GEURGEBIEDSVISIE Gemeente Cuijk

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "GEURGEBIEDSVISIE Gemeente Cuijk"

Transcriptie

1 GEURGEBIEDSVISIE 2013 Gemeente Cuijk

2 Colofon Opdrachtgever : Gemeente Cuijk Project : Geurgebiedsvisie gemeente Cuijk Nummer : Status : Definitief Datum : 5 november 2013 Auteurs : Dhr. S. Hermsen (ODBN) Dhr. F. Stouthart (ODZOB) Mevr. L. Geelen (GGD-bureau GMV) Autorisatie : Dhr. M. van Rijn paraaf:

3 SAMENVATTING In de gemeente Cuijk zijn circa 35 intensieve veehouderijbedrijven. Door de aanwezigheid hiervan kan geurhinder bij omwonenden optreden. In verband met nieuwe ontwikkelingen en inzichten is het uit onderzoek noodzakelijk gebleken het huidige gemeentelijke geurbeleid uit 2008 te actualiseren. De opdracht die het projectteam heeft gekregen is om onderzoek uit te voeren naar nut en noodzaak voor een wijziging van het huidige geurbeleid. Het nieuwe geurbeleid bestaat uit de geurverordening en de geurgebiedsvisie. In de geurverordening zijn geurnormen opgenomen waaraan getoetst wordt in het kader van vergunningverlening. De onderbouwing van deze normen is opgenomen in deze geurgebiedsvisie. Aanleiding De gemeenteraad heeft op 22 oktober 2012 besloten om onderzoek te laten uitvoeren naar de noodzaak van de actualisatie van het huidige geurbeleid. De eerste reden hiervoor is de evaluatie uit 2012 en de daaruit vloeiende resultaten. Hieruit is naar voren gekomen dat in de gemeente Cuijk een verbetering van de geursituatie heeft voorgedaan. Dit komt mede door verplaatsende en stoppende bedrijven. De gemeente wil niet dat deze geurwinst teniet wordt gedaan door de ontwikkelingsmogelijkheden die de veehouderijbedrijven nog hebben, gaan benutten. De tweede aanleiding voor de opdracht die het projectteam heeft gekregen zijn gewijzigde maatschappelijke inzichten. Oorzaken daarvan zijn onder andere het debat over megastallen, de Q-koorts en de zorgen van burgers over hun gezondheid nabij de intensieve veehouderij. De concrete aanleiding voor deze zorgen vormt in veel gevallen de geurhinder die wordt ondervonden. Aanhoudingsbesluit In de raadsvergadering van 22 oktober 2012 heeft de gemeente een aanhoudingsbesluit genomen. Het besluit geeft de gemeente een jaar de tijd om (in ontwerp) nieuw gemeentelijk geurbeleid op te stellen. Door het besluit kunnen in de tussentijd geen ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden die een toename van de geurbelasting met zich mee brengen. De gemeente heeft wel de mogelijkheid tot ontwikkelingen open gelaten waarbij een emissie standstill of afname wordt verkregen. Vóór 22 oktober 2013 moet de ontwerp geurgebiedsvisie en verordening aanhangig zijn gemaakt in een raadsvergadering. Op 9 september 2013 zijn de ontwerp geurgebiedsvisie en verordening in de gemeenteraad behandeld. Afbakening De geurgebiedsvisie en verordening worden opgesteld binnen de kaders van de Wet geurhinder en veehouderij. Deze wet maakt onderscheid in bedrijven met dieren waarvoor een emissiefactor is vastgesteld en bedrijven met dieren waarvoor geen factor is vastgesteld. Voor deze laatste groep wordt de geurbelasting niet met een berekening vastgesteld, maar gelden vaste afstanden tussen bedrijf en geurgevoelig object. Het onderzoek naar de noodzaak tot actualisatie van het huidige beleid heeft alleen betrekking op de bedrijven met dieren waarvoor een emissiefactor is vastgesteld. Vanwege de overige bedrijven zijn namelijk weinig geurklachten bekend.

4 Het beleid regelt geen andere beleidsvelden. Omdat vanuit de klankbordgroep en de gemeenteraad wel zorgen zijn geuit over de cumulatie met industriële geur, handhaving en het oplossen van knelpunten zijn voor deze beleidsvelden wel aanbevelingen opgenomen. Kaders De gebiedsvisie moet voldoen aan de eisen en randvoorwaarden die zijn gesteld door de wetgever, de provincie Noord-Brabant en de gemeente zelf. De landelijke kaders zijn opgenomen in de Wet geurhinder en veehouderij, het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit huisvesting veehouderij. Vanuit de provincie zijn de relevante kaders voor het geurbeleid onder andere de Reconstructieplannen, de Verordening Ruimte, de Verordening Stikstof en Natura De gemeente zelf voert beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling en heeft in 2008 een eerste geurgebiedsvisie en geurverordening vastgesteld. Ambities Het projectteam is de opdracht meegegeven om te onderzoeken of het noodzakelijk en nuttig is om het huidige geurbeleid aan te passen. Op basis van de signalen uit deze vergadering over de zorgen die bestaan over geurhinder heeft het projectteam in overleg met de portefeuillehouder de ambitie voor het agrarische geurbeleid in Cuijk geformuleerd. De ambitie van de gemeente bestaat uit drie onderdelen en is als volgt beschreven: 1. de gemeente wenst een standstill van geurhinder; 2. een verbetering van de geursituatie in gebieden waar sprake is van een overbelaste situatie; 3. zonder de veehouderijbedrijven onnodig te belemmeren. Daarnaast zijn nog de volgende wensen en aandachtspunten aangegeven: 4. een uitgebreide differentiatie van geurnormen per gebied; 5. het aspect gezondheid moet worden meegenomen in het afwegingsproces; 6. er moet aandacht zijn voor andere geurbronnen dan de geur afkomstig van stallen; 7. bescherming tegen geur in het buitengebied, het gebied rond Vianen en in recreatiegebieden. Uitgangspunten Op basis van de ambities, wensen en aandachtspunten zijn de uitgangspunten in overleg met een klankbordgroep vastgelegd. Op basis van het huidige of gewenste beeld van een gebied is de gemeente ingedeeld. Per gebied is een passende geurnorm gekozen. De normen zijn gedifferentieerd voor de volgende gebieden: de kernen, kernrandzones, accentgebied wonen rondom Vianen, overgangsgebied ten noorden van Cuijk, recreatiegebieden, bedrijven- en industrieterreinen, het buitengebied en het cumulatiegebied. De belangrijkste verschillen met de differentiatie uit het huidige beleid zijn de toevoeging van het accentgebied wonen ter bescherming van de woningen rondom Vianen en het cumulatiegebied ten noorden van industrieterrein Laarakker. Het cumulatiegebied moet bescherming bieden aan de woningen in het gebied tegen onacceptabele cumulatie van geur van de veehouderijbedrijven en industriële bedrijven. Per gebied zijn streefwaarden voor het woon- en leefklimaat bepaald. Dit zijn streefwaarden voor de achtergrondbelasting uitgedrukt in odour units gecorreleerd aan hinderpercentages. De hoogte van deze waarden zijn gebaseerd op de telefonische

5 leefomgevingsenquête van PRA-odournet, de GGD-richtlijn geurhinder, de Nederlandse emissierichtlijn en de kwaliteitscriteria die het RIVM hanteert voor haar milieurapportages en toekomstverkenningen. In de gebiedsvisie zijn de volgende ijkpunten gebruikt voor de vaststelling van het acceptabel geurniveau in een gebied: een maximaal hinderpercentage van 12% is voor de kernen nog aanvaardbaar. Deze waarde is gebaseerd op de richtwaarde uit het geurbeleid van industriële bedrijven (de NeR); een maximaal hinderpercentage van 20% is voor het buitengebied nog acceptabel. Hiermee wordt gestreefd naar een tenminste matige geursituatie, volgens de beoordeling van het RIVM. Omdat in het buitengebied de acceptatie van geurhinder hoger is dan in de kernen is een hogere streefwaarde aangehouden. Bij de beoordeling van de geursituatie is een onderverdeling gemaakt in optimaal+, optimaal, aanvaardbaar en niet aanvaardbaar. In verband met een aantal onzekerheden in de modellering, verspreiding van de geur wordt zoveel mogelijk gestuurd op een optimaal+ woon- en leefklimaat. Zo ontstaat de minste kans op geurhinder door onzekerheden die niet in beeld zijn. In tabel 0.1 zijn de streefwaarden per gebied weergegeven en is het bijbehorende percentage gehinderden vermeld. De gekozen stapgrootte zijn substantieel zodat de effecten op de geursituatie zichtbaar zijn. Tabel 0.1: Gehanteerde gebiedsindeling, geurklassen en geurhinderniveaus. Gebied achtergrondbelasting in odour units (ou E/m 3 ) percentage gehinderden (%) optimaal+ optimaal aanvaardbaar niet aanvaar dbaar optimaal+ optimaal aanvaardbaar niet aanvaar dbaar Woongebieden > >12 Kernrandzones > >16 Accentgebied wonen > >16 Overgangsgebied > >16 Recreatiegebieden > >16 Cumulatiegebied > >16 Bedrijventerreinen > >16 Industrieterrein Haven > >16 Ind. terrein Laarakker > >20 Buitengebied > >20 Proces Bij de totstandkoming van de geurgebiedsvisie heeft een klankbordgroep van belanghebbende veehouders, burgers en natuur- en milieuorganisaties gefunctioneerd. Er werd van de deelnemers geen besluit verwacht. Van hen werd gevraagd zich een mening te vormen over het (toekomstige) geurbeleid van de gemeente op grond van feiten en inzichten. Daarmee had de klankbordgroep een adviserende rol aan de gemeenteraad. In de klankbordgroep waren vertegenwoordigd: de sector (ZLTO) met 2 leden; natuur- en milieuorganisaties (Milieuvereniging Cuijk) met 1 lid;

6 de burgers met 2 leden (aangewezen/voorgedragen door Platform dorps- en wijkraden). De wethouder van de gemeente, de heer G.M.P. Stoffels, fungeerde als voorzitter. De klankbordgroep is zes avonden bij elkaar geweest. De leden hebben bijgedragen aan de controle en vaststelling van de uitgangspunten en hebben hun advies gegeven over de geurnormen. De raad, buurgemeenten en overige belangstellenden zijn via de gemeentelijke website op de hoogte gehouden van het proces. Hierop is achtergrondinformatie opgenomen en zijn de overlegverslagen geplaatst. Voor de gemeenteraad zijn op 14 januari en 17 juni 2013 openbare themabijeenkomsten gehouden. In de tussentijd is op 22 april een voortgangsbrief naar de raad verstuurd. Referentiesituatie Het startpunt van het onderzoek is de geursituatie in de referentiesituatie. De referentiesituatie is de vergunde situatie op 1 februari 2013 waarbij rekening is gehouden met drie concrete voorgenomen verplaatsingen. De verplaatsing van de bedrijven is ingegeven doordat op de huidige locaties sprake is van een lokaal knelpunt voor de woongebieden en voor het industrieterrein Laarakker. Door deze verplaatsers niet mee te nemen, wordt een zuiver beeld verkregen van het effect van het aanpassen van de geurnormen in de ontwikkelscenario s op de gecumuleerde geurbelasting. De effecten zouden anders worden gemaskeerd worden door de lokaal aanwezige knelpunten. De bedrijven gaan in de nabije toekomst weg en wat resteert, is dan de gecumuleerde geurbelasting. Ontwikkelscenario s Voor de bepaling van het nut en de noodzaak voor het aanpassen van de geurnormen zijn ontwikkelscenario s berekend, waarbij rekening is gehouden met de doorgroei van de veehouderijbedrijven. Het ontwikkelscenario is bedoeld voor het in beeld brengen van potentiële knelpunten en gebieden waar mogelijk een verbetering van de geursituatie kan optreden. In het ontwikkelscenario is ervan uitgegaan dat alle bedrijven hun ontwikkelingsruimte benutten. In de praktijk zal dit niet het geval zijn. De geursituatie in de ontwikkelscenario s is vergeleken met de referentiesituatie, waarbij is beoordeeld of sprake is van een verbetering, verslechtering of standstill van de geursituatie. De volgende scenario s zijn onderzocht: ontwikkelscenario bij huidige geurnormen; ontwikkelscenario bij normenset 1. Hierin is de gewijzigde gebiedsindeling verwerkt en is de geurnorm in de kernen van 3 naar 1 ou E /m 3 verlaagd en in het buitengebied van 14 naar 10 ou E /m 3 ; ontwikkelscenario bij normenset 2. Hierin is de geurnorm voor de kernen verlaagd naar 0,5 ou E /m 3. De overige normen zijn gelijk aan normenset 1. Uit het onderzoek blijkt dat in een aantal gebieden een verslechtering van de geursituatie kan optreden, indien de bedrijven gebruik maken van de ontwikkelingsruimte die ze binnen de huidige normen hebben. De verslechtering kan vooral optreden in Haps, het

7 accentgebied wonen rondom Vianen en het buitengebied. Bij toepassing van de normenset 1 is meer zicht op een verbetering of standstill van de geursituatie dan bij de huidige normen. Bij normenset 2 wordt in alle gebieden een standstill bereikt. De verschillende normensets zijn van invloed op de vrije ontwikkelingsruimte van de veehouderijbedrijven. In totaal bevinden zich 26 bedrijven in de gemeente die nog ruimte hebben om te ontwikkelen. Bij de huidige geurnormen hebben 18 bedrijven nog vrije ontwikkelruimte. De overige 8 bedrijven kunnen uitbreiden als ze maatregelen aan de bestaande stallen treffen. Bij normenset 1 zijn er 16 bedrijven en bij normenset 2 zijn er 8 bedrijven die nog vrije ontwikkelruimte hebben. Gezondheid De invulling van het meewegen van het aspect gezondheid is verzorgd door GGD-bureau GMV. Naast het bijwonen van klankbordgroepoverleggen en het informeren van de raad en klankbordgroep heeft het GGD-bureau ook een hoofdstuk over gezondheid in de gebiedsvisie opgesteld. Geur kan verschillende gezondheidseffecten oproepen bij de mens: (ernstige) hinder, verstoring van gedrag en activiteiten en stressgerelateerde somatische gezondheidsklachten. Het meest voorkomende en beschreven gezondheidseffect van geur is (ernstige) hinder. De beoordeling van geur is subjectief en individueel bepaald. Hoe hinderlijk mensen een geur vinden hangt ondermeer af van de aangenaamheid, de duur, frequentie en intensiteit van de geur. Ook de gewenning, het tijdstip en de vermijdbaarheid van de blootstelling spelen hierbij een belangrijke rol. Uiteraard beïnvloeden ook persoonsgebonden eigenschappen de ervaren hinder. Of de hinder ook tot gezondheidsklachten leidt, is persoonsgebonden en afhankelijk van de persoonlijke stressverwerking ofwel coping. Naast geurhinder spelen ook andere gezondheidsaspecten een rol rondom intensieve veehouderij. Hoewel het de wens is van de gemeente om deze aspecten ook mee te nemen in de afwegingen rondom de geurgebiedsvisie, zijn de mogelijkheden daartoe beperkt. In algemene zin kan men verwachten dat met een afname van geur ook de uitstoot van andere componenten in enige mate zal afnemen. Ten aanzien van het voorstel voor de geurgebiedsvisie Cuijk geeft GGD-bureau GMV het volgende aan: GGD-Bureau GMV wil de gemeente complimenteren met de gekozen insteek en zorgvuldigheid binnen dit proces; De gekozen weg van strengere normen voor geurbelasting past in de lijn die geschetst is in het adviesrapport van de Gezondheidsraad en het kabinetsstandpunt. GGD-Bureau GMV onderschrijft de ambitie om geurhinder niet verder te laten toenemen en adviseert om die reden om de norm voor de kernen op 0,5 vast te stellen; De ambities zijn uitgewerkt naar verschillende beschermingsniveaus per deelgebied. Tegenover de strenge normen in de kernen staan de soepelere normen in de andere deelgebieden. Dit houdt in dat de gemeente accepteert dat in het buitengebied naar verwachting 20% van de inwoners geurgehinderd zullen zijn. Dat is een behoorlijk

8 hoog percentage maar over het geheel genomen zorgen deze normen niet voor een toename in geurhinder. GGD-Bureau GMV heeft begrip voor de afweging van de gemeente gezien type en historie van het gebied alsook de doelstelling om geen onnodige belemmering op te werpen voor de agrarische sector; Naast de te hanteren geurnormen adviseert GGD-Bureau GMV om bij ontwikkelingen van veehouderijbedrijven die gelegen zijn op een afstand van minder dan 250 meter van een woning, sowieso maatregelen te treffen dienen te worden om de blootstelling op leefniveau zo veel mogelijk te beperken; GGD-Bureau GMV adviseert de gemeente bij klachten om een gesprek tussen klager en vermoedelijke veroorzaker te faciliteren om gezamenlijk te zoeken naar een oplossing; GGD-Bureau GMV dringt erop aan dat voor knelpunten die niet met het beleid worden aangepakt een oplossing te zoeken in samenspraak met (vermoedelijke) veroorzakers en omwonenden. Mogelijk biedt de Subsidieregeling knelpunten platteland Noord-Brabant (C ) daarvoor ruimte. Conclusie De ambities van het geurbeleid zijn in overleg met de portefeuillehouder opgesteld. Deze houdt in dat tenminste een standstill van de geursituatie wordt bereikt en in gebieden waar sprake is van een overbelaste situatie zicht is op een verbetering zonder daarbij de sector onnodig te belemmeren. Daarnaast is meegegeven dat een uitgebreide differentiatie van de normen gewenst is, het aspect gezondheid moet worden meegewogen, aandacht moet zijn voor andere geurbronnen een betere bescherming in het buitengebied en rondom Vianen gewenst is. Uit de berekeningen wordt geconcludeerd dat bij de huidige normen het minst wordt voldaan aan de ambities en wensen van de gemeente. In gebieden is een verslechtering van de geursituatie mogelijk. Normenset 1 voldoet in belangrijke mate aan de ambitie van de gemeente om de geursituatie op een standstill te houden en een verbetering te bereiken waar sprake is van een overbelaste situatie. Normenset 2 voldoet in zijn geheel aan de ambitie van de gemeente om een standstill te bereiken voor alle gebieden. Het effect op de ontwikkelruimte van de veehouderijbedrijven bij set 2 is daarentegen substantieel. De gemeente heeft op basis van de geurgebiedsvisie de volgende opties: optie 1: niets doen; optie 2: normenset 1; optie 3: normenset 2; optie 4: een mix van normenset 1 en 2. De geurwinst die kan worden behaald in gebieden waar sprake is van een overbelaste situatie is afhankelijk van de ontwikkeling van bedrijven. Als bedrijven niet uitbreiden dan zullen ze geen maatregelen treffen aan de bestaande stallen en zal de geurbelasting niet afnemen. Uit de analyse van de financiële haalbaarheid wordt geconcludeerd dat scherpere normen het bedrijfsresultaat negatief beïnvloeden, ondanks dat meer dieren kunnen worden gehouden. Bij de standaard saldo voerwinst van 75,- uit KWIN leidt het toepassen van biologische of combi luchtwassers tot een negatief resultaat. Economisch haalbaar wordt het als de veehouder zijn saldo voerwinst weet te verhogen tot zo n 80 à 85,-. Dit

9 kan hij bereiken door zijn technische resultaten te verbeteren. Het bouwen van nieuwe stallen bij uitbreiding leidt veelal tot betere technische resultaten, maar of het haalbaar is kan niet zonder meer worden gesteld. De economische haalbaarheid zal afhangen van de bedrijfssituatie. Eigen vermogen of (deels) zelf bouwen van een stal drukt de kosten voor afschrijving, onderhoud en rente. De jaarkosten van een luchtwasser zijn hoog als gevolg van de investeringen en energie. In verband daarmee loont het om te letten op mogelijkheden voor energiebesparing. Nieuwe normen Op basis van de ambities en wensen van de gemeente zijn de in figuur 0.1 aangegeven geurnormen, overeenkomst met normenset 2, in de nieuwe verordening opgenomen. Figuur 0.1: nieuwe geurnormen Aanvullende aanbevelingen Ter aanvulling op deze geurnormen wordt geadviseerd geurbeleid op te stellen voor industriële bedrijven en de cumulatie van geur. Daarnaast is extra aandacht voor handhaving noodzakelijk en wordt geadviseerd te onderzoeken of bestaande knelpunten kunnen worden opgelost.

10 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING Aanleiding Doel en opdracht Afbakening Projectorganisatie Leeswijzer KADERS Landelijke wetgeving Provinciale kaders: reconstructie, ruimte en stikstof Gemeentelijk beleid en ambities UITGANGSPUNTEN Indeling van de gemeente Cuijk Beoordeling woon- en leefklimaat Veehouderijbestand Geurgevoelige objecten Scenario s en doorgroeimogelijkheden van de veehouderijbedrijven PROCESBESCHRIJVING De rol van het projectteam De klankbordgroep Besluitvorming door de gemeenteraad REFERENTIESITUATIE De gemeente Cuijk Geurbelasting referentiesituatie, peildatum 1 februari KNELPUNTENANALYSE ONTWIKKELSCENARIO S Ontwikkelscenario 1 met de huidige geurnormen Ontwikkelscenario 2 met normenset Ontwikkelscenario 3 met normenset GEZONDHEID Geur en gezondheid Relatie geur en andere gezondheidsaspecten rondom intensieve veehouderij Beschouwing van GGD-bureau GMV over de voorstellen voor de geurgebiedsvisie CONCLUSIES, NIEUWE NORMEN EN AANBEVELINGEN Evaluatie van de resultaten Nieuwe normen Aanvullende aanbevelingen GEURVERORDENING... 55

11 Bijlagen Bijlage I: Achtergronden bij de Wet geurhinder en veehouderij Bijlage II: Ammoniakeisen Verordening stikstof en Natura 2000 Bijlage III: Onderbouwing groeiplafond Bijlage IV: Overzicht veehouderijen Bijlage V: Invoergegevens en uitgangspunten berekeningen Bijlage VI: Geurkaart referentiesituatie Bijlage VII: Geurkaart ontwikkelscenario met huidige normen Bijlage VIII: Geurkaart ontwikkelscenario met normenset 1 Bijlage IX: Geurkaart ontwikkelscenario met normenset 2 Bijlage X: Toelichting en analyse van de rekenresultaten Bijlage XI: Gezondheid Bijlage XII: Handhaving Bijlage XIII: Economische haalbaarheid

12 1. INLEIDING In het buitengebied van de gemeente Cuijk neemt de agrarische sector een belangrijk rol in. Binnen de gemeente zijn circa 35 intensieve veehouderijbedrijven. Door de aanwezigheid van deze bedrijven kan geurhinder bij omwonenden optreden. De wet biedt de gemeente de mogelijkheid om lokaal beleid te voeren om geurhinder te beperken. Het is nodig gebleken om in verband met nieuwe ontwikkelingen en inzichten het huidige gemeentelijke geurbeleid uit 2008 te actualiseren. De opdracht die vanuit het college is meegegeven, is om te onderzoeken of een geurbeleid mogelijk is zodat geen toename van geuremissie ontstaat en daar waar sprake is van een hoge geurbelasting een afname wordt bewerkstelligd zonder daarbij de veehouderijen onnodig te beperken. Het nieuwe geurbeleid bestaat uit de geurverordening en de geurgebiedsvisie. In de geurverordening zijn geurnormen opgenomen waaraan getoetst wordt in het kader van vergunningverlening. De onderbouwing van deze normen is opgenomen in deze geurgebiedsvisie. 1.1 Aanleiding In 2008 is door het RMB voor de gemeente Cuijk een geurgebiedsvisie en geurverordening opgesteld. De gemeenteraad heeft toen besloten om in de geurverordening van de wet afwijkende geurnormen vast te stellen. De gemeente is de ontwikkelingen in de veehouderijen nadien blijven monitoren. In 2009 en in 2012 is de geursituatie door het RMB in kaart gebracht. Uit de evaluaties is gebleken dat de in 2008 verwachte groei van de veehouderijen is uitgebleven. In Haps en Beers is de geurbelasting afgenomen. Nabij de kern Haps is dit veroorzaakt door de verplaatsing van bedrijven. In Beers heeft een afname van geuremissie bij de bedrijven plaatsgevonden. De ontwikkelingen hebben er toe geleid dat de geurbelasting in deze kernen nu lager is dan in Dit positieve effect kan in de toekomst mogelijk teniet worden gedaan door de resterende ontwikkelingsruimte die bedrijven hebben. Dit heeft de gemeenteraad doen besluiten om op 22 oktober 2012 een aanhoudingsbesluit te nemen. Hierdoor zijn eventuele aanvragen om een omgevingsvergunning voor de duur van maximaal 1 jaar niet in behandeling genomen. Het aanhoudingsbesluit heeft de gemeente de gelegenheid geboden om een nieuw gemeentelijk geurbeleid op te stellen. Dit wil zeggen, een nieuwe geurgebiedsvisie te maken ter onderbouwing van een geurverordening waarin geurnormen worden vastgelegd. Door vergunningaanvragen van veehouderijen tijdelijk aan te houden, kunnen de veehouderijen de beschikbare ontwikkelingsmogelijkheden niet benutten. Hiermee wordt voorkomen dat ongewenst hoge geurbelastingen op ongewenste locaties (kunnen) ontstaan. De afgelopen 2 tot 3 jaar zijn de maatschappelijke inzichten met betrekking tot veehouderijen en de gewenste ontwikkeling van met name de intensieve veehouderij sterk veranderd. Oorzaken daarvan zijn onder andere het debat over megastallen, de Q-koorts en de zorgen van burgers over hun gezondheid nabij de intensieve veehouderij (waarbij geurhinder steeds vaker de concrete aanleiding vormt). Kenmerk:

13 1.2 Doel en opdracht De gemeente Cuijk wilt inzicht hebben in de actuele geursituatie en de invloed van de mogelijke ontwikkelingen in de veehouderij op deze geursituatie. Uit onderzoek moet blijken of andere geurnormen voor de maximaal toegestane geurbelasting moeten worden gehanteerd met het oog op de gewenste geursituatie. Bij het gebied passende normen worden vervolgens vastgelegd in de gemeentelijke Verordening geurhinder en veehouderij. Het inhoudelijk doel van de opdracht, voorvloeiend uit de raadsvergaderingen, is om een standstill van de geursituatie te borgen en een verbetering te realiseren waar nodig en in redelijkheid mogelijk. Dus de geursituatie mag in de toekomst niet verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Op overbelaste locaties moet worden gestreefd naar een verbetering van de geursituatie. De veehouderijen mogen hierbij niet onnodig worden belemmerd in hun ontwikkelingsmogelijkheden. De opdracht omvat alle technische, inhoudelijke en procesmatige aspecten die van belang zijn voor het opstellen van een geurbeleid en bestaat uit de volgende onderdelen: opstellen van een geurgebiedsvisie. In de gebiedsvisie worden de ambities van de gemeente met betrekking tot haar geurbeleid vertaald naar de praktijk. Het betreft een onderzoek naar passende individuele geurnormen binnen de gemeente. Deze geurnormen moeten een aanvaardbaar woon- en leefklimaat waarborgen. Deze normen worden naar gebiedstype gedifferentieerd (bijvoorbeeld bebouwde kom, recreatiegebieden, bedrijventerreinen, verwevingsgebied). De gebiedsvisie heeft betrekking op geurnormen uitgedrukt in odour units voor de intensieve veehouderij (met name varkens- en pluimveehouderij). opstellen van een verordening met geurnormen. Op basis van de gebiedsvisie wordt een verordening opgesteld voor het hanteren van gewijzigde geurnormen. Hierbij is een kaart opgenomen met de begrenzing van de gebieden waarbinnen een bepaalde normstelling gaat gelden. procesbegeleiding. Gelet op de maatschappelijke discussies en de vernieuwde inzichten is het noodzakelijk om de belanghebbenden actief te betrekken in het proces dat leidt tot een gemeentelijke geurverordening. Hierbij wordt ook veel aandacht besteed aan het aspect gezondheid. De GGD is intensief bij het traject betrokken. 1.3 Afbakening De gemeente wenst alleen een onderzoek naar de voorgrondnormen voor de intensieve veehouderij. Er is geen aanleiding om de vaste afstanden (o.a. voor rundvee en nertsen) te herzien. In het huidige beleid is voor melkrundveebedrijven tot 300 stuks rundvee een halvering van de vaste afstand opgenomen. Omdat er nauwelijks klachten en gewijzigde inzichten zijn voor de melkrundveebedrijven, is aanpassing van deze afstanden niet aan de orde. Voor de nertsen is een uitbreidingsverbod van kracht en zullen de bedrijven voor 2024 moeten stoppen. Een aanpassing van de vaste afstand is daarom voor nertsen niet gewenst. Het geurbeleid en de geurnormen zijn alleen van toepassing voor geurgevoelige objecten in de gemeente Cuijk. De geurnormen kunnen wel van invloed zijn op de bedrijven in de Kenmerk:

14 buurgemeenten. De gemeente bepaald met haar beleid de gewenste bescherming van de geurgevoelige objecten in haar gemeente. De geurgebiedsvisie regelt in principe geen andere beleidsvelden. In de loop van het proces zijn signalen en verzoeken ontvangen om aan het agrarisch geurbeleid verwant beleid te gaan ontwikkelen. De signalen en verzoeken zijn afkomstig uit de gemeenteraad en klankbordgroep. Dit betrof het beleid rondom handhaving, industriële geurhinder en de aanpak van geurknelpunten. Afgesproken is om de geurgebiedsvisie aandacht aan deze onderwerpen te besteden. 1.4 Projectorganisatie Voor de uitvoering is een projectteam gevormd. Het projectteam bestond uit specialisten op het gebied van agrarische geur van de ODBN (voorheen het RMB), de ODZOB (voorheen het SRE) en de gemeente. Daarnaast heeft GGD-bureau GMV een kennisbijdrage geleverd, het proces gevolgd en aan het proces deelgenomen. Het projectteam bestond daarmee uit de volgende personen: Stefan Hermsen (ODBN, specialist omgevingsbeleid), projectleider; Fred Stouthart (ODZOB, specialist agrarische geur), procesbegeleider; Lesley Albers (gemeente Cuijk, juriste), aanspreekpunt project vanuit de gemeente; Peter Broekmans (gemeente Cuijk, beleidsmedewerker RO), projectmedewerker. Daarnaast hebben de volgende personen een adviserende en ondersteunende bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het geurbeleid: Ivo Senssen van de ODBN, GIS-specialist; Bregje van der Aa van de gemeente Cuijk, industrieel vergunningverlener; Loes Geelen van GGD-bureau GMV, adviseur milieu & gezondheid. 1.5 Leeswijzer De volgende hoofdstukken van dit rapport zijn geheel gewijd aan de gebiedsvisie. Hierin is de onderbouwing voor de geurverordening te vinden. Hoofdstuk 2 behandelt de relevante kaders waarmee rekening moet worden gehouden bij het opstellen van een geurgebiedsvisie. Het betreft onder andere de wet- en regelgeving en de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op grond van bestemmingsplan of structuurvisie. Hoofdstuk 3 behandelt de uitgangspunten waarbinnen de gebiedsvisie is opgesteld, zoals de gebiedsindeling en de relatie met streefwaarden voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, de ontwikkelingen in de veehouderij (verplaatsers, afbouwers, blijvers, toepassen van emissiearme systemen) en bevat technische informatie voor het berekenen van de achtergrondbelasting, voorgrondbelasting en geurcontouren. Hoofdstuk 4 beschrijft het proces dat is doorlopen om te komen tot een gebiedsvisie. In hoofdstuk 5 wordt de huidige geursituatie beschreven en in hoofdstuk 6 wordt de toekomstige geursituatie beschreven aan de hand van een aantal ontwikkelscenario s waarmee knelpunten in beeld worden gebracht. Hoofdstuk 7 bevat de conclusies van het onderzoek, de motivatie van het gekozen beleid en aanbevelingen voor aanvullend beleid. In hoofdstuk 8 is het nieuwe geurbeleid vastgelegd in de ontwerp Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Cuijk. Kenmerk:

15 2. KADERS De gebiedsvisie moet aan verschillende eisen voldoen die zijn gesteld door de wetgever, de provincie of de gemeente zelf. In dit hoofdstuk zijn de kaders beschreven waarbinnen de gebiedsvisie is opgesteld. Het betreft de ruimtelijke plannen, het huidige geurbeleid en de ambities van de gemeente. Voorafgaand aan het gemeentelijk beleid worden de landelijke kaders geschetst vanuit de Wet geurhinder en veehouderij, de provinciale kaders vanuit de reconstructie, de Verordening ruimte en de Verordening stikstof en Natura Landelijke wetgeving De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Vergunningaanvragen worden onder de Wgv beoordeeld aan de hand van de berekende geurbelasting (odour units) of vaste afstanden. Geurnormen (odour units) Voor veel dieren zijn geuremissiefactoren beschikbaar om odour units per seconde te berekenen, zoals voor varkens en kippen. De berekende geurbelasting in odour units wordt getoetst aan de norm. Dit is de maximale waarde voor de geurbelasting die een bedrijf mag veroorzaken op een voor geurgevoelig object. Een geurgevoelig object is een woning, kantoor of ander gebouw dat is bestemd voor menselijk wonen of verblijf, zie bijlage I, paragraaf 1.5. De wet kent standaardnormen met een onderscheid tussen de bebouwde kom en het buitengebied. Op grond van artikel 6 van de Wgv mogen gemeenten van de standaardnormen afwijken. Hiervoor is in de wet een bandbreedte aangegeven (zie tabel 2.1). Tabel 2.1: Wettelijke standaard geurnormen en bandbreedte voor concentratiegebieden. Tussen haakjes zijn de wettelijke standaard geurnormen vermeld. De waardes rechts en links van de standaardnormen geven de bandbreedte aan waarbinnen de gemeente mag afwijken. Gebied Concentratiegebieden (reconstructie) Binnen bebouwde kom 0,1 -(3)- 14 (ou E/m 3 ) Buiten bebouwde kom 3 -(14)- 35 (ou E/m 3 ) Vaste afstanden Voor meerdere diercategorieën zijn tot nu toe geen geurmetingen uitgevoerd en daarom zijn voor die groepen géén emissiefactoren beschikbaar. Het betreft onder andere melkkoeien, paarden en nertsen. Voor deze diercategorieën gelden vaste afstanden. In tabel 2.2 zijn de wettelijke standaard waarden voor de vaste afstanden weergegeven. Op grond van artikel 6 van de Wgv mogen gemeenten van de standaardafstanden afwijken. In tegenstelling tot de geurnormen geeft de wet voor de afstanden geen bandbreedte aan. Kenmerk:

16 Tabel 2.2: In de Wgv opgenomen vaste afstanden van een veehouderij naar een geurgevoelig object. Gebied Melkkoeien, jongvee, zoogkoeien e.a.* dieren Vaste afstanden (meters) Nertsen** dieren dieren dieren dieren Bebouwde kom Buitengebied * andere diercategorieën waarvoor geen emissiefactoren voor bekend zijn. **Indien de nertsen in emissiearme huisvesting worden gehouden dan worden de afstanden uit de tweede rij van de tabel (buitengebied) met 25 meter verkleind. Gebiedsvisie en andere waarden voor de geurnormen of afstanden De geurgebiedsvisie levert de onderbouwing voor het al dan niet hanteren van andere waarden voor de geurnormen of vaste afstanden. In artikel 8 van de Wgv zijn de eisen vastgelegd die de gemeente moet betrekken bij het vaststellen van andere normen of afstanden. Deze eisen luiden als volgt: 1. Bij het bepalen van de andere waarde of afstand, bedoeld in artikel 6, betrekt de gemeenteraad in elk geval: a. de huidige en de te verwachten geursituatie vanwege de veehouderijen in het gebied; b. het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging, en; c. de noodzaak van een even hoog niveau van de bescherming van het milieu. 2 Bij het bepalen van de andere waarde of afstand betrekt de gemeenteraad tevens: a. de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied, of; b. de afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder. Bevoegdheid gemeenteraad Uit artikel 6 van de Wgv volgt expliciet dat de andere normstelling bij gemeentelijke verordening wordt bepaald. De gemeenteraad is dus bevoegd om bij gemeentelijke verordening een andere waarde of afstand te stellen, in plaats van de wettelijke waarden en afstanden uit de artikelen 3 en 4 van de Wgv. In verschillende documenten van de rijksoverheid wordt uiteengezet, dat ter ontwikkeling of verbetering van de vitaliteit van het landelijk gebied een integrale aanpak van doelstellingen nodig is. Afstemming tussen geurregelgeving (die direct gekoppeld is aan woningbouw en bedrijfsuitbreiding) en gewenste ontwikkelingen in het ruimtelijk beleid is dan vanzelfsprekend. Door die afstemming ontstaat onder meer ruimte voor een duurzame, vitale landbouw, vergroting van toeristisch-recreatieve mogelijkheden, hergebruik van agrarische bebouwing en nieuwbouw in het landelijk gebied. Aan de basis van een verordening ligt dan ook een gemeentelijke visie op de gewenste ontwikkeling van een gebied. De gemeenteraad bepaalt de nieuwe maximaal toegestane waarden en afstanden, en daarmee de uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijen én de geurhinder die ter plaatse van geurgevoelige objecten wordt verwacht. De nieuwe waarden en afstanden treden in de plaats van de wettelijke normstelling en worden bij vergunningverlening gehanteerd. Kenmerk:

17 Overleg met buurgemeenten De gemeentelijke beslissing om een bepaald gebied een alternatief beschermingsniveau te geven, kan effecten hebben op de uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijen in nabijgelegen gemeenten. Een relatief hoog beschermingsniveau voor geurgevoelige objecten in een grensgebied vermindert immers de uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijen direct buiten de gemeentegrens. Om die reden is overleg voorgeschreven met de nabijgelegen gemeenten voorafgaande aan besluitvorming over de andere waarde of de andere afstand (artikel 9 van de Wgv). Aanhoudingsbesluit Zoals gezegd kan de gemeente op grond van artikel 6 van de Wgv per gemeentelijke verordening afwijken van standaard geurnormen of afstanden uit de Wgv. In afwachting van een verordening biedt de Wgv de mogelijkheid om vergunningaanvragen van veehouderijen tijdelijk aan te houden. De gemeente moet dan op grond van artikel 7 Wgv een aanhoudingsbesluit nemen. Hiermee kan worden voorkomen dat veehouderijen ontwikkelingsmogelijkheden op ongewenste locaties gaan benutten. Tegelijk krijgt de gemeente tijd om zorgvuldig te bepalen of zij met een verordening een ander beschermingsniveau wil stellen. Zie paragraaf 2.3 over het aanhoudingsbesluit van de gemeente Cuijk. In artikel 7 van de Wgv is opgenomen dat het aanhoudingsbesluit vervalt op het moment waarop de verordening in werking treedt. Binnen één jaar moet de ontwerpverordening voor het bepalen van andere waarden en afstanden aan de gemeenteraad zijn aangeboden (aanhangig gemaakt). Anders vervalt het aanhoudingsbesluit. Als de verordening nog niet in werking is getreden, maar het ontwerp aan de raad wel binnen een jaar is voorgelegd, werkt het aanhoudingsbesluit dóór tot die verordening in werking treedt (publicatie). Dat kan dus langer zijn dan een jaar. Activiteitenbesluit Op 1 januari 2013 is een nieuwe wijziging van het Activiteitenbesluit in werking getreden. Deze regelt dat voor de kleinere en middelgrote veehouderijen de vergunningplicht vervalt en dan meldingsplichtig zijn. Afhankelijk van de wijzigingen die de veehouder op zijn bedrijf wil doorvoeren, kan het zijn dat met de melding ook een beperkte milieutoets (obm) doorlopen moet worden. Ook voor bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen, zijn de geurnormen die middels een verordening worden vastgesteld van toepassing. Het aanhoudingsbesluit is na de invoering ook van toepassing verklaard op de bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen en een Omgevingsvergunning beperkte milieutoets nodig hebben. In bijlage I is aanvullende informatie over de Wet geurhinder en veehouderij, het aanhoudingsbesluit en procedurele aspecten opgenomen Actieplan ammoniak Besluit huisvesting veehouderij De ministeries van VROM en LNV, de provincies en de VNG zijn het op 22 oktober 2009 eens geworden over het Actieplan ammoniak. Dit Actieplan zal de veehouders er toe aanzetten in de periode de stallen emissiearm te maken. Kenmerk:

18 Emissiearme stallen en uitstel eisen Stallen moeten emissiearm zijn. Iedere stal moet voldoen aan de emissie-eisen van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit huisvesting). Het bouwen van emissie arme stallen was al sinds 2007 verplicht voor de grotere veehouderijen (de zogenaamde IPPC bedrijven). De kleinere en middelgrote veehouderijen hadden tot 2010 de tijd om de bestaande stallen emissiearm te maken. Dit bleek niet haalbaar en in overleg met de Tweede Kamer heeft de minister destijds uitstel van de verplichting verleend tot 1 januari De groep veehouderijen die onder de werking van het gewijzigde Activiteitenbesluit zijn gaan vallen, zijn in de gelegenheid gesteld om de inwerkingtreding daarvan af te wachten tot 1 juli Er is een zogenaamd Actieplan ammoniak opgesteld om actief aan de slag te gaan met het aanpassen van het bedrijf. Actieplan ammoniak Veehouderijen hebben tot de zomer van 2010 de gelegenheid gehad om een "bedrijfsontwikkelingsplan" in te dienen (BOP). Daarin konden de veehouders aangegeven welke emissiearme technieken men wilde toepassen om te voldoen aan de eisen van het Besluit huisvesting. Ook kon men aangeven te willen stoppen, met de mogelijkheid om het bedrijf nog enkele jaren voort te zetten. Dit laatste onder de voorwaarde dat eenzelfde emissiereductie wordt behaald als onder het Besluit huisvesting, maar dan door het toepassen van snel inzetbare en tijdelijke maatregelen. Dit zijn maatregelen aan de stal, het voer, management en het houden van minder dieren. Stoppersregeling voor veehouderijen Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft de inhoud van de stoppersregeling voor veehouderijen bekend gemaakt. Veehouders die nog moeten voldoen aan de emissie-eisen wordt de mogelijkheid geboden de bedrijfsvoering na 2013 af te bouwen om deze uiterlijk in 2019 te stoppen. Deze stoppers op termijn noemen we in deze gebiedsvisie afbouwers. Wel moeten emissiereducerende maatregelen op het bedrijf worden getroffen. Deze zijn alleen voor stoppende bedrijven toegestaan. Op de voorlopige lijst staan maatregelen zoals het aanbrengen van een stankslot, het aanbrengen van een schuine plaat in de mestkelder, mest verdunnen met water, het houden van minder dieren, veevoer met minder eiwit, veevoer met benzoëzuur en de combinatie met balansballen. 2.2 Provinciale kaders: reconstructie, ruimte en stikstof Het provinciaal beleid kent een drietal kaders die van belang zijn voor het opstellen van een geurgebiedsvisie, namelijk de reconstructie, de verordening Ruimte, de Verordening Stikstof en Natura Reconstructie De reconstructie is gebaseerd op de Reconstructiewet en in het kader daarvan zijn Reconstructieplannen opgesteld. De reconstructieplannen zijn grotendeels ingetrokken, maar indeling in gebiedstypen is in het gemeentelijk bestemmingsplan vastgelegd en is nog steeds van toepassing. In de reconstructie worden de volgende drie gebiedstypen onderscheiden: Extensiveringsgebieden. In deze gebieden mogen varkens- en pluimveehouderijbedrijven zich niet vestigen of uitbreiden. Deze zones moeten veearm Kenmerk:

19 worden en liggen rond de voor verzuring gevoelige bos- en natuurgebieden (extensivering natuur) en rond de woonkernen (extensivering rood). Verwevingsgebieden. Hier lopen de functies landbouw, wonen, recreatie en natuur door elkaar. De landbouw mag alleen uitbreiden op duurzame locaties. Landbouwontwikkelingsgebieden. Waarin uitbreiding en vestiging van veehouderijbedrijven is toegestaan. Afwaartse beweging Het beleid van de provincie om in het kader van de reconstructie voor de intensieve veehouderij een beweging op gang te brengen afwaarts van natuur en woonkernen en het oprichten van een depositiebank in het kader van de Verordening stikstof en Natura 2000, heeft er toe geleid dat gemeenten de afgelopen twee jaar actief lege vergunningen hebben ingetrokken (zie ook paragraaf 2.3 over het beleid van de gemeente Cuijk). Stuurgroep Dynamisch Platteland De Stuurgroep Dynamisch Platteland is een bestuurlijk platform van gemeenten en provincie voor afstemming over het reconstructiebeleid. De stuurgroep heeft zich ook uitgesproken over de gewenste geurbelasting in verwevingsgebieden, daar waar andere functies en veehouderijen samenkomen. In een workshop van het MOLO-B over geurhinder en veehouderij voor de portefeuillehouders milieu heeft de stuurgroep geadviseerd om een geurnorm van 10 ou E /m 3 aan te houden in het verwevingsgebied. Voor andere functies dan veehouderij is een geurnorm (voorgrondbelasting) van 14 ou E /m 3 te hoog gelet op het bijbehorende hinderpercentage van 25%, hetgeen overeenkomst met een slecht woon- en leefklimaat. Een voorgrond geurbelasting van 10 ou E /m 3 met een hinderpercentage van 20% overeenkomend met een matig woon- en leefklimaat past beter bij een verwevingsgebied met andere functies naast de veehouderij. De Stuurgroep Dynamisch Platteland stelt dat 10 ou E /m 3 in het belang is van een vitaal buitengebied waar meerdere functies naast elkaar moeten kunnen bestaan, waar alternatieve functies moeten worden gevonden voor vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en waar nieuwe woonbestemming via ruimtevoor-ruimte regelingen een redelijke bescherming tegen geur verdienen. Verordening ruimte De Verordening ruimte schetst de randvoorwaarden voor gemeentelijke ruimtelijke plannen (bestemmingsplannen). Het bevat ook de ruimtelijke zonering voor de intensieve veehouderij uit de reconstructieplannen (extensiverings-, verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden, zoals deze hiervoor is geschetst). Het reconstructiebeleid heeft geleid tot onrust en zorgen over de effecten van de concentratie van vee op gezondheid, landschap, milieu en dierenwelzijn. In 2009 is een burgerinitiatief ingediend bij Provinciale Staten (PS). Het initiatief is een protest tegen de gevolgen van de intensieve veehouderij. Het pleit voor een heroverweging van de vestiging van megastallen in de provincie. Op 19 maart 2010 voerden PS een debat over de bezwaren van het burgerinitiatief tegen de megastallen. PS hebben daarop besloten tot een wijziging van beleid in de reconstructieplannen. Op 23 april 2010 heeft PS deze wijzigingen vastgesteld in de Verordening ruimte. De volgende regels zijn voor de intensieve veehouderij de kern van de Verordening ruimte: geen uitbreiding buiten bebouwing per 1 oktober 2010 in extensiveringsgebied; geen nieuwvestigingen van intensieve veehouderijen; Kenmerk:

20 bedrijven mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan; een bouwblok van maximaal 1,5 hectare in verwevingsgebieden, in een LOG via een ontheffing op maximaal 2,5 hectare (inclusief aanleg van groen); een nieuwe definitie van de intensieve veehouderij. Omschakeling is op grond van de Verordening ruimte in de landbouwontwikkelingsgebieden en op duurzame locaties in verwevingsgebieden toegestaan. Het is bijvoorbeeld toegestaan om een melkrundveehouderij om te schakelen naar een varkenshouderij. Ook een burgerwoning omschakelen naar een (intensieve) veehouderij is mogelijk. Op dit moment is de provincie Noord Brabant bezig met een actualisatie van de Verordening ruimte. Hierin zal vermoedelijk worden opgenomen dat de integrale zonering zal komen te vervallen. Het extensiveringsgebied zal worden vervangen door Gebied beperkingen veehouderij. Daarnaast zullen voorwaarden opgesteld worden waar binnen veehouderijen hun resterende ruimte binnen het bouwvlak mogen opvullen. Dit is de Beoordeling zorgvuldige veehouderij (BZV). Binnen de BZV zijn punten te halen op de onderdelen fysieke leefomgeving, volksgezondheid en dierenwelzijn. Ter voorbereiding op dit besluit is door Provinciale Staten op 20 september 2013 een voorbereidingsbesluit genomen voor heel Noord-Brabant. Dit betekent dat in de hele provincie geen nieuwe aanvragen in behandeling worden genomen voor het uitbreiden van dierenverblijven bij veehouderijen Verwacht wordt dat de gewijzigde verordening begin 2014 van kracht zal zijn en ontwikkelingen weer mogelijk zijn. In de concept Verordening Ruimte 2014 zijn normen opgenomen voor geur die minimaal moeten worden behaald. Het percentage gehinderden mag in kernen niet meer bedragen dan 12% en in het buitengebied 20%. Zoals het er nu uitziet, geldt dit alleen voor (clusters van) woningen en niet voor andere geurgevoelige objecten. In hoofdstuk 8 is aangegeven of de nieuwe normen voldoen aan de normen die in de Verordening Ruimte 2014 zijn opgenomen. Verordening stikstof en Natura 2000 In de Verordening stikstof en Natura 2000 is bepaald dat nieuwe stallen aan strengere ammoniakemissie-eisen moeten voldoen. Deze eisen zijn vastgelegd in bijlage 2 bij de verordening (zie bijlage II bij deze gebiedsvisie). In de bijlage 2 van de verordening van 29 maart 2013 zijn de meest recente maximale emissiewaarden voor nieuwe stallen vastgelegd. In de praktijk betekenen deze maximale emissiewaarden dat in de varkenshouderij bij nieuwbouw van stallen luchtwassers moeten worden toegepast. Voor de pluimveehouderij geldt dit (nog) niet, maar moeten wel vergaande emissiereducerende huisvestingssystemen worden toegepast. Het systeem van de Verordening richt zich op het bereiken van een depositieniveau dat in ieder geval lager of gelijk is aan de peildatum voor het bestaande gebruik dat van toepassing is op het gebied. Dit kan worden bereikt door het toepassen van emissiereducerende technieken zoals emissiearme stallen, luchtwassers en dergelijke die voldoen aan de maximale emissiewaarden van bijlage 2 bij de Verordening. Wanneer emissiearme technieken niet toereikend zijn of - in het geval van enkele diercategorieën - niet beschikbaar zijn, dan kan depositie worden gesaldeerd via de depositiebank. Kenmerk:

21 2.3 Gemeentelijk beleid en ambities Het gemeentelijk beleid kent de volgende kaders die van belang zijn bij het opstellen van een geurgebiedsvisie: de ruimtelijke plannen en de bestemmingsplannen en het huidig geurbeleid en -verordening en de evaluatie daarvan. Daarnaast heeft de gemeente een ambitie geformuleerd ten aanzien van het toekomstig geurbeleid. Ruimtelijke plannen De gemeenteraad van Cuijk heeft in 2012 de Strategische visie gemeente Cuijk 2030 vastgesteld waarin de gemeente Cuijk zich als toeristische poort naar de regio profileert. De ambities richten zich op de thema s economie, onderwijs, energie en duurzaamheid, wonen en leefbaarheid, maatschappelijke deelname, Cultuur en sport en zorg en welzijn. Deze ambities krijgen voor het landelijk gebied een nadere invulling door een aantal benoemde activiteiten. Het betreft onder meer projecten gericht op de verbetering van de woonkwaliteit en vermindering van hinder en het versterken van de recreatieve kwaliteit van het landelijk gebied. Het gemeentelijk beleid voor het landelijk gebied heeft daarnaast een verdere uitwerking gekregen in het bestemmingsplan Buitengebied Hierin wordt het kader gegeven voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische sector. Ook wordt hierin ontwikkelingsruimte geboden voor andere, niet agrarische initiatieven. In de beleidsnota bebouwingsconcentraties voor kwaliteitsverbetering in het buitengebied is op gebiedsniveau een nadere uitwerking gegeven van de verschillende ontwikkelingsmogelijkheden. Deze nota maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Buitengebied De ruimere mogelijkheden situeren zich vooral in de overgangsgebieden tussen de dorpskom en het buitengebied (kernrandzone en in en rond andere bebouwingsconcentraties). Nieuwe initiatieven kunnen hier een belangrijke bijdrage leveren aan een gezonde sociaal economische structuur van het landelijke gebied, en leveren tevens een bijdrage aan de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Het streven naar een mooi en leefbaar Brabants platteland staat daarbij voorop. Nieuwe ontwikkelingen kunnen betrekking hebben op agrarische en agrarisch verwante functies, nevenactiviteiten en verbrede landbouw. Maar er is ook ruimte voor niet agrarische activiteiten, zoals wonen, andere vormen van bedrijvigheid, recreatie, dienstverlening en zorg. Voor alle nieuwe activiteiten geldt dat ze moeten passen in de aard, schaal en het karakter van het landelijke gebied. Verplaatsen, saneren en afwaartse beweging Met name in de kernrandzones bevinden zich veehouderijen op een ongunstige locatie. Een aantal is al verplaatst of er zijn afspraken gemaakt om deze te verplaatsen. Het provinciaal beleid voor de afwaartse beweging (zie paragraaf 2.2) is door de gemeente Cuijk actief opgepakt. De afgelopen jaren zijn lege vergunningen ingetrokken van bedrijven waar geen dieren meer werden aangehouden. Huidig geurbeleid De gemeente Cuijk heeft in 2008 een geurgebiedsvisie voor de veehouderij op laten stellen door het RMB. Op basis hiervan heeft de gemeenteraad besloten om van de wet afwijkende voorgrondnormen vast te stellen. Daarnaast is een halvering van de vaste afstanden voor rundvee vastgesteld (tot 300 dieren). Kenmerk:

22 De speerpunten voor het aanpassen van de normen destijds waren het verbeteren of voorkomen van mogelijke slechte geursituaties die kunnen ontstaan in de autonome ontwikkeling, het niet onnodig beperken van de mogelijkheden van de veehouderijen, het aansluiten bij de uitgangspunten en integrale zonering uit het Reconstructieplan Peel & Maas en het veiligstellen van concrete uitbreidingsplannen voor woon- en werklocaties. De normen die zijn opgenomen voor diercategorieën waarvoor geuremissiefactoren bekend zijn (varkens, kippen, kalkoenen, eenden, schapen, geiten, vleeskalveren en vleesstieren) die gelden voor de maximale geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object, zijn: A. 3,0 ou E /m 3 voor geurgevoelige objecten gelegen binnen de bebouwde kommen en op lichte bedrijventerreinen; B. 3,5 ou E /m 3 voor geurgevoelige objecten gelegen binnen het plan Messemaker; C. 5,0 ou E /m 3 voor geurgevoelige objecten gelegen in het extensiveringsgebied overig en Waterpark Dommelsvoort; D. 6,0 ou E /m 3 voor geurgevoelige objecten gelegen binnen het plan Vianen oost; E. 14,0 ou E /m 3 voor geurgevoelige objecten gelegen op zware bedrijventerreinen; F. 14,0 ou E /m 3 voor geurgevoelige objecten gelegen in het verwevingsgebied en in de extensiveringsgebieden natuur; G. 20,0 ou E /m 3 voor geurgevoelige objecten gelegen in de landbouwontwikkelingsgebieden. Voor diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactoren bekend zijn tot aan een maximum van 300 stuks rundvee gelden de volgende vaste afstanden van een veehouderij tot een geurgevoelig object: o 50 meter voor geurgevoelige objecten gelegen binnen de bebouwde kom. o 25 meter voor geurgevoelige objecten gelegen in het buitengebied. In figuur 2.1 zijn de gebieden weergegeven. Kenmerk:

23 Figuur 2.1: gebiedsindeling geurverordening 2008 Evaluatie van het huidig geurbeleid In 2012 is de geursituatie voor het laatst geëvalueerd. Op basis van een uitgebreid dossieronderzoek is het bedrijvenbestand bijgewerkt. Indien van toepassing zijn de vigerende rechten aangehouden. Op verzoek van de gemeente Cuijk zijn ook een aantal bedrijven niet meegenomen in de berekeningen. Dit omdat de bedrijven zijn gesaneerd, verplaatst of omdat de vergunning op korte termijn wordt ingetrokken. Met name door het vertrek van een aantal bedrijven rondom de kernen is de geursituatie in 2012 aanzienlijk verbeterd. Er is in Beers, Haps en verspreid in het buitengebied nog sprake van een hoge geurbelasting. Indien ervan uitgegaan wordt dat bedrijven zich doorontwikkelen, ontstaat een toename van de geurbelasting en een toename van de geurhinder. Dit is aanleiding geweest om onderzoek uit te voeren naar nut en noodzaak voor het herzien van het huidige agrarische geurbeleid. Daarbij is een aanhoudingsbesluit genomen. Aanhoudingsbesluit Mogelijke ontwikkelingen van veehouderijen kunnen een ongewenste toename van de geurbelasting veroorzaken. Dit heeft het college ertoe bewogen om op 22 oktober 2013 een aanhoudingsbesluit te nemen. Hierdoor zijn eventuele aanvragen om omgevingsvergunning voor de duur van maximaal 1 jaar niet in behandeling genomen. Het aanhoudingsbesluit heeft de gemeente de gelegenheid geboden om een nieuw gemeentelijk geurbeleid op te stellen. Dit wil zeggen, een nieuwe geurgebiedsvisie te maken ter onderbouwing van een verordening. In de verordening worden van de wet afwijkende geurnormen vastgelegd. Kenmerk:

24 In het aanhoudingsbesluit is een uitzondering gemaakt voor bedrijven die een aanvraag doen waarbij een standstill of afname van de geuremissie wordt gerealiseerd. Op deze wijze worden bedrijven in de gelegenheid gesteld te voldoen aan andere wetgeving. Als gevolg van het in werking treden van de wijziging van het Activiteitenbesluit is met ingang van 1 januari 2013 de vergunningplicht voor een (groot) deel van de veehouderijen vervallen. Dit heeft tot gevolg dat het aanhoudingsbesluit dan niet langer van toepassing is. Gezien de signalen die vanuit de klankbordgroep zijn gekomen, is het aanhoudingsbesluit aangepast. Hierdoor zijn bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen en een Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) moet aanvragen ook onder het aanhoudingsbesluit gekomen. Dit zijn de grootste bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen. Het aangepaste aanhoudingsbesluit is genomen op 22 april Ambities van de gemeente Uit de raadsvergadering in december 2012 waarin de evaluatie van het geurbeleid is behandeld, is het projectteam de opdracht meegegeven om te onderzoeken of het noodzakelijk en nuttig is om het huidige geurbeleid aan te passen. Op basis van de signalen uit deze vergadering over de zorgen die bestaan over geurhinder heeft het projectteam in overleg met de portefeuillehouder de ambitie voor het agrarische geurbeleid in Cuijk geformuleerd. De ambitie van de gemeente bestaat uit drie onderdelen en is als volgt beschreven: 1. de gemeente wenst een standstill van geurhinder; 2. en een verbetering van de geursituatie in gebieden waar sprake is van een overbelaste situatie; 3. zonder de veehouderijbedrijven onnodig te belemmeren. Naar aanleiding van de raadsvergaderingen, klankbordgroepoverleggen en afstemming met de portefeuillehouder zijn daarnaast nog een aantal aandachtspunten en wensen aangegeven. Een uitgebreide differentiatie van de geurnormen per gebiedstype is gewenst. Rondom Vianen is in verband met geurklachten een gebied gewenst met een hogere bescherming dan in het buitengebied. Daarnaast is gezien de belangrijke functie van recreatie in de gemeente bescherming tegen overmatige geur in de recreatiegebieden gewenst. Daarnaast is ook aandacht gevraagd voor geurhinder afkomstig van aan agrarisch aanverwante activiteiten. Het geurbeleid moet ruimte bieden voor bouwplannen in de woonkernen en kernrandzones en bedrijfsontwikkeling van de intensieve veehouderijen op duurzame locaties in het buitengebied. Het beleid moet maximaal inzetten op het toepassen van emissiearme systemen bij intensieve veehouderijen die zich doorontwikkelen. Alternatieve functies in clusters van woonbebouwing en in de kernrandzones moeten mogelijk blijven vanwege de te verwachten bedrijfsbeëindigingen in de agrarische sector. In het proces en de afwegingen voor het beleid moet het aspect gezondheid een belangrijke rol krijgen. In het buitengebied is een hoger beschermingsniveau gewenst dan nu het geval is. Nu is de geurnorm 14 ou E /m 3. Conform het advies van de stuurgroep dynamisch platteland wordt gestreefd naar een geurnorm van 10 ou E /m 3. Kenmerk:

25 3. UITGANGSPUNTEN In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten voor deze geurgebiedsvisie nader besproken. 3.1 Indeling van de gemeente Cuijk Binnen de gemeente zijn gebieden aan te wijzen met een dominante (en/of gewenste) functie. In de kernen Cuijk, Beers, Vianen, Haps, Linden, Sint Agatha en Katwijk is de belangrijkste waarde wonen en moeten de bewoners zoveel mogelijk beschermd worden tegen invloeden die het woon- en leefklimaat negatief beïnvloeden. In de kernrandzones rondom de kernen is ruimte voor groei van de woonkernen, maar verplaatst het karakter zich meer richting het buitengebied. In het buitengebied zijn de belangrijkste functies agrarische bedrijvigheid, landschap en natuur en in mindere mate wonen. De gemeente kent daarnaast twee grote industrieterreinen en een aantal bedrijventerreinen. Voor elk gebied met zijn eigen kenmerkende functies en historie kan een andere mate van acceptatie van agrarische geur optreden. Daarnaast kan in een bepaald gebied op grond van het gewenste beeld van het gebied, meer of minder ruimte voor de agrarische sector gewenst zijn. De gemeente heeft de beleidsvrijheid om gebieden aan te wijzen en de mate van de aanvaardbaarheid van geur te definiëren. Zo ontstaat een gebiedsgericht geurbeleid. Binnen de gemeente Cuijk zijn gebieden opnieuw gedefinieerd. Aanleiding om de gebieden te wijzigen zijn gelegen in de gewijzigde ambities van de gemeente. Dit betreft met name het invoeren van een accentgebied wonen rondom Vianen, het cumulatiegebied in verband met cumulatie van geur van de industriële sector. Daarnaast zullen het verwevingsgebied en de landbouwontwikkelingsgebieden uit de Verordening ruimte komen te vervallen. In figuur 3.1 zijn deze gebieden weergegeven. Figuur 3.1: gebiedsindeling gemeente Cuijk Kenmerk:

26 De indeling is gebaseerd op de geldende bestemmingsplangrenzen. De navolgende gebiedstypen zijn gedefinieerd om een relatie te kunnen leggen met het beschermingsniveau. Hierbij is op globaal niveau het gewenste beschermingsniveau aangegeven. In de volgende paragraaf is per gebied de concrete streefwaarden onderbouwd. Kern Cuijk: een grote kern, primair bedoeld voor wonen, hoog beschermingsniveau tegen geurhinder; Kernen Haps, Beers, Vianen: kleinere kernen met een grotere binding met het buitengebied dan kern Cuijk. Primair bedoeld voor wonen, hoog beschermingsniveau tegen geurhinder; Kernen Linden, Katwijk, Sint Agatha: kleinere kernen met enige binding met de agrarische activiteiten in het buitengebied. Primair bedoeld voor wonen, hoog beschermingsniveau tegen geurhinder; Kernrandzones: zoekgebied voor uitbreiding van de kernen richting het buitengebied. Minder bescherming dan de kernen, meer dan in het buitengebied; Accentgebied wonen: een gebied met gemengde functies rond de kern Vianen gelegen. In het gebied ligt het accent op wonen, maar is ook een zeker mate van agrarische activiteiten aanwezig. Minder bescherming dan de kernen, meer dan in het buitengebied; Overgangsgebied: het overgangsgebied bevindt zich ten noorden van de kern Cuijk en ten zuiden van het industrieterrein Haven. Er zijn hier verspreid liggend geurgevoelige objecten aanwezig. Hier bevinden zich geen intensieve veehouderijen. Minder bescherming dan de kernen, meer dan in het buitengebied; Recreatiegebieden: in de recreatiegebieden verblijven de mensen niet permanent. Er is wel een zekere kwaliteit van de omgeving gewenst. Daarom is de bescherming tegen geurhinder minder dan in de kernen maar hoger dan in het buitengebied. Bedrijventerreinen: gebied bedoeld voor werken, met her en der een woning. Beschermingsniveau lager dan de kernen, maar omdat significante blootstelling kan voorkomen, hogere bescherming dan in buitengebied Industrieterreinen: gebied bedoeld voor werken, in principe niet geschikt voor woningen. Beschermingsniveau lager dan de kernen, maar omdat er toch significante blootstelling kan voorkomen, hogere bescherming dan in buitengebied; Buitengebied: duidelijke verweving tussen wonen en agrarische sector. Bescherming van wonen in zekere mate; Cumulatiegebied: in en rond dit gebied zijn agrarische en industriële activiteiten aanwezig. Door de cumulatie van geurhinder van veehouderij en industrie is meer bescherming gewenst dan in het buitengebied. Kenmerk:

27 3.2 Beoordeling woon- en leefklimaat Om een oordeel te kunnen geven over de geursituatie, is het van belang inzicht te hebben in de gehanteerde geurbeleving van de geurbelasting in deze gebiedsvisie, oftewel de dosiseffect-relatie. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de voorgrondbelasting, wanneer er sprake is van één veehouderijbedrijf, en achtergrondbelasting, wanneer er sprake is van meerdere veehouderijen. De gemeenteraad stelt in haar visie zelf het aanvaardbaar woon- en leefklimaat vast. Hierbij worden verschillende gebiedstypen onderscheiden. De gebiedstypen hebben elk hun eigen soorten functies (wonen, werken, enzovoorts). Navolgend is ingegaan op de relatie tussen de geurbelasting en geurhinder en de uitwerking daarvan per deelgebied Relatie geurbelasting en geurgehinderden Er is sprake van geurhinder als mensen worden blootgesteld aan geur en dat als hinderlijk wordt ervaren. De mate waarin mensen geur als hinderlijk ervaren is afhankelijk van de mate van blootstelling, maar ook van bijvoorbeeld de onaangenaamheid van de geur en de binding die de mensen hebben met het bedrijf dat de geur veroorzaakt. Geurhinder wordt uitgedrukt als percentage. Een geurhinderpercentage van 12% betekent dat 12% van de inwoners desgevraagd in een telefonische leefomgevingsenquête aangeeft weleens geurhinder te ondervinden van veehouderijbedrijven. Vanaf een hinderpercentage van 27% kan sprake zijn van ernstige geurgehinderden (bron: bijlage 7 handreiking bij de Wgv). Voor een toelichting hierop zie bijlage I. In het Geuronderzoek stallen intensieve veehouderij van PRA Odournet 2001, is de relatie vastgelegd tussen geurbelasting en hinder. Deze relatie is vastgesteld op basis van circa telefonische enquêtes bij omwonenden van varkenshouderijen verspreid over heel Nederland. Tijdens het onderzoek is gebleken dat in gebieden met relatief weinig veehouderijen bij dezelfde geurbelasting meer geurhinder wordt ervaren dan in gebieden met relatief veel veehouderijen. In gebieden met veel intensieve veehouderij is er dus sprake van gewenning aan agrarische geur. Verder is gebleken dat de geurbelasting van één veehouderij welke de meeste geur bij het geurgevoelige object veroorzaakt (voorgrondbelasting) meer hinder veroorzaakt dan de dezelfde geurbelasting afkomstig van meerdere veehouderijen (achtergrondbelasting). Daarmee is de voorgrondbelasting van belang voor het bepalen van de verwachte hinder. In de Handreiking bij de Wet geurhinder en veehouderij, aanvulling: Bijlagen 6 en 7 van 1 mei 2007, is in de tabellen A en B de relatie aangeven tussen de geurbelasting en de geurhinder in concentratiegebieden (opgenomen in bijlage I). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de hinder als gevolg van de voorgrondbelasting en de hinder als gevolg van de achtergrondbelasting. De belangrijkste percentages uit de tabellen A en B van bijlage 6 van de handreiking zijn in onderstaande tabel weergegeven (percentages en normen hebben betrekking op concentratiegebieden zoals de gemeente Cuijk). Kenmerk:

28 Tabel 3.1: Relatie tussen het percentage geurgehinderden en voorgrond- en achtergrondbelasting voor een concentratiegebied. Percentage gehinderden voorgrondbelasting ou E/m 3 achtergrondbelasting ou E/m 3 5 % 1,5 3 8 % % % % % % In bijlage 7 zijn de kwaliteitscriteria voor geurhinder die het RIVM hanteert voor haar milieurapportages en toekomstverkenningen, gebaseerd op de GGD-richtlijn voor geurhinder. De kwaliteit van een gebied is hierbij gekoppeld aan een percentage geurgehinderden. Deze zijn in tabel 3.2 weergegeven. Tabel 3.2: Relatie tussen het percentage geurgehinderden en milieukwaliteit (RIVM). Milieukwaliteit geurgehinderden (%) zeer goed < 5 goed 5 10 redelijk goed matig tamelijk slecht slecht zeer slecht extreem slecht De gebiedsindeling is gekoppeld aan een maximaal acceptabel hinderniveau en bijbehorende geurbelasting. Bij dit laatste zijn bijlagen 6 en 7 van de handreiking bij de Wgv als basis gebruikt. Het Brabantse implementatieteam Wgv heeft dit uitgewerkt in een advies aan de Brabantse gemeenten over streefwaarden voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Kenmerk:

29 In de gebiedsvisie van de gemeente Cuijk zijn de volgende ijkpunten gebruikt voor de vaststelling van het acceptabel geurniveau in een gebied: een maximaal hinderpercentage van 12% is voor de kernen nog aanvaardbaar. Dit komt overeen met de richtwaarde uit de Nederlandse Emissie Richtlijn (NeR). De NeR bevat het geurbeleid voor industriële inrichtingen. Als richtwaarde voor geur wordt hier uitgegaan van maximaal 12% gehinderden. Ondanks dat de veehouderijsector hier niet zondermeer mee is te vergelijken, is hier in overleg met deskundigen die nauw betrokken zijn geweest bij het opstellen van de Wgv, voor de bebouwde kom toch bij aangesloten. Dit komt ook vrij goed overeen met de oude omgevingscategorie I (woningen in de kern) uit de Wet Stankemissie Veehouderijen en de Brochure Veehouderij en Hinderwet waar een percentage van 11% gehinderden bij hoort; een maximaal hinderpercentage van 20% is voor het buitengebied nog aanvaardbaar. Burgerwoningen en veehouderijen liggen verspreid in het buitengebied. Daardoor is sprake van verspreid liggende bronnen en ook verspreid liggende ontvangers. Verder is sprake van agrarische bedrijven die al sinds jaren in het buitengebied zijn gelegen. Er is een bepaalde acceptatie van geur ontstaan afkomstig van deze bedrijven. De bovengrens van 20% is ontleend aan het PRA onderzoek naar de dosiseffectrelatie tussen geur en hinder en de milieukwaliteitscriteria van het RIVM (zie bijlage 7 van de handreiking Wgv). Volgens het PRA onderzoek is een hinderpercentage van 27% maximaal aanvaardbaar. Dit komt overeen met 16 ou E /m 3 voor de voorgrondbelasting en 32 ou E /m 3 voor de achtergrondbelasting. De geursituatie is daarbij slecht volgens de beoordeling van het RIVM. Er is daarom gekozen voor een lagere waarde, namelijk een hinderpercentage van 20%. Volgens het RIVM ligt een hinderpercentage van 20% op de grens van een matige geursituatie. Deze grenswaarde is voor de industrie middels jurisprudentie al geaccepteerd. Daarnaast wordt het verwevingsgebied als een dynamisch gebied gezien, waarbij verschillende functies mogelijk moeten zijn. Bij een waarde van 20% gehinderden wordt dit mogelijk gemaakt. In de volgende paragraaf is het voorgaande uitgewerkt voor de gebiedsindeling van Cuijk. Kenmerk:

30 3.2.2 Achtergrondbelasting Op basis van bovenstaande gegevens is een vertaling naar streefwaarden voor de achtergrondbelasting voor de gebieden gemaakt. Ten aanzien van bovenstaande zijn nog wel een aantal kanttekeningen: de hinder is in de enquêtes bepaald in het buitengebied en in dorpen, niet in stedelijk gebied. Het is denkbaar dat mensen in steden hindergevoeliger zijn voor geur van veehouderijen dan mensen in dorpen en in het buitengebied. In de steden is men immers minder gewend aan deze geur en men heeft daar doorgaans ook minder binding met de bedrijfstak; de berekeningen zijn uitgevoerd met het computerprogramma V-Stacks. Dit model rekent volgens de laatste wetenschappelijke inzichten de verspreiding van geur en voldoet aan de rekenregels van het Nieuw Nationaal Model. Het model houdt echter geen rekening met bijzondere meteo-omstandigheden. Een windstille situatie waarbij de lucht nauwelijks verspreid en waarbij de geurpluim naar bewoonde gebieden kan verplaatsen, wordt niet berekend; het GGD-bureau GMV en ook de klankbordgroep heeft aangegeven dat in de praktijk vaker geurhinder wordt ervaren (of kan worden ervaren) dan op basis van de rekenmodellen en de richtlijn van de GGD wordt voorspeld. In deze geurgebiedsvisie is voor de geursituatie per gebied een onderverdeling gemaakt in de volgende categorieën: optimaal+: het woon- en leefklimaat is gezien de functie meer dan optimaal; optimaal: het woon- en leefklimaat is gezien de functie optimaal. Voor de achtergrondbelasting bevindt een geurgevoelig object zich in een goede geursituatie; aanvaardbaar: het woon- en leefklimaat is gezien de functie aanvaardbaar. De geursituatie wordt hier als redelijk beschouwd; niet aanvaardbaar: het woon- en leefklimaat is gezien de functie niet aanvaardbaar. Voorkomen moet worden dat geurgevoelige objecten hierin terecht komen. In verband met de hierboven aangegeven onzekerheden, wordt zoveel mogelijk gestuurd op een optimaal+ woon- en leefklimaat. Bij een optimaal+ geursituatie ontstaat de minste kans op geurhinder door de onzekerheden die niet in beeld zijn. In tabel 3.3 zijn de streefwaarden per gebied weergegeven en is het bijbehorende percentage gehinderden volgens bijlage 6 van de handreiking Wgv vermeld. In de kernen is de hoogste bescherming tegen geurhinder aangehouden. Voor het buitengebied en het industrieterrein Laarakker is de minste bescherming geboden. Voor de recreatiegebieden, het overgangsgebied, de kernrandzones, het accentgebied wonen, de bedrijventerreinen en industrieterrein Haven is een waarde tussen het buitengebied en de kernen in gekozen. De gekozen stapgrootte zijn substantieel zodat de effecten op de geursituatie zichtbaar zijn. Voor Laarakker is afgeweken van de streefwaarden van de overige industrie- en bedrijventerreinen. Een lagere streefwaarde zou kunnen leiden tot een niet optimaal gebruik van het terrein. Op dit industrieterrein zal met name zwaardere industrie komen, waardoor de acceptatie van milieuhinder hoger wordt geacht. Er komen overigens geen woningen in dit gebied. De geurgevoelige objecten die hier worden opgericht betreffen alleen bedrijfspanden. Kenmerk:

31 Tabel 3.3: Gehanteerde gebiedsindeling, geurklassen en geurhinderniveaus. Gebied achtergrondbelasting in odour units (ou E/m 3 ) percentage gehinderden (%) optimaal+ optimaal aanvaardbaar niet aanvaar dbaar optimaal+ optimaal aanvaardbaar niet aanvaar dbaar Woongebieden > >12 Kernrandzones > >16 Accentgebied wonen > >16 Overgangsgebied > >16 Recreatiegebieden > >16 Cumulatiegebied > >16 Bedrijventerreinen > >16 Industrieterrein Haven > >16 Ind. terrein Laarakker > >20 Buitengebied > >20 Uit tabel 3.3 komt naar voren dat een optimaal+ geursituatie een lager geurbelasting en percentage geurgehinderden betekent dan een optimaal+ geursituatie in het buitengebied. Op deze wijze zijn de streefwaarden voor de geurbelasting afgestemd op de functie van een gebied. 3.3 Veehouderijbestand In de berekeningen is uitgegaan van het veehouderijbestand met peildatum 1 februari Dit bestand is in overleg met de klankbordgroep vastgesteld. De vergunde emissie van de bedrijven is gehanteerd. Het kan dus zijn dat er feitelijk geen dieren meer aanwezig zijn, maar het bedrijf nog vergunde rechten heeft. In de berekeningen zijn deze bedrijven meegenomen. Ook is rekening gehouden met de veehouderijen in naburige gemeenten binnen een straal van 2 km. Dit zijn de gemeenten Grave, Sint Anthonis, Mill en Sint Hubert, Heumen, Mook en Middelaar, Gennep en Boxmeer. Voor de veehouderijen in Cuijk is in de berekeningen uitgegaan van de werkelijke uittredesnelheid, emissiepunthoogte, diameter en gebouwhoogte. Deze gegevens zijn uit de vergunningdossiers afgeleid. Voor elk adres zijn de verschillende stallen samengevoegd tot één bron, die is ingevoerd op het zwaartepunt van de emissie en met de emissiegewogen parameters. De totale emissie is toegekend aan deze bron. Voor de inrichtingen van de naburige gemeenten is gerekend met standaardparameters. Deze zijn: emissiepunthoogte: 6 m; gemiddelde gebouwhoogte: 6 m; diameter emissiepunt: 0,5 m; uittreedsnelheid: 4 m/s. Alle berekeningen zijn uitgevoerd met het verspreidingsmodel V-stacks gebied, versie De gehanteerde ruwheid voor de gehele gemeente Cuijk is 0,25. De uitgangspunten zijn voorgelegd aan de betreffende gemeenten. Deze opmerkingen zijn verwerkt in het veehouderijbestand. In het bestand zijn alleen veehouderijen opgenomen met dieren die om te rekenen zijn naar odour units per seconde. Voor veehouderijen waar geen dieren worden gehouden die om te Kenmerk:

32 rekenen zijn naar odour units per seconde, zoals melkrundvee en nertsen, gelden vaste afstanden. Deze veehouderijen zijn ook niet op de kaarten weergegeven. Een overzichtskaart van de veehouderijen is in bijlage IV opgenomen. Een lijst van de veehouderijen die voor de berekening van de huidige geursituatie is gebruikt is opgenomen in bijlage V. 3.4 Geurgevoelige objecten Voor de analyse is in de rekenmodellen de gecumuleerde belasting, oftewel de achtergrondbelasting, op de geurgevoelige objecten per gebied bepaald. Op de geurgevoelige objecten is daarnaast een geurnorm van toepassing, welke bepalend is voor de mogelijkheden van de bedrijven om door te groeien. De geurgevoelige objecten in de gemeente Cuijk en de naburige gemeenten zijn in de kaart in bijlage IV weergegeven. Het totaal aantal geurgevoelige objecten in de gemeente Cuijk is Dit aantal is in de analyses meegenomen. De geurgevoelige objecten van de buurgemeenten zijn niet in de analyses meegenomen, maar zijn nodig om de doorgroei van de veehouderijen in zowel de gemeente Cuijk als in de buurgemeenten te kunnen vaststellen. 3.5 Scenario s en doorgroeimogelijkheden van de veehouderijbedrijven Voor de bepaling van het nut en de noodzaak voor het aanpassen van de geurnormen zijn ontwikkelscenario s berekend, waarbij rekening is gehouden met de doorgroei van de veehouderijbedrijven. Het ontwikkelscenario is bedoeld voor het in beeld brengen van potentiële knelpunten en gebieden waar mogelijk een verbetering van de geursituatie kan optreden. In het ontwikkelscenario is ervan uitgegaan dat alle bedrijven hun ontwikkelingsruimte benutten. In de praktijk zal dit niet het geval zijn. In overleg met de klankbordgroep is een ontwikkelscenario vastgesteld. Hierin is ervan uitgegaan dat bedrijven in principe doorontwikkelen tot 1,5 hectare bouwvlak. Op 1,5 ha bouwvlak zijn 750 gesloten zeugen mogelijk. Er rekening mee houdende dat bedrijven bij uitbreiding emissiearme technieken moeten toepassen, is 30% reductie aangehouden voor de maximale emissie van een bouwvlak. Het emissieplafond bedraagt dan ou E /s. Voor de bedrijven die een groter bouwvlak hebben, is gerekend met een emissieplafond van ou E /s per ha bouwvlak. Het emissieplafond is alleen toegepast voor bedrijven die nog ontwikkelingsruimte op het bouwvlak hebben. Bedrijven die minder dan ou E /s (of ou E /s voor bedrijven met een bouwvlak van meer dan 1,5 ha) uitstoten en waar binnen het bouwvlak geen of nauwelijks meer ruimte is voor uitbreiding, is gerekend met de vergunde emissie en niet met het emissieplafond. Ook bedrijven waarvan wat omvang of ligging betreft geen uitbreiding wordt verwacht, zijn ingevoerd op basis van vergunde rechten en niet op basis van het emissieplafond. Dit zijn bedrijven in het extensiveringsgebied, bedrijven met vooral rundvee en extensieve bedrijven. Voor bedrijven die in hun Bedrijfsontwikkelingsplan in het kader van het Actieplan ammoniak hebben aangegeven te stoppen voor 2020, is gerekend met een Kenmerk:

33 geuremissiereductie van 30%. Deze bedrijven zijn in deze gebiedsvisie aangeduid als afbouwers. In de berekeningen is de doorgroei van bedrijven meegenomen onder de hierboven genoemde voorwaarden. De bedrijven groeien door in emissie tot aan het plafond, tenzij ze vastlopen op de geurnorm voor de voorgrond op een geurgevoelig object. Gerekend wordt dan met de emissie waarbij de norm wordt gehaald. In het geval een bedrijf met de vergunde emissie de geurnorm al overschrijdt, is de 50% regeling toegepast. De regeling is van toepassing voor intensieve veehouderijbedrijven die een overbelaste situatie veroorzaken en nog uitbreidingsmogelijkheden hebben. Een overbelaste situatie wil zeggen dat de voorgrondnorm in de huidige situatie wordt overschreden ter plaatse van een geurgevoelig object. Bij de uitbreiding hoeft het bedrijf niet geheel terug te gaan totdat de geldende norm wordt bereikt. In het kort houdt de regeling in dat de helft van het verschil tussen de huidige geurbelasting en de geldende geurnorm mag gebruikt worden voor de uitbreiding. Zo kan door het toepassen van technische maatregelen, zoals een luchtwasser of het verhogen van het emissiepunt de veestapel worden uitgebreid. In dat geval moet wel 50% van de bereikte geurreductie worden ingezet om de geurbelasting ter plaatse te verbeteren. De overige 50% reductie mag dan vervolgens worden omgezet in veeaantallen. Voorbeeld In figuur 3.2 is voor een fictief bedrijf, dat nog ontwikkelingsruimte heeft op het bouwvlak, de gevolgen voor de toelaatbare geuremissie in drie scenario s weergegeven. In situatie 1 is de emissie waarbij de norm wordt gehaald lager dan het emissieplafond, in situatie 2 is het emissieplafond lager dan de emissie waarbij de norm wordt gehaald en in situatie 3 is de emissie waarbij de norm wordt gehaald lager dan de vergunde emissie. In de diagrammen is de emissie waarmee gerekend moet worden met blauw aangegeven. E plafond E norm E norm E vergund E 50% E norm Figuur 3.2: gevolgen voor de emissie in drie situaties Uit figuur 3.2 blijkt dat in situatie 1 het emissieplafond van (E plafond genoemd in figuur 3.2) niet wordt bereikt omdat bij een lagere emissie de geurnorm (E norm) wordt bereikt. In situatie 2 is juist het emissieplafond maatgevend voor de emissie. In situatie 3 is Kenmerk:

34 de emissie waarbij de geurnorm wordt gehaald lager dan de vergunde emissie (E vergund). Door toepassing van de 50%-regeling zal na uitbreiding de emissie het gemiddelde van de vergunde emissie en de emissie waarbij de norm wordt gehaald bedragen. Deze emissie is in figuur 3.2 E50% genoemd. In bijlage V is een gedetailleerde toelichting op de uitgangspunten van de berekeningen opgenomen. Ontwikkelscenario s Naast de geursituatie in de referentiesituatie is de geurbelasting in de volgende ontwikkelscenario s bepaald: bij huidige normen. Deze variant is doorgerekend om te kunnen bepalen wat kan gebeuren bij de huidige normen; bij normenset 1. In normenset 1 is om een standstill te bereiken de kernen op 1,0 ou E /m 3 gezet. Voor het buitengebied is een geurnorm van 10 ou E /m 3 doorgerekend in verband met het gewenste hogere beschermingsniveau. De overige normen zijn nagenoeg gelijk gebleven aan de huidige geurnormen; bij normenset 2. In deze normenset zijn de kernen op 0,5 ou E /m 3 gezet om overal een standstill te bereiken. De normen in de overige gebieden zijn gelijk aan normenset 1. In tabel 3.4 is per gebied de geurnormen van de drie ontwikkelscenario s aangegeven. Met het doorrekenen van de alternatieve normenset wordt getracht het nut en de noodzaak tot het aanpassen van de voorgrondnormen aan te tonen. Tabel 3.4: Voorgrondbelasting voor de geursituatie 2013 en alternatief normenset per gebied. Gebied huidig set 1 set 2 Woongebied Cuijk 3 / 3,5* 1 0,5 Woongebied Beers, Haps, Vianen 3 / 6* 1 0,5 Woongebied St Agatha, Linden, Katwijk 3 1 0,5 Kernrandzones Accentgebied wonen 5 / 14** 5 5 Overgangsgebied Recreatiegebieden Cumulatiegebied 5 / 14** 7 7 Bedrijventerreinen Industrieterrein Haven Industrieterrein Laarakker fase Industrieterrein Laarakker fase Buitengebied * voor Messemaker in Cuijk (3,5) en Vianen Oost (6,0) is een andere normen opgenomen in het beleid van 2008 dan in de rest van de kernen geldt. ** het accentgebied wonen en het cumulatiegebied zijn in het beleid van 2008 twee gebieden (buitengebied en extensivering). Kenmerk:

35 4. PROCESBESCHRIJVING De afgelopen 2 tot 3 jaar zijn de maatschappelijke inzichten met betrekking tot veehouderijen en de gewenste ontwikkeling van met name de intensieve veehouderij sterk veranderd. Oorzaken daarvan zijn onder andere het debat over megastallen, de Q-koorts en de zorgen van burgers over hun gezondheid in relatie tot de intensieve veehouderij. Geur afkomstig van intensieve veehouderijen is vaak de aanleiding voor zorgen over een (on)gezonde leefomgeving. Vanuit deze achtergrond wil de gemeente Cuijk een geurbeleid ontwikkelen met de actieve betrokkenheid van belanghebbenden (zie paragraaf 1.2). Hiermee is rekening gehouden bij de opzet van het project aangaande deze geurgebiedsvisie. Er is veel tijd en aandacht besteed aan het informeren en afstemmen met belanghebbenden en met het gemeentebestuur. Dit dient de kwaliteit van het democratisch besluitvormingsproces waaraan een gemeentelijke geurverordening is onderworpen. Het projectteam had de opdracht om dit proces te begeleiden (zie paragraaf 1.3 voor de samenstelling en de opdracht van het projectteam). Belanghebbende veehouders, burgers en natuur- en milieuorganisaties hebben in een gezamenlijke klankbordgroep het ontwikkelen van de nieuwe geurgebiedsvisie en het toekomstige geurbeleid van dichtbij gevolgd. Dit hoofdstuk beschrijft het proces dat is doorlopen bij het opstellen de geurgebiedsvisie. De wijze waarop de belanghebbenden hierin een stem hebben gehad, komt expliciet aan de orde. 4.1 De rol van het projectteam In de periode van december 2012 tot en met juli 2013 verzorgde het projectteam de uitvoering van de werkzaamheden. Hiertoe behoorden de technische en de inhoudelijke werkzaamheden als ook de procesbegeleiding. Naar aanleiding van het verzoek van de gemeente voor het opstellen van een nieuwe geurgebiedsvisie is in december het projectteam geformeerd. Het projectteam heeft het verzoek uitgewerkt tot een plan van aanpak en heeft de planning ter goedkeuring aan de gemeente voorgelegd. De uitvoering van de werkzaamheden is in januari opgestart. Op 25 januari 2013 is een startbijeenkomst van het projectteam geweest. In deze bijeenkomst is de opdracht en het plan van aanpak besproken. In het overleg zijn de belangrijkste uitgangspunten van de opdracht afgestemd. Lopende het project zijn meerdere voortgangsbijeenkomsten van het projectteam geweest. Naast de voortgang van de werkzaamheden zijn de resultaten besproken, is een mening gevormd over de conclusies en het vervolg, zijn de bijeenkomsten van de klankbordgroep voorbereid en zijn vragen beantwoord. Tijdens de voortgangsbijeenkomst op 21 juni is de rapportage besproken. Aan het einde van de bijeenkomst is dit afgestemd met de wethouder. Naast de voortgangsbijeenkomsten zijn via de telefoon, schriftelijk en via de regelmatig met elkaar en anderen afgestemd (klankbordgroep, wethouder, buurgemeenten en dergelijke), vragen beantwoord en is informatie verstrekt en dergelijke. Kenmerk:

36 Het projectteam heeft de geurberekeningen voor de verschillende scenario s uitgevoerd en de resultaten gevisualiseerd op geurkaarten. Daarnaast zijn analyses uitgewerkt met betrekking tot het woon- en leefklimaat voor de geurgevoelige objecten en de ontwikkelingsmogelijkheden van de veehouderijen. Alle aspecten zijn in deze rapportage vastgelegd. Na de ter inzage legging van de ontwerpverordening geurhinder en veehouderij en de ontwerpgebiedsvisie, heeft het projectteam de zienswijzen beantwoord in een Nota van inspraak. 4.2 De klankbordgroep In de periode van januari tot en met mei 2013 heeft een klankbordgroep van belanghebbende veehouders, burgers en natuur- en milieuorganisaties gefunctioneerd. Er werd van de deelnemers geen besluit verwacht. Van hen werd gevraagd zich een mening te vormen over het (toekomstige) geurbeleid van de gemeente op grond van feiten en inzichten. Daarmee had de klankbordgroep een adviserende rol aan de gemeenteraad. In de klankbordgroep waren vertegenwoordigd: de sector (ZLTO) met 2 leden; natuur- en milieuorganisaties (Milieuvereniging Cuijk) met 1 lid; de burgers met 2 leden (aangewezen/voorgedragen door Platform dorps- en wijkraden). De wethouder van de gemeente, de heer G.M.P. Stoffels, fungeerde als voorzitter. De klankbordgroep is zes avonden bij elkaar geweest en is daarbij van informatie voorzien door het projectteam (agenda en te bespreken stukken). Vragen die door de klankbordgroepleden buiten de vergaderingen om aan de projectgroep werden gesteld, zijn beantwoord en verwerkt in de overlegverslagen. Verslagen van de bijeenkomsten van de klankbordgroep zijn, na goedkeuring door de klankbordgroep, op de gemeentelijke website gezet. De website is voor een ieder toegankelijk. De bijeenkomsten zijn gehouden op: 31 januari De eerste bijeenkomst was met name informerend. De leden hebben een toelichting gekregen op de rol van de klankbordgroep, de systematiek van de Wet geurhinder en veehouderij, geurgebiedsvisie, luchtwassers en aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het overleg is ingestemd op de voorgestelde werkwijze en zijn de eerste uitgangspunten behandeld. 7 februari In de tweede bijeenkomst is ingegaan op geurklachten in de gemeente en de omvang van de veestapel in de gemeente Cuijk. Vervolgens is ingegaan op de gebiedsindeling en de uitgangspunten van de berekeningen. De GGD heeft in het overleg een toelichting op het aspect geur en gezondheid gegeven. De cumulatie met industriële geur komt in het overleg naar voren als aandachtspunt. De leden krijgen de opdracht mee om de uitgangspunten, gebiedsindeling en streefwaarden voor de geurbelasting te controleren. 26 februari Voor de derde bijeenkomst is de heer Driessen uitgenodigd. Hij heeft in de klankbordgroep gezeten voor het opstellen van geurbeleid voor de gemeente Boekel. Hij geeft een toelichting op het proces en geeft aandachtspunten voor de leden en het projectteam. In het overleg zijn daarnaast de uitgangspunten en gebiedsindeling besproken. Elk lid heeft zijn opmerkingen gegeven. Het projectteam heeft het Kenmerk:

37 ontwikkelscenario toegelicht dat gebruikt gaat worden voor de berekeningen en het eerste voorstel voor een set nieuwe geurnormen. De invoergegevens zijn in deze vergadering vastgesteld. Hierna zijn de eerste geurberekeningen uitgevoerd. 2 april In de vierde bijeenkomst is een eerste voorstel door het projectteam gedaan hoe rekening te houden met de cumulatie van agrarische en industriële geurhinder. Tevens zijn de resultaten van de geurberekeningen besproken. Naar aanleiding van de opmerkingen op de berekeningen is een extra variant doorgerekend. Het ZLTO heeft nog een keer naar de uitgangspunten van de berekeningen gekeken en opmerkingen doorgegeven. 18 april Voorafgaand aan de vijfde bijeenkomst heeft het ZLTO een memo opgesteld met hun opmerkingen over de uitgangspunten van de berekeningen. In de bijeenkomst is deze memo behandeld door het projectteam. Het ZLTO heeft in overleg met het projectteam een eigen deskundige meegenomen om hun standpunten toe te lichten. De reactie van het projectteam op de memo is in het verslag opgenomen. In het overleg zijn verder de nieuwe berekeningen naar aanleiding van de opmerkingen van de leden besproken. De leden zijn gevraagd wat ze van de verschillende doorgerekende varianten vonden. Er is daarbij gekeken naar de effecten op de bedrijven en de winst voor het woon- en leefklimaat. Ook is het aandachtspunt voor handhaving naar voren gekomen. Per zijn de leden geïnformeerd over het gewijzigde aanhoudingsbesluit van 22 april Omdat in het proces uitgangspunten van de berekeningen zijn gewijzigd, zijn de varianten onderling lastig te vergelijken. Het projectteam heeft besloten de belangrijkste varianten met dezelfde uitgangspunten te herberekenen en deze resultaten in de erop volgende bijeenkomst te bespreken. 23 mei In de zesde en laatste bijeenkomst zijn de resultaten van de berekening toegelicht. Omdat de berekeningen met dezelfde uitgangspunten zijn uitgevoerd zijn de varianten onderling beter te vergelijken. Het projectteam heeft een voorstel voor de geurnormen gepresenteerd. De leden hebben hun opmerkingen hierop aangegeven. Ook de GGD, die bij de overige overleggen ook uitgenodigd is geweest, heeft hierop gereageerd. Verslagen van de overleggen zijn lopende het proces op de website van de gemeente geplaatst. 4.3 Besluitvorming door de gemeenteraad De Wgv verschaft de gemeenteraad de bevoegdheid om op basis van ruimtelijke overwegingen een bepaalde geurbelasting al dan niet acceptabel te achten (artikel 6 van de Wgv). Op deze wijze wordt de gemeente beleidsvrijheid geboden en kan zij, binnen zekere grenzen, maatwerk verlenen in vergunningverlening aan veehouderijen. De gemeenteraad is bevoegd in een verordening voor (delen van) zijn grondgebied een andere waarde of een andere afstand vast te leggen, die door het bevoegd gezag bij vergunningverlening moet worden gehanteerd. Het bevoegd gezag is ruimte geboden om rekening te houden met de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en met de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting van dat gebied. Gelet op bovenstaande tekst uit de Memorie van toelichting bij de Wgv is de gemeenteraad bevoegd om - rekeninghoudend met de wettelijke randvoorwaarden - een verordening op te stellen. De gedachte van de wetgever daarachter is dat daarmee het stellen van (andere) geurnormen deel uitmaakt van het democratische besluitvormingsproces. In dit proces Kenmerk:

38 wordt bepaald welk geurniveau aanvaardbaar wordt gevonden en welke geurnormen daarbij passen. Daarnaast is op een gemeentelijke verordening inspraak van toepassing. Kortom, de gemeenteraad besluit over de geurnormen. Om het democratische besluitvormingsproces zo goed mogelijk te ondersteunen, hebben belanghebbenden in een klankbordgroep haar mening kunnen vormen (zie vorige paragraaf). De mening van de klankbordgroepleden is middels de verslaglegging van de bijeenkomsten aan de gemeenteraadsleden ter beschikking gesteld en fungeert daarmee als input voor de besluitvorming voor de gemeenteraad Themabijeenkomst gemeenteraadsleden Op 14 januari en 17 juni 2013 zijn openbare themabijeenkomsten gehouden voor de gemeenteraadsleden en overige geïnteresseerden. In de eerste bijeenkomst zijn de aanwezigen geïnformeerd over het proces en het plan van aanpak. In de bijeenkomst van 17 juni zijn de aanwezigen geïnformeerd over geurbeleid in het algemeen, de Cuijkse aanpak en de resultaten van het onderzoek. Daarnaast heeft de GGD een toelichting gegeven over geur en gezondheid. Tussen de twee bijeenkomsten hebben de raadsleden een informatiebrief ontvangen over de voortgang van het proces. Deze brief is verzonden op 11 april Afstemming met buurgemeenten Andere geurnormen kunnen gevolgen hebben voor de buurgemeenten. In het grensgebied gaan mogelijk andere normen gelden bij de vergunningverlening aan veehouderijen. Dit heeft tot gevolg dat er meer of minder ontwikkelingsruimte is voor de veehouderijen. Daarom wordt afstemming met de buurgemeenten door Wgv voorgeschreven. De gemeente Cuijk heeft op de volgende wijze inhoud gegeven aan deze afstemmingsplicht: - de buurgemeenten zijn uitgenodigd voor de themabijeenkomsten; - de buurgemeenten zijn gevraagd de invoergegevens te controleren; - het ontwerp van de gebiedsvisie en de geurverordening is toegestuurd; - hen is gewezen op de ter inzage legging. Tot slot zal de definitieve gebiedsvisie en Verordening geurhinder en veehouderij aan de buurgemeenten worden toegestuurd Informatie via website Voor raadsleden, burgers, buurgemeenten en overige geïnteresseerden is het proces op de website van de gemeente Cuijk bijgehouden. Hierop is achtergrondinformatie over geur en gezondheid opgenomen, zijn de verslagen van de klankbordgroepoverleggen opgenomen en de presentaties die zijn gehouden tijdens de themabijeenkomsten. Het adres van de website is: Besluitvormingstraject Na de themabijeenkomst heeft het projectteam de rapportage uitgewerkt in de ontwerpgeurgebiedsvisie dat is voorzien van een voorstel over de geurverordening (te hanteren andere geurnormen en vaste afstanden). De ontwerpgeurgebiedsvisie en verordening is met het college van Burgemeester en Wethouders besproken in week 28. Het definitieve ontwerp is op 23 juli ter besluitvorming aan het college voorgelegd. Op 26 augustus 2013 zijn de ontwerpvisie en -verordening aan bod gekomen in de commissie Kenmerk:

39 Ruimte. Daarna heeft de gemeenteraad op 9 september 2013 de ontwerpen behandeld. Met deze planning is de ontwerp geurgebiedsvisie binnen één jaar na het nemen van het aanhoudingsbesluit ter besluitvorming aan de raad voorgelegd. Het aanhoudingsbesluit zal daarmee blijven gelden totdat de definitieve verordening is vastgesteld Ter inzage legging en zienswijzen (inspraak) Na de besluitvorming in de gemeenteraad op 9 september is de ontwerpverordening voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd worden. Belanghebbenden zijn daarmee in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen in te dienen. De zienswijzen zijn beantwoord in een Nota van Inspraak Vaststelling door de gemeenteraad De inwerkingtreding van de geurgebiedsvisie en de Verordening geurhinder en veehouderij is vanaf de publicatie van het besluit. Kenmerk:

40 5. REFERENTIESITUATIE Onderdeel van de onderzoeksopdracht is om een goed beeld te krijgen van de huidige stand van zaken. In dit hoofdstuk is een beeld geschetst van de omvang van de veestapel in de gemeente en de geursituatie in de referentiesituatie. De referentiesituatie wordt gebruikt om de geursituatie in de ontwikkelscenario s te kunnen vergelijken. 5.1 De gemeente Cuijk De gemeente Cuijk ligt ingesloten door de gemeenten Grave, Mill en Sint Hubert, Sint Anthonis en Boxmeer in de Provincie Brabant. De gemeente grenst tevens aan de Gelderse gemeente Heumen en de Limburgse gemeenten Mook en Middelaar en Gennep. Het noordoosten van Brabant is bekend om de aanwezigheid van de intensieve veehouderijen. In de gemeente Cuijk zijn er 124 veehouderijbedrijven. Dit zijn bedrijven met pluimvee, varkens, koeien, nertsen, paarden, konijnen, schapen en geiten. Hiervan bevinden zich er 41 op een bouwvlak dat bestemd is voor intensieve veehouderij. Dit zijn met name pluimveeen varkensbedrijven. In figuur 5.1 is in een staafdiagram aangeven wat de verdeling van de verschillende typen bedrijven in de gemeente Cuijk is. In figuur 5.1 is ook aangegeven wat hun aandeel is in de totale geuremissie in de gemeente. Opgemerkt wordt daarbij dat voor nertsen en melkrundvee geen emissiefactoren zijn vastgesteld en daarom nauwelijks terug komen in het diagram. Figuur 5.1: bijdrage per bedrijfscategorie aan het aantal veehouderijen en de geuremissie. Uit bovenstaande blijkt dat in de gemeente Cuijk relatief veel melkrundveebedrijven en varkenshouderijen zijn gevestigd. De totale geuremissie van de gemeente wordt met name door de varkenshouderijen met vleesvarkens en zeugen veroorzaakt. Het totale aantal intensieve veehouderijen is lager dan in de meeste omringende gemeenten in Brabant. De meeste intensieve veehouderijbedrijven bevinden zich in de zuidwest hoek van de gemeente. Concentraties van intensieve veehouderijen bevinden zich rondom de kernen Beers, Vianen en Haps. Kenmerk:

41 5.2 Geurbelasting referentiesituatie, peildatum 1 februari 2013 Het startpunt van het onderzoek is de geursituatie in de referentiesituatie. De referentiesituatie is de vergunde situatie op 1 februari 2013 waarbij rekening is gehouden met drie concrete voorgenomen verplaatsingen. De stand van zaken met betrekking tot deze verplaatsingen is: voor de nieuwe locatie aan de Waltersbos 1 voor de Drogesestraat 10 is de vergunning vastgesteld is op 1 mei 2012; voor de Beerseweg 19 is een intrekking van de gehele veestapel ingediend. Het bedrijf verplaatst naar de Steenakkerstraat 19, waar de stallen al deels zijn opgericht; voor de nieuwe locatie aan de Crooijmansweg 10 in Overloon voor de Mondsestraat 4 is een vergunning verleend op 22 januari De verplaatsing van de bedrijven is ingegeven doordat op de huidige locaties sprake is van een lokaal knelpunt voor de woongebieden en voor het industrieterrein Laarakker. Door deze verplaatsers niet mee te nemen, wordt een zuiver beeld verkregen van het effect van het aanpassen van de geurnormen in de ontwikkelscenario s op de gecumuleerde geurbelasting. De effecten zouden anders gemaskeerd worden door de lokaal aanwezige knelpunten. De bedrijven gaan in de nabije toekomst weg en wat resteert is dan de gecumuleerde geurbelasting. De uitgangspunten voor de berekening van de referentiesituatie zijn opgenomen in bijlage V. In onderstaande figuur 5.3 en bijlage VI is de geursituatie in de referentiesituatie opgenomen. De labels op de kaart corresponderen met de Id-nummers van het bronnenbestand van bijlage V. Figuur 5.3: geurbelasting referentiesituatie (2013) gemeente Cuijk Kenmerk:

