Convergentie en divergentie in de Nederlandse woordenschat anno 2012

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Convergentie en divergentie in de Nederlandse woordenschat anno 2012"

Transcriptie

1 KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS LEUVEN, BELGIË Convergentie en divergentie in de Nederlandse woordenschat anno 2012 Een onderzoek naar kledingtermen Tine De Cnodder Masterproef aangeboden binnen de opleiding Master in de taalkunde Promotor: prof. dr. Dirk Geeraerts Academiejaar tekens

2 DANKWOORD Het dankwoord is misschien wel het moeilijkste gedeelte van heel de masterproef. Er zijn zoveel mensen te bedanken en er worden vaak bijna even veel mensen vergeten. Toch wil ik de uitdaging aangaan om voor de totstandkoming van deze masterproef aan enkele mensen mijn dank te betuigen. Als eerste wil ik graag mijn promotor, prof. dr. Dirk Geeraerts, bedanken om mij gemotiveerd te houden tijdens de lange zoektocht naar het juiste materiaal, maar ook voor de goede verdere begeleiding en het kritisch nalezen van mijn masterproef. Hij is er bovendien in geslaagd zijn interesse in de lexicologie en variatielinguïstiek voor een deel op mij over te dragen. Het onderwerp van mijn masterthesis is me dan ook blijven boeien doorheen het jaar. Ook zou ik Jocelyne Daems van de onderzoekseenheid Kwantitatieve lexicologie en Variatielinguïstiek aan de KU Leuven, uitvoerig willen bedanken om mij wegwijs te maken in de talloze berekeningen die nodig waren om tot de resultaten van het onderzoek te komen. Ook wil ik haar bedanken om mijn masterproef van commentaar te voorzien en mij steeds te helpen waar nodig. Verder zou ik graag mijn Leuvense vriendinnen en lesgenoten willen bedanken om mij af en toe eens uit de Letterenbibliotheek te halen voor de nodige ontspanning. Voor ontspanning in het weekend kon ik steevast rekenen op mijn vriendinnen thuis, mijn ploeggenoten van de HBBC Dames A en natuurlijk Chiro Noorderwijk, die er mee voor zorgden dat ik niet heel de tijd met mijn neus in modemagazines zat. Ten slotte, maar vooral, wil ik mijn ouders en broer bedanken om steeds in mij te blijven geloven, om mij door dik en dun te steunen, om mee met mij bibliotheken af te schuimen en om mijn taalkundige prietpraat te aanhoren, die waarschijnlijk vaak niet even verstaanbaar was. Het resultaat kunnen jullie hieronder nalezen en wie weet wordt jullie taalkundige interesse nog wat aangewakkerd. Bedankt allemaal! Tine De Cnodder 2

3 INHOUDSOPGAVE Dankwoord... 2 Abstract Inleiding Materiaal Methode Onderzoeksresultaten Inleiding Het externe diachrone perspectief Inleiding Hypotheses Resultaten Conclusies Het interne diachrone perspectief Inleiding Hypotheses Resultaten Conclusies Het synchrone perspectief Inleiding Hypotheses Resultaten Conclusies Conclusies Bibliografie Bijlage Appendix 1: Overzicht van het materiaal Appendix 2: Overzicht van de bronnen

4 ABSTRACT This article reports on a corpus-based investigation into the diachronic and synchronic developments of Belgian and Netherlandic Dutch. These two variants of Dutch are characterised by a completely different linguistic history, which caused them to become the variants they are today. The main difference is the standardisation of the Belgian variant, which was delayed, as it was torn off politically from its Netherlandic neighbour in the 16 th and 17 th century. Placed under changing governments for centuries, the Dutch speaking part of Belgium was never able to develop its own standard language. The standardisation of Belgian Dutch was only to begin well into the 19 th century, as it was reunited with the Netherlands for some decades. Starting from the 1960s and under the influence of an integration policy, Belgian Dutch was cleaned up linguistically so as to conform to the already established Netherlandic standard. Building on their own developed measure of linguistic overlap and a large corpus of synonymous expressions of fifteen clothing concepts and another fifteen soccer concepts, Geeraerts, Grondelaers & Speelman (1999) were able to confirm a diachronic convergence pattern between Belgian and Netherlandic Dutch over a period of forty years. The core of their clothing and soccer terms material dates back to 1990, as they recorded material from fashion magazines and newspapers. That database was expanded to similar material from 1950 and 1970, but also to records (price tags and labels) from shop windows in The shop window material was representative of substandard language, whereas the magazine and newspaper material represented the standard language. The investigators collected the same material for Belgian Dutch and Netherlandic Dutch, so that they could examine whether Belgian Dutch was indeed conforming to the Netherlandic Dutch standard. Taking the shop window material into account, they were also able to investigate whether the assumed distance between standard and substandard language in Belgium, which is a major indication of its delayed standardisation process, could indeed be determined. These and other hypotheses were gathered in the book by Geeraerts et al. (1999). The purpose of the present article was to repeat the work of 1999, though only for the clothing concepts, for the next period of twenty years ( ). Highly comparative material, from fashion magazines as well as shop windows, was collected for the new period and added to the original database. The hypotheses and calculations were redone as well, which allowed us to record that the convergence pattern found in 1999, has basically come to a standstill in 2012 and is gradually developing into a divergence pattern. 4

5 1. INLEIDING Dit artikel gaat verder in op het onderzoek naar lexicale convergentie- en divergentietendensen tussen het Belgische en het Nederlandse Nederlands. We doen dat in navolging van het boek van Geeraerts, Grondelaers & Speelman (1999) (hierna: Geeraerts e.a. (1999)), dat die tendensen onderzocht met betrekking tot kleding- en voetbaltermen voor de periode Het werk van Geeraerts e.a. (1999) werd reeds uitgebreid naar andere lexicale velden (zie: Grondelaers, Van Aken, Speelman & Geeraerts 2001; Zenner, Speelman & Geeraerts 2012) en ook de gebruikte methode werd verder uitgewerkt (zie onder meer: Speelman, Grondelaers & Geeraerts 2003; Speelman, Grondelaers & Geeraerts 2006). Het huidige artikel is hoofdzakelijk een herhaling van het oorspronkelijke werk van Geeraerts e.a. (1999) voor de volgende tijdsperiode van twintig jaar, met name Het oorspronkelijke en het huidige onderzoek moeten gezien worden in het licht van de taalpolitieke geschiedenis van de Lage Landen, die het bredere uitgangspunt vormt van het lexicale variatieonderzoek voor Vlaanderen en Nederland. Het relevante startpunt daarvan bevindt zich in de Renaissance, de tijd die in de meeste Europese landen gekenmerkt wordt door de opkomst van standaardtalen. Dat was echter niet het geval voor Vlaanderen, dat door ontwikkelingen in de Tachtigjarige Oorlog verplicht was politiek afstand te nemen van Nederland. Onder het Spaanse bewind vluchtte de Vlaamse intellectuele elite naar het onafhankelijke Nederland en zou daar mee de basis leggen voor de Nederlandse standaardtaal van vandaag. Vlaanderen, dat onder wisselend bewind kwam te staan, had vrijwel geen contact met de noorderburen en kon zo niet deelnemen aan het standaardiseringsproces. Daar kwam nog bij dat de Franse tijd in Vlaanderen gepaard ging met een verfransing van de supraregionale communicatie en het openbare leven. Het Nederlands werd pas als officiële Vlaamse taal erkend en vastgelegd vanaf de hereniging van de Nederlanden in de periode Het is echter vooral vanaf 1930 dat de standaardisering van het Belgische Nederlands hervatte, maar tegen die tijd had Vlaanderen al een grote achterstand opgelopen tegenover Nederland. Die feiten leidden tot een taalpolitieke verdeling in Vlaanderen, waarbij twee visies tot stand kwamen. De ene visie wou van de opgelopen achterstand gebruik maken om een eigen Belgische variant te ontwikkelen. Die opvatting wordt de particularistische visie genoemd. De andere visie wou ervoor zorgen dat de achterstand zo snel mogelijk ingehaald werd. De Vlaamse taalgebruiker moest zich daarbij zoveel mogelijk conformeren aan de ideale Nederlandse standaardtaal. Deze integrationistische visie bepaalde al snel de officiële taalpolitieke agenda, waardoor de belangrijkste media (kranten, televisie) vanaf de jaren 60 aan expliciete taalzorg gingen doen om de Vlaamse taalgebruiker vertrouwd te maken met de Nederlandse norm (Geeraerts e.a. 1999: 17-18). Het is dan ook vanuit dat integrationistische perspectief dat Geeraerts e.a. (1999) hun hypothesen opstelden. Die hypothesen zouden onvermijdelijk convergerende resultaten laten zien tussen het Belgische en het Nederlandse Nederlands. Net als het oorspronkelijke onderzoek, zal ook het huidige onderzoek deze visie aanhouden bij de herberekeningen van de resultaten voor het tijdspunt Of de convergerende tendens nog doorzet, is echter maar de vraag. Alvorens we evenwel bij de nieuwe resultaten komen, zal in sectie 2 weergegeven worden hoe de materiaalverzameling tot stand kwam voor het onderzoek van 1999 en voor het huidige onderzoek. Daarna wordt de methode uiteengezet (sectie 3), die gebruikt werd om tot de 5

