ACP-EU JOINT PARLIAMENTARY ASSEMBLY. Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel ONTWERPVERSLAG

Transcriptie

1 ACP-EU JOINT PARLIAMENTARY ASSEMBLY ASSEMBLEE PARLEMENTAIRE PARITAIRE ACP-UE Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel ONTWERPVERSLAG over de verbetering van de effectiviteit van hulp en ontwikkeling in de EU- ACS-samenwerking Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel Corapporteurs: Sebastian C. Kopulande (Zambia) Neoklis Sylikiotis (Europees Parlement) DEEL A : ONTWERPRESOLUTIE DR\ docx AP v01-00

2 DR_Assemblies INHOUD Blz. PROCEDUREVERLOOP...3 ONTWERPRESOLUTIE...4 TOELICHTING (afzonderlijk gepubliceerd) AP v /10 DR\ docx

3 PROCEDUREVERLOOP Tijdens de vergadering in Windhoek (Namibië) op 12 juni 2016 gaf het bureau van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU de Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel toestemming om krachtens artikel 2, lid 8, van het reglement van orde een verslag op te stellen over verbetering van de effectiviteit van hulp en ontwikkeling in de EU- ACS-samenwerking. Tijdens de vergadering van 13 en 14 oktober 2016 heeft de Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel Sebastian C. Kopulande (Zambia) en Neoklis Sylikiotis (Europees Parlement) aangeduid als corapporteurs. De Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel behandelde het ontwerpverslag tijdens haar vergaderingen van 23 en 24 maart 2017 in Brussel en van 17 juni 2017 in Malta. Tijdens de laatste vergadering hechtte zij haar goedkeuring aan bijgaande ontwerpresolutie. Bij de stemming waren aanwezig:... De resolutie werd ter goedkeuring ingediend op 21 juni DR\ docx 3/10 AP v01-00

4 ONTWERPRESOLUTIE over de verbetering van de effectiviteit van hulp en ontwikkeling in de EU-ACSsamenwerking De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, bijeen in St. Julian s (Malta) van 19 tot 21 juni 2017, gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (hierna "de Overeenkomst van Cotonou" genoemd) 1, en de herzieningen hiervan van 2005 en , gezien de Verklaring van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU over het vierde forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp in Busan, aangenomen in mei 2011 in Boedapest, gezien de resolutie van 22 mei 2008 over het vervolg op de Verklaring van Parijs van 2005 over de doeltreffendheid van de hulp 3, gezien de resolutie van 5 juli 2011 over de toekomst van EU-begrotingssteun aan ontwikkelingslanden 4, gezien de resolutie van 25 oktober 2011 over het vierde forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp 5, gezien de resolutie van 11 december 2013 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende EU-donorcoördinatie met betrekking tot ontwikkelingshulp 6, gezien de resolutie van 19 mei 2015 over financiële middelen voor ontwikkeling 7, gezien de resolutie van 14 april 2016 over de particuliere sector en ontwikkeling 8, gezien de resolutie van 12 mei 2016 over de follow-up en stand van zaken van de Agenda 2030 en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling 9, 1 PB L 317 van , blz PB L 287 van , blz PB C 279 E van , blz PB C 33 E van , blz PB C 131 E van , blz PB C 468 van , blz PB C 353 van , blz Aangenomen teksten, P8_TA(2016) Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0224. AP v /10 DR\ docx

5 gezien de resolutie van 7 juni 2016 over het verslag 2015 van de EU over de coherentie van het ontwikkelingsbeleid 1, gezien de resolutie van 22 november 2016 over het vergroten van de doeltreffendheid van ontwikkelingssamenwerking 2, gezien de resolutie van 14 februari 2017 over de herziening van de Europese consensus over ontwikkeling 3, gezien de VN-top inzake duurzame ontwikkeling en het op 25 september 2015 door de Algemene Vergadering van de VN goedgekeurde slotdocument getiteld "Transforming our world: the 2030 Agenda for Sustainable Development", en in het bijzonder doelstelling 17 van de daarin vastgelegde doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG's), waarin VN-lidstaten ertoe worden verplicht de middelen te verhogen om de agenda ten uitvoer te leggen en het mondiale partnerschap voor duurzame ontwikkeling nieuw elan te geven 4, gezien de "Addis Abeba Actieagenda", het slotdocument dat is aangenomen op de Derde Internationale Conferentie over Financiering voor Ontwikkeling (Addis Abeba, Ethiopië, juli 2015) en dat is goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de VN in haar resolutie van 69/313 van 27 juli , gezien de Verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, die is aangenomen op het tweede forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp in 2005, de "Accra Agenda voor Actie" die is aangenomen op het derde forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp in 2008 in Accra (Ghana) 6, en het resultaat van het vierde forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp in Busan (Republiek van Korea) in december 2011 waar het mondiaal partnerschap voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking (GPEDC) werd opgericht 7, gezien de Verklaring van Dili van 10 april 2010, die betrekking heeft op vredesopbouw en staatsopbouw 8, en gezien de "Nieuwe Aanpak voor de inzet in fragiele staten" die op 30 november 2011 is gelanceerd op het vierde forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp 9, 1 Aangenomen teksten, P8_TA(2016) Aangenomen teksten, P8_TA(2016) Aangenomen teksten, P8_TA(2017) df00e9ef73/the_new_deal.pdf DR\ docx 5/10 AP v01-00

6 gezien de tweede bijeenkomst op hoog niveau van het mondiaal partnerschap voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking (GPEDC), die van 28 november t/m 1 december 2016 heeft plaatsgevonden in Nairobi 1, gezien het voortgangsverslag 2014 van de OESO/UNDP, "Making Development Cooperation More Effective" 2, gezien het standpunt van de groep van ACS-staten betreffende de Derde Internationale Conferentie over Financiering voor Ontwikkeling (Addis Abeba, Ethiopië, juli 2015) 3, gezien artikel 208 van het VWEU, waarin bepaald wordt dat terugdringing en uitbanning van armoede het hoofddoel is van het EU-ontwikkelingsbeleid en dat de Unie en de lidstaten de verplichtingen nakomen die zij in het kader van de Verenigde Naties en andere internationale organisaties zijn aangegaan en rekening houden met de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking in beleid dat waarschijnlijk gevolgen heeft voor ontwikkelingslanden, gezien de Europese consensus over ontwikkeling van en het voorstel inzake een nieuwe Europese consensus over ontwikkeling 5, gezien de gedragscode van de Europese Unie inzake complementariteit en taakverdeling in het ontwikkelingsbeleid van 15 mei , gezien het Operationeel kader inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp 7, dat gebaseerd is op de conclusies van de Raad van 17 november 2009 over "Een operationeel kader inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp", de conclusies van de Raad van 14 juni 2010 over "De taakverdeling tussen meerdere landen" en de conclusies van de Raad van 9 december 2010 over "Transparantie en wederzijdse verantwoordingsplicht", gezien de conclusies van de Raad van 26 mei 2015 over een nieuw wereldwijd partnerschap voor de uitbanning van armoede en voor duurzame ontwikkeling na , gezien de conclusies van de Raad van 12 mei 2016 over het opvoeren van gezamenlijke programmering 9, gezien de conclusies van de Raad van 12 mei 2016 over het jaarverslag 2016 aan de Europese Raad over de EU-doelstellingen inzake ontwikkelingshulp 1, ion%20ffd3.pdf 4 PB C 46 van , blz COM(2016) Document van de Raad 18239/ AP v /10 DR\ docx

7 gezien het werkdocument van de Commissie van 23 juni 2015, "Verslag van 2015 over de verantwoordingsplicht van de EU inzake ontwikkelingsfinanciering Overzicht van de vooruitgang die geboekt is door de EU en haar lidstaten" (SWD(2015)0128), gezien het document "Gedeelde visie, gemeenschappelijke actie: Een sterker Europa Een mondiale strategie van de Europese Unie voor buitenlands en veiligheidsbeleid", dat door de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) is gepresenteerd in juni , gezien het verslag van de Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel (ACS-EU/xxxxxx), A. overwegende dat de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp helpt de levenskwaliteit te verbeteren, armoede te bestrijden en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling te verwezenlijken; B. overwegende dat armoedebestrijding een van de belangrijkste doelstellingen van de partnerschapsovereenkomst van Cotonou is en dat het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) het belangrijkste financiële instrument van de EU voor ontwikkelings- en humanitaire acties is; C. overwegende dat het merendeel van de ACS-landen nog altijd tot de laaginkomenslanden (Low Income Countries, LIC's) behoort ondanks meer dan vijftig jaar samenwerking; D. overwegende dat de staten die officiële ontwikkelingshulp (ODA) verstrekken, slechts 0,46 % van hun bni aan ontwikkeling hebben toegewezen, waardoor meer dan 2 biljoen USD niet ter beschikking werd gesteld van ontwikkelingslanden; E. overwegende dat in het verslag van 2016 van het mondiale partnerschap voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking (GPEDC) wordt opgemerkt dat de vooruitgang bij de uitvoering van toezeggingen inzake de eigen verantwoordelijkheid van landen de laatste jaren is afgevlakt; F. overwegende dat slechts de helft van de ontwikkelingssamenwerking wordt gekanaliseerd via de eigen systemen voor financieel beheer en aanbestedingen van de landen; G. overwegende dat de impact van de hulp niet naar verwachting is, voornamelijk omdat donoren doorgaans niet in staat zijn geweest een goede benadering te vinden voor de stimulansstructuur met betrekking tot hulp waar lokale en nationale autoriteiten mee te maken hebben; H. overwegende dat met hulp gefinancierde projecten en programma's vaak worden opgezet en ontworpen op grond van prioriteiten van donoren of vroegere modellen, waarbij weinig aandacht wordt besteed aan de lokale behoeften en prioriteiten of aan de Document van de Raad 10715/16. DR\ docx 7/10 AP v01-00

8 context; I. overwegende dat er vaak een gebrek aan ontwikkelingsgerichtheid bestaat in de begunstigde landen; J. overwegende dat door de directe financiering van overheidsuitgaven de hulp een dienst kan bewijzen aan de zittende regeringen en hun verantwoordingsplicht kan verminderen, omdat zij minder afhankelijk worden van door burgers betaalde belastingen; K. overwegende dat ontwikkelingshulp via een groot aantal ongecoördineerde projecten en programma's wordt gekanaliseerd en zo de capaciteit van de landen om een samenhangend beleid te formuleren verzwakt; L. overwegende dat, hoewel aan het begin van de eeuw duidelijk vooruitgang werd geboekt bij het verlagen van de schuldenlast van ontwikkelingslanden, de schulden momenteel opnieuw oplopen; M. overwegende dat de langdurige aanwezigheid van een ontwikkelingspartner, steun op programmabasis en stelselmatige betrokkenheid bij en dialoog met de nationale regering wederzijds vertrouwen en begrip kweken; N. overwegende dat naast ontwikkelingshulp en -samenwerking ook andere instrumenten van ontwikkelingsbeleid nodig zijn om armoede effectief uit te bannen en de SDG's te bevorderen; 1. betreurt het dat talrijke lidstaten van de Unie de doelstelling om 0,7 % van hun bruto nationaal inkomen (bni) aan ontwikkelingshulp te besteden, niet hebben verwezenlijkt en dat sommige het voor ontwikkelingshulp bestemde percentage hebben verlaagd; vraagt de EU-lidstaten het streefdoel om 0,7 % van hun bni aan ontwikkelingshulp te besteden, te eerbiedigen en een duidelijk stappenplan op te stellen over hoe zij dit doel willen bereiken; 2. dringt er bij donoren op aan de noodzakelijke financiële, technische en politieke middelen toe te wijzen aan de verwezenlijking van de SDG's tegen 2030; 3. vraagt donorlanden onmiddellijk maatregelen te treffen om de verbintenissen van de Verklaring van Parijs en het partnerschap van Busan na te komen; benadrukt dat onafhankelijkheid en zelfvoorziening het voornaamste doel van deze samenwerking zouden moeten zijn voor de landen die ontwikkelingshulp ontvangen; 4. benadrukt dat de zelfbeschikking van de bevolking van de ACS-landen en de soevereiniteit van hun landen moeten worden gewaarborgd; benadrukt in het bijzonder dat EU-steun niet mag worden verbonden aan door de donoren gekozen prioriteiten, behalve eerbiediging van de mensenrechten en democratie, en zeker niet aan controle over migratie- en vluchtelingenstromen; betreurt derhalve dat de EU aanstuurt op "migratieakkoorden" en poogt grenzen te externaliseren; 5. waarschuwt tegen de verwatering van ODA-criteria met als oogmerk andere kosten te AP v /10 DR\ docx

9 dekken dan de directe kosten van het bevorderen van duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden; 6. wijst erop dat onafhankelijke voedsel- en watervoorziening een belangrijke prioriteit moet zijn, alsook de ontwikkeling van de gezondheidszorg en het onderwijs als overheidsdiensten, met inbegrip van universele dekking van de gezondheidszorg; 7. herhaalt dat het recht van de ACS-landen op voedselsoevereiniteit moet worden gewaarborgd, wat inhoudt dat de boeren het recht moeten hebben om voedsel te produceren voor hun volk en dat er een einde wordt gemaakt aan landroof en dat de landbouwers toegang krijgen tot grond, zaai- en pootgoed en water; 8. vraagt alle ontwikkelingspartners, waaronder de EU, de modaliteiten en procedures voor ontwikkelingssamenwerking te herzien; 9. vraagt de donoren de lokale behoeften en situaties zorgvuldiger te beoordelen om zoveel mogelijk voordeel te halen uit de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp; vraagt de begunstigden in dit verband tijdig nauwkeurige informatie te verstrekken; 10. dringt er bij de donoren en begunstigden op aan samen te werken voor een betere coördinatie van hulpprogramma's, onder meer door nauwkeurige monitoringmechanismen voor de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp in te richten; 11. benadrukt dat de begunstigde landen zelf ontwikkelingsprioriteiten die zij willen uitvoeren, evenals het ontwikkelingsmodel dat zij willen hanteren, moeten vaststellen, in overeenstemming met het beginsel van eigen inbreng van de partnerlanden; 12. benadrukt dat hulp in de vorm van subsidies moet worden verstrekt, niet in de vorm van leningen, zodat de schuldenlast niet wordt vergroot; 13. is van mening dat een duurzame oplossing voor de situatie in verschillende ACS-landen alleen mogelijk is als maatregelen worden getroffen om te garanderen dat de inwoners eindelijk profijt hebben van de natuurlijke hulpbronnen van hun land; 14. vraagt de EU en de lidstaten de financiële steun en humanitaire hulp te verhogen; 15. betreurt de dalende deelname van de EU-lidstaten aan voedselhulpprogramma's; vraagt dat de hulp van de Unie en haar lidstaten voor de ACS-landen prioritair wordt ingezet voor het oplossen van de problemen in verband met de enorme ongelijkheid, de armoede, de chronische ondervoeding, de toegang tot gezondheidszorg en overheidsdiensten, met name op het gebied van geboorteregeling en reproductieve gezondheid, alsook de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling; 16. vindt dat meer voedselhulp moet worden verleend en dat deze hulp in de eerste plaats moet worden gebruikt voor inkoop bij plaatselijke boeren; 17. dringt er bij de lidstaten op aan om hun Busan-uitvoeringsplannen bekend te maken en verslag uit te brengen; DR\ docx 9/10 AP v01-00

10 18. wijst op de noodzaak van een sterke positionering van het GPEDC in het kader van de tenuitvoerlegging van de Agenda 2030 en de actieagenda van Addis Abeba; benadrukt dat het GPEDC een belangrijke rol moet spelen in de op bewijs gebaseerde aspecten van toezicht en verantwoordingsplicht; benadrukt dat het GPEDC moet zorgen voor duidelijk gedefinieerde samenwerkingskanalen voor specifieke ontwikkelingsactoren andere dan de OESO-donoren; 19. verwelkomt de initiatieven van de OESO die kunnen bijdragen aan het terugdringen van illegale geldstromen, en roept de internationale gemeenschap op tot intensivering van de samenwerking ter verwezenlijking van een grotere transparantie van fiscale regelingen; beklemtoont in dit verband de cruciale rol en verantwoordelijkheden van multinationale ondernemingen en financiële instellingen; 20. vraagt donoren en begunstigden onder auspiciën van de VN een gemeenschappelijk en bindend normatief kader op te stellen en waarborgen en garanties in te voeren om ervoor te zorgen dat particuliere en openbare ondernemingen voldoen aan de beginselen van de VN-arbeidsverdragen en aan sociale, milieu- en anticorruptienormen; 21. benadrukt dat de toegang tot hulpprojecten moet worden vereenvoudigd om de deelname van burgers, het maatschappelijk middenveld en landen te vergemakkelijken; 22. benadrukt dat steun een katalysator van ontwikkeling is, niet de voornaamste bron; erkent in dit verband dat het ultieme doel van steun is een situatie te bewerkstelligen waarin steun niet meer noodzakelijk is; 23. dringt erop aan afstand te doen van het model donor-ontvanger en vraagt dat meer wordt samengewerkt op het vlak van wetenschap en technologie; 24. verzoekt haar covoorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de ACS-Raad van Ministers, het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Europese Raad, de Afrikaanse Unie, het Pan-Afrikaanse Parlement, de regionale en nationale parlementen van de ACS-landen en de EU-lidstaten, alsmede de regionale organisaties van de ACSlanden. AP v /10 DR\ docx