42 Een overzicht van het woon- en leefklimaat voor de geursituatie is per deelgebied in tabel 5.2 weergegeven, waarbij de geurbelasting op de geurgevoelige objecten is verdeeld in de klassen optimaal+, optimaal, aanvaardbaar en niet aanvaardbaar. De geurbelasting en het percentage gehinderden zijn aangegeven in tabel 3.3. Tabel 5.2: Overzicht woon- en leefklimaat per gebied voor de referentiesituatie. Gebied Aantal geurgevoelige objecten optimaal+ optimaal aanvaardbaar niet aanvaardbaar Woongebied Cuijk Woongebied Beers Woongebied Haps Woongebied Vianen Woongebied St Agatha, Linden, Katwijk Kernrandzones Accentgebied wonen Overgangsgebied Recreatiegebieden Cumulatiegebied Bedrijventerreinen Industrieterrein Haven Industrieterrein Laarakker Buitengebied Het aantal geurgevoelige objecten dat zich in een niet aanvaardbare geursituatie bevinden bedraagt 17. Deze bevinden zich in de kern Beers, in de kernrandzone Beers, in het accentgebied wonen nabij Vianen, in het recreatiegebied Dommelsvoort en in het buitengebied. Het aantal geurgevoelige objecten dat zich in een aanvaardbare geursituatie bevindt, bedraagt 183. Deze bevinden zich met name in de kern Beers. Het aantal geurgevoelige objecten dat zich in een optimale geursituatie bevindt, bedraagt 686 en bevinden zich met name in de kernen Beers, Haps, Vianen het accentgebied wonen en het buitengebied. In de kernen Cuijk, St. Agatha, Linden, Katwijk, het overgangsgebied, op de bedrijventerreinen en industrieterreinen is de geursituatie overal optimaal+. Sturing op een verlaging van de geurbelasting in deze gebieden is dan ook niet zinvol. Op basis van de hinderpercentages is het aantal geurgehinderden bepaald. In totaal bedraagt het aantal geurgehinderden in de referentiesituatie 126 tot personen. Kenmerk:

43 6. KNELPUNTENANALYSE ONTWIKKELSCENARIO S In dit hoofdstuk zijn de berekeningen en resultaten opgenomen die uitgevoerd zijn met betrekking tot de knelpuntenanalyses voor de ontwikkelscenario s. Dit zijn de mogelijke knelpunten in de achtergrondbelasting die kunnen gaan ontstaan bij ontwikkeling van de veehouderijen volgens de gekozen uitgangspunten. Ten opzichte van de referentiesituatie zijn doorgroeivarianten doorgerekend. Hierbij zijn drie sets van geurnormen voor de voorgrond berekend. De normensets zijn in hoofdstuk 3.5 besproken. 6.1 Ontwikkelscenario 1 met de huidige geurnormen Op basis van het in hoofdstuk 3 en bijlage V beschreven ontwikkelscenario is de geurbelasting berekend in het ontwikkelscenario met huidige geurnormen. Figuur 6.1: Geurbelasting in ontwikkelscenario met de huidige normen Kenmerk:

44 In tabel 6.1 is de analyse van het aantal geurgevoelige objecten per geurbelastingsklasse weergegeven in ontwikkelscenario met huidige normen en vergeleken met de referentiesituatie. De geurbelasting en het percentage gehinderden in de verschillende klassen zijn aangegeven in tabel 3.3. Tabel 6.1: Overzicht woon- en leefklimaat per gebied voor het ontwikkelscenario met huidige normen. Gebied Aantal geurgevoelige objecten referentiesituatie ontwikkelscenario met huidige normen niet aanvaar dbaar optimaal+ optimaal aanvaardbaar optimaal+ optimaal aanvaardbaar niet aanvaar dbaar Woongebied Cuijk Woongebied Beers Woongebied Haps Woongebied Vianen St Agatha, Linden, Katwijk Kernrandzones Accentgebied wonen Overgangsgebied Recreatiegebieden Cumulatiegebied Bedrijventerreinen Industrieterrein Haven Ind. terrein Laarakker Buitengebied Uit tabel 6.1 blijkt dat in het woongebied Beers en Vianen in het ontwikkelscenario bij huidige normen sprake kan zijn van een verbetering van de geursituatie. Dit komt door de bedrijven die ten oosten van Beers en ten zuiden van Vianen met de 50% regeling kunnen uitbreiden. Dit brengt dan een afname van de geuremissie met zich mee. Deze verbetering treedt alleen op als de bedrijven daadwerkelijk hun uitbreidingsruimte gaan benutten. In de woonkern van Haps, in de kernrandzones, het accentgebied wonen, de recreatiegebieden, het cumulatiegebied en het buitengebied kan bij de huidige normen een verslechtering van de geursituatie optreden. In de overige gebieden is sprake van een standstill. Hier treedt geen verbetering of verslechtering op. In de huidige situatie zijn 26 bedrijven die nog kunnen uitbreiden. Hiervan kunnen 8 bedrijven met de 50%-regeling uitbreiden. De overige 18 bedrijven hebben nog vrije emissieruimte voor uitbreiding. In bijlage X is een uitgebreide analyse van de resultaten opgenomen. Op basis van de hinderpercentages is het aantal geurgehinderden bepaald. In totaal bedraagt het aantal geurgehinderden in het ontwikkelscenario met huidige normen 214 tot personen. In de referentiesituatie bedraagt het aantal 126 tot personen. Kenmerk:

45 6.2 Ontwikkelscenario 2 met normenset 1 Op basis van het in hoofdstuk 3 en bijlage V beschreven ontwikkelscenario is de geurbelasting beschreven met normenset 1. In normenset 1 is de geurnorm in de kernen 1,0 ou E /m 3, in de kernrandzones, het accentgebied wonen, het overgangsgebied en de recreatiegebieden 5,0 ou E /m 3. In het cumulatiegebied, op de bedrijventerreinen, industrieterrein Haven en Laarakker fase 2 is de norm 7,0 ou E /m 3. Op Laarakker fase 2 is de norm 14 ou E /m 3 en in het buitengebied 10 ou E /m 3. In figuur 6.2 is de geurbelasting in de gemeente weergegeven in het ontwikkelscenario met normenset 1. Figuur 6.2: Geursituatie ontwikkelscenario normenset 1 In tabel 6.2 is de analyse van het aantal geurgevoelige objecten per geurbelastingsklasse weergegeven in ontwikkelscenario met normenset 1 en vergeleken met de referentiesituatie. De geurbelasting en het percentage gehinderden in de verschillende klassen zijn aangegeven in tabel 3.3. Kenmerk:

46 Tabel 6.2: Overzicht woon- en leefklimaat per gebied voor het ontwikkelscenario met normenset 1. Gebied Aantal geurgevoelige objecten referentiesituatie ontwikkelscenario met normenset 1 niet aanvaar dbaar optimaal+ optimaal aanvaardbaar optimaal+ optimaal aanvaardbaar niet aanvaar dbaar Woongebied Cuijk Woongebied Beers Woongebied Haps Woongebied Vianen St Agatha, Linden, Katwijk Kernrandzones Accentgebied wonen Overgangsgebied Recreatiegebieden Cumulatiegebied Bedrijventerreinen Industrieterrein Haven Ind. terrein Laarakker Buitengebied Met normenset 1 kan een verbetering van de geursituatie optreden ten opzichte van de referentiesituatie in het woongebied Beers, Vianen, de kernrandzones en de recreatiegebieden. De verbetering in Beers en Vianen kan substantieel zijn. Deze verbetering treedt alleen op als de bedrijven daadwerkelijk hun uitbreidingsruimte gaan benutten en daarbij de 50%- regeling moeten toepassen. In Haps, het accentgebied wonen, het cumulatiegebied en het buitengebied kan bij normenset 1 een verslechtering van de geursituatie optreden. In de overige gebieden is sprake van een standstill van de geursituatie. In het ontwikkelscenario met normenset 1 zijn 26 bedrijven die nog kunnen uitbreiden. Hiervan kunnen 10 bedrijven met de 50%-regeling uitbreiden. De overige 16 bedrijven hebben nog vrije emissieruimte voor uitbreiding. In bijlage X is een uitgebreide analyse van de resultaten opgenomen. Op basis van de hinderpercentages is het aantal geurgehinderden bepaald. In totaal bedraagt in het ontwikkelscenario met normenset 1 het aantal geurgehinderden 111 tot 1286 personen. In het ontwikkelscenario met huidige normen bedroeg dit aantal 214 tot en in de referentiesituatie 126 tot personen. Kenmerk:

47 6.3 Ontwikkelscenario 3 met normenset 2 Op basis van het in hoofdstuk 3 en bijlage X beschreven ontwikkelscenario is de geurbelasting beschreven met normenset 2. In normenset 2 is de geurnorm in de kernen 0,5 ou E /m 3 in plaats van 1,0 ou E /m 3 in normenset 1. In de overige gebieden is de norm gelijk aan die in normenset 1. In figuur 6.3 is de geurbelasting in de gemeente weergegeven in het ontwikkelscenario met normenset 2. Figuur 6.3: Geursituatie ontwikkelscenario normenset 2 In tabel 6.3 is de analyse van het aantal geurgevoelige objecten per geurbelastingsklasse weergegeven in het ontwikkelscenario met normenset 2 en vergeleken met de referentiesituatie. De geurbelasting en het percentage gehinderden in de verschillende klassen zijn aangegeven in tabel 3.3. Kenmerk:

48 Tabel 6.3: Overzicht woon- en leefklimaat per gebied voor het ontwikkelscenario met normenset 2. Gebied Aantal geurgevoelige objecten referentiesituatie ontwikkelscenario met normenset 1 niet aanvaar dbaar optimaal+ optimaal aanvaardbaar optimaal+ optimaal aanvaardbaar niet aanvaar dbaar Woongebied Cuijk Woongebied Beers Woongebied Haps Woongebied Vianen St Agatha, Linden, Katwijk Kernrandzones Accentgebied wonen Overgangsgebied Recreatiegebieden Cumulatiegebied Bedrijventerreinen Industrieterrein Haven Ind. terrein Laarakker Buitengebied Met normenset 2 kan in alle gebieden een standstill of verbetering van de geursituatie optreden. In Beers, Haps, Vianen en het buitengebied kan sprake zijn van een substantiële verbetering van de geursituatie. Deze verbetering treedt alleen op als de bedrijven daadwerkelijk hun uitbreidingsruimte gaan benutten. In het ontwikkelscenario met normenset 2 zijn er 26 bedrijven die nog kunnen uitbreiden. Hiervan kunnen 18 bedrijven met de 50%-regeling uitbreiden. De overige 8 bedrijven hebben nog vrije emissieruimte voor uitbreiding. In bijlage X is een uitgebreide analyse van de resultaten opgenomen. Op basis van de hinderpercentages is het aantal geurgehinderden bepaald. In totaal bedraagt in het ontwikkelscenario met normenset 2 het aantal geurgehinderden 53 tot personen. In het ontwikkelscenario met normenset 1 bedroeg dit aantal 111 tot 1286, met huidige normen bedroeg dit aantal 214 tot en in de referentiesituatie 126 tot personen. Kenmerk:

49 7. GEZONDHEID Omdat het aspect gezondheid in relatie tot de veehouderij in het algemeen en geur in het bijzonder een actueel en belangrijk onderwerp is, is GGD-bureau GMV gevraagd om te participeren in het opstellen van nieuw geurbeleid. GGD-bureau GMV heeft tijdens het proces de projectleden en klankbordgroepleden voorzien van adviezen. Daarnaast heeft GGD-bureau GMV een hoofdstuk over gezondheid voor in de geurgebiedsvisie opgesteld. In dit hoofdstuk dat is opgesteld door GGD-bureau GMV zijn de bevindingen en adviezen opgenomen. 7.1 Geur en gezondheid Geur kan verschillende gezondheidseffecten oproepen bij de mens: (ernstige) hinder, verstoring van gedrag en activiteiten en stressgerelateerde somatische gezondheidsklachten. Het meest voorkomende en beschreven gezondheidseffect van geur is (ernstige) hinder. De beoordeling van geur is subjectief en individueel bepaald. Hoe hinderlijk mensen een geur vinden hangt ondermeer af van de aangenaamheid, de duur, frequentie en intensiteit van de geur. Ook de gewenning, het tijdstip en de vermijdbaarheid van de blootstelling spelen hierbij een belangrijke rol. Uiteraard beïnvloeden ook persoonsgebonden eigenschappen de ervaren hinder. Of de hinder ook tot gezondheidsklachten leidt, is persoonsgebonden en afhankelijk van de persoonlijke stressverwerking ofwel coping. In bijlage XI wordt aan de hand van het onderstaande model beschreven hoe een geur kan leiden tot gezondheidseffecten zoals hinder, verstoring en andere (stressgerelateerde) gezondheidseffecten. Figuur 7.1: Model voor de relatie tussen geurbelasting en gezondheidseffecten (Smeets & Fast, 2006) Kenmerk:

50 7.2 Relatie geur en andere gezondheidsaspecten rondom intensieve veehouderij De gekozen weg van strengere normen voor geurbelasting pas in de lijn die geschetst is in het adviesrapport van de Gezondheidsraad 1 en het kabinetsstandpunt 2. Naast geurhinder spelen ook andere gezondheidsaspecten een rol rondom intensieve veehouderij. Hoewel het de wens is van de gemeente om deze aspecten ook mee te nemen in de afwegingen rondom de geurgebiedsvisie, zijn de mogelijkheden daartoe beperkt. In algemene zin kan men verwachten dat met een afname van geur ook de uitstoot van andere componenten in enige mate zal afnemen. Echter, in welke mate dat geldt voor biologische componenten, zoals endotoxinen en zoönosen is niet duidelijk. Dit hangt namelijk ook af van andere factoren. Indien de gemeenten dergelijke andere risico s wil beperken zal hiervoor aanvullend ander beleid opgesteld moeten worden. Aanknopingspunten zijn de (1) Wet Publieke Gezondheid waarin is bepaald dat gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen bewaakt moeten worden en dat maatregelen geformuleerd kunnen worden ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen; (2) Wet Ruimtelijke Ordening waarin is bepaald dat een ontwikkeling moet voldoen aan het begrip goede RO. Gezondheid is juridisch te verankeren in 'goede RO': Een ontwikkeling kan een goede RO zijn, tenzij de raad had moeten concluderen dat één of meer betrokken belangen (bijv. aanvaardbaar geluidsniveau of geurniveau) onevenredig nadelig is in verhouding tot de met het bestemmingsplan te dienen doelen (bijv. uitbreiding bedrijventerrein). Cruciaal daarbij is de motivering! Goede RO volgt namelijk niet alleen uit voldoen aan wettelijke normen, maar is in feite het borgen van een goed (en gezond) leefklimaat en dat kan ook uit zacht beleid volgen. De gemeente moet motiveren waarom zij bestemt wat ze bestemt; en als omstandigheden verslechteren, dan moet zij motiveren wat ze daarmee doet. Er moet sprake zijn van een goede RO en dus van goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voldoen aan (harde) milieunormen is dus niet zondermeer voldoende, want er dient nog steeds een aanvaardbaar woon-/leefklimaat geborgd worden. Hierbij is ook niet wettelijk genormeerde hinder relevant (gevoelshinder en beleid). GGD-Bureau GMV wil de gemeente daartoe wijzen op instrumenten zoals het Beoordelingskader milieu & gezondheid voor visievorming, het Toetsingskader veehouderij & gezondheid en de Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderijen. Het doorlopen van een visievormend proces -al dan niet met behulp van het beoordelingskader- is daarbij belangrijk om te komen tot een effectieve implementatie van een aanvullend lokaal toetsingskader. GGD-Bureau GMV wil benadrukken dat bezorgdheid over andere gezondheidsrisico s kan leiden tot eerder optreden van geurhinder. Communicatie over hoe andere gezondheidsrisico s zoveel mogelijk beperkt worden door gemeente (en bedrijven) kan mogelijk ook geurhinder voorkomen. 1 Gezondheidsraad. Gezondheidsrisico's rond veehouderijen. Den Haag: Gezondheidsraad, 2012; publicatienr. 2012/27.ISBN Te raadplegen via 2 Kabinetsstandpunt inzake omvang intensieve veehouderij en schaalgrootte. Kamerstuk Te raadplegen via kabinetsstandpunt-inzake-omvang-intensieve-veehouderij-en-schaalgrootte.html Kenmerk:

51 In het algemeen GGD-Bureau GMV staat op het standpunt om terughoudend om te gaan met bouw van woningen op korte afstand van blijvende veehouderijen in afwachting van te hanteren afwegings- en toetsingskaders. GGD-Bureau GMV adviseert om uitbreiding, omschakeling, nieuwbouw binnen bestaand bouwblok of vergroting bouwblok van intensieve veehouderijbedrijven die gelegen zijn op een afstand van minder dan 250 meter van een woning, alleen toe te staan wanneer deze niet leidt tot milieuhygiënische belemmeringen en wanneer deze voor de gezondheid van omwonenden aanvaardbaar is. Daarvoor dient de invloed op gezondheid beoordeeld te worden in aanvulling op de milieuwetgeving voor fijn stof en geurbelasting. GGD-bureau GMV adviseert dat deze beoordeling uitgevoerd dient te worden door GGD of andere ter zake kundige instantie. 7.3 Beschouwing van GGD-bureau GMV over de voorstellen voor de geurgebiedsvisie De navolgende beschouwing is gebaseerd op voorstel normen kbg v zoals besproken in de klankbordgroep d.d. 23 mei Proces GGD-Bureau GMV wil de gemeente complimenteren met de gekozen insteek en zorgvuldigheid binnen dit proces. De volgende punten vielen hierbij op in positieve zin: De gemeente heeft nadrukkelijk de inbreng gevraagd van professionals en belanghebbende partijen bij het opstellen van een nieuwe geurverordening. In klankbordgroepvergaderingen zijn de denkstappen van de projectgroep uitgebreid besproken; vragen en suggesties vanuit de klankbordgroep werden door de projectgroep meegenomen en -eventueel op later moment- beantwoord. De projectgroep is gestart op basis van een helder geformuleerde ambitie van de gemeente, te weten: a. tenminste een standstill in geurhinder te bereiken en b. een verbetering te realiseren in gebieden waar al geurhinder aanwezig is c. zonder onnodige belemmering voor de veehouderij. Binnen de gemeente Cuijk zijn deelgebieden met verschillende ambities benoemd; per deelgebied is expliciet bekeken welke gevolgen te verwachten zijn met betrekking tot geurhinder en beperkingen voor de agrarische sector; per deelgebied zijn op grond daarvan geurnormen voorgesteld door de projectgroep. Er is veel aandacht besteed aan het verzamelen van de meest accurate data over geuremissies uit stallen Voorgestelde geurnormen De gekozen weg van strengere normen voor geurbelasting past in de lijn die geschetst is in het adviesrapport van de Gezondheidsraaden het kabinetsstandpunt. De Gezondheidsraad constateert dat de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) een ruime bandbreedte kent die gemeenten ruime mogelijkheden biedt om te komen tot strengere geurnormen. Het kabinet roept de gemeenten op die mogelijkheden te benutten. Kenmerk:

52 De ambities zijn uitgewerkt naar verschillende beschermingsniveaus per deelgebied. Voor de kernen is de hoogste bescherming tegen geurhinder aangehouden. Voor het buitengebied en het industrieterrein Laarakker is de minste bescherming geboden. Voor de recreatiegebieden, het overgangsgebied, de kernrandzones, het accentgebied, de bedrijventerreinen en industrieterrein Haven is een waarde tussen het buitengebied en de kernen in gekozen. De ambities zijn uitgewerkt in twee scenario s met verschil in geurnorm in kernen te weten 0,5 vs. 1,0 OU/m 3. De uitwerking laat zien dat de doelstelling voor geurhinder alleen behaald wordt door de norm van 0,5 OU/m 3. GGD-Bureau GMV onderschrijft de ambitie om geurhinder niet verder te laten toenemen en adviseert om die reden om de norm voor de kernen op 0.5 vast te stellen. Tegenover de strenge normen in de kernen staan de soepelere normen in de andere deelgebieden. Dit houdt in dat de gemeente accepteert dat in het buitengebied naar verwachting 20% van de inwoners geurgehinderd zullen zijn. Dat is een behoorlijk hoog percentage maar over het geheel genomen zorgen deze normen niet voor een toename in geurhinder. GGD-Bureau GMV heeft begrip voor de afweging van de gemeente gezien type en historie van het gebied alsook de doelstelling om geen onnodige belemmering op te werpen voor de agrarische sector. Uit literatuur blijkt dat bewoners die een band hebben met geurbronnen minder hinder/verstoring ondervinden. Uitgaande van de aanname dat deze inwoners van het buitengebied een positieve band hebben met de aanwezige agrarische bedrijven, hoeft een hogere geurnorm die uitgaat van een theoretisch hinderniveau van 20% geurhinder niet bezwaarlijk te zijn. Essentieel daarbij is dat de gemeente helder communiceert met de inwoners van het buitengebied over haar afwegingen en de verwachte geurbelasting en -hinder. Het gekozen traject met klankbordgroepsvergaderingen is hier onderdeel van. Voor bedrijventerreinen en industrieterreinen stelt de projectgroep voor om een maximaal hinderniveau van 12% te bereiken. Dit is vergelijkbaar met het minimale beschermingsniveau wat voor industrie beoogd wordt. In deelgebied Laarakker is gekozen om een hogere norm voor te stellen om ontwikkelingen op het terrein mogelijk te blijven maken. Bij deze hogere norm wordt dan ook een hoger hinderniveau geaccepteerd dan op de rest van de bedrijventereinen. Daarom acht de GGD het belangrijk om bij ontwikkeling de potentiële gebruikers (schriftelijk) hierop te attenderen. Naast de te hanteren geurnormen adviseert GGD-Bureau GMV om bij ontwikkelingen van veehouderijbedrijven die gelegen zijn op een afstand van minder dan 250 meter van een woning, sowieso maatregelen te treffen dienen te worden om de blootstelling op leefniveau zo veel mogelijk te beperken. Voorbeelden zijn het zo gunstigst mogelijk plaatsen van emissiepunten ten opzichte van omliggende woningen door maximale afstand te betrachten of het verhogen van schoorsteenhoogte van emissiepunten Andere knelpunten De gemeente zet met deze geurgebiedsvisie in op strenge normen in de kernen en ontwikkelingsruimte in het buitengebied enerzijds en anderzijds op handhaving. In de praktijk blijkt er echter ook geuroverlast op te treden in situaties waar geen sprake is van overtredingen. Denk daarbij aan andere geurbronnen dan stallen of een ongunstige uitlaat Kenmerk:

53 van de geurpluim uit de stal. Handhaving biedt in dergelijke situaties geen uitkomst. GGD- Bureau GMV adviseert de gemeente om een gesprek tussen klager en vermoedelijke veroorzaker te faciliteren om gezamenlijk te zoeken naar een oplossing. Daarnaast beschrijft de geurgebiedsvisie hoe toekomstige overbelaste situaties zoveel mogelijk voorkomen zullen worden. Daarnaast kunnen er in de huidige situatie wel degelijk knelpunten bestaan die niet worden opgelost met het vaststellen van een geurgebiedsvisie. Het is nog onduidelijk hoe de gemeente van plan is om te gaan met geuroverlast in bestaande knelpunten. GGD-Bureau GMV dringt echter wel aan dat ook in dergelijke situaties naar een oplossing wordt gezocht in samenspraak met (vermoedelijke) veroorzakers en omwonenden. Mogelijk biedt de Subsidieregeling knelpunten platteland Noord-Brabant (C ) daarvoor ruimte. Kenmerk:

54 8. CONCLUSIES, NIEUWE NORMEN EN AANBEVELINGEN In dit hoofdstuk zijn de resultaten vergeleken met de ambities die geformuleerd zijn voor het beleid. Hierbij zijn drie opties behandeld. Per optie is afgewogen in hoeverre wordt voldaan aan de ambities. Hierin is met name gekeken naar de effecten op het woon- en leefklimaat. Daarnaast zijn de effecten op de ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven en de financiële gevolgen behandeld. Op basis van de bevindingen zijn de nieuwe normen vastgesteld. De normen met de motivatie hiervan is in dit hoofdstuk opgenomen. Tot slot worden een aantal extra aanbevelingen aan de gemeente opgenomen om aan de slag te gaan met aan het geurbeleid verwante onderwerpen. 8.1 Evaluatie van de resultaten Gelet op de ambities die zijn beschreven in hoofdstuk 3 is de geursituatie beoordeeld. De ambities zijn opgesteld door het projectteam in overleg met de portefeuillehouder. Deze zijn gebaseerd op signalen en wensen uit de gemeenteraad en klankbordgroep. Ten aanzien van de geursituatie houdt de ambitie het volgende in: 1. een standstill van geurhinder is gewenst; 2. een verbetering van de geursituatie in gebieden waar sprake is van een overbelaste situatie; 3. de veehouderijbedrijven mogen niet onnodig worden belemmerd. Daarnaast zijn nog de volgende wensen en aandachtspunten aangegeven: een uitgebreide differentiatie van geurnormen per gebied; het aspect gezondheid moet worden meegenomen in het afwegingsproces; er moet aandacht zijn voor andere geurbronnen dan de geur afkomstig van stallen; een bescherming tegen geur in het buitengebied, het gebied rond Vianen en in recreatiegebieden. In deze geurgebiedsvisie zijn de berekeningen van de geursituatie in de referentiesituatie en drie ontwikkelscenario s beschreven. Uit de berekeningen volgt dat de huidige normen een risico opleveren van een verslechtering van de geursituatie en voldoen daarmee niet aan de ambitie van de gemeente. Het behouden van het huidige geurbeleid is daarom geen optie. Normenset 1 voldoet in belangrijke mate aan de ambitie van de gemeente om de geursituatie op een standstill te houden en een verbetering te bereiken waar sprake is van een overbelaste situatie. Normenset 2 voldoet in zijn geheel aan de ambitie van de gemeente om een standstill te bereiken voor alle gebieden. Het effect op de ontwikkelruimte van de veehouderijbedrijven bij set 2 is substantieel. Navolgend zijn de resultaten geëvalueerd in het licht van de ambities. Hierbij zijn vier opties voor aangepaste normen beschreven. Kenmerk:

55 8.1.1 Optie 1: niets doen Het ontwikkelscenario met huidige geurnormen geeft een beeld van de verandering van de mogelijke geurhinder die kan optreden als bedrijven die nog ruimte hebben binnen hun bouwvlak gaan uitbreiden. Hierbij is voor de afbouwers een afname in geuremissie meegenomen. Uit de resultaten van dit scenario blijkt dat in Haps, de kernrandzone Haps, het verwevingsgebied, het accentgebied wonen (nabij Vianen), het cumulatiegebied (ten noorden van het RBL) en op bedrijventerrein Straatkant sprake kan zijn van een verslechtering van de geursituatie ten opzichte van de referentiesituatie. In Beers, recreatiegebied Dommelsvoort en Vianen kan in de toekomst een verbetering optreden. In de overige gebieden is sprake van een standstill. Over de gehele gemeente is volgens de berekeningen sprake van een significante toename van het aantal geurgehinderden in het ontwikkelscenario met huidige normen ten opzichte van de referentiesituatie. Hieruit wordt geconcludeerd dat om te voldoen aan de ambitie van de gemeente het noodzakelijk is om de huidige geurnormen te herzien. In het huidige beleid is al een differentiatie van geurnormen per gebiedstype aanwezig. Bij de totstandkoming van dit beleid destijds is het aspect gezondheid niet nadrukkelijk betrokken geweest. GGD-bureau GMV geeft in haar advies aan dat een verlaging van de geurbelasting een positief effect op de gezondheidseffecten kan hebben en staat positief tegenover een verlaging van de normen. Ten opzichte van het huidige beleid is daarnaast een hogere bescherming tegen geur gewenst in het verwevingsgebied en het gebied rondom Vianen. Aan de aanvullende ambities wordt ten dele voldaan als het huidige beleid wordt behouden Optie 2: normenset 1 De belangrijkste verschillen van normenset 1 ten opzichte van de huidige normen zijn: de gewijzigde gebiedsindeling met toevoeging van het accentgebied wonen rond Vianen en het cumulatiegebied; de norm op de bedrijventerreinen van 3 of 5 naar 7 ou E /m 3 ; de norm op industrieterrein Haven van 14 naar 7 ou E /m 3 ; de norm van het buitengebied van 14 naar 10 ou E /m 3 ; de norm in de woonkernen van 3 naar 1 ou E /m 3. Bij het ontwikkelscenario met normenset 1 is zicht op een betere geursituatie dan bij huidige geurnormen. Ten opzichte van de huidige normen wordt tenminste een standstill bereikt in de gebieden bedrijventerrein Straatkant en de kernrandzone Haps. Daarnaast kan een verdere verbetering van de geursituatie optreden in Beers, de kernrandzone van Beers, recreatiegebied Dommelsvoort en Vianen. Bij normenset 1 zijn nog gebieden waar geen standstill wordt bereikt. Dit zijn het accentgebied wonen, het cumulatiegebied, woonkern Haps en het verwevingsgebied. Kenmerk:

56 Het aanscherpen van de geurnormen in bepaalde gebieden heeft gevolgen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de veehouderijbedrijven. Bij de huidige geurnormen hebben, van de 26 bedrijven met ontwikkelruimte, 18 bedrijven nog vrije ontwikkelruimte en zijn 8 bedrijven die met toepassing van de 50% regeling kunnen uitbreiden. Bij normenset 1 bedraagt het aantal bedrijven dat met de 50%-regeling kunnen uitbreiden 10 en zijn 16 bedrijven met nog vrije ontwikkelruimte. Uit de berekeningsresultaten wordt geconcludeerd dat bij normenset 1 niet geheel wordt voldaan aan de ambitie van de gemeente om een standstill te bereiken. De normenset voorziet wel in verdere differentiatie in de geurnormen per gebied en bij de afweging is het aspect gezondheid meegewogen. De geurnormen in het buitengebied en rondom Vianen zijn lager dan bij de huidige normen. GGD-bureau GMV staat per definitie positief tegenover het omlaag brengen van de geurbelasting op woningen. Dat wordt beoogd met het omlaag brengen van de geurnomen voor de voorgrondbelasting. Optie 2 voldoet niet geheel aan de ambities van de gemeente en is daarom niet gekozen Optie 3: normenset 2 Bij normenset 2 hebben de woonkernen een geurnorm van 0,5 ou E /m 3. De overige geurnormen zijn gelijk aan de normen bij normenset 1. De normenset als geheel zorgt ervoor dat overal tenminste een standstill van de geurhinder wordt bereikt. In de gebieden waar sprake is van een hoge geurbelasting wordt met deze set aangestuurd op een verbetering in de toekomst. Of deze verbetering ook plaats zal vinden, is overigens niet zeker. Dit is afhankelijk van of bedrijven zich zullen ontwikkelen (reductie van de geur door de 50% regeling) en of bedrijven gaan stoppen (geen direct gevolg van de gekozen normen). Het is mogelijk dat bedrijven niet meer verder ontwikkelen. Er zal dan geen toename of afname worden verkregen in de geurbelasting. De nieuwe normen hebben dan geen positief effect maar hebben alleen een standstill tot gevolg. Bij normenset 2 zijn er 26 bedrijven die nog kunnen uitbreiden. Hiervan kunnen 18 bedrijven met de 50%-regeling uitbreiden. De overige 8 bedrijven hebben nog vrije emissieruimte voor uitbreiding. Bij normenset 1 zijn 16 bedrijven met vrije ruimte en 10 bedrijven die met de 50% regeling kunnen uitbreiden. Net zoals bij normenset 1 het geval is, wordt met normenset 2 en het proces om daartoe te komen voldaan aan de overige wensen en ambities die zijn geformuleerd op basis van de signalen uit de gemeenteraad en klankbordgroep, voor zover dat deze aspecten met dit geurbeleid kunnen worden geregeld. Ter aanvulling hierop worden later in dit hoofdstuk aanbevelingen beschreven. Optie 3 voldoet in zijn geheel aan de ambities van de gemeente. Voor deze optie is daarom gekozen Optie 4: mix van normenset 1 en 2 De vierde optie is een mix tussen normenset 1 en 2. De geurnormen in de kernen bedraagt dan 1 of 0,5 ou E /m 3. Voor de kernen Cuijk, Linden, Sint Agatha en Katwijk wordt dan een Kenmerk:

57 norm van 1 ou E /m 3 gekozen. Voor de kern van Beers volstaat het om een standstill te bereiken met een norm van 1 ou E /m 3. Voor de kern Vianen is het noodzakelijk om een norm van 0,5 ou E /m 3 aan te houden om in het accentgebied rondom Vianen een standstill te bereiken. Ook in de kern van Haps is een norm van 0,5 ou E /m 3 nodig om een standstill te bereiken. Omdat optie 4 een ongelijke bescherming van de kernen geeft, is deze optie niet gekozen Consequenties voor de bedrijven Het stellen van strengere geurnormen houdt in dat bedrijven eerder maatregelen moeten treffen om te kunnen ontwikkelen. Deze maatregelen betreffen niet alleen de uitbreiding maar ook de bestaande stallen zullen voorzien moeten worden van geurreducerende maatregelen. Naast emissiearme stalsystemen zal eerder een luchtwasser moeten worden toegepast. De winst van het nieuwe beleid zal voor een deel tot stand moeten komen doordat bedrijven gaan uitbreiden in dieraantallen en daarbij hun bestaande stallen voorzien van geurreducerende maatregelen. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat het voor de bedrijven niet onmogelijk wordt gemaakt om te ontwikkelen. Het toepassen van de maatregelen moet financieel haalbaar zijn. Op basis van gemiddelde bedrijfsvoering met vleesvarkens is met behulp van de kengetallen uit KWIN een inschatting gemaakt van de financiële consequenties voor het moeten toepassen van een luchtwasser. Deze analyse van de economische haalbaarheid is in bijlage XIII opgenomen. Het blijkt dat voornamelijk het voersaldo (de winst na aftrek van de voerkosten) bepaalt of het economisch haalbaar is om een luchtwasser toe te kunnen passen. Volgens KWIN bedraagt het voersaldo per vleesvarken van een gemiddeld bedrijf 75,-. Na aftrek van huisvestingskosten bedraagt het saldo 10,70. Als de kosten van een luchtwasser hiervan worden afgetrokken is sprake van een negatief saldo van 4,30 per vleesvarken. De bedrijven met een voersaldo van 75,- kunnen vanuit economisch oogpunt niet alle stallen voorzien van een wasser. In de memo van bijlage XIII is ook gekeken naar bedrijven met een lager of hoger voersaldo. De meeste bedrijven zullen een voersaldo van 70,- tot 90,- hebben. Bij een voersaldo van 80 tot 85 zijn de kosten voor de luchtwassers op alle stallen gelijk aan het huidige bedrijfsresultaat. Bedrijven die hierboven zitten zullen nog een positief saldo hebben bij het toepassen van een luchtwasser en bedrijven die hieronder zitten zullen dit niet hebben. Voor 2 bedrijven in de gemeente Cuijk is onderzocht bij welk voersaldo een saldo wordt verkregen die gelijk is aan de opbrengst zonder wasser in de huidige situatie. Hierbij is een vergelijking gemaakt tussen de huidige normen, normenset 1 en normenset 2. De resultaten hiervan zijn in tabel 8.1 weergegeven. Kenmerk:

58 Tabel 8.1: benodigde voersaldo voor gelijke opbrengst als in de huidige situatie bedrijf voersaldo in euro per vleesvarken huidige normen normenset 1 normenset 2 biologisch combi biologisch combi biologisch combi bedrijf 1 81,40 80,90 82,40 81,60 84,30 83,10 bedrijf 2 84,00 82,80 85,40 84,20 85,40 84,20 In de analyse van tabel 8.1 is ervan uitgegaan dat in de huidige situatie geen luchtwasser aanwezig is. Als in de huidige situatie een combiwasser aanwezig is, zal niet hetzelfde saldo kunnen worden bereikt. Als in de huidige situatie een biologische luchtwasser aanwezig is zal het voersaldo hoger moeten zijn dan in tabel 8.1 is aangegeven. Het is dus van belang in welke mate de bedrijven nu al maatregelen hebben getroffen. Een bedrijf met alle dieren op een combiwasser op de bestaande stallen zal niet meer verder kunnen reduceren en zal dus niet meer kunnen uitbreiden als de geurnorm al is bereikt. Ook voor bedrijven met alle dieren op een biologische wasser is het lastig om nog te verder maatregelen te treffen. Voor bedrijven met een chemische wasser of die een deel van de stallen op een wasser hebben aangesloten, is het nog mogelijk om maatregelen te treffen. In tabel 8.2 is een overzicht van de binnen de gemeente toegepaste luchtwassers opgenomen. Tabel 8.2: Aantal bedrijven per luchtwasser. Luchtwasser percentage dieren op luchtwasser aantal bedrijven biologisch (circa 60% geurreductie) 0 50% 1 chemisch (circa 30% geurreductie) 0 50% % % 3 combi (circa 70% geurreductie) 0 50% % % 1 87% chemisch en 13% combi 100% 1 Uit tabel 8.2 volgt dat in totaal 17 bedrijven een of meerdere stallen op een luchtwasser hebben aangesloten. Voor 2 bedrijven is het niet meer mogelijk om verdergaande maatregelen aan de bestaande stallen te treffen. Voor 1 bedrijf is het niet mogelijk om uit te breiden omdat deze zich in het extensiveringsgebied bevindt. Het andere bedrijf heeft bij de huidige geurnormen en bij een norm van 1,0 ou nog weinig vrije ruimte. Voor de overige bedrijven is het nog mogelijk om maatregelen aan de bestaande stallen te treffen. Geconcludeerd wordt dat scherpere normen het bedrijfsresultaat negatief beïnvloedt, ondanks dat meer dieren kunnen worden gehouden. Bij de standaard saldo voerwinst van 75,- uit KWIN leidt het toepassen van biologische of combi luchtwassers tot een negatief resultaat. Economisch haalbaar wordt het als de veehouder zijn saldo voerwinst weet te verhogen tot zo n 80 à 85,-. Dit kan hij bereiken door zijn technische resultaten te verbeteren. Het bouwen van nieuwe stallen bij uitbreiding leidt veelal tot betere technische resultaten, maar of het haalbaar is kan niet zonder meer worden gesteld. De economische haalbaarheid zal afhangen van de bedrijfssituatie. Eigen vermogen of (deels) zelf bouwen van een stal drukt de kosten voor afschrijving, onderhoud en rente. De Kenmerk:

59 jaarkosten van een luchtwasser zijn hoog als gevolg van de investeringen en energie. In verband daarmee loont het om te letten op mogelijkheden voor energiebesparing. 8.2 Nieuwe normen Met betrekking tot de te hanteren geurnormen voor de intensieve veehouderij worden de volgende normen, overeenkomstig normenset 2, vastgesteld: 0,5 ou E /m 3 voor de maximale (voorgrond)geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten / woningen in de woonkernen Cuijk, Sint Agatha, Linden, Katwijk, Beers, Haps en Vianen; 5 ou E /m 3 voor de maximale (voorgrond)geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten / woningen in de kernrandzones, het accentgebied wonen, het overgangsgebied, het recreatiegebied; 7 ou E /m 3 voor de maximale (voorgrond)geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten / woningen op de bedrijventerreinen, industrieterrein Haven, industrieterrein Laarakker fase 2 en het cumulatiegebied; 14 ou E /m 3 voor de maximale (voorgrond)geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten op het industrieterrein Laarakker fase 1; 10 ou E /m 3 voor de maximale (voorgrond)geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten / woningen in het buitengebied Motivatie van de normen De ambitie die als richtlijn voor de beoordeling van de resultaten van de geurberekeningen voor de ontwikkelscenario s is aangehouden, bestaat uit drie onderdelen: 1. een standstill van geurhinder; 2. een verbetering van de geursituatie in gebieden waar sprake is van een overbelaste situatie; 3. de veehouderijbedrijven niet onnodig belemmeren. Daarnaast zijn nog de volgende wensen en aandachtspunten aangegeven: een uitgebreide differentiatie van geurnormen per gebied; het aspect gezondheid moet worden meegenomen in het afwegingsproces; er moet aandacht zijn voor andere geurbronnen dan de geur afkomstig van stallen; een hoge bescherming tegen geur in het buitengebied, het gebied rond Vianen en in recreatiegebieden. De normenset als geheel zorgt ervoor dat overal tenminste een standstill van de geurhinder wordt bereikt (ambitie 1). In de gebieden waar sprake is van een hoge geurbelasting (Beers, rondom Vianen en Haps) zijn de normen zo gekozen dat wordt gestuurd op een verbetering in de toekomst (ambitie 2). Of deze verbetering ook plaats zal vinden, is niet zeker. Dit is afhankelijk van of bedrijven zich zullen ontwikkelen (reductie van de geur door de 50% regeling) en of bedrijven gaan stoppen (geen direct gevolg van de gekozen normen). Het is mogelijk dat bedrijven niet meer verder ontwikkelen. Er zal dan geen toename of afname worden verkregen in de geurbelasting. De nieuwe normen hebben dan geen effect. Het effect op de uitbreidingsruimte van de veehouderijbedrijven is substantieel te noemen. De 26 bedrijven die nog fysieke ruimte hebben om uit te breiden zullen eerder maatregelen Kenmerk:

60 moeten treffen om deze ruimte te kunnen benutten. Bij 18 bedrijven is bij uitbreiding het treffen van maatregelen aan de bestaande stallen meteen noodzakelijk. Bij de overige 8 bedrijven is nog enige vrije ontwikkelruimte beschikbaar. Om het standstill te bereiken worden bedrijven op grote afstand tot aan de kernen in hun uitbreidingsmogelijkheden beperkt. De bedrijven kunnen altijd uitbreiden door het treffen van maatregelen, zoals luchtwassers, aan de bestaande stallen. Op basis van kengetallen is aangetoond dat met maatregelen nog een positief saldo kan worden bereikt, afhankelijk van het voersaldo van een bedrijf. Voor sommige bedrijven zal een verhoging van het voersaldo nodig zijn om de uitbreiding inclusief maatregelen economisch haalbaar te laten zijn. Het uiteindelijke saldo van een bedrijf zal bij normenset 2 lager kunnen liggen dan normenset 1, omdat minder dieren kunnen worden gehouden of extra investering in de luchtwasser benodigd is. Er zijn twee bedrijven waarbij het niet mogelijk is om uit te breiden omdat de bestaande stallen al zijn voorzien van een combiwasser (de maatregel met de hoogste geurreductie). Het ene bedrijf bevindt zich in het extensiveringsgebied waardoor uitbreiding niet meer te verwachten is en de uitbreidingsruimte van het andere bedrijf is bij huidige normen gelijk aan die bij normenset 2. Normenset 2 heeft, afgezien van het benodigde voersaldo, niet tot gevolg dat de bedrijven niet meer kunnen uitbreiden terwijl ze dit wel zouden kunnen binnen het bouwvlak. Net zoals bij normenset 1 het geval is, wordt met normenset 2 en het proces om daartoe te komen voldaan aan de overige wensen en ambities die zijn geformuleerd op basis van de signalen uit de gemeenteraad en klankbordgroep, voor zover dat deze aspecten met dit geurbeleid kunnen worden geregeld. Navolgend is nader ingezoomd op de geurnormen per gebied. Per gebied is aangegeven waarom voor een bepaalde norm is gekozen. Deze beoordeling is uitgevoerd op basis van de gewenste geurkwaliteit in een gebied. In verband met de onzekerheden in de modellering, de geurverspreiding en de ervaring van geurhinder wordt in alle gebieden gestreefd naar een optimaal+ geursituatie. Zo wordt de minste kans op geurhinder bereikt. Voor de streefwaarden van de geurbelasting is aangesloten bij twee ijkpunten. Voor woongebieden bedraagt de grens voor het percentage geurgehinderden 12% en voor het buitengebied 20%. De streefwaarden zijn gebaseerd op het karakter van het gebied, de Nederlandse emissie Richtlijn voor geur bij industriële bedrijven en de beoordeling van de milieukwaliteit van het RIVM. Woongebieden In de woongebieden bedraagt den norm 0,5 ou. De effecten hierop kunnen ook merkbaar zijn in de kernrandzones, het accentgebied wonen rondom Vianen, het cumulatiegebied en het verwevingsgebied. Ten opzichte van een norm van 1,0 ou in de kernen kan een verbetering optreden van de geursituatie bij 446 geurgevoelige objecten. Daar tegen over staat een verlaging van de uitbreidingsruimte van de bedrijven. Voor 18 van de 26 bedrijven is uitbreiding mogelijk door maatregelen te treffen aan de bestaande stallen. Dit zijn 8 bedrijven meer dan bij normenset 2. Voor de overige 8 bedrijven is nog vrije uitbreidingsruimte beschikbaar. Kenmerk:

61 In de kern Haps bedraagt de norm 0,5 ou, omdat bij deze norm pas een standstill in de geurbelasting wordt bereikt in de kern van Haps. Ten opzichte van een norm van 1,0 ou in de kern kan een verbetering van de geursituatie optreden bij 325 geurgevoelige adressen. Het aantal bedrijven dat geen vrije ontwikkelruimte meer heeft bij een norm van 0,5 ou ten opzichte van een norm van 1,0 ou bedraagt 5. In Beers bedraagt de norm 0,5 ou. Bij een geurnorm van 1,0 ou is sprake van een standstill. In verband met het hoge aantal geurgevoelige objecten dat zich niet in een optimaal+ geursituatie bevindt in de referentiesituatie (425 adressen), is sturing op een verbetering gewenst. Bij een norm van 0,5 ou kan het aantal personen dat geurhinder ondervindt, afnemen met 116 ten opzichte van 96 bij een norm van 1,0 ou. Bij een norm van 0,5 ou hebben twee extra bedrijven geen vrije ontwikkelruimte meer dan bij een norm van 1,0 ou. In Vianen bedraagt de norm 0,5 ou. De geurnorm van 0,5 ou in de kern Vianen is niet nodig om een standstill te bereiken in de kern zelf. Dit wordt al bereikt bij een norm van 1,0 ou. Wel wordt door de kern van Vianen op 0,5 ou te zetten een standstill bereikt in het accentgebied wonen rondom Vianen. Bij een geurnorm van 1,0 ou wordt dit niet bereikt. In de kern van Vianen heeft de verlaging wel een verbetering in de kern tot gevolg. In de referentiesituatie bedraagt het aantal geurgevoelige objecten die zich niet in een optimaal+ situatie bevinden 322 in de kern Vianen. Bij een norm van 1,0 ou bedraagt dit aantal 16 en bij een norm van 0,5 ou bevinden alle geurgevoelige objecten zich in een optimaal+ geursituatie. Het aantal bedrijven dat geen vrije ontwikkelruimte heeft bedraagt 1 ten opzichte van een norm van 1,0 ou in de kern. Het is voor de kernen Cuijk, Sint Agatha, Katwijk en Linden niet noodzakelijk om de kernen op 0,5 ou te zetten. Met de geurnorm worden geen veehouderijen belemmerd. Voor de eenduidigheid en mogelijke ontwikkelingen in de toekomst zijn deze kernen op 0,5 ou gezet. Kernrandzones, accentgebied wonen, recreatiegebieden en overgangsgebied Voor deze gebieden bedraagt de geurnorm 5 ou. In de huidige situatie was de geurnorm voor deze gebieden al 5 ou. Met deze geurnorm wordt in combinatie met de geurnormen in de overige gebieden zorg gedragen voor het standstill van de geursituatie. De geurgevoelige objecten in deze gebieden worden bij de gekozen normenset voldoende beschermd tegen onacceptabele geurhinder. Het percentage geurgehinderden bedraagt 12% bij een voorgrondnorm van 5 ou. Dit komt overeen met de maximale waarde die in woongebieden wenselijk is. Omdat in de gebieden de nadruk op de functie wonen ligt, wordt met deze norm hier goed bij aangesloten. Verwevingsgebied Voor het verwevingsgebied bedraagt de norm 10 ou. Deze waarde heeft als doel om te sturen op de achtergrondbelasting, maar wordt ook beschouwd als minimale kwaliteit voor objecten in het buitengebied. In het buitengebied zijn zowel burgerwoningen als veehouderijen aanwezig. De burgerwoningen moeten beschermd worden tegen geurhinder, maar doordat agrarische bedrijven al sinds jaren in het buitengebied zijn gelegen, is er een bepaalde acceptatie van geur ontstaan afkomstig van deze bedrijven. De onderbouwing van de geurnorm van 10 ou is ontleend aan het percentage gehinderden dat nog als acceptabel wordt beschouwd, gebaseerd op PRA-onderzoek en de milieukwaliteitscriteria van het RIVM. Kenmerk:

62 Bedrijventerreinen en industrieterreinen Voor de bedrijventerreinen en de industrieterreinen bedraagt de norm 7 ou, behalve voor fase 1 van het industrieterrein Laarakker waar een norm van 14 ou is aangehouden. In de huidige situatie variëren de normen voor bedrijventerreinen en industrieterreinen, te weten 3, 5 en 14 ou. Een eenduidige geurnorm voor vergelijkbare functies is gewenst. De kwaliteit van de gebieden is gebaseerd op het percentage gehinderden. Voor gebieden met het accent op wonen wordt een maximaal aantal percentage gehinderden van 12% nog aanvaardbaar geacht. Voor het buitengebied is een percentage van 20% nog aanvaardbaar. De gewenste bescherming op de bedrijven- en industrieterreinen zit daar tussen in. Een geurnorm van 7 ou komt overeen met een percentage gehinderden van 16%. Dit is de gemiddelde waarde voor de kernen (12%) en het verwevingsgebied (20%). Voor fase 1 van het industrieterrein Laarakker is een norm van 14 ou opgenomen. Als hier ook een norm van 7 ou wordt opgenomen, is op een groot deel van het industrieterrein het oprichten van een geurgevoelig object (een bedrijfsgebouw is ook een geurgevoelig object) niet meer mogelijk. Dit is ongewenst. Omdat op het industrieterrein zware industrie wordt gevestigd, wordt de norm van 14 ou aanvaardbaar geacht, zoals ook is vastgesteld in het bestemmingsplan. Dit is de grenswaarde die in de Wet geurhinder en veehouderij voor objecten buiten de kom is opgenomen en komt overeen met de waarde uit het huidige beleid. Cumulatiegebied Het cumulatiegebied heeft als doel om sturing te geven aan de bijdrage van de agrarische sector aan de gecumuleerde geurbelasting met industrie. De geurgevoelige objecten in dit gebied ondervinden een geurbelasting vanwege de veehouderijen en de bestaande en toekomstige industriële bedrijven in de omgeving. Bij een geurnorm van 7 ou worden de geurgevoelige objecten in het gebied voor wat betreft de geur van de veehouderijen meer beschermd dan objecten in de rest van het verwevingsgebied. Daarbij heeft het gebied met een norm van 7 ou een (beperkt) effect op de mogelijke toekomstige geurbelasting in de kern van Haps. Omdat dit gebied meer het karakter heeft van het buitengebied is niet gekozen om een norm van 5 ou aan te houden zoals in de kernrandzones Nieuwe normen en de concept Verordening ruimte 2014 Zoals in hoofdstuk 2.2 is aangegeven, is de provincie Noord-Brabant bezig met een aanpassing van de Verordening ruimte. In de concept Verordening ruimte 2014 zijn geurnormen opgenomen voor (clusters) van woningen. Het percentage gehinderden mag niet meer bedragen dan 12% in de kernen en 20% in het buitengebied. Voor een concentratiegebied (zoals de gemeente Cuijk) komt dit overeen met een geurnorm voor de voorgrond van 5 ou in de kernen en 10 ou in het buitengebied. De norm voor de achtergrondbelasting bedraagt dan 10 ou in de kernen en 20 ou in het buitengebied. In de kernen is gekozen voor een voorgrondnorm van 0,5 ou. Deze norm is lager dan de norm die de provincie voor kernen aanhoudt. Voor de kernrandzones, accentgebied wonen, overgangsgebied, recreatiegebieden bedraagt de geurnorm 5 ou, voor (bijna alle) industrieterrein 7 ou en in het buitengebied 10 ou. In deze gebieden is de norm ook lager of Kenmerk:

63 gelijk aan die van de provincie. Alleen op het industrieterrein Laarakker is een geurnorm van 14 ou gekozen. Omdat hier niet sprake is van woningen maar van bedrijfspanden geldt de norm van 10 ou niet voor dit gebied. De normen die in de concept Verordening ruimte 2014 zijn opgenomen, zijn wat voorgrondnormen betreft niet strenger dan de nieuwe vast te stellen normen van de gemeente Cuijk. Een verlaging van de normen door provinciaal beleid is daarom niet te verwachten. De normen voor de achtergrondbelasting komen voor de gemeente Cuijk overeen met de grens tussen een aanvaardbare en niet aanvaardbare geursituatie in de kernen en in het buitengebied. In de overige gebieden is de geursituatie niet aanvaardbaar met een norm van 20%. De gemeente streeft dus naar lagere geurnormen dan de provincie. Een verlaging van de geurnormen door provinciaal beleid is daarom niet te verwachten. 8.3 Aanvullende aanbevelingen Industriële geurhinder Bij de totstandkoming van het agrarisch geurbeleid is inzichtelijk geworden dat cumulatie van geur van industriële bedrijven in de gemeente Cuijk een rol speelt: er is sprake van cumulatie van geur door industriële bedrijven én cumulatie van geur van industriële bedrijven met agrarische bedrijven. Aangezien ook voor de agrarische bedrijven geurbeleid wordt ontwikkeld, wordt het met het oog hierop thans wenselijk geacht om ook voor de industriële bedrijven te onderzoeken of een sturingsinstrument kan worden ontwikkeld, waarmee een zo goed mogelijk woon- en leefklimaat kan worden behaald. Aan het college is op 7 mei 2013 geadviseerd een geurgebiedsvisie voor industriële bedrijven op te stellen. Dit is dan vervolgens reden om een onderzoek naar de mogelijkheden op te starten. In het onderzoek zouden de volgende onderzoeksvragen opgenomen kunnen worden: Is het überhaupt mogelijk om een geurbeleid voor industrie in onze gemeente op te stellen?; zo ja: hoe ziet dit beleid dan eruit en wat zijn dan daarin de te stellen normen? Opgemerkt wordt dat de keuze voor het opstellen van een gebiedsvisie voor industriële geur, evenals nu bij de agrarische bedrijven, beperkingen kan opleveren voor de industriële bedrijven Handhaving Het succes van het terugdringen van geurhinder ligt niet alleen in het opstellen van een geurbeleid. Een belangrijke rol is ook weggelegd voor de handhaving. De gemeente voert een regulier handhavingsprogramma uit, waarin bedrijven regelmatig worden bezocht. Daarnaast wordt in de toekomst verplicht gesteld dat de werking van de luchtwassers elektronisch wordt gemonitord. Luchtwassers worden toegepast in de intensieve veehouderij om de emissie van ammoniak, geur en fijn stof te reduceren. Voor de leefomgeving is het van belang dat deze luchtwassers dan ook werken. Bij elektronisch monitoring wordt op afstand de werking van de luchtwassers bewaakt. Storingen worden op deze wijze snel gesignaleerd en kunnen worden verholpen. Zowel de inrichtinghouder als Kenmerk:

64 het bevoegd gezag heeft toegang tot deze monitoring. Dit vereist ook een actieve houding en aanpak van de gemeente. Mochten zich klachten voordoen dan kunnen deze bij de gemeente worden gemeld. In de bijlagen van de geurgebiedsvisie en op de website van de gemeente zal duidelijker worden aangegeven hoe het handhavingsprogramma in grote lijnen er uit ziet en hoe de klachtenprocedure in zijn werk gaat. Hiermee worden burgers, veehouders, bestuurders en raadsleden geïnformeerd over waar ze terecht kunnen met hun klachten en hoe de klacht zal worden opgepakt. Vanuit de klankbordgroep is namelijk om meer aandacht gevraagd voor het aspect handhaving. De gemeente kan daarop nog aanvullend beleid gaan voeren ten aanzien van de handhaving. Naast het advies om een duidelijkere toelichting op het handhavingsprogramma en de klachtenprocedure op de website te zetten, wordt geadviseerd om aanvullend beleid te gaan ontwikkelen op het gebied van handhaving Aanpak knelpunten Het geurbeleid dat binnen de kaders van de Wet geurhinder en veehouderij wordt vastgesteld, voorziet in beperkte mate in de oplossing van knelpunten. Bedrijven worden pas bij uitbreiding gedwongen om maatregelen aan de bestaande stallen te treffen. Daarnaast zal de reductie niet altijd het knelpunt in zijn geheel weg te nemen. Ter aanvulling wordt daarom geadviseerd om te onderzoeken welke knelpunten er binnen de gemeente Cuijk zijn en of een aanpak geschikt is voor het wegnemen hiervan. Mogelijk zijn provinciale gelden hiervoor beschikbaar. Benadrukt wordt dat het effect met name lokaal zal zijn. Het effect op de cumulatie kan beperkt blijven. Daarnaast zal de doorlooptijd voordat een knelpunt weg zal zijn, lang zijn als de procedures zorgvuldig worden doorlopen. Bij de aanpak van knelpunten kan de sector ook een rol spelen door een proactieve opstelling in te nemen. De sector kan zelf besluiten maatregelen te treffen die met weinig middelen kunnen worden genomen, zoals het verhogen van het uittredepunt of het verplaatsen van een emissiepunt Monitoring van de geursituatie De geursituatie in de gemeente Cuijk wordt uiterlijk twee jaar na vaststelling van de nieuwe verordening gemonitord. Hierbij wordt de geurbelasting berekend in de gehele gemeente, waarbij een actualisatie van de vergunningen wordt uitgevoerd. Kenmerk:

65 9. GEURVERORDENING De raad van de gemeente Cuijk gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 november 2013; gelet op artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij; gezien de aanvullende aanbevelingen opgenomen in de gebiedsvisie; gezien het advies van de commissie Ruimte van 25 november 2013; gezien de nota van inspraak besluit De Geurgebiedsvisie 2013 inclusief Geurverordening 2013 vast te stellen. Aldus besloten door de raad van de gemeente Cuijk in zijn openbare vergadering van 16 december 2013, De raad voornoemd, R.M. van der Weegen griffier mr. W.A.G. Hillenaar voorzitter Kenmerk:

66 Artikel 1: Begripsbepaling In deze verordening wordt verstaan onder: Veehouderij: inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren. Wet: de Wet geurhinder en veehouderij. Geurbelasting de waarde ter plaatse van de gevel van het gevoelige object, berekend met V-Stacks 3, uitgedrukt in Europese odour units per tijdseenheid. Geurgevoelig object: zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij. Odour units (ou E /m 3. P98): geurconcentratie als aantallen Europese odour units in een volume-eenheid lucht (ou E /m 3 ), gemeten volgens de NEN-EN 13725:2003 Luchtbepaling van de geurconcentratie door dynamische olfactometrie. In deze verordening wordt voor de geurbelasting uitgegaan van het gebruikelijke 98-percentiel geurconcentratie. Dat betekent dat de met een verspreidingsmodel berekende geurconcentratie gedurende 98 procent van de tijdseenheid niet wordt overschreden. Artikel 2: Aanwijzing gebieden 1 Als gebied als bedoeld in artikel 6 lid 1, van de Wet wordt aangewezen het volgende gebied: het gehele grondgebied van de gemeente Cuijk. 2 Als gebied als bedoeld in artikel 6 lid 3, van de Wet wordt aangewezen het volgende gebied: het gehele grondgebied van de gemeente Cuijk. 3 Het gebied als bedoeld in de leden 1 en 2 wordt aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte Gebiedsvisie en bijbehorende gewaarmerkte kaart (Gebiedsindeling bij de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Cuijk). Voor de gebiedsindeling zoals onderscheiden in de artikelen 3 en 4 van deze verordening wordt verwezen naar de in het derde lid genoemde Geurgebiedsvisie 2013 (ontwerp). 3 Voor het berekenen van de geursituatie wordt gebruik gemaakt van het verspreidingsmodel V-Stacks gebied. V-Stacks gebied is een geavanceerd computerprogramma voor het berekenen van de verspreiding van geur rond meerdere veehouderijen in een gebied. Het programma is gemaakt door Kema in opdracht van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). In de ministeriële regeling behorende bij de Wet geurhinder en veehouderij is het gebruik van V-Stacks gebied niet verplicht gesteld. Niettemin wordt sterk aangeraden wel van dit model gebruik te maken. Kenmerk:

67 Artikel 3: Andere waarden voor de geurbelasting In afwijking van artikel 3, lid 1 van de Wet bedraagt de maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object in het gebied als genoemd in artikel 2 lid 1 van deze verordening: A. Woonkern 0,5 odour units. B. Kernrandzone 5 odour units. C. Accentgebied wonen 5 odour units. D. Overgangsgebied 5 odour units. E. Recreatiegebied 5 odour units. F. Bedrijventerrein 7 odour units. G. Industrieterrein Haven 7 odour units. H. Industrieterrein Laarakker fase 1 14 odour units. I. Industrieterrein Laarakker fase 2 7 odour units. J. Cumulatiegebied 7 odour units. K. Buitengebied 10 odour units. Artikel 4: Andere waarden voor de afstanden 1. In afwijking van artikel 3, tweede lid of artikel 4 van de Wgv, bedraagt de afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object dat onderdeel heeft uitgemaakt van een veehouderij: a. Binnen de bebouwde kom (de gebieden A en F) ten minste 50 meter; b. Buiten de bebouwde kom (de overige gebieden) ten minste 25 meter. 2. In afwijking van artikel 4, eerste lid van de Wgv, bedraagt de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object: a. Binnen de bebouwde kom (de gebieden A en F) ten minste 50 meter; b. Buiten de bebouwde kom (de overige gebieden) ten minste 25 meter; tot aan een maximum van 300 stuks rundvee, naast eventueel bijbehorend jongvee. Artikel 5: Overgangsrecht Indien een aanvraag om een milieuvergunning of een aanvraag om een Omgevingsvergunning voor de activiteit Inrichting is ingediend voor het aanhoudingsbesluit van 22 oktober 2013, blijft de geldende geurnorm op het moment van indienen van de aanvraag van toepassing. Artikel 6: Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Cuijk Artikel 7: Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van de publicatiedatum. Kenmerk:

68 Kenmerk:

GEBIEDVISIE GEMEENTE REUSEL-DE MIERDEN 2013 TEN BEHOEVE VAN DE VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ

GEBIEDVISIE GEMEENTE REUSEL-DE MIERDEN 2013 TEN BEHOEVE VAN DE VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEBIEDVISIE GEMEENTE REUSEL-DE MIERDEN 2013 TEN BEHOEVE VAN DE VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ 12 november 2013-2 - GEBIEDVISIE GEMEENTE REUSEL-DE MIERDEN 2013 TEN BEHOEVE VAN DE VERORDENING GEURHINDER

Nadere informatie

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Ontwerp. Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Ontwerp. Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten Veehouderij en geur Ontwerp geurgebiedsvisie en geurverordening 2016 Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten Asten Historie: reconstructie, afwaartse beweging ammoniakreductie prioriteit

Nadere informatie

Ontwerp geurgebiedsvisie 2016 Gemeente Uden

Ontwerp geurgebiedsvisie 2016 Gemeente Uden Ontwerp geurgebiedsvisie 2016 Gemeente Uden Opdrachtgever : Gemeente Uden Project : Ontwerp geurgebiedsvisie 2015 gemeente Uden Projectnummer : 75090059 Status : Concept Datum : 10 november 2015 Auteur

Nadere informatie

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden Veehouderij en geur geurgebiedsvisie en geurverordening 2015 Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden Geursituatie 2015 Overbelaste locaties Heusden Ommel Concentratie Intensieve veehouderij ten zuiden van

Nadere informatie

Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Gemeenteraad Raadsvergadering van 9-2-2017. Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Samenvatting: Uw raad heeft in 2008 een geurgebiedsvisie en geurverordening

Nadere informatie

De Geurverordening veehouderij Boxtel 2008 in te trekken en de Geurverordening veehouderij Boxtel 2014 vast te stellen.

De Geurverordening veehouderij Boxtel 2008 in te trekken en de Geurverordening veehouderij Boxtel 2014 vast te stellen. Datum: 13-05-14 Onderwerp Evaluatie geurverordening veehouderij Boxtel Status Besluitvormend Voorstel De Geurverordening veehouderij Boxtel 2008 in te trekken en de Geurverordening veehouderij Boxtel 2014

Nadere informatie

Raadsvergadering d.d. : 30 maart 2017 Agendanr.: : Bouwen, wonen en milieu

Raadsvergadering d.d. : 30 maart 2017 Agendanr.: : Bouwen, wonen en milieu Raadsvergadering d.d. : 30 maart 2017 Agendanr.: Afdeling : Beleid en Ontwikkeling Portefeuillehouder : Wethouder S.C.A. Luijten Wethouder M.M. Kuijken Onderwerp : vaststellen Verordening geurhinder en

Nadere informatie

Ontwerp Geurgebiedsvisie 2016 gemeente Sint-Michielsgestel

Ontwerp Geurgebiedsvisie 2016 gemeente Sint-Michielsgestel Ontwerp Geurgebiedsvisie 2016 gemeente Sint-Michielsgestel Onderbouwing van geurnormen uit de Ontwerp Verordening geurhinder en veehouderij en de Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen SHE 28 juni 2016

Nadere informatie

Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Gemeenteraad Raadsvergadering van 9-2-2017. Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Samenvatting: Uw raad heeft in 2008 een geurgebiedsvisie en geurverordening

Nadere informatie

Ontwerp geurverordening en-geurgebiedsvisie gemeente Uden

Ontwerp geurverordening en-geurgebiedsvisie gemeente Uden GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Uden. Nr. 125 22 december 215 Ontwerp geurverordening en-geurgebiedsvisie gemeente Uden Gemeenteblad, College van gemeente Uden, 22 december 215 nr. 215-12 De

Nadere informatie

Actualisatie gemeentelijke geurverordening gemeente Sint Anthonis. Informatieve bijeenkomst gemeenteraad maandag 14 september 2015

Actualisatie gemeentelijke geurverordening gemeente Sint Anthonis. Informatieve bijeenkomst gemeenteraad maandag 14 september 2015 Actualisatie gemeentelijke geurverordening gemeente Sint Anthonis Informatieve bijeenkomst gemeenteraad maandag 14 september 2015 Rode draad van deze toelichting In dit overleg focus op actualisatie gemeentelijke

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Status: Besluitvormend. Agendapunt: 13. Datum: 12 augustus 2014. Decosnummer: 226. E. m.borkent@dalfsen.nl T.

Raadsvoorstel. Status: Besluitvormend. Agendapunt: 13. Datum: 12 augustus 2014. Decosnummer: 226. E. m.borkent@dalfsen.nl T. Raadsvoorstel Status: Besluitvormend Agendapunt: 13 Onderwerp: Geurverordening Datum: 12 augustus 2014 Portefeuillehouder: dhr. N.L. Agricola Decosnummer: 226 Informant: Marco Borkent E. m.borkent@dalfsen.nl

Nadere informatie

EVALUATIE GEURBELEID Gemeente Boxtel

EVALUATIE GEURBELEID Gemeente Boxtel EVALUATIE GEURBELEID 2013 Gemeente Boxtel 0 0 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding... 1 2. Situatie... 3 3. Uitgangspunten van de berekeningen... 4 3.1 Rekenmodel... 4 3.2 Onderzoeksgebied... 4 3.3 Bronnen en geurgevoelige

Nadere informatie

Omgekeerde werking en leefklimaat

Omgekeerde werking en leefklimaat Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde werking en leefklimaat voor het realiseren van voor geurgevoelige objecten in het plangebied IJsseldelta-zuid, gemeente Kampen Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde

Nadere informatie

september 2009 Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray september 2009

september 2009 Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray september 2009 september 2009 Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray september 2009 1 Gemeente Venray Postbus 500 5800 AM Venray Samengesteld door Projectgroep Wet geurhinder en veehouderij

Nadere informatie

De Marke III te Hengevelde

De Marke III te Hengevelde Onderzoek geurhinder veehouderijbedrijven De Marke III te Hengevelde Gemeente Hof van Twente Datum: 26 november 2013 Projectnummer: 120218 Auteur: Projectleider: Project: SAB Postbus 479 Projectnummer:

Nadere informatie

Rode draad van deze toelichting

Rode draad van deze toelichting Rode draad van deze toelichting Achtergronden van de wetgeving Gemeentelijke geurnormen Aanhoudingsbesluit en actualisatie gemeentelijke geurverordening Ontwikkelingen regelgeving Achtergronden van de

Nadere informatie

Voorgrondnormen verordening 2011

Voorgrondnormen verordening 2011 Gemeenteblad nr. 215. B, 7 mei 2015 BIJLAGEN BIJ GEURGEBIEDSVISIE Bijlage 1 Voorgrondnormen verordening 2011 ARCADIS 1 ARCADIS 2 Bijlage 2 Geurbelasting vertaald in kans op hinder, achtergrondbelasting

Nadere informatie

Omgekeerde werking en leefklimaat

Omgekeerde werking en leefklimaat Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde werking en leefklimaat ontwikkeling Paasdijkweg te Poortvliet Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde werking en leefklimaat ontwikkeling Paasdijkweg te Poortvliet

Nadere informatie

Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij voor de gemeente Dongeradeel

Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij voor de gemeente Dongeradeel Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij voor de gemeente Dongeradeel Nota van toelichting ten aanzien van de verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder

Nadere informatie

Geurgebiedsvisie 2014 Gemeente Landerd

Geurgebiedsvisie 2014 Gemeente Landerd Geurgebiedsvisie 2014 Gemeente Landerd PARDO P&A 's- Hertogenbosch, 18 december 2014 Ons kenmerk: 74000949 opdrachtgever : Gemeente Landerd Project : Geurgebiedsvisie 2014 gemeente Landerd Projectnummer

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL. Datum: 1 maart 2016 Nummer: Onderwerp: Voorstel inzake Gebiedsvisie en Geurverordening

RAADSVOORSTEL. Datum: 1 maart 2016 Nummer: Onderwerp: Voorstel inzake Gebiedsvisie en Geurverordening RAADSVOORSTEL Datum: 1 maart 2016 Nummer: Onderwerp: Voorstel inzake Gebiedsvisie en Geurverordening Voorgesteld raadsbesluit: 1. Het verslag van de inspraakreacties op de Gebiedsvisie ten behoeve van

Nadere informatie

Raadsvoorstel Reg. nr : 0810436 Ag nr. : 10 Datum :09-09-08

Raadsvoorstel Reg. nr : 0810436 Ag nr. : 10 Datum :09-09-08 Ag nr. : 10 Datum :09-09-08 Onderwerp Ontwerp verordening geurhinder en veehouderij Status Besluitvormend. Samenvatting De nieuwe Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) die op 1 januari 2007 in werking is

Nadere informatie

EVALUATIE GEURGEBIEDSVISIE GEMEENTE SOMEREN 2017

EVALUATIE GEURGEBIEDSVISIE GEMEENTE SOMEREN 2017 NORMEN ACHTERGRONDGEURBELASTING EN BESTEMMEN BURGERWONINGEN 6 juni 2017 NORMEN ACHTERGRONDGEURBELASTING EN BESTEMMEN BURGERWONINGEN gemeente Someren Fred Stouthart, Anita Michiels, Marij Aben en Frank

Nadere informatie

Omgekeerde werking en leefklimaat

Omgekeerde werking en leefklimaat Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde werking en leefklimaat voor het plangebied Gelderakkers gemeente Hilvarenbeek - actualisatie februari 2013 2 Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde werking en

Nadere informatie

Victorialaan 1 b-g 5213 JG s-hertogenbosch Gildekamp SP Cuijk Postbus AB Cuijk

Victorialaan 1 b-g 5213 JG s-hertogenbosch Gildekamp SP Cuijk Postbus AB Cuijk Victorialaan 1 b-g 5213 JG s-hertogenbosch Gildekamp 8 5431 SP Cuijk Postbus 88 5430 AB Cuijk 0485-338300 info@odbn.nl www.odbn.nl Datum 22 maart 2016 Aan Gemeente Haaren, de heer Van Nuland Van De heer

Nadere informatie

Tabel 1: Dosis-effectrelatie voor- en achtergrondbelasting, hinderpercentage en leefklimaat Voorgrondbelasting (ou E /m 3 )

Tabel 1: Dosis-effectrelatie voor- en achtergrondbelasting, hinderpercentage en leefklimaat Voorgrondbelasting (ou E /m 3 ) 3.4 Aanvaardbaar geurhinderniveau De gemeente Leudal heeft op 6 september 2011 een geurverordening vastgesteld. Op grond van deze geurverordening zijn onderstaande geurnormen vastgesteld: Kern Baexem inclusief

Nadere informatie

Wet geurhinder en veehouderij. Gebiedsvisie. ten behoeve van de. verordening geurhinder en veehouderij. voor de gemeente Barneveld

Wet geurhinder en veehouderij. Gebiedsvisie. ten behoeve van de. verordening geurhinder en veehouderij. voor de gemeente Barneveld Wet geurhinder en veehouderij Gebiedsvisie ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Barneveld Rapport en aanbevelingen naar aanleiding van een onderzoek passende normen

Nadere informatie

ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE OOSTERHOUT 2016

ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE OOSTERHOUT 2016 ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE OOSTERHOUT 206 Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. PM Gelet op artikel 6, derde lid, en artikel 8 van de Wet geurhinder en veehouderij,

Nadere informatie

RAPPORT GEUR ONDERZOEK GEUR EN GEURONDERBOUWING

RAPPORT GEUR ONDERZOEK GEUR EN GEURONDERBOUWING RAPPORT GEUR ONDERZOEK GEUR EN GEURONDERBOUWING Plangebied Schoolstraat-Oost te Gameren Gemeente Zaltbommel Opdrachtgever: Contactpersoon: Arcadis Nederland BV mevrouw E. Timmermans-Boele Documentnummer:

Nadere informatie

Gezien het voorstel het college d.d. 15 november 2016 nummer BW2016/621. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Gezien het voorstel het college d.d. 15 november 2016 nummer BW2016/621. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Leudal. Nr. 25817 17 februari 2017 Verordening geurhinder en veehouderij 2017 De gemeenteraad van gemeente Leudal Gezien het voorstel het college d.d. 15 november

Nadere informatie

GEURONDERZOEK BEDRIJVENTERREIN VOEDERHEIL ZEELAND. In verband met wijziging verordening geurhinder en veehouderij gemeente Landerd

GEURONDERZOEK BEDRIJVENTERREIN VOEDERHEIL ZEELAND. In verband met wijziging verordening geurhinder en veehouderij gemeente Landerd GEURONDERZOEK BEDRIJVENTERREIN VOEDERHEIL ZEELAND In verband met wijziging verordening geurhinder en veehouderij gemeente Landerd Colofon opdrachtgever : Gemeente Landerd project : Geuronderzoek bedrijventerrein

Nadere informatie

ONTWIKKELING PASTOOR JURGENSSTRAAT 21, ESBEEK, GEMEENTE HILVARENBEEK

ONTWIKKELING PASTOOR JURGENSSTRAAT 21, ESBEEK, GEMEENTE HILVARENBEEK ONTWIKKELING PASTOOR JURGENSSTRAAT 21, ESBEEK, GEMEENTE HILVARENBEEK BEOORDELING OMGEKEERDE WERKING WET GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ 30 oktober 2013-2 - ONTWIKKELING PASTOOR JURGENSSTRAAT 21, ESBEEK, GEMEENTE

Nadere informatie

Bijlage I: Achtergronden bij de Wet geurhinder en veehouderij

Bijlage I: Achtergronden bij de Wet geurhinder en veehouderij Bijlage I: Achtergronden bij de Wet geurhinder en veehouderij Deze bijlage 1 beschrijft de: - systematiek van de Wet geurhinder en veehouderij en het opstellen van een geurgebiedsvisie, inclusief het beoordelen

Nadere informatie

i. 18 bedrijven met 50% regeling; ii. 16 bedrijven zonder 50% regeling; c. bij normenset 2: 26 bedrijven:

i. 18 bedrijven met 50% regeling; ii. 16 bedrijven zonder 50% regeling; c. bij normenset 2: 26 bedrijven: Gevolgen voor de bedrijven Hieronder zijn de bevindingen van de resultaten weergegeven ten aanzien van de gevolgen voor de bedrijven. 1. De totale geuremissie in de gemeente Cuijk bedraagt: a. in de referentiesituatie

Nadere informatie

Geuronderzoek omgekeerde werking bij woningbouw. Moleneind 25, Loon op Zand

Geuronderzoek omgekeerde werking bij woningbouw. Moleneind 25, Loon op Zand Geuronderzoek omgekeerde werking bij woningbouw Moleneind 25, Loon op Zand Van Dun Advies BV Dorpsstraat 54 5113 TE Ulicoten T: 013-519 9458 F: 013-519 9727 E: info@vandunadvies.nl www.vandunadvies.nl

Nadere informatie

ONTWERP GEBIEDSVISIE EN ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ

ONTWERP GEBIEDSVISIE EN ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ ONTWERP GEBIEDSVISIE EN ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ ONTWERP GEBIEDSVISIE EN ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ In opdracht van Opgesteld door Auteur gemeente Asten Fred Stouthart

Nadere informatie

GEURGEBIEDSVISIE DEURNE

GEURGEBIEDSVISIE DEURNE GEURGEBIEDSVISIE DEURNE GEMEENTE DEURNE 9 april 2015 078384407:A - Definitief C05011.201406.0100 Inhoud Samenvatting... 3 1 Inleiding... 23 1.1 Aanleiding... 23 1.2 Leeswijzer... 24 2 Geurhinder door

Nadere informatie

Versie : 1.0 Datum : 6 oktober Onderzoek milieuaspecten milieuzonering en geur voor woningsplitsing Harreveldseweg 3 in Harreveld

Versie : 1.0 Datum : 6 oktober Onderzoek milieuaspecten milieuzonering en geur voor woningsplitsing Harreveldseweg 3 in Harreveld Versie : 1.0 Datum : 6 oktober 2016 Onderzoek milieuaspecten milieuzonering en geur voor woningsplitsing Harreveldseweg 3 in Harreveld Colofon Opdrachtgever Contactpersoon Gemeente Oost Gelre Nardo Rondeel

Nadere informatie

EVALUATIE EN GEBIEDSVISIE GEUR EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE BLADEL

EVALUATIE EN GEBIEDSVISIE GEUR EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE BLADEL EVALUATIE EN GEBIEDSVISIE GEUR EN VEEHOUDERIJ 2017- GEMEENTE BLADEL EFFECTEN VAN ANDERE GEURNORMEN -2- EVALUATIE EN GEBIEDSVISIE GEUR EN VEEHOUDERIJ 2017- GEMEENTE BLADEL EFFECTEN VAN ANDERE GEURNORMEN

Nadere informatie

Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat

Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat Kenmerk: BELEIDSREGEL OMGEKEERDE WERKING: WOON- EN LEEFKLIMAAT. Aanleiding. Er zijn meerdere redenen aanwezig om een beleidsregel omgekeerde werking

Nadere informatie

GEBIEDSVISIE VERKLEINEN VASTE AFSTANDEN 2016 GEMEENTE HELMOND

GEBIEDSVISIE VERKLEINEN VASTE AFSTANDEN 2016 GEMEENTE HELMOND GEBIEDSVISIE VERKLEINEN VASTE AFSTANDEN 2016 GEMEENTE HELMOND 20 SEPTEMBER 2016-2 - GEBIEDSVISIE VERKLEINEN VASTE AFSTANDEN GEMEENTE HELMOND In opdracht van Gemeente Helmond Opgesteld door Auteur Anita

Nadere informatie

Wet van 5 oktober 2006, houdende regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij)

Wet van 5 oktober 2006, houdende regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij) (Tekst geldend op: 10-02-2013) Wet van 5 oktober 2006, houdende regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

MEMO aan. : Ton Smits, Gemeente Asten van. : Fred Stouthart, Omgevingsdienst Zuidoost Brabant datum : 4 november 2013 afschrift : --

MEMO aan. : Ton Smits, Gemeente Asten van. : Fred Stouthart, Omgevingsdienst Zuidoost Brabant datum : 4 november 2013 afschrift : -- MEMO aan : Ton Smits, Gemeente Asten van : Fred Stouthart, Omgevingsdienst Zuidoost Brabant datum : 4 november 2013 afschrift : -- onderwerp : Evaluatie geursituatie gemeente Asten 2013 Deze memo gaat

Nadere informatie

Gebiedsvisie ten behoeve van verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Renswoude

Gebiedsvisie ten behoeve van verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Renswoude Gebiedsvisie ten behoeve van verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Renswoude 1 Gebiedsvisie ten behoeve van verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Renswoude In opdracht

Nadere informatie

Gemeente Boxmeer. Nummer:. de Raad van de gemeente Boxmeer. Boxmeer, 14 april 2015

Gemeente Boxmeer. Nummer:. de Raad van de gemeente Boxmeer. Boxmeer, 14 april 2015 Gemeente Boxmeer Onderwerp: Voorstel tot instemming met de ontwerp-geurgebiedsvisie gemeente Boxmeer 2015 en de ontwerp-verordening geurhinder en veehouderij Boxmeer 2015. Nummer:. AAN de Raad van de gemeente

Nadere informatie

NOTITIE GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ MFC LANGESTRAAT 36 TE HEEREWAARDEN GEMEENTE MAASDRIEL

NOTITIE GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ MFC LANGESTRAAT 36 TE HEEREWAARDEN GEMEENTE MAASDRIEL NOTITIE GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ MFC LANGESTRAAT 36 TE HEEREWAARDEN GEMEENTE MAASDRIEL Notitie geurhinder en veehouderij MFC Langestraat 36 te Heerewaarden in de gemeente Maasdriel Opdrachtgever Gemeente

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL (via commissie) BIJ ZAAKNUMMER: AST/2016/010201

RAADSVOORSTEL (via commissie) BIJ ZAAKNUMMER: AST/2016/010201 RAADSVOORSTEL (via commissie) BIJ ZAAKNUMMER: AST/2016/010201 COMMISSIE Ruimte op 14 juni 2016 AGENDANUMMER: 4 Onderwerp: Bijlage(n): Vergadering van: Agendanummer: p.h.: Geurverordening en gebiedsvisie

Nadere informatie

GEBIEDSVISIE EN VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ

GEBIEDSVISIE EN VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEBIEDSVISIE EN VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE ASTEN, VASTGESTELD OP 5 JULI 2016 GEMEENTE ASTEN, VASTGESTELD OP 5 JULI 2016 gemeente Asten Fred Stouthart en Frank Lathouwers Omgevingsdienst

Nadere informatie

Onderzoek geur Veehouderijen. Schoolstraat ong. te Wijbosch

Onderzoek geur Veehouderijen. Schoolstraat ong. te Wijbosch Onderzoek geur Veehouderijen Schoolstraat ong. te Wijbosch te Wijbosch pagina 1 INHOUD pagina 1 INLEIDING 2 2 WETTELIJK KADER 3 3 ONDERZOEKSLOCATIE 5 3.1 Planlocatie 5 4 ONDERZOEK GEUR VEEHOUDERIJEN 6

Nadere informatie

Geuronderzoek Recreatieve poort, helofytenenfilter en recreatiepark

Geuronderzoek Recreatieve poort, helofytenenfilter en recreatiepark Geuronderzoek Recreatieve poort, helofytenenfilter en recreatiepark Geuronderzoek conform de Wet geurhinder en veehouderij Definitief Bako Projecten, Lantinga en Overwater en Waterschap de Dommel Grontmij

Nadere informatie

Onderzoek Geur en fijnstof PlanMER Langedijk D E F I N I T I E F

Onderzoek Geur en fijnstof PlanMER Langedijk D E F I N I T I E F Onderzoek Geur en fijnstof PlanMER Langedijk D E F I N I T I E F Onderzoek Geur en fijnstof PlanMER Langedijk D E F I N I T I EF 15 augustus 2017 Projectnummer 122.00.01.20.11.13 Inhoudsopgave 1 Geur 3

Nadere informatie

Onderwerp: Geurgebiedsvisie gemeente Lopik en Verordening geurhinder en veehouderij 2008

Onderwerp: Geurgebiedsvisie gemeente Lopik en Verordening geurhinder en veehouderij 2008 GEMEENTE LOPIK Raadsvergadering d.d. 21 april 2009 Nr. : 12 Aan de raad van de gemeente Lopik. Onderwerp: Geurgebiedsvisie gemeente Lopik en Verordening geurhinder en veehouderij 2008 Behandelend ambtenaar:

Nadere informatie

(ONTWERP)GEBIEDSVISIE BIJ DE (ONTWERP)VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ 2015

(ONTWERP)GEBIEDSVISIE BIJ DE (ONTWERP)VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ 2015 (ONTWERP)GEBIEDSVISIE BIJ DE (ONTWERP)VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ 2015 GEMEENTE EERSEL 25 februari 2015-2 - (ONTWERP)GEBIEDSVISIE BIJ DE (ONTWERP)VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ 2015 GEMEENTE

Nadere informatie

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD Onderwerp: Derde gedeeltelijke intrekking Aanhoudingsbesluit Wet geurhinder en veehouderij Registratienummer: 00543740 Op voorstel B&W d.d.: 7 juli 2015 Datum vergadering:

Nadere informatie

GEBIEDSVISIE GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ BERGEIJK ONDERZOEK NAAR GEURHINDER

GEBIEDSVISIE GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ BERGEIJK ONDERZOEK NAAR GEURHINDER GEBIEDSVISIE GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ BERGEIJK ONDERZOEK NAAR GEURHINDER -2- 7 februari 2017-3 - GEBIEDSVISIE GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ BERGEIJK ONDERZOEK NAAR GEURHINDER In opdracht van Gemeente Bergeijk

Nadere informatie

Quick Scan Wet geurhinder en veehouderij

Quick Scan Wet geurhinder en veehouderij Quick Scan Wet geurhinder en veehouderij Bouwplanlocaties Eindseweg Utrechtse Heuvelrug, Overberg Milieudienst Zuidoost-Utrecht Juli 2009 UHR01011/ 3392 opgesteld door beoordeeld door FVe EGr akkoord INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Geurgebiedsvisie plangebied. Seinenweg 2 en omgeving te Markelo

Geurgebiedsvisie plangebied. Seinenweg 2 en omgeving te Markelo Geurgebiedsvisie plangebied Seinenweg 2 en omgeving te Markelo Opgesteld door R. Hazenkamp (team Openbare Ruimte), J. Overbeek en M. Nieboer (team Ruimtelijk Domein) en L. Masséus (team VTH) Versie: 11

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 531 Wet van 5 oktober 2006, houdende regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij)

Nadere informatie

Inhoud. 2. Gebiedsvisie en Verordening (gemeentelijk geurbeleid)... 8 2.1. Geurgebiedsvisie... 8 2.2. De geurverordening... 13

Inhoud. 2. Gebiedsvisie en Verordening (gemeentelijk geurbeleid)... 8 2.1. Geurgebiedsvisie... 8 2.2. De geurverordening... 13 Deze bijlage 1 bevat de volgende aanvullende informatie: - Wet geurhinder en veehouderij; - Gebiedsvisie inclusief beoordelen woon- en leefklimaat; - Verordening; - Aanhoudingsbesluit en procedures. 1

Nadere informatie

Notitie Lokaal geurbeleid Landelijk gebied Abcoude

Notitie Lokaal geurbeleid Landelijk gebied Abcoude CVDR Officiële uitgave van De Ronde Venen. Nr. CVDR53108_1 20 februari 2018 Notitie Lokaal geurbeleid Landelijk gebied Abcoude Hoofdstuk 1. Inleiding Het buitengebied van de gemeente Abcoude vormt een

Nadere informatie

Concept Nota bij de verordening geurhinder en veehouderij

Concept Nota bij de verordening geurhinder en veehouderij Concept Nota bij de verordening geurhinder en veehouderij 1. Algemeen De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. De Wgv vervangt de drie stankrichtlijnen en de Wet

Nadere informatie

Met deze brief willen de GGD en in Noord-Brabant u informeren over nieuwe inzichten in het dossier geurhinder van veehouderijen.

Met deze brief willen de GGD en in Noord-Brabant u informeren over nieuwe inzichten in het dossier geurhinder van veehouderijen. Aan de wethouders Volksgezondheid en wethouders Milieu van de gemeenten in Noord-Brabant Kenmerk: UIT-15033471 Z-14016606 Datum: 10 maart 2015 Behandeld door: L. Geelen E-mail: l.geelen@ggd-bureaugmv.nl

Nadere informatie

Achterstraat 13a en 15, Randwijk

Achterstraat 13a en 15, Randwijk Onderzoek agrarische geurhinder Achterstraat 13a en 15, Randwijk De Milieuadviseur Datum: 18 mei 2017 Projectnummer: 17034 Samenvatting Op de locatie Achterstraat 13a-15 te Randwijk wordt voormalige agrarische

Nadere informatie

GEURBELASTING VEEHOUDERIJEN OP LOCATIE HET MEER IJSSELMUIDEN

GEURBELASTING VEEHOUDERIJEN OP LOCATIE HET MEER IJSSELMUIDEN GEURBELASTING VEEHOUDERIJEN OP LOCATIE HET MEER IJSSELMUIDEN Onderzoek omgekeerde werking in het kader van de Wgv Rapportnummer: BL2016.7913.01-V01 GEURBELASTING VEEHOUDERIJEN OP LOCATIE HET MEER IJSSELMUIDEN

Nadere informatie

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2014/2

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2014/2 1 Voorstel aan de raad Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg 1 8331 XE Steenwijk Steenwijk, 14-1-2014 Nummer voorstel: 2014/2 Voor raadsvergadering d.d.: 11-03-2014 Agendapunt: 6 Onderwerp:

Nadere informatie

Bijlagen: 1. Ingediende zienswijze; 2. Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oosterhout, inclusief toelichting.

Bijlagen: 1. Ingediende zienswijze; 2. Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oosterhout, inclusief toelichting. *BI.0140127* NOTA VOOR DE RAAD Datum: 13 september 2016 Nummer raadsnota: BI.0140127 Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij Portefeuillehouder: Willemsen Bijlagen: 1. Ingediende zienswijze; 2.

Nadere informatie

'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, tweede herziening'

'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, tweede herziening' 'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, tweede herziening' Kenmerk: BELEIDSREGEL OMGEKEERDE WERKING: WOON- EN LEEFKLIMAAT, TWEEDE HERZIENING Aanleiding. Op 22 april 2014 heeft de gemeenteraad

Nadere informatie

Ministerie van Infrastructuur en Milieu T.a.v. mevrouw S. Dijksma, staatssecretaris. Postbus 20901, 2500 EX Den Haag. Geachte mevrouw Dijksma,

Ministerie van Infrastructuur en Milieu T.a.v. mevrouw S. Dijksma, staatssecretaris. Postbus 20901, 2500 EX Den Haag. Geachte mevrouw Dijksma, Ministerie van Infrastructuur en Milieu T.a.v. mevrouw S. Dijksma, staatssecretaris Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Geachte mevrouw Dijksma, Met veel genoegen bied ik u de resultaten aan van de bestuurlijke

Nadere informatie

Notitie. : Geuronderzoek bedrijventerrein Laarberg

Notitie. : Geuronderzoek bedrijventerrein Laarberg Notitie HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. PLANNING & STRATEGY Aan : M. Daalwijk (gemeente Berkelland) Van : M. Verstappen en R. van der Waall (Royal HaskoningDHV) Datum : 31 oktober 2013 Kopie : F. Baarslag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 29 383 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu 28 973 Toekomst veehouderij Nr. 295 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Nadere informatie

ADVIESMEMO. Plangebied Nuland Oost/Pelgrimsche Hoeve

ADVIESMEMO. Plangebied Nuland Oost/Pelgrimsche Hoeve ADVIESMEMO Nuland Oost/Pelgrimsche Hoeve Bestemd voor : Gemeente s-hertogenbosch, de heer B. Coppens Afkomstig van : mevrouw L. van Beek Datum : 31 mei 2016 Inleiding U heeft ons verzocht voor het plangebied

Nadere informatie

Betreft : Quickscan geur ontwikkelingslocaties 01 t/m 05, 10 t/m 12, 18,23 en 32

Betreft : Quickscan geur ontwikkelingslocaties 01 t/m 05, 10 t/m 12, 18,23 en 32 Hoevestein 20b Postbus 4156 4900 CD Oosterhout tel.: 0162-456481 fax.: 0162-435588 email: info@ageladviseurs.nl internet: www.ageladviseurs.nl Memo Datum : 8 maart 2011 Bestemd voor : Gemeente Landerd

Nadere informatie

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016 Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016 Zomerstaete Holding B.V. De heer L. Flier Provincialeweg 7d 3271 LW Mijnsheerenland Inleiding In gevallen dat een besluit of plan betrekking heeft op activiteiten

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Rijnstraat 8 2515 XP Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456 0000

Nadere informatie

KNELPUNTENANALYSE ABCOUDE ONDERBOUWING VERORDENING ogv WET GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ

KNELPUNTENANALYSE ABCOUDE ONDERBOUWING VERORDENING ogv WET GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ KNELPUNTENANALYSE ABCOUDE ONDERBOUWING VERORDENING ogv WET GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ Opdrachtgever: Contactpersoon: Milieudienst Noord-West Utrecht de heer J. Pronk Documentnummer: 20090416/C01/RK Datum:

Nadere informatie

Wet geurhinder en veehouderij. Gebiedsvisie. ten behoeve van de. verordening geurhinder en veehouderij. voor de gemeente Meerlo-Wanssum

Wet geurhinder en veehouderij. Gebiedsvisie. ten behoeve van de. verordening geurhinder en veehouderij. voor de gemeente Meerlo-Wanssum Wet geurhinder en veehouderij Gebiedsvisie ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Meerlo-Wanssum Rapport en aanbevelingen naar aanleiding van een onderzoek passende normen

Nadere informatie

EVALUATIE GEUR EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE BLADEL

EVALUATIE GEUR EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE BLADEL EVALUATIE GEUR EN VEEHOUDERIJ 2016 - GEMEENTE BLADEL -2- gemeente Bladel Fred Stouthart en Frank Lathouwers Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant Postbus 8035 5601 KA Eindhoven Fred Stouthart 18 oktober 2016

Nadere informatie

Bijlage Handhaving: behandeling van klachten. Klachten binnen kantoortijden Klachten buiten kantoortijden Aandachtsbedrijven Aandachtspunten

Bijlage Handhaving: behandeling van klachten. Klachten binnen kantoortijden Klachten buiten kantoortijden Aandachtsbedrijven Aandachtspunten Bijlage Handhaving: behandeling van klachten. * Deze informatie is gebaseerd op de Raadsinformatiebrief, Beantwoording schriftelijke vragen d.d. 31 augustus 2012. Klachten binnen kantoortijden Wanneer

Nadere informatie

Een agrarische kinderopvang in Maasdriel

Een agrarische kinderopvang in Maasdriel Een agrarische kinderopvang in Maasdriel Prof. mr. D.W. Bruil Instituut voor Agrarisch Recht Wageningen december 2010 1 Probleemstelling Een agrarisch bedrijf in Maasdriel wenst een buitenschoolse opvang

Nadere informatie

Geuronderzoek Urlingsestraat 11A Oeffelt

Geuronderzoek Urlingsestraat 11A Oeffelt Geuronderzoek Urlingsestraat 11A Oeffelt Opdrachtgever: H.G.J. Haerkens Urlingsestraat 11A 5441 XJ Oeffelt datum: 12 oktober 2010 opgesteld door: A.B. Verhage Specialist ROMB ZLTO Advies Inhoudsopgave

Nadere informatie

Geurgebiedsvisie plangebied Suetersweg 19, 19a en 19b te Bentelo

Geurgebiedsvisie plangebied Suetersweg 19, 19a en 19b te Bentelo Geurgebiedsvisie plangebied Suetersweg 19, 19a en 19b te Bentelo Opgesteld door R. Hazenkamp (afdeling Openbare Ruimte) en L. Masséus (afdeling Publiekzaken) Versie: 19 januari 2016 Status: definitief

Nadere informatie

LOG Montfort - Maria Hoop

LOG Montfort - Maria Hoop LOG Montfort - Maria Hoop Notitie Milieuruimte Definitief Gemeenten Roerdalen en Echt-Susteren Grontmij Nederland B.V. Eindhoven, 8 januari 2014 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 1.1 Aanleiding... 4 1.2

Nadere informatie

Berekening geuremissie contouren Boonkweg 21

Berekening geuremissie contouren Boonkweg 21 Berekening geuremissie contouren Boonkweg 21 GEMEENTE HAAKSBERGEN ZWOLLE, 28 AUGUSTUS 2008 MILCURA OVERHEIDSADVISERING B.V. HAAKSBE003VR BEREKENING GEUREMISSIE CONTOUREN BOONKWEG 21 datum 28 AUGUSTUS 2008

Nadere informatie

toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Zoönosen aandachts punt voor GGD Streefwaarden 10 ou woonkernen

Nadere informatie

APPENDIX BIJ DE GEURGEBIEDVISIE GEMEENTE BOXMEER

APPENDIX BIJ DE GEURGEBIEDVISIE GEMEENTE BOXMEER APPENDIX BIJ DE GEURGEBIEDVISIE GEMEENTE BOXMEER RMB-rapport 74000423 2 APPENDIX BIJ DE GEURGEBIEDVISIE GEMEENTE BOXMEER Gebiedsgericht geurbeleid in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij Colofon

Nadere informatie

GEMEENTE HEERDE RAADSVERGADERING 10 DECEMBER 2007 Commissie Ruimte 12 november 2007

GEMEENTE HEERDE RAADSVERGADERING 10 DECEMBER 2007 Commissie Ruimte 12 november 2007 GEMEENTE HEERDE RAADSVERGADERING 10 DECEMBER 2007 Commissie Ruimte 12 november 2007 Afdeling: Ruimte/H.R. van t Einde/0578-699447 Portefeuille: J.C. Lieske Agendapunt: 13 Onderwerp: Vaststellen Verordening

Nadere informatie

Aanvulling op de Gebiedsvisie. geurhinder en veehouderij gemeente Venray. Aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Aanvulling op de Gebiedsvisie. geurhinder en veehouderij gemeente Venray. Aanvaardbaar woon- en leefklimaat Aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray Aanvaardbaar woon- en leefklimaat 16 juni 2011 1 Samenvatting Op 15 februari 2011 heeft het college besloten een traject te starten

Nadere informatie

Geuronderzoek voorgrondbelasting Achterdijk 10 Hedel

Geuronderzoek voorgrondbelasting Achterdijk 10 Hedel Geuronderzoek voorgrondbelasting Achterdijk 10 Hedel September 2014 In opdracht van: Uitgevoerd door: Kinderopvang "De Vrijbuiter" ZLTO Advies Familie van Goch ir. A.C.H.M. Commissaris Achterdijk 10 Adviseur

Nadere informatie

Berekening in verband met ruimtelijke ontwikkelingen op de locatie Achterweg 70 en 74 in Herwijnen (gemeente Lingewaal).

Berekening in verband met ruimtelijke ontwikkelingen op de locatie Achterweg 70 en 74 in Herwijnen (gemeente Lingewaal). Berekening V-Stacks Gebied Toepassen Wet geurhinder en veehouderij Berekening in verband met ruimtelijke ontwikkelingen op de locatie Achterweg 70 en 74 in Herwijnen (gemeente Lingewaal). Rapportnummer

Nadere informatie

Ontwikkeling bestaande voorgrond normen. Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping. Buitengebied

Ontwikkeling bestaande voorgrond normen. Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping. Buitengebied GEURGEBIEDSVISIE SINT ANTHONIS 2016 Verschillen in aantal woningen per klasse zijn zo samenvattend aangeduid via een indexcijfer, afgeleid van de kans op hinder stel 10%) in relatie tot het aantal woningen

Nadere informatie

Evaluatie gebiedsvisie

Evaluatie gebiedsvisie Wet geurhinder en veehouderij Evaluatie gebiedsvisie ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Deurne Rapport en aanbevelingen naar aanleiding van een onderzoek naar passende

Nadere informatie

Complexe milieusituatie, met name op het gebied van geur en geluid

Complexe milieusituatie, met name op het gebied van geur en geluid Toelichting Complexe milieusituatie, met name op het gebied van geur en geluid De aanwezige industrie in Eerbeek zorgt voor emissie van geur en geluid nabij woongebieden. Voor geur is met name de papierindustrie

Nadere informatie

Geurgebiedsvisie Oirschot Ten behoeve van de gemeentelijke verordening geurhinder en veehouderij

Geurgebiedsvisie Oirschot Ten behoeve van de gemeentelijke verordening geurhinder en veehouderij Ten behoeve van de gemeentelijke verordening geurhinder en veehouderij Ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij Ten behoeve van de gemeentelijke verordening geurhinder en veehouderij In

Nadere informatie

BEOORDELING WOON- EN LEEFKLIMAAT a.g.v. bouwblokwijzing Crooijmansweg 10 in Overloon

BEOORDELING WOON- EN LEEFKLIMAAT a.g.v. bouwblokwijzing Crooijmansweg 10 in Overloon BEOORDELING WOON- EN LEEFKLIMAAT a.g.v. bouwblokwijzing Crooijmansweg 10 in Overloon Colofon opdrachtgever : Gemeente Boxmeer locaties : Crooijmansweg 10, Overloon rapportnummer : 74000908 status : Definitief

Nadere informatie

Aan de voorzitter en leden van Provinciale Staten van Limburg

Aan de voorzitter en leden van Provinciale Staten van Limburg Aan de voorzitter en leden van Provinciale Staten van Limburg Cluster RMT Behandeld E.H.J. Roos Ons kenmerk 2016/69221 Telefoon +31 43 389 88 04 Uw kenmerk - Maastricht 13 september 2016 Bijlage(n) 1 Verzonden

Nadere informatie

Versie : 1.0 Datum : 24 oktober Onderzoek milieuzonering en geur ontwikkeling locatie Vordenseweg 7 in Ruurlo

Versie : 1.0 Datum : 24 oktober Onderzoek milieuzonering en geur ontwikkeling locatie Vordenseweg 7 in Ruurlo Versie : 1.0 Datum : 24 oktober 2016 Onderzoek milieuzonering en geur ontwikkeling locatie Vordenseweg 7 in Ruurlo Colofon Opdrachtgever Contactpersoon Gemeente Berkelland Coen Nieuwenhuis Rapportnummer

Nadere informatie

Binnen een straal van 1000 meter rondom het plangebied schijfsebaan 4a zijn 9 stuks veehouderijen gelegen, te weten aan de:

Binnen een straal van 1000 meter rondom het plangebied schijfsebaan 4a zijn 9 stuks veehouderijen gelegen, te weten aan de: 1. Inleiding Binnen een straal van 1000 meter rondom het plangebied schijfsebaan 4a zijn 9 stuks veehouderijen gelegen, te weten aan de: -Scherpenbergsebaan 12 Schijf -Scherpenbergsebaan 14 Schijf -Scherpenbergsebaan

Nadere informatie

Notitie geurhinder en veehouderij, landelijk gebied Stichtse Vecht Conceptversie ter vaststelling in B&W, d.d. 1 oktober 2013

Notitie geurhinder en veehouderij, landelijk gebied Stichtse Vecht Conceptversie ter vaststelling in B&W, d.d. 1 oktober 2013 Notitie geurhinder en veehouderij, landelijk gebied Stichtse Vecht Conceptversie ter vaststelling in B&W, d.d. 1 oktober 2013 1. Inleiding Het buitengebied van de gemeente Stichtse Vecht vormt een belangrijk

Nadere informatie

RAPPORT. Geurrapport woonuitbreiding Muldersweg Gevolgen ontwikkelingsruimte bedrijven en milieukwaliteit leefomgeving 4 december 2014

RAPPORT. Geurrapport woonuitbreiding Muldersweg Gevolgen ontwikkelingsruimte bedrijven en milieukwaliteit leefomgeving 4 december 2014 RAPPORT 4 december 2014 Niets uit dit stuk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming

Nadere informatie