6 resultaten in sectie 4 te komen. De onderzoeksresultaten in sectie 4 worden onderverdeeld in drie perspectieven, respectievelijk het externe diachrone perspectief (sectie 4.1), het interne diachrone perspectief (sectie 4.2) en het synchrone perspectief (sectie 4.3). Die perspectieven worden telkens kort ingeleid, waarna de hypotheses en resultaten worden weergegeven. Elke subsectie in 4 wordt afgesloten met conclusies. Ten slotte volgen de algemene conclusies voor de drie perspectieven (sectie 5), de lijst van geraadpleegde werken (sectie 6) en de bijlage (sectie 7), met een overzicht van het materiaal en de bronnen. 2. MATERIAAL Zoals eerder vermeld, is deze studie gebaseerd op het werk van Geeraerts, Grondelaers & Speelman (1999). Het oorspronkelijke onderzoek maakte gebruik van ongeveer veertigduizend observaties van reëel taalgedrag. Die empirische basis werd samengesteld uit verschillende types materiaal, zoals kranten en magazines, maar ook prijskaartjes en labels uit etalages. Daarbij werd specifiek gezocht naar de benamingen voor vijftien verschillende kleding- en voetbalconcepten. Het huidige onderzoek laat de categorie van de voetbaltermen echter achterwege en richt zijn aandacht volledig op de eerste categorie. Voor deze studie werden aan het oorspronkelijke materiaal nog meer dan negenduizend observaties toegevoegd. 1 Met behulp van de vijftien kledingconcepten is het mogelijk om de kwantitatieve verhouding te bepalen in Belgische en Nederlandse publicaties, tussen bijvoorbeeld de term jeans en zijn synoniem spijkerbroek voor het concept JEANS. De onderzochte kledingbenamingen werden overigens niet uitgezocht op basis van hun gevoeligheid voor variatie. Een concept als ROK kende lange tijd slechts een gelexicaliseerde term rok, die pas in het huidige materiaal werd aangevuld met de term skirt. Naast JEANS(m/v) en ROK(v) zullen we rekening houden met de concepten: OVERHEMD(m), BLOES(v), TRUI(m/v), T-SHIRT(m/v), VEST (m/v), BROEK(m/v), LEGGING(v), JURK(v), COLBERT(m), COLBERT(v), JACK(m/v), KOSTUUM(m) en MANTELPAKJE(v). De aanduiding tussen haakjes geeft aan of het gaat om vrouwelijke of mannelijke kledingstukken, dan wel beide sekses. Het oorspronkelijk geobserveerde materiaal stamde uit magazines van Analoog daarmee werd gezocht naar magazines voor twee eerdere tijdspunten, respectievelijk 1950 en Op die manier kon aan real-time-onderzoek gedaan worden om eventuele convergentie- en divergentieprocessen op het spoor te komen. Daarnaast werd de database uitgebreid met observaties komende van prijskaartjes en labels uit etalages in vier verschillende steden. Daarmee werd aan twee zaken voldaan. Eerst en vooral konden Geeraerts e.a. (1999) op die manier de stilistische stratificatie van het taalgebruik in rekening brengen. Het taalgebruik in etalages bevindt zich immers typisch in het middelste gedeelte van een schaalverdeling tussen de dialecten en de standaardtaal. De prijskaartjes en labels hebben aan de ene kant een regionale commerciële functie, maar zijn aan de andere kant ook niet te informeel. Het gaat namelijk steeds om geschreven taal in een semiformele situatie. 1 Zie appendix 1 voor een overzicht van het materiaal. 2 Daarmee worden de magazines voor het tijdspunt 1990 bedoeld. Het oorspronkelijke materiaal betreft magazines uit

7 Ten tweede werd dit gedeelte van het materiaal verzameld in vier verschillende steden. Voor België waren dat Leuven en Kortrijk. Voor Nederland werd gebruikt gemaakt van materiaal uit Leiden en Maastricht. Die steden zijn op twee manieren interessant. Allereerst zijn het alle vier universiteitssteden. Bovendien zijn er twee die gesitueerd zijn in wat men noemt het linguïstische centrum voor elk land. Meerbepaald gaat het daarbij om De Randstad in Nederland, gerepresenteerd door Leiden, en Brabant in België, voorgesteld door Leuven. De andere twee steden zijn gelegen in grotere economische centra die zich daarenboven in de periferie van de linguïstische groep bevinden (Geeraerts & Grondelaers 2000: 56). Enkele aanpassingen waren noodzakelijk in het huidige onderzoek ten aanzien van het oorspronkelijke onderzoek. Zoals vermeld hebben ook wij materiaal gezocht in Belgische en Nederlandse magazines. 3 Toch waren we gedwongen de eerste twee maanden van 2012 weg te laten uit de database, omdat een deel van dat materiaal niet geraadpleegd kon worden. 4 Daarnaast waren sommige van de oorspronkelijk gebruikte magazines niet meer in de handel verkrijgbaar, waardoor ook die niet konden worden opgenomen in de database. Naast het magazinemateriaal werd ook materiaal gezocht in de etalages van de eerder genoemde universiteitssteden. Dat verliep ook niet zonder problemen: er werden immers geen mantelpakjes gevonden. Daarom zullen we enkel in sectie 4.3, dat het synchrone perspectief behandelt, werken zonder het concept MANTELPAKJE. De resultaten uit het oorspronkelijke onderzoek werden voor die sectie dan ook herberekend voor het nieuwe totaal van veertien concepten. In de volgende secties zal het materiaal en de methodologische concepten waar nodig verder worden toegelicht. Eerst is een globale schets van die tweede groep aan de orde. 3. METHODE In deze sectie zullen we de belangrijkste formules weergeven die gebruikt werden om tot onderstaande resultaten te komen. Een meer uitgebreide weergave met aanvullende voorbeelden is te vinden in het oorspronkelijke werk (Geeraerts e.a. 1999: 41 e.v.). De hypotheses in volgende hoofdstukken zijn opgesteld volgens twee overkoepelende perspectieven. Enerzijds nemen we een diachroon perspectief aan, waarin we de lexicale verhoudingen tussen België en Nederland volgen in reële tijd. We onderzoeken daarmee naar convergentie- en divergentieontwikkelingen in de twee gebieden in de periode Anderzijds bekijken we het materiaal vanuit een synchroon perspectief, waarmee we de exogene en endogene oriëntatie van het Belgische Nederlands nagaan voor het laatste tijdspunt. Bij de bespreking van beide perspectieven hebben we aandacht voor zowel een externe als een interne benadering. Die benaderingen draai[en] rond de vraag of we de geanalyseerde taalvariëteiten als een geheel in het onderzoek betrekken, dan wel of we binnen die variëteiten kijken naar specifieke linguïstische variabelen (Geeraerts e.a. 1999: 10). Een voorbeeld van zulke linguïstische variabelen is de aanwezigheid en invloed van het Frans of het Engels in de onomasiologische profielen van de concepten. 3 Zie appendix 2 voor een overzicht van de bronnen. 4 Weekblad Flair voor januari en februari en maandblad Feeling voor januari, waren nog niet voorhanden in de Koninklijke Bibliotheek van België. 7

8 In de vorige paragraaf kwam reeds ter sprake dat we zullen werken met onomasiologische profielen van concepten. Die profielen hebben we nodig om onder meer de uniformiteit te meten tussen concepten in het Belgische en Nederlandse Nederlands. Zo n onomasiologisch profiel van een bepaald concept bevat alle alternatieve benamingen voor dat concept die te vinden zijn in de gebruikte bron. Daarbij worden de verschillende benamingen telkens vergezeld van een specifieke frequentieverhouding voor de gebruikte deelverzameling. Tabel 1 hieronder bevat het onomasiologische profiel voor het concept JEANS in de materiaalverzameling voor het Belgisch (B12) en het Nederlands (N12) Nederlands van 2012: JEANS B12 N12 jeans 97% 73% spijkerbroek 0% 26% jeansbroek 3% 1% Tabel 1: onomasiologisch profiel voor JEANS. Met zulke profielen kunnen we, zoals vermeld, onder meer de uniformiteit meten tussen concepten van verschillende deelverzamelingen. Het begrip uniformiteit wordt gedefinieerd als vertrekkende vanuit het idee dat een gemeenschappelijke linguïstische norm gemeenschappelijk taalgedrag genereert. Maximale uniformiteit bij de benoeming van een begrip komt slechts voor wanneer twee taalvariëteiten dezelfde naam voor dat begrip gebruiken, of verschillende namen die identiek gedistribueerd zijn, i.e. dezelfde relatieve frequentie hebben (Grondelaers, Van Aken, Speelman & Geeraerts 2001: 182). Vaker dan een maximale uniformiteit, hebben we te maken met gedeeltelijke overlappingen, zoals dat geïllustreerd wordt door de cijfers in Tabel 1. Daar heeft het concept JEANS drie alternatieve termen (respectievelijk jeans, spijkerbroek en jeansbroek ) in de deelverzamelingen B12 en N12. De uniformiteit U van een concept z, zoals JEANS, tussen beide deelverzamelingen (Y 1,Y 2) wordt berekend met deze formule: Om de uniformiteit te berekenen voor een bepaald concept, neemt men dus de som van de minimale relatieve frequenties (x i) voor elke term. Dat betekent dat er voor het concept JEANS een overlap zal zijn van =74%. Die berekening wordt gemaakt voor alle concepten in de verzameling. Vervolgens nemen we het gemiddelde van de uniformiteit van elk concept om de uiteindelijke uniformiteitsmaat voor de verzameling te bekomen. Op die manier bekomen we een niet-gewogen resultaat. Aan elk concept wordt hetzelfde gewicht toegekend: minder frequente concepten worden even goed naar waarde meegeteld als meer frequente concepten. Daarnaast gaan we ook telkens op zoek naar gewogen resultaten. Met behulp van een wegingsfactor G zorgen we ervoor dat de meest frequente concepten meer gewicht krijgen in de uiteindelijke uniformiteitsmaat U. De gedachtegang die daarbij wordt gevolgd is dat een gebrek aan uniformiteit bij een laagfrequent concept, juist vanwege deze lage frequentie, minder vaak tot communicatieve misverstanden [zal] leiden dan een verschil in de onomasiologische profielen van hoogfrequente concepten (Geeraerts e.a. 1999: 44). U berekenen we aan de hand van volgende formule, waarbij de wegingsfactor G de relatieve 8

