou de afschrikkende werking van de nietigheidssanctie teniet doen A.S. Hartkamp, Vermogensrecht algemeen. Europees recht en Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2011, p E.-J. Zippro, Conversie onverenigbaar met de absolute nietigheid van ongeoorloofde kartelafspraken, MvV , p E.-J. Zippro, Conversie onverenigbaar met de absolute nietigheid van ongeoorloofde kartelafspraken, MvV , p A.S. Hartkamp, Vermogensrecht algemeen. Europees recht en Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2011, p E.-J. Zippro, Conversie onverenigbaar met de absolute nietigheid van ongeoorloofde kartelafspraken, MvV , p

17 2.4.2 Rechterlijk verbod als sanctie Om de gevolgen van de kartelovereenkomst te doen eindigen of te doen voorkomen bestaat er, naast de nietigheidsanctie uit het Europees recht, tevens een sanctie naar nationaal recht, het rechterlijk verbod. De benadeelde van een schending van een kartelverbod kan een rechterlijk verbod vorderen om een bepaalde onrechtmatige handeling te verrichten. Tevens kan een rechterlijk bevel (gebod) worden gevorderd om een bepaalde handeling te verrichten waarvan het nalaten onrechtmatig zou zijn (art. 3:296 BW). 28 Met het verbod kan worden bereikt dat een verbod wordt opgelegd om nog langer het mededingingsrecht te schenden. Met een gebod kan worden bereikt dat een bevel wordt opgelegd om een handeling te verrichten waarvan het nalaten in strijd zou zijn met het mededingingsrecht. Ook M.R. Mok is van mening dat het geven van een verbod bij het kartelverbod zinvol kan zijn, met name om kracht bij te zetten aan de nietigheidssanctie. 29 Nietigheid van een overeenkomst of besluit sluit immers niet uit dat men zich vrijwillig aan de inhoud daarvan blijft houden. 30 Onderdanen van Nederland kunnen zich tot de voorzieningenrechter wenden in kort geding om een rechterlijk verbod of gebod te vragen. Vereist is een reële dreiging van een onrechtmatige daad. Dreiging van schade behoeft niet te worden bewezen (art. 3:296 BW) en uiteraard dient de eiser wel voldoende belang bij zijn vordering te hebben (art. 3:303 BW). 31 Het indienen van een vordering tot verkrijging van een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter is voor de eiser veelal nuttiger dan het indienen van een aanvraag tot het opleggen van een (voorlopige) last onder dwangsom bij een mededingingsautoriteit. 32 Het kan namelijk lang duren voordat de NMa een beslissing neemt teneinde een bestuursrechtelijke sanctie op te leggen. 28 E.-J. Zippro, Privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht, in: R.P.J.L. Tjittes (red.), Recht en Praktijk, Deventer: Kluwer 2009, p M.R. Mok, De invloed van het Europees recht op het Nederlandse privaatrecht, Deventer: Kluwer 2007, p M.R. Mok, De invloed van het Europees recht op het Nederlandse privaatrecht, Deventer: Kluwer 2007, p E.-J. Zippro, Privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht, in: R.P.J.L. Tjittes (red.), Recht en Praktijk, Deventer: Kluwer 2009, p E.-J. Zippro, Privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht, in: R.P.J.L. Tjittes (red.), Recht en Praktijk, Deventer: Kluwer 2009, p

18 2.5 Vergelijking van art. 101 en 102 VWEU Het VWEU bevat, naast art. 101 VWEU, nog een mededingingsrechtelijke bepaling: art. 102 VWEU. In art. 102 VWEU is een verbod opgenomen met betrekking tot het misbruik maken van een economische machtspositie Gevallen van art. 102 VWEU Op grond van art. 102 VWEU is het onverenigbaar met de interne markt en dus verboden, dat een of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de interne markt of op een wezenlijk deel daarvan. Voor toepassing van dit artikel is wel vereist dat (net als in art. 101 VWEU) de handel tussen lidstaten door het misbruik ongunstig beïnvloed kan worden. Art. 102 VWEU noemt vier voorbeelden waarin het misbruik kan bestaan: a) het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden; b) het beperken van de productie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers; c) het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging; d) het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten. Ook in de Nederlandse Mw is een equivalent van art. 102 VWEU opgenomen, art. 24 Mw. Art. 24 Mw verschilt inhoudelijk niet met art. 102 VWEU. Zij geeft alleen geen voorbeelden, zoals art. 102 VWEU dat wel doet. Evenals bij art. 6 Mw is, voor de toepassing van art. 24 Mw, geen ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de lidstaten onderling nodig, zoals vereist in de artikelen 101 en 102 VWEU. Opmerking verdient overigens dat alleen het hebben van een machtspositie niet verboden is Sanctie op overtreding art. 102 VWEU Publiekrechtelijke sancties Zoals in paragraaf 2.3 al aan de orde is gekomen handhaven de Europese Commissie en alle nationale overheden samen de Europese mededingingsregels (artt.101 tot en met 109 VWEU). Onder deze handhaving valt ook de handhaving van overtreding op art. 102 VWEU. 18

