HOOFDSTUK 11. Kwantitatieve aspecten van reacties
|
|
- Timo van de Veen
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 HOOFDSTUK 11. Kwantitatieve aspecten van reacties Nadat je dit hoofdstuk verwerkt heb, kun je de volgende vragen beantwoorden: - Wat is de massa van een molecule H 2 SO 4? Van een Fe 2+ -ion? - Hoeveel mol is 9 gram water? - Hoeveel deeltjes zijn er in 88,5 gram keukenzout? - Bereken de massa (in gram) van 0,5 mol zoutzuur. - Hoeveel gram Cu(OH) 2 ontstaat er bij het samenvoegen van 5,00 ml NaOH (concentratie 0,850 mol/l) en 10,0 ml CuSO4 (0,520 mol/l)? - Hoeveel gram KBr is aanwezig in een oplossing van 600 ml met concentratie 0,400 mol/l? Hoeveel mol is KBr is dat? - Hoeveel gram Fe moeten we laten reageren met zuurstof om 10 gram ijzer(iii)oxide te verkrijgen? (Reactievergelijking: 4Fe + 3O 2 2 Fe 2 O 3 ) Je merkt het: de scheikunde wordt in dit hoofdstuk een stuk wiskundiger. Laat je daardoor niet afschrikken, de rekenregels zijn al bij al tamelijk eenvoudig. Door voldoende te oefenen (en geregeld te herhalen), krijg je dit hoofdstuk moeiteloos onder de knie! Freinetschool Villa da Vinci 114
2 26. Atoommassa molecuulmassa de unit u 1. Herhaling : atoombouw; de informatie in het P.S.E. Vorig jaar leerde je het periodiek systeem kennen. Fris je geheugen op met drie invuloefeningen: a) Vul aan zonder hulpmiddelen (dus ook zonder PSE). Kies uit : massagetal, elementsymbool, elektronenconfiguratie, protonengetal, atoomnummer Z. (= ) Xe ,3 - Hoeveel valentie-elektronen heeft xenon? - Tot welke groep behoort het element xenon (naam van de groep)? - Hoeveel elektronenschillen heeft xenon? - Tot welke periode behoort xenon? b) Vul aan (probeer het eerst zonder hulpmiddelen). Kies uit: atoom, unit, neutraal, protonen (3x), massa, nucleonen, massa; Z (2x); A-Z; 2000; nucleon Z = het getal of nummer = het aantal in de kern A = het getal of getal = de totale massa van het atoom uitgedrukt in u. Het aantal protonen in (de kern van) een atoom is gelijk aan. Het aantal elektronen in (de schillen van) een atoom is gelijk aan. Het aantal neutronen in (de kern van) een atoom is gelijk aan. De massa van één proton of één neutron (dus van één ) is gelijk aan 1 of 1 u. Dat stemt overeen met 1, kg. De massa van een elektron stellen we gelijk aan 0 u, omdat een elektron bijna maal minder massa heeft dan een proton of een neutron. Een atoom heeft evenveel als elektronen en is dus steeds elektrisch. Freinetschool Villa da Vinci 115
3 c) Toepassing Het broom-atoom (Z = 35, A = 80). Vul zelf de juiste getallen in (zonder hulp). Vergelijk vervolgens met de oplossing op C:\elementaire chemie\341_atoommodel Rutherford- Bohr.htm. Br-atoom : Z = 35, A = 80 Br Aantal protonen in de kern (Z) Aantal neutronen in de kern (A Z) Aantal elektronen rond de kern (Z) Massa van de protonen Massa van de neutronen Massa van de elektronen Massa van het Br-atoom Lading van de protonen in de kern Lading van de neutronen in de kern Lading van de volledige kern Lading van de elektronen rond de kern Lading van het volledige Br-atoom u = (symbool) u u u = (symbool) Einde van de herhaling. Freinetschool Villa da Vinci 116
4 2. Atoommassa en absolute molecuulmassa (+ absolute ionmassa) Bronnen: Explosief 2.2. p Elementaire chemie : C:\elementaire chemie\346_molecuulmassa.htm (of: klik op start H Molecuulmassa) C:\elementaire chemie\346b_ionmassa.htm C:\elementaire chemie\346c_formulemassa.htm Tip: lees aandachtig Explosief 2.2. p Maak een mindmap of een schema. Daarna kun je deze fiche grotendeels invullen. - Atomen zijn opgebouwd uit drie verschillende deeltjes: Naam deeltje p n e Massa in u - 1 unit, of 1 u, stemt overeen met 1, kg = 1, g of 0, gram. Dat is de massa van één proton, één neutron. 1 u is ook gelijk aan 1/12 van de massa een C-atoom (waarom is dat zo?). Zo is de unit overigens gedefinieerd (zie Explosief 2.2. p. 147) : 1 unit = - Nogmaals: bij het berekenen van de atoommassa (A), de massa in units (u) of de molecuulmassa houden we alleen rekening met de massa van de deeltjes in de kern (= protonen en neutronen) en NIET met de massa van de elektronen. Waarom? Freinetschool Villa da Vinci 117
5 - Verklaar nu zelf: Waarom is de atoommassa, uitgedrukt in units u, van een neutraal atoom (of een neutrale molecule) gelijk aan de atoommassa (in u) van het geïoniseerde atoom (resp. molecule)? Bv. zowel voor Fe als Fe - en Fe 2- en Fe 3- geldt dat u = 55,8. Waarom? - Bij de meeste elementen is de atoommassa in units (u) geen rond getal. De atoommassa van chloor, bijvoorbeeld, is 35,5 u. Hoe is dat te verklaren? Antwoord met de juiste terminologie (dit is leerstof uit het 3 e jaar; je vindt het antwoord op p. 147 in Explosief 2.2.) Absolute en relatieve atoom-, ion- of molecuulmassa In de volgende oefeningen is telkens sprake van de absolute (atoom-, molecuul-, ion-)massa en de relatieve (atoom-, molecuul-, ion)massa. Vraag : Wat is het verschil tussen absolute en relatieve massa? Antwoord: De absolute massa (symbool m) is de massa, uitgedrukt in u. Voorbeeld: De relatieve atoommassa (symbool A r ) of de relatieve molecuulmassa M r drukt uit, hoeveel maal de massa groter is dan 1 u. Bij relatieve massa s gebruiken we dus geen eenheid. De absolute atoommassa van kalium is m = 39,1 u. De relatieve atoommassa van kalium is A r = 39,1. Freinetschool Villa da Vinci 118
6 Vul aan (zie Elementaire Chemie): atoom Absolute massa m Relatieve atoommassa A r (u) (kg) (g) (onbenoemd) H 1, , O 2, , S 5, , De absolute massa van een O 2 -molecule is m O2 =. De relatieve massa van een O 2 -molecule is M r,o2 =. (mét eenheid) (zonder eenheid) De absolute/relatieve molecuulmassa van een molecule berekenen we door. Voorbeeld: a) Leg uit hoe je berekent dat de absolute massa van H 2 O 18,0 u bedraagt. b) Wat is de relatieve molecuulmassa van H 2 O?. Freinetschool Villa da Vinci 119
