MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 30 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0088 in de zaak met rolnummer MHHC/1415/0090/M/0067 Verzoekende partij de heer Grigor PENCHEV vertegenwoordigd door advocaat Jan VAN EECKHAUT, met woonplaatskeuze op het kantoor te 9000 Gent, Mathias Gesweinstraat 44 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw voor wie optreedt, bij delegatie: de gewestelijke entiteit (de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer, AMMC) met kantoren te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 20 bus 8 vertegenwoordigd door: mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS, afdelingshoofd I. BESTREDEN BESLISSING Verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 11 augustus 2015 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 6 juli 2015, gekend onder nummer 13/AMMC/29-M/WVM/BDW. De bestreden beslissing legt aan verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro (170 euro verhoogd met de opdeciemen overeenkomstig artikel , lid 2 DABM) wegens schending van de artikelen 4, 2 en 20 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna: Milieuvergunningsdecreet), de artikelen 2, 1 en 43 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna: Vlarem I), en de artikelen 5bis , 5bis , 5bis , 5bis , 5bis , 5bis.5.2.4, 5bis , 5bis , 5bis , 1, 5bis , 5bis van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna: Vlarem II). Aan verzoekende partij wordt verweten zonder voorafgaande melding een standaardgarage in de zin van rubriek 15.5 van de indelingslijst in bijlage 1 Vlarem I te hebben geëxploiteerd, evenals de milieuvoorwaarden voor standaardgarages te hebben geschonden. 1

2 II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING 1. Verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. Verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. Verwerende partij dient geen laatste nota in. 2. Bij arrest met nr. MHHC/M/1516/0150 van 12 juli 2016 heeft de eerste kamer van het College het beroep van verzoekende partij ontvankelijk en gegrond verklaard, en de bestreden beslissing op basis van de gegrondheid van het eerste middel vernietigd. Verwerende partij heeft tegen dit arrest op 19 augustus 2016 cassatieberoep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de beoordeling van het eerste middel en met name de interpretatie van rubriek 15.5 van de indelingslijst in bijlage 1 Vlarem I werd betwist. Bij arrest nr van 23 maart 2017 heeft de Raad van State voormeld arrest van het College vernietigd, en de zaak verwezen naar het Milieuhandhavingscollege, anders samengesteld. 3. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 9 mei Verzoekende partij is niet ter zitting verschenen noch vertegenwoordigd. De heer Bart De WAELE voert het woord voor verwerende partij. 4. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN 1. Op 5 juni 2012 wordt door een toezichthouder van de dienst Milieutoezicht van de stad Gent (hierna: de verbalisant) in de Flanelstraat 35 te 9030 Mariakerke het volgende vastgesteld: Ik stel vast dat de loods op bovenvermeld adres wordt gebruikt als werkplaats voor het onderhouden van motorvoertuigen. Volgens de Indelingslijst van het Vlarem I is dergelijke activiteit meldingsplichtig (klasse 3). Gelet op de kleine omvang van de activiteiten betreft het de exploitatie van een standaardgarage (rubriek 15.5.). De vloer van de inrichting is verhard met beton. De afwatering van de werkplaats is niet aangesloten op een koolwaterstofafscheider. Als bijlage 1 is een fotoreportage gevoegd waarop de autoherstelwerkplaats duidelijk zichtbaar is. Een bestelwagen staat met de motorkap open en de voorwielen zijn verwijderd. Op de vloer zijn duidelijke oliesporen zichtbaar en her en der liggen met olie besmeurde voertuigonderdelen op de grond. Er worden geen of onvoldoende maatregelen genomen om 2

3 bodemverontreiniging te voorkomen noch zijn er interventiemiddelen aanwezig van welke aard dan ook. In de werkplaats zijn geen hefbruggen noch schouwputten aanwezig. Met uitzondering van de hoofdactiviteit (autoherstelwerkplaats) stel ik geen andere ingedeelde activiteiten vast. Naast enkele kleine spuitbussen met gevaarlijke producten tref ik geen vaten of opslagtanks aan. Een kleine compressor is niet indelingsplichtig (< 5 kw), In de loods staat nog een opslagrek met een werktafel. Enkele spuitbussen met gevaarlijke producten zijn niet voorzien van een passende inkuiping. Enkele oude batterijen worden niet opgeslagen in een zuurbestendige opvangbak. Binnen de inrichting is er geen enkele vorm van afvalbeheer aanwezig waardoor de inrichting zeer slordig oogt. Her en der liggen verschillende afvalstoffen verspreid zoals enkele zakken met PMD, oude spuitbussen met een olievlek op de grond, oude meubelstukken en verschillende zakken met restafval. Op een bijgebouw liggen oude meubelstukken en voertuigonderdelen. De inrichting is niet voorzien van brandblusapparaten om een eventuele begin van brand doeltreffend te bestrijden. Algemeen kan ik concluderen dat de autoherstelwerkplaats niet gemeld werd aan het college van burgemeester en schepenen van de stad Gent en dat elke vorm van een duidelijk afvalen preventiebeheer binnen de inrichting ontbreekt. Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nr. L , dat wordt gesloten op 18 juni 2012 en op dezelfde datum per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs aan verzoekende partij evenals aan het parket wordt verzonden. 2. Naar aanleiding van de betreffende vaststellingen wordt verzoekende partij per schrijven van 18 juni 2012 door de dienst Milieutoezicht in kennis gesteld van het feit dat haar exploitatie niet is gemeld aan het College van Burgemeester en Schepenen en dat zij diverse exploitatievoorwaarden uit Vlarem II niet naleeft, terwijl de inrichting slordig oogt door gebrek aan afvalstoffenbeheer. Zij wordt daarbij aangemaand om tegen uiterlijk 24 september 2012 schriftelijk mee te delen welke maatregelen zij genomen heeft om de betreffende inbreuken te remediëren, bij gebreke waarvan een nieuw proces-verbaal zal worden opgesteld. 3. Op 10 juli 2012 stelt de toezichthouder een navolgend proces-verbaal op met nr. L b, dat wordt gesloten op dezelfde datum, en waarin wordt vastgesteld dat verzoekende partij de aangetekende brieven van 18 juni 2012 houdende kennisgeving van voormeld proces-verbaal en navolgende aanmaning niet afhaalde. 4. Per brief van 29 augustus 2012 wordt verzoekende partij uitgenodigd voor een verhoor op 12 september 2012 omtrent de vaststellingen in het proces-verbaal van 18 juni In dit schrijven wordt aan verzoekende partij gevraagd om de verbalisant ruim op voorhand te contacteren indien zij gebruik wenst te maken van een beëdigde tolk in de Bulgaarse taal. Op 12 september 2012 stelt de toezichthouder een navolgend proces-verbaal op met nr. L c, dat wordt gesloten op dezelfde datum, en waarin wordt vastgesteld dat verzoekende partij zonder kennisgeving verstek liet voor haar verhoor. 3

4 5. Op 24 oktober 2012 wordt door de verbalisant in het kader van een hercontrole in de Flanelstraat 35 te 9030 Mariakerke het volgende vastgesteld: Vaststellingen Ter plaatse tref ik de heer PENCHEF aan die mij toestemming geeft om de loods te betreden. Ik merk meteen op dat er geen garageactiviteiten meer uitgevoerd worden. Alle motoren, voertuigonderdelen en gereedschappen zijn uit de loods verwijderd. Op een rek liggen wel nog een 20-tal autobanden opgestapeld.. In de loods stel ik geen ingedeelde activiteiten meer vast.. Mededelingen Ik deel de heer PENCHEF mee dat ik hem nog zal uitnodigen voor een verhoor met een beëdigde tolk. Aangezien hij weinig Nederlands spreekt, wenst hij gebruik te maken van de Bulgaarse taal. De heer PENCHEF deelt tenslotte nog mee dat hij op heden niet meer exploiteert en dat de nog aanwezige voertuigen van hem zijn. Alles wat met de garageactiviteit ooit te maken had, heeft betrokkene verwijderd. In navolging hiervan wordt verzoekende partij op 5 november 2012 door de verbalisant verhoord, waarbij beroep wordt gedaan op een beëdigde tolk in de Bulgaarse taal. In het kader hiervan bevestigt verzoekende partij geen werkzaamheden meer uit te voeren in de loods totdat is voldaan aan alle vereisten. Voormelde vaststellingen en verhoor worden opgenomen in het navolgend proces-verbaal nr. L d, dat wordt gesloten op 9 november 2012 en op dezelfde datum aan het parket wordt verzonden. 6. Op 27 september 2012 meldt de procureur des Konings aan de gewestelijke entiteit AMMC dat het milieumisdrijf niet strafrechtelijk zal worden behandeld. 7. Met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 18 februari 2013 brengt de gewestelijke entiteit verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Verzoekende partij wordt daarbij tevens uitgenodigd om haar schriftelijk verweer mee te delen, eventueel vergezeld van een vraag tot hoorzitting, terwijl zij ook de mogelijkheid krijgt om inzage te vragen in het administratief dossier. Verzoekende partij dient geen schriftelijk verweer in en verzoekt evenmin om te worden gehoord. 8. Op 6 juli 2015 legt de gewestelijke entiteit de vermelde bestuurlijke geldboete op, waarvan verzoekende partij met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 22 juli 2015 in kennis wordt gesteld. Deze beslissing wordt als volgt gemotiveerd: BEOORDELING 4

5 Overwegende dat de vastgestelde feiten beoordeeld worden in toepassing van de artikelen tot en met DABM en artikel 76 Milieuhandhavingsbesluit Het milieumisdrijf en de toerekenbaarheid aan de overtreder Overwegende dat het conform artikel 4, 2 van het Milieuvergunningsdecreet en artikel 2, 1 van VLAREM I verboden is om een inrichting die behoort tot de derde klasse te exploiteren zonder daarvan vooraf melding te hebben gedaan. Overwegende dat vermoedelijke overtreder een herstellingsplaats voor voertuigen, waarin op het moment van de inspectie een bestelwagen in herstelling en werkmateriaal stonden uitbaatte en daarmee een klasse 3 inrichting exploiteerde volgens rubriek 15.5 (Standaardgarage) van bijlage 1 bij VLAREM I waarvoor geen melding werd gedaan; dat de activiteit van standaardgarage door vermoedelijke overtreder gebeurde zonder dat hij daarvoor melding had gedaan. Overwegende dat overeenkomstig artikel 5BIS van Vlarem II de inrichting door de exploitant zindelijk moet worden gehouden en in goede staat van onderhoud dient te verkeren; dat verbalisant vaststelde dat op de vloer duidelijke oliesporen zichtbaar waren en her en der met olie besmeurde voertuigonderdelen op de rond la e ; binnen de inrichting er geen enkele vorm van afvalbeheer aanwezig was waar oor de inrichting zeer slordig oogde; dat her en der verschillende afvalstoffen verspreid lagen zoals enkele zakken met PMD, oude spuitbussen met een olievlek op de grond, oude meubelstukken en verschillende zakken met restafval; dat op een bijgebouw oude meubelstukken en voertuigonderdelen lagen. Overwegende dat overeenkomstig artikel 5BIS van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna: "VLAREM II") de exploitant als normaal zorgvuldig persoon alle nodige maatregelen dient te treffen om de buurt niet te hinderen door geur, rook, stof, geluid, trillingen, niet ioniserende stralingen, licht en dergelijke meer en de buurt dient te beschermen tegen de risico's voor en de gevolgen van accidentele gebeurtenissen die eigen zijn aan de aanwezigheid of de uitbating van zijn inrichting; dat de exploitant daartoe ondermeer in de nodige interventiemiddden voorziet; dat verbalisant vaststelde dat er geen of onvoldoende maatregelen genomen om bodemverontreiniging te voorkomen noch waren er interventiemiddelen aanwezig van welke aard dan ook.; dat overeenkomstig artikel 5BIS van VLAREM II in de inrichting de nodige interventiemiddelen, zoals absorptiemateriaal, overmaatse vaten, beschermingsmiddelen, afbakeningsmateriaal, enz., aanwezig moeten zijn om in geval van lekkages, ondeugdelijke verpakking, morsen, en andere incidenten dadelijk te kunnen ingrijpen om de mogelijke schadelijke gevolgen maximaal te beperken; dat de afvalstoffen die hierbij ontstaan moeten verzameld, opgeslagen en verwijderd worden door een erkend overbrenger; dat verbalisant vaststelde dat deze maatregelen niet waren genomen. Overwegende dat overeenkomstig artikel 5BIS van VLAREM II de tijdelijke opslag van afvalstoffen in aangepaste verpakkingen en/of afvalcontainers dient te gebeuren en deze dienen regelmatig uit de inrichting worden afgevoerd voor verwerking; dat verbalisant vaststelde dat her en der verschillende afvalstoffen verspreid lagen zoals enkele zakken met PMD, oude spuitbussen met een olievlek op de grond. Overwegende dat overeenkomstig artikel 5BIS van VLAREM II bovengrondse tanks en/of vaten, die vloeistoffen van bijlage 2B en van bijlage 7 van VLAREM I bevatten, in een inkuiping moeten worden geplaatst; dat verbalisant vaststelde dat enkele spuitbussen met gevaarlijke producten niet voorzien waren van een passende inkuiping en dat enkele oude 5

6 batterijen werden niet opgeslagen in een zuurbestendige opvangbak. Overwegende dat overeenkomstig artikel 5BIS en 5BIS van VLAREM II moeten gemorste, al dan niet verdunde, verontreinigende stoffen worden verwijderd overeenkomstig de van toepassing zijnde reglementering; dat verbalisant vaststelde dat op de vloer duidelijke oliesporen zichtbaar waren en her en der met olie besmeurde voertuigonderdelen op de grond lagen. Overwegende dat overeenkomstig artikel 5BIS van VLAREM II de opslaginrichting zo moet uitgerust zijn dat de rechtstreekse lozing van met gevaarlijke stoffen verontreinigd bluswater naar oppervlaktewater of openbare riolering maximaal voorkomen wordt en moet zodanig uitgerust zijn dat dit water, alvorens het wordt geloosd, zo nodig al dan niet ter plaatse kan worden onderzocht en gezuiverd; dat overeenkomstig artikel 5BIS van VLAREM II de plaatsen waar geaccidenteerde voertuigen worden gestald, uitgerust moeten zijn met een vloeistofdichte vloer, die aangesloten is op een lekdicht afwateringssysteem dat voorzien is van een koolwaterstofafscheider en een slibvangput, zodat gelekte vloeistoffen noch de bodem, noch het grondwater, noch het oppervlaktewater kunnen verontreinigen; dat de verbalisant vaststelde dat de afwatering van de werkplaats was niet aangesloten op een koolwaterstofafscheider. Overwegende dat overeenkomstig artikel 5BIS I van VLAREM II aan de exploitant voorschrijft dat binnen de inrichting voldoende mobiele brandblusapparaten, haspels of ander materiaal voor brandbestrijding aanwezig moet zijn; dat verbalisant vaststelde dat de inrichting niet voorzien was van brandblusapparaten om een eventuele begin van brand doeltreffend te bestrijden; dat overeenkomstig artikel 5BIS van VLAREM II de exploitant de organisatie van de brandbestrijding en de brandbestrijdingsmiddelen dient te bepalen in overleg met de bevoegde brandweer; dat er geen overleg met de brandweer was geweest. Overwegende dat overeenkomstig artikel 5BIS van VLAREM II het tijdelijk voorhanden houden van de afvalstoffen, in afwachting van hun ophalen en verwerking bij derden, in aangepaste verpakkingen en/of afvalcontainers gebeurt met vermelding van de naam van de afvalstof zodanig dat elke vorm van milieuverontreiniging of hinder wordt voorkomen; dat 'verbalisant vaststelde dat er geen enkele vorm van afvalbeheer aanwezig was op de inrichting. Overwegende dat overeenkomstig artikel 5BIS van VLAREM II vloeibare gevaarlijke afvalstoffen en afgewerkte oliën in afwachting van het ophalen apart dienen te worden opgeslagen in recipiënten die bestand zijn tegen corrosie of tegen elke andere aantasting door de producten die ze bevatten; dat vaste oliehoudende afval opgeslagen wordt in een daartoe bestemde container of vat en regelmatig wordt afgevoerd, zonder verspreidingen in de buurt; dat gebruikte accu's moeten worden opgeslagen in zuurbestendige en lekvrije bakken; dat verbalisant vaststelde dat er enkele oude batterijen niet werden opgeslagen in een zuurbestendige opvangbak, dat oude spuitbussen met een olievlek en met olie besmeurde voertuigonderdelen op de grond lagen. Overwegende dat voormelde feiten een schending uitmaken van volgende regelgeving: - artikel 4, 2 en 22 van het Milieuvergunningsdecreet. - artikel 2, 1 en 43 van VLAREM I. - artikelen 5BI , 5B , 5B , SBIS , SBIS , en , 5BI , 5BIS I, 5B , 5BI van VLAREM II Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van een milieumisdrijf 6

7 conform artikel , 2 DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Overwegende dat het milieumisdrijf niet betwist wordt. Overwegende dat derhalve het misdrijf in hoofde van overtreder vaststaat. 3.2 De hoogte van de boete Overwegende dat bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening wordt gehouden met de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd de ernst van de feiten Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn. of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Overwegende dat de activiteiten van exploitatie van een standaardgarage door overtreder een activiteit is die die onder de rubriek 15.5 van de VLAREM-indelingslijst ingedeeld dient te worden; dat deze rubriek minstens klasse 3-activiteiten betreft; dat de klasse waarin een activiteit ingedeeld wordt, bepaald wordt door de graad waarin deze activiteit geacht wordt belastend te zijn voor de mens en het leefmilieu. Overwegende dat milieuvergunningen tot doel hebben om het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen; dat dit mede gebeurt door het al dan niet toekennen van een milieuvergunning aan hinderlijke inrichtingen en het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie van deze inrichtingen moet voldaan worden opdat de hinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt wordt; dat controle over ingedeelde activiteiten noodzakelijk is om alle milieurisico's en hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken; dat door het niet aanvragen van een milieuvergunning of melden van de klasse 3-activiteiten deze controle onmogelijk, minstens bemoeilijkt wordt; dat de milieurisico's voor inrichtingen onder rubriek 15.5 ingedeelde inrichtingen groot zijn. Overwegende dat het afvalstoffenbeleid tot doel heeft de gezondheid van de mens en het milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en het tegengaan van de verspilling van grondstoffen en energie; dat daardoor nuttige toepassing van afvalstoffen dient bevorderd te worden, de schadelijkheid van de afvalstoffen zoveel mogelijk dient voorkomen of beperkt te worden en de verwijdering van afvalstoffen die niet nuttig kunnen worden toegepast dient te worden georganiseerd. Overwegende dat afgewerkte olie en oliehoudende afvalstoffen als gevaarlijke en als bijzondere afvalstoffen worden ingedeeld. Overwegende dat gevaarlijke afvalstoffen, afvalstoffen zijn die een bijzonder gevaar voor de gezondheid van de mens of voor het milieu kunnen opleveren of afvalstoffen zijn die in een speciale inrichting verwerkt dienen te worden. Overwegende dat bijzondere afvalstoffen, afvalstoffen zijn,die wegens hun aard, samenstelling, herkomst of verwerking een bijzondere regeling behoeven. Overwegende dat overtreder het misdrijf in professioneel verband heeft gepleegd; dat, door het niet vervullen van voormelde administratieve en structurele verplichtingen op het vlak van 7

8 opslag en overslag van milieugevaarlijke stoffen in het kader van de exploitatie van voormelde inrichting, de concurrentie wordt vervalst ten aanzien van bedrijven die wel de nodige inspanningen leveren om voormelde milieuregels na te leven. Overwegende dat de feiten derhalve voldoende ernstig zijn om te worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete de frequentie Overwegende dat het een eenmalige schending betreft, dat er in het proces-verbaal geen indicaties zijn die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld in een proces-verbaal; dat derhalve het criterium frequentie bij het bepalen van de hoogte van de geldboete niet leidt tot een verhoging van het boetebedrag de omstandigheden Overwegende dat volgens het navolgende proces-verbaal van verbalisant blijkt dat overtreder zich in regel stelde; dat overtreder zijn activiteiten als garagehouder immers heeft stopgezet en dat daarmee het milieumisdrijf is opgehouden; dat het aanwezige afval door hem werd verwijderd; dat dit omstandigheden zijn die meegenomen worden als verzachtend, wat aanleiding geeft tot een verlaging van de geldboete. Overwegende dat de overtreder per schrijven van 18 februari 2013 op de hoogte werd gebracht van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen; dat overeenkomstig artikel DARM, AMMC een boetebeslissing neemt binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving; dat deze 180-dagentermijn een termijn van orde is, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Overwegende dat deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is; dat AMMC in casu van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen; dat het evenwel aangewezen is om het boetebedrag te verlagen rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Overwegende dat wat de overige omstandigheden van dit milieumisdrijf betreft er in het gehele dossier geen bijzondere omstandigheden zijn die meegenomen worden bij het bepalen van de hoogte van de boete. Dit is de bestreden beslissing. IV. RECHTSPLEGING 1. Verzoekende partij vraagt met een schrijven van 9 mei 2017 om de zaak op de zitting van 9 mei 2017 uit te stellen om de schuldbemiddelaar de kans te geven om tussen te komen. Zij erkent dat zij de oproeping voor de zitting reeds op 25 april 2017 ontving, maar stelt dat zij in collectieve schuldenregeling zit en de aangestelde schuldbemiddelaar niet tijdig kon verwittigen. 2. Overeenkomstig artikel 7 DBRC-besluit kiest elke partij in haar eerste processtuk een woonplaats in België die geldt voor alle daaropvolgende proceshandelingen, verricht de griffier alle betekeningen rechtsgeldig op de gekozen woonplaats, en dient elke wijziging van de 8

9 woonplaatskeuze voor elke procedure afzonderlijk en met een beveiligde zending uitdrukkelijk ter kennis gebracht van de griffier, met vermelding van het rolnummer van het beroep of bezwaar waarop de wijziging betrekking heeft. Overeenkomstig artikel 16 DBRC-decreet belet de afwezigheid van een partij bij regelmatige oproeping de geldigheid van een zitting niet, en wordt de zaak in dat geval geacht op tegenspraak behandeld te zijn. 3. Het College stelt vast dat verzoekende partij in haar verzoekschrift expliciet woonplaatskeuze deed te 9000 Gent, Mathias Gesweinstraat 44. Op basis van het dossier blijkt niet dat deze woonplaatskeuze terloops de procedure rechtsgeldig werd gewijzigd, terwijl dit door verzoekende partij ook niet wordt opgeworpen. Het College stelt tevens vast dat verzoekende partij de regelmatigheid van de oproeping voor de zitting, die werd verstuurd naar het adres waarop woonplaatskeuze werd gedaan, niet betwist. Zij betwist evenmin dat zij deze de oproeping voor de zitting van 9 mei 2017 tijdig op 25 april 2017 ontving. Gelet op voormelde vaststellingen oordeelt het College dat het verzoek tot uitstel van verzoekende partij niet wordt ingewilligd, zodat de zaak wordt geacht op de zitting van 9 mei 2017 op tegenspraak te zijn behandeld. V. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. VI. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Aanvullend middel Standpunt van de partijen Verzoekende partij verzoekt in haar wederantwoordnota (voor het eerst) om de opgelegde geldboete in het licht van artikel DABM te verminderen of kwijt te schelden. Zij stelt dat zij slechts over een beperkt inkomen beschikt, met name een werkloosheidsuitkering ten bedrage van 1.137, 91 euro per maand, zodat het kwestieuze boetebedrag voor haar eigenlijk neerkomt op een maandloon. In die optiek vraagt zij om indien er een boete zou worden opgelegd in het kader van het proportionaliteitsprincipe rekening te houden met haar beperkte draagkracht. Beoordeling door het College Overeenkomstig artikel 15, 4 Procedurebesluit, samen gelezen met artikel 29 Procedurebesluit, kan een verzoekende partij niet voor het eerst in de wederantwoordnota een nieuw middel ontwikkelen, indien dat haar reeds bekend was op het ogenblik van het indienen van het verzoekschrift. Dit blijkt tevens uit het verslag aan de Vlaamse regering, waarbij in de toelichting bij artikel 29 Procedurebesluit het volgende wordt gesteld: 9

10 Overtuigingsstukken kunnen door verzoeker nog ingediend worden samen met zijn wederantwoordnota, maar enkel om zijn middelen verder te staven met stukken waarover hij voorheen nog niet kon beschikken of om te antwoorden op de argumenten van de verweerder (in kader van de rechten van verdediging); niet om zelf nieuwe elementen toe te voegen die hem reeds bekend waren bij de opmaak van het verzoekschrift (nieuwe elementen zijn onontvankelijk). Gezien verzoekende partij niet aannemelijk maakt dat zij dit middel en het betreffende rekeninguittreksel niet reeds in haar verzoekschrift kon opwerpen, wordt het middel verworpen. B. Eerste middel Standpunt van de partijen 1. Verzoekende partij ontkent ten stelligste dat zij ooit een autoherstelwerkplaats op het gegeven adres te 9030 Mariakerke, Flanelstraat 35 heeft uitgebaat. Zij stelt dat zij aldaar hoogstens ten privétitel werkte, en inderdaad soms aan autovoertuigen, maar dat zij het pand nooit heeft gehuurd. Zij stelt dat zij weliswaar een garage wou uitbaten, maar dat op een totaal ander adres, maar dat zij hiervan uiteindelijk heeft afgezien en gewoon in loondienst is gebleven. Derhalve meent zij dat er aldaar van een echte uitbating van een autoherstelplaats geen sprake was, gezien het trouwens eerder een grote hangar betreft (er is zelfs geen werkput, blijkbaar), geen garage, eerder een depot, waartoe meerdere personen toegang hadden. In haar wederantwoordnota volhardt verzoekende partij dat er in casu totaal geen sprake kan zijn van een autoherstelwerkplaats. Zij stelt dat het op geen enkele wijze is bewezen dat er sprake was van een professionele activiteit als garagist, zoals zou blijken uit de vaststelling dat er alsdan sprake zou zijn van schouwputten of hefbruggen, evenals installaties voor het aanbrengen van bedekkingsmiddelen waarmee enkel producten voor het overspuiten van voertuigen worden aangebracht, wat in casu niet het geval was. Zij stelt dat de gewestelijke entiteit faalt in haar bewijslast om op basis van de voorliggende stukken en met eerbiediging van de relevante beginselen van behoorlijk bestuur en het vermoeden van onschuld aan te tonen dat verzoekende partij een (klasse 3) standaardgarage exploiteerde, gezien het louter aantreffen van slechts één voertuig, waar herstellingen aan gebeurden, bezwaarlijk als voldoende aanzien kan worden om te gelden als bewijslast van voormeld misdrijf. In die optiek betwist zij tevens de overweging in de bestreden beslissing dat het misdrijf in professioneel verband is gepleegd, gezien er slechts een eenmalige vaststelling is gebeurd ten laste van verzoeker, er geen verklaringen tegen haar zijn, er zich geen verschillende voertuigen bevonden, noch zogenaamde klanten, wat zou kunnen wijzen op een professionele activiteit. In dezelfde zin betwist zij de overweging in de bestreden beslissing dat zij zaakvoerder zou zijn van de exploitatie. Zij meent dat het feit dat het een eenmalige vaststelling betrof, waar slechts één bestelwagen aanwezig was, en een aantal auto-onderdelen, er minstens op wijst dat er geen sprake was van een professionele context, zodat dit minstens als bijkomende verzachtende omstandigheid dient te worden aangenomen met betrekking tot de hoogte van de boete. 2. Verwerende partij stelt dat de vaststellingen van de verbalisant niet anders beschouwd kunnen worden dan een schending van artikel 4, 2 Milieuvergunningsdecreet en artikel 2, 1 Vlarem I, waardoor niemand zonder daarvan vooraf melding te hebben gedaan, een inrichting die behoort tot de derde klasse mag exploiteren of veranderen. Zij wijst op de niet-betwiste vaststellingen van de verbalisant dat er een herstelwerkplaats voor voertuigen door verzoekende partij werd 10

11 uitgebaat, aangezien er op dat moment een voertuig in de inrichting aanwezig was waaraan door verzoekende partij op dat moment werd gewerkt, en waarbij de verbalisant kon vaststellen dat verzoekende partij de loods had ingericht en uitbaatte als een autoherstelplaats, zoals blijkt uit de uitvoerige bundel met fotomateriaal bij het proces-verbaal. De vaststelling dat er in de inrichting geen brug aanwezig was doet hieraan volgens verwerende partij geen afbreuk, gelet op de in uitvoering zijnde werkzaamheden aan de bestelwagen, de verspreide opslag van losse auto-onderdelen en autobanden, samen met de oliesporen die wezen op werkzaamheden aan autovoertuigen, en gelet op de vaststelling dat er in de inrichting auto-accu s op de grond werden aangetroffen en her en der afvalstoffen afkomstig van autoherstelwerken lagen. Zij besluit dat voormelde vaststellingen samen met het fotodossier ontegensprekelijk duiden op een inrichting die ressorteert onder rubriek 15.5 standaardgarage en een klasse 3-activiteit betreft, waarbij het niet relevant is of deze activiteiten door verzoekende partij in zijn hoofde een bepaalde vorm van commercieel oogpunt hadden of niet. Beoordeling door het College 1. Verzoekende partij stelt onder meer dat de gewestelijke entiteit op basis van de voorliggende stukken niet bewijst dat zij zonder voorafgaande melding een (klasse 3) standaardgarage exploiteerde, gezien er door de verbalisant slechts één voertuig werd aangetroffen waaraan herstellingen gebeurden. 2. Het College stelt vast dat de bestreden beslissing onder de titel het milieumisdrijf en de toerekenbaarheid aan de overtreder overweegt dat het conform artikel 4, 2 van het Milieuvergunningsdecreet en artikel 2, 1 van VLAREM I verboden is om een inrichting die behoort tot de derde klasse te exploiteren zonder daarvan vooraf melding te hebben gedaan, en dat vermoedelijke overtreder een herstellingsplaats voor voertuigen, waarin op het moment van de inspectie een bestelwagen in herstelling en werkmateriaal stonden uitbaatte en daarmee een klasse 3 inrichting exploiteerde volgens rubriek 15.5 (Standaardgarage) van bijlage 1 bij VLAREM I waarvoor geen melding werd gedaan. De gewestelijke entiteit steunt daarbij klaarblijkelijk op de vaststelling van de verbalisant (op 5 juni 2012) dat de loods wordt gebruikt als werkplaats voor het onderhouden van motorvoertuigen, dat dergelijke activiteit volgens de Indelingslijst van het Vlarem I meldingsplichtig (klasse 3) is, en dat gelet op de kleine omvang van de activiteiten het de exploitatie betreft van een standaardgarage (rubriek 15.5.). 3. Rubriek 15.5 van de indelingslijst in bijlage 1 Vlarem I betreft Standaardgarages en carrosseriebedrijven, en luidde op het ogenblik van de vaststellingen als volgt: Garages en/of carrosseriebedrijven die: 1 ten minste één of meer van de volgende onderdelen omvatten: a) werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (al of niet met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) met gebruik van maximum 4 schouwputten of hefbruggen, wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied b) installaties voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kw tot en met 25 kw wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan industriegebied 2 en verder, benevens de niet-ingedeelde aanhorigheden, uitsluitend bijkomend één of meer van de volgende onderdelen omvatten: 11

12 Ten aanzien van (onder meer) deze categorie van inrichtingen in rubriek 15.5 van de indelingslijst werden in Vlarem II, onder Deel 5bis Pakketten milieuvoorwaarden voor bepaalde ingedeelde inrichtingen derde klasse, milieuvoorwaarden vastgesteld die (overeenkomstig artikel 5bis.0.1 Vlarem II) gelden als het geheel van de algemene en de voor die categorie van inrichtingen vastgestelde milieuvoorwaarden bedoeld in artikel DABM. Artikel 5bis Vlarem II, dat ressorteert onder hoofdstuk 5bis.15.5 inrichtingen bedoeld in rubriek Standaardgarages en -Carrosseriebedrijven, bepaalt met name dat de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing zijn op de standaardgarages en -carrosseriebedrijven bedoeld in rubriek 15.5 van de indelingslijst. 4. De eerste kamer van het College oordeelde eerder bij arrest nr. MHHC/M/1516/0150 van 12 juli 2016 dat de betreffende inrichting niet als standaardgarage kan worden gekwalificeerd, gezien ze niet voldoet aan de indelingscriteria in rubriek 15.5 van de indelingslijst in bijlage 1 Vlarem I. Zij kwam daarbij tot dit oordeel op basis van de vaststelling dat in het proces-verbaal uitdrukkelijk wordt gesteld dat er in de werkplaats geen hefbruggen noch schouwputten aanwezig zijn, terwijl daarin evenmin melding wordt gemaakt van een lak-installatie. Voormeld arrest werd door de Raad van State bij arrest nr van 23 maart 2017 vernietigd op basis van volgende overwegingen: Tot 31 januari 2007 kent de Indelingslijst rubriek 15.2 (meldingsplicht als inrichting klasse 3) "Werkplaatsen voor het herstellen van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) andere dan bedoeld in rubriek 15.3" en rubriek 15.3 (vergunningsplicht als inrichting klasse 2) "Werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan één schouwput of brug (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden)". Met inwerkingtreding op 1 februari 2007 wordt voor deze werkplaatsen de grens tussen de meldingsplicht klasse 3 en de vergunningsplicht klasse 2 verschoven. Rubriek 15.3 (klasse 2) betreft vanaf dan: "Werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden), andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5, met gebruik van meer dan: 1 10 schouwputten of hefbruggen, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied 2 4 schouwputten of hefbruggen, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied andere dan het sub 1 vermelde industriegebied". Rubriek 15.2 (klasse 3) blijft (in essentie) behouden: "Werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden), andere dan deze bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5". Rubriek 15.5 (klasse 3) is nieuw voor werkplaatsen, en betreft, met "standaardgarages en - carrosseriebedrijven" als verzamelnaam, de inrichtingen als hoger bij de weergave van die indelingsrubriek aangegeven. 12

13 De rubrieken 15.2 en 15.5 behoren beide tot klasse 3 inrichtingen waarvoor enkel de meldingsplicht geldt. Wat dat betreft wordt geen onderscheid gemaakt naargelang er al dan niet een hefbrug of een schouwput wordt gebruikt. Het onderscheid vindt zijn reden in de onder rubriek 15.5, 2, opgesomde onderdelen. De Vlaamse regering heeft er voor geopteerd om het verhogen van de vergunningsdrempel gepaard te laten gaan met waarborgen voor de bescherming van mens en leefmilieu. Daartoe werd in Vlarem II een deel 5bis "Pakketten milieuvoorwaarden voor bepaalde ingedeelde inrichtingen derde klasse" ingevoegd, waaronder een hoofdstuk 5bis.15.5, voor de inrichtingen van rubriek Deze gedetailleerde milieuvoorwaarden hebben geen betrekking op het gebruik als zodanig van hefbruggen of schouwputten, maar op de exploitatie van de onder rubriek 15.5, 2, opgesomde onderdelen. Het is dan ook het al dan niet exploiteren van minstens één van die onderdelen dat bepaalt of een inrichting ressorteert onder rubriek 15.2 of onder rubriek Het middel is gegrond inzoverre het aanvoert dat het Milieuhandhavingscollege rubriek 15.5 van de Indelingslijst heeft miskend door voor het indelen van een werkplaats voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen in rubriek 15.2 dan wel 15.5, als criterium het al dan niet gebruiken van een hefbrug of schouwput te hanteren. Aangezien het Milieuhandhavingscollege zich niet heeft uitgesproken over de vraag of de inrichting ook een onder rubriek 15.5, 2, opgesomd onderdeel omvat, kan uit de vastgestelde miskenning van die rubriek geen schending van artikel 4, 2, van het milieuvergunningsdecreet of van artikel 2, 1, van Vlarem I worden afgeleid. Artikel 15 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State bepaalt dat de administratieve rechtscolleges waarnaar de Raad van State de zaak na een arrest van cassatie heeft verwezen, zich gedragen naar dit arrest ten aanzien van het daarin beslechte rechtspunt. Het komt de derde kamer van het College derhalve toe om bij (onder meer) het (opnieuw) beoordelen van (de gegrondheid van) het eerste middel rekening te houden met geciteerde overwegingen in het arrest van de Raad van State. 5. Ingevolge geciteerd arrest van de Raad van State is komen vast te staan dat de vraag of de garage al dan niet minstens één van de onderdelen omvat in de zin van (hoger geciteerde) rubriek 15.5, 1, inzonderheid een schouwput of hefbrug, niet determinerend is bij de beoordeling of deze (meldingsplichtige) inrichting ressorteert onder rubriek 15.5 dan wel onder rubriek Zoals daarin wordt gesteld vloeit het onderscheid tussen beide rubrieken voort uit de vraag in hoeverre de inrichting al dan niet eveneens minstens één van de onderdelen omvat in de zin van rubriek 15.5, 2 (die wat betreft hun exploitatie moeten voldoen aan de gedetailleerde milieuvoorwaarden in hoofdstuk 5bis.15.5 Vlarem II). Gelet op deze vaststelling diende de gewestelijke entiteit bij het onderzoek of de garageinrichting van verzoekende partij een standaardgarage betreft die ressorteert onder rubriek 15.5 van de indelingslijst in bijlage 1 Vlarem I (en waarvoor de milieuvoorwaarden in hoofdstuk 5bis.15.5 Vlarem II gelden), op basis van de stukken van het dossier niet enkel na te gaan of deze inrichting al dan niet minstens één van de onderdelen omvat in de zin van rubriek 15.5, 1, maar ook of deze inrichting al dan niet ( benevens de niet-ingedeelde aanhorigheden, uitsluitend bijkomend ) minstens één van de onderdelen omvat in de zin van rubriek 15.5, 2. 13

14 Het College stelt op basis van (de motieven in) de bestreden beslissing vast dat de gewestelijke entiteit zich daarin niet uitspreekt over de vraag of de garage-inrichting van verzoekende partij, naast één van de onderdelen in de zin van rubriek 15.5, 1, tevens minstens één van de onder rubriek 15.5, 2 opgesomde onderdelen omvat. De gewestelijke entiteit wijst inzake het milieumisdrijf enkel op de vaststelling dat verzoekende partij een herstellingsplaats voor voertuigen, waarin op het moment van de inspectie een bestelwagen in herstelling en werkmateriaal stonden uitbaatte, op basis waarvan zij (zonder meer) besluit dat verzoekende partij een klasse 3 inrichting exploiteerde volgens rubriek 15.5 (Standaardgarage) van bijlage 1 bij VLAREM I waarvoor geen melding werd gedaan. Zij stelt blijkens de motieven van de bestreden beslissing derhalve enkel vast dat de inrichting door verzoekende partij wordt gebruikt als werkplaats voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen, zonder tevens na te gaan of de betreffende inrichting al dan niet eveneens minstens één van de onder rubriek 15.5, 2 opgesomde onderdelen omvat. Dit blijkt overigens evenmin duidelijk uit de vaststellingen van de verbalisant, die enkel stelt dat de loods wordt gebruikt als werkplaats voor het onderhouden van motorvoertuigen, conform (het onderdeel in) rubriek 15.5, 1, a, om vervolgens te besluiten dat het de exploitatie betreft van een standaardgarage (rubriek 15.5.) gelet op de kleine omvang van de activiteiten. Gelet op de onder rubriek 15.5, 2 opgesomde onderdelen kon de verbalisant niet volstaan met de abstracte overweging inzake de (kleine) omvang van de (meldingsplichtige) activiteiten. Op basis van voormelde uiteenzetting oordeelt het College dat uit de bestreden beslissing niet afdoende blijkt dat de inrichting van verzoekende partij voldoet aan alle indelingscriteria van rubriek 15.5 van de indelingslijst in bijlage 1 Vlarem I, inzonderheid dat de inrichting tevens minstens één van de onder rubriek 15.5, 2 opgesomde onderdelen omvat. Het middel dat stelt dat de gewestelijke entiteit niet afdoende bewijst dat verzoekende partij een (klasse 3) standaardgarage exploiteerde, is gegrond. 6. Het College stelt vast dat de bestreden boete in eerste instantie wordt opgelegd op basis van de vaststelling dat verzoekende partij een standaardgarage in de zin van rubriek 15.5 van de indelingslijst in bijlage 1 Vlarem I exploiteerde, zonder daarvan vooraf melding te hebben gedaan (bij het College van Burgemeester en Schepenen), zoals vereist door artikel 4, 2 Milieuvergunningsdecreet en artikel 2, 1 Vlarem I. Voorts wordt de bestreden boete tevens opgelegd op basis van de vaststelling dat verzoekende partij meerdere milieuvoorwaarden voor standaardgarages in hoofdstuk 5bis.15.5 Vlarem II niet naleefde, zoals vereist door artikel 22 Milieuvergunningsdecreet en artikel 43 Vlarem I. Gezien hoger werd geoordeeld dat uit de bestreden beslissing niet afdoende blijkt dat de inrichting van verzoekende partij een standaardgarage betreft in de zin van rubriek 15.5, vervalt tevens de rechtsgrond voor de in de bestreden beslissing weerhouden inbreuken op de milieuvoorwaarden voor standaardgarages (in hoofdstuk 5bis.15.5 Vlarem II). Het middel is gegrond. C. Overige middelen De overige middelen worden niet onderzocht, gezien ze niet tot een ruimere vernietiging kunnen leiden. 14

15 BESLISSING VAN HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE 1. Het beroep is ontvankelijk en gegrond. 2. Het College vernietigt de beslissing van de gewestelijke entiteit van 6 juli 2015 met nummer 13/AMMC/29-M/WVM/BDW, waarbij aan verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete wordt opgelegd van euro (170 euro verhoogd met de opdeciemen overeenkomstig artikel , lid 2 DABM). 3. De behandeling van het beroep heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare zitting van 30 mei 2017, door het Milieuhandhavingscollege, derde kamer, samengesteld uit: De toegevoegd griffier, De voorzitter van de derde kamer, Marino DAMASOULIOTIS Pascal LOUAGE 15

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0150 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0090/M/0067 In zake: de heer Grigor PENCHEV bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Jan VAN EECKHAUT kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 29 januari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 29 januari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 29 januari 2016 Besluit A-punt KENNIS GENOMEN stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever,

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 november 2012

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 november 2012 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 november 2012 Besluit KENNIS GENOMEN B-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Patrick Janssens,

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0022 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0073/M Verzoekende partij de heer... vertegenwoordigd door advocaten Marc D HOORE en

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 Besluit KENNIS GENOMEN A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1202 van 7 juni 2016 in de zaak 1213/0253/SA/8/0233 In zake: de heer David DE CORTE mevrouw Mia LEFEVRE 3. de heer Luc LEFEVRE 4. de heer Wouter

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 5 februari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 5 februari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 5 februari 2016 Besluit A-punt KENNIS GENOMEN stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 januari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0008 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0036/M Verzoekende partij de bvba VERGAUWE K EN P, met woonplaatskeuze te 8620 Nieuwpoort,

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0697 van 1 maart 2016 in de zaak RvVb/1415/0538/SA/0518 In zake: het college van burgemeester en schepenen van de stad OUDENBURG bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 27 november 2018 met nummer RvVb-A-1819-0351 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0415-SA -Verzoekende partijen 1. de heer Willy WANTE 2. de heer Mohamed TABLA

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0162 van 9 november 2011 in de zaak 2010/0276/SA/3/0255 In zake: 1.... 2.... beiden wonende te... advocaat Gert BUELENS kantoor houdende te 2800 Mechelen,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST Nr. R.Verkb.2015/0001 van 31 maart 2015 in de zaak 1415/0001 In zake: de heer Steven APER, wonende te 9180 Moerbeke, Damstraat 159 verzoekende partij Belanghebbende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 9 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0839 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0697/SA/0682 Verzoekende partijen de heer Tjerk BOERSMA mevrouw Melina CRAEYBECKX

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen vergadering van 14 februari 2019 aanwezig Moens Kurt, wnd. voorzitter Grillaert Leentje Gillis Riet Charlier Anna Maria leden De Smet Albert, provinciegriffier

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0117 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0094/M/0081 In zake: de bvba VINCKE bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sam DULLAERT kantoor houdende

Nadere informatie

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE BEKENDMAKING MELDINGSAKTE Referentie omgevingsloket Inrichtingsnummer 20180424-0014 Projectnaam PE_14HER_melding telefooncentrale klasse 3 Ligging Molenvest 27A te 2200 Herentals Afdeling 13011, sectie

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0110 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0046/M Verzoekende partij de bvba I.V.A.-TEX vertegenwoordigd door advocaat Heidi MARIS, met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0058 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0018/M Verzoekende partij de bvba TEXTIEL PLUS, met zetel te 9280 Lebbeke, Brusselsesteenweg

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0111 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0045/M Verzoekende partij de nv BACKX vertegenwoordigd door advocaat Harry HENDRICKX, met

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2012/0457 van 7 november 2012 in de zaak 1011/0835/A/3/0784 In zake: de heer.., wonende te.. bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert VRINTS kantoor

Nadere informatie

II. Verloop van de rechtspleging

II. Verloop van de rechtspleging RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VOORZITTER VAN DE XIIe KAMER A R R E S T nr. 206.888 van 12 augustus 2010 in de zaak A. 195.910/XII-6147 In zake: Luc VAN PAESSCHEN bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE BEKENDMAKING MELDINGSAKTE Referentie omgevingsloket Inrichtingsnummer 20190128-0069 Projectnaam Tijdelijke werf ten behoeve van werken aan een leiding Ligging nabij Toekomstlaan 33, Herentals Bovenvermelde

Nadere informatie

Omgevingsvergunning - meldingsakte

Omgevingsvergunning - meldingsakte Gemeentebestuur Dienst milieu Kasteelstraat 1-8920 Langemark-Poelkapelle tel 057 49 09 0 milieu@langemark-poelkapelle.be www.langemark-poelkapelle.be Omgevingsvergunning - meldingsakte Besluit van het

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. A/2013/0075 van 19 februari 2013 in de zaak 2010/0528/SA/3/0681 In zake: de nv... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/52-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van De heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Raoul KERSTENS, advocaat, met kantoor te 8310 ASSEBROEK, Dhoorestraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0492 van 22 juli 2014 in de zaak 2010/0393/A/3/0470 In zake: de heer..., wonende te... verzoekende partij tegen: de deputatie van de provincieraad van

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0074 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0079-M Verzoekende partij de heer Koen VAN DAMME, wonende te 9112 Sinaai, Leestraat 25 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE Art. 16.4.46 DABM: De beroepen tegen de beslissingen van de gewestelijke entiteit houdende de oplegging van een alternatieve of exclusieve

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE BEKENDMAKING MELDINGSAKTE Referentie omgevingsloket : OMV_2019005166 Het college van burgemeester en schepenen heeft in de zitting van 18 februari 2019 het volgende beslist: Het college neemt akte van

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T nr. 201.488 van 4 maart 2010 in de zaak A. 185.318/XII-5232. In zake : Mario DE VILLA, die woonplaats kiest bij advocaat G. Vanhoucke, kantoor

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER TUSSENARREST nr. S/2015/0029 van 24 maart 2015 in de zaak 1213/0772/SA/3/0732 In zake: 1. de stad TIELT, vertegenwoordigd door het college

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 16 januari 2018 met nummer RvVb/S/1718/0444 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0466/SA/0443 Verzoekende partijen 1. de heer Jeroen DEVENYN 2. de heer

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0601 van 16 februari 2016 in de zaak RvVb/1415/0481/A/0466 In zake: de heer Theodoor GORISSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Antoon

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0121 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0072/0061 In zake: de heer John DE GENDT, wonende te 1080 Sint-Agatha-Berchem, René Comhairelaan 1, bus 009, waar

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1491 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0506/A/0495 In zake: de bvba MONDY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Jan FERLIN, Peter

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

De melding ingediend door Herbosch Kiere, Sint-Jansweg 7, 9130 Beveren, werd per beveiligde zending verzonden op 4 augustus 2017.

De melding ingediend door Herbosch Kiere, Sint-Jansweg 7, 9130 Beveren, werd per beveiligde zending verzonden op 4 augustus 2017. OMG referentie: OMV_2017005407 I.I.O.A. nummer: 20170804-0001 Besluit van de gewestelijke omgevingsambtenaar tot akte name van de melding van Herbosch Kiere voor de exploitatie van een werf voor renovatiewerken

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 3 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0014 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0034/M Verzoekende partij de heer Stijn VAN EYCK vertegenwoordigd door advocaat Robert

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0091 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0137/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc VAN DER SMISSEN, wonende te 1730

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 DECEMBER 2014 F.13.0134.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.13.0134.N R.S., eiser, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 3000 Leuven, Koning

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie