Raad van bestuur: A. Welvaarts, voorzitter., E. De Neve, S. Garaleas, E. Hendryckx

Transcriptie

1 LANDELIJK ALGEMENE VERGADERING 28 maart 2009 Datum: Zaterdag 28 maart 09-09u30 Plaats : Hotel Floris Ustel - Brussels Uitgenodigd: Raad van bestuur: A. Welvaarts, voorzitter., E. De Neve, S. Garaleas, E. Hendryckx Coördinatoren: I. Claessens, P. Rottiers, K. Verspecht, K. Umans, secretaris-generaal Afgevaardigden: Limburg (3): M. Bogaers, J. Kerckhofs; J. Reenaers Vlaams Brabant (3): F. Hernou, E. Schuermans, F. Van den Eynde Antwerpen (6): H. Dubin, G. Hertogs, B. Laermans, M. Roos, J. Van Assche, F. Van den Bosch Oost-Vlaanderen (4): D. De Backer, E. Fels, J. Van Lantschoot, L.Verheye West-Vlaanderen (4): A. Deweerdt, S. Deprez, M. Stevens, M. Van Vooren Berdrijfsrevisor: Dhr B. Van Steenberge (enkel voor het gedeelte financiën ) Agenda: 1. Dhr. A. Welvaarts, voorzitter, opent de vergadering. Hij maakt een beschouwing bij de werking in het afgelopen jaar en benadrukt dat onze liga prioritaire aandacht moet schenken aan de werking van de clubs, op sportief zowel als op financieel vlak. Hij roept dan ook op tot een constructieve onderlinge samenwerking tussen de leden van de algemene vergadering, bestuurders en personeel. De voorzitter maakt de vergadering er attent op dat de dagorde enkele dagen te laat verstuurd en gepubliceerd werd. Hij stelt formeel de vraag of iemand van de aanwezige leden de rechtsgeldigheid van de samenroeping van deze vergadering op basis van de initiële dagorde betwist en zoniet dat daaruit wordt afgeleid dat de leden van de algemene vergadering over voldoende tijd beschikten om deze samenkomst voor te bereiden. Hij stelt uitdrukkelijk dat inzake punten, welke nadien nog werden toegevoegd, bij behandeling telkenmale vooraf over de hoogdringendheid zal gestemd worden. De werkende leden van de algemene vergadering schikken zich unaniem naar het voorstel van de voorzitter.

2 Dhr. L. Verheye geeft mee dat de voorstellen tot wijziging van het HHReg, artikelen VAD 69 en 73 ter, na aftoetsing, niet beslissingsrijp blijken. Hij stelt voor deze voorstellen niet ter stemming voor te leggen en kondigt aan ze n.a.v. de AV van juni 09 voor te leggen. Dhr. F. Van den Eynde wenst een identieke benadering voor de voorstellen tot wijziging van de artikelen VAD 73 en VCD201. Dhr. J. Van Landschoot vraagt respect, zeker voor wat de voorbereiding van een algemene vergadering betreft, voor de proceduriële bepalingen van het HHReg. Als zich hierbij aanpassingen opdringen, moeten deze ten gepaste tijde en in het gepaste forum voorgelegd worden. Dhr. A. Welvaarts verleent het woord aan dhr. A. Deweerdt, welke bij ordemotie enkele beschouwingen formuleert over de werking in aanloop naar deze algemene vergadering toe. De voorzitter onthoudt het signaal dat uitgaat van deze boodschap. Hij roept op tot verantwoordelijkheidszin bij de aanwezigen om de vergadering in sereniteit te laten verlopen. Het verenigingsbelang moet voorop staan. Hij concludeert nogmaals dat de vergadering rechtgeldig bijeen is op basis van de initiële dagorde. Dhr. L. Verheye deelt mee dat Oost-Vlaanderen bij de behandeling van de wijzigingen aan het HHReg een voorstel zal doen om alsnog artikel VAD 62 bij hoogdringendheid aan te passen. 2. Dhr. K. Umans deelt mee dat er 20 werkende leden aanwezig dan wel vertegenwoordigd zijn bij volmacht. De tweederde meerderheid wordt bereikt bij 14 stemmen, terwijl de enkelvoudige meerderheid 11 stemmen vereist. 3. Financiën: 3.1. Presentatie van de jaarrekening 2008 Bestemming van de winst Dhr. B. Laermans vraagt waarom het verslag van de bedrijfsrevisor laattijdig verspreid is. Dhr. B. Van Steenberge kadert dit. Dhr. M. Van Vooren vraagt dat men naar de toekomst toe aandacht besteedt aan de hoge bedragen die voortvloeien uit de inkomsten van boetes, de oplopende uitgaven op vlak van topsport en de verhogingen in het domein van de representatiekosten. Dhr. E. Schuermans stelt voor deze problematiek nader te bekijken binnen FinCom. Dhr. S. Garaleas geeft een verduidelijking bij de cijfers van de topsportwerking. De opstart van de middenschool in Mortsel werd op een vorige AV aangekondigd, doch was niet opgenomen bij de budgetopmaak Om technische redenen werden de kosten van een leverancier in de balans 2008 opgenomen, terwijl deze kosten eerder betrekking hebben op een voorgaand jaar. Sommige inkomsten op vlak van topsport worden pas in 2009 gerealiseerd, terwijl deze op vlak van uitgaven in 2008 gesitueerd zijn. Verder voorziet BLOSO in een substantiële verhoging van het budget topsport vanaf 2009, zodat VBL meer mogelijkheden krijgt, terwijl de eigen inspanning quasi identiek blijft. De kosten van huur van de sportinfrastructuur in Leuven worden momenteel onder de loep genomen. De voorzitter stelt voor om de winst als volgt te bestemmen: toevoeging van een bedrag van 150k aan de reserve infrastructuur en overheveling van een bedrag van 59k naar het overgedragen resultaat. De leden van de algemene vergadering stemmen hiermee unaniem in.

3 Dhr. B. Van Steenberge, bedrijfsrevisor, levert een rapport zonder voorbehoud af. Hij wijst er op dat de voorschotten uit subsidiëring pas definitief worden in april 2009 via een definitieve verrekening vanuit BLOSO. Hij heeft tot op heden, over de jaren heen, in die constructie met BLOSO, geen significante wijzigingen kunnen vaststellen. De jaarrekening 2008 wordt unaniem goedgekeurd Kwijting aan de bestuurders wordt verleend aan de bestuurders met 19 stemmen voor en 1 onthouding. Er wordt unaniem kwijting verleend aan de bedrijfsrevisor Oplijsting van de hangende geschillen De voorzitter geeft toelichting bij de hangende geschillen. Dhr. M. Van Vooren becommentarieert een dossier De voorzitter herinnert aan zijn belofte tot strikte opvolging van het goedgekeurde budget voor het werkjaar Er dringen zich momenteel geen bijsturingen op. Hij deelt de vergadering mee in welke zin de sponsorovereenkomsten evolueren. Hij engageert zich verder om elke substantiële wijziging te melden via Fin.Com. 4. Voorstellen tot wijziging aan de statuten 4.1. Statuten van de vzw Artikel 9&3: De volgende toetredingsvoorwaarden en formaliteiten gelden voor de aanvaarding van nieuwe werkende leden: om werkend lid van de vzw VBL te kunnen worden of te kunnen zijn, dient de betrokken persoon lid te zijn van een provinciale groep van afgevaardigden bij gebreke waarvan hij/zij van rechtswege de hoedanigheid van werkend lid verliest. De provinciale groepen van afgevaardigden - voor dewelke de voorwaarden tot toetreding, ontheffing, de samenstelling evenals de opdrachten opgenomen zijn in het huishoudelijk reglement - duiden voor hun respectievelijke provincies de werkende leden van de vzw VBL aan. Zij doen dit in een brief aan de Raad van Bestuur. ( ) Huishoudelijk reglement

4 Administratief deel (VAD) VAD art 17 Samenstelling De AV is een bijeenkomst van de leden van de Raad van Bestuur en de 20 Afgevaardigden welke gedefinieerd worden in VAD art VAD art 20 Buitengewone algemene vergadering De Raad van Bestuur heeft het recht een BAV op te roepen. Hij is hiertoe verplicht: 1. Wanneer de voorschriften van VAD art. 22 niet geëerbiedigd werden 2. Op verzoek van een vijfde van de Afgevaardigden, gedefinieerd in VAD art Op verzoek van een derde van de werkende clubs. De BAV moet binnen de 40 dagen na ontvangst van het vereiste aantal verzoeken bijeengeroepen worden. Het door de clubs en Afgevaardigden ingediende verzoek moet met redenen omkleed zijn. De beweeggronden die uitsluitend steunen op de betwisting van een beslissing door een vroegere AV genomen komen niet in aanmerking VAD art 31 Stemming over de hoogdringendheid: 20 voor - 0 tegen

5 Voorstel tot aanpassing/wijziging van Art VAD 31: "Deze verdeling wordt toegepast vanaf de eerstvolgende AV/BAV" VAD art 47 a Dhr. J. Reenaerts wijst op de impact van de wijziging aan artikel VAD 31 op het artikel VAD 47 a, waarin niet langer verwezen moet worden naar artikel 31. AFGEVAARDIGDEN a) Iedere provincie heeft het recht een minimum aantal van 6 afgevaardigden te kiezen, verhoogd met één afgevaardigde per schijf van 50 ploegen, vanaf 300, die het kampioenschap beëindigd hebben volgens de normen vastgelegd in VAD art. 31 punt A, en beperkt tot een maximum aantal van 12 afgevaardigden. Stemming over de hoogdringendheid: 20 voor - 0 tegen VAD art 62 Dhr. L. Verheye legt bij hoogdringendheid een voorstel tot wijziging van artikel VAD 62 voor, nl. het wegnemen van de voorwaarde tot ervaringsdeskundigheid. Na discussie wordt overgegaan tot stemming over de hoogdringendheid

6 Stemming: 16 voor 4 tegen Dhr. B. Laermans stelt voor om de ervaringsdeskundigheid binnen de structuren van de federatie van één jaar te behouden, terwijl de bepaling van de 4 jaar tot op het moment van de verkiezing, waarbinnen dit moet geschieden, te schrappen. Ook Dhr. M. Bogaers is voorstander tot het behouden ven een minimale voorwaarde van ervaringsdeskundigheid. Na discussie en schorsing van de vergadering, heropent de voorzitter de vergadering en legt het voorstel van Dhr. B. Laermans ter stemming, nl. Bovendien moeten zij gedurende ten minste één jaar een functie gehad hebben in een departement, rechterlijke raad. Stemming: 14 voor 6 tegen (goedgekeurd) Geen van de werkende leden vraagt een andere dan de gangbare ingangsdatum voor dit gewijzigde artikel, wat dus effectief wordt vanaf 1 juli VAD art 69: voorstel wordt teruggetrokken (opnieuw voor te leggen op de AV van 13 jun 09) VAD art 73: voorstel wordt teruggetrokken (opnieuw voor te leggen op de AV van 13 jun 09) VAD art 73 Ter: voorstel wordt teruggetrokken (opnieuw voor te leggen op de AV van 13 jun 09) VAD art 82 Onafhankelijkheid of scheiding van afdelingen De club die uit twee onderafdelingen (dames en heren) bestaat en ze onafhankelijk van elkaar wil maken, moet een verzoek tot de raad van bestuur richten. Om de onafhankelijkheid van afdelingen voor het volgend seizoen (1 juli) te laten doorgaan, moet het verzoek naar het SG van de VBL gestuurd worden per aangetekend schrijven voor 15 april van het lopende seizoen (poststempel geldt als bewijs). Het verzoek is vergezeld van:

7 1. een kopie van het proces-verbaal van de algemene vergadering van de rechtspersoon waartoe de club behoort en die zich over de scheiding uitgesproken heeft. Indien de om zijn onafhankelijkheid verzoekende afdeling een onmiddellijke fusie met een andere club als doel heeft, zal de oproeping van de stemgerechtigde leden voor deze vergadering vergezeld zijn van een verklarende nota over de draagwijdte van deze fusie, ondermeer in het domein van de mutaties. Alle leden vermeld op de ledenlijst van de overgenomen club moeten een kopie krijgen van deze verklarende nota. Gelijktijdig met de oproepingsbrief aan de stemgerechtigde leden, dienen aan het SG van de VBL per aangetekend schrijven volgende documenten gezonden te worden : kopie van de oproepingsbrief, de van kracht zijnde statuten van de club op het ogenblik van verzending en de brief gericht aan alle leden die vermeld staan op de ledenlijst alsook de lijst van de personen die stemgerechtigd zijn. Dit alles dient te gebeuren uiterlijk 7 dagen voor de voorziene AV van de club. In het verslag van deze vergadering wordt genotuleerd welke leden (minstens 2) namens de om zijn onafhankelijkheid verzoekende afdeling kunnen optreden om de noodzakelijke handelingen voor de realisatie van de fusie te stellen. 2. een verklaring waarin de oorspronkelijke club de verbintenis aangaat geen nieuwe onderafdeling voor dames- of heren basketball op te richten binnen de 3 jaar na datum van onafhankelijkheid of scheiding van de afdelingen; 3. een verklaring waarin al de leden van de afdeling die om haar onafhankelijkheid verzoekt de verbintenis aangaan geen nieuwe onderafdeling op te richten voor de leden van het andere geslacht; 4. een verklaring ondertekend door de verantwoordelijken van beide onderafdelingen waarin procentueel aangeduid wordt op welke wijze de rekening-courant van de club, te beginnen met het laatst ontvangen afschrift moet gesplitst worden. 5.een overzicht van de verdeling van de leden over beide onderafdelingen. Voor wat de toepassing van de bepalingen van VMD betreft, zal voor deze spelers iedere onderafdeling beschouwd worden als club die hen heeft opgeleid. Finaal beslist de Raad van Bestuur over de goedkeuring van de scheiding. De onderafdeling die onafhankelijk wordt van de oorspronkelijke club zal - ofwel een nieuwe club oprichten overeenkomstig de voorschriften van VAD art. 78. Deze nieuwe club kan, op verzoek, door de Raad van Bestuur gemachtigd worden de naam van de oorspronkelijke club te blijven dragen mits toevoeging van de vermelding "dames" of "heren" en zijn leden alsook de vroeger op sportgebied verworven rechten te behouden. - ofwel een fusie aangaan met een bestaande club uit dezelfde provincie. In dit geval wordt de onafhankelijk geworden afdeling als overgenomen club beschouwd voor toepassing van het artikel 88 van dit Huishoudelijk Reglement. De punten 2,3, 4B, 5 en 6 van dit artikel 88 zijn onverkort van toepassing.

8 Stemming over amendement Antwerpen (tekstzuivering): 20 voor - 0 tegen De algemene vergadering stemt unaniem in met de onmiddellijke toepassing van dit artikel Competitiedeel (VCD) VCD art wedstrijdcommissaris Schrapping van Door de controle op de tijdopnemer, bepalen of een doel gelukt is of niet bij het einde van speelhelften en verlengingen. Tekst schrappen en vervangen door : de hoofdscheidsrechter adviseren of het gelukte doel al dan niet geldig is bij het einde van een spelperiode Stemming over amendement Antwerpen (tekstzuivering): 20 voor - 0 tegen VCD art 249: voorstel wordt teruggetrokken (opnieuw voor te leggen op de AV van 13 jun 09) VCD art 254, 255 en 257 Uit de bevraging gehouden bij alle clubs concludeert de raad van bestuur dat er voldoende belangstelling bestaat om te starten met landelijke pupillen, bij jongens (waar gelet op VCD art 292 B.3 gemengde ploegen worden toegelaten) zowel als bij meisjes. Met dit doel dienen kwestieuze artikels aangepast.

9 ART OPSOMMING VAN DE KAMPIOENSCHAPPEN VOOR HEREN ( ) B. Jeugdkampioenschappen : 1. Landelijk a. Een afdeling Landelijke juniores met één of meerdere reeks(en) van ten hoogste 14 ploegen b. Een afdeling Landelijke cadetten met één of meerdere reeks(en) van ten hoogste 14 ploegen. c. Een afdeling Landelijke miniemen met één of meerdere reeks(en) van ten hoogste 14 ploegen. d. Een afdeling Landelijke pupillen met één of reeks(en) van ten hoogste 14 ploegen. Gemengde ploegen zijn toegestaan in deze reeks(en). ( ) ART OPSOMMING VAN DE KAMPIOENSCHAPPEN VOOR DAMES B. Jeugdkampioenschappen : 1. Landelijk a. Een afdeling Landelijke juniors met één of meerdere reeks(en) van ten hoogste 14 ploegen b.een afdeling Landelijke cadetten met één of meerdere reeks(en) van ten hoogste 14 ploegen. c.een afdeling Landelijke miniemen met één of meerdere reeks(en) van ten hoogste 14 ploegen. d.een afdeling Landelijke pupillen met één of reeks(en) van ten hoogste 14 ploegen. ( ) ART ORGANISATIE VAN DE JEUGDCOMPETITIES

10 ( ) B. Organisatie van de competitie : 1. Het Landelijk kampioenschap Juniors, Cadetten en Miniemen (jongens) Pupillen (gemengd) Cadetten en, Miniemen en Pupillen (meisjes) ( ) Stemming art. 254, 255 en 257: 16 voor 4 tegen (goedgekeurd) De algemene vergadering stelt dat de voorbereiding van de competitie in de geest van dit artikel kan gebeuren. Afwijking op artikel VCD257 Stemming over de hoogdringendheid: 20 voor - 0 tegen Dhr. E. Hendryckx geeft toelichting bij het voorstel van de raad van bestuur N.a.v. de AV van 29 mar 08 werd beslist het proefproject met 1 jaar te verlengen en het geheel te evalueren, grondiger, in januari 09, samen met de problematiek van de technische vergunningen (Dep Competitie). Mits een definitieve regelgeving voor te bereiden kon het concept geconsolideerd worden n.a.v. de AV van 28 mar 09. Verlenging van het proefproject zou niet meer mogelijk zijn. Tijdens de vergadering van het Land Dep Comp van 08 jan 09 vond een evaluatie (weliswaar beperkt) van het project plaats. Bestuurder E. Hendryckx, die in deze periode het departement competitie heeft overgenomen en logischerwijze met heel wat zaken geconfronteerd werd, zal de resultaten van deze evaluatie evenals andere relevante informatie aan de AV meedelen. Gegeven echter dat voor het seizoen een herziening van de instap in de landelijke jeugdcompetities voorzien wordt, o.m. voorrondes op provinciaal vlak (cfr het beleidsplan), vraagt de RvB in afwachting daarvan het proefproject toch nog voor één seizoen ( ) te handhaven.. Dhr. E. Schuermans vraagt waarom de optie van het beleidsplan, met name de vermindering van het aantal teams in de landelijke competities niet doorgevoerd wordt. De secretaris-generaal antwoordt dat de clubs al vrij ver in de voorbereiding van het komende seizoen zitten en het niet opportuun is dergelijke maatregel binnen het gegeven tijdsbestek door te voeren. Het voorstel wordt beslissingsrijp gemaakt naar de AV van november 09 toe. Stemming over de voorgestelde afwijking: 20 voor 0 tegen (goedgekeurd)

11 Financieel deel (VFD) (voorstellen FinCom) De voorzitter kadert de voorstellen: na discussie in FinCom. blijkt dat niet alle provincies op dezelfde lijn werken. Hij vraagt een stemming over de hoogdringendheid van de 4 voorstellen tot wijziging. Stemming 16 voor 4 tegen (aanvaard) Art. 504 Financieel beheer De geldmiddelen van de organen van de VBL bestaan uit effectieve uitgaven vooraf toegestaan door de VBL, die evenredig zijn met de omvang van hun begroting. Zonder toestemming van de raad van bestuur van de VBL mogen deze organismen geen uitgaven doen die groter zijn dan de ter beschikking gestelde gelden, op straffe van zelf de aanvullende kosten te moeten dragen. Alle leden van een organisme zijn inderdaad verantwoordelijk voor het financieel beheer. Een ander organisme dan de raad van bestuur van de VBL kan in geen geval de VBL financieel verbinden. Enkel de raad van bestuur kan financiële rekeningen openen en hij bepaalt wie de volmachthouders zijn. Financiële rekeningen dienen steeds op naam van de VBL vzw te staan doch de raad van bestuur kan beslissen, ondergeschikt aan de benaming van de rekeninghouder (VBL vzw) toevoegingen te doen om functionele redenen. Provinciale comités kunnen de raad van bestuur om een werkingsbudget ten belope van 500 verzoeken, dit om dringende uitgaven te doen. In uitzonderlijke gevallen, in tijd beperkt, kan dit bedrag verhoogd worden. Bedoeld bedrag wordt ter beschikking gesteld van het door het provinciaal comité aan te duiden lid. De rechtmatigheid van de uitgaven dient gestaafd, zoals elke andere uitgave. De inkomsten en uitgaven waarvoor de provinciale comités instaan worden gevat in de algemene begroting van de VBL. Er zijn geen afzonderlijke procedures van toepassing doch voor de inkomsten en uitgaven van de provinciale comités wordt door de boekhouding van de VBL in een specifieke opvolging voorzien.

12 Art Rekeningen Op straffe van vervallenverklaring moet ieder organisme of vertegenwoordiger van de VBL, die uitgaven heeft gedaan, deze terugbetaling vorderen bij de schatkist van de VBL, uiterlijk in de loop van de maand volgend op de datum van de verrichting of factuur. Aankopen bij leveranciers, alsook het afrekenen van kosten gebeuren rechtstreeks door de schatkist van de VBL Art. 506 Kosten van de leden De kosten gedaan door leden van organen van de VBL, die gelast worden vergaderingen bij te wonen of een officiële functie te vervullen, worden hun terugbetaald op de volgende basis : a. Reiskosten : per afgelegde km, volgens een bedrag bepaald in de TTB. Deze tarieven zijn eveneens geldig voor de scheidsrechters in zoverre ze ook gevat zijn, desgevallend, in een akkoord met de federale overheidsdienst financiën. b. Drankvergoeding ( ) Dhr. A. Welvaarts maakt de vergadering er attent op dat voor wijzigingen aan de kostenvergoedingen voor arbitrage een voorafgaandelijk akkoord met de fiscus noodzakelijk is Art. 517 De financiële en budgettaire werking 1. Opsomming ( )

13 2. Uitwerking a) De raad van bestuur van de VBL 1) ( ) c) De rechterlijke raden 1) De begroting ( ) 2) Alle kosten ( ) 3) Het VJD art. 461 ( ) 4) De ( ). 5) De scheidsrechters en/of opgeroepen getuigen hebben recht op de reis- en de verbruikskosten waarvan het bedrag voorzien is in de TTB van VFD art d) De provinciale comités 1) Het bedrag voorzien in de door de AV en/of BAV goedgekeurde begroting is bestemd om de werkingskosten van het PC en haar onderliggende commissies te dekken. De bedragen van de TTB met betrekking tot VFD art. 506 zijn de enige die in overweging mogen genomen worden. 2) De betaling van de kosten van de leden en het secretariaat gebeurt op basis van de maandelijkse staten, door de schatkist van de VBL Juridisch deel (VJD) De Voorzitter vraagt in globaliteit de hoogdringendheid van de voorstellen VJD te willen goedkeuren. Stemming 20-0 (aanvaard)

14 VJD 469 Bis: intern tuchtreglement inzake dopingpraktijken gepleegd door elitesporters of begeleiders. 1. Dit reglement is van toepassing op elke sporter die onder de verantwoordelijkheid van deze sportvereniging valt en door de Vlaamse Gemeenschap op de hoogte werd gebracht van zijn kwalificatie als elitesporter en elke begeleider die onder de verantwoordelijkheid van deze sportvereniging valt. 2. De in artikel 1 vermelde sporter die de in artikel 1 vermelde kwalificatie als elitesporter betwist, kan overeenkomstig artikel 34 van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, binnen de veertien dagen volgend op de kennisgeving, beroep aantekenen bij de disciplinaire commissie van de Vlaamse Gemeenschap. 3. De disciplinaire vervolging en bestraffing van dopingpraktijken gepleegd door de in artikel 1 vermelde sporter of begeleider, verloopt volgens het procedurereglement van het disciplinair orgaan van de vzw Vlaams Doping Tribunaal, die door deze sportvereniging belast werd met het organiseren van de disciplinaire procedure betreffende dopingpraktijken gepleegd door de in artikel 1 vermelde elitesporter of begeleider Het in artikel 3 vermelde disciplinair orgaan zal de in overtreding bevonden sporter of begeleider veroordelen tot het terugbetalen van het geheel of een deel van de kosten van de dopingcontroles, aan degene die de kosten van deze controles heeft gedragen en de in overtreding bevonden sporter of begeleider daarenboven een straf opleggen overeenkomstig 2 tot en met 7 van dit artikel. 2. Met uitzondering van de specifieke stoffen waarnaar verwezen wordt in paragraaf 3, en behoudens de toepassing van paragraaf 5 of 6 wordt twee jaar uitsluiting opgelegd voor een overtreding als vermeld in artikel 3, 1, 2 en 6, van het decreet. 3. De verboden lijst kan specifieke stoffen vermelden die gemakkelijk kunnen leiden tot het onbedoeld overtreden van antidopingregels doordat ze veel worden gebruikt in medicijnen of waarvan het minder waarschijnlijk is dat ze met succes worden gebruikt als doping. Als een sporter of begeleider kan aantonen hoe een specifieke stof in zijn of haar lichaam is binnengekomen of in zijn of haar bezit is gekomen, en dat die specifieke stof niet bedoeld was om de sportprestaties van de sporter te verbeteren of het gebruik van een prestatieverbeterende stof te maskeren, wordt de uitsluitingsperiode vermeld in paragraaf 2 van dit artikel vervangen door minimaal een berisping en maximaal twee jaar uitsluiting voor een eerste overtreding. Om een opheffing of een vermindering te rechtvaardigen, moet de sporter of begeleider zijn of haar verklaring staven met bewijsmateriaal waaruit tot volle tevredenheid van het disciplinair orgaan blijkt dat er geen sprake was van een intentie om de sportprestatie te verbeteren of het gebruik van een prestatieverbeterende stof te maskeren. De ernst van de fout van de sporter

15 of begeleider geldt als criterium om te beslissen tot een eventuele vermindering van de uitsluitingsperiode. 4. Voor overtredingen als vermeld in artikel 3, 3 en 5, van het decreet, geldt, behoudens de toepassing van paragraaf 5 of 6, twee jaar uitsluiting. Voor overtredingen als vermeld in artikel 3, 7 en 8, van het decreet, wordt, behoudens de toepassing van paragraaf 5, een periode van uitsluiting opgelegd van minimaal vier jaar en maximaal levenslang. Een dopingpraktijk waarbij een minderjarige betrokken is, wordt als een bijzonder ernstige overtreding beschouwd en leidt, indien zij is gepleegd door een begeleider van de sporter en betrekking heeft op andere stoffen dan de op de verboden lijst vermelde specifieke stoffen, tot levenslange uitsluiting voor de begeleider. Voor overtredingen als vermeld in artikel 3, 4, van het decreet, is de periode van uitsluiting minimaal één jaar en maximaal twee jaar, afhankelijk van de schuldgraad van de sporter. 5. In de volgende gevallen wordt de periode van uitsluiting niet toegepast of verminderd op grond van uitzonderlijke omstandigheden: 1 als de sporter of begeleider in een individueel geval kan aantonen dat hem geen schuld treft of nalatigheid te verwijten is voor de overtreding, vervalt de periode van uitsluiting die normaal van toepassing was. In geval van een overtreding van een antidopingregel als vermeld in artikel 3, 1, van het decreet, moet de sporter aanvullend aantonen hoe de verboden stof in zijn lichaam is terechtgekomen opdat de periode van uitsluiting kan vervallen. Als de periode van uitsluiting vervalt, telt de overtreding van de antidopingregel niet mee voor het vaststellen van de periode van uitsluiting die geldt voor overtredingen als vermeld in paragraaf 7; 2 als de sporter of begeleider in een individueel geval voor een overtreding van een antidopingregel kan aantonen dat hem geen significante schuld treft of nalatigheid te verwijten is voor de overtreding, kan de periode van uitsluiting worden verminderd tot maximaal de helft. Als de periode van uitsluiting levenslang is, mag de verminderde periode niet korter zijn dan acht jaar. In geval van een overtreding van een antidopingregel als vermeld in artikel 3, 1, van het decreet, moet de sporter bijkomend aantonen hoe de verboden stof in zijn lichaam is terechtgekomen voordat de periode van uitsluiting kan worden verminderd; 3 als een sporter of begeleider vrijwillig een dopingpraktijk bekent voor hem een monsterneming wordt aangekondigd die een dopingpraktijk zou kunnen aantonen (of, als het een andere dopingpraktijk betreft dan die welke vermeld in artikel 3, 1 van het decreet, voor hij de eerste kennisgeving van de toegegeven overtreding ontvangt) en die bekentenis het enige betrouwbare bewijs is van de overtreding op het ogenblik van de bekentenis, kan de uitsluitingsperiode worden verminderd, maar de uitsluitingsperiode kan nooit minder lang zijn dan de helft van de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is; 4 voor een vermindering of schorsing op basis van paragraaf 5, 2 of 3 wordt toegepast, moet de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode worden bepaald in overeenstemming met paragraaf 2, 3, 4 en 6. Als de sporter of begeleider aanspraak maakt op een vermindering of opschorting van de uitsluitingsperiode op basis van twee of meer van de criteria vermeld in 2 of 3 van paragraaf 5, kan de uitsluitingsperiode worden verminderd of opgeschort, maar de

16 uitsluitingsperiode kan nooit minder lang zijn dan een vierde van de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is. 6. Als in een individueel geval waar er sprake is van een andere dopingpraktijk dan de overtredingen, vermeld in artikel 3, 7, en artikel 3, 8, van het decreet, wordt vastgesteld dat er verzwarende omstandigheden zijn die de oplegging van een langere uitsluitingsperiode dan de standaardsanctie rechtvaardigen, moet de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode worden verlengd tot maximaal vier jaar tenzij de sporter of begeleider tot volle tevredenheid van het disciplinaire orgaan kan bewijzen dat hij de dopingpraktijk niet opzettelijk heeft begaan. Een sporter of begeleider kan de toepassing van deze paragraaf voorkomen, als hij de beweerde dopingpraktijk onmiddellijk bekent na door de opdrachtgever met de overtreding te zijn geconfronteerd. 7. In geval van meervoudige overtredingen worden de volgende regels in acht genomen: 1 voor de eerste dopingpraktijk van een sporter of begeleider wordt de uitsluitingsperiode, vastgelegd in paragraaf 2 en 4 (vatbaar voor opheffing, vermindering of opschorting volgens paragraaf 3 en 5, of voor verlenging volgens paragraaf 6). Voor een tweede dopingpraktijk geldt een uitsluitingsperiode die in overeenstemming is met de onderstaande tabel: In de tabel voor de tweede dopingpraktijk wordt verstaan onder: a) cijfers / lev : aantal jaren uitsluiting; b) -: tot;

17 c) lev: levenslange; d) VSS (Verminderde sanctie voor een Specifieke Stof conform art. 70, 3): De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft met een verminderde sanctie conform art. 70, 3, omdat er sprake is van een Specifieke Stof en de andere voorwaarden van art. 70, 3, zijn vervuld. e) AGC (Aangifteverzuim en/of Gemiste Controles): De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft conform art. 70, 4, derde lid. f) GSS (verminderde sanctie in geval van Geen Significante Schuld of nalatigheid): De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft met een verminderde sanctie conform art. 70, 5, 2 omdat de sporter aantoonde dat er sprake was van Geen Significante Schuld of Nalatigheid conform art. 70, 5, 2. g) St (Standaardsanctie conform art. 70, 2 of art. 70, 4, eerste lid): De overtreding van een antidopingregel wordt bestraft of zou moeten worden bestraft met een standaardsanctie van twee jaar conform art. 70, 2 of art. 70, 4, eerste lid. h) VS (Verzwaarde Sanctie): De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft met een verzwaarde sanctie conform art. 70, 6, omdat aan de voorwaarden van art. 70, 6, is voldaan. i) HT (Handel of poging tot handel en Toediening of poging tot toediening): De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft met een sanctie conform art. 70, 4, tweede lid. 2 als een sporter of begeleider die een tweede dopingpraktijk begaat, beweert aanspraak te maken op gedeeltelijke opschorting of verkorting van de uitsluitingsperiode conform paragraaf 5, 3 of 4, dient het disciplinair orgaan eerst de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode te bepalen binnen het bereik aangegeven door de tabel vermeld in paragraaf 7, 1, en vervolgens de gepaste opschorting of verkorting van de uitsluitingsperiode toe te passen. De resterende uitsluitingsperiode, na de toepassing van eventuele opschorting of verkorting op basis van paragraaf 5, 3 of 4, moet minstens een vierde van de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode bedragen; 3 een derde dopingpraktijk heeft altijd levenslange uitsluiting tot gevolg, behalve als de derde dopingpraktijk de voorwaarden voor opheffing of vermindering van de uitsluitingsperiode conform paragraaf 4 vervult of als er sprake is van een overtreding van artikel 3, 4, van het decreet. In die speciale gevallen bedraagt de uitsluitingsperiode acht jaar tot levenslang;

18 4 voor bepaalde potentieel meervoudige overtredingen gelden de volgende aanvullende regels: a) om te worden bestraft op basis van paragraaf 7 van dit artikel, kan een dopingpraktijk alleen als een tweede overtreding worden beschouwd, als wordt aangetoond dat de sporter of begeleider de tweede dopingpraktijk heeft begaan nadat hij op de hoogte was gebracht conform artikel 57, of nadat de opdrachtgever redelijke inspanningen heeft geleverd om hem op de hoogte te brengen van de eerste dopingpraktijk. Als de opdrachtgever dat niet kan bewijzen, worden de overtredingen samen als één enkele eerste overtreding beschouwd en zal de opgelegde sanctie gebaseerd zijn op de overtreding waarop de strengere sanctie staat. Het voorkomen van meervoudige overtredingen kan echter als een verzwarende omstandigheid worden beschouwd; b) als na de uitspraak in een eerste dopingpraktijk feiten worden ontdekt met betrekking tot een dopingpraktijk van de sporter of begeleider die zich hebben voorgedaan vóór de kennisgeving met betrekking tot de eerste overtreding, wordt een aanvullende sanctie opgelegd, op basis van de sanctie die had kunnen worden opgelegd als tegelijkertijd uitspraak was gedaan over beide overtredingen. Om te vermijden dat er verzwarende omstandigheden worden gevonden op grond van de vroeger gepleegde maar later ontdekte overtreding, moet de sporter of begeleider vrijwillig en tijdig de eerdere dopingpraktijk bekennen na de kennisgeving van de overtreding waarvan hij eerst wordt beschuldigd. Dezelfde regel geldt ook als feiten worden ontdekt met betrekking tot nog een vroegere overtreding na de uitspraak in een tweede dopingpraktijk. 5 Voor de toepassing van paragraaf 7 moeten alle dopingpraktijken plaatsvinden binnen dezelfde periode van acht jaar om als meervoudige overtredingen beschouwd te worden. 8. De uitsluitingsperiode gaat in op de dag waarop tijdens een hoorzitting een uitsluiting wordt opgelegd of, als afstand werd gedaan van een hoorzitting, op de datum waarop de uitsluiting werd aanvaard of gewijzigd. Elke periode van voorlopige schorsing moet worden afgetrokken van de totale periode van uitsluiting die wordt opgelegd. Deze regeling geldt niet in de volgende gevallen: 1 als de tuchtprocedure of andere aspecten van de dopingcontrole aanzienlijke vertraging oplopen die niet aan de sporter of begeleider te wijten is, kan het disciplinair orgaan de uitsluitingsperiode op een vroegere datum laten ingaan, op zijn vroegst op de datum van de monsterneming, of op de laatste datum waarop een andere dopingpraktijk heeft plaatsgevonden; 2 als de sporter of begeleider onmiddellijk (d.w.z. wat de sporter betreft, in ieder geval voor de sporter opnieuw aan een wedstrijd deelneemt) de dopingpraktijk bekent nadat de opdrachtgever hem met de dopingpraktijk heeft geconfronteerd, kan de uitsluitingsperiode op zijn vroegst aanvangen op de datum van de monsterneming of op de laatste datum waarop een andere dopingpraktijk plaatsvond. In elk geval moet de sporter of begeleider, als deze bepaling wordt toegepast, minstens de helft van de uitsluitingsperiode uitzitten, beginnend vanaf de datum waarop de sporter of begeleider de opgelegde sanctie heeft aanvaard, de datum van de tuchtrechtelijke uitspraak van die sanctie of de datum waarop de sanctie wordt gewijzigd;

19 3 als een voorlopige schorsing wordt opgelegd en door de sporter wordt gevolgd, wordt de periode van voorlopige schorsing afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de sporter wordt opgelegd; 4 als een sporter vrijwillig en schriftelijk een voorlopige schorsing aanvaardt van de opdrachtgever, en vervolgens afziet van wedstrijddeelname, wordt die periode van vrijwillige voorlopige schorsing afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de sporter wordt opgelegd. Een kopie van de vrijwillige aanvaarding van een voorlopige schorsing door de sporter moet onmiddellijk worden bezorgd aan alle partijen die recht hebben op kennisgeving van een vermoedelijke dopingpraktijk; 5 de periode voor de datum van inwerkingtreding van een voorlopige schorsing wordt nooit in mindering gebracht van een uitsluitingsperiode, ongeacht of de sporter ervoor heeft geopteerd om niet deel te nemen aan wedstrijden of door zijn team werd geschorst. 9. Wanneer een sporter of begeleider die uitgesloten is verklaard, het verbod op deelname tijdens de uitsluiting, zoals voorzien in paragraaf 10, overtreedt, worden de resultaten van die deelname gediskwalificeerd en begint de oorspronkelijk opgelegde uitsluitingsperiode opnieuw te lopen vanaf de datum van de overtreding. De nieuwe uitsluitingsperiode kan verkort worden conform paragraaf 5, 2 indien de sporter of begeleider aantoont dat hem of haar geen significante schuld of nalatigheid treft voor de overtreding van het verbod op deelname. De opdrachtgever van de dopingcontrole die tot de oplegging van de oorspronkelijke uitsluitingsperiode heeft geleid, dient te bepalen of de sporter of begeleider het verbod op deelname heeft overtreden, en of een vermindering conform paragraaf 5, 2 aangewezen is. Bij elke dopingpraktijk waarvoor geen verkorte sanctie wegens specifieke stoffen geldt zoals vermeld in paragraaf 4, wordt bovendien de sportgerelateerde financiële steun of andere sportgerelateerde voordelen die een dergelijke sporter of begeleider zou ontvangen, geheel of gedeeltelijk ingehouden door de sportvereniging. 10. De uitsluiting houdt in dat de betrokkene tijdens de periode van uitsluiting in geen enkele hoedanigheid mag deelnemen aan een sportmanifestatie (uitgezonderd geautoriseerde antidopingcursussen of rehabilitatieprogramma s). Een persoon aan wie een periode van uitsluiting is opgelegd van langer dan vier jaar kan, als er vier jaren van de periode van uitsluiting zijn verstreken, deelnemen aan lokale sportmanifestaties in een andere sport dan de sport waarbij de betrokkene de overtreding van een antidopingregel heeft gepleegd, maar alleen als de lokale sportmanifestatie niet op een dusdanig niveau is dat het de betrokkene anders direct of indirect zou kunnen kwalificeren voor deelname aan (of punten zou kunnen opleveren die nodig zijn voor) een nationaal kampioenschap of internationale wedstrijd. 11. Als voorwaarde voor het terugkrijgen van het recht op deelname aan wedstrijden na een bepaalde periode van uitsluiting moet een sporter tijdens de periode van uitsluiting beschikbaar blijven voor dopingcontroles buiten wedstrijdverband en moet hij of zij, als daarnaar gevraagd wordt, actuele en nauwkeurige verblijfsgegevens verstrekken. Als een sporter aan wie een periode van uitsluiting is opgelegd zich terugtrekt uit de sport maar later toch weer aan de sport wil deelnemen, kan de sporter pas weer deelnamegerechtigd worden verklaard als de sporter de administratie daarvan op de hoogte heeft gebracht en zich beschikbaar heeft gesteld voor dopingcontroles buiten wedstrijdverband gedurende een periode die gelijk is aan de periode van uitsluiting die nog over was op het moment dat de sporter zich terugtrok..

20 5. Een overtreding van een antidopingregel in verband met een dopingcontrole binnen wedstrijdverband leidt automatisch tot diskwalificatie van het individuele resultaat dat is behaald in die wedstrijd met alle daaruit voortvloeiende consequenties, zoals het verlies van eventuele medailles, punten en prijzen. Naast de automatische diskwalificatie van de resultaten in de wedstrijd waarin het posititeve monster is aangetroffen, zullen alle andere wedstrijdresultaten die zijn behaald nadat er een positief monster is afgenomen (of dat nu binnen of buiten wedstrijdverband is) of er een andere overtreding van antidopingregels heeft plaatsgevonden, door het begin van een periode van voorlopige schorsing of uitsluiting worden gediskwalificeerd, tenzij de rechtvaardigheid anders vereist, met alle consequenties vandien, zoals het verlies van eventuele medailles, punten en prijzen. Als voorwaarde voor het terugkrijgen van het recht op wedstrijddeelname na een vastgestelde dopingovertreding, moet de sporter eerst al het conform dit artikel verbeurde prijzengeld terugbetalen. Tenzij de regels van de internationale federatie bepalen dat verbeurd prijzengeld aan andere sporters moet worden toegekend, moet het in de eerste plaats dienen om de invorderingskosten te vergoeden van de sportvereniging die de nodige stappen ondernam om het prijzengeld terug te vorderen, en vervolgens om de kosten te vergoeden van de antidopingorganisatie die in dat geval instond voor het resultatenbeheer, waarna het eventuele restant wordt toegekend conform de regels van de internationale federatie. 6. De volgende personen of instanties hebben het recht, tegen elke disciplinaire maatregel van het in artikel 3 vermelde disciplinair orgaan, beroep aan te tekenen bij het Internationaal Sporttribunaal, volgens de voorwaarden die van toepassing zijn op het Internationaal Sporttribunaal: a. De betrokken sporter of begeleider b. De andere partij in de zaak waarin de uitspraak is gedaan c. De Vlaamse regering d. De bevoegde nationale of internationale sportfederatie e. Het Wereldantidopingagentschap (WADA) f. Het Internationaal Olympisch Comité g. Het Internationaal Paralympisch Comité 7. Het beroep schort de tenuitvoerlegging van de in artikel 6 vermelde maatregel niet op. Om ontvankelijk te zijn moet het beroep bij aangetekende brief ter post zijn afgegeven binnen een termijn van veertien kalenderdagen die een aanvang neemt de dag na de uitspraak van de maatregel of, als de maatregel bij verstek is genomen, binnen veertien dagen na de dag van de verzending van de maatregel bij aangetekende brief door het in artikel 3 vermelde disciplinair orgaan. De uiterste datum waarbinnen het WADA echter beroep kan aantekenen of kan tussenbeide komen is gelijk aan de laatste van de volgende twee data: a) eenentwintig dagen na de laatste dag waarop eender welke partij beroep kon hebben aangetekend, of b) eenentwintig dagen na ontvangst door het WADA van het volledige dossier met betrekking tot de uitspraak.

21 Wanneer het in artikel 3 vermelde disciplinair orgaan niet binnen een redelijke termijn die door het WADA wordt bepaald, beslist of er een dopingovertreding heeft plaatsgevonden, kan het WADA ervoor opteren om rechtstreeks beroep aan te tekenen bij het Internationationaal Sporttribunaal, alsof het disciplinair orgaan had beslist dat er geen dopingovertreding was begaan. 8. De bevoegde administratie van de Vlaamse Gemeenschap heeft het recht controle uit te oefenen op de naleving van dit intern tuchtreglement. De beslissing van de raad van bestuur dd. 15 jan 09 om de regel reeds te implementeren en dit om te voldoen aan de verplichtingen ons opgelegd door de Vlaamse Gemeenschap wordt unaniem goedgekeurd TTB Stemming over de hoogdringendheid: 20 voor 0 tegen (aanvaard) Vergoeding scheidsrechter landelijke pupillen:18,00 - bevestiging Dhr. L. Verheye vraagt de regels die van toepassing zijn op nationale en landelijke scheidsrechters om zich ter beschikking te stellen voor het leiden van jeugd- en dames wedstrijden te fluiten, strikter te willen opvolgen Vergoeding voorzitter/secretaris CPS: elk 28,66 (FinCom) Vergoeding kalenderverantwoordelijke : 11 maanden i.p.v. 5 maanden (FinCom) Dhr. B. Laermans geeft aan dat de arbeidsintensiteit foutief ingeschat werd.

22 Stemming: 19 voor 1 onthouding (goedgekeurd) Dhr. B. Laermans vestigt de aandacht van de vergadering op een misverstand en/of mogelijke interpretatie over de toepassing van technische vergunningen in relatie tot de TTB. Indien meerdere technische vergunningen per ploeg worden toegekend, is er een gebruik dat er maar éénmaal de voorziene kosten aangerekend worden. Een aanpassing van Artikel VCD231/TTB dringt zich op. De raad van bestuur zal een voorstel uitwerken naar de volgende vergadering toe. 5. Tussenkomst van Dhr M. Bogaers De voorzitter verduidelijkt dat de tussenkomst van Dhr. M. Bogaers in eigen naam geschiedt. Dhr. M. Bogaers stelt dat het de taak van een afgevaardigde is om er op toe te zien dat het huishoudelijk reglement wordt nageleefd, zowel door de raad van bestuur als door de departementen en commissies. Aldus wenst hij het standpunt van de AV te kennen i.v.m. 3 vaststellingen waarbij de bepalingen uit onze staturen en/of uit het HHRef blijkbaar met de voeten werden getreden. a. De huidige samenstelling van het LDS is niet conform met het HHRegl. (cfr VAD art.69). Het LDS moet opnieuw en dus statutair worden samengesteld. De voorzitter kadert deze vaststelling in de context van de periode na de zomer van 2008 waarbij er voldoende indicaties waren om aan de verantwoordelijke bestuurder toe te laten, onder bepaalde voorwaarden, afwijkende constructies op te zetten, evenwel beperkt in tijd, nl. tot de AV van heden waar de onderbouw zou dienen goedgekeurd te worden.. Vraag aan de AV: dient de samenstelling van het LDS onmiddellijk in overeenstemming gebracht te worden met de bepalingen van het HHReg? Stemming: ja 5 neen 10 onthouding 5 Dhr. J. Renaers wenst dat de werking van LDS niet in gedrang gebracht wordt en wenst dat het HHReg hier zo snel mogelijk wordt aangepast. Dhr. L. Verheye engageert zich om zijn teruggetrokken voorstellen te herwerken naar de AV van juni toe. b. Met verwijzing naar het schrijven van Dhr H. Stryckers van 19 jan 09 stelt Dhr M. Bogaers de vraag of de verkiezing van Dhr De Neve als bestuurder conform het HHReg VAD art. 62 gebeurde. Als het inderdaad zo is dat de heer De Neve tijdens een periode van 4 jaar vóór 29/11/08 geen functie bekleed heeft in een departement, rechterlijke raad, comité, commissie of afgevaardigde, van de VBL, dan was zijn verkiezing anti-statutair en moet hij aftreden als bestuurder. De voorzitter legt uit dat over deze problematiek juridisch advies ingewonnen werd en dat de raad van bestuur dit advies dat hij verder toelicht - wenst te volgen. Vervolgens zijn er tussenkomsten van

23 Dhrn B. Laermans, M. Bogaers, F. Van den Eynde, M. Stevens en J. Van Lantschoot waarna de voorzitter de vergadering schorst alvorens een stemming te houden over de vraag van Dhr Bogaers, nl. moet Dhr De Neve aftreden? De Voorzitter schorst de vergadering. De Voorzitter verklaart de vergadering terug voor geopend. Dhr. E. De Neve vraagt het woord en verklaart vervolgens dat hij, in het belang van de sport en van onze vereniging, ontslag neemt als bestuurder van de Vlaamse Basketballiga vzw. De voorzitter drukt zijn waardering uit voor dit gebaar en vraagt of Dhr. M. Bogaers nog een stemming wenst. Dhr. M. Bogaers stelt dat een stemming niet meer nodig is. Dhr. M. Van Vooren pleit om de continuïteit in de werking van de vereniging te verzekeren en in juni een stemming op basis van een aan te passen artikel VAD 62 te organiseren. Dhr. E. De Neve geeft er de voorkeur aan zich pas voor de AV van november 09 kandidaat te stellen voor een mandaat als bestuurder. Dhrn E. Schuermans en M. Van Vooren merken op dat de raad van bestuur mogelijkheden heeft om de continuïteit van de werking in het domein arbitrage te verzekeren via toepassing van artikel 21 van onze statuten. c. De heropname van een aantal scheidsrechters in het korps van landelijke scheidsrechters is niet conform het HHRegl. VCD art Als de opgenomen scheidsrechters geen fysische testen hebben afgelegd of niet geslaagd zijn moeten zij terug ter beschikking van de commissie provinciale scheidsrechters gesteld worden. Dhr. E. De Neve, die nu onder de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur spreekt, geeft duiding bij de heropname van diverse scheidsrechters op het landelijk niveau. Dhr. M. Bogaers repliceert. De voorzitter vraagt de stemming Vraag aan de AV: moeten de betrokken scheidsrechters onmiddellijk terug ter beschikking van de CPS-en gesteld worden? Stemming : ja 2 - neen 14 - onthouding 4

24 6. Varia 6.1 Aanvangsdatum en jaarplanning van het seizoen : dhr. E. Hendryckx geeft toelichting 6.2. De jeugdcategorieën voor het komende seizoen worden gecommuniceerd Dhr. E. Hendryckx geeft summier de status van het homologatiedossier weer. Dhr. L. Verheye vraagt een zekere souplesse en wijst op situaties op vlak van infrastructuur in het zuiden van het land. Dhr. F. Van den Eynde geeft aan dat de periode van inventarisatie de normering voorafgaat. Deze discussie kan pas gevoerd worden als alle gegevens gekend zijn Dhr. E. Hendryckx geeft toelichting bij de aanpassingen van de reglementen van de Beker van België heren en dames. In de herencompetitie wordt de deelname beperkt tot de teams welke in de nationale afdelingen zullen aantreden. Bij de dames worden de 8 best geklasseerde teams uit 1 ste nationale in het aflopende seizoen, pas ingeschakeld in de 1/8 ste finale Dhr. K. Umans zal enkele vertegenwoordigers van de provincies uitnodigen ter evaluatie van het beleidsplan Dhr. G. Hertogs stelt voor een procedure tot wijziging van de bepalingen uit HHReg in te stellen, met name dat alle wijzigingen aan het HHReg ingaan bij aanvang van het nieuwe seizoen (1 juli) behalve de artikels waarin een datum vermeld wordt vanaf wanneer het artikel van kracht wordt. De leden van de algemene vergadering kunnen zich hierin vinden Dhr. L. Verheye vraagt om de impact van een bepaald arrest van de beroepskamer van de KBBB te onderzoeken. Koen Umans Secretaris-generaal Adri Welvaarts Voorzitter