ZIEKENHUIS EN VVT. OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn [BOL] Beroepstaak B Gevorderd 2. Albeda college Branche gezondheidszorg

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ZIEKENHUIS EN VVT. OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn [BOL] Beroepstaak B Gevorderd 2. Albeda college Branche gezondheidszorg"

Transcriptie

1 OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn [BOL] Beroepstaak B Gevorderd 2 ZIEKENHUIS EN VVT Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 93 Versie: 2.0/ juni 2012 Fase: Gevorderd 2 [BOL] Naam Student:.

2 2

3 BRANCHE ZIEKENHUIS Beroepsproducten B1 Plannen van zorg Activiteiten Het verpleegkundig proces Verschillende denkmodellen; - Orem - Rogers - King - Roy - Neumann B2.01 Chirurgische zorgvrager Activiteiten - Verplegen van een chirurgische zorgvrager - Verplegen van zorgvrager met delier in het ziekenhuis B2.02 Zorgvrager met maag-darm-leveraandoeningen Activiteiten - Kennisopdracht operaties aan het maagdarmstelsel - Kijkopdracht maag-darm-leveraandoeningen - Verpleegplan chirurgische zorgvrager-ileostoma - Verpleegplan opstellen levercirrose PAAF - Ziektebeelden aan het spijsverteringskanaal - Ziekten en operaties aan het maag-darmstelsel B2.03 Cardiologische zorgvrager Activiteiten - Basiskennis hart en bloedvaten - Zorgvrager met chronisch hartfalen - Praktijkactiviteit over leefregels (boek) - Informatiefolder onderzoek en behandeling - Informatiemarkt cardiologie PAAF - Cardiologische aandoeningen - Hartproblemen - Hypertensie - Kijkopdracht-vragen over hartinfarct-vaatziekten - Stolling B2.04 Zorgvrager met vaatchirurgische aandoeningen Activiteiten - Creatieve samenwerkingsopdracht over de kransslagader - Interview afnemen en verpleegproblemen benoemen - Zelftest bijpass-operatie PAAF - Aneurysma - Bijpass operaties aan de kransslagader - Vaatbehandelingen 3

4 Beroepsproducten B2.05 Zorgvrager met longaandoeningen Activiteiten - Medicatie bij COPD en astma - Medicatie en COPD - Verpleegkundige zorg bij COPD en astma - Opdrachten over zorgvrager met longaandoeningen - Verpleegplan voor zorgvragers na longoperaties PAAF - COPD en astma - Longaandoeningen G2.06 Gynaecologische zorgvrager Activiteiten - Artikel baarmoederhalskanker - Beeldvorming-Orientatieopdracht over gynaecologie - Kennisopdracht en verpleegplan uterusextirpatie PAAF - Gynaecologie G2.07 Urologische zorgvrager Activiteiten - Verpleegkundige diagnose stellen na prostaatcarcinoom - Preoperatieve zorg bij prostatectomie - Praktijk met vragen over zorgvrager na prostatectomie - Postoperatieve zorg en monitoring na prostatectomie - Verpleegplan opstellen na prostatectomie - Verpleegplan opstellen voor zorgvrager met nierstenen PAAF - Urologie G2.08 Trauma, wonden en orthopedie Activiteiten - Orthopedische zorgvrager - Opname orthopedische zorgvrager - CD-ROM wonden - Verplegen van zorgvragers met een dwarslaesie - Verplegen van zorgvragers met een niet aangeboren hersenletsel PAAF - Algemene fractuurleer - Buiktrauma - Collumfractuur en total hip - Longcontusie en pneumothorax - Niet aangeboren hersenletsel 4

5 G2.09 Neurologische zorgvrager Activiteiten - Orientatie opdracht filmpjes bekijken - Mindmap neurologie - Neurologische onderzoeken - Informatiefolder HNP - Verpleegkundige zorg na hernia operatie - Verpleegplan van een zorgvrager met MS - Verpleegplan van zorgvrager met een CVA PAAF - Neurologische aandoeningen G2.10 Oncologische zorgvrager Activiteiten - Kijkopdracht oncologische aandoeningen - Presentatieopdracht psychosociale klachten, pijn en vermoeidheid - Presentatieopdracht oncologie, uitgaande van bloedcellen - Zelftest cytostatica op internet PAAF - Basis oncologie - Carcinomen - Opdracht leukemie, hodgkin en kahler - Zelftest oncologie Voedingsleer - Voeding en oncologie B2.11 Zorgvrager met aandoeningen aan hormoonstelsel Activiteiten - Kijkopdracht Je zal het maar hebben. - Repertorium maken hormonale medicatie - Vragen beantwoorden over schildklieraandoeningen - Werkstuk maken over bijnieren PAAF - Hormonen - Het hormoonstelsel - Overzicht van het hormoonstelsel B2.12 Zorgvrager met chronische aandoeningen Activiteiten - Verpleegkundige palliatieve zorg - Verplegen van zorgvragers met DM - Verplegen van zorgvragers met pijn-chronisch pijn PAAF - Diabetes Mellitus - Pijn 5

6 G2.13 Zorgvrager naar keuze Activiteiten HIV, SOA en infectieleer - Verplegen van zorgvragers met SOA - Kijkopdracht HIV PAAF - Infectieleer - Infectieziekten - SOA s en AIDS Plastische en reconstructie chirurgie - Reconstructie chirurgie - Verpleegkundige zorg rondom cosmetische ingreep - Verplegen van zorgvrager na cosmetische ingreep B2.14 Voedingsleer Activiteiten - Praktijkopdracht overgewicht in het ziekenhuis - Praktijkopdracht gezonde voeding en ondervoeding in het ziekenhuis B2 Recht (vakdocent) Activiteiten Je ontvangt activiteiten van de vakdocent B3 Crisissituaties Activiteiten - EHBO eerste hulp, de 5 belangrijke punten - EHBO ernstige bloedingen - EHBO handelen in acute situaties - EHBO reanimatie filmpje met vragen - EHBO presentatie reanimeren - EHBO vaardigheid Reanimeren Omgaan met agressie - Studietaak en verslag agressie - Reflectie op agressie-intervisie - Vaardigheid: CFB en de-escalerend handelen - Protocol: opvang na agressie-incident 6