19 De Commissie kan op grond van art. 7 lid 1 Verordening 1/2003, wanneer zij een inbreuk op art. 101 of 102 VWEU vaststelt, bij beschikking de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen gelasten een einde te maken aan de vastgestelde inbreuk. Zij kan hen daartoe alle maatregelen ter correctie van gedragingen of structurele maatregelen opleggen die evenredig zijn aan de gepleegde inbreuk en noodzakelijk zijn om aan de inbreuk daadwerkelijk een einde te maken. Voorbeelden van deze maatregelen zijn onder andere: bevelen om de schending van het misbruik van de machtspositie te doen stoppen, geldboetes opleggen, last onder dwangsom opleggen en door middel van een last onder dwangsom dwingen tot een gevraagde inlichting volledig en juist te geven. Net als bij het kartelverbod, heeft de NMa, ook met betrekking tot misbruik van een machtspositie ex art. 24 Mw de taak om vast te stellen of het misbruik onder de beschrijving van dit artikel valt. Zij heeft op grond van de Mw en art. 5 van de Verordening 1/2003 dezelfde bevoegdheden als bij het kartelverbod ex art. 6 Mw. Voorbeelden hiervan zijn: toezicht houden, onderzoek doen en bijstand verlenen aan de Europese Commissie (op grond van het Mw) en de beëindiging van een inbreuk te bevelen, voorlopige maatregelen op te leggen, toezeggingen aanvaarden, geldboetes, dwangsommen of overeenkomstig hun nationaal recht andere sancties opleggen (op grond van de Verordening). Privaatrechtelijke sancties Bij gebreke van regels in het VWEU, meent A.S. Hartkamp, dat verdedigbaar is dat de gevolgen van het misbruik van een machtspositie in beginsel dat wil zeggen behoudens toetsing door het Hof aan het gelijkwaardigheidsbeginsel en het effectiviteitsbeginsel, zie paragraaf door het nationale recht wordt beheerst. 33 Nietigheid Tussen de artikelen 101 en 102 VWEU bestaat een belangrijk verschil. De in art. 101 lid 2 VWEU gegeven nietigheidssanctie ontbreekt in art. 102 VWEU. Toch kan ook misbruik van machtspositie tot nietigheid leiden, echter op grond van nationaal recht. Indien het misbruik bestaat uit het sluiten van een overeenkomst, zal deze in Nederland op grond van art. 3:40 lid 33 A.S. Hartkamp, Vermogensrecht algemeen. Europees recht en Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2011, p

20 1 of 2 BW nietig zijn. 34 Mijns inziens is lid 2 van dit artikel meer van toepassing om de nietigheid in te roepen en daarom zal ik lid 1 hieronder buiten toepassing laten. Naar Nederlands recht kan de nietigheid volgen uit art. 3:40 lid 2 BW. In lid 2 van dat artikel is bepaald dat strijd met een dwingende wetsbepaling tot nietigheid van de rechtshandeling leidt. Misbruik van een machtspositie is verboden op grond van de dwingende wetsbepaling art. 102 VWEU en kan dus tot nietigheid leiden. Daarentegen wil E.-J. Zippro de nietigheid van een rechtshandeling, in strijd met het verbod om misbruik te maken van een machtspositie, naar analogie van art. 101 lid 2 VWEU rechtstreeks op het Verdrag baseren. 35 Indien misbruik van een machtspositie, op grond van art. 3:40 BW, tot nietigheid leidt, zijn ook de begeleidende bepalingen van het nationale recht van toepassing. Een voorbeeld daarvan is de, in paragraaf besproken, conversie van nietigheid. Indien Nederlands recht van toepassing is, kan de rechter op grond van art. 3:42 BW, indien dit niet onredelijk is jegens derden belanghebbenden, een nietige rechtshandeling geheel of gedeeltelijk converteren in een geoorloofde rechtshandeling. Andere privaatrechtelijke handhaving Voor aansprakelijkheid wegens schending van het mededingingsrecht bestaan in het Nederlands burgerlijk en burgerlijk procesrecht geen specifieke regels, uitgezonderd de in het kader van Verordening 1/2003 opgenomen bepalingen (art. 44a, 67 en 68) in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Met behulp van instrumenten uit het privaatrecht kunnen klagers een civiele procedure entameren om bepaald gedrag van de wederpartij te verbieden of af te dwingen. 36 Voorbeelden van handhavingsinstrumenten (die ik hier niet verder zal uitwerken) zijn: een rechterlijk verbod of gebod (art. 3:296 BW), het vorderen van schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad (6:162 BW) en het vorderen van schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW). Daarbij is wel van belang dat het nationale recht de toetsing van het gelijkwaardigheidsbeginsel en het effectiviteitsbeginsel doorstaat. 34 A.S. Hartkamp, Vermogensrecht algemeen. Europees recht en Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2011, p E.-J. Zippro, Privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht, in: R.P.J.L. Tjittes (red.), Recht en Praktijk, Deventer: Kluwer 2009, p E.-J. Zippro, Privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht, in: R.P.J.L. Tjittes (red.), Recht en Praktijk, Deventer: Kluwer 2009, p