9 frequentie is van het onderzochte concept in het geheel van het materiaal voor de twee deelverzamelingen: Naast die (externe) uniformiteit zullen we voor het externe perspectief ook de interne uniformiteit berekenen. Daarbij wordt de situatie in een bepaald deel van het materiaal op zichzelf beschouwd (Geeraerts e.a. 1999: 42). Bij de interne uniformiteitsberekening is de uniformiteit maximaal wanneer de taalgebruikers per concept slechts een benaming hanteren. Maar ook bij deze berekening is dat nauwelijks het geval. De interne berekening van uniformiteit neemt de vorm aan van de som van de kwadraten van de relatieve frequenties (x i) van de individuele termen voor het concept z. We geven hieronder de formule weer voor de nietgewogen resultaten: De interne uniformiteit voor de gehele verzameling Y wordt opnieuw berekend door het gemiddelde te nemen van de aparte resultaten. Om vervolgens tot de gewogen resultaten te komen, voegen we opnieuw een wegingsfactor toe aan de berekening. Een som van die resultaten brengt ons tot de totale gewogen interne uniformiteit van de verzameling. Voor de berekeningen vanuit het interne perspectief maken we gebruik van aparte, weliswaar gelijkaardige formules. Die formules werken volgens het volgende principe. We nemen telkens de som van de relatieve frequenties van een verzameling, vermenigvuldigd met een specifieke wegingsfactor (K), die aangepast wordt aan wat we juist willen berekenen: De wegingsfactor (K) wordt voor elk te berekenen aandeel K (respectievelijk UNI, ENDO, EXO, FRANS, ENGELS, TZ) op een eigen manier verkregen en op een schaal geplaatst met waarden van nul tot een (zie verder: Geeraerts e.a. 1999: 49 e.v.). De gewogen en totale resultaten worden vervolgens op een manier berekend gelijkaardig aan die van de externe en interne uniformiteit. De aandelen die gebruikt worden in het onderzoek zijn de volgende. Ten eerste berekenen we het UNI-aandeel, dat de verbindende waarde van de termen aangeeft. Verder worden de endogene (ENDO) en exogene (EXO) waarden van de termen berekend. Zij geven de geografische distributie aan van de woorden, meer bepaald in welke mate ze typisch zijn voor het Belgische, dan wel het Nederlandse Nederlands. Transparant zijn de afkortingen van de aandelen FRANS en ENGELS, die aangeven of en in welke mate de begrippen een Franse, respectievelijk Engelse invloed vertonen. Ten slotte houden we rekening met het aandeel TZ, dat staat voor taalzuivering. Dat aandeel vervangt het PRO- en ANTI-aandeel uit het onderzoek van 1999 om de invloed van expliciete taalzuiveringswerken te berekenen. 9

10 Ten slotte hoort het nog te vermelden dat we bij het vergelijken van de resultaten een 5%-marge zullen hanteren. Dat wil zeggen dat een verschil van minder dan 5% tussen twee cijfers binnen een statistische foutenmarge valt. We nemen dan aan dat de resultaten ongeveer gelijk ( ) zijn ONDERZOEKSRESULTATEN 4.0 INLEIDING In wat volgt, worden de onderzoeksresultaten aangereikt van het huidige onderzoek. Daarbij wordt eenzelfde structuur aangenomen als in Geeraerts, Grondelaers & Speelman (1999), met een uiteenzetting over respectievelijk het externe diachrone perspectief (sectie 4.1), het interne diachrone perspectief (sectie 4.2) en het synchrone perspectief (sectie 4.3). Bij de bespreking van de verschillende perspectieven zullen we ook voornamelijk dezelfde hypotheses aannemen als Geeraerts e.a. (1999), die we steeds toetsen aan het nieuwe materiaal. De resultaten voor 2012 worden telkens duidelijk in het vet aangegeven. In de laatste sectie (4.3 Het synchrone perspectief) worden wel extra hypotheses opgesteld, doordat we voor het huidige onderzoek een nieuwe dimensie onderscheiden. We kunnen immers nu het etalagemateriaal van 1990 vergelijken met gelijkaardig materiaal uit 2012, een mogelijkheid die voor het oorspronkelijke onderzoek niet bestond. 4.1 HET EXTERNE DIACHRONE PERSPECTIEF INLEIDING Geeraerts, Grondelaers & Speelman (1999) zochten in het tijdschriftenmateriaal onder meer naar verschuivingen in de onderlinge verhouding tussen het Belgische en het Nederlandse Nederlands. Dat noemden zij het externe perspectief van hun onderzoek. In deze sectie zullen ook wij kijken naar zulke ontwikkelingen met betrekking tot het nieuwe materiaal. Achtereenvolgens zullen we de hypotheses van Geeraerts e.a. (1999) aanreiken, gevolgd door een korte verwijzing naar de resultaten van dat onderzoek, telkens aangevuld met onze eigen resultaten voor de tijdsperiode Daarbij werd telkens rekening gehouden met de significantiegrens van 5%. We sluiten dit gedeelte af met de conclusies voor HYPOTHESES De hypotheses die Geeraerts e.a. (1999) aannamen in het voorgaande onderzoek waren de volgende. Ten eerste veronderstelden ze dat er tussen 1950 en 1990 een convergentie plaatsvond tussen het Belgische en het Nederlandse Nederlands. Ten tweede werd gedacht dat die convergentie tot stand zou gekomen zijn door verschuivingen langs Belgische kant. Die verschuivingen zouden België dichter bij Nederland brengen, maar de andere richting zou niet het geval zijn. Ten derde en ten slotte meenden de onderzoekers dat het convergerende proces gepaard ging met een toenemende interne uniformiteit van het Belgische Nederlands. 5 Opgemerkt zij dat de foutenmarge van 5% hier gebruikt wordt omdat het onderzoek van Geeraerts e.a. (1999) ook gebruik maakte van deze marge. Die marge is echter niet meer gebruikelijk sinds men in 2003 een significantiefilter invoerde om de relevante verschillen van de irrelevante te scheiden (zie daarvoor: Speelman et al. 2003: 321). 10

11 4.1.3 RESULTATEN De eerste hypothese kon op bevestiging rekenen in het onderzoek van Er werd inderdaad een convergentie geconstateerd en dat vooral bij het gewogen materiaal. De nieuwe resultaten, aangegeven in vetgedrukte letters, laten echter een nieuw beeld zien: 1. U(B50,N50) < U(B70,N70) < U(B90,N90) < U(B12,N12) 71,30 67,81 72,41 > 65,21 U (B50,N50) < U (B70,N70) < U (B90,N90) < U (B12,N12) 69,84 74,59 < 81,70 77,77 Bij het niet-gewogen materiaal lijkt zich eerder een divergerende tendens te manifesteren. Het gewogen materiaal laat echter een stagnatie zien. Dat kan betekenen dat de meest frequente concepten, wat betreft lexicale uniformiteit, in beide landen reeds overeenkomen, terwijl er nog redelijk wat variatie te zien is bij minder frequente begrippen. De tweede hypothese werd opgedeeld in twee subhypotheses. Allereerst vroegen Geeraerts e.a. (1999) zich af of de ontwikkelingen aan Belgische kant sneller zouden gaan dan aan Nederlandse kant. Dat kunnen we bevestigen als de uniformiteitsmaat in België lager ligt dan die in Nederland. Dat betekent immers dat er dan meer veranderingen zijn gebeurd in België dan in Nederland, waardoor de U-waarde minder bedraagt. Die hypothese kon vervolgens voorzichtig bevestigd worden aan de hand van volgende berekeningen: 2. U(B50,B90) < U(N50,N90) 48,93 < 57,32 U (B50,B90) < U (N50,N90) 56,95 < 63,54 Wanneer we die berekeningen echter herdoen voor de nieuwe periode 50-12, komt ook daar de vastgestelde beginnende divergentie tot uiting: 3. U(B50,B12) < U(N50,N12) 30,61 33,80 U (B50,B12) < U (N50,N12) 45,06 48,57 We zien dat er een stagnatie optreedt: er is geen significant verschil meer tussen beide landen. Als we evenwel geen rekening zouden houden met de significantiegrens, zou de uniformiteit in het Nederlandse materiaal toch nog iets hoger liggen dan in het Belgische. Maar we zien algemeen dat beide talen over heel de tijdsperiode ongeveer hetzelfde aantal veranderingen hebben doorgemaakt. Dat is een geheel ander beeld dan dat uit het onderzoek van Wanneer we vervolgens de berekeningen opsplitsen, zien we dat het verschil met het resultaat uit 1999 gesitueerd is in de recentste uniformiteitsberekening: 11

12 4. U(B50,B70) < U(N50,N70) 60,03 60,05 U(B70,B90) < U(N70,N90) 75,99 > 70,28 U(B90,B12) < U(N90,N12) 65,98 < 76,95 U (B50,B70) < U (N50,N70) 55,66 < 65,25 U (B70,B90) < U (N70,N90) 78,80 > 71,22 U (B90,B12) < U (N90,N12) 78,58 < 85,54 De beginnende divergentie waarover we spraken in de eerste hypothese, zien we terugkomen in U(B90,B12) < U(N90,N12). We stellen vast dat er in de periode meer verschuivingen zijn gebeurd in het Belgische materiaal dan in het Nederlandse, waardoor de uniformiteitsmaat lager is. Het omgekeerde was het geval in de periode 70-90, maar een gelijkaardig beeld werd geschetst in de periode Op de reden van die uitkomst zullen we terugkomen in sectie 4.3, wanneer we de huidige synchrone resultaten vergelijken met die van de jaren 90. Daarbij gaan we na of er sprake is van een zekere informaliseringstendens. De resultaten van vorige hypotheses gaven in 1999 aanleiding tot een reeks aanvullende hypotheses. Er werd immers voorzichtig vastgesteld dat Nederland en België een convergerende ontwikkeling vertoonden en dat die ontwikkelingen bovendien sneller gebeurden in Nederlandstalig België dan in Nederland (Geeraerts e.a. 1999: 73). Daarbij vroegen de onderzoekers zich terecht af of de Vlaamse normatieve oriëntatie op Nederland geen retardatieeffecten te zien gaf. Daarmee wordt het volgende bedoeld: als het Belgische Nederlands zich richt naar het Nederlandse, maar dit laatste zelf interne ontwikkelingen ondergaat, dan kan het Belgische Nederlands a.h.w. te laat komen: voor de Nederlandse situatie waaraan België zich wil conformeren goed en wel doorgedrongen is, is de situatie in Nederland zelf al weer gewijzigd. (Geeraerts e.a. 1999: 74). Die hypothese werd getoetst met behulp van volgende berekeningen, aangevuld met berekeningen voor 2012: 5. U(B50,N50) < U(B70,N50) > U(B70,N70) 71,30 > 57,90 < 67,81 U(B70,N70) < U(B90,N70) > U(B90,N90) 67,81 64,67 < 72,41 U(B90,N90) < U(B12,N90) > U(B12,N12) 72,41 > 61,03 65,21 U (B50,N50) < U (B70,N70) > U (B70,N70) 69,84 > 56,72 < 74,59 U (B70,N70) < U (B90,N70) > U (B90,N90) 74,59 > 69,14 < 81,70 U (B90,N90) < U (B12,N90) > U (B12,N12) 81,70 > 71,81 < 77,77 12