7 G2B1 KZ Verpleegkundig proces Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft verschillende denkmodellen en hun uitgangspunten in de verpleegkunde bestudeerd. Zoek informatie op sites en in boeken. Bestudeer de theorie theorielokaal klassikaal 1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt verpleegplan op K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit : Je gaat theorie onderzoeken over verschillende denkmodellen in de verpleegkunde 1. Vorm subgroepen en kies een verpleegkundig model: o Orem (Dorothea) o Rogers (Martha) o King (Imogene) o Roy (Callista) o Neuman (Betty) Beschrijf van deze denkmodellen wat het uitgangspunt is en welke begrippen centraal staan. Presenteer je bevindingen aan elkaar. 2. Werk het Neuman Systems Model verder uit, waarbij je de onderdelen Benoemt. Geef door middel van voorbeelden aan hoe dit systeem te gebruiken is met of naast Gordon. Wissel je bevindingen klassikaal uit. 7

8 8

9 B2.01 Chirurgische zorgvrager Activiteiten - Verplegen van een chirurgische zorgvrager - Verplegen van zorgvrager met delier in het ziekenhuis 9

10 G2B2.01 Opdracht pre en postoperatieve zorg Chirurgische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie De student heeft zijn kennis over pre en postoperatieve zorg toegepast aan de hand van casuïstieken. Zorg dat je beschikking hebt over het boek verplegen van mensen met acuut somatische aandoening Lees uit je boek het hoofdstuk verplegen van mensen voor en na een operatie. Hoofdstuk verplegen van mensen voor en na een operatie. lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met medestudenten. Breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. Werkprocessen 1.1 stelt verpleegkundige diagnosen 1.2 ondersteunt bij persoonlijke basiszorg 2.1 begeleidt bij zelfredzaamheid A. beslissen en activiteiten initiëren C. begeleiden D. aandacht en begrip tonen K. vakdeskundigheid toepassen M. analyseren Keuze/ verplicht Activiteit 1 Activiteit 1 en 2 keuze Activiteit 3 verplicht Maak een samenvatting van het hoofdstuk verplegen van mensen voor en na een operatie. Activiteit 2 Herhaal je kennis over pre en postoperatieve zorg door de kennistest pre- en postoperatieve zorg te maken uit gevorderde fase 1 klinische zorg. Activiteit 3 Werk de pre en postoperatieve zorg uit aan de hand van de casuïstieken. Jij werkt als verpleegkundige op een afdeling algemene heelkunde (algemene chirurgie). Het is een drukke middag, je zorgt voor 2 zorgvragers die vandaag nog geopereerd moeten worden. Zorgvrager 1: Meneer Kluivert. Dit is een zorgvrager van 28 jaar oud die vorig jaar tijdens het voetballen zijn onderbeen heeft gebroken. De arts heeft toen met behulp van een chirurgische plaat en schroeven zijn tibia, scheenbeen, weer aan elkaar gezet. Omdat meneer last heeft van de schroeven, zullen deze nu worden verwijderd. Het is de bedoeling dat de operatie onder een plexus blokkade zal worden uitgevoerd. Meneer Kluivert is een gezonde man, hij heeft een goede conditie en gebruikt geen medicijnen. Op zijn fractuur van vorig jaar na, is hij nooit eerder geopereerd geweest. 10

11 Zorgvrager 2: Mevrouw van der Valk: Zij is een zorgvrager van 79 jaar oud. Vanmorgen is zij tijdens het boodschappen doen gevallen en heeft hierbij haar linker heup, haar linker collum, gebroken. Zij heeft veel pijn gehad aan haar heup en maakt zich zorgen over de komende operatie. Zal alles wel goed gaan en kan zij wel weer terug naar haar huis, waar ze zich zelfstandig goed kan redden. Mevrouw van der Valk is in het verleden al een paar keer geopereerd, haar baarmoeder en haar galblaas zijn verwijderd en ook heeft zij last van hartritmestoornissen. Medicatie gebruik van mevrouw van der Valk: o o 1 maal daags 80 mg Aspirine 1 maal daags 40 mg Furosemide (Lasix) Omdat mevrouw van der Valk een spoedoperatie zal ondergaan, is de anesthesioloog pas net langs geweest. Hij heeft voorgesteld om haar spinale anesthesie te geven tijdens de operatie en zij heeft hiermee ingestemd. Als jij langs komt, merk je dat Mevrouw van der Valk eigenlijk niet goed weet wat deze vorm van anesthesie inhoud. Ze wil eigenlijk liever slapen tijdens de operatie, kan dat ook? Wat houdt zo n ruggenprik nu eigenlijk in? Doet het pijn en zal het wel goed verdoven? Beantwoord de vragen: 1. Verklaar de vetgedrukte woorden plexus blokkade en spinale anesthesie 2. Schrijf de werking, bijwerking van aspirine en furosemide op 3. Beschrijf de pre en postoperatieve verpleegkundige zorg van deze beide zorgvragers. 4. Waarin zal de pre en postoperatieve verpleegkundige zorg voor deze zorgvragers in kunnen verschillen? 5. Hoe zou je Mevrouw van der Valk benaderen en wat kun je doen met haar vragen? 6. Welke verpleegkundige controles zullen er na de operatie uitgevoerd moeten worden. 11

12 G2B2.01 verplegen van zorgvrager met acute verwardheid/delier Chirurgische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student een analyse gemaakt van het ziektebeeld en een verpleegplan opgesteld voor een zorgvrager met acute verwardheid/ delier tijdens opname in het ziekenhuis. Zorg dat je beschikt over een computer, de gezondheidspatronen van Gordon, sjabloon verpleegplan opstellen en het zakboek verpleegkundige diagnosen. Informeer in je ziekenhuis naar richtlijnen ten aanzien van acute verwardheid/delier. boek: verplegen van geriatrische zorgvragers. Het hoofdstuk over het verplegen van patiënten met een delier op internet: - 3D&tabid= jn-acute-verwardheiddelier/ - OLC, thuis, leslokaal. Samen met medestudent; bespreken met inhoudsdeskundige en lever de activiteit in verpleegplan opstellen 1.8 verpleegkundige zorg verlenen in specifieke branche M. Analyseren J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen Verplicht Ria, verpleegkundige op afdeling algemene interne geneeskunde, vertelt: Eergisteren heb ik een oude mevrouw opgenomen met een ontregelde diabetes en een open been. Bij het opnamegesprek konden we gewoon met elkaar praten en vertelde ze wat er gebeurd was. En nu, twee dagen later, herkent ze me niet meer. Ze zit maar voor zich uit te staren en suft weg. Ik snap er niets van, ze kwam zo vitaal over. 12

