Personeelsvennootschap en sectorindeling. P.I.T. Sassen

Transcriptie

1 Personeelsvennootschap en sectorindeling P.I.T. Sassen

2 s o c i a l e z e k e r h e i d Personeelsvennootschap en sectorindeling Veel concerns maken gebruik van een personeelsvennootschap die optreedt als formele werkgever en personeel ter beschikking stelt aan de overige vennootschappen binnen het concern. Voordelen hiervan zijn bijvoorbeeld dat er slechts één administratie hoeft te worden gevoerd en dat een overgang van het personeel binnen de verschillende entiteiten van het concern zonder administratieve lasten kan worden doorgevoerd. Een recente beleidswijziging ten aanzien van de sectorindeling van uitzendbureaus kan ook gevolgen hebben voor niet-zuivere personeelsvennootschappen. Dat wil zeggen personeelsvennootschappen die ook buiten het concern personeel ter beschikking stellen. Op 17 juni 2011 heeft de Hoge Raad in een arrest geoordeeld dat een reguliere arbeidsovereenkomst kan kwalificeren als uitzendovereenkomst, voor zover de werknemers onder leiding en toezicht van een derde werkzaam zijn. Dit geldt volgens de Hoge Raad ook binnen concernverband, op grond van de definities ten aanzien van uitzendwerkzaamheden in de Regeling Wfsv. In een arbeidsovereenkomst die een personeelsvennootschap sluit, zal in de regel geen uitzendbeding zijn opgenomen. Dit was van belang om te beoordelen of aan de voorwaarden kon worden voldaan om sectorindeling in de sector Uitzendbedrijven uit te sluiten. Ingeval ook de directie en het management in dienst zijn van de personeelsvennootschap en ter beschikking worden gesteld aan de operationele concernvennootschappen (qua personeelspopulatie lege entiteiten), wordt óók leiding en toezicht door de overige concernvennootschappen ingeleend en is feitelijk geen sprake van leiding en toezicht door de operationele concernvennootschappen zelf. Op deze wijze ontbreekt één van Bestaande situaties Voor uitzendwerkgevers die reeds waren ingedeeld in een vaksector verandert er vooralsnog niets, zij zullen ingeschreven blijven in die sector. Ook uitzendwerkgevers die reeds vóór 25 mei 2017 een verzoek hebben ingediend om in een andere (vak)sector te worden ingedeeld (en dit verzoek is tevens ontvangen door de Belastingdienst), zullen vooralsnog aan de hand van de oude regels worden beoordeeld. Minister Asscher heeft op Kamervragen dienaangaande geantwoord, dat het streven is om per 1 januari 2019 een nieuwe regeling in te voeren die voor alle uitzendwerkgevers geldt. de elementen van de indeling in de sector Uitzendbedrijven op grond van de Regeling Wfsv. De dure indeling in sector 52 wordt dus uitgesloten en de hoofdregel is dan van toepassing: sectorindeling vindt plaats naar de functie in het maatschappelijk verkeer (uitspraak van de Hoge Raad van 19 juni 2009) van de ondernemingen van de materiële werkgevers (operationele concernvennootschappen), waarin het grootste bedrag aan premieloon wordt verloond. Bijvoorbeeld binnen een concern van scheepswerven die in zelfstandige concernvennootschappen zijn ondergebracht, waar de grootste premieloonsom aan toe te rekenen is, zal dat de sector Metaalindustrie zijn. 25 mei 2017: nieuwe regeling Een personeelsvennootschap is feitelijk een uitzendwerkgever. In Loonzaken 2017, nr. 4 (Meer duidelijkheid over beleid bij sectorindeling) is het interne beleid van de Belastingdienst inzake de sectorindeling, zoals dat bekend werd na een Wob-verzoek, uit de doeken gedaan. In de gepubliceerde documentatie van de Belastingdienst worden in meerdere hoofdstukken de specifieke voorwaarden, bijzondere bepalingen en diverse uitzonderingen van de sector 52, Uitzendbedrijven beschreven. Een uitzondering voor de sectorindeling in de (dure) sector 52 was tot voor kort (zie hierna) het sectoraal verlonen. Het sectoraal verlonen houdt in, dat de uitzendwerkgever onder voorwaarden wordt ingedeeld in een vaksector in plaats van sector Uitzendbedrijven. Indeling in een goedkopere vaksector was tot voor kort mogelijk als een uitzendbedrijf voor méér dan 50% van de totale premieloonsom werknemers in één specifieke vaksector ter beschikking stelde, zonder gebruikmaking van een uitzendbeding (ex. art. 7:691 BW) in de arbeidsovereenkomst. Een uitzendbeding houdt in dat de arbeidsovereenkomst eindigt als de inlening op verzoek van de inlener eindigt en tevens de werkgever én werknemer niet gebonden zijn aan een opzegtermijn (zie ook Loonzaken 2016, nr. 6, Sectorindeling en sectoraal verlonen ). 20

3 Auteur: Peter Sassen Minister Asscher heeft in een besluit dat op 25 mei 2017 in werking is getreden een einde gemaakt aan deze mogelijkheid om als uitzendbedrijf in een andere sector te worden ingedeeld. De wijziging heeft hogere premies voor nieuwe uitzendbureaus, detacheerders en payrollbedrijven tot gevolg, die een indeling beogen in één van de vaksectoren. Bedrijven worden op basis van de nieuwe regeling in de dure sector 52 ingedeeld indien: het bedrijf zich bezig houdt met het beroepsmatig uitlenen van werknemers aan derden; en de uitgeleende werknemers werken onder leiding en toezicht van de inlener (een uitzendovereenkomst ex. art. 7:690 BW); en een werkgever wordt ingedeeld bij de sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever verricht. De motivering voor deze beleidswijziging is dat uitzendarbeid veelal gepaard gaat met hogere lasten en dat deze lasten zoveel mogelijk moeten worden gedragen door de veroorzaker ervan. Met andere woorden: de vervuiler betaalt. Indeling in sector 52 Uitzendbedrijven kan (meer dan) een verdubbeling van de premiedruk voor de werkloosheidswet en de werkhervattingskas betekenen. De impact van deze premie op de loonkosten is hiermee substantieel. Het is wel nog steeds mogelijk om, indien de omvang van het uitlenen ligt tussen de 15% en 50% van het premieplichtig loon, enkel voor de uitzendwerkzaamheden te worden ingedeeld in de uitzendsector voor de sectorpremies. Het is echter niet meer mogelijk om voor het deel van de uitzendwerkzaamheden in een andere vaksector te worden ingedeeld. Personeelsvennootschappen Voorafgaande aan de wijziging vielen personeels-bv s onder de uitzondering dat zij werden ingedeeld in de sector waartoe de werkzaamheden behoren waarvoor de werkgever het grootste bedrag aan premieplichtig loon betaalt. Deze uitzondering zou door de regeling van 18 mei 2017 niet meer bestaan waardoor ook personeelsvennootschappen het risico lopen om in de dure uitzendsector te worden ingedeeld. Echter bij besluit van 18 juli 2017 heeft minister Asscher ervoor gezorgd dat zuivere personeelsvennootschappen ook in de nieuwe situatie buiten de uitzendsector blijven vallen. Zuivere personeelsvennootschappen die al het personeel van een concern in dienst hebben en dat personeel uitsluitend ter beschikking stelt aan andere vennootschappen die onderdeel uitmaken van hetzelfde concern worden niet gelijk gesteld met een uitzendwerkgever. Echter, wanneer ook personeel ter beschikking gesteld wordt buiten concernverband kan het gewijzigd beleid wél een sectorindeling in sector 52 tot gevolg hebben. Binnen de huidige structuur of in het kader van een op handen zijnde herstructurering met een personeelsvennootschap kunnen dus nieuwe regels gelden. Onzuivere personeelsvennootschap Op 1 januari 2013 is de wet Uniformering Loonbegrip (WUL) in werking getreden. Deze wet brengt één loonbegrip voor de loonbelasting, de premies volksverzeke- Loonzaken Nummer 8 21

4 s o c i a l e z e k e r h e i d Wet: Bijlage 1, nr. 52 Regeling Wfsv; art. 10a lid 7 Wet LB 1964 Jurisprudentie: HR , 10/00794 (ECLI:NL: HR:2011:BO6755); HR , nr. 08/01602 (ECLI:NL: HR:2009:BG5387) Bron: Stcrt 2017, 29244; Stcrt 2017,42348; Stcrt 2014, De bronnen bij dit artikel zijn te raadplegen via ringen, de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De WUL zou naar mijn mening ook reikwijdte kunnen hebben voor het besluit van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat op 25 mei 2017 in werking is getreden, voor het begrip concern. Wat onder een concern of concernonderdeel moet worden verstaan is niet gedefinieerd in de Wet op de loonbelasting. Volgens de wetsgeschiedenis moet het begrip concernonderdeel naar spraakgebruik worden opgevat. Er moet in ieder geval sprake zijn van een (middellijke) aandeelhouders- of zeggenschapsrelatie. Ook moet het gaan om rechtspersonen. In ieder geval is volgens art. 10a lid 7 Wet LB 1964 sprake van een concernonderdeel als een concernonderdeel voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in het andere concernonderdeel of een derde vennootschap een belang heeft van een derde gedeelte in beide vennootschappen. Wat zou het bovenstaande in de praktijk betekenen, indien binnen een concern er ook concerndeelnemingen zijn waar de personeelsvennootschap slechts een 25% verbondenheid mee heeft? Wordt er dan in het licht van het bovengenoemd besluit gesproken over ter beschikking stellen van personeel buiten concernverband, ergo: voor dat deel van een onzuivere personeelsvennootschap? Dat zou betekenen in het geval dat de personeelsvennootschap voor bijvoorbeeld 20% van haar premieloonsom personeel ter beschikking stelt aan de desbetreffende entiteit, zij een verplicht gesplitste aansluiting heeft (meer dan 15% en minder dan 50%): voor 20% bij de sector 52 en voor 80% bij een vaksector (grootste loonsom binnen het concern). Het ministerie van SZW zou het begrip concern in dit besluit nader moeten definiëren ten behoeve van de uitvoeringspraktijk. Cao en bedrijfstakpensioenfonds De vraag is of de indeling van een uitzendbureau in een vaksector ook doorwerkt naar een eventueel toepasselijke cao en verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds in de desbetreffende sector. Hierbij moet men bedenken dat de sectorindeling een bestuursrechtelijke aangelegenheid is; een eventueel toepasselijke cao en verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds zijn van privaatrechtelijke aard. De sectorindeling is formeel dus niet doorslaggevend voor een cao of bedrijfstakpensioenfonds, maar is in de praktijk wel richtinggevend voor werknemersorganisaties en organisaties die naleving van cao s en bedrijfstakpensioenfondsen handhaven. Het ligt dan ook voor de hand dat dergelijke vaksector uitzendwerkgevers de daarin van toepassing zijnde cao zullen moeten volgen en zullen moeten deelnemen aan het daarin eventueel verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds op grond van de respectievelijke werkingssfeer van de cao en het bedrijfspensioenfonds. StiPP Verder kan de regeling in haar gewijzigde vorm ook extra kosten en lasten met zich meebrengen ten aanzien van verplichte aansluiting bij het bedrijfstakpensioenfonds voor de uitzendsector, Stichting Pensioenfonds Personeelsdiensten (StiPP). In de praktijk zien we dat StiPP actief werkgevers benadert zodra sprake kan zijn van een uitzendwerkgever. Het bedrijfstakpensioenfonds zal dan claimen dat de uitzendwerkgever verplicht is aangesloten met terugwerkende kracht tot de verplichtstelling, hetgeen doorgaans leidt tot verhoging van de kosten en verplichtingen ten aanzien van de pensioenpremies. Let wel, hierbij is het niet van belang of de vennootschap wel of geen allocatiefunctie heeft. Wanneer er sprake is van een arbeidsovereenkomst die kwalificeert als een uitzendovereenkomst spreekt men van het uitzenden van personeel, waarvoor doorgaans verplichte aansluiting geldt bij StiPP. Echter, een zuivere personeelsvennootschap die zijn personeel enkel uitzendt binnen concern is bij besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 december 2014, dat met ingang van 1 januari 2015 in werking is getreden, uitgezonderd van verplichte aansluiting bij StiPP. Een personeelsvennootschap die ook werknemers uitzendt buiten het concern is geen zuivere personeelsvennootschap, met gevolg dat er sprake kan zijn van verplichte aansluiting bij StiPP. Tot slot Het vervallen van de sectorindeling in een vaksector van nieuwe uitzendwerkgevers per 25 mei 2017 en naar verwachting per 1 januari 2019 ook van reeds bestaande uitzendwerkgevers, betekent dat alle uitzendwerkgevers per definitie zullen worden ingedeeld in de dure sector 52, Uitzendbedrijven. Dit geldt echter niet voor zuivere personeelsvennootschappen. Een zuivere personeelsvennootschap is een vennootschap die zijn personeel enkel uitzendt binnen concern. Wanneer ook personeel ter beschikking gesteld wordt buiten concernverband kan het gewijzigd beleid wél een sectorindeling in sector 52 tot gevolg hebben. Een zuivere personeelsvennootschap is ook uitgezonderd van verplichte aansluiting bij het Bedrijfstak pensioenfonds voor de uitzendsector (StiPP). Hierbij dient het ministerie van SZW het begrip concern in het besluit dat op 25 mei 2017 in werking is getreden naar mijn mening nader te definiëren ten behoeve van de uitvoeringspraktijk, voor de beoordeling of sprake is van een zuivere dan wel onzuivere personeelsvennootschap. Uit het bovenstaande volgt in ieder geval dat het van belang is hoe binnen het concern de situatie feitelijk en formeel is vormgegeven. Binnen de huidige structuur of in het kader van een op handen zijnde herstructurering met een personeelsvennootschap kunnen dus nieuwe regels gelden. P.I.T. Sassen, EY Human Capital,

5 Ernst & Young LLP Accountancy Belastingen Transacties Advies Over Ernst & Young Ernst & Young is wereldwijd toonaangevend op het gebied van accountancy, belastingen, transacties en advies. Onze mensen delen wereldwijd dezelfde waarden en staan voor kwaliteit. Wij maken het verschil door onze mensen, onze cliënten en de samenleving te helpen hun mogelijkheden optimaal te benutten. Peter Sassen Is verbonden aan Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Tel: Verschenen in: Loonzaken 2017 nr. 8 5 december. p een uitgave van SDU te Den Haag Voor meer informatie: Disclaimer Dit bericht is met grote zorgvuldigheid samengesteld. Voor mogelijke onjuistheid en/of onvolledigheid van de hierin verstrekte informatie aanvaardt Ernst & Young geen aansprakelijkheid, evenmin kunnen aan de inhoud van dit bericht rechten worden ontleend. Ernst & Young 2017 Personeelsvennootschap en sectorindeling / P.I.T. Sassen. LOONZAKEN 2017/8/61865