7 Oefeningen 1) Molecuulmassa Bereken de absolute molecuulmassa m (in u) en de relatieve molecuulmassa M r van volgende moleculen (het gaat telkens om de massa van één enkele molecule). A Molecule HCl m (u) M r B HNO 3 C S 8 D H 3 PO 4 E SO 2 Oplossing : C:\elementaire chemie\oplossingen\oefening 2.11.htm (of : Start Molecuulmassa, onderaan op de pagina). 2) Ionmassa Bereken de absolute ionmassa m (in u) en de relatieve ionmassa A r of M r van volgende ionen. Ion A Fe 2+ m (u) A r of M r B NO 3 - C NH 4 + D PO 4 3- E S 2- Oplossing: C:\elementaire chemie\oplossingen\oefening 2.27.htm of: Start Ionmassa, onderaan op de pagina). Freinetschool Villa da Vinci 120
8 3) Formulemassa Vorig jaar leerde je dat bij ionbindingen (dus ook bij zouten) geen moleculen gevormd worden, maar wel een ionrooster. We kunnen dus geen (absolute of relatieve) molecuulmassa berekenen. Toch is het mogelijk om de massa per stofeenheid (bv. 1 eenheid NaCl) te berekenen. Die massa noemen we de (absolute of relatieve) formulemassa. Voor het overige is er geen verschil met het berekenen van de molecuulmassa. Oefening Bereken de absolute formulemassa m (in u) en de relatieve formulemassa M r van volgende zouten. A B C D E Zout BaBr 2 ZnSO 4 NaCl Al 2 O 3 Ca 3 (PO 4 ) 2 m (u) M r Oplossing: C:\elementaire chemie\oplossingen\oefening 2.28.htm of: Start Formulemassa, onderaan op de pagina). Tot slot volgt nog één uitgewerkte berekening. Als je de leerstof onder de knie hebt, moet je meteen de ontbrekende getallen kunnen invullen: Formule-eenheid of Roostereenheid : Al 2 (SO 4 ) 3 Absolute formulemassa m : Relatieve formulemassa : 2 x u+ 3 x u = 342,3 u M r = Freinetschool Villa da Vinci 121
9 27. Stofhoeveelheid, molaire massa, mol, constante van Avogadro Bronnen: C:\elementaire chemie\347_molaire massa.htm (of : Stofhoeveelheid) Explosief 2.2. p (vooral ) 1. Enkele begrippen Hoeveel jaar zou het (bij benadering) duren om alle watermoleculen in één druppel water te tellen, als je tien moleculen per seconde kunt tellen en als 6 miljard mensen je helpen tellen? (Dit moet je niet per se weten, maar het geeft wel een goed beeld van het enorme aantal moleculen op aarde ) De mol (meervoud: molen) De mol is de favoriete maateenheid van de chemicus. Hoe is een mol gedefinieerd? Definitie: de mol 1 mol stof = deeltjes. N A = N A noemen we de van. Drie opmerkingen over N A : (1) Let op de eenheid van N A : [N A ] = mol -1 = per mol. (2) Een exactere waarde voor N A is N A = 6, mol -1. Voluit geschreven betekent dat : deeltjes per mol materie. Of zo n zeshonderdduizend miljard miljard deeltjes per mol materie (of: per gram waterstof, of per 1/12 gram koolstof). (3) N A is maar bij benadering gekend (tot op ongeveer 8 cijfers nauwkeurig). De afwijking van de reële waarde is dus zo n (een miljoen miljard). Freinetschool Villa da Vinci 122
10 Toepassing. Vul aan: 1 mol stemt overeen met het aantal atomen in 1/12 van 12 gram koolstof 12 C. H m = u 1 mol H = 6, H-atomen = g H H 2 m = 1 mol H 2 = H 2 -moleculen = g H 2 H 2 O m = 1 mol H 2 O = H 2 O-moleculen = g H 2 O Cu m = 1 mol Cu = Cu-atomen = g Cu Zorg dat je de getallen in deze tabel begrijpt! Molaire massa M Definitie: molaire massa De molaire massa M van een stof is. De eenheid van M is. - De getalwaarde van M is eenvoudigweg gelijk aan. - Het is dan ook heel eenvoudig om deze tabel aan te vullen (maar let op de eenheden!): H M H 2 H 2 O Cu H 2 SO 4 Freinetschool Villa da Vinci 123
11 Stofhoeveelheid Geef drie mogelijkheden om een hoeveelheid stof uit te drukken (zie Elementaire Chemie). Geef telkens het symbool en noem de eenheid. Uitdrukkingswijze van stofhoeveelheid Symbool Eenheid 1) 2) 3) Symbolen. De volgende symbolen moet je goed kennen! m (x) = de absolute massa van stof x n (x) = het aantal mol van stof x M (x) = de molaire massa van stof x N(x) = het aantal deeltjes van stof x = de stofhoeveelheid N A = de constante van Avogadro = mol -1 Uitgewerkt voorbeeld 1. De molaire massa van water is 18 g/mol. Hoeveel mol is 9 gram water? n H2 O = m H 2 O M H2 O = 9 g = 0,5 mol 18 g/mol Om het aantal mol van een stof te vinden, deel je de massa door de massa (kloppen de eenheden?) Freinetschool Villa da Vinci 124
12 Uitgewerkt voorbeeld 2. Gegeven is dat voor een bepaalde stof N = deeltjes. Hoeveel mol is dat? n = N N A = , = 16,606 mol mol 1 Om het aantal mol van een stof te vinden, deel je de door de (kloppen de eenheden?) 2. Samenvattend schema: Het correct omrekenen van gram naar mol en naar het aantal deeltjes is uiteraard zeer belangrijk. Het volgende schema zet alles op een rijtje: M (X) ( g mol ) x N ( - ) A mol m (g) n (mol) N ( - ) (X) (X) (X) x M (X) ( g mol ) N ( - ) A mol Voorbeeld 1: Wat is de formule voor n(x) als je m(x) en M(X) kent? Antwoord: n(x) = m(x) : M(X) Controleer of de eenheden kloppen : Voorbeeld 2 : Hoe bereken je de absolute massa m(x) als je het aantal deeltjes N(X) en de molaire massa M(X) kent? Antwoord: Dit doe je in twee stappen : m (X) = N (X)M (X) N A Controleer of de eenheden kloppen : Freinetschool Villa da Vinci 125
13 5 Tips : 1. Leer het schema best niet domweg uit het hoofd. Probeer het in de eerste plaats te begrijpen (je zult wel eerst aan de verschillende symbolen moeten wennen). 2. Schrijf het schema over met de namen van de grootheden erbij. 3. Gebruik de eenheden om de rekenstappen af te leiden. De eenheden moeten immers altijd kloppen! 4. Je zou (als hulp voor jezelf) in staat moeten zijn dit schema zelf op te stellen. Dat lukt wel nadat je een paar oefeningen hebt gemaakt. 5. Maak oefeningen tot je alle omzettingen beheerst. 3. En nu ga je zelf aan de slag! 1) Hoeveel is de massa (in g) van? A 1 mol HCl B 0,5 mol H 2 SO 4 C ¼ mol H 3 PO 4 D 1,12 mol P 2 O 5 E 0,79 mol H 2 O 2) Hoeveel mol is? Enkele antwoorden: A : 36,5 g ; B : 49,05 g ; C : 24,5 g Oplossing: Elementaire chemie: Start Molaire massa mol constante van Avogadro, onderaan op de pagina) A 5,0 g H 2 O B 10,0 g HNO 3 C 40,5 g H 2 SO 4 D 138,25 g P 2 O 5 E 122,44 g HCl Enkele antwoorden: A: 0,28 mol ; B : 0,159 mol Oplossing: Elementaire chemie: Start Molaire massa mol constante van Avogadro, onderaan op de pagina) Freinetschool Villa da Vinci 126
14 3) Hoeveel moleculen zijn er aanwezig in volgende hoeveelheden? A 1,58 kg P 2 O 5 B 12,15 g H 2 SO 4 C 1,00 L H 2 O D 2,45 mol HNO 3 E 88,16 g HCl Enkele antwoorden: A: 6, ; B : 7, Oplossing: Elementaire chemie: Start Molaire massa mol constante van Avogadro, onderaan op de pagina) Test jezelf! Heb je alles begrepen over de omrekeningen tussen molaire massa, stofhoeveelheid en aantal deeltjes? Maak de drie slotoefeningen hieronder. De oplossing vind je op C:\elementaire chemie\347_molaire massa.htm (of: start 11.1 Molaire massa, helemaal onderaan op de pagina). Oefening 1 : mol naar (kilo)gram. Trek pijlen van links naar rechts. Freinetschool Villa da Vinci 127
15 Oefening 2 : (kilo)gram naar mol. Trek pijlen van links naar rechts. Oefening 3 : mol of (kilo)gram naar aantal moleculen. Trek pijlen van links naar rechts. Freinetschool Villa da Vinci 128
16 28. De concentratie van een oplossing Bronnen: - C:\elementaire chemie\424_concentratie.htm (jaar Concentratie van oplossingen) - C:\elementaire chemie\423_procentuele samenstelling.htm (jaar Procentuele samenstelling van oplossingen) 1. Wat is een oplossing? (definitie) 2. Welke twee vragen zijn bij elke oplossing van belang? a) b) 3. Lees aandachtig het voorbeeld van de oplossing van suikerklontjes in water, op Elementaire Chemie. Het zal je helpen om te snappen wat volgt. 4. Hoe drukken we de concentratie van een oplossing uit? Hiervoor bestaan twee grootheden, namelijk: m : symbool : formule: ρ* = = eenheid : m : symbool : formule: c = = eenheid : Freinetschool Villa da Vinci 129
17 5. Wat is het verschil tussen de symbolen ρ en ρ*? Antwoord: ρ is het symbool van, terwijl ρ* het symbool is van. 6. Eenvoudige toepassing. Je doet 8,00 gram NaOH in een maatkolf. Dan voeg je water bij tot aan de ijkstreep van 100 ml. Bereken de massaconcentratie van deze oplossing (let op: dit is niet dezelfde oplossing als op Elementaire Chemie!): ρ* = 7. A) Met welke formule reken je massaconcentratie ρ* om in molconcentratie c? B) Met welke formule reken je bijgevolg c om in ρ*? A) = B) = Deze formules moet je kennen! 8. Bereken de molconcentratie van de NaOH-oplossing in vraag 6 : c = 9. Oefeningen 9.1. Bereken de massaconcentraties van volgende oplossingen. Geef ook telkens de naam van de opgeloste stof (herhalingsoefening). a CuSO 4 0,100 mol/l kopersulfaat g / L b c d Na 2 CO 3 0,500 mol/l H 2 SO 4 3,00 mol/l KMnO 4 0,360 mol/l Freinetschool Villa da Vinci 130
18 E NaNO 3 1,14 mol/l Antwoorden: A : 15,96 g/l ; B : 52,0 g/l ; C : 294,3 g/l ; d: 56,88 g/l ; e: 96,9 g/l Oplossing: C:\elementaire chemie\424_concentratie.htm 9.2. Bereken de molconcentraties van volgende oplossingen. Geef ook de naam. a 16,60 g KI / 100 ml kaliumjodide mol/l b c d e 17,00 g NaNO 3 / 250 ml 1,76 kg H 2 SO 4 / L 12,45 g CuSO 4 / 500 ml 0,832 g Na 2 CO 3 / 100 ml Antwoorden: a : 1,000 mol/l ; b : 0,800 mol/l ; c: 17,9 mol/l ; d: 0,1560 mol/l ; e: 0,080 mol/l Oplossing: C:\elementaire chemie\424_concentratie.htm 9.3. Hoeveel opgeloste stof is er aanwezig in volgende oplossingen. Druk de hoeveelheid uit in gram en in mol. Mol Gram a 3,00 L NaCl 2,00 mol/l b 600 ml KBr 0,400 mol/l c 288 ml CaCl 2 0,024 g/l d 1,16 L Ca(NO 3 ) 2 0,114 mol/l e 1,00 ml NaCl 24,6 g/l Antwoorden: a: 6,00 mol, 351 g ; b: 0,240 mol, 28,6 g ; c: 6, mol, 0,0069 g ; d: 0,132 mol, 21,7 g ; e: 4, mol, 0,0246 g Oplossing: C:\elementaire chemie\424_concentratie.htm Freinetschool Villa da Vinci 131
19 10. Procentuele samenstelling van oplossingen a) Hoeveel suiker bevat een 10 % oplossing van suiker in water? Antwoord: suiker per suikerwater. b) Zware trappistenbieren bevatten tot 11 % alcohol. Hoeveel alcohol is dat (in ml) per liter bier? Antwoord: alcohol per trappistenbier. Freinetschool Villa da Vinci 132
20 29. Stoichiometrische vraagstukken Bronnen: - C:\elementaire chemie\347b_stoichiometrie.htm Wat is stoichiometrie 19? Lees het korte Wikipedia-artikel over stoichiometrie. Beantwoord de vragen: a) Verklaar de etymologie van het woord stoichiometrie. b) Wat is stoichiometrie? c) Met welke andere chemische wet (principe) houdt de stoichiometrie verband? d) Wie ontdekte de stoichiometrie? Waar en wanneer leefde hij? 19 Ook stoechiometrie genoemd Freinetschool Villa da Vinci 133
21 2. Lees aandachtig het voorbeeld over de synthese van water, op Elementaire Chemie (bekijk ook de afbeeldingen). We bekijken een (onrealistisch) voorbeeld met uiterst weinig deeltjes: Voor de reactie H 2 O 2 Na samenvoegen (mengsel van H 2 en O 2 ) Evolutie tijdens de reactie Na de reactie (verbinding van H en O) Aantal moleculen waterstofgas vóór de reactie (tel ze!) : Aantal moleculen zuurstofgas vóór de reactie : Aantal moleculen water na de reactie : Totaal aantal (gebonden) atomen vóór de reactie: Totaal aantal (gebonden) atomen na de reactie: Totale absolute massa vóór de reactie: Totale absolute massa na de reactie: Formuleer zelf een besluit uit deze berekeningen: Freinetschool Villa da Vinci 134
22 3. Samenvatting: De voorgetallen of in een reactievergelijking geven niet enkel aan hoeveel er reageren en ontstaan, maar ook hoeveel er reageert en ontstaat. En daaruit kunnen we berekenen hoeveel er reageert en ontstaat. 2 H 2 + O 2 2 H 2 O moleculen + molecule moleculen mol + mol mol gram + gram gram 4. Oefening. Vul bij de onderstaande reactievergelijkingen, waar één hoeveelheid gegeven is, de ontbrekende gegevens in: C + O 2 CO 2 1 mol +... mol... mol... mol +... mol 3 mol H 2 + Cl 2 2 HCl... mol +... mol 2 mol 3 mol +... mol... mol... mol +... mol 3 mol Freinetschool Villa da Vinci 135
23 P O 2 P 4 O 10 2 mol +... mol... mol 0,2 mol +... mol... mol 2 NH 3 N H 2 2 mol... mol +... mol... mol 4 mol +... mol Oplossing: C:\elementaire chemie\347b_stoichiometrie.htm 5. (!) Oefening. Beschouw de volgende reactie: 4 Fe + 3 O 2 2 Fe 2 O 3 Voeg een apart blad toe met je berekeningen. a) Hoeveel g Fe 2 O 3 ontstaat er als er 5,00 g Fe reageert? Antwoord: b) Hoeveel g O 2 reageert er met 20,0 g Fe? Antwoord: c) Hoeveel g Fe moeten we laten reageren om 8,12 g Fe 2 O 3 te bekomen? Antwoord: d) Hoeveel g O 2 is er nodig om 20,0 g Fe 2 O 3 te verkrijgen? Antwoord: Antwoorden: a) 7,15 g Fe2O3; b) 8,61 g O2; c) 5,69 g Fe; d) 6,02 g O2 De oplossing (met de berekening) vind je op C:\elementaire chemie\347b_stoichiometrie.htm. Freinetschool Villa da Vinci 136
24 6. Oefening. We beschouwen de reactie: CaCO HCl -> CaCl 2 + H 2 O + CO 2 Verbind links met rechts: Oplossing: C:\elementaire chemie\347b_stoichiometrie.htm (onderaan op de pagina : Stoichiometrie 1 en 2). 7. Oefening. Beschouw de reactie: 2 Al + 3 H 2 SO 4 -> Al 2 (SO 4 ) H 2 a) Hoeveel Al 2 (SO 4 ) 3 ontstaat er als er 0,60 mol Al reageert? A B C D 0,30 mol 0,60 mol 0,90 mol 1,20 mol b) Hoeveel Al 2 (SO 4 ) 3 ontstaat er als er 1,20 mol H 2 SO 4 reageert? A B C D E 0,40 mol 0,60 mol 1,20 mol 2,40 mol 3,60 mol Freinetschool Villa da Vinci 137
25 c) 3 mol Al reageert met A 1,5 mol H 2 SO 4 B 2 mol H 2 SO 4 C 3 mol H 2 SO 4 D 4,5 mol H 2 SO 4 E 9 mol H 2 SO 4 d) Als er 5,40 g Al reageert ontstaat er A 0,200 g H 2 B 0,267 g H 2 C 0,400 g H 2 D 0,600 g H 2 E 1,200 g H 2 e) Hoeveel Al moeten we laten reageren om 102,69 g Al 2 (SO 4 ) 3 te verkrijgen? A B C D E 4,05 g 5,40 g 8,10 g 12,15 g 16,20 g De oplossing vind je onderaan op C:\elementaire chemie\347b_stoichiometrie.htm. Freinetschool Villa da Vinci 138
26 30. Werken met concentraties (stoichiometrie, deel 2) Bronnen: - C:\elementaire chemie\425_werken met concentraties.htm In deze fiche leer je hoe je een bepaalde concentratie (in oplossing) kunt bereiden. 1. Over welk materiaal moet je beschikken om concentraties te bereiden? en. 2. Welke vier elementen moet je kennen om een concentratie te kunnen bereiden? 3. (!) Je wil 250 ml waterige oplossing van NaCl bereiden, met een concentratie van 0,162 mol/l Geef in drie stappen aan hoe je het aantal gram NaCl berekent, dat je nodig hebt. Geef bij elke stap de nodige uitleg (zodat je dit later bij het studeren nog steeds begrijpt). Stap 1 : Stap 2 : Stap 3 : Freinetschool Villa da Vinci 139
27 3.2. Lees op Elementaire Chemie aandachtig hoe je de oplossing bereidt (dit moet je in het labo zelf kunnen). Neem eventueel enkele notities: 4. Oefening. Hoeveel gram van de op te lossen stof moet je afwegen om volgende oplossingen te bereiden? (Gebruik het periodiek systeem voor de atoommassa s). Maak de berekening eerst op een apart blad. Schrijf ze daarna in de rechterkolom (gebruik oefening a als voorbeeld). De antwoorden vind je onder de tabel. a 100 ml KOH 1,00 mol/l 100 ml KOH 1,00 mol/l bevat n = c. V = mol/l. L = mol KOH. Dit is m = n. M = mol. g/mol = g KOH. b 250 ml NaCl 0,500 mol/l Freinetschool Villa da Vinci 140
28 c 500 ml KMnO 4 0,020 mol/l d 1 L H 2 SO 4 0,12 mol/l e 250 ml NaNO 3 1,16 mol/l Antwoorden : a) 5,61 g KOH; b) 7,31 g NaCl; c) 1,58 g KMnO 4 ; d) 11,7 g H 2 SO 4 ; e) 29,3 g NaNO 3 Uitgewerkte oplossing: C:\elementaire chemie\425_werken met concentraties.htm Freinetschool Villa da Vinci 141
29 5. Pipet pipetteren Lees aandachtig de uitleg over de pipet en pipetteren op Elementaire Chemie. Je zult de pipet in het labo gebruiken. 6. Oefening Voorbeeldoefening : Hoeveel NaOH is er aanwezig in 25 ml NaOH-oplossing 0,632 mol/l? Lees de oplossing op Elementaire Chemie. Zorg dat je alle stappen begrijpt en zelf ook kunt uitvoeren. Neem de oplossing hier over: Oefen nu zelf. Hoeveel gram van de opgeloste stof is er aanwezig in volgende hoeveelheden? a) 25 ml KOH 1,00 mol/l b) 100 ml NaCl 0,500 mol/l c) 422 ml KMnO 4 0,020 mol/l d) 66 ml H 2 SO 4 0,12 mol/l e) 138 ml NaNO 3 1,16 mol/l Maak de berekeningen op een apart blad. Antwoorden: a) 1,403 g KOH; b) 2,925 g NaCl; c) 1,334 g KMnO 4 ; d) 0,777 g H 2 SO 4 ; e) 16,168 g NaNO 3 Oplossing op C:\elementaire chemie\425_werken met concentraties.htm 7. Maatcilinder Lees aandachtig de uitleg over de maatcilinder op Elementaire Chemie. Je zult de maatcilinder in het labo gebruiken. Freinetschool Villa da Vinci 142
30 8. Oefening Voorbeeldoefening : Hoeveel ml NaOH-oplossing 0,567 mol/l moeten we afmeten als we 2,388 g NaOH willen nemen? Lees de oplossing op Elementaire Chemie. Zorg dat je alle stappen begrijpt en zelf ook kunt uitvoeren. Neem de oplossing hier over: Oefen nu zelf. a b c d Hoeveel ml KOH 1,00 mol/l moeten we afmeten als we 12,00 g KOH willen? Hoeveel ml NaCl 0,500 mol/l moeten we afmeten als we 0,856 mol NaCl willen? Hoeveel ml KMnO 4 12,56 g/l moeten we afmeten als we 5,22 g KMnO 4 willen? Hoeveel ml H 2 SO 4 60,00 g/l moeten we afmeten als we 2,05 mol H 2 SO 4 willen? Maak de berekeningen op een apart blad. Antwoorden: a) 214 ml; b) 1712 ml; c) 416 ml; d) 3352 ml Freinetschool Villa da Vinci 143
31 31. Stoichiometrische berekeningen met concentraties 1. Herhaling: neerslagreacties. We voegen een oplossing van natriumhydroxide (chemische formule: ) en kopersulfaat ( ) bij elkaar. a) Schrijf de reactievergelijking (zoek eerst op of een neerslag ontstaat; pas de coëfficiënten aan). b) Bekijk deze reactie op Elementaire Chemie (video op C:\elementaire chemie\425_werken met concentraties.htm, scroll naar stoichiometrische berekeningen met concentraties, bijna onderaan). o Waarom gebruiken we oplossingen (en niet de vaste stoffen)? c) Bij het samenvoegen van beide oplossingen gebeurt volgende reactie (controleer je antwoord bij a 20 ): 2 NaOH + CuSO 4 Na 2 SO 4 + Cu(OH) 2 (vast) Uitgewerkt voorbeeld: Hoeveel gram Cu(OH) 2 ontstaat er bij samenvoegen van 5,00 ml NaOH 0,850 mol/l en 10,0 ml CuSO4 0,520 mol/l? We werken deze opgave uit met de tabel op de volgende bladzijde. 20 Had je moeite met opgave a? Herhaal dan het hoofdstuk neerslagreacties. Herhaal eventueel ook de theorie over de bindingen. Zulke oefeningen moet je zelfstandig kunnen oplossen! Freinetschool Villa da Vinci 144
32 Vul de tabel aan. Probeer vooral alles te begrijpen! Reactieverhouding : NaOH CuSO 4 Na 2 SO 4 Cu(OH) 2 Voor de reactie 0 Verdwijnt bij de reactie Ontstaat bij de reactie 0 Na de reactie 0 Bij het samenvoegen van bovenstaande oplossingen ontstaat er dus. 2. Oefeningen. Werk deze oefeningen uit op een apart blad. De oplossingen vind je onderaan op C:\elementaire chemie\425_werken met concentraties.htm. a) Hoeveel Al 2 S 3 ontstaat er als er voldoende AlCl 3 reageert met 20,0 ml Na 2 S 0,50 mol/l? (Antwoord: 0,501 g AL 2 S 3 ) 3 Na 2 S + 2 AlCl 3 Al 2 S 3 (vast) + 6 NaCl b) Koolstofdioxide wordt kan als volgt bereid worden: CaCO HCl CaCl 2 + H 2 O + CO 2 (gas) Hoeveel gram CaCO 3 en hoeveel ml HCl 6,00 mol/l moeten we samenvoegen als we 2,00 g CO 2 (gas) willen verkrijgen? (Antwoord: 4,600 g CaCO 3 en 15 ml HCl) Freinetschool Villa da Vinci 145
33 32. Overmaat Bij de reactie H 2 + Cl 2 2 HCl reageert 1 mol waterstofgas met 1 mol chloorgas en wordt er 2 mol zoutzuur gevormd. Maar wat als je niet één mol, maar 2 mol chloorgas met 1 mol waterstofgas zou laten reageren? Dan blijft mol chloorgas achter na de reactie (er is onvoldoende waterstofgas aanwezig om de reactie te laten voortduren). Men zegt dan dat er een overmaat van 1 mol chloorgas is (hoeveel gram is dat? ). Definitie: Overmaat bij een chemische reactie is het teveel van een uitgangsstof dat niet wegreageert. Toepassing: Men laat 4,6 gram koper reageren met een 20 gram zuurstofgas. Er ontstaat 23 gram koperoxide CuO, een zwarte vaste stof. a) Schrijf de reactievergelijking : b) Bereken de overmaat aan zuurstofgas (antwoord: 1,6 gram). Freinetschool Villa da Vinci 146
Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten
Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten 4.1 Deeltjesmassa 4.1.1 Atoommassa De SI-eenheid van massa is het kilogram (kg). De massa van een H-atoom is gelijk aan 1,66 10 27 kg. m(h) = 0,000 000 000 000 000 000
Nadere informatieAr(C) = 12,0 u / 1 u = 12,0 Voor berekeningen ronden we de atoommassa s meestal eerst af tot op 1 decimaal. Voorbeelden. H 1,0 u 1,0.
5. Chemisch rekenen 1. Atoommassa De SI-eenheid van massa is het kilogram (kg). De massa-eenheid die we voor atomen gebruiken is u (unit). 1 27 1 u 1,66 10 kg m 6 C-nuclide m(h) = 1,0 u m(o) = 16,0 u m(c)
Nadere informatieSEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE
SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE 1 OVERZICHT 1. Basisgrootheden en eenheden 2. Berekening van het aantal mol 3. Berekening in niet-normale omstandigheden 4. Oplossingen 5. Berekeningen
Nadere informatie1. Elementaire chemie en chemisch rekenen
In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden
Nadere informatieCursus Chemie 5-1. Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN. 1.1. Relatieve Atoommassa (A r)
Cursus Chemie 5-1 Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN 1.1. Relatieve Atoommassa (A r) A r = een onbenoemd getal dat de verhouding weergeeft van de atoommassa
Nadere informatieNatuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.
Hoofdstuk 17: Rekenen in molverhoudingen 17.1 Rekenen aan reacties: een terugblik én een alternatief In hoofdstuk 11 hebben we gerekend aan reacties. Het achterliggende idee was vaak, dat je bij een reactie
Nadere informatieOpgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M
Hoofdstuk 8 Rekenen met de mol bladzijde 1 Opgave 1 n = m / M a 64,0 g zuurstofgas (O 2) = 2,00 mol (want n = 64,0 / 32,0) enz b 10,0 g butaan (C 4H 10) = 0,172 mol c 1,00 g suiker (C 12H 22O 11) = 0,00292
Nadere informatieChemie 4: Atoommodellen
Chemie 4: Atoommodellen Van de oude Grieken tot het kwantummodel Het woord atoom komt va, het Griekse woord atomos dat ondeelbaar betekent. Voor de Griekse geleerde Democritos die leefde in het jaar 400
Nadere informatie1. Elementaire chemie en chemisch rekenen
In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden
Nadere informatieVoorkennis chemie voor 1 Ba Geografie
Onderstaand overzicht geeft in grote lijnen weer welke kennis er van je verwacht wordt bij aanvang van een studie bachelor Geografie. Klik op een onderdeel om een meer gedetailleerde inhoud te krijgen
Nadere informatieModule 2 Chemische berekeningen Antwoorden
2 Meten is weten 1 Nee, want bijvoorbeeld 0,0010 kg is net zo nauwkeurig als 1,0 gram. 2 De minst betrouwbare meting is de volumemeting. Deze variabele bepaald het aantal significante cijfers. 3 IJs: 1,5
Nadere informatiewoensdag 14 december 2011 16:06:43 Midden-Europese standaardtijd
INLEIDING Geef de reactievergelijking van de ontleding van aluminiumoxide. 2 Al 2 O 3 4 Al + 3 O 2 Massaverhouding tussen Al en O 2 1,00 : 0,889 Hoeveel ton Al 2 O 3 is er nodig om 1,50 ton O 2 te produceren?
Nadere informatie5 Formules en reactievergelijkingen
5 Formules en reactievergelijkingen Stoffen bestaan uit moleculen en moleculen uit atomen (5.1) Stoffen bestaan uit moleculen. Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen. Een molecuul is een groepje
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan
Samenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan Inhoudsopgave 1 Atoommodel... 1 Moleculen... 1 De ontwikkeling van het atoommodel... 1 Atoommodel van Bohr... 2 Indicatoren van atomen... 3 2 Periodiek
Nadere informatieRekenen aan reacties (de mol)
Rekenen aan reacties (de mol) 1. Reactievergelijkingen oefenen: Scheikunde Deze opgaven zijn bedoeld voor diegenen die moeite hebben met rekenen aan reacties 1. Reactievergelijkingen http://www.nassau-sg.nl/scheikunde/tutorials/deeltjes/deeltjes.html
Nadere informatie1. Elementaire chemie en chemisch rekenen
In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden
Nadere informatieDefinitie. In deze workshop kijken we naar 3 begrippen. Massa, Volume en Mol. Laten we eerst eens kijken wat deze begrippen nu precies inhouden.
Definitie In deze workshop kijken we naar 3 begrippen. Massa, Volume en Mol. Laten we eerst eens kijken wat deze begrippen nu precies inhouden. Massa In je tabellenboek vindt je dat de SI eenheid van massa
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 Samenvatting door W. 1173 woorden 23 juni 2016 6,9 16 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Nova Scheikunde Samenvatting H1 1 t/m 7 1 Atoombouw: Atoom: Opgebouwd uit
Nadere informatieRekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week 18-4-2016
Rekenen aan reacties 2 Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 4 Deze les Rekenen aan reactievergelijkingen Samenvatting Vragen Huiswerk voor volgende week Bestuderen Lezen voor deze week Bestuderen
Nadere informatieCurie Hoofdstuk 6 HAVO 4
Rekenen aan reacties Curie Hoofdstuk 6 HAVO 4 6.1 Rekenen met de mol 6.2 Rekenen met massa s 6.3 Concentratie 6.4 SPA en Stappenplan 6.1 Rekenen met de mol Eenheden en grootheden 1d dozijn potloden 12
Nadere informatie1. Elementaire chemie en chemisch rekenen
In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden
Nadere informatieOplossingen oefeningenreeks 1
Oplossingen oefeningenreeks 1 4. Door diffractie van X-stralen in natriumchloride-kristallen stelt men vast dat de eenheidscel van dit zout een kubus is waarvan de ribbe een lengte heeft van 5.64 10-10
Nadere informatieStoffen, structuur en bindingen
Hoofdstuk 1: Stoffen, structuur en bindingen Scheikunde vwo 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken
Nadere informatieINTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 1: INLEIDING MOLECULEN EN ATOMEN
INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 1: INLEIDING MOLECULEN EN ATOMEN 1 OVERZICHT 1. Zuivere stof, moleculen en atomen 1. Moleculeformules 2. Elementen 3. Atoomtheorie 4. Atoommassa 5. Moleculemassa
Nadere informatie5-1 Moleculen en atomen
5-1 Moleculen en atomen Vraag 1. Uit hoeveel soorten moleculen bestaat een zuivere stof? Vraag 2. Wat is een molecuul? Vraag 3. Wat is een atoom? Vraag 4. Van welke heb je er het meeste: moleculen of atomen?
Nadere informatieWet van Behoud van Massa
Les 3 E42 Wet van Behoud van Massa In 1789 door Antoine Lavoiser ontdekt dat : De totale massa tijdens een reactie altijd gelijk blijft. Bij chemische reacties worden moleculen dus veranderd in andere
Nadere informatieEXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN
MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 MAVO-4 Dinsdag 11 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN
Nadere informatieHoofdstuk 3-5. Reacties. Klas
Hoofdstuk 3-5 Reacties Klas 3 MOLECUULFORMULES OPDRACHT 1: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A H 2O C 2H 6 C C 2H 6O D CO 2 E F C 4H 8O CHN OPDRACHT 2: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A HNO C 3H 6O C C 2H 2 D C 6H 5NO
Nadere informatie7. Chemische reacties
7. Chemische reacties 1. Definitie Bij een chemische reactie verdwijnen één of meer stoffen en ontstaan één of meer nieuwe stoffen. De stoffen die verdwijnen noemen we de uitgangsstoffen of reagentia.
Nadere informatieEXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN
MAVO-4 I EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 MAVO-4 Woensdag 9 mei, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN
Nadere informatie2 Concentratie in oplossingen
2 Concentratie in oplossingen 2.1 Concentratiebegrippen gehalte Er zijn veel manieren om de samenstelling van een mengsel op te geven. De samenstelling van voedingsmiddelen staat op de verpakking vermeld.
Nadere informatieWat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?
Chemie Vraag 1 Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? 1 : 1 : 4 2 : 1 : 4 2 : 3 : 12 3 : 2 : 8 Chemie: vraag 1 Chemie Vraag 2 Welke
Nadere informatieWat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?
Chemie Vraag 1 Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? 3 : 2 : 8 2 : 3 : 12 2 : 1 : 4 1 : 1 : 4 Chemie: vraag 1 Chemie Vraag 2 Welke
Nadere informatieHoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph
Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph 6.1 Herhaling: zure en basische oplossingen Arrhenius definieerde zuren als volgt: zuren zijn polaire covalente verbindingen die bij het oplossen in water H +
Nadere informatieWednesday, 28September, :13:59 PM Netherlands Time. Chemie Overal. Sk Havo deel 1
Chemie Overal Sk Havo deel 1 Website van de methode www.h1.chemieoveral.epn.nl Probeer thuis of het werkt. Aanbevolen browser: internet explorer Neem onderstaande tabel over en rond af Atoomsoort Zuurstof
Nadere informatieSCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE
SKILL TREE MOLECUULFORMULES OPDRACHT 1: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A H 2 O C 2 H 6 C C 2 H 6 O D CO 2 E F C 4 H 8 O CHN OPDRACHT 2: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A HNO C 3 H 6 O C C 2 H 2 D C 6 H 5 NO E C 5 H
Nadere informatieHoofdstuk 3: Zuren en basen
Hoofdstuk 3: Zuren en basen Scheikunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken Koolstofchemie
Nadere informatie3.7 Rekenen in de chemie extra oefening 4HAVO
3.7 Rekenen in de chemie extra oefening 4HAVO 3.7.1 Tellen met grote getallen In het dagelijks leven tellen we regelmatig het aantal van bepaalde voorwerpen. Vaak bepalen we dan hoeveel voorwerpen er precies
Nadere informatieWennen aan het idee dat je de eenheden eerst aanpast aan de nieuwe grootheid. Hier: eerst omrekenen naar gram en liter.
Hoofdstuk 4 Massaconcentratie bladzijde 1 Opgave 1 Wennen aan het idee dat je de eenheden eerst aanpast aan de nieuwe grootheid. Hier: eerst omrekenen naar gram en liter. a 25,0 mg ethanol in 100 ml 0,025
Nadere informatieWeet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan?
Hoofdstuk 21 Chemisch rekenen (4) bladzijde 1 Opgave 1 Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan? Opgave 2 We lossen op: 25,0 g NaCl in een maatkolf tot 100 ml. De
Nadere informatieIn de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor.
Chemie Vraag 1 In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor. Nuclide Nuclidemassa (u) 63 Cu 62,93 65 Cu 64,93 35 Cl 34,97 37 Cl 36,95 Wat is de verhouding
Nadere informatieHoofdstuk 2: Kenmerken van reacties
Hoofdstuk 2: Kenmerken van reacties Scheikunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 20122012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken
Nadere informatieMens erger je niet: chemistry edition
Mens erger je niet: chemistry edition Behandelde leerstof: Het spel gaat over het thema: gedrag van stoffen in water. Inhoud: Het spel Mens erger je niet: chemistry edition bevat: - 1 spelbord - 1 dobbelsteen
Nadere informatieDit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen
MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1982 MAVO-4 Woensdag 15 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) MEERKEUZETOETS Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20
Nadere informatieLater heeft men ook nog een ongeladen deeltje met praktisch dezelfde massa als een proton ontdekt (1932). Dit deeltje heeft de naam neutron gekregen.
Atoombouw 1.1 onderwerpen: Elektrische structuur van de materie Atoommodel van Rutherford Elementaire deeltjes Massagetal en atoomnummer Ionen Lading Twee (met een metalen laagje bedekte) balletjes,, die
Nadere informatieI. Basiskennis. Zuivere stof*: Is materie die uit 1 stof bestaat en niet meer gescheiden kan worden door fysische scheidingstechnieken.
Basiskennis 5 chemie 3 de graad, 1 ste jaar = 5avv, 5av, 5bv 1 1.1 Opbouw van de materie I. Basiskennis Zuivere stof*: Is materie die uit 1 stof bestaat en niet meer gescheiden kan worden door fysische
Nadere informatiePbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl
Hoofdstuk 11 Chemische reacties bladzijde 1 Opgave 1 De ionen die in water ontstaan: a NaCl Na Cl - b AgNO 3 Ag - NO 3 c (NH 4) 2SO 4 2 NH 4 SO 4 d KOH K OH - e NiSO 4 Ni 2 SO 4 Opgave 2 Schrijf de volgende
Nadere informatieUitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN 9789077423875, 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 10 Concentratie bladzijde 1
Hoofdstuk 10 Concentratie bladzijde 1 Opgave 1 rekenformule: c(b) = ------- toepassen: n B V opl. Bereken de analytische concentratie (mol/l) in elk van de volgende oplossingen: a 5,00 mol NaCl in 5,00
Nadere informatieChemisch rekenen, zo doe je dat!
1 Chemisch rekenen, zo doe je dat! GOE Opmerkingen vooraf: 1. Belangrijke schrijfwijzen: 100 = 10 2 ; 1000 = 10 3, enz. 0,1 = 1/10 = 10-1 ; 0,001 = 1/1000 = 10-3 ; 0,000.000.1 = 10-7, enz. gram/kg = gram
Nadere informatieAntwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.
Antwoorden 1 Hoeveel protonen, elektronen en neutronen heeft een ion Fe 3+? 26 protonen, 23 elektronen, 30 neutronen 2 Geef de scheikundige namen van Fe 2 S 3 en FeCO 3. ijzer(iii)sulfide en ijzer(ii)carbonaat
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting door T. 1440 woorden 1 oktober 2014 4,7 4 keer beoordeeld Vak Scheikunde Hoofdstuk 1 1.2 Zuivere stoffen en mengsels Er bestaan tientallen miljoenen
Nadere informatieBasis chemie Chemie 6 (2u)
Inhaallessen Basis chemie Chemie 6 (2u) Deze slides voor de inhaallessen worden ter beschikking gesteld, maar ze zijn te beperkt om als samenvatting van de cursus te kunnen dienen. Alle oefeningen worden
Nadere informatieSCHEIKUNDE VWO 4 MOLBEREKENINGEN ANTW.
OPGAVE 1 LEVEL 1 Uit de opgave haal je dat koper en zuurstof links van de pijl moeten staan en koper(ii)oxide rechts van de pijl. Daarna maak je de reactievergelijking kloppend. 2 Cu + O 2 à 2 CuO Filmpje
Nadere informatie5 Water, het begrip ph
5 Water, het begrip ph 5.1 Water Waterstofchloride is een sterk zuur, het reageert als volgt met water: HCI(g) + H 2 0(I) Cl (aq) + H 3 O + (aq) z b Hierbij reageert water als base. Ammoniak is een zwakke
Nadere informatieOpgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14
Opgaven zuurgraad (ph) berekenen Met behulp van deze formules dien je berekeningen te kunnen uitvoeren. Deze hoef je niet uit je hoofd te leren, maar je moet ze wel kunnen toepassen. Bij een toets zullen
Nadere informatieAtomen en elementen. Edelgasconfiguratie zouten en verbindingen. Inhaallessen Basis chemie 15/01/2012
Inhaallessen Basis chemie Chemie 6 (2u) Deze slides voor de inhaallessen worden ter beschikking gesteld, maar ze zijn te beperkt om als samenvatting van de cursus te kunnen dienen. Alle oefeningen worden
Nadere informatieFosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.
1 Een oplossing van zwavelzuur en een oplossing van bariumhydroxide geladen beide elektriciteit. Wordt bij de zwavelzuuroplossing een oplossing van bariumhydroxide gedruppeld, dan neemt het elektrisch
Nadere informatieAtoommodel van Rutherford
Samenvatting scheikunde havo 4 hoofdstuk 2 bouwstenen van stoffen 2.2 de bouw van een atoom Atoommodel val Een atoom is een massief bolletje. Elk atoomsoort heeft zijn eigen Dalton afmetingen Ook gaf hij
Nadere informatieHet is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.
Lyceum Oudehoven Hoefslag 4 4205 NK Gorinchem Schoolexamen Leerjaar: 4 Vak: Scheikunde Datum: 26-06-2013 Tijd: 13.00 14.30 uur Uitdelen: opgavenvellen + proefwerkpapier Toegestaan: rekenmachine, potlood,
Nadere informatieEXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN
MAVO-4 I EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 MAVO-4 Woensdag 8 mei, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN
Nadere informatieUitwerkingen Uitwerkingen 4.3.4
Uitwerkingen 4.3.1 1 1,5 12 = 18 eieren 2 3,25 144 = 468 figuurzaagjes 3 25 24 = 600 bierflesjes 4 3,75 20.000 = 75.000 korrels hagelslag 5 2,25 10.000.000 = 22.500.000 zoutkorrels 6 1,5 6 10 23 = 9 10
Nadere informatieZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.
PARATE KENNIS CHEMIE 4 e JAAR SCHEMA ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,. MENGSEL bestaat uit meerdere zuivere stoffen, de kooktemperatuur,
Nadere informatietoelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?
Chemie juli 2009 Laatste wijziging: 31/07/09 Gebaseerd op vragen uit het examen. Vraag 1 Geef de structuurformule van nitriet. A. B. C. D. Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3 Samenvatting door K. 1467 woorden 5 maart 2016 5,5 2 keer beoordeeld Vak Scheikunde Scheikunde Samenvatting H3 3V 3.1 Energie Fossiele brandstoffen -> nu nog er afhankelijk
Nadere informatie3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3
Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs VOORBLAD EXAMENOPGAVEN Toetsdatum: n.v.t. Vak: Scheikunde voorbeeldexamen 2015 Tijdsduur: 2 uur en 30 minuten De volgende hulpmiddelen zijn toegestaan bij het
Nadere informatieWat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?
Chemie Vraag 1 5,0.10-4 mol van een metaalchloride wordt opgelost in water. Er is 60 ml van een 2,5.10-2 mol.l -1 zilvernitraatoplossing nodig om alle chlorideionen neer te slaan onder de vorm van zilverchloride.
Nadere informatieWat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?
Chemie Vraag 1 5,0.10-4 mol van een metaalchloride wordt opgelost in water. Er is 60 ml van een 2,5.10-2 mol.l -1 zilvernitraatoplossing nodig om alle chlorideionen neer te slaan onder de vorm van zilverchloride.
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten Samenvatting door een scholier 1087 woorden 22 januari 2009 6 42 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Scheikunde
Nadere informatießCalciumChloride oplossing
Samenvatting door R. 1673 woorden 17 februari 2013 8 1 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Additiereactie Bij een reactie tussen hexeen en broom springt de C=C binding open. Aan het molecuul
Nadere informatieBij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag?
Chemie Vraag 1 Bij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag? NaNO3-oplossing, AgNO3-oplossing en BaCl2-oplossing K2SO4-oplossing, (CH3COO)2Pb-oplossing
Nadere informatieBij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag?
Chemie Vraag 1 Bij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag? NH4Cl-oplossing, KOH oplossing en CuSO4-oplossing NH4NO3-oplossing, Na3PO4-oplossing
Nadere informatieAluminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. Geeft het reactieschema van deze reactie.
RECTIESCHEM S EINDS LEVEL 2 RECTIESCHEM S EINDS C LEVEL 2 luminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. Geeft het reactieschema van deze reactie. IJzer reageert met zuurstof tot IJzer(III)oxide. Geef
Nadere informatieScheikundige berekeningen rond bereidingen
Scheikundige berekeningen rond bereidingen 1 Introductie Bereidingsvoorschriften zijn zo opgesteld dat er in het product precies de juiste hoeveelheden stoffen aanwezig zijn. Maar wat te doen als je niet
Nadere informatie7.1 Het deeltjesmodel
Samenvatting door Mira 1711 woorden 24 juni 2017 10 3 keer beoordeeld Vak NaSk 7.1 Het deeltjesmodel Een model van een stof Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen. Aangezien je niet kunt zien hoe een
Nadere informatieHoeveel deeltjes zijn aanwezig in één mol? Wat is de concentratie van een oplossing? molaire concentratie.
Zowel in het vat, de fles als het glas zit dezelfde soort whisky. Is er een verschil in percentage alcohol? Hoeveel deeltjes zijn aanwezig in één mol? Geef de formule die het verband weergeeft tussen de
Nadere informatieDeze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden
Vraag 1 Welke van volgende formules stemt overeen met magnesiumchloriet? MgCl Mg(ClO 2 ) 2 Mg(ClO 3 ) 2 Mg3(ClO 3 ) 2 Optie A: Hier is wat kennis over het periodiek systeem der elementen
Nadere informatieLUMC SPECIALISTISCHE OPLEIDINGEN Tentamen Scheikunde voor operatieassistenten i.o. 2007
LUMC SPECIALISTISCHE OPLEIDINGEN Tentamen Scheikunde voor operatieassistenten i.o. 2007 docent: drs. Ruben E. A. Musson Het gebruik van uitsluitend BINAS is toegestaan. 1. Welk van de volgende processen
Nadere informatieuniversele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x 10 23 mol -1 normomstandigheden:
Nuttige gegevens: universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 vogadroconstante: N = 6,022 x 10 23 mol -1 normomstandigheden: θ = 0 p = 1013 hpa molair volume van een ideaal gas onder normomstandigheden:
Nadere informatieUitwerkingen 3.7.1. Uitwerkingen 3.7.4
Uitwerkingen 3.7.1 1 1,5 12 = 18 eieren 2 3,25 144 = 468 figuurzaagjes 3 25 24 = 600 bierflesjes 4 3,75 20.000 = 75.000 korrels hagelslag 5 2,25 10.000.000 = 22.500.000 zoutkorrels 6 1,5 6 10 23 = 9 10
Nadere informatieEindexamen scheikunde havo 2008-I
Beoordelingsmodel Uraan 1 maximumscore 2 aantal protonen: 92 aantal neutronen: 146 aantal protonen: 92 1 aantal neutronen: 238 verminderen met het aantal protonen 1 2 maximumscore 2 UO 2 + 4 HF UF 4 +
Nadere informatieZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het HAVO. versie mei 2013
ZUREN EN BASEN Samenvatting voor het HAVO versie mei 2013 INHOUDSOPGAVE 1. Vooraf 2. Algemeen 3. Zuren 4. Basen 5. Het waterevenwicht 6. Definities ph en poh 7. ph BEREKENINGEN 7.1. Algemeen 7.2. Water
Nadere informatieRekenen aan reacties 3. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week
Rekenen aan reacties 3 Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 5 Deze les Rekenen aan reactievergelijkingen (Massaverhouding) Afronding voor volgende week Bestuderen (Rekenen met de massa verhouding)
Nadere informatieToets HAVO 4 Chemie Hfdst. 2 Schatkamer aarde
Toets HAVO 4 Chemie Hfdst. 2 Schatkamer aarde Opgave 1 Op het etiket van een pot pindakaas staat als een van de ingrediënten magnesium genoemd. Scheikundig is dit niet juist. Pindakaas bevat geen magnesium
Nadere informatie4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.
MAVO Herexamen 1976 1. Beantwoord de volgende vragen over het element calcium. a. Hoeveel protonen bevat een atoom van dit element? Licht het antwoord toe. b. Hoe zijn de elektronen over de schillen verdeeld?
Nadere informatieBUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding
BUFFEROPLOSSINGEN Inleiding Zowel in de analytische chemie als in de biochemie is het van belang de ph van een oplossing te regelen. Denk bijvoorbeeld aan een complexometrische titratie met behulp van
Nadere informatieSamenvatting Chemie Overal 3 havo
Samenvatting Chemie Overal 3 havo Hoofdstuk 3: Reacties 3.1 Energie Energievoorziening Fossiele brandstoffen zijn nog steeds belangrijk voor onze energievoorziening. We zijn druk op zoek naar duurzame
Nadere informatieOefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1
Oefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1 Opgave 1 uitrekenen en afronden Bij +/- rond je af op het kleinste aantal DECIMALEN, bij x/ rond je af op het kleinste aantal SIGNIFICANTE CIJFERS. Bij gecombineerde
Nadere informatieExtra oefenopgaven. Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008
Extra oefenopgaven Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008 1. Geef van de volgende stoffen de chemische formule; geef ook aan tot welke categorie
Nadere informatieGegeven is volgende niet-uitgebalanceerde reactievergelijking waarin X de formule van een verbinding voorstelt:
Chemie Vraag 1 Gegeven is volgende niet-uitgebalanceerde reactievergelijking waarin X de formule van een verbinding voorstelt: CS2 + X + KOH K2SO4 + K2CO3 + KCl + H2O De hoeveelheden (in mol) van de betrokken
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE
NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van woensdag 5 januari 01 tot en met woensdag 1 februari 01 Deze voorronde bestaat uit 4 meerkeuzevragen verdeeld over
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2.4, 4, 5.1 t/m 5.3
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2.4, 4, 5.1 t/m 5.3 Samenvatting door een scholier 1619 woorden 9 oktober 2005 7,2 12 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Scheikunde, hoofstuk 1, 2.4,
Nadere informatieIM4--14 ONDERWIJS IN 1 MAV04. Maandag 17 mei, uur. NATUUR- EN SCHEIKUNDE H (Scheikunde) OPEN VRAGEN
M4--14 ONDERWJS N 1 MAV04 Maandag 17 mei, 14.00--16.00 uur NATUUR- EN SCEKUNDE (Scheikunde) OPEN VRAGEN Bij het examen natuur- en scheikunde wordt de volgende verdeling van de tijd over de twee onderdelen
Nadere informatieINTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 2: ATOOMBOUW EN CHEMISCHE BINDING
INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 2: ATOOMBOUW EN CHEMISCHE BINDING OVERZICHT 1. Elementaire deeltjes 2. Elektronen in schillen 3. Ionbinding ionverbindingen 4. De covalente binding 5. Polaire covalente
Nadere informatieZelfs zuiver water geleidt in zeer kleine mate elektrische stroom en dus wijst dit op de aanwezigheid van geladen deeltjes.
Cursus Chemie 4-1 Hoofdstuk 4: CHEMISCH EVENWICHT 1. DE STERKTE VAN ZUREN EN BASEN Als HCl in water opgelost wordt dan bekomen we een oplossing die bijna geen enkele covalente HCl meer bevat. In de reactievergelijking
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting door een scholier 918 woorden 13 januari 2005 6,3 193 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Hoofdstuk 1 1.2: De bouw van een atoom.
Nadere informatiewww. Chemie 1997 juli Vraag 1 Bij de zogenaamde thermietreactie wordt vast Fe 2 O 3 via een reactie met aluminium omgezet tot Al 2 O 3 en ijzer. Veronderstel dat je beschikt over 25,0 g aluminium en 85,0
Nadere informatieT2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen
T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen 2008 Voorbeeld toets dinsdag 29 februari 60 minuten NASK 2, 2(3) VMBO-TGK, DEEL B. H5: VERBRANDEN EN ONTLEDEN 3(4) VMBO-TGK,
Nadere informatieModule 8 Chemisch Rekenen aan reacties
1 Inleiding In deze module ga je leren hoe je allerlei rekenwerk kunt uitvoeren aan chemische reacties. Dat is van belang omdat in veel bedrijven wordt gerekend aan reacties onder andere om te bepalen
Nadere informatieEen neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.
Chemie Vraag 1 Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil. Waarover kun je op basis van deze gegevens GEEN éénduidige
Nadere informatie