21 Hierna zal alleen nog worden ingegaan op sancties naar aanleiding van overtreding van het kartelverbod uit art. 101 VWEU en zal art. 102 VWEU buiten beschouwing worden gelaten. 3. Kartelverbod naar Nederlands recht 3.1 Doelstellingen mededingingsrecht De Europese Unie en Nederland hebben eigen doelstellingen die zij proberen te verwezenlijken met hun mededingingsrecht. In paragraaf zijn de twee doelstellingen van de Europese mededingingsregels al aan bod gekomen: de creatie en instandhouding van een hogere welvaart en het bevorderen van de Europese marktintegratie. Voor Nederland geldt dat de Mededingingswet (hierna: Mw) moet bijdragen aan een goed functionerend marktmechanisme in de Europese context van de Nederlandse economie. Ook de handhaving van het nationale mededingingsrecht kent drie doelstellingen. De eerste doelstelling is rechtshandhaving in de vorm van beëindiging van een schending van het mededingingsrecht door bijvoorbeeld het opleggen van een rechterlijk verbod of gebod of een last onder dwangsom (speciale of concrete preventie). De tweede doelstelling is rechtshandhaving in de vorm van herstel en compensatie van resterend nadeel door bijvoorbeeld de verkrijging van een schadevergoeding. De derde doelstelling is rechtshandhaving in de vorm van (generale) preventie, afschrikking en straf door bijvoorbeeld de oplegging van een bestuursrechtelijke boete Mededingingswet Ondanks de Europese regelgeving heeft Nederland ook eigen regelgeving op het gebied van mededinging, de eerder genoemde Mw. Deze nationale wet is op het Europees mededingingsrecht gebaseerd. Het uitgangspunt van de Nederlandse wetgever was dan ook dat het nationale recht niet strenger en niet soepeler mocht zijn dan het Europese. 38 Het Nederlandse kartelverbod is opgenomen in art. 6 Mw, luidende: 1.Verboden zijn overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling 37 E.-J. Zippro, Privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht, in: R.P.J.L. Tjittes (red.), Recht en Praktijk, Deventer: Kluwer 2009, p Kamerstukken II, 1995/96, , nr. 3, p

22 afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst. 2. De krachtens het eerste lid verboden overeenkomsten en besluiten zijn van rechtswege nietig. 3. Het eerste lid geldt niet voor overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die bijdragen tot verbetering van de productie of van de distributie of tot bevordering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen a. beperkingen op te leggen die voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn, of b. de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken goederen en diensten de mededinging uit te schakelen. 4. Een onderneming of ondernemersvereniging die zich op het derde lid beroept, bewijst dat aan dat lid is voldaan. Art. 6 Mw vertoont veel overeenkomsten met art. 101 VWEU. Volgens art. 1 onder e Mw is een overeenkomst (in de zin van de Mw) een overeenkomst in de zin van art. 101 VWEU. Er is echter wel een aantal afwijkingen. Het belangrijkste verschil tussen art. 6 Mw en art. 101 VWEU, is, dat in art. 6 Mw de eis ontbreekt dat er sprake dient te zijn van een ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de lidstaten onderling. Dit is in art. 6 Mw geen vereiste, omdat dit artikel alleen het Nederlandse mededingingsrecht beschermt. Wanneer partijen het eens zijn dat de mededingingsbeperkende onderling afgestemde feitelijke gedragingen de handel tussen de lidstaten niet ongunstig kunnen beïnvloeden, dan is niet artikel 101 VWEU maar artikel 6 lid 1 Mw van toepassing. 39 Een tweede afwijking is te vinden in art. 7 Mw, dat een speciale bagatelregeling geeft. In lid 1 van art. 7 Mw is neergelegd dat de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen buiten art. 6 Mw vallen, indien bij de desbetreffende overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging niet meer dan acht ondernemingen betrokken zijn, dan wel bij de desbetreffende ondernemersvereniging niet meer dan acht ondernemingen betrokken zijn, en de gezamenlijke omzet in het voorafgaande kalenderjaar van de bij de desbetreffende overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging betrokken ondernemingen dan wel de gezamenlijke omzet van de bij de desbetreffende ondernemersvereniging betrokken ondernemingen, niet hoger is dan het in dat artikel genoemde bedrag. Ook art. 101 VWEU geeft in lid 3 voorwaarden (zoals behandeld in 39 Hof Arnhem, 18 december 2007, LJN: BC

23 paragraaf 2.2.2), waardoor de bepalingen van art. 101 lid 1 VWEU buiten toepassing kunnen worden verklaard. Dit zijn echter andere voorwaarden, dan in genoemd in art. 7 Mw. Een derde afwijking is dat art. 11 Mw een speciale uitzondering geeft voor publieke ondernemingen. Een vierde en een vijfde afwijking zijn de artikelen 12 en 13 Mw, die ik hier buiten beschouwing laat. De Nederlandse Mededingingsautoriteit De Mw wordt uitgevoerd door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa). Zij is immers belast met de publiekrechtelijke handhaving van het Nederlands mededingingsrecht. Met betrekking tot het kartelverbod ex art. 6 Mw heeft de NMa tot taak vast te stellen of de mededingingsafspraken onder de beschrijving van de artikelen uit de Mw vallen of eventueel onder de uitzonderingen vallen. Daarnaast heeft zij op grond van de Mw nog andere bevoegdheden. Zij kan het kartelverbod ex art. 6 Mw van toepassing verklaren. Zij kan toezicht houden, onderzoek doen en bijstand verlenen aan de Europese Commissie. Naast andere overige taken kan zij, tot slot, met betrekking tot overtredingen van het kartelverbod ex art. 6 Mw, een bestuurlijke boete opleggen, een bindende aanwijzing geven of een last onder dwangsom opleggen. 4. Sancties op overeenkomsten die op verboden kartelovereenkomsten voortbouwen Voorafgaand dient te worden opgemerkt dat (zoals besproken in paragraaf 2.4) bij de privaatrechtelijke handhaving van het Europees en Nederlands mededingingsrecht gebruik moet worden gemaakt van het instrumentarium dat het nationale burgerlijk recht en het burgerlijk procesrecht bieden Sancties op overeenkomsten die op verboden kartelovereenkomsten voortbouwen tussen een partij bij het kartel en een derde Een veel voorkomende situatie is dat onderdanen van lidstaten schade lijden doordat zij een overeenkomst sluiten met een partij van een overeenkomst die de mededinging beperkt, 40 E.-J. Zippro, Privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht, in: R.P.J.L. Tjittes (red.), Recht en Praktijk, Deventer: Kluwer 2009, p

