K Definitief besluit Wet algemene bepalingen omgevingsrecht inzake ambtshalve wijziging Sturm en Dekker B.V. te Middelburg

Transcriptie

1 directie RMW Gemandateerd Besluit zaaknummer verwijsnummer Afdelingshoofd Directeur datum ) 5/7 datum gemandateerde inn H.Innker besluit d.d K Definitief besluit Wet algemene bepalingen omgevingsrecht inzake ambtshalve wijziging Sturm en Dekker B.V. te Middelburg Jur.toets datum dir/afd datum aantal te paraferen bijlagen: 1 behandeld door naam Daniel Voorwerk afdeling MHY doorkiesnummer (0118) datum 19 Mi 2011 geadresseerde bericht op brief van kenmerk geadresseerde adressering Sturm en Dekker B.V. t.a.v. de heer Maranus Kleverskerkseweg PM Middelburg bijlage(n) div. onderwerp Ambtshalve wijziging BSB => BBK aanwijzingen verwerkt registratuur 2jJULI20ff tekstverwerking &lllll uiterste verzenddatum verzenddatum brief Verzending door afdeling Opm. verzending 2 2 JULI 2011 &l$ collationeren terug naar ambtenaar J/N JA Naar TVC gekopieerd d.d.: 19 juli 2011 documentnaam Ambtshalve wijziging Sturm en Dekker BBK def. verzenden afschriften aan L y>\ 1. SVP uiterlijk 26 juli 4 getekende exemplaren retour bureau Daniel Voorwerk 2. Berend Hanning 3. Annemarie Murre nummers bijlagen indien meer afschriften; adreslijst toevoegen

2 Archiefexemplaar Provincie Zeeland BESLUIT TOT WIJZIGING VOORSCHRIFTEN OMGEVINGSVERGUNNING GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND Aan: Sturm en Dekker B.V. t.a.v. de heer Maranus Kleverskerkseweg PM Middelburg Middelburg, 21 juli 2011 Kenmerk: Afdeling: Onderwerp: Milieuhygiene Besluit tot net wijzigen/aanpassen van voorschriften voor de indenting Sturm en Dekker B.V. op grond van artikel 2.31, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Samenvatting besluit Op 21 juli 2011 is besloten om de omgevingsvergunningen van Sturm en Dekker B.V. van 25 november 2003 en 25 juli 2005 ambtshalve aan te passen, middels het wijzigen van vergunningvoorschriften in verband met inwerkingtreding van het Besluit Bodemkwaliteit.

3 Besluit Gelet op het bepaalde in de artikelen 2.30 en 2.31 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene wet bestuursrecht en hetgeen wij hierna hebben overwogen, besluiten wij de volgende voorschriften in te trekken, aan te passen of te verbinden: Van de revisievergunning van 25 november 2003, kenmerk /29/60 worden de volgende voorschriften ingetrokken: o Breken: voorschrift 11.5 en Aan de revisievergunning van 25 november 2003, kenmerk /29/60 worden de volgende voorschriften verbonden: o Registratie: voorschrift 4.8 tot en met 4.10; o Bodem: voorschrift 6.9 en 6.10; o Breken: voorschrift tot en met Aan de wijzigingsvergunning van 25 juli 2005, kenmerk worden de volgende voorschriften aangepast door verandering van BRL 9308 in BRL 9335: o Opslag (verontreinigde) grand: voorschrift tot en met

4 VOORSCHRIFTEN EN OVERWEGINGEN 4 REGISTRATIE 4.8 Vergunninghouder mag grond en bouwstoffen accepteren, op- en overslaan en bewerken, die voldoet aan de volgende criteria: grond met kwaliteitsklasse achtergrondwaarde; grond met kwaliteitsklasse wonen; grond met kwaliteitsklasse industrie; grond van onbekende samenstelling (milieuhygienische kwaliteit indicatief beoordeeld); - vormgegeven bouwstoffen; - niet-vormgegeven bouwstoffen zonder isolatie-, beheers- en controle (IBC-)maatregelen; bouwstoffen van onbekende samenstelling (milieuhygienische kwaliteit indicatief beoordeeld). 4.9 Bouwstoffen waarvan de milieuhygienische kwaliteit slechts indicatief is vastgesteld en waarvan na het bemonsteren overeenkomstig het Besluit bodemkwaliteit blijkt dat het gaat om IBC-bouwstoffen, moeten worden afgevoerd naar een erkend verwerker. IBC-bpuwstoffen: Niet vormgegeven bouwstoffen waarvoor isolatie-, beheers- en controle (IBC-)maatregelen nodig zijn Voor het samenvoegen van partijen bouwstoffen is artikel uit de Regeling bodemkwaliteit van toepassing. 6 BODEM 6.9 De opslag van geaccepteerde partijen grond en bouwstoffen moet zodanig plaatsvinden dat geen vermenging met de ondergrond kan plaatsvinden In aanvulling op voorschrift 6.9 moeten bouwstoffen en grond waarvan de kwaliteit slechts indicatief is vastgesteld en dus geen milieuhygienische verklaring bevatten, zoals genoemd in het Besluit bodemkwaliteit, zodanig worden opgeslagen dat sprake is van een verwaarloosbaar bodemrisico zoals gedefinieerd in de NRB. Op grond van het besluit bodemkwaliteit bestaan de volgende milieuhygienische verklaringen: Partijkeuring (grond en bouwstoffen); Erkende kwaliteitsverklaring (grond en bouwstoffen); Fabrikant-eigen verklaring (grond en bouwstoffen); (water) bodemonderzoek (grond); (water)bodemkwaliteitskaart (grond). 11 BREKEN Indien het produceren van gecertificeerde granulaten plaatsvindt overeenkomstig de BRL 2506 moet deze productie worden uitgevoerd door een door de minister van Infrastructuur en Milieu erkend bedrijf of erkend persoon Puin dat niet overeenkomstig de BRL 2506 wordt gebroken, moet voorafgaand aan het breken door middel van een zeefinstallatie (voorzeven) met een zeefmaat 8 mm worden ontdaan van het aanhangende zand/grond (brekerzeefzand).

5 11.14 Brekerzeefzand en granulaat dat niet overeenkomstig de BRL 2506 geproduceerd is, mogen alleen gemengd worden indien deze qua samenstelling gelijk zijn, dan wel ingedeeld zijn in dezelfde kwaliteitsklasse. Voordat een partij wordt opgemengd moeten de analyseresultaten van brekerzeefzand en granulaat beschikbaar zijn. 6 OPSLAG 6.1 (Verontreinigde) grond In de aangevoerde grond mag maximaal 20 % bodemvreemde materialen aanwezig zijn zoals ijzer, puin, afval, sintels, etc. (volgens de BRL 9335 d.d. februari 2009) Indien meer bodemvreemde materialen aanwezig zijn dan in voorschrift is bepaald, moeten deze materialen uitgesorteerd worden onder de overkapping en worden bewaard in een container. Indien het verwaaibare afvalstoffen betreft, moet de container afgedekt worden. Zodra de container vol is moet deze binnen 5 werkdagen worden afgevoerd naar een daarvoor erkende verwerker. Afvalstoffen die overeenkomstig de EURAL als gevaarlijk afval worden aangemerkt, moeten onmiddellijk worden afgevoerd naar een daartoe bevoegde bewaarlocatie Indien er na het uitsorteren bodemvreemde materialen aanwezig zijn die binnen de inrichting hergebruiktdan wel bewerkt kunnen worden zoals puinrestanten, is voorschrift niet van toepassing Elke partij grond moet binnen de inrichting te traceren zijn. Daartoe moet een identificatiesysteem worden opgezet en gehanteerd, zodanig dat op het depot elke partij geidentificeerd kan worden. Het systeem dient dusdanig te zijn opgezet dat partijen die worden opgesplitst, samengevoegd of anderszins worden verplaatst binnen de inrichting, te alien tijde getraceerd kunnen worden (volgens de BRL 9335 d.d. februari 2009) Ten aanzien van het samenvoegen en opsplitsen van partijen grond moet voldoen aan de BRL 9335 d.d. februari OVERWEG1NGEN 1. FEITEN 1.1 Aanleiding Per 1 januari 2008 is het onderdeel 'natte toepassing' en per 1 juli 2008 het onderdeel 'droge toepassing' van het Bouwstoffenbesluit (Bsb) vervangen door het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Daarmee zijn de regels voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen, inclusief de toetsingskaders en de classificaties, uit het Bsb komen te vervallen. In het Bbk is een overgangsregeling opgenomen van maximaal 3 jaar (tot 1 juli 2011), zodat bepaalde onderdelen uit het Bsb voor deze termijn van toepassing blijven. In verband met de overgang van het Bsb naar het Bbk, moeten de in de omgevingsvergunning opgenomen onderdelen van het Bsb aangepast worden overeenkomstig het Bbk. Tevens bestaat de mogelijkheid dat de vergunningvoorschriften door het in werking treden van het Bbk aangevuld dan wel aangepast moeten worden. Door middel van deze wijziging wordt overeenkomstig artikel 2.30 en 2.31 van de Wabo hierin voorzien. De feitelijke activiteiten veranderen niet als gevolg van de vervanging van het Bsb door het Bbk. Deze ambtshalve wijziging heeft alleen betrekking op partijen grond, partijen bouwstoffen en activiteiten die vallen onder de reikwijdte van het Bbk. Het gaat om partijen grond en bouwstoffen, waarvan tijdens de acceptatie en/of na bewerking aangetoond is dat deze passen binnen de kwaliteitseisen van het Bbk.

6 1.2 Vergunningensituatie Op 25 november 2003, kenmerk /29/60, hebben wij aan Sturm en Dekker B.V. een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm), verleend voor de inrichting gelegen aan de Kleverskerkseweg 24 te Middelburg voor de volgende activiteiten: de opslag van bouw- en sloopafval, menggranulaat, asfaltschollen, (dak)grind; de opslag van grand welke is afgescheiden van het puin; het breken van puin; de opslag van (verontreinigde) grand. Op 25 juli 2005, kenmerk , is een vergunning verleend voor het uitbreiden van de inrichting, hierop vindt tussenopslag van vergunde stoffen plaats. Op grand van het bepaalde in de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn de vergunningen en meldingen van rechtswege gelijkgesteld met omgevingsvergunningen en gelden deze voor onbepaalde tijd. 1.3 Wijziging van de vergunningen Op grond van artikel 2.30, lid 1 van de Wabo beziet het bevoegd gezag regelmatig of de voorschriften die aan een omgevingsvergunning zijn verbonden, nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu. Door de vervanging van het Bsb door het Bbk is het noodzakelijk de vergunningen ambtshalve te wijzigen om de handhaafbaarheid van de onderliggende vergunningen te garanderen. Met deze overgang van het Bsb naar het Bbk, moeten de in de omgevingsvergunning opgenomen onderdelen welke betrekking hebben op het Bsb aangepast worden overeenkomstig het Bbk. Deze wijzigingen hebben betrekking op de hieronder genoemde aspecten: de vervanging Bsb door Bbk in de huidige beschikking; de wijzigingen in de terminologie van baggerspecie (geen klasse 0 t/m 4 meer van toepassing) en grond (geen categorie-1 en categorie-2 grond/bouwstoffen meer); het laten aansluiten van de voorschriften van de onderliggende omgevingsvergunningen op het Bbk. 1.4 Bevoegd gezag Op grond van artikel 2.4 van de Wabo juncto artikel 3.3 van het Bor zijn Gedeputeerde Staten van Zeeland het bevoegd gezag. 1.5 Voorbereidingsprocedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.15 lid 1 en 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 2. BELEIDSKADER 2.1 Algemeen Deze ambtshalve wijziging is getoetst aan het wettelijk toetsingskader. Bij de beoordeling op milieuhygienische aspecten zijn betrokken: de bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken; de gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge samenhang bezien, die de inrichting kan veroorzaken, mede gezien haar technische kenmerken en haar geografische ligging; de mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen; het systeem van met elkaar samenhangende technische, administratieve en organisatorische maatregelen om de gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen en, voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen, dat degene die de inrichting drijft, met betrekking tot de inrichting toepast, evenals het milieubeleid dat hij met betrekking tot de inrichting voert.

7 Bij de beoordeling op milieuhygienische aspecten is rekening gehouden met de beleidsuitgangspunten en met de geldende richtwaarden (voor zover van toepassing). Bij de beoordeling op milieuhygienische aspecten zijn de geldende grenswaarden, de regels gesteld in een instructie AMvB, de in de provinciate milieuverordening opgenomen instructieregels en de aanwijzingen die door de Minister zijn gegeven, in acht genomen (voor zover van toepassing). Verder is op basis van artikel 2.14, eerste lid van de Wabo nagegaan of de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Dit heeft geleid tot het volgende. 3. BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 3.1 Algemeen In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan de vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. Bij de bepaling van BBT moeten wij in zijn algemeenheid de in de artikel 5.4 lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) vermelde aspecten betrekken, rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. In het bijzonder moeten wij bij de bepaling van BBT rekening houden met de aanwijzing BBTdocumenten uit bijlage 1 van de Regeling omgevingsrecht. Voor installaties als bedoeld in bijlage 1 van de EG-richtlijn gei'ntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (gpbv-installaties) moet in ieder geval rekening worden gehouden met de in tabel 1 van de in de Regeling omgevingsrecht opgenomen informatiebronnen. Met de in tabel 2 van de bij deze regeling behorende bijlage opgenomen documenten moet rekening worden gehouden, voor zover deze betrekking hebben op onderdelen van of activiteiten binnen de inrichting. Blijkens jurisprudentie behoren wij ook de eindconcept-bref's en BREF's die nog niet zijn opgenomen in tabel 1 te betrekken bij de besluitvorming. Deze moeten immers worden beschouwd als documenten die een beschrijving bevatten van vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd. 3.2 Beoordeling De IPPC-richtlijn bevat maatregelen ter voorkoming en/of beperking van emissies door daartoe aangewezen activiteiten naar lucht, water en bodem, met in begrip van maatregelen ten aanzien van afvalstoffen. De activiteiten die Sturm en Dekker verricht worden genoemd in bijlage I van de IPPCrichtlijn. De IPPC-richtlijn is van toepassing op de inrichting van Sturm en Dekker B.V. Bij het bepalen van de beste beschikbare technieken hebben wij rekening gehouden met de volgende van toepassing zijnde Nederlandse informatiedocumenten uit tabel 2 van bijlage 1 van de Regeling omgevingsrecht: Nederlandse richtlijn bodembescherming (NRB). Daarnaast zijn tevens meegenomen de verplichtingen zoals die in de artikelen 5.3 tot en met 5.7 van het Besluit omgevingsrecht zijn verwoord. Onderstaand wordt per onderwerp uit het Bbk aangegeven op welke wijze daar rekening mee is gehouden.

8 4. BODEM 4.1 Het kader voor de bescherming van de bodem Het (nationale) preventieve bodembeschermingbeleid is vastgelegd in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) bedrijfsmatige activiteiten. Het ministerie van VROM heeft de NRB in overleg met vergunningverleners, onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven opgesteld. Deze richtlijn is ontwikkeld om vergunningvoorschriften te uniformeren en harmoniseren. Met de NRB kunnen (voorgenomen) bodembeschermende maatregelen en voorzieningen binnen inrichtingen worden beoordeeld en kan de besluitvorming met betrekking tot een optimale bodembeschermingstrategie worden gestuurd. De NRB beperkt zich tot de normale bedrijfsvoering en voorzienbare incidenten. Bodembescherming in situaties van calamiteiten wordt in NRB-kader niet behandeld. Een eventuele calamiteitenopvang echter wel. Het uitgangspunt van de als BBT-document aangewezen NRB is dat door een doelmatige combinatie van maatregelen en vloeistofdichte of-kerende voorzieningen een verwaarloosbaar risico wordt gerealiseerd. Alleen in een aantal bestaande situaties kan overeenkomstig de NRB onder voorwaarden volstaan worden met een aanvaardbaar bodemrisico. Opslag, overslag en/of bewerking van grond, baggerspecie en bouwstoffen met de volgende kwaliteiten zien wij als bodembedreigend en ter plaatse moeten derhalve bodembeschermende voorzieningen getroffen worden: categorie 2 grond en categorie 2 bouwstoffen overeenkomstig Bbk; grond en/of baggerspecie kwaliteitsklasse A met een minerale olie gehalte groter dan 500 mg/kg (standaard bodem) overeenkomstig Bbk; grond en/of baggerspecie kwaliteitsklasse B overeenkomstig Bbk; IBC-bouwstoffen overeenkomstig het Bbk; grond, baggerspecie en bouwstoffen van onbekende kwaliteit. 4.2 De vergunde activiteiten Op de volgende (reeds vergunde) potentieel bodembedreigende activiteiten binnen de inrichting Sturm en Dekker B.V. is het Bbk van toepassing: - de opslag van bouw- en sloopafval, menggranulaat, asfaltschollen, (dak)grind; de opslag van (verontreinigde) grond; de opslag van grond welke is afgescheiden van het puin; - het breken van puin. De opslagactiviteiten komen overeen met de volgende indeling in kwaliteitsklassen uit het Besluit bodemkwaliteit: de opslag van vormgegeven en niet vormgegeven bouwstoffen overeenkomstig het Bbk; de opslag van bouwstoffen met een onbekende samenstelling (milieuhygienische kwaliteit indicatief beoordeeld); de opslag van grond dat voldoet aan de achtergrondwaarde overeenkomstig het Bbk; de opslag van grond dat voldoet aan de kwaliteitsklasse wonen overeenkomstig het Bbk; de opslag van grond met een onbekende samenstelling (milieuhygienische kwaliteit indicatief beoordeeld). 4.3 Voorzieningen ter bescherming van de bodem Met de onderliggende vergunningen wordt reeds voorzien in de bescherming van de bodem ter plaatse van bodembedreigende activiteiten. Het terrein binnen de inrichting is deels voorzien van een verharding waarop bouw- en sloopafval wordt opgeslagen, en deels voorzien van een gesloten asfaltverharding waarop een overkapping is geplaatst waaronder (verontreinigde) grond wordt opgeslagen. Door de overkapping wordt voorkomen dat er intreding van hemelwater plaatsvindt, zodat uitloging van potentieel bodembedreigende stoffen niet kan optreden. De benodigde (voor)sorteer- en uitzeefwerkzaamheden worden uitgevoerd onder de overkapping boven de gesloten asfaltverharding. Tevens vindt opslag plaats van (teerhoudende) asfaltschollen. Teerhoudend asfalt wordt opgeslagen boven een vloeistofdichte vloer of op een verharde ondergrond onder de overkapping.

9 In aanvulling hierop is in voorschrift 6.9 van deze vergunning vastgelegd dat de opslag van partijen grand en bouwstoffen zodanig plaats moet vinden dat geen vermenging met de ondergrond kan optreden. Voor de opslag van grond en bouwstoffen waarvan de kwaliteit slechts indicatief is vastgelegd (zonder milieuhygienische verklaring) is voorschrift 6.10 in deze vergunning opgenomen. 4.4 Beoordeling en conclusie Wij hebben de vergunde bodembedreigende activiteiten beoordeeld en stemmen in met de bestaande voorziening(en) ter bescherming van de bodem ter plaatse van de bodembedreigende activiteiten. Met de reeds getroffen voorziening uit de onderliggende vergunning en de opgenomen voorschriften 6.9 en 6.10 zal voor alle bodembedreigende activiteiten het verwaarloosbaar bodemrisico worden behaald. 5 BEOORDELINGSRICHTLIJNEN (BRL) 5.1 Algemeen Voor steeds meer activiteiten worden zogenaamde BRL's opgesteld. BRL's beschrijven de manier waarop certificatie-instellingen toetsen of een organisatie voldoet aan de technische eisen voor het behalen of behouden van een certificaat. Verder wordt in de BRL's beschreven aan welke technische en organisatorische eisen een organisatie/product moet voldoen om in aanmerking te komen voor een certificaat. Deze beschrijvingen worden uitgewerkt in protocollen. In hoofdstuk 2 van het Bbk en de Regeling bodemkwaliteit is opgenomen dat het voor bepaalde activiteiten verplicht is te werken overeenkomstig een bepaalde BRL of bepaald protocol en hiervoor een certificaat en erkenning te hebben. Wanneer er geen certificaat en erkenning aanwezig zijn mogen bepaalde activiteiten niet worden uitgevoerd, dan wel gelden hier andere regels voor. Binnen de inrichting vindt het breken van puin plaats waarop de BRL 2506 (Recyclinggranulaten voor toepassing in beton, wegenbouw, grondbouw en werken) van toepassing is. Sturm en Dekker B.V. is gecertificeerd voor het breken van puin overeenkomstig de BRL Het breken van puin is reeds opgenomen in de vigerende vergunning van 25 november Een erkenning door de minister van Infrastructuur en Milieu (I en M) voor de BRL 2506 is alleen verplicht indien voor de bouwstof een kwaliteitsverklaring is afgegeven die voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in de betreffende BRL. Dit betekent dat de kwaliteit van de bouwstof ook mag worden aangetoond met een ander soort milieuhygienische verklaring overeenkomstig het Bbk, bijvoorbeeld een partijkeuring. Sturm en Dekker B.V. heeft in de aanvraag van de onderliggende vergunning(en) aangegeven puin te breken volgens de BRL In voorschrift 11.12, van deze vergunning staat aangegeven dat de producent van gecertificeerde granulaten erkend moet zijn volgens de BRL Sturm en Dekker B.V. is sinds 28 maart 2009 erkend voor de BRL Beoordeling en conclusie Wij hebben in de voorschriften van deze vergunning aangesloten bij hoofdstuk 2 van het Bbk. In de voorschriften van deze vergunning is opgenomen dat de producent van gecertificeerde granulaten overeenkomstig de BRL 2506 erkend moet zijn door de minister van I en M. Daamaast hebben wij in de voorschriften en eisen gesteld indien het puin niet overeenkomstig de BRL 2506 wordt gebroken. Hiermee wordt invulling gegeven aan de regels uit het Bbk. Binnen de inrichting vindt aanvoer, opslag, samenvoegen en opsplitsen van partijen grond plaats waarop de BRL 9308 van toepassing is volgens de onderliggende vergunning(en). Echter de BRL 9308 is ingetrokken en hiervoor in de plaats is de BRL 9335 gekomen. Sturm en Dekker B.V. is hiervoor niet gecertificeerd. In de vergunningen van 25 juli 2005 is aansluiting gezocht aan de BRL 9308 door het opnemen van voorschriften voor aanvoer, opslag, samenvoegen en opsplitsen van partijen grond. De voorschriften 6.1.3, 6.1.4, en zijn gebaseerd op de BRL Daarom worden de voorschriften aangepast in deze vergunning dat moet worden voldaan aan de BRL Hiermee blijft de activiteit vergund en dient voor de activiteit gewerkt te worden volgens de geldende BRL Voor de activiteit "samenvoegen en opsplitsen van partijen grond" zijn aangepaste voorschriften aan deze vergunning verbonden.

10 6. AFVALSTOFFEN 6.1 A&V-beleid en AO/IC In het Landelijk Afvalbeheerplan , hierna aangeduid als net LAP is aangegeven dat een inrichting die afvalstoffen accepteert over een adequaat acceptatie- en verwerkingsbeleid (A&V-beleid) en een systeem voor administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) moet beschikken. In het A&V-beleid moet zijn aangegeven op welke wijze binnen de inrichting acceptatie en verwerking van afvalstoffen plaatsvinden. In de AO/IC is vastgelegd hoe door technische, administratieve en organisatorische maatregelen de relevante processen binnen een inrichting kunnen worden beheerst en geborgd om de risico's binnen de bedrijfsvoering te minimaliseren. Doordat het Bouwstoffenbesluit is komen te vervallen en het Besluit bodemkwaliteit van kracht is geworden, verandert de naamgeving van de kwaliteitsklassen. In voorschrift 4.8 van deze vergunning is vastgelegd welke kwaliteitsklassen aan grond en bouwstoffen door Sturm en Dekker B.V mogen worden geaccepteerd. Sturm en Dekker B.V. beschikt over een meet- en registratiesysteem waarin wordt vastgelegd de binnenkomende en uitgaande afvalstoffen. Het bedrijf heeft een acceptatiereglement waarin staat opgenomen hoe wordt omgegaan tot het accepteren van bouw- en sloopafval afkomstig van buiten de inrichting. Het acceptatiereglement biedt voldoende artikelen waarmee wordt voldaan aan de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wet milieubeheer waarin de voorkeursvolgorde voor het beheer van afvalstoffen respectievelijk het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen is aangegeven. Daarom zijn in deze vergunning geen voorschriften opgenomen voor een acceptatie- en verwerkingsbeleid omdat deze voorschriften zijn opgenomen in de revisievergunning van 25 november ONTVANGEN ZIENSWIJZE/ADVIEZEN Binnen de daarvoor gestelde termijn zijn geen zienswijzen of adviezen ontvangen. De definitieve vergunning is niet gewijzigd ten opzichtte van de ontwerp-vergunning. 7. ONDERTEKENING gedeputeerde staten, namens dezen, mevrjng. I. Jansen, hoj0fd'afdeling Milieuhygiene. Slotbepa ig Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg; Het Waterschap Scheldestromen.

11 8. RECHTSBESCHERMING EN 1NWERKINGTREDING Indien u zich niet kunt verenigen met deze beschikking, kunt u een beroepsschrift indienen bi] de Rechtbank Middelburg. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt 6 weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit ter inzage is geiegd. U dient hiervoor griffierecht te betalen. Het beroep kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:1 juncto artikel 7:1 van de Awb worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig hun zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht of door belanghebbenden die geen zienswijze naar voren hebben gebracht maar die dat redelijkerwijs niet kan worden verweten of door belanghebbenden die zich niet kunnen vinden in de wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste bevatten: - de naam en het adres van de indiener; - de dagtekening; - een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; - de gronden van het beroep (de motivering). Inwerkingtreding De beschikking wordt na afloop van de beroepstermijn van kracht tenzij gedurende die termijn beroep is ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan. De beschikking wordt niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist. Het beroepschrift moet in tweevoud worden ingediend bij Rechtbank Middelburg, Postbus 5015, 4330 KA Middelburg. Het verzoek om voorlopige voorziening moet worden gericht aan de Voorzieningenrechter van de rechtbank in Middelburg, Postbus 5015, 4330 KA Middelburg. 10