13 Activiteit 1 Analyseer het ziektebeeld: acute verwardheid/delier na opname in het ziekenhuis en vul onderstaand schema in Delier na opname in het ziekenhuis Om wat voor soort ziekte gaat het? wat weet ik er al vanaf? Wat zijn de oorzaken en gevolgen? Wat zijn de symptomen van een delier? Risicogroepen delier? Hulpmiddelen vroegtijdige signalering? Waaruit bestaat de behandeling? Wat zijn de verpleegkundige aandachtspunten? Activiteit 2 Lees de casus en beantwoord de vraag Symptoomherkenning Terwijl Ina meneer Alberda aan het verzorgen is, probeert zij een gesprekje aan te knopen. Ina merkt dat zij niet echt contact met hem krijgt en dat ze zijn aandacht niet kan behouden. Hij kijkt glazig voor zich uit. Ina geeft hem een washandje dat hij aan zijn rechterhand doet. Hij raakt zijn gezicht ermee aan, maar doet vervolgens niets meer. Verder valt het Ina op dat hij tegen mensen praat die er niet zijn. Als ze aan hem vraagt hoeveel mensen er in de kamer zijn, zegt hij dat er zes mensen zijn. Als ze aan meneer Alberda vraagt waar hij is, zegt hij dat hij op de markt is. Verder weet hij niet welk deel van de dag het is, wat de juiste datum en het jaartal zijn. Zijn dochter herkent hij wel. s Nachts is meneer Alberda erg onrustig, terwijl hij overdag veel ligt te suffen. Hij kijkt angstig uit zijn ogen. Als Ina hem vraagt wat hem zo angstig maakt, vertelt hij dat er honden op zijn kamer zitten. Hij durft hierdoor niet naar zijn kamer terug. Eenmaal in bed is hij druk in de weer met zijn dekens en wil steeds opnieuw zijn bed uit. Daarnaast valt op dat hij incontinent is van urine terwijl hij dat normaal nooit is. 1. Welke symptomen van het delier herken je bij deze patiënt? 13

14 Activiteit 3 Analyseer het ziektebeeld: acute verwardheid/ delier na operatie en vul onderstaand schema in Delier na operatie wat weet ik ervan? wat zijn de oorzaken en symptomen? Behandeling delier, medicatie wat zegt het dossier en/of het protocol erover wat zijn de verpleegkundige aandachtspunten bij een delier Activiteit 4 Maak een verpleegplan voor een zorgvrager met een delier 1. Inventariseer met behulp van de gezondheidspatronen van GORDON de standaardproblemen bij een delier. 2. Werk de verpleegproblemen uit volgens de PES 3. Formuleer aansluitend verpleegdoelen volgens de RUMBA 4. Formuleer minimaal 4 verpleegkundige interventies per doel. 5. Maak een product en proces evaluatie per doel. 14

15 B2.02 Zorgvrager met maag-darm-leveraandoeningen Activiteiten - Kennisopdracht operaties aan het maagdarmstelsel - Kijkopdracht maag-darm-leveraandoeningen - Verpleegplan chirurgische zorgvrager-ileostoma - Verpleegplan opstellen levercirrose PAAF - Ziektebeelden aan het spijsverteringskanaal - Ziekten en operaties aan het maag-darmstelsel 15

16 G2B2.02 Kennisopdracht zorgvrager met maag, darm en leveraandoeningen Maag-lever-darmaandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis over operaties aan het maagdarmstelsel en kan zijn kennis toepassen in de praktijkopdrachten/competentieopdracht De student heeft praktijkopdracht 1 en 2 en de competentieopdracht gemaakt. Neem je boek en je laptop mee. Zorg dat je anatomische kennis hebt over het maag-darm stelsel. Boek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening, hoofdstuk over het maagdarmstelsel. School en/of thuis. Beoordeel zelf of je voldoende kennis hebt over dit onderwerp. Vraag feedback aan de docent op de competentieopdrachten en de praktijkopdrachten 1.1 stelt verpleegkundige diagnose en het verpleegplan op 1.8 biedt verpleegkundige zorg in specifieke branche J: formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen M: analyseren Activiteit 1 verplicht voor BOL. BBL keuze Activiteit 2 keuze voor BOL en BBL Activiteit 1: Maak een woordenlijst van de vetgedrukte woorden uit het hoofdstuk operaties aan het maagdarmstelsel. Werkwijze: In gevorderde fase 1 heb je je al verdiept in de chirurgische zorgvrager. Lees het hoofdstuk uit het boek over operatie aan het maagdarmstelsel nogmaals door en maak een woordenlijst van alle vetgedrukte woorden. Activiteit 2: Maak praktijkopdracht 1 en 2 en de competentieopdracht uit het hoofdstuk operaties aan het maagdarmstelsel. In gevorderde fase 1 heb je deze opdracht misschien al gemaakt. Zo nee, maak hem alsnog. Zo ja, hoe kijk je er nu tegenaan nu je in de gevorderde fase 2 zit? Pas je antwoorden eventueel aan. 16

