Tussendoelen Oriëntatie op ruimte (Oriëntatie op mens en wereld) 1/6

Transcriptie

1 Tussendoelen () 1/6

2 Kerndoel: 1. De leerlingen leren het eigen lichaamsschema gebruiken voor het verkennen en ordenen van de ruimte om zich Specificaties: -- heen. tussendoel: Ervaren van eigen lichaam Gebruik maken van het lichaam om de ruimte om zich heen te verkennen Bewustworden van verschillende uitgangshoudingen (liggen, zitten, staan, lopen) Herkennen van bepaalde personen en voorwerpen in een ruimte Gebruik maken van bepaalde bewegingen om een doel te bereiken Aanpassen van uitgangshouding aan de eisen van de omgeving Ervaren van het onderscheid tussen voor en achter, links, rechts, boven en onder/ beneden Benoemen van positie bepaling door het hanteren van begrippen van richting als: links/rechts Benoemen positie bepaling door het hanteren van begrippen als: klein/groot, zwaar/licht, ver/dichtbij, hoog/laag donker/ licht, veel/weinig, rond/ vierkant. Benoemen van de positiebepaling door het hanteren van plaatsbepalende begrippen als: voor, achteren, boven, onder, tussen, binnen Aanpassen van de eigen bewegingsbaan om diverse ruimtelijke hindernissen te kunnen nemen Kennis hebben van mogelijkheden en functies van de verschillende lichaamsdelen Aangeven van positie door het hanteren van begrippen als: voorste, eerste, achterste, laatste, middelste Verwoorden van welke bewegingen moeten worden uitgevoerd zonder deze bewegingen effectief uit te voeren Hanteren van ruimtelijke relaties t.o.v. elkaar Tussendoelen () 2/6

3 Kerndoel: 2. De leerlingen leren de plaats aangeven van voorwerpen in voor hen bekende ruimten vanuit hun eigen positie Specificaties: en ten opzichte van elkaar ze leren aangeven met welke inrichtingselementen hun eigen omgeving is ingericht 2.2. ze leren inrichtingselementen aangeven op een plattegrond 2.3. ze leren zich oriënteren met behulp van een plattegrond in de eigen omgeving tussendoelen: 2.1. ze leren aangeven met welke inrichtingselementen hun eigen omgeving is ingericht. Waarnemen/ benoemen van schoollokaal/ huis. Waarnemen van inrichtingselementen rond het huis/ de school. Herkennen en duiden van inrichtingselementen uit de thuisomgeving Herkennen en duiden van elementen uit de omgeving waar hun huis of school staat Aangeven welke ruimte, voorwerpen en personen er te onderscheiden zijn in thuis- en schoolomgeving (ev. koppelen aan beroep) Aangeven van verschillende functies van de thuis- en schoolomgeving Verwoorden hoe school- en thuisomgeving eruitziet. Geven van suggesties voor het inrichten van de eigen omgeving Aangeven hoe je wijzigingen in de eigen omgeving kunt realiseren. Aangeven welke instanties je moet/kunt benaderen die verantwoordelijk zijn voor, of invloed hebben op, de inrichting van de omgeving 2.2. ze leren inrichtingselementen aangeven op een plattegrond Gebruik maken van stapstenen, kleedjes e.d. als voorloper op de plattegrond Herkennen van een kijkplaat/ foto vanuit vogelperspectief Herkennen dat inrichtingselementen, van bovenaf, kunnen worden weergegeven door een figuur/plaatje Vergelijken van concrete inrichtingselementen met de afbeeldingen op een plattegrond Aanwijzen van bekende inrichtingselementen/- plaatsen op een plattegrond Een eenvoudige legenda lezen Maken van een mentale voorstelling van een kaart van de eigen omgeving Lezen van een eenvoudige plattegrond waar enkele wegen of straten op staan Waarnemen hoe inrichtingselementen/plaatsen zich ten opzichte van elkaar bevinden, evt gekoppeld aan schaal 2.3. ze leren zich oriënteren met behulp van een plattegrond in de eigen omgeving. -- Spelen met autootjes en figuren op een verkeersspeelmat e.d. Lopen, rijden op een getekend uitgezet parcours op schoolplein (verkeerstuin), -- maken van een mentale voorstelling van een kaart van de eigen omgeving beschrijven van een te volgen weg aan een ander aanduiden van een te volgen weg op de plattegrond Tussendoelen () 3/6

4 Kerndoel: 3. De leerlingen leren de weg kennen en benoemen in de eigen leefomgeving. Specificaties: -- tussendoel: Ervaren van routes en plekken in (eigen) school en huis (binnen) Ervaren van routes en plekken vanuit eigen school en huis (naar: winkel, oma, tante, dokter) Herkennen (en benoemen) van bovengenoemde routes en plekken in Benoemen van de routes en plekken in Benoemen van de routes en plekken buiten school en buitenshuis in de naaste omgeving van kenmerken en functies van routes en plekken in huis. Lopen van routes en naar plekken in huis in de omgeving van school en huis Benoemen van kenmerken en functies van routes en plekken in een ander huis (van familie, vriendjes) kenmerken en functies van routes en plekken buitenshuis (inclusief de inrichtingselementen) Gebruiken van routes en plekken buiten school en buitenshuis in de omgeving van ander huis Aangeven welke routes en plekken ze prefereren in Aangeven welke routes en plekken ze prefereren buiten Aangeven op welke manier en via welke route ze op bepaalde plekken kunnen/willen komen in bekende omgevingen Tussendoelen () 4/6

5 Kerndoel: 4. De leerlingen leren inrichtingsaspecten herkennen in de eigen leefomgeving. Specificaties: 4.1. ze leren waarnemen op welke wijze hun leefomgeving is ingericht ze leren benoemen welke elementen daarbij een grote rol spelen, zoals de aanwezigheid van water, industrie, verkeersknooppunt, soort grond of bos ze leren ervaren in welke volgorde dingen gebeuren ze leren onderscheiden dat niet iedereen in dezelfde (woon)omstandigheden verkeert. tussendoelen: 4.1. ze leren waarnemen op welke wijze hun leefomgeving is ingericht. Ervaringen opdoen met verschillende ruimtes van thuis en school omgeving Benoemen van enkele Ervaringen opdoen met inrichtingselementen buiten Benoemen van inrichtingselementen buiten ruimtes/kamers in school en huis inrichtingselementen buiten Herkennen en onderscheiden van vaste en roerende inrichtingselementen binnen gebouwen Aangeven wat de functie van verschillende vaste en roerende inrichtingselementen is binnen gebouwen Herkennen en onderscheiden van vaste en roerende het buitengebied Aangeven wat de functie van verschillende vaste en roerende inrichtingselementen is in het buitengebied Duiden van een eenvoudige plattegrond in een buiten- en binnen situatie Aangeven hoe wijzigingen in een binnensituatie gerealiseerd kunnen worden Herkennen en benoemen dat sommige elementen in een binnensituatie niet of moeilijk gewijzigd kunnen of mogen worden Herkennen en benoemen dat sommige inrichtingselementen geen privé-bezit zijn Aangeven of het buitengebied nuttig/wenselijk zijn Aangeven welke instanties voor onderhoud in het buitengebied verantwoordelijk/ aanspreekbaar zijn 4.2. ze leren benoemen welke elementen daarbij een grote rol spelen, zoals de aanwezigheid van water, industrie, verkeersknooppunt, soort grond of bos. Niet uitgewerkt Niet uitgewerkt Niet uitgewerkt Niet uitgewerkt Niet uitgewerkt 4.3. ze leren ervaren in welke volgorde dingen gebeuren. Niet uitgewerkt Niet uitgewerkt Niet uitgewerkt Niet uitgewerkt Niet uitgewerkt 4.4. ze leren onderscheiden dat niet iedereen in dezelfde (woon)omstandigheden verkeert. Niet uitgewerkt Niet uitgewerkt Niet uitgewerkt Niet uitgewerkt Niet uitgewerkt Tussendoelen () 5/6

6 Kerndoel: 5. De leerlingen leren aangeven in welke opzichten het dagelijks wonen, werken en vrijetijdsbesteding van Specificaties: -- sommige mensen overeenkomt en verschilt. tussendoel: -- verschillen tussen huizen verschillende beroepen Aangeven wat de verschillen in uiterlijke kernmerken tussen huizen kunnen zijn Aangeven dat er ook andere gebouwen waar zij met enige regelmaat komen Aangeven dat verschillende gebouwen verschillende functies hebben Aangeven dat in verschillende gebouwen verschillende beroepen worden uitgeoefend Herkennen en benoemen waarom mensen in verschillende huizen wonen; Herkennen en benoemen dat werk mede afhankelijk is van opleiding en vraag. Aangeven dat er verschillende mogelijkheden zijn voor recreatie, uitgaan, binnen- en buitensport, park en natuurlijke omgeving Aangeven dat er een keuze valt te maken uit woningen op basis van wensen, inkomen etc. Aangeven dat wonen, werk en vrijetijdsbesteding mede afhankelijk is inkomen en voorzieningenniveau in leefomgeving Aangeven dat meerdere instanties een rol kunnen spelen in het bepalen van individuele leefomstandigheden, bedrijven, vormen van arbeidsbemiddeling, gemeentelijke diensten etc. Tussendoelen () 6/6