13 Uit deze resultaten kunnen we zonder meer vaststellen dat de tendens die in het vorige onderzoek opgemerkt werd, zich doorzet in het huidige materiaal: er zijn, althans voor deze tijdsintervallen, geen retardatie-effecten vast te stellen. Ook de derde hypothese werd opgesplitst in twee subhypothesen. Eerst werd bekeken of er in de evolutie van het Belgische Nederlands een toenemende interne homogeniteit kon worden vastgesteld. Daarna werd onderzocht of de interne uniformiteitsmaat van België, zoals verwacht, lager zou liggen dan in Nederland. De eerste subhypothese werd opgesteld met de veronderstelling dat de interne uniformiteit een indicatie is van linguïstische gestandaardiseerdheid. Standaardisering wordt immers opgevat als een proces dat de interne variatie reduceert (Geeraerts e.a. 1999: 74-75). Aan de hand van volgende berekeningen werd vastgesteld dat het Belgische Nederlands een grotere interne uniformiteit ontwikkelde in de onderzochte periodes. De voornaamste ontwikkeling gebeurde echter reeds tijdens de eerste periode (tussen 1950 en 1970). In de periode daarna viel de toename stil. Voor Nederland, dat gezien werd als referentiepunt voor het Standaardnederlands, werden voor elke periode gelijkaardige resultaten verondersteld. 6. I(B50) < I(B70) < I(B90) < I(B12) 51,31 < 61,22 62,59 < 70,11 I (B50) < I (B70) < I (B90) < I (B12) 54,45 < 71,94 70,20 < 75,26 I(N50) I(N70) I(N90) I(N12) 56,97 61,02 63,85 66,22 I (N50) I (N70) I (N90) I (N12) 64,87 63,82 < 73,53 70,62 Uit de cijfers voor 2012 kunnen we opnieuw een toename afleiden voor de interne uniformiteit van het Belgische Nederlands en dat vooral voor de niet-gewogen resultaten. De situatie in Nederland blijft ongeveer gelijk aan wat vastgesteld werd in de jaren 90. Toch willen we bij deze resultaten graag nog het volgende opmerken. De Nederlandse resultaten laten zien dat ook de interne uniformiteit van het Nederlandse Nederlands onderhevig is aan schommelingen. Dat suggereert volgens de onderzoekers van 1999 dat we een constante interne-uniformiteitsmaat niet zonder meer als indicatie van gestandaardiseerdheid mogen beschouwen (Geeraerts e.a. 1999: 75). De logica die daarachter schuilt, is dat ook het Nederlandse Nederlands als standaard een levende taal is, die veranderingen kan ondergaan. Een constante interne-uniformiteitsgraad zou immers betekenen dat in een gestandaardiseerde taalsituatie geen onomasiologische verschuivingen meer kunnen optreden (Geeraerts e.a. 1999: 75). De tweede subhypothese stelt dan de vraag of de interne uniformiteitmaat van België nog steeds lager ligt dan die van Nederland. Dat kon immers vastgesteld worden in de jaren 50 en 70. Vanaf de jaren 90 kwamen er echter vergelijkbare cijfers tevoorschijn tussen de twee. Toch had 13

14 het Nederlands in België nooit een hogere interne uniformiteitmaat. Die resultaten gelden ook voor de nieuwe onderzochte periode 6 : 7. I(B50) < I(N50) 51,31 < 56,97 I(B70) < I(N70) 61,22 61,02 I(B90) < I(N90) 62,59 63,85 I(B12) < I(N12) 70,11 66,22 I (B50) < I (N50) 54,45 < 64,87 I (B70) < I (N70) 51,94 < 63,82 I (B90) < I (N90) 70,20 73,53 I (B12) < I (N12) 75,26 70,62 Toch zouden we hier voorzichtig kunnen opmerken dat de gewogen interne uniformiteit tussen België en Nederland van 2012 die laatste opmerking zou kunnen tenietdoen. De resultaten vallen nog net onder de significantiegrens van 5% (er is een verschil van 4,64%), maar het Belgische Nederlands is dus goed op weg om een grotere interne uniformiteit te bekomen dan het Nederlandse Nederlands CONCLUSIES De conclusies die we uit het voorgaande hebben kunnen trekken, zetten we hieronder nog eens kort uiteen. Ten eerste lijkt de lexicale toenadering die geconstateerd werd in het materiaal dat gebruikt werd in 1999, stilaan een divergerende weg op te gaan. Ditmaal zijn het echter niet de gewogen cijfers die ons dat besluit doen nemen, aangezien die wel uniformiteit vertonen tussen België en Nederland. Het zijn de niet-gewogen cijfers, waarbij even veel gewicht gegeven wordt aan minder frequente concepten, die laten zien dat de uniformiteit aan het afnemen is. Ten tweede kunnen we ook een spoor van een eventuele divergentie opmerken als we de interne ontwikkelingen in beide landen bekijken. De uniformiteit in België was groter dan die van Nederland als we de jaren 70 vergelijken met de jaren 90. Toch werd voor het globale beeld in 1999 onder voorbehoud geconcludeerd dat de ontwikkelingen in het Belgische Nederlands sneller zouden gaan dan in het Nederlandse Nederlands. In de hedendaagse cijfers zien we echter iets anders: er zijn opnieuw meer verschuivingen gebeurd in België dan in Nederland. Ten derde zien we dat het Belgische Nederlands opnieuw, zoals in de jaren 50 tot 70, een grotere interne uniformiteit ontwikkelt, terwijl het Nederlandse Nederlands stabiel blijft. Of België zich met die ontwikkelingen distantieert van Nederland, lijkt aannemelijk als de vastgestelde beginnende divergentie doorzet. België zou dan een eigen interne uniformiteit ontwikkelen, die ongeveer gelijk is aan wat we kunnen vaststellen over de interne uniformiteit in Nederland. 6 Geeraerts e.a. (1999) vermeldt bij de berekening I (B70) < I (N70) de cijfers 71,94 < 63,82. Het foutieve cijfer werd in overleg met Prof. Dr. Dirk Geeraerts aangepast. 14

15 4.2 HET INTERNE DIACHRONE PERSPECTIEF INLEIDING De interne diachrone analyse onderzoekt welke taalinterne factoren een invloed uitoefenen op de evolutie van de twee onderzochte taalvariëteiten. We kijken dus niet meer naar de taalvariëteiten als geheel, maar gaan meer specifiek in op drie groepen van woordkenmerken of linguïstische variabelen. We gaan na of de evolutie van het Belgische en het Nederlandse Nederlands beïnvloed wordt door endogene of exogene factoren (met de aandeelmaten ENDO en EXO), door de Franse of Engelse herkomst van woorden (met aandelen FRANS en ENGELS) en/of door het gebruik van expliciete taalpropaganda (met aandeel TZ) HYPOTHESES De hypotheses die geformuleerd werden in Geeraerts e.a. (1999), luiden als volgt: ten eerste werd verondersteld dat het Belgische Nederlands een convergerende oriëntatie heeft op Nederland, maar dat het omgekeerde nauwelijks het geval zou zijn. Daardoor zou het relatieve aandeel van gemeenschappelijke woorden tussen beide landen toenemen. Dat vertaalt zich voor het Belgische Nederlands in a) een toename van de keuze voor binationale, unificerende termen, b) een afname van de keuze voor endogene termen en c) een toename van de keuze voor termen met een exogeen kenmerk. Ten tweede werd aangenomen dat de ontwikkeling van het Belgische Nederlands gekenmerkt werd door een reactie tegen Franse invloed. In Nederland zou die oorspronkelijke Franse invloed niet bestaan hebben, waardoor de waarden voor het FRANSaandeel ongeveer gelijk zouden blijven. Ten derde zouden zowel het Belgische als het Nederlandse Nederlands een groeiende invloed van het Engels laten zien. En ten vierde zou het Belgische Nederlands een grote invloed van expliciete taalpropaganda vertonen. Het aandeel van de woorden die in de expliciete taalzorg gepropageerd werden, zou toegenomen zijn, terwijl het aandeel afgewezen woorden een afname te zien zou geven RESULTATEN De eerste hypothese splitst zich nogmaals op in twee grote subhypotheses, waarbij de tweede nog enkele onderverdelingen krijgt. Eerst stelden de onderzoekers zich de vraag of het UNIaandeel, dat staat voor de gemeenschappelijke woordenschat, een toename kende in België. Het was vervolgens niet verbazend, gezien de eerder vastgestelde convergentie, dat het UNI-aandeel op een duidelijke manier toenam in het tijdsinterval Het is daarom eveneens niet verwonderlijk dat we voor het nieuwe tijdsinterval een afname kunnen constateren van datzelfde aandeel: 8. A UNI B50,N50(B50) < A UNI B70,N70(B70) < A UNI B90,N90(B90) < A UNI B12,N12(B12) 66,94 67,54 < 73,40 > 68,17 A UNI B50,N50(B50) < A UNI B70,N70(B70) < A UNI B90,N90(B90) < A UNI B12,N12(B12) 64,00 < 75,23 < 82,12 > 73,49 Die afname is heel duidelijk bij het gewogen materiaal (82,12 in 1990 tegenover 73,49 in 2012), maar ook bij het niet-gewogen materiaal is de daling net hoger dan de significantiegrens. Die vaststellingen komen overeen met de beginnende divergentie die we waarnamen in sectie 4.1. De tweede subhypothese behelst de toenaderingskwestie: Geeraerts e.a wilden nagaan of de vastgestelde convergerende ontwikkeling inderdaad voornamelijk langs Belgische kant tot stand kwam. Ze maten dan niet, zoals bij de eerste subhypothese, het aandeel 15

16 gemeenschappelijke woorden in het Belgische Nederlands van hetzelfde tijdspunt, maar rekenden met de gemeenschappelijke woordenschat uit het voorgaande stadium. Zo ziet men wat in [een bepaalde tijdsperiode] in het Belgische materiaal het aandeel is van de woorden die in [de vorige tijdsperiode] bijdroegen tot de uniformiteit met het Nederlandse materiaal (Geeraerts e.a. 1999: 78). De reden daarvoor was dat de mogelijkheid bestaat dat het aandeel van de woordenschat uit het vorige tijdspunt vergroot in het Belgische Nederlands, maar niet meer voorkomt in het Nederlandse Nederlands. We zouden op die manier ook een convergerende intentie kunnen vaststellen van het Belgische Nederlands met een verschillende oorzaak. Bij de analyse van de resultaten hielden de onderzoekers rekening met drie aanwijzingen. Zowel een toename van het UNI-aandeel, als een toename van het EXO-aandeel geeft een toenadering aan. Het ENDO-aandeel moet echter dalen om een toenadering aan te duiden. Vooraleer we echter overgaan naar een voorstelling van de nieuwe resultaten, past het de resultaten uit het vorige onderzoek uiteen te zetten. Zo zagen Geeraerts e.a. (1999) hun hypotheses grotendeels bevestigd: de evolutie van het ENDO-aandeel [in België] komt sterker naar voren dan de evolutie van het EXO-en het UNI-aandeel, en de verschillen blijken ook duidelijker bij de A -cijfers dan bij de A-getallen. [ ] Zoals verwacht is er minder beweging in het Nederlandse materiaal dan in het Belgische. [ ] De algemene conclusie is dan ook dat de globale toenadering tussen het Belgisch Nederlands en het Nederlands Nederlands die we van 1950 tot 1970 vaststellen, voornamelijk op het conto van de Belgische ontwikkelingen kan worden geschreven. [ ] Voeren we dezelfde analyse uit voor de stap van 1970 naar 1990, dan blijkt d[i]e convergerende intentie nog steeds aanwezig te zijn. [ ]. De ontwikkelingen aan Nederlandse kant maken weer duidelijk dat hier geen sprake is van een toenaderingstendens (Geeraerts e.a. 1999: 92-93). Met die achtergrond kunnen we overgaan naar de resultaten voor het nieuwe tijdspunt: 9. A UNI B90,N90(B90) < A UNI B90,N90(B12) 73,40 > 68,37 A UNI B90,N90(B90) < A UNI B90,N90(B12) 82,12 80,41 Het UNI-aandeel in het Belgische materiaal laat een lichte daling zien bij de niet-gewogen cijfers en een stagnatie bij de gewogen cijfers. Aangezien een toename van het UNI-aandeel wijst op een toenadering, lijkt ook deze lichte afname weer de eerder voorgestelde divergentietendens te ondersteunen. 10. A EXO B90,N90(B90) < A EXO B90,N90(B12) 5,55 9,66 A EXO B90,N90(B90) < A EXO B90,N90(B12) 4,71 4,25 Het aantal woorden met een EXO-kenmerk is dan weer ongeveer gelijk voor beide tijdspunten. Dat was ook zo in de vorige periodes, wat ons doet concluderen dat exogene woorden nog steeds in dezelfde mate worden overgenomen. 16

17 11. A ENDO B90,N90(B90) > A ENDO B90,N90(B12) 21,05 > 15,71 A ENDO B90,N90(B90) > A ENDO B90,N90(B12) 13,17 9,82 Het ENDO-aandeel in België is eveneens vergelijkbaar met de vorige periodes. De voorkeur voor endogene woorden daalt bij de niet-gewogen cijfers en laat een stagnatie zien bij de gewogen cijfers. Dat was precies zo in de periode Daarom geven bovenstaande cijfers misschien aan dat de meest frequente termen reeds hun plaats veroverd hebben in het Belgische kledinglexicon, aangezien de cijfers daar constant blijven. Ook voor Nederland blijven de resultaten grotendeels vergelijkbaar met de vorige tijdspunten. Enkel het ENDO-aandeel geeft andere cijfers weer: het daalt ten opzichte van de jaren 90. Dat kan hoofdzakelijk geconstateerd worden bij de gewogen cijfers. Het is dus vooral bij meer frequente termen dat Nederlanders geneigd zijn endogene woorden op te geven. In de resultaten zien we dan vooral een invloed van jeans tegenover spijkerbroek voor het concept JEANS, of het colbert dat concurrentie krijgt van de blazer voor het concept COLBERT(v). Eventueel kan dit wijzen op een toenadering tot het Belgische Nederlands, maar zulk een conclusie zou misschien wat voorbarig zijn. 12. A UNI N90,B90(N90) A UNI N90,B90(N12) 58,08 57,83 A UNI N90,B90(N90) A UNI N90,B90(N12) 67,64 < 72,12 A EXO N90,B90(N90) 7,23 6,39 A EXO N90,B90(N12) A EXO N90,B90(N90) A EXO N90,B90(N12) 2,06 2,47 A ENDO N90,B90(N90) 34,68 > 28,59 A ENDO N90,B90(N12) A ENDO N90,B90(N90) A ENDO N90,B90(N12) 30,30 > 21,40 We kunnen uit voorbeelden (9) tot en met (12) dus concluderen dat ook als we de aparte UNI-, EXO- en ENDO-aandelen vergelijken, er niet langer sprake is van een convergerende beweging tussen België en Nederland. Enkele waarnemingen ondersteunen ook de beginnende divergentietendens. De tweede hoofdhypothese poneert de stelling dat de ontwikkeling van het Nederlands in Vlaanderen gekenmerkt wordt door een reactie tegen Franse invloed. Dat zou niet het geval zijn voor het Nederlands in Nederland. Ook deze hypothese valt uiteen in twee verschillende hypotheses. Eerst en vooral werd onderzocht of de invloed van het Frans werkelijk verminderde in het Belgische Nederlands en of diezelfde invloed afwezig was in het Nederlandse Nederlands. Bijgevolg zou die laatste variant telkens ongeveer gelijke waarden te zien geven. Vervolgens werd met een tweede subhypothese nagegaan of de invloed van het Frans in België initieel groter was dan in Nederland. De resultaten van de eerste subhypothese waren, voor het Belgische Nederlands althans, reeds bevredigend voor de onderzoekers in 1999 en blijken ook nu nog stand te houden: 17

18 13. A FRANS(B50) > A FRANS(B70) > A FRANS(B90) > A FRANS(B12) 36,64 > 27,81 > 18,71 > 10,31 A FRANS(B50) > A FRANS(B70) > A FRANS(B90) > A FRANS(B12) 35,61 > 22,27 > 18,14 > 10,34 A FRANS(N50) A FRANS(N70) A FRANS(N90) A FRANS(N12) 39,65 > 24,54 23,03 > 12,18 A FRANS(N50) A FRANS(N70) A FRANS(N90) A FRANS(N12) 44,01 > 21,94 < 29,90 > 16,96 Het aandeel Franse termen vermindert dus nog steeds gestaag in het Belgische materiaal. Het is echter opvallend dat die tendens zich heeft uitgebreid naar Nederland, waar ook een markante daling te zien is. Dat is mogelijk te wijten aan verschillende zaken, die mogelijk ook niet meer enkel voor Nederland gelden. In het werk uit 1999 en in Geeraerts & Grondelaers 2000 werd het grillige patroon in Nederland, dat de oorspronkelijke verwachting weerlegt, als volgt verklaard. Vanuit de traditionele, integrationistische visie is het duidelijk dat de constante daling in België overeenkomt met een historisch bepaalde afwijzing van het Frans. De Franse invloed in Nederland heeft echter niet zulk een normbeladenheid. De zogenaamde erratische evolutie in Nederland zou dan ook eerder het gevolg zijn van een cultureel bepaalde stilistische ontwikkeling (Geeraerts & Grondelaers 2000: 62). Die stilistische ontwikkeling kan bijvoorbeeld de vorm aannemen van een veranderende mode en tijdgeest, bovendien is de kledij in de hedendaagse modebladen vaker alledaags dan chic (zie verder: Geeraerts e.a. 1999: 95-96; Geeraerts & Grondelaers 2000: 62-63). Maar ook de invloed van het Engels speelt een duidelijke rol. Daar komen we uitgebreid op terug in de derde hoofdhypothese van deze sectie. Geeraerts e.a. (1999) stelden in een tweede subhypothese dat de invloed van het Frans in België althans initieel groter was dan in Nederland. Die hypothese werd in 1999 al weerlegd als gevolg van de resultaten van de eerste subhypothese (supra): De specifieke factoren die de evolutie van het FRANS-aandeel in het Nederlandse Nederlands bepalen, impliceren niet dat dat aandeel kleiner is dan in het Belgische Nederlands (Geeraerts e.a. 1999: 96). Bijgevolg is het niet noodzakelijk deze hypothese te herdoen voor het materiaal van We raakten net al kort aan het feit dat de invloed van het Engels een rol speelt in zowel het oude als het nieuwe materiaal. De derde hypothese gaat hier verder op in met opnieuw twee subhypothesen. We vragen ons enerzijds af of we inderdaad kunnen spreken van een toename van Engelse invloed in het Nederlands van België en Nederland. Anderzijds stellen we ons de vraag of die invloed op gelijkaardige wijze geldt in beide landen. Eerst en vooral kunnen we, als we kijken naar het tijdschriftenmateriaal van de jaren 50 tot nu, concluderen dat het aandeel termen van Engelse afkomst inderdaad toegenomen is. 18

19 14. A ENGELS(B50) < A ENGELS(B70) < A ENGELS(B90) < A ENGELS(B12) 9,30 < 19,54 23,43 < 38,98 A ENGELS(B50) < A ENGELS(B70) < A ENGELS(B90) < A ENGELS(B12) 2,60 3,14 < 14,41 < 23,43 A ENGELS(N50) < A ENGELS(N70) < A ENGELS(N90) < A ENGELS(N12) 11,25 < 22,12 < 27,39 28,68 A ENGELS(N50) < A ENGELS(N70) < A ENGELS(N90) < A ENGELS(N12) 1,72 2,93 < 14,79 17,63 In het Belgische materiaal is vast en zeker een verdere stijging op te merken. Het Nederlandse materiaal blijkt evenwel een evenwicht te hebben gevonden ten opzichte van de jaren 90. We zien verder ook dat de cijfers voor het niet-gewogen materiaal bij beide landen hoger liggen dan die voor het gewogen materiaal. Daaruit blijkt dat meer frequente termen minder vatbaar zijn voor Engelse invloeden. Bij minder frequente concepten zal dat meer het geval zijn. We zien daarbij voorbeelden als sweater en sweatshirt (bij het concept TRUI), pant(s) (bij het concept BROEK) of skirt en dress (respectievelijk bij de concepten ROK en JURK). Met het tweede onderdeel van de derde hypothese wilden Geeraerts e.a. (1999) te weten komen of Vlaanderen en Nederland in ongeveer dezelfde mate beïnvloed werden door het Engels. En die hypothese bleek te kloppen: de cijfers voor elk tijdspunt verschilden nauwelijks voor België en Nederland. Die conclusie kunnen we echter niet afleiden uit volgende cijfers: 15. A ENGELS(B12) A ENGELS(N12) 38,98 > 28,68 A ENGELS(B12) A ENGELS(N12) 23,43 > 17,63 We kunnen met de cijfers van 2012 immers vaststellen dat het aandeel Engelse termen in België groter is voor zowel de gewogen als de niet-gewogen cijfers. Hier blijkt het Nederland te zijn dat zich probeert te wapenen tegen buitenlandse invloeden, net zoals Vlaanderen dat deed tegenover het Frans. De Nederlandse blijk van chauvinisme toont zich duidelijk in de oprichting van organisaties als De Stichting Nederlands, De Stichting Taalverdediging en het Ampzing Genootschap. Die drie verenigingen nemen een helder standpunt in tegen de Engelse invloed op de Nederlandse taal. 7 België daarentegen is misschien minder gehecht aan een eigen taal, wat niet verwonderlijk zou zijn in het licht van de taalgeschiedenis. De vierde en laatste hypothese van deze sectie stelde in het voorgaande onderzoek dat de ontwikkeling van het Belgische Nederlands een invloed zal ondervonden hebben van taalpolitieke propaganda en expliciete taalzuiveringsinspanningen. De reden van die inspanningen was om het Vlaamse volk de Nederlandse standaard te doen beheersen en het Vlaams zoveel mogelijk weg te werken. Geeraerts e.a. (1999) maakten voor dit onderdeel gebruik van de werken aangegeven in Wegwijzer, cumulatief register op taalzuiverings- en 7 Zie verder: dossier verengelsing van Onze Taal op: of ook Taalschrift, een tijdschrift over taal en taalbeleid: 19

20 taalbeheersingsuitgaven (Geerts & Smedts 1986). Zij onderzochten zowel afgekeurde als goedgekeurde woorden en deden dat op twee verschillende manieren. Aan de ene kant gingen ze uit van een continue wegingsfactor, waarbij zowel positieve als negatieve adviezen onderverdeeld werden in drie categorieën, afhankelijk van de sterkte van het oordeel (respectievelijk expliciete afkeuring/aanprijzing, impliciete afkeuring/aanprijzing of een neutrale vermelding). Die manier werd nog opgesplitst in twee soorten berekeningen: een met en een zonder uitzuivering van niet-vermelde concepten. Aan de andere kant gingen de onderzoekers uit van een binaire wegingsfactor, waarbij de drie negatieve en positieve categorieën gereduceerd werden tot een ANTI- of PRO-score. Bij deze berekeningswijze werd eveneens rekening gehouden met niet-vermelde concepten. Aan de hand van die vier verschillende manieren konden Geeraerts e.a. (1999) het volgende concluderen: de basishypotheses die we geformuleerd hebben i.v.m. de correlatie tussen het taalgebruik en de taalzuiveringliteratuur worden door de cijfers bevestigd (Geeraerts e.a. 1999: 101). De oorspronkelijk gebruikte wegingsfactoren waren niet meteen voorhanden, waardoor we genoodzaakt waren ons te baseren op ander naslagwerk. Bovendien is de populariteit van zulke taalzuiveringswerken beduidend afgenomen in het laatste decennium. We hebben er dan ook voor gekozen om voor deze laatste hypothese uit te gaan van twee recente normatieve werken. Een opmerking hierbij is dat de door ons gebruikte werken enkel expliciete afkeuringen bevat, terwijl het vorige onderzoek ook positieve adviezen omvatte. Met behulp van het Woordenboek voor correct taalgebruik (Theissen & Debrabandere 2004) en 2400x liever Nederlands: Woordenlijst onnodig Engels (Koops et al. 2005) formuleren we vervolgens een nieuwe onderzoeksvraag. We vragen ons namelijk af of er in de laatste fase van de evolutie ( 90-12) een effect te merken is van de taalzuiveringswerken die in deze periode gepubliceerd werden. Idealiter zou het taaladvies namelijk nog altijd een effect hebben en zou het aandeel afgekeurde woorden afnemen. We toetsen de hypothese aan de hand van volgende berekeningen (waarbij TZ staat voor taalzuivering). 16. A TZ(B90) > A TZ(B12) 14,85 < 20,69 A TZ(B90) > A TZ(B12) 10,55 9,88 De onderzoekers uit 1999 konden duidelijk het effect opmerken van de inspanningen op normatief vlak die jaren voordien geleverd werden. Daarom moeten ook wij verwachten dat de invloed van de taalzuivering groter is op het tijdschriftenmateriaal van 2012 dan op dat van de jaren 90. Die verwachting wordt duidelijk niet ingelost. Bij de niet-gewogen cijfers is een stijging te zien: er komen namelijk meer afgekeurde termen voor in het materiaal van 2012 dan in dat van Bij de gewogen cijfers zien we resultaten die overeenkomen voor beide periodes. Minder frequente begrippen kunnen dus meer hun eigen weg gaan in het taalgebruik van Vlamingen, terwijl men voor meer frequente begrippen eerder de normatief goedgekeurde woorden gebruikt. Een verklaring daarvoor is dat de normatief correcte benamingen voor de meer frequente begrippen al goed ingeburgerd zijn in de woordenschat van de Belgische taalgebruikers door de taalzuiveringsinspanningen van weleer. Minder frequente begrippen waren daar misschien 20

Titel Wat dragen we vandaag: een hemd met blazer of een shirt met jasje?

Titel Wat dragen we vandaag: een hemd met blazer of een shirt met jasje? Titel Wat dragen we vandaag: een hemd met blazer of een shirt met jasje? Ondertitel Convergentie en divergentie binnen Nederlandse kledingtermen Auteursnamen Jocelyne Daems Kris Heylen Dirk Geeraerts Affiliatie

Nadere informatie

Verkenning van semasiologische variatie in verkeerstermen in het Nederlands

Verkenning van semasiologische variatie in verkeerstermen in het Nederlands Verkenning van semasiologische variatie in verkeerstermen in het Nederlands Jocelyne Daems KU Leuven OG Quantitative Lexicology and Variational Linguistics Overzicht Achtergrond Data Methodologie Resultaten

Nadere informatie

Wat dragen we vandaag: een hemd met blazer of een shirt met jasje? Convergentie en divergentie binnen Nederlandse kledingtermen

Wat dragen we vandaag: een hemd met blazer of een shirt met jasje? Convergentie en divergentie binnen Nederlandse kledingtermen Wat dragen we vandaag: een hemd met blazer of een shirt met jasje? Convergentie en divergentie binnen Nederlandse kledingtermen Jocelyne Daems, Kris Heylen & Dirk Geeraerts MEM 67 (2): 307 342 DOI: 10.5117/TET2015.2.DAEM

Nadere informatie

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen.

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen. 1 Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen. De particularisten pleitten voor een eigen Nederlands pleitten,

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

VIOT Groningen

VIOT Groningen Duurzaamheid in Tijden van Disruptie Dirk Geeraerts KU Leuven RU Quantitative Lexicology and Variational Linguistics Uitgangspunt duurzaamheid = een duurzame taalbeheersingspraktijk is evidence-based,

Nadere informatie

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigenverzekering

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigenverzekering Evolutie van de schadefrequentie 2007-2016 in de BA motorrijtuigenverzekering Inhoud 1. Aantal schadegevallen BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie van de

Nadere informatie

De financiële gevolgen voor de politieke partijen na de hervorming van de Senaat. Jef Smulders & Bart Maddens

De financiële gevolgen voor de politieke partijen na de hervorming van de Senaat. Jef Smulders & Bart Maddens De financiële gevolgen voor de politieke partijen na de hervorming van de Senaat Jef Smulders & Bart Maddens KU Leuven Instituut voor de Overheid Faculteit Sociale Wetenschappen Tel: 0032 16 32 32 70 Parkstraat

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

De financiële gevolgen voor de politieke partijen na de hervorming van de Senaat. Jef Smulders & Bart Maddens

De financiële gevolgen voor de politieke partijen na de hervorming van de Senaat. Jef Smulders & Bart Maddens De financiële gevolgen voor de politieke partijen na de hervorming van de Senaat Jef Smulders & Bart Maddens KU Leuven Instituut voor de Overheid Faculteit Sociale Wetenschappen Tel: 0032 16 32 32 70 Parkstraat

Nadere informatie

02/02/2001. 1. Aanwijzing van Belgacom Mobile NV als operator met een sterke marktpositie

02/02/2001. 1. Aanwijzing van Belgacom Mobile NV als operator met een sterke marktpositie ADVIES VAN HET BIPT OVER DE AANWIJZING VAN BELGACOM MOBILE NV ALS OPERATOR MET EEN STERKE POSITIE OP DE MARKT VOOR OPENBARE MOBIELE TELECOMMUNICATIENETWERKEN EN OP DE NATIONALE MARKT VOOR INTERCONNECTIE