17 G2B2.02 Kijkopdracht maag, darm- en leveraandoeningen Maag-darm-leveraandoeningen Praktische voorbereiding Werkproces Competentie Keuze/ verplicht Je hebt een beeld van de MDL afdeling in het ziekenhuis. Je kan je inleven in een zorgvrager met darm en lever aandoeningen. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Zorg dat je de beschikking hebt over theorieboek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening. Interne geneeskunde of een ander anatomie/pathologieboek Interne geneeskunde: aandoeningen aan de spijsverteringsorganen. Beoordeel zelf of je de resultaten behaald hebt ondersteunt bij persoonlijke basiszorg 1.8 biedt verpleegkundige zorg in een specifieke branche K. Vakdeskundigheid vergroten R: op de behoeften en verwachtingen van de klant richten keuze Activiteit 1 Kijkopdracht maag, darm- en leveraandoeningen. Om een indruk te krijgen van maag, darm en leveraandoeningen, ga je in deze activiteit drie filmpjes bekijken. Beoordeel zelf of je voldoende informatie opgedaan heb. Film 1: Informatie over deze aflevering: In het ziekenhuis - MDL (Maag Darm Lever) Afl.: MDL (Maag Darm Lever). We zijn op bezoek bij de afdeling maag-, darm-, leverziekten van het St. Antonius Ziekenhuis Utrecht/Nieuwegein. We zien hoe dokter Bas Weusten stukjes weefsel uit de slokdarm van Meneer Megens neemt. Dit doet hij door middel van een endoscopische ingreep, een kijkbuis via de mond. Er is namelijk een beginnende vorm van kanker geconstateerd. Maar de vraag is hoe diep het tumorweefsel zich genesteld heeft. Dokter Weusten doet samen met patholoog Cees Seldenrijk onderzoek. De MDL-artsen werken nauw samen met de afdeling pathologie. Dokter Paul Stadhouders behandelt een patiënte met de ziekte van Crohn. Zij heeft een vernauwing in de dunne darm en dokter Stadhouders rekt de darm (ook endoscopisch) op met een ballon. Film 2: Deze aflevering gaat over jongeren met darmaandoeningen en heet Shit happens. Aitse heeft anus-atresie, hij is geboren zonder anus. Tera is faecaal incontinent. Bij haar werkt de kringspier van de anus niet meer en zij poept met behulp van een pacemaker. Patrick ontmoet ook Brenda. Zij heeft de ziekte van Crohn en laat aan Patrick zien hoe zij met behulp van haar stoma poept. Presentatie: Patrick Lodiers. 17

18 Film 3: Informatie over deze aflevering: Als Danielle 20 jaar is, wordt ze ernstig ziek. Ze heeft een auto-immuunziekte waardoor haar lever ernstig is beschadigd. Ze krijgt te horen dat haar lever nog maar vijf jaar houdbaar is. Voor Danielle is dit een enorme klap: "Op je 20e gaat het allemaal net beginnen en dan denk je dat je nog maar vijf jaar te leven hebt". Om te kunnen overleven heeft Danielle een levertransplantatie nodig. Danielle slikt medicijnen en die slaan aan. Maar op haar 30e is er geen ontkomen meer aan: Danielle heeft een nieuwe lever nodig. Heel onverwacht is ze aan de beurt en dan volgt een aantal spannende dagen waarin Danielle in een levensbedreigende situatie terecht komt. Op het nippertje loopt het goed af en kan Danielle aan een nieuw leven beginnen met haar donorlever. Tijdens al die jaren van ziekte en ziekenhuisopnamen speelt er, naast het ziek-zijn, een ding een grote rol voor Danielle: ze wil heel graag een kind. Maar wanneer is haar lichaam goed genoeg om zwanger te worden? Een half jaar na de transplantatie ontmoet Danielle de tien jaar jongere Kevin. Ze worden verliefd en trouwen. Danielle s lichaam is sterk genoeg dus de tijd lijkt rijp om zwanger te worden. Maar is Kevin al wel aan kinderen toe? Lukt het nog wel om zwanger worden en hoe gaat haar lever zich gedragen tijdens de zwangerschap? Allemaal vragen die Danielle en Kevin bezighouden. 18

19 G2B2.02 Verpleegplan opstellen chirurgische zorgvrager ileostoma Zorgvrager met maag-darm-leveraandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht Een verpleegplan opstellen en bijstellen voor een zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep Neem je boek en je laptop mee. Zorg dat je beschikt over de gezondheidspatronen van Gordon, sjabloon verpleegplan opstellen en het zakboek verpleegkundige diagnosen ( zie ondersteunend materiaal). boeken: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening, plannen van zorg OLC, thuis, leslokaal Samen met medestudent; bespreken met inhoudsdeskundige en lever de activiteit in. 1.1 verpleegplan opstellen M. Analyseren J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit 1 Stel een verpleegplan op aan de hand van een casus. Werkwijze Lees casus deel 1 Henk is een man van 35 jaar en werkt als baliemedewerker op een bank. Henk heeft al zeven jaar de ziekte van Crohn. De ziekte heeft een wisselend verloop gekend. Na de laatste acute fase is met de behandelend arts besloten dat Henk een ileostoma krijgt. Henk dat dit wel zien aankomen, maar heeft het er toch moeilijk mee. Er is besloten bij Henk een resectie van zowel colon als rectum uit te voeren. Henk is gisteren op de afdeling chirurgie opgenomen. Tijdens de opname werd Henk vergezeld door zijn echtgenote. Beiden maakte een gespannen en zenuwachtige indruk. Tijdens de anamnese vertelde Henk dat hij veel buikpijnklachten heeft gehad. Henk heeft het laatste half jaar niet meer gewerkt omdat de klachten te hevig waren, daarnaast was hij bang dat hij ten gevolge van de diarree zichzelf zou bevuilen. Van zijn vrouw hoor je dat ze zich veel zorgen maken over het feit dat er de laatste tijd regelmatig vers bloed bij de ontlasting zat: Dat is toch niet normaal??? Henk en zijn vrouw vertellen door de arts te zijn voorgelicht omtrent het aanleggen van de ileostoma maar geven aan nog geen idee te hebben wat dit betekent voor de toekomst. Eerst maar eens de operatie doorkomen zegt Henk, daarna zien we wel verder. 6. Analyseer de gegevens uit de casus en vul onderstaand schema in: 19

20 In de casus staat een ziekte/ stoornis genoemd wat voor soort ziekte ( soms meerdere mogelijkheden) wat weet ik er van? wat zijn de symptomen wat zegt de casus erover wat zijn de complicaties/ wat zijn de aandachtspunten 7. Orden de gegevens en stel de verpleegkundige diagnoses. Maak hiervoor gebruik van de patronen van Gordon. 8. Werk 3 specifieke verpleegproblemen uit volgens de PES 9. Formuleer aansluitend verpleegdoelen volgens de RUMBA 10. Formuleer minimaal 4 verpleegkundige interventies per doel. 11. Maak een product en proces evaluatie per doel. Lees casus deel 2 (postoperatief) Henk heeft de operatie goed doorstaan zonder bijkomende complicaties. Postoperatief heeft Henk een epiduraalkatheter voor de pijnbestrijding, een urinekatheter, een infuus en een maagsonde. Op de stoma zit een zakje. Na 3 dagen zijn de epiduraal- en de urinekatheter verwijderd. De peristaltiek van de darmen is inmiddels op gang gekomen en Henk is begonnen met drinken per os. Hij heeft geen maagretentie en de maagsonde mag verwijderd worden. Omdat hij nog steeds antibiotica krijgt moet het infuus nog inblijven. Henk heeft al wel naar zijn stoma gekeken maar wilde nog niet helpen bij de verzorging. Hij vind het maar een raar ding daar op zijn buik! Hij wil liever nog een keer toekijken hoe de verpleging de stoma verzorgd omdat het allemaal nog zo nieuw is. Hij zegt zich ook zorgen te maken hoe dat straks zou gaan wanneer hij weer gaat werken en hoe zijn vrouw zo n ding op zijn buik zal vinden. Vandaag is de vierde dag postoperatief. Henk geeft aan dat hij aandrang heeft: als of hij naar de wc moet. Hij klaagt ook over een strak en pijnlijk gevoel van onderen. Analyseer de gegevens uit de casus en vul onderstaand schema in: 20

21 wat zegt de casus de postoperatieve zorg wat weet ik ervan? wat kunnen de complicaties zijn soort behandeling, medicatie wat zegt het dossier erover wat zijn de aandachtspunten 1. Werk 3 specifieke verpleegproblemen uit volgens de PES 2. Formuleer aansluitend verpleegdoelen volgens de RUMBA 3. Formuleer minimaal 4 verpleegkundige interventies per doel. 4. Maak een product en proces evaluatie per doel. 21

22 G2B2.02 Verpleegplan maken voor zorgvrager met levercirrose Maag-darm-leveraandoeningen Praktische voorbereiding Werkproces Competentie Keuze/ verplicht De student heeft aan de hand van een casus een verpleegplan gemaakt voor een zorgvrager met levercirrose Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Zorg dat je de beschikking hebt over theorieboek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening. Interne geneeskunde of een ander anatomie/pathologie boek. Boek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening Boek: Interne geneeskunde (aandoeningen aan de spijsvertering) Feedback medeleerling, nakijken docent. 1.1 stelt verpleegkundige diagnose en het verpleegplan op J: formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen N: onderzoeken verplicht Activiteit 1 Maak een verpleegplan over een zorgvrager met alcholabusis met als gevolg een levercirrose. Vraag 1: Schrijf een casus over een zorgvrager met alcoholabusis met als gevolg een levercirrose. Label: gezondheidsbeleving en instandhouding P: E: S: Doel: 22

23 Label: Stressverwerkingspatroon P: E: S: Doel: Label: Zelfperceptie en zelfbelevingspatroon: P: E: S: Doel: Vraag 2: Welke interventies passen bij de in vraag 2 gestelde verpleegproblemen en doelen Formuleer bij elk verpleegprobleem en doel, vier verpleegkundige interventies. 23

24 G2B2.02 PAAF ziektebeelden aan het spijsverteringsstelsel Praktische voorbereiding Werkproces competentie Keuze/ verplicht Activiteit 1 Je kunt beschrijven wat de oorzaken, symptomen, onderzoeken, behandelmethoden en complicaties zijn bij een aantal aandoeningen aan het spijsverteringsstelsel. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Zorg dat je de beschikking hebt over theorieboek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening. Interne geneeskunde of een andere anatomie/pathologie boek. Verplegen van zorgvragers voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling (406) - Traject V&V Boek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening: operaties aan het maagdarmstelsel Boek: interne geneeskunde; aandoeningen aan de spijsvertering Feedback medeleerling, nakijken docent. 1.2 ondersteunt bij persoonlijke basiszorg 1.8 biedt verpleegkundige zorg in een specifieke branche K: vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten N: onderzoeken verplicht Vul het onderstaande schema in. Benoem de nummers, de onderstreepte nummers ook in het Latijn

25 Benoem de volgende nummers, de onderstreepte nummers ook in het Latijn: Nummer 2, 3 en 4 vormen met elkaar: Nummer 5 t/m 11 vormen met elkaar: Activiteit 2 Uitwerken ziektebeelden aan het spijsverteringsstelsel. Vul onderstaand schema in: Orgaan Ziektebeeld Oorzaak /beschrijving Slokdarm Reflux Divertikels Varices Carcinoom Verschijnsel en Onderzoek Behandeling Complicatie Maag Ulcus Perforatie Bloeding Carcinoom Pylorussteno se 25

26 Orgaan Ziektebeeld Oorzaak /beschrijving Dunne Divertikel darm Ileus Ziekte van Crohn Verschijnsel en Onderzoek Behandeling Complicatie Dikke darm Colitis ulcerosa Divertikulitis Poliepen Darm carcinoom Appendicitis Buikvlies Lever Peritonitus Hepatitis Leversteatose Leverfibrose Levercirrose Icterus Levercarcino om Galblaas Pancreas Galstenen Ontsteking galblaas Pancreatitis Pancreascarcinoom Milt Ruptuur 26

27 G2B2.02 PAAF ziekten en operaties aan het maagdarmstelsel Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Keuze/verplicht De student heeft kennis van een aantal veel voorkomende ziekten en operaties aan het maagdarmstelsel Neem je boeken (interne geneeskunde) mee en zorg voor een computer Zorg dat je de theorie hebt gelezen over ziekten aan het maag-darmstelsel Boek: inwendige geneeskunde Op internet: operatie2.php gsprogramma/oncologische%20chirurgische%20behandelingen.ikcnet.pdf enkelloops_dubbelloops.html lokaal/studieruimte/thuis Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.8 Verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in een specifieke branche K. vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit 1 Maak onderstaande opdracht over een aantal veel voorkomende operaties aan het maagdarmstelsel. Zoek op internet informatie over onderstaande chirurgische ingrepen: - hemicolectomie - sigmoidresectie - rectumextirpatie - Hartmann-procedure (tijdelijk stoma) - Appendectomie - Cholecystostomie (verwijderen galblaas) - Hernia inguinalis (liesbreuk) Beschrijf van elke ingreep: Bij welk orgaan vindt de ingreep plaats en wat is zijn ligging in de buikholte Wat gebeurt er bij deze ingreep Noem 1 of 2 redenen om deze ingreep uitvoeren Beschrijf kort wat de pathologische reden van deze ingreep inhoudt Wat kunnen complicaties zijn van deze ingreep Waarmee moet men rekening houden op de lange termijn? 27

28 Activiteit 2 Zoek op internet informatie over onderstaande onderzoeken: - laparotomie - laparoscopie Beschrijf kort: - wat het onderzoek inhoudt - wat kunnen redenen zijn voor dit onderzoek Criteria: De student heeft theorie bestudeerd over ziekten aan het maagdarmstelsel De student heeft zijn/haar kennis toegepast bij het uitvoeren van deze opdracht 28

29 B2.03 Cardiologische zorgvrager Activiteiten - Basiskennis hart en bloedvaten - Zorgvrager met chronisch hartfalen - Praktijkactiviteit over leefregels (boek) - Informatiefolder onderzoek en behandeling - Informatiemarkt cardiologie PAAF - Cardiologische aandoeningen - Hartproblemen - Hypertensie - Kijkopdracht-vragen over hartinfarct-vaatziekten - Stolling 29

30 G2B2.03 Basiskennis hart en bloedvaten filmpjes Cardiologische zorgvrager: chronisch hartfalen en hypertensie. Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht of keuze De student heeft door het bekijken van de filmpjes basiskennis over de werking van hart en bloedvaten opgedaan. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Internet: pjes_hart_vaten/filmpjes_hart_bloedvaten/ School en/of thuis, internet aansluiting geen 1.2 ondersteunt bij persoonlijke basiszorg 1.8 verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in een specifieke branche Competenties: C: begeleiden D:aandacht en begrip tonen K: vakdeskundigheid toepassen Keuze Activiteit 1 Bekijk de verschillende filmpjes over hart en vaten. art_bloedvaten/ Hoe werkt het hart? Wat doet het hart precies? Wat is een beroerte? Hoe verloopt een hartkatheterisatie? De hartstichting legt het je uit met behulp van filmpjes. Beoordeel zelf of je na het bekijken van de filmpjes het resultaat van deze activiteit hebt behaald. Tip: Op geeft een cardioloog een begrijpelijke uitleg van belangrijke zaken bij hartfalen, zijn patiënt vertelt hoe hij ermee heeft leren omgaan en een verpleegkundige welke ondersteuning hij kan bieden. 30

31 G2B2. 03 Verplegen van zorgvragers met chronisch hartfalen Cardiologische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze Je weet de leefregels en de verpleegkundige zorg bij zorgvragers met chronisch hartfalen en hypertensie Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met chronisch hartfalen. Internet: lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent. Vraag feedback op je STARR verslag aan je de docent. 1.2 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen N onderzoeken R op de behoeften van de klant richten. verplicht Activiteit 1 Bekijk het fragment over de taken van een hartfalenverpleegkundige in het MUMC Maak de onderstaande 6 vragen over de aandachtspunten in de verpleegkundige zorg. Vragen: 1. Beschrijf waaruit de werkzaamheden bestaan van een hartfalenverpleegkundige. 2. Vind je een speciale verpleegkundige voor hartfalen (nurse practitioner) nodig? Beargumenteer je antwoord. 3. Leg uit wat je als verpleegkundige bij onderstaande adviezen vertelt aan de zorgvrager: het slikken van medicijnen, het gebruik van zout, het gebruik van vocht het gewicht van de zorgvrager beweging en rust luisteren naar je lichaam stress situaties 4. Wat zijn de specifieke verpleegkundige observaties bij een zorgvrager met hartfalen? 5. Een zorgvrager geeft aan erg vermoeid te zijn t.g.v. hartfalen. Welke verpleegkundige interventies onderneem je? Activiteit 2 Beschrijf een korte casus uit de praktijk van een zorgvrager met hartfalen. Vergelijk de verpleegkundige zorg uit het boek met de zorg die gegeven wordt in de praktijk. Noteer de overeenkomsten en de verschillen en trek je conclusie. Reflecteer volgens het STARR model op activiteit 2 en bespreek je verslag met je docent. 31

32 G2B2.03 Praktijkactiviteit boek over leefregels Cardiologische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft de praktijkactiviteit uit het boek uitgevoerd over cliënten met chronisch hartfalen. Neem je boek mee. Verplegen van zorgvragers met een chronische somatische aandoeningen: Hoofdstuk over chronisch hartfalen. Internet: School en/of thuis, internet aansluiting. Kijk activiteit 1 na met behulp van het antwoordmodel uit het mapje ondersteunend materiaal. 1.8 Verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in een specifieke branche K: vakdeskundigheid toepassen Keuze Activiteit 1 Beantwoord de vraag bij praktijk 1 informatievoorziening, in het hoofdstuk chronisch hartfalen. 32

33 G2B2.03 Informatiefolder onderzoek en behandeling cardiologie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht BOL/BBL verplicht 1 Activiteit: De student heeft een informatiefolder gemaakt voor een cardiologische zorgvrager over verschillende onderzoeken en behandelingen. Neem je boek mee. Plan met medestudenten de samenwerkingsopdracht. Verplegen van zorgvragers met een chronische somatische aandoeningen: Hoofdstuk over chronisch hartfalen. Verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening: hoofdstuk over de bloedsomloop. Internet o.a. churehartfalen_0.pdf School en/of thuis, internet aansluiting. Feedback medestudenten, beoordeling door docent. Beoordeel zelf of je voldoende kennis hebt opgedaan over onderzoeken en behandeling en of je gewerkt hebt aan de genoemde competenties. 1.2 en, 2.1 en 2.5 Competenties: C: begeleiden D: aandacht en begrip tonen E: samenwerken en overleggen K: vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten I: presenteren Maak een informatiefolder* over verschillende onderzoeken en behandelingen volgens onderstaande werkwijze. Werkwijze: Maak een folder* over één van de volgende onderzoeken en behandelingen. Stem af met je medestudenten wie welke folder* maakt. Zorg er wel voor dat alle folders* op het portaal van jullie groep geplaatst worden. - E.C.G - Telemetrie - Bloedonderzoek - Dotteren - Hartkatheterisatie/P.T.C.A Geef antwoord op de volgende vragen: wat houdt het onderzoek in. wat is de verpleegkundige voorbereiding. wat is de verpleegkundige nazorg. benoem de mogelijke complicaties. 1 Folder kan voor de BBL gelezen worden als verslag. 33

34 G2B2.03 Informatiemarkt cardiologisch zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft een informatiemarkt georganiseerd, waarin hij zijn kennis presenteert over een ziektebeeld (naar keuze). Uit de presentatie blijkt dat de student parate kennis beschikt over het ziektebeeld en de verpleegkundige zorg. Neem je boek en je laptop mee. Plan met medestudenten de samenwerkingsopdracht. Verplegen van zorgvragers met een chronische somatische aandoeningen: Hoofdstuk over chronisch hartfalen. Verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening, hoofdstuk over de bloedsomloop. Internet o.a. re_hartfalen_0.pdf School en/of thuis, internet aansluiting Feedback medestudenten 1.2 en 2.1 Competenties: E: samenwerken en overleggen K: vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten I: presenteren BBL keuze BOL verplicht Activiteit Organiseer een informatiemarkt over verschillende cardiologische ziektebeelden. Werkwijze: Met een groepje van ongeveer 4 studenten ga je je verdiepen in één van de volgende onderwerpen. Vervolgens maak je een informatiekraam waar medestudenten informatie van je kunnen krijgen over het onderwerp. Deze informatie kan gegeven worden d.m.v. folders (eventueel zelfgemaakt), collage, samenvatting over het onderwerp en mondelinge uitleg en verder naar eigen inzicht. De onderwerpen worden verdeeld over meerdere groepjes. Zodoende ontstaan er verschillende informatiekramen over aandoeningen van het hart en bloedvaten. Regel in overleg met de docent een gezamenlijk uur in waarin je gemaakte opdracht presenteert aan je medestudenten. Vervolgens kunnen jullie winkelen bij de verschillende kramen om informatie van elkaar te verkrijgen. De onderwerpen die verdeeld worden zijn: - angina pectoris - hartinfarct - hartritmestoornissen - decompensatio cordis - hypertensie 34

35 Per onderwerp wordt uitgezocht: oorzaak en symptomen onderzoeken en verpleegkundige voorbereiding verpleegkundige nazorg behandeling welke medicatie wordt voorgeschreven met daarbij de werking en bijwerkingen prognose gezondheidsproblemen verpleegproblemen verpleegkundige interventies 35

36 G2B2.03 PAAF cardiologisch zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze / verplicht De student kan vertellen wat de oorzaak is van hartfalen en de medicamenteuze behandeling benoemen. Neem je boeken en je laptop mee. Verplegen van zorgvragers met een chronische somatische aandoeningen: Hoofdstuk over chronisch hartfalen. Verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening, hoofdstuk over de bloedsomloop. Interne geneeskunde Internet o.a. re_hartfalen_0.pdf School en/of thuis, internet aansluiting Bespreek je uitwerking met medestudenten. Stel leervragen aan de PAAF docent 1.2 en 1.5 K: vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit 1 Volg het hoorcollege over hartfalen bij de geriatrische zorgvrager. Activiteit 2 Maak je eigen repertorium van medicijnen die worden gebruikt bij hartfalen en hoge bloeddruk Zoek uit elke onderstaande groep één medicament en beschrijf in eigen woorden het volgende: 1. wanneer gebruik je het. 2. wanneer mag je het niet gebruiken. 3. hoe werkt het. 4. wat is de bijwerking. 5. hoe zit het met medicatietrouw. 6. hoe duur is het Meest voorkomende medicijnen bij hartfalen: Plastabletten (diuretica) Kaliumsparende diuretica Nitraten ACE-remmers Digitalis preperaten Beta-blokkers 36

37 G2B2.03 PAAF HARTPROBLEMEN Cardiologische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft de activiteiten over hartproblemen gemaakt en toont hiermee zijn/haar kennis Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek inwendige geneeskunde Basisboek pathologie Boeken en internet lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel (ondersteunend materiaal) Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Verplicht. Activiteiten Maak onderstaande opdracht over hartproblemen. Hartproblemen zijn er op verschillend gebied, zoals bijvoorbeeld door problemen met de bloedvoorziening, problemen met de zenuwvoorziening, problemen met de hartwerking enz. De problemen die aan de orde komen in deze opdracht zij, angina pectoris/infarct, ritmestoornissen en hartfalen. 1. Bekijk het plaatje op de volgende blz. en herhaal voor je zelf of je onderstaande anatomische structuren nog weet te benoemen. Controleer dit desnoods met je boeken en/of internet. (nummers 5, 10 en 20 hoeven niet beantwoord te worden) 37

38 2. Teken voor jezelf nu nog de sinusknoop, de AV-knoop, de bundels van His en de vezels van Purkinje in. 3. Hoe heten de bloedvaten die de hartspier van bloed voorzien? 4. Deze bloedvaten kunnen aangetast worden door atherosclerose. Wat is dit? 5. Wat betekent angina pectoris? 6. Angina pectoris ontstaat door ischemie. Wat is ischemie? 7. Noem een paar oorzaken wanneer/waardoor angina pectoris kan ontstaan? 8. Wat zijn de meest kenmerkende symptomen van angina pectoris? 9. Welk medicijn helpt vaak bij iemand met AP-klachten en hoe wordt dit toegediend? 38

39 10. De Ap-klachten ontstaan uiteindelijk meestal door een vernauwing in kransslagaders. Hierdoor kan uiteindelijk ook een infarct ontstaan. Wat is precies een infarct? 11. Wat zijn de 3 meest voorkomende behandelingen bij iemand met een infarct veroorzaakt door een vaatvernauwing/afsluiting? 12. De vernauwing/afsluiting in de bloedvaten ontstaan door thrombusvorming en/of een embolie. Wat is het verschil tussen deze 2? 13. Wat is een stil infarct? 14. Met welk medicijn probeert men vaak in de eerste 24 uur op de CCU(waar staat dit voor?) het stolsel op te lossen? 15. Zijn AP klachten op een ECG te zien? 16. Welke klachten kunnen lijken op een infarct? 17. Een van de complicaties van een infarct kunnen ritmestoornissen zijn.? Er zijn vele soorten ritmestoornissen. Zoek onderstaande ritmestoornissen op in je boeken en beschrijf kort voor jezelf wat ze inhouden. Je kunt hiervoor ook kijken op bij de hartritmestoornissen. Daar zijn ook nog enkele filmpjes te zien. - bradycardie - tachycardie - atriumfibrilleren - ventrikelfibrilleren - extrasystole - asystole - AV-block 39

40 18. Welk van de bovenstaande is de meest bedreigende ritmestoornis die na een hartinfarct kan ontstaan? Uiteindelijk kan een hart tekortschieten in zijn functie. Dit noemt men decompensatio cordis of hartinsufficiëntie of hartfalen. Er zijn vele ziektebeelden van het hart waardoor dit kan ontstaan. In eerst instantie wordt vaak aangegeven welk deel van het hart tekort schiet. Dit noemt men rechts of linksdecompensatie. 19. Wat voor klachten heeft iemand met re decompensatie en wat voor klachten heeft iemand met links decompensatie? 20. Uiteindelijk kan als de behandeling niet aanslaat een links decompensatie over gaan in een rechtsdecompensatie. Wat blijft er voor de patiënt over als het hart dit allemaal niet meer kan bolwerken? 40

41 G2B2.03 PAAF HYPERTENSIE Cardiologische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft de activiteiten over hypertensie gemaakt en toont hiermee zijn/haar kennis aan. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek inwendige geneeskunde Basisboek pathologie Boeken en internet lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1, 1.8 en 1.5 (monitoren) K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit: Maak onderstaande opdracht over hypertensie. 1. Hypertensie is een te hoge bloeddruk. Waartoe kan hypertensie leiden? 2. Noem wat oorzaken welke de kans op hypertensie vergroten 3. De meest voorkomende vorm van hypertensie is echter de essentiële hypertensie. Wat houdt dat in? 4. Waarom wordt de bloeddruk aangegeven als RR? 5. Houdt men als maat voor hypertensie de systolische of de diastolische waarde aan? 6. Vanaf welke waarde gaat men over hypertensie praten? 7. Wat betekend atherosclerose wat een gevolg kan zijn van hypertensie? 8. De inname van welke natuurlijk stof kan een reeds bestaande verhoogde bloeddruk verlagen? 9 Welke waarden in het bloed kunnen wat zeggen over hypertensie? 10. Noem oorzaken voor het ontstaan van secundaire hypertensie. 11. Wat is Renovasculaire hypertensie? 12. Er zijn over het algemeen 3/4 soorten medicijnen welke een werking hebben op de bloeddruk. Welke 3/4 soorten/groepen zijn dat? 41

42 G2B2.03 PAAF kijkopdracht DVD ontstaan en behandeling hartinfarct/vaatziekten Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft a.d.h.v. een kijkopdracht vragen beantwoord over het ontstaan van een hartinfarct/vaatziekten. Neem je boek en je laptop mee. Verplegen van zorgvragers met een chronische somatische aandoeningen: Hoofdstuk over de bloedsomloop. Internet o.a. _hartfalen_0.pdf School, thuis Vergelijk met medestudent je antwoorden, vul zo nodig aan. Stel vast of je voldoende kennis hebt opgedaan. 1.2 en 1.8 Competentie: K: vakdeskundigheid toepassen. Keuze Activiteit Bekijk de DVD hartinfarct/ vaatziekten en beantwoordt onderstaande vragen. Werkwijze Bekijk de DVD het ontstaan van een hartinfarct/vaatziekten Beantwoordt onderstaande vragen: 1. wat zijn de risicofactoren voor een hartinfarct voor de hoofdpersoon? 2. wat is de compensatie van het hart als er een klein hartinfarct optreedt? 3. waarom heeft hij geen klachten als hij in rust is? 4. waarom gaat bij inspanning zijn hart sneller kloppen? 5. wat gebeurt er in de kransslagaderen bij inspanning waardoor het infarct optreedt? 6. waardoor ontstaat de pijn? 7. wat zijn de verschijnselen van een hartinfarct? 8. wat is de medische zorg in de ambulance? 9. wat gebeurt er met de hartcellen die geen bloed krijgen? 10. wat zijn de gevolgen voor de rest van het lichaam? 11. kunnen hartcellen zich herstellen? 12. wat is de behandeling meteen in het ziekenhuis? 13. waardoor ontstaat de ritmestoornis? 14. wat kan het gevolg zijn van de ritmestoornis en wat is het gevolg voor de rest van het lichaam? 15. wat is de acute behandeling? 16. wat is het doel van defibrillatie? 17. wat is de verdere behandeling als de situatie stabiel is? Beoordeel zelf of je voldoende kennis hebt opgedaan over dit onderwerp of laat je antwoorden nakijken door de docent. 42

43 G2B2.03 PAAF STOLLING Cardiologie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft de opdracht over stolling gemaakt Neem je anatomie boek mee en zorg voor een computer. