RICHTLIJNEN BIJ HET OPLEIDINGSONDERDEEL MASTERPROEF

Transcriptie

1 HOGER INSTITUUT VOOR WIJSBEGEERTE KARDINAAL MERCIERPLEIN 2 BUS LEUVEN, belgië RICHTLIJNEN BIJ HET OPLEIDINGSONDERDEEL MASTERPROEF Laatst gewijzigd: september 2018 Deze handleiding is ook beschikbaar op de website van het HIW (

2 Inhoud 1. De masterproef in de masteropleiding: algemeen Vereisten en evaluatiecriteria De totstandkoming van de masterproef: praktische tips De rol van de promotor Keuze en afbakening van het onderwerp Verzamelen en structureren van het materiaal Lees- en schrijfwerk Richtlijnen papers aan het HIW Bijkomende informatie en hulp... 9 APPENDIX Profiel goede promotor en masterproefstudent Profiel goede masterproefpromotor Profiel goede masterproefstudent Contactpersoon bij problemen Op vind je een elektronische versie van deze brochure, de lijst met masterproefonderwerpen, de formulieren voor de voortgangsrapportering, het sjabloon voor de titelpagina, de deadlines voor de indiening van de masterproef en de data van de thesisverdedigingen. 1. De masterproef in de masteropleiding: algemeen 1.1. Gewicht en doelstelling Tijdens je master wijsbegeerte schrijf je een masterproef. Dit werkstuk is het belangrijkste onderdeel van jouw opleiding. Het wordt geëvalueerd op 24 van de in totaal 60 studiepunten en bekroont een jaar van intensieve studie, waarin je jouw weg leert te vinden in de wereld van het persoonlijk wetenschappelijk onderzoek. Je werk wordt begeleid door een promotor, maar we verwachten van jou dat je zélf initiatief neemt en toont dat je in staat bent om zelfstandig te werken en te schrijven. Hierop word je bij de eindevaluatie ook beoordeeld Keuze van het onderwerp en promotor Bij het begin van het academiejaar krijg je alle nodige informatie over de doelstellingen en de formele vereisten van de masterproef. Voor de keuze van het onderwerp en de promotor kan je je baseren op een lijst met mogelijke promotoren en filosofisch relevante onderwerpen die jaarlijks wordt geactualiseerd. Het onderwerp van de masterproef kan in de lijn liggen van de eerder gemaakte bachelorscriptie, maar mag daar ook van afwijken. Tijdens een van de eerste weken van het academiejaar wordt een thesisbeurs georganiseerd, waarop je contacten kan leggen met mogelijke promotoren. Het is de bedoeling dat je geïnformeerd en voorbereid naar de thesisbeurs komt, zodat je concrete vragen kunt stellen of tamelijk concrete voorstellen kunt bespreken. Hou er rekening mee dat promotoren slechts een beperkt aantal studenten kunnen begeleiden. Dat neemt niet weg dat er voor elk domein binnen de filosofie voldoende begeleiders zijn (ook proffen en postdocs bij wie je nog geen colleges hebt gevolgd kunnen je masterproef begeleiden). Wanneer je na een eerste contact beslist om toch geen masterproef te starten 2

3 bij een bepaald professor of postdoc, verwachten we dat je die daar zo snel mogelijk van op de hoogte brengt. Het is jouw verantwoordelijkheid om een promotor te zoeken en hem/haar jouw onderwerp voor te leggen. Je promotor zal nagaan of het project welomschreven, uitvoerbaar en voldoende filosofisch relevant is. Verder zal hij/zij je helpen om het thema af te bakenen en te zoeken naar relevante literatuur. Het is de bedoeling dat je op regelmatige tijdstippen bij je promotor langsgaat om hem stukken tekst te laten lezen. Indien nodig zal je promotor jouw onderzoek bijsturen Voortgangsrapportering Op de website van het HIW ( vind je het formulier voortgangsrapport over de masterproef: omschrijving van het project. Je vult hierop de volgende gegevens in: onderwerp (werktitel en bondige omschrijving), naam van de promotor, (voorlopige) inhoudstafel en literatuurlijst, en een realistische werkplanning. Je dient het ontwerprapport in bij je promotor. Uiterlijk twee weken later dien je het door je promotor ondertekende formulier in bij de Dienst Onderwijs en Studenten van het HIW. In de periode tussen deze twee deadlines kan je promotor je vragen om de projectomschrijving nog aan te passen. Voorzie ook een exemplaar van het rapport voor jezelf en voor je promotor. Nadien bespreek je regelmatig de voortgang van je onderzoek met je promotor. In de eerste helft van het tweede semester dien je in elk geval een tweede voortgangsrapport in, waarin je omschrijft wat je al hebt gedaan en welke de volgende stappen zijn in je onderzoek, gekoppeld aan een realistische werkplanning. Je gebruikt hiervoor het formulier voortgangsrapport over de masterproef: tussentijdse rapportering, dat je vindt op de website. Je dient dit rapport in bij je promotor. Uiterlijk twee weken later dien je het door je promotor ondertekende verslag in bij de Dienst Onderwijs en Studenten van het HIW. In de periode tussen beide deadlines kan je promotor je vragen je rapport aan te passen. Voor studenten in een thesisjaar gelden dezelfde deadlines voor het eerste voortgangsrapport. Als je verder werkt over hetzelfde onderwerp bij dezelfde promotor gebruik je het formulier 'Voortgangsrapport over de masterproef: thesisjaar' (downloadbaar op de webpagina). Veranderen van onderwerp en promotor kan enkel mits toelating van de programmadirecteur. Studenten in een thesisjaar die veranderen van onderwerp en promotor gebruiken hetzelfde formulier als de studenten die voor het eerst zijn ingeschreven voor de masterproef. Vooraleer je je masterproef indient laat je ze nog eens nakijken door je promotor. Studenten die hun masterproef indienen in de januarizittijd of de junizittijd doen dit uiterlijk twee weken voor de deadline. Studenten die hun masterproef zullen indienen in de septemberzittijd spreken een timing af met de promotor. Zo heeft de promotor voldoende tijd om jouw tekst een laatste keer te bekijken en kun jij de laatste bemerkingen nog verwerken in jouw tekst Indiening, verdediging en evaluatie Je dient de definitieve versie van je masterproef in ofwel in mei (tweede examenperiode) ofwel in augustus (derde examenperiode). Studenten in een thesisjaar kunnen hun masterproef ook indienen in december (eerste examenperiode). Ten laatste op de vastgestelde inleverdatum - dien je 3 gedrukte exemplaren van je masterproef in bij de Dienst Onderwijs en Studenten; - dien je 3 gedrukte en door jou ondertekende exemplaren van de 'checklist formele criteria' in bi de Dienst Onderwijs en Studenten; 3

4 - laad je in KU Loket een elektronische versie (PDF-formaat) op en voer je daar ook een aantal metadata in; Jouw masterproef wordt geëvalueerd door een jury die is samengesteld uit twee leden en een voorzitter. De vicedecaan onderwijs en de directeur van het internationaal programma duiden in onderling overleg een corrector aan die samen met de promotor de masterproef leest en beoordeelt. Op de laatste vrijdag van de examenperiode wordt er een verdediging georganiseerd waarop de jury feedback geeft op je werkstuk en toetst of je in staat bent om mondeling te rapporteren over je masterproefonderzoek. De verdediging duurt 40 minuten, korte voor- en nabespreking door de jury inbegrepen. Na een kort overleg roept de jury jou binnen. In maximum 5 minuten (timing strikt te respecteren!) presenteer je jouw onderzoek, waarbij je vooral aandacht besteedt aan je onderzoeksvraag, je aanpak en je conclusies. Het is niet de bedoeling dat je technische hulpmiddelen (Powerpoint, transparanten ) gebruikt bij je presentatie. In de loop van het academiejaar krijg je een aantal tips voor de presentatie. Nadat jij je presentatie hebt gegeven, krijg je van de jury enerzijds feedback op je masterproef (sterke en zwakke punten) en anderzijds vragen. De juryleden kunnen je vragen om een bepaalde passage uit je tekst toe te lichten, om je keuzes met betrekking tot geraadpleegde literatuur, methode en opbouw te verantwoorden, of om de positie die je hebt ingenomen te verdedigen. Je promotor opent het gesprek en treedt behalve als jurylid ook op als moderator. Je brengt een exemplaar van je masterproef mee naar de verdediging, eventueel voorzien van aantekeningen, maar je moet je wel realiseren dat je tijdens de verdediging niet de tijd hebt om in de tekst passages op te zoeken en na te lezen, tenzij misschien wanneer expliciet verwezen wordt naar een specifieke passage. Op basis van de tekst en de verdediging geeft elk jurylid een quotering op 20. Het eindresultaat is het gemiddelde van deze quoteringen. De masterproef heeft een gewicht van 24 studiepunten bij de berekening van het percentage voor de masteropleiding. De quotering is in hoofdzaak gebaseerd op je geschreven tekst, die beoordeeld wordt op zowel inhoudelijke als vormelijke criteria (zie 2.2 voor de lijst met evaluatiecriteria). De procescriteria die door jouw promotor worden beoordeeld zijn een corrigerende factor op het oordeel over de tekst (Hoeveel bijsturing door je promotor was er nodig om dit resultaat te bereiken? Op welke vlakken?). De verdediging wordt beoordeeld op een aantal specifieke criteria. Daarnaast kan de verdediging ook als corrigerende factor werken op het oordeel over de tekst. Het gewicht van de verdediging in de eindbeoordeling is beperkt. Wie niet geslaagd is op de masterproef kan niet slagen voor de masteropleiding. Hou er verder rekening mee dat je maar twee keer op rij kunt inschrijven voor de masterproef. Een derde inschrijving wordt geweigerd als je CSE lager is dan 50% en dat is automatisch het geval als je de masterproef na twee inschrijvingskansen nog niet hebt ingediend (weigering voor 1 jaar). 4

5 2. Vereisten en evaluatiecriteria 2.1. Formele vereisten De masterproef telt minimum en maximum woorden, inhoudsopgave, voetnoten, bibliografie en abstract niet inbegrepen. De optimale lengte hangt af van het domein en het onderwerp (een masterproef in het domein van de formele logica zal wellicht korter zijn), maar ligt in de regel rond de woorden. Spreek hierover met je promotor. Op de laatste pagina geef je het totaal aantal woorden aan en plaats je eveneens een abstract van maximaal één bladzijde (= maximaal karakters). Het abstract bevat een samenvatting van je masterproef die toegankelijk is voor niet-specialisten. Ditzelfde abstract voer je ook in in de masterproeftoepassing in KU Loket, op het moment dat je daar de PDF-versie van je masterproef oplaadt. De masterproef bevat een inhoudsopgave, paginanummers en een bibliografie, is geschreven in correct Nederlands en bevat een coherent toegepast systeem van voetnoten en literatuurverwijzingen. Gebruik een courant lettertype, zoals Times New Roman (punt 12), Arial (punt 11) of Calibri (punt 11), en pas interlinie 1,5 toe. De titelpagina wordt opgemaakt volgens het sjabloon dat je kunt downloaden van de website van het HIW ( Een ingebonden, papieren versie (3 exemplaren) van de masterproef wordt ingediend op A4-formaat. De papieren versie mag enkelzijdig of dubbelzijdig gedrukt zijn. Het inbinden is uiteraard de voltooiing van je werk en iets dat je meestal laat doen in een drukkerij of kopiezaak. Hou er rekening mee dat dit werk enkele dagen op zich kan laten wachten en dus ook best op tijd wordt uitbesteed. Let er bij het inbinden van je thesis ook op dat er geen pagina s ontbreken en controleer bij het indienen of alles op zijn plaats zit. De elektronische versie die je oplaadt in KU Loket is in PDF. Masterproeven die niet voldoen aan de formele criteria worden niet aanvaard Evaluatiecriteria De masterproef wordt geëvalueerd op basis van inhoud, vorm, proces en verdediging. De evaluatiecriteria gelden voor jou en je promotor als richtsnoer bij het schrijven en begeleiden van je masterproef. Inhoud De student heeft een welomschreven onderzoeksvraag geformuleerd en situeert de relevantie van de eigen masterproef in een bredere filosofische context. De student heeft een relevante selectie van (primaire en secundaire) literatuur gemaakt. De student heeft de geraadpleegde bronnen grondig geanalyseerd en correct geïnterpreteerd. De student heeft de bestaande inzichten correct verwoord en gesynthetiseerd. De student heeft een grondige kennis van en een diepgaand inzicht in het onderwerp. De student heeft een duidelijk omschreven en verantwoorde onderzoeksmethode gebruikt. 5

6 De student heeft de filosofische vaktaal duidelijk en juist gebruikt. De filosofische argumentatie en de argumentatieve structuur zijn kwaliteitsvol. De student heeft op basis van de probleemstelling, de literatuuranalyse en de eigen argumentatie verantwoorde conclusies getrokken. De student heeft een persoonlijk en kritisch onderbouwd standpunt ingenomen. De student maakt een duidelijk onderscheid tussen eigen ideeën en die van anderen. Vorm Het werkstuk is logisch en evenwichtig gestructureerd (keuze titels, indeling in hoofdstukken, alinea s, inhoudsopgave, paginanummering ). Het werkstuk is geschreven in een wetenschappelijke stijl. De student heeft een coherent systeem van voetnoten en literatuurverwijzingen toegepast. Het taalgebruik is correct, vlot en verzorgd (grammatica, spelling, interpunctie ). Proces (promotor) De student werkt zelfstandig en heeft initiatief en creativiteit getoond bij het schrijven van de masterproef. De student slaagt erin zijn onderzoek efficiënt te organiseren. De communicatie met de promotor loopt vlot en de student komt gemaakte afspraken na. Verdediging De student is in staat om de probleemstelling, de argumenten en de conclusies op een beknopte en heldere wijze te presenteren. De student is in staat om de keuze van bronnen en methodologie te verantwoorden. De student is in staat om de ingenomen standpunten te verdedigen. De student is in staat om kritiek en vragen van juryleden correct te interpreteren en om een relevant en goed opgebouwd antwoord te formuleren. 6

7 3. De totstandkoming van de masterproef: praktische tips 3.1. De rol van de promotor De relatie tussen student en promotor is een belangrijke factor bij de totstandkoming van de masterproef. Je schrijft het werkstuk natuurlijk zelf, maar een goed contact met je promotor kan je daarbij veel helpen. Hij kan je een eerste oriëntatie geven in de beschikbare literatuur, hij reikt je vragen aan, hij kan commentaar geven op je eerste versies, enz. Kortom, je hebt er alle belang bij om een goed contact met hem/haar te onderhouden. Je doet er goed aan om duidelijke afspraken te maken, die je ook nakomt. Soms gebeurt het dat er tijdens het werk moeilijkheden ontstaan, waardoor je de neiging voelt om je promotor te ontlopen. Besef dan dat je door een dergelijke houding je problemen alleen maar erger maakt en ga meteen met hem/haar praten Keuze en afbakening van het onderwerp Elke masterproef moet beantwoorden aan de maatstaven voor wetenschappelijk onderzoek. Het is evenwel geen vereiste dat je in je masterproef een originele bijdrage levert aan het onderzoek. Een absolute voorwaarde voor je masterproef is wel dat ze filosofisch relevant is en dat ze voldoet aan de hoger geformuleerde formele en inhoudelijke vereisten (cf. 2). Voor je masterproef kies je uiteraard een thema dat je interesseert. Maar daarmee heb je nog geen bruikbaar onderwerp. Je onderwerp moet filosofische relevantie hebben, voldoende concreet zijn en realiseerbaar: d.w.z. af te handelen binnen de voorziene termijn én met de middelen die voorhanden zijn. Daarom is afbakening essentieel. Je perkt je onderwerp zo in dat je studie binnen een jaar kan afgerond zijn en je gaat na of de literatuur die je denkt nodig te hebben, gemakkelijk beschikbaar is. Ook je promotor kan je hierbij helpen. Een afgebakend onderwerp is echter nog niet voldoende. Voor je echt van start gaat moet je een probleemstelling formuleren. Een probleemstelling betekent dat je op basis van het eerste voorbereidende leeswerk (3.4.) een pointe formuleert waarop je verdere lectuur gericht zal zijn, en die je bij het schrijven ook steeds voor ogen houdt. Een voorbeeld: Je bent geïnteresseerd in het existentialisme. Door afbakening kan dit herleid worden tot bv. De wortels van het existentialisme in de 20 e eeuw en nog verder Het begrip existentie bij Søren Kierkegaard (1 e helft 19 e eeuw). Bij je verkennende lectuur kom je tot de vaststelling dat het begrip ironie een cruciale rol heeft gespeeld bij het tot stand komen van Kierkegaards gedachtegoed. Hij valt hiervoor terug op en zet zich ook af van romantische denkers zoals Schlegel, Tieck en Solger. Op die manier kun je je probleemstelling nog meer toespitsen tot: De invloed van de romantiek op de ontwikkeling van het existentie-begrip bij Kierkegaard Verzamelen en structureren van het materiaal De samenhang van je masterproef wordt in de hand gewerkt door de orde waarmee je je informatie verzamelt en verwerkt. Je begint het best bij de meest toegankelijke informatie, zoals je die kan terugvinden in naslagwerken (encyclopedieën, lexica of thematische artikels). Besef echter dat deze fase maar een opstapje is en zorg ervoor dat je van hieruit vrij snel kan doorstoten tot literatuur die meer toegespitst is op je probleemstelling. Verzamelwerken en bibliografieën kunnen je daarbij van groot nut zijn. Omdat je nu eenmaal niet alles kan lezen, zal je moeten leren je bronnen accuraat en snel te beoordelen. In het begin zul je daarbij sterk aangewezen zijn op de hulp van je promotor. Hoe meer 7

8 je echter zal lezen, hoe sterker je oordeelsvermogen zal groeien. Belangrijke criteria voor een goed oordeel over je bron zijn: de impact die een auteur heeft op je domein het opzet dat aan de basis ligt van het werk (lees daarom bij boeken aandachtig de achterflap en bij tijdschriftartikels het abstract) de actualiteit van het werk (dit betekent niet dat je geen aandacht moet schenken aan oudere werken. Een oud werk kan best nog actueel zijn). Bij deze verkenning van de literatuur ga je best methodisch te werk. Daarbij noteer je systematisch al je bevindingen. In de eerste plaats de volledige bibliografische referentie (cf. infra), aangevuld indien nodig met de vindplaats in de bibliotheek. Vergeet ook je waardeoordeel niet. Tegelijk maak je een structuurplan: je legt de grote lijnen vast van de structuur die je denkt aan je masterproef te geven Lees- en schrijfwerk De fase van het oriënterend lezen duurt best niet te lang. Een voorraad aanleggen van teksten die je als belangrijk beschouwt is gevaarlijk. Uiteindelijk zal je ook alles moeten gaan lezen en verwerken. Hoe langer je dit uitstelt, hoe moeilijker het zal worden eraan te beginnen. Bovendien is het helemaal niet nodig (en ook ondoenbaar) om reeds de hele masterproef als concept klaar te hebben vooraleer met het schrijven te beginnen. Je zal namelijk vlug vaststellen dat je beste ideeën ontstaan tijdens het schrijven zelf. Wat je op dit ogenblik wel moet doen is het formuleren van een probleemstelling aan de hand waarvan je je verdere lectuur uitbouwt (cf. punt 3.2.). De probleemstelling goed verwoorden is een eerste stap naar het opstarten van het schrijfproces en naar het verder selecteren van de literatuur die je ter hand wilt nemen. Om die stap te kunnen zetten moet je zorgen voor een goede leesmethode. Een pasklare methode is niet voorhanden en iedereen moet daarbij zijn eigen weg vinden. In handboeken maakt men daarbij een onderscheid tussen globaal lezen en integraal lezen. De eerste vorm van lezen is een vorm van verkenning: je leest iets vlug door om te weten wat de essentie is. Integraal lezen gaat veel trager en gebeurt steeds met de pen in de hand. Je maakt onderscheid tussen hoofd- en bijzaken en je hebt voortdurend aandacht voor de structuur en samenhang van de tekst. Je noteert niet alleen wat je belangrijk lijkt maar ook je eigen ideeën die tijdens de lectuur opkomen. Je denkt ook na hoe je gaat werken met wat je gelezen hebt, welke plaats de gedachten uit de tekst zullen krijgen in je betoog. Ook in deze fase is het belangrijk dat je bij het noteren methodisch te werk gaat. Zorg ervoor dat wat je schrijft meteen duidelijk is en bewaar in elk geval het onderscheid tussen jouw ideeën en deze die je in de tekst vindt (cf. infra). Probeer steeds zo te noteren dat het achteraf niet nodig is je bron opnieuw te consulteren omdat je niet meer zeker bent van wat je hebt opgeschreven, maar zorg er toch ook voor dat je de vindplaats ervan goed noteert. Aan de hand van je structuurplan, dat je gaandeweg ook nog zal aanpassen, krijgen al deze stukjes materiaal hun plaats in je tekst. Sommige onderdelen zullen daarbij sneller evolueren dan andere. Wellicht zal je, vlugger dan verwacht, vaststellen dat één van je hoofdstukken bijna voltooid is. Dan is het tijd voor de redactie. Is het je eerste stuk, dan zal je nog moeten zoeken naar de juiste schrijfstijl. Besef dan dat je aan een wetenschappelijk werk schrijft maar zorg er tegelijk voor dat je begrepen kan worden door iedereen die universitaire studies achter de rug heeft. Je zal dus bijvoorbeeld de termen waarover het in je werk gaat, moeten definiëren (behalve natuurlijk die termen die in jouw discipline algemeen geldend zijn). De taal die je hanteert is die van het kritisch betoog, waarbij het in wezen er niet toe doet over welk onderwerp of over welke auteur je schrijft. Is je eerste stuk klaar, laat het dan lezen door je promotor en ga na of wat je schrijft ook het beoogde doel heeft bereikt. 8

9 4. Richtlijnen papers aan het HIW Voor richtlijnen voor de redactie van je masterproef verwijzen we naar het algemene document Richtlijnen voor papers aan het HIW. Dit document is te vinden op de website van het HIW ( Het document bevat informatie over de volgende aspecten: - Structuur - Opmaak - Taalgebruik - Bibliografische referenties - Citeren en parafraseren - Plagiaat - Bibliografische software 5. Bijkomende informatie en hulp Schrijfhulp De Toledo-community Eigen-wijs biedt ondersteuning bij het lezen en schrijven. Je vindt er taaltips (i.v.m. schrijven en presenteren) specifiek voor studenten filosofie. Ook de cursus Onderzoeksvaardigheden van het vorige academiejaar is daar beschikbaar. De KU Leuven biedt studenten ondersteuning op het vlak van academisch taalgebruik (luisteren, lezen, schrijven, spreken en presenteren) via het ILT (Interfacultair Instituut voor Levende Talen). Ze bieden via de portaalsite Academisch Nederlands: een zelftest de leeromgeving Taalvast met oefeningen (academische woorden, luisteren, lezen, schrijven, spreken) een digitale schrijfhulp voor studenten (een online tool waarin je een deel van je tekst kan plakken en vervolgens tips krijgt voor taalcorrectie en taalverrijking). Als je moeilijkheden ondervindt bij een schrijfopdracht, kan je een afspraak maken met het Schrijfcentrum. Je kan er twee keer per jaar terecht voor een individueel tutorgesprek over de afbakening van je onderwerp, het uitwerken van je probleemstelling en onderzoeksvraag, je argumentatie, je alinea-indeling of de algemene structuur en stijl van je werkstuk. Voor meer informatie, zie: en Plagiaat Als student filosofie ga je in gesprek met de teksten, argumenten, ideeën en posities van anderen. Daarom is het belangrijk te weten hoe je correct met je bronnenmateriaal omgaat om plagiaat te vermijden. Je vindt een uitgebreide uiteenzetting over soorten plagiaat, plagiaatdetectie en - preventie in de algemene richtlijnen (cf. supra). Daarnaast kun je terecht op: de HIW-website over plagiaat: de KU Leuven-website over plagiaat: 9

10 Bibliografische referenties Bij het opstellen van bibliografische referenties volgen we aan het HIW de richtlijnen van de Chicago Manual of Style, 17th edition ( Via Limo kan je, als je ingelogd bent, de volledige Chicago Manual of Style Online raadplegen, die zeer uitgebreide richtlijnen bevat. Een korte handleiding (quick guide) is gratis beschikbaar ( De Chicago Manual of Style bevat zowel richtlijnen voor het citaat-nootsysteem als voor het auteurjaarsysteem. Op de website van het HIW ( vind je twee Nederlandstalige documenten die deze systemen samenvatten. APPENDIX Profiel goede promotor en masterproefstudent Profiel goede masterproefpromotor De masterproefpromotor doet zelf actief onderzoek, of heeft dat gedaan, in de domeinen waarover hij/zij masterproeven begeleidt en heeft daardoor expertise opgebouwd met betrekking tot deze domeinen en de relevante literatuur. De promotor kan een student toestaan om te werken over een onderwerp dat buiten zijn/haar specialisatie valt, maar in dat geval dient hij/zij de student erop te wijzen dat de inhoudelijke aansturing beperkter zal zijn en de student dus nog meer initiatief zal moeten nemen en een nog grotere verantwoordelijkheid zal dragen. De promotor begeleidt de student bij het schrijfproces van de masterthesis met als doel het afwerken van een masterthesis die voldoet aan alle vereisten. De promotor besteedt daarbij extra aandacht aan de beginfase van het onderzoek, zodat de student zo snel mogelijk op het goede spoor zit. De promotor adviseert bij de keuze van het onderwerp en raadt studenten af om volledig onbekend terrein te betreden. Hij/zij stelt daartoe zelf ook een aantal afgebakende en haalbare onderwerpen voor aan het begin van het academiejaar via de HIW website. De promotor helpt de studenten met het opstellen van een onderzoeksvraag en werkplan die realistisch zijn, zodat de thesis in principe in een enkel academiejaar afgerond kan worden. De promotor helpt de student bij het selecteren van de bibliografie en wijst de weg naar enkele van de meest relevante teksten voor het te behandelen onderwerp. De promotor beoordeelt beide voortgangsrapporten en de werkplanning die deel uitmaakt van het eerste rapport. Hij/zij let er vooral op dat die werkplanning haalbaar is en stuurt bij waar nodig. De promotor informeert de student over zijn/haar beschikbaarheid, bijvoorbeeld over buitenlandse reizen tijdens het academiejaar of vakantie tijdens de zomermaanden. De promotor mag zelf beslissen in hoeverre hij/zij ook feedback geeft tijdens de zomervakantie, maar wordt verwacht deze beslissing aan de student mee te delen. De promotor tracht tijdig te antwoorden op de s van de student (binnen de week) en binnen een redelijke termijn een persoonlijk overleg met de student in te plannen als die daarom verzoekt. Wanneer een geplande afspraak moet worden verplaatst regelt de promotor dit zo spoedig mogelijk met de student. 10

11 De promotor tracht binnen een termijn van twee weken feedback te geven op teksten van studenten. Als deze termijn onhaalbaar is dan laat de promotor de student weten wanneer die feedback kan verwachten. In de mate van het mogelijke geeft de promotor bij voorkeur feedback tijdens persoonlijke ontmoetingen met de student. De feedback is voldoende concreet en geeft de student een indicatie van hoe deze zijn/haar werk kan verbeteren. De promotor geeft vormelijke feedback (taal, structuur, verwijzingen,...) op het eerste hoofdstuk dat de student indient, maar hoeft dat niet te doen voor latere hoofdstukken. De promotor geeft inhoudelijke feedback op alle hoofdstukken die de student aanlevert, maar hoeft niet tweemaal commentaar te geven op dezelfde tekst. De promotor herinnert de student aan de evaluatiecriteria voor de thesis en de verdediging. De promotor neemt tijdens de verdediging ook de rol van moderator op zich. Profiel goede masterproefstudent Het is de verantwoordelijkheid van de student om op de hoogte te zijn van de deadlines en van de andere richtlijnen in verband met de masterthesis (planning, evaluatiecriteria, formele vereisten, plagiaatregels, enz.) en deze te respecteren. De student benadert eventuele promotoren bij voorkeur serieel. In elk geval moeten studenten degene die ze contacteerden op de hoogte brengen wanneer ze beslissen niet samen te werken. Als de student een onderwerp wil behandelen dat buiten de expertise van de promotor valt, draagt hij/zij een grotere verantwoordelijkheid voor de geschiktheid en de haalbaarheid van zijn of haar project. Desalniettemin is goedkeuring door de promotor nog steeds vereist. In samenspraak met de promotor zorgt de student voor een realistische werkplanning. Het is aan de student om de promotor te contacteren als hij/zij advies of feedback wenst. De student houdt ook rekening met deze feedback. De student dient regelmatig teksten in en begrijpt dat de promotor weinig feedback kan geven zonder tekstmateriaal. De student houdt er rekening mee teksten in te dienen bij de promotor twee weken voor hij/zij feedback verwacht. De student houdt zich aan de gemaakte afspraken met de promotor en dient tijdig de voortgangsrapporten en finale masterthesis in. De student begrijpt dat de promotor de student tracht te begeleiden om tot een thesis te komen die voldoet aan alle vereisten, maar dat het niet de taak is van de promotor om te verzekeren dat de student slaagt of een bepaald cijfer behaalt. De student begrijpt dat de masterproef ook wordt geëvalueerd door twee andere lectoren en dat de verdediging deel uitmaakt van de evaluatie. Hij/zij begrijpt dat de promotor dus op geen enkele manier kan garanderen dat de student slaagt of een bepaald cijfer behaalt. Contactpersoon bij problemen Wanneer er zich bij de begeleiding van een masterproef ernstige problemen voordoen kunnen studenten of promotoren terecht bij de onderwijsombuds. 11

12 12