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Inleiding De mate van vertrouwen van burgers in de overheid en maatschappelijke instellingen werd al vaker de toetssteen van de democratie genoemd: daalt

Nadere informatie

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt. 2.2 Gavpppd en socio-economische kenmerken Iedereen die mobiliteit en verplaatsingsgedrag bestudeert, heeft wellicht al wel eens van een studie gehoord waarin socio-economische kenmerken gebruikt worden

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

De appel valt niet ver van de boom: afstanden berekenen tussen taalvariëteiten

De appel valt niet ver van de boom: afstanden berekenen tussen taalvariëteiten [Taalwerk] De appel valt niet ver van de boom: afstanden berekenen tussen taalvariëteiten Tom Ruette 1. Afstanden en categorieën De appel valt niet ver van de boom,

Nadere informatie

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie Die publieke opinie in de Europese Unie Opiniepeiling besteld en gecoördineerd door de Europese Commissie, Directoraat-generaal Communicatie. Dit werd opgesteld voor de Vertegenwoordiging van de Europese

Nadere informatie

Nederlandse Taalkunde, jaargang 6, 2001-3

Nederlandse Taalkunde, jaargang 6, 2001-3 Ter inleiding Het Nederlands is gezegend met een geschiedenis van sterke regionale variatie, zoals de dialectologie en historische taalkunde de afgelopen anderhalve eeuw overtuigend hebben laten zien.

Nadere informatie

Evolutie van de schadefrequentie 2003-2012 in de BA motorrijtuigen verzekering

Evolutie van de schadefrequentie 2003-2012 in de BA motorrijtuigen verzekering Evolutie van de schadefrequentie 2003-2012 in de BA motorrijtuigen verzekering Inhoud 1. Aantal schadegevallen BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie van

Nadere informatie

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst? Ronde 8 Peter Debrabandere Katholieke Hogeschool VIVES Contact: peter.debrabandere@vives.be Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Nadere informatie

Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012

Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012 Pagina 1 van 5 Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012 Inleiding Sinds 2007 beschikt de over een meldpunt Vossenschade. Om dit meldpunt meer bekendheid te geven voor heel Vlaanderen werd in januari

Nadere informatie

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg Overzicht uitgeschreven huisartsen 1990-2015 NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg ISBN 978-94-6122-424-8 http://www.nivel.nl nivel@nivel.nl Telefoon 030 2 729 700 Fax 030 2 729 729

Nadere informatie

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties Deel 1: Gemiddelde leeftijd en leeftijdsopbouw Mathieu Vliegen en Niek van Leeuwen De se bevolkingskernen vertonen niet alleen een ongelijkmatig ruimtelijk spreidingspatroon, maar ook regionale verschillen

Nadere informatie

Inhoudswoorden en preposities als standaardiseringsindicatoren. De diachrone en synchrone status van het Belgische Nederlands

Inhoudswoorden en preposities als standaardiseringsindicatoren. De diachrone en synchrone status van het Belgische Nederlands Grondelaers, Stefan, Hilde Van Aken, Dirk Speelman & Dirk Geeraerts. 2001. "Inhoudswoorden en preposities als standaardiseringsindicatoren. De diachrone en synchrone status van het Belgische Nederlands".

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

AN, BN, NN en een snuifje SN. Regionale variatie in het Nederlands

AN, BN, NN en een snuifje SN. Regionale variatie in het Nederlands . Taalbeschouwing Van Ginneken, J. (2000). Verborgen verleiders. Hoe de media je sturen. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Willy Smedts K.U. Leuven Contact: willy.smedts@arts.kuleuven.be Ronde 6 AN, BN, NN en

Nadere informatie

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleiden die hun taalvaardigheid in het Nederlands zullen moeten bewijzen op de werkvloer in Vlaanderen, Nederland of in een buitenlands bedrijf

Nadere informatie

WKK-barometer 2016 juni Zwartzustersstraat 16, bus Leuven

WKK-barometer 2016 juni Zwartzustersstraat 16, bus Leuven WKK-barometer 2016 juni Zwartzustersstraat 16, bus 0102-3000 Leuven 016 58 59 97 info@cogenvlaanderen.be www.cogenvlaanderen.be Dit is de eerste WKK-barometer die COGEN Vlaanderen publiceert. De bedoeling

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere Inleiding In deze fiche zal het museum- en tentoonstellingsbezoek van de Vlamingen in kaart gebracht worden op basis van de participatiesurveygegevens van 2004 (n=2849), 2009 (n=3144) en 2014 (n=3965).

Nadere informatie

STUDIE (F)050908-CDC-455

STUDIE (F)050908-CDC-455 Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas Nijverheidsstraat 26-38 1040 Brussel Tel. : 02/289.76.11 Fax : 02/289.76.09 COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS STUDIE

Nadere informatie

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN Inleiding Statistische gevolgtrekkingen (statistical inference) gaan over het trekken van conclusies over een populatie op basis van steekproefdata.

Nadere informatie

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) of jongeren (16+) aan het einde van het secundair of voortgezet onderwijs in het buitenland die starten met een studie

Nadere informatie

Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen

Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen Auteur: Joost Bollens 1 Abstract In de loop van mei 2009 werd in Vlaanderen de zogenaamde systematische aanpak van de VDAB (de Vlaamse Dienst voor

Nadere informatie

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J., De Fraine B. & Van den Branden N. Promotor:

Nadere informatie

1 Toegevoegde waarde in het BAU-scenario 2

1 Toegevoegde waarde in het BAU-scenario 2 ANNEX 4 MACRO-ECONOMISCHE ONDERBOUWING VAN HET BAU-SCENARIO Auteur: J. Duerinck INHOUD 1 Toegevoegde waarde in het BAU-scenario 2 1.1 Analyse trendmatige evoluties toegevoegde waarde 2 1.2 Methode voor

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

Evolutie van de schadefrequentie 2001-2010 in de BA motorrijtuigen verzekering

Evolutie van de schadefrequentie 2001-2010 in de BA motorrijtuigen verzekering Evolutie van de schadefrequentie 2001-2010 in de BA motorrijtuigen verzekering Inhoud 1. Aantal schadegevallen BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie van

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen Monitoring Rapport: Januari 2012 Jan van Nispen Inleiding Sinds 2008 zijn woorden zoals crisis, financieringsproblemen, waarborgen en bailouts niet meer uit de

Nadere informatie

Studie met betrekking tot de controle van jaarrekeningen door commissarissen-revisoren.

Studie met betrekking tot de controle van jaarrekeningen door commissarissen-revisoren. http://www.graydon.be/download/studies/173.doc Gelieve de bron te vermelden Studie met betrekking tot de controle van jaarrekeningen door commissarissen-revisoren. Van de ruim 22.000 grote bedrijven die

Nadere informatie

Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk

Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk G. Dekker Aan het kerkelijk gemengde huwelijk wordt vanuit de sociale wetenschappen niet zo bijzonder veel aandacht geschonken. De belangstelling

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere Inleiding Erfgoed is een brede en overkoepelende term waarbinnen roerend, onroerend en immaterieel erfgoed wordt onderscheiden. Deze drie categorieën zijn in de praktijk sterk verweven met elkaar, maar

Nadere informatie

Evolutie van de schadefrequentie 2001-2009 in de BA motorrijtuigen verzekering

Evolutie van de schadefrequentie 2001-2009 in de BA motorrijtuigen verzekering Evolutie van de schadefrequentie 2001-2009 in de BA motorrijtuigen verzekering Inhoud 1. Aantal schadegevallen BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie van

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

WKK-barometer december. Zwartzustersstraat 16, bus Leuven

WKK-barometer december. Zwartzustersstraat 16, bus Leuven WKK-barometer 2016 december Zwartzustersstraat 16, bus 0102-3000 Leuven 016 58 59 97 info@ @cogenvlaanderen.be www.cogenvlaanderen.be Dit is de tweede WKK-barometer die COGEN Vlaanderen publiceert. De

Nadere informatie

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties Grace Ghafoer Memory strategies, learning styles and memory achievement Eerste begeleider: dr. W. Waterink Tweede begeleider: dr. S. van Hooren

Nadere informatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility. RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede

Nadere informatie

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering Evolutie van de schadefrequentie 2005-2014 in de BA motorrijtuigen verzekering Inhoud 1. Aantal schadegevallen BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie van

Nadere informatie

Geen tekort aan technisch opgeleiden

Geen tekort aan technisch opgeleiden Geen tekort aan technisch opgeleiden Auteur(s): Groot, W. (auteur) Maassen van den Brink, H. (auteur) Plug, E. (auteur) De auteurs zijn allen verbonden aan 'Scholar', Faculteit der Economische Wetenschappen

Nadere informatie

Hoofdstuk 3. Het onderzoek van dyslectische leerlingen

Hoofdstuk 3. Het onderzoek van dyslectische leerlingen Hoofdstuk 3. Het onderzoek van dyslectische leerlingen Inleiding In de voorgaande twee hoofdstukken hebben wij de nieuwe woordleestoetsen en van Kleijnen e.a. kritisch onder de loep genomen. Uit ons onderzoek

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. University of Groningen Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. Verbakel, N. J. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering Evolutie van de schadefrequentie 2006-2015 in de BA motorrijtuigen verzekering Inhoud 1. Aantal schadegevallen BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie van

Nadere informatie

Doelstelling: Bijsturing van de opvattingen van de leerlingen met betrekking tot magnetische eigenschappen

Doelstelling: Bijsturing van de opvattingen van de leerlingen met betrekking tot magnetische eigenschappen 6-8 jaar Wetenschappelijk inhoud: Natuurkunde Beoogde concepten: Magnetische eigenschappen van verschillende voorwerpen, intensiteit van een magnetisch vel. Beoogde leeftijdsgroep: Leerlingen van 8 jaar

Nadere informatie

Demografische trends binnen de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt): Een analyse van de ontwikkelingen van de ledentallen van de GKv

Demografische trends binnen de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt): Een analyse van de ontwikkelingen van de ledentallen van de GKv Trendanalyse GKv, drs. M.J. Wijma, Praktijkcentrum, Zwolle, mei 216. Demografische trends binnen de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt): Een analyse van de ontwikkelingen van de ledentallen van de GKv Auteur:

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010

Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010 Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Bedrijfseconomische Statistieken Statistische analyse Den Haag Postbus 24500 2490 HA Den Haag Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010 Gert Buiten, Andries

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering Inhoud 1. Aantal schadegevallen BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie van de schadegevallen

Nadere informatie

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar...

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar... Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar... Van Dongen, W. 2010. Naar een meer democratische verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen

Nadere informatie

SAMENVATTING (Summary in Dutch)

SAMENVATTING (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Dit proefschrift beschrijft de resultaten van een onderzoek naar computerondersteuning bij het opstellen van dienstroosters voor het verplegend personeel in de intramurale

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen Monitoring Rapport: Mei 212 Jan van Nispen Inleiding De start van de financiële crisis ligt nu al enkele jaren achter ons, maar in 211 voelden we nog steeds de

Nadere informatie

Populaties beschrijven met kansmodellen

Populaties beschrijven met kansmodellen Populaties beschrijven met kansmodellen Prof. dr. Herman Callaert Deze tekst probeert, met voorbeelden, inzicht te geven in de manier waarop je in de statistiek populaties bestudeert. Dat doe je met kansmodellen.

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

De vastgoedactiviteit volgt de evolutie van het aantal vastgoed-gerelateerde dossiers op die maandelijks binnekomen in de notariskantoren.

De vastgoedactiviteit volgt de evolutie van het aantal vastgoed-gerelateerde dossiers op die maandelijks binnekomen in de notariskantoren. NOTARISBAROMETER VASTGOED AAN DE KUST WWW.NOTARIS.BE S1 2017 VASTGOEDACTIVITEIT AAN DE KUST De vastgoedactiviteit volgt de evolutie van het aantal vastgoed-gerelateerde dossiers op die maandelijks binnekomen

Nadere informatie

Lexicale convergentie in de Nederlandse woordenschat

Lexicale convergentie in de Nederlandse woordenschat Overzicht Inleiding Het Nederlands Methode Resultaten Lexicale convergentie in de Nederlandse woordenschat Jocelyne Daems Kris Heylen Dirk Geeraerts KU Leuven OG Kwantitatieve Lexicologie en Variatielinguı

Nadere informatie

DE AUDIOVISUELE SECTOR CIJFERS OPLEIDINGSINSPANNINGEN

DE AUDIOVISUELE SECTOR CIJFERS OPLEIDINGSINSPANNINGEN DE AUDIOVISUELE SECTOR CIJFERS 2013 OPLEIDINGSINSPANNINGEN INHOUDSOPGAVE I. INLEIDING... 2 II. SOCIALE BALANS... 3 III. ANALYSE VAN DE OPLEIDINGSINSPANNINGEN BINNEN HET PC 227... 5 1. REPRESENTATIVITEIT...

Nadere informatie

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29). In het kader van het onderzoek kreeg de RVA de vraag om op basis van de door het VFSIPH opgestelde lijst van Rijksregisternummers na te gaan welke personen op 30 juni 1997 als werkloze ingeschreven waren.

Nadere informatie

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen in de volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement Inleiding In ons recent onderzoek betreffende de gerechtigden op wacht- en

Nadere informatie

Evolutie van de schadefrequentie 2002-2011 in de BA motorrijtuigen verzekering

Evolutie van de schadefrequentie 2002-2011 in de BA motorrijtuigen verzekering Evolutie van de schadefrequentie 2002-2011 in de BA motorrijtuigen verzekering Inhoud 1. Aantal schadegevallen BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie BA toerisme en zaken... 2 Schadefrequentie van

Nadere informatie

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf M21221 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot Verklaring van verschillen tussen MKB en groot en ontwikkelingen 1993-29 Anne Bruins Ton Kwaak Zoetermeer, november 212 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot

Nadere informatie

VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE SCHATTINGEN VAN SIGNIFICANTE GOLFHOOGTE

VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE SCHATTINGEN VAN SIGNIFICANTE GOLFHOOGTE Rapport aan isterie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Waterwegen en Zeewezen AFDELING WATERWEGEN KUST VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats The Relationship between Physical Health, Resilience and Subjective Wellbeing of Inhabitants

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model 1. Opbouw van de AV-lijn A. Relatie tussen reële bbp en rente Fragment: Belgische glansprestatie (Tijd, 31/12/2004) Bestedingen De consumptie van de gezinnen groeide

Nadere informatie

Leeractiviteit Internationale Organisaties IMF Quota s

Leeractiviteit Internationale Organisaties IMF Quota s Leeractiviteit Internationale Organisaties IMF Quota s Deze LA gaat over de hervormingen van de IMF quota s waarbij men de ontwikkelingslanden en de opkomende economieën meer vertegenwoordiging wou geven.

Nadere informatie

Verloop bij de Politie: de Rol van Procedurele en Interactionele Rechtvaardigheid en Commitment

Verloop bij de Politie: de Rol van Procedurele en Interactionele Rechtvaardigheid en Commitment Verloop bij de Politie: de Rol van Procedurele en Interactionele Rechtvaardigheid en Commitment Turnover at the Police: the Role of Procedural and Interactional Justice and Commitment Inge E. F. Snyders

Nadere informatie

Lijnenspel. Remco van Groesen ( ) & Ellen Houbiers ( )

Lijnenspel. Remco van Groesen ( ) & Ellen Houbiers ( ) Lijnenspel Remco van Groesen (0769631) & Ellen Houbiers (0775493) Technische Universiteit Eindhoven Opdrachtgever: Benne de Weger Begeleider: Cor Hurkens 18 januari 2013 1 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2

Nadere informatie

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk BEGRIP VAN BEWIJS Herman Schalk Vragenlijst Toelichting bij de vragenlijst p. 3 Vragen bij de elementen van begrip van bewijs p. 4 vrije Universiteit amsterdam

Nadere informatie

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen 1 Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen Peter van der Meer Samenvatting In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag in hoeverre het mogelijk is verschillen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) 163 Samenvatting (Summary in Dutch) Er zijn slechts beperkte financiële middelen beschikbaar voor publieke voorzieningen en publiek gefinancierde diensten. Als gevolg daarvan zijn deze voorzieningen en

Nadere informatie

culturele determinanten in het gebruik van Engels in Nederlandse Vacatures Eline Zenner (FWO Vlaanderen), Dirk Geeraerts & Dirk Speelman

culturele determinanten in het gebruik van Engels in Nederlandse Vacatures Eline Zenner (FWO Vlaanderen), Dirk Geeraerts & Dirk Speelman Language Management Socio-culturele culturele determinanten in het gebruik van Engels in Nederlandse Vacatures Eline Zenner (FWO Vlaanderen), Dirk Geeraerts & Dirk Speelman University of Leuven RU Quantitative

Nadere informatie

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1 4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1 4.1 Het prestige van de kerken De kerken zijn niet meer de gezaghebbende instanties van vroeger. Dat is niet alleen zo in Nederland. Zelfs in uitgesproken godsdienstige

Nadere informatie

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering The relation between Mindfulness and Psychopathology: the Mediating Role of Global and Contingent

Nadere informatie

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot 2009 G. Van Landeghem & J. Van Damme Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon T lager onderwijs tot 2009 Auteurs:

Nadere informatie

Deeltijdarbeid. WAV-Rapport. Seppe Van Gils. Maart 2004

Deeltijdarbeid. WAV-Rapport. Seppe Van Gils. Maart 2004 Deeltijdarbeid Seppe Van Gils Maart 2004 WAV-Rapport Steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming Interuniversitair samenwerkingsverband E. Van Evenstraat 2 blok C 3000 Leuven T:32(0)16 32 32 39 F:32(0)16

Nadere informatie

LinkedIn Profiles and personality

LinkedIn Profiles and personality LinkedInprofielen en Persoonlijkheid LinkedIn Profiles and personality Lonneke Akkerman Open Universiteit Naam student: Lonneke Akkerman Studentnummer: 850455126 Cursusnaam en code: S57337 Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Examination 2DL04 Friday 16 november 2007, hours.

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Examination 2DL04 Friday 16 november 2007, hours. TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica Examination 2DL04 Friday 16 november 2007, 14.00-17.00 hours. De uitwerkingen van de opgaven dienen duidelijk geformuleerd en overzichtelijk

Nadere informatie

De beste prijs-kwaliteit verhouding?

De beste prijs-kwaliteit verhouding? De beste prijs-kwaliteit verhouding? Prof. dr. Jan Telgen, Universiteit Twente Inkopers hebben nogal eens de neiging zich een Calimero rol aan te meten: zij zijn groot en ik ben klein. Dat gebeurt dan

Nadere informatie

Academisch schrijven Inleiding

Academisch schrijven Inleiding - In dit essay/werkstuk/deze scriptie zal ik nagaan/onderzoeken/evalueren/analyseren Algemene inleiding van het werkstuk In this essay/paper/thesis I shall examine/investigate/evaluate/analyze Om deze

Nadere informatie

Proeftuinplan: Meten is weten!

Proeftuinplan: Meten is weten! Proeftuinplan: Meten is weten! Toetsen: hoog, laag, vooraf, achteraf? Werkt het nu wel? Middels een wetenschappelijk onderzoek willen we onderzoeken wat de effecten zijn van het verhogen cq. verlagen van

Nadere informatie

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type of Dementia as Cause of Sexual Disinhibition Presence of the Behavior in Alzheimer s Type? Carla

Nadere informatie

Examen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl) Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni 13.3 16.3 uur 2 3 Voor dit examen zijn maximaal zijn 88 punten te behalen; het examen bestaat

Nadere informatie

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996 Dit deel van het onderzoek omvat alle personen tussen de 18 en 55 jaar oud (leeftijdsgrenzen inbegrepen) op 30 juni 1997, wiens dossier van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met

Nadere informatie