24 terwijl zij zelf geen partij zijn bij deze overeenkomst. Een voorbeeld van een schade lijdende derde was Manfredi in het arrest van het HvJ inzake Manfredi. 41 De casus was als volgt. Het ging hierbij om de verzekerde Manfredi, die meende dat hij een hogere premie betaalde dan andere verzekeringsnemers in andere lidstaten. Hij had een overeenkomst gesloten met de verzekeringsmaatschappij voor de verplichte WAmotorrijtuigenverzekering. De nationale mededingingsautoriteit had vastgesteld dat de betrokken verzekeringsmaatschappijen een ongeoorloofde overeenkomst hadden gesloten over de uitwisseling van informatie. Door deze informatie uitwisseling konden ondernemingen de genoemde verzekering op elkaar af te stemmen. En door deze onderlinge afspraken zijn de premies voor de deze WA-verzekeringen buitensporig en in toenemende mate (circa 20% hoger) gestegen. De verzekeringnemer sluit in het onderhavige geval dus een overeenkomst met de verzekeraar, die eerder een kartelovereenkomst heeft gesloten, die op grond van art. 101 lid 2 VWEU nietig is. Er kan in deze situatie worden gesproken van een overeenkomst die voortbouwt op de eerder gesloten nietige kartelovereenkomst. Van belang is dan echter, of er sprake is van een voortbouwende overeenkomst in de zin van art. 6:229 BW. In het Nederlandse Burgerlijk Wetboek is in art. 6:229 bepaald dat een overeenkomst die de strekking heeft voort te bouwen op een reeds tussen partijen bestaande rechtsverhouding, vernietigbaar is, indien deze rechtsverhouding ontbreekt, tenzij dit in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening behoort te blijven van degene die zich op dit ontbreken beroept Vernietigingsgrond ten behoeve van een derde Voortbouwende overeenkomst Naar Nederlands recht dient de vraag of de overeenkomst, gesloten tussen de derde en de partij van de kartelovereenkomst (bijv. Manfredi en de verzekeraar), nietig of vernietigbaar is, te worden beantwoord aan de hand van art. 6:229 BW. Wanneer er sprake is van een overeenkomst die de strekking heeft voort te bouwen op een reeds tussen partijen bestaande rechtsverhouding, dan is deze voortbouwende overeenkomst in beginsel vernietigbaar ex art. 6:229 BW. 41 HvJ EG 13 juli 2006, zaak C /04 (Manfredi). 24

HET SPEELVELD VAN DE FAIR TRADE AUTHORITY CURAÇAO

HET SPEELVELD VAN DE FAIR TRADE AUTHORITY CURAÇAO HET SPEELVELD VAN DE FAIR TRADE AUTHORITY CURAÇAO BEVORDEREN VAN DE CONCURRENTIE EN TEGENGAAN VAN AFSPRAKEN DIE DEZE BEPERKEN Curaçao, oktober 2016 1. INTRODUCTIE Op 29 maart 2016 zag de Fair Trade Authority

Nadere informatie

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen. BESLUIT Nummer 2600/ 41 Betreft zaak: Ralet vs CZ en VGZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2960/ 24 Betreft zaak: Abegg - CZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het tegen zijn

Nadere informatie

Onrechtmatige contractuele bedingen

Onrechtmatige contractuele bedingen Nieuwe regels in b2b-relaties: verboden bedingen, misbruik van de economische afhankelijkheid van een onderneming en oneerlijke marktpraktijken Op 21 maart 2019 keurde het Parlement een wet goed die in

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau enz. enz. enz. Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in verband met de omzetting van Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november

Nadere informatie

Zaak T-228/97. Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Zaak T-228/97. Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Zaak T-228/97 Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Artikel 86 EG-Verdrag (thans artikel 82 EG) Machtspositie en collectieve machtspositie Misbruik Geldboete" Arrest van het Gerecht

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Het Kartelverbod. De regels uit de Landsverordening inzake concurrentie over het kartelverbod uitgelegd

Het Kartelverbod. De regels uit de Landsverordening inzake concurrentie over het kartelverbod uitgelegd Het Kartelverbod De regels uit de Landsverordening inzake concurrentie over het kartelverbod uitgelegd Waar gaat deze brochure over? In deze brochure kunt u lezen over het kartelverbod dat per 1 september

Nadere informatie

BESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding

BESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nadere informatie

VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van XXX

VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van XXX EUROPESE COMMISSIE Brussel, XXX [ ](2014) XXX draft VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE van XXX tot wijziging van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 * ARREST VAN 8. 7. 1999 ZAAK C-186/98 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 * In zaak C- 186/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het

Nadere informatie

De Landsverordening inzake Concurrentie. De regels uit de Landsverordening inzake concurrentie uitgelegd

De Landsverordening inzake Concurrentie. De regels uit de Landsverordening inzake concurrentie uitgelegd De Landsverordening inzake Concurrentie De regels uit de Landsverordening inzake concurrentie uitgelegd Waar gaat deze brochure over? In deze brochure kunt u lezen over de Landsverordening inzake concurrentie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 411 Regels omtrent instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 490 Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in verband met de omzetting van Richtlijn

Nadere informatie

Verslag ECER-lezing Horizontale werking van het Europees recht van belang voor burgers én overheid?

Verslag ECER-lezing Horizontale werking van het Europees recht van belang voor burgers én overheid? Verslag ECER-lezing Horizontale werking van het Europees recht van belang voor burgers én overheid? Het Europees recht vindt voornamelijk toepassing in relaties tussen nationale en communautaire overheden

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * ARREST VAN 10. 5. 2001 ZAAK C-144/99 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * In zaak C-144/99, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. van Nuffel als gemachtigde, bijgestaan

Nadere informatie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE EUROPESE COMMISSIE Brussel, XXX [ ](2013) XXX draft MEDEDELING VAN DE COMMISSIE EUROPESE COMMISSIE Ontwerpmededeling van de Commissie inzake overeenkomsten van geringe betekenis die de mededinging niet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 28 Wet van 25 januari 2017, houdende wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in verband

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Misbruik van een economische machtspositie

Misbruik van een economische machtspositie Mededingingswet Misbruik van een economische machtspositie Nederlandse Mededingingsautoriteit Mededingingswet Misbruik van een economische machtspositie De Mededingingswet stelt regels ten aanzien van:

Nadere informatie

BESLUIT. 3. Bij brief van 4 augustus 2003 heeft Sakata voornoemde brief van de NMa beantwoord.

BESLUIT. 3. Bij brief van 4 augustus 2003 heeft Sakata voornoemde brief van de NMa beantwoord. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3576-55 Betreft zaak: Van Klink v. Sakata Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen zijn

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij brief van 17 december 2001 is TDN verzocht informatie te geven naar aanleiding van de klacht.

BESLUIT. 2. Bij brief van 17 december 2001 is TDN verzocht informatie te geven naar aanleiding van de klacht. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 2751/ 27 Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar tegen zijn besluit van 7

Nadere informatie

Dos & don ts in het kader van prijszetting

Dos & don ts in het kader van prijszetting Dos & don ts in het kader van prijszetting Stefaan RAES 10 maart 2016 Brussels London - www.liedekerke.com Stefaan RAES Partner Prijszetting in de relatie tussen concurrenten Brussels London - www.liedekerke.com

Nadere informatie

Mededinging in de zorg. Mr. N. van den Burg 6 oktober 2011

Mededinging in de zorg. Mr. N. van den Burg 6 oktober 2011 Mededinging in de zorg Mr. N. van den Burg 6 oktober 2011 Onderwerpen 1.juridisch kader 2.kartelverbod 3.misbruik van machtspositie / aanmerkelijke marktmacht 4.concentratietoezicht 5.voorbeelden uit de

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Gevoegde zaken C-18 0/98 C-184/98. P. Pavlov e.a. tegen Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten

Gevoegde zaken C-18 0/98 C-184/98. P. Pavlov e.a. tegen Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten Gevoegde zaken C-18 0/98 C-184/98 P. Pavlov e.a. tegen Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten (verzoek van het Kantongerecht te Nijmegen om een prejudiciële beslissing) Verplichte deelneming in

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 335/43

Publicatieblad van de Europese Unie L 335/43 18.12.2010 Publicatieblad van de Europese Unie L 335/43 VERORDENING (EU) Nr. 1218/2010 VAN DE COMMISSIE van 14 december 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende

Nadere informatie

Zaak C-475/99. Firma Ambulanz Glöckner tegen Landkreis Südwestpfalz

Zaak C-475/99. Firma Ambulanz Glöckner tegen Landkreis Südwestpfalz Zaak C-475/99 Firma Ambulanz Glöckner tegen Landkreis Südwestpfalz (verzoek van het Oberverwaltungsgericht Rheinland-Pfalz om een prejudiciële beslissing) Artikelen 85, 86 en 90 EG-Verdrag (thans artikelen

Nadere informatie

MEDEDINGINGSBELEID RECHTSGRONDSLAG DOELSTELLINGEN

MEDEDINGINGSBELEID RECHTSGRONDSLAG DOELSTELLINGEN MEDEDINGINGSBELEID Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bevat in de artikelen 101 tot en met 109 regels voor de mededinging op de interne markt. Deze bepalen dat concurrentiebeperkende

Nadere informatie

2. Onderhandelen met behulp van een zorgmakelaar in de praktijk

2. Onderhandelen met behulp van een zorgmakelaar in de praktijk Wijziging van paragraaf 3.4.2. van de Richtsnoeren voor de zorgsector met betrekking tot het onderhandelen van de zorgaanbieder met behulp van een zorgmakelaar 1. Considerans 1. In de op 14 oktober 2002

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3698-22 Betreft zaak: natuurlijke persoon Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

B2B-wet : Misbruik van economische afhankelijkheid. Lunch-Forum Mededinging 26/04/2019

B2B-wet : Misbruik van economische afhankelijkheid. Lunch-Forum Mededinging 26/04/2019 B2B-wet : Misbruik van economische afhankelijkheid Julie Léonard Adviseur Dienst voor de Mededinging AD Economische reglementering Lunch-Forum Mededinging 26/04/2019 Context Oorspronkelijke vaststelling

Nadere informatie

Zaak T-65/98. Van den Bergh Foods Ltd tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Zaak T-65/98. Van den Bergh Foods Ltd tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Zaak T-65/98 Van den Bergh Foods Ltd tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Beroep tot nietigverklaring Mededinging Artikelen 85 en 86 EG-Verdrag (thans artikelen 81 EG en 82 EG) Impulsijs Terbeschikkingstelling

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Vertaling C-478/17-1 Zaak C-478/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 augustus 2017 Verwijzende rechter: Tribunalul Cluj (Roemenië) Datum

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

2. Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht

2. Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in verband met de omzetting van Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 276 Wijziging van de Mededingingswet en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordening 1/2003 Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie

Date de réception : 18/10/2011

Date de réception : 18/10/2011 Date de réception : 18/10/2011 Resumé C-463/11-1 Zaak C-463/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Schriftelijk overleg over het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de Mededingingswet ter versterking van de positie van leveranciers uit het mkb

Schriftelijk overleg over het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de Mededingingswet ter versterking van de positie van leveranciers uit het mkb > Retouradres Postbus 20101 2500 EC Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Directoraat-generaal voor Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 30 2594 AV Den

Nadere informatie

Handhaving van EG-recht in situaties van onrechtmatige staatssteun

Handhaving van EG-recht in situaties van onrechtmatige staatssteun P.C. Adriaanse Handhaving van EG-recht in situaties van onrechtmatige staatssteun KLUWER Deventer - 2006 Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave Lijst van gebruikte afkortingen V VII XV Hoofdstuk 1 Inleiding

Nadere informatie

Aan de brochure kunnen geen rechten worden ontleend.

Aan de brochure kunnen geen rechten worden ontleend. De Mededingingswet stelt regels ten aanzien van: concurrentiebeperkende afspraken; misbruik van een economische machtspositie; concentraties van ondernemingen. Deze brochure bevat een toelichting op het

Nadere informatie

Ontwerp. VERORDENING (EU) nr. /.. VAN DE COMMISSIE

Ontwerp. VERORDENING (EU) nr. /.. VAN DE COMMISSIE NL NL NL EUROPESE COMMISSIE Brussel, xxx C(20..) yyy definitief Ontwerp VERORDENING (EU) nr. /.. VAN DE COMMISSIE van [ ] betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de

Nadere informatie

Jaap van Slooten. Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? 9 juni 2017

Jaap van Slooten. Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? 9 juni 2017 Jaap van Slooten Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? 9 juni 2017 Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? Inleiding Arbeidsrechtelijke bescherming Algemeen vermogensrechtelijke bescherming

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3758-32 Betreft zaak: Tariefstructuur Arbodiensten Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijkheidsverklaring

Nadere informatie

Hof van Justitie zaait verwarring in expedia over merkbaarheidsvereiste bij doelbeperkingen

Hof van Justitie zaait verwarring in expedia over merkbaarheidsvereiste bij doelbeperkingen Hof van Justitie zaait verwarring in Expedia over merkbaarheidsvereiste bij doelbeperkingen Mr. B.J.H. BraEkEn En Mr. S. TuinEnga Het Hof van Justitie heeft naar aanleiding van een prejudiciële vraag van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018 Datum van inontvangstneming : 13/11/2018 Vertaling C-629/18-1 Zaak C-629/18 Prejudiciële verwijzing Datum van ontvangst: 8 oktober 2018 Verwijzende rechter: Sofiyski gradski sad (Bulgarije) Datum van de

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nummer 6486/62 Betreft zaak: Easyjet v. N.V. Luchthaven Schiphol 1. Inleiding 1. Op

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 32031 22 juni 2016 Advies Raad van State inzake het voorstel Implementatiewet richtlijn privaatrechtelijke handhaving

Nadere informatie

Zaak T-29/92. Vereniging van Samenwerkende Prijsregelende Organisaties in de Bouwnijverheid e. a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Zaak T-29/92. Vereniging van Samenwerkende Prijsregelende Organisaties in de Bouwnijverheid e. a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Zaak T-29/92 Vereniging van Samenwerkende Prijsregelende Organisaties in de Bouwnijverheid e. a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Mededinging Non-existentie Besluiten van ondernemersverenigingen

Nadere informatie

Gelet op artikel 21, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en artikel 5d van de Mededingingswet;

Gelet op artikel 21, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en artikel 5d van de Mededingingswet; CONCEPT 26 juni 2013 Besluit van de Minister van Economische Zaken van (datum), (nr.), houdende beleidsregel inzake de toepassing door de Autoriteit Consument en Markt van artikel 6, derde lid, van de

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2893/43 Betreft zaak: Bureau Bestuursjuridische Advisering B.V. vs. Centraal Beheer Achmea en Houthoff Buruma Advocaten Besluit van de directeur-generaal

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974.

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. B. N. O. WALRAVE, L. J. N. KOCH TEGEN ASSOCIATION UNION CYCLISTE INTERNATIONALE, KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE WIELREN UNIE EN FEDERATION ESPANOLA CICLISMO. (VERZOEK

Nadere informatie

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd Mandaat en delegatie mr. M.C. de Voogd Artikel 1:1 Awb 1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan: a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of b. een ander persoon of college,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 354 Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon

Nadere informatie

ACIS-Symposium Actualiteiten Verzekeringsrecht 15 maart Mr. S.W.A. Kelterman Het proportionaliteitsbeginsel in het verzekeringsrecht

ACIS-Symposium Actualiteiten Verzekeringsrecht 15 maart Mr. S.W.A. Kelterman Het proportionaliteitsbeginsel in het verzekeringsrecht ACIS-Symposium Actualiteiten Verzekeringsrecht 15 maart 2019 Mr. S.W.A. Kelterman Het proportionaliteitsbeginsel in het verzekeringsrecht 1 Inhoud (1): 1. Begrippen. Wat is te verstaan onder: - proportionaliteit

Nadere informatie

Mededingingsrecht. Beginselen van Europees en Nederlands Mededingingsrecht mr. J.F. Appeldoorn, mr. H.H.B. Vedder

Mededingingsrecht. Beginselen van Europees en Nederlands Mededingingsrecht mr. J.F. Appeldoorn, mr. H.H.B. Vedder Mededingingsrecht Beginselen van Europees en Nederlands Mededingingsrecht mr. J.F. Appeldoorn, mr. H.H.B. Vedder INHOUDSOPGAVE Voorwoord Concordantietabel Inhoudsopgave v vi vii 1 Beginselen 1.1 De economie

Nadere informatie

GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE WERKING VAN HET NETWERK VAN MEDEDINGINGSAUTORITEITEN

GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE WERKING VAN HET NETWERK VAN MEDEDINGINGSAUTORITEITEN GEZAMEIJKE VERKLARING VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE WERKING VAN HET NETWERK VAN MEDEDINGINGSAUTORITEITEN "1. De vandaag vastgestelde verordening betreffende de uitvoering van de mededingingsregels

Nadere informatie

VERDELING VAN SCHAARSE 'PRIVATE' RECHTEN PAUL HEIJNSBROEK NVVA 15 JUNI 2017

VERDELING VAN SCHAARSE 'PRIVATE' RECHTEN PAUL HEIJNSBROEK NVVA 15 JUNI 2017 VERDELING VAN SCHAARSE 'PRIVATE' RECHTEN PAUL HEIJNSBROEK NVVA 15 JUNI 2017 JURIDISCH KADER VWEU Unierechtelijke beginselen / jurisprudentie: non-discriminatie, gelijkheid en transparantie Aanbestedingsrichtlijnen

Nadere informatie

MEDEDINGINGSRECHT VOOR OVERHEDEN. 22 Maart 2007 Prof. dr. Bart Hessel b.hessel@law.uu.nl

MEDEDINGINGSRECHT VOOR OVERHEDEN. 22 Maart 2007 Prof. dr. Bart Hessel b.hessel@law.uu.nl MEDEDINGINGSRECHT VOOR OVERHEDEN 22 Maart 2007 Prof. dr. Bart Hessel b.hessel@law.uu.nl EG-MEDEDINGINGSRECHT Europees mededingingsrecht voor ondernemingen: betreft het verbieden van mededingingsbeperkend

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

Nadere informatie

Werking van de EEG richtlijn produktenaansprakelijkheid

Werking van de EEG richtlijn produktenaansprakelijkheid Werking van de EEG richtlijn produktenaansprakelijkheid H. G. Schermers* Artikel 12 van het EEG-Verdrag bepaalt dat "de lid-staten zich er van onthouden" onderling nieuwe in- en uitvoerrechten in te voeren.

Nadere informatie

Adviescommissie voor. Vreemdelingenzaken. 1. Inhoud van het voorstel. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Adviescommissie voor. Vreemdelingenzaken. 1. Inhoud van het voorstel. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. bezoekadres Postadres 2500 EA Den Haag aan Postbus 20018 De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het associatierecht EEG-Turkije ACVZ/ADV/20 16/010 datum 7juni 2016 06-4684 0910 Mr. D.J.

Nadere informatie

COMPLIANCE REGELING MEDEDINGING CENTRAAL BUREAU VOOR DE RIJN- EN BINNENVAART (CBRB) Vasteland 12 e 3011 BL Rotterdam

COMPLIANCE REGELING MEDEDINGING CENTRAAL BUREAU VOOR DE RIJN- EN BINNENVAART (CBRB) Vasteland 12 e 3011 BL Rotterdam COMPLIANCE REGELING MEDEDINGING CENTRAAL BUREAU VOOR DE RIJN- EN BINNENVAART (CBRB) Vasteland 12 e 3011 BL Rotterdam 2 COMPLIANCE REGELING MEDEDINGING CBRB 1 Doel en werkingssfeer Deze Compliance Regeling

Nadere informatie

BESLUIT. Zaaknummer 146: Gemeente Dinxperlo versus IBM Nederland B.V.

BESLUIT. Zaaknummer 146: Gemeente Dinxperlo versus IBM Nederland B.V. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nadere informatie

MEEST GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN

MEEST GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN Meest geraadpleegde documenten MEEST GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN Verdragsbepalingen 1. Verdrag betreffende werking van de Europese Unie (VWEU) Misbruik van machtspositie... 2 Staatssteun... 537 Diensten van

Nadere informatie

Zaaknummer 1583/Van den Berg vs gemeente Apeldoorn

Zaaknummer 1583/Van den Berg vs gemeente Apeldoorn BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag om toepassing van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1583/Van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 354 Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2844-23 Betreft zaak: Huub Kemper Makelaardij/Esto Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring

Nadere informatie

2010-Crash course mededingingsrecht

2010-Crash course mededingingsrecht 2010-Crash course mededingingsrecht Toegelaten horizontale overeenkomsten Larcier-Contrast Zaventem 17 juni 2010 Prof.dr. A.M. Van den Bossche Het juridisch kader Artikel 101 WEU Verordeningen Raad Verordeningen

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN Europees Parlement 2014-2019 Commissie verzoekschriften 29.6.2016 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0671/2015 door A. J. N. C. (Spaanse nationaliteit), over de tarieven die door Spaanse

Nadere informatie

BESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend.

BESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend. Nederlandse mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2855-26 Betreft zaak: Politheek Explorer Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 19.12.2007 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1374/2002, ingediend door Petros Tselepidis, (Griekse nationaliteit), namens de "Vereniging

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. wijziging van de Mededingingswet in verband met wijziging van de bepalingen over markt en overheid en wijzigingen in het concentratietoezicht, en wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet

Nadere informatie

Zaak T-205/99. Hyper Srl tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Zaak T-205/99. Hyper Srl tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Zaak T-205/99 Hyper Srl tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Douanerechten Invoer van televisietoestellen uit India Ongeldige certificaten van oorsprong Verzoek tot kwijtschelding van invoerrechten

Nadere informatie

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE Het Hof van Justitie van de Europese Unie is een van de zeven instellingen van de EU. Zij omvat twee rechtscolleges: het Hof van Justitie en het Gerecht. Het Hof

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij besluit van 5 februari 2002 is de klacht afgewezen. De essentie van dit besluit wordt hierna onder III weergegeven.

BESLUIT. 2. Bij besluit van 5 februari 2002 is de klacht afgewezen. De essentie van dit besluit wordt hierna onder III weergegeven. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2849-15 Betreft zaak: Allibre/Gemeente Breda Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het

Nadere informatie

Gedane zaken nemen geen keer: de beperkte werking van de nietigheid

Gedane zaken nemen geen keer: de beperkte werking van de nietigheid A r t i k e l e n Gedane zaken nemen geen keer: de beperkte werking van de nietigheid G.W. van der Klis, S.A.C.M. Lavrijssen* Als partijen of derden door overtreding van de Mededingingswet (Mw) in hun

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 05/09/2016

Datum van inontvangstneming : 05/09/2016 Datum van inontvangstneming : 05/09/2016 Vertaling C-422/16-1 Zaak C-422/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 1 augustus 2016 Verwijzende rechter: Landgericht Trier (Duitsland)

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING. INTERPRETATIENOTA Nr. 2015-01

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING. INTERPRETATIENOTA Nr. 2015-01 EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING Directoraat I. Landbouwwetgeving en procedures I.1. Landbouwwetgeving; vereenvoudiging Datum van verspreiding 8.7.2015 INTERPRETATIENOTA

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 232 Wijziging van de Wet luchtvaart en de Luchtvaartwet ter implementatie van verordening (EG) nr. 2111/2005 inzake de vaststelling van een

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.0156 (004.05) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid Nr. 463 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

Decentralisatie en mededinging Samenwerking

Decentralisatie en mededinging Samenwerking Decentralisatie en mededinging Samenwerking 1 oktober 2015 Agenda Introductie 1. Inleiding 2. Hoofdlijnen samenwerking 3. Hoofdlijnen mededinging 4. Samenwerking en mededinging 5. Cases 6. Slot 2 1. Inleiding

Nadere informatie

Oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten

Oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten Monografieen BW B49a Oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten Mr. D.W.F. Verkade Advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden Kluwer - Deventer - 2009 Inhoud WOORD VOORAF V ENIGE AFKORTINGEN

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2247 / 44 Betreft zaak: Griffioen/ De Boer Unigro Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van

Nadere informatie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit OPENBAAR. 1 Verloop van de procedure

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit OPENBAAR. 1 Verloop van de procedure OPENBAAR Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3309 / 347 Betreft zaak: NIP, LVE, NVVP Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot gegrondverklaring van de

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4445-51 Betreft zaak: 4445/ Aannemingsbedrijf

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK II. HORIZONTALE OVEREENKOMSTEN RELATIES MET CONCURRENTEN JULES STUYCK...47

INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK II. HORIZONTALE OVEREENKOMSTEN RELATIES MET CONCURRENTEN JULES STUYCK...47 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD... v HOOFDSTUK I. MEDEDINGINGSREGELS VOOR ONDERNEMINGEN NAAR EUROPEES EN BELGISCH RECHT. ACHTERGROND EN RECHTSVERGELIJKEND OVERZICHT ANNE-MARIE VAN DEN BOSSCHE... 1 1. Inleiding...

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/04/2016

Datum van inontvangstneming : 22/04/2016 Datum van inontvangstneming : 22/04/2016 Vertaling C-159/16-1 Zaak C-159/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 maart 2016 Verwijzende rechter: Augstākā tiesa (Letland) Datum

Nadere informatie

» Samenvatting. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr.

» Samenvatting. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr. Brandt ) [De man] te [woonplaats], hierna: de man, advocaat: mr. C.A. Lucardie te s-gravenhage.

Nadere informatie

Aanbeveling binnentreding woning i.v.m. nutsvoorzieningen

Aanbeveling binnentreding woning i.v.m. nutsvoorzieningen Aanbeveling binnentreding woning i.v.m. nutsvoorzieningen aan LOVCK&T van Expertgroep Burgerlijk procesrecht datum 29 mei 2019 onderwerp Aanbeveling binnentreding woning i.v.m. nutsvoorzieningen / reële

Nadere informatie

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/4/8 Inzake : Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/4 ------------------------- KANEN tegen GEMEENTE VELDHOVEN Procestaal : Nederlands En cause : Arrêt

Nadere informatie

Uitspraak Rechtbank Arnhem Sector civiel recht. Zaak-/rolnummer: 111855 / KG ZA 04-217 Datum vonnis: 19 mei 2004. Vonnis.

Uitspraak Rechtbank Arnhem Sector civiel recht. Zaak-/rolnummer: 111855 / KG ZA 04-217 Datum vonnis: 19 mei 2004. Vonnis. Uitspraak Rechtbank Arnhem Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 111855 / KG ZA 04-217 Datum vonnis: 19 mei 2004 Vonnis in kort geding in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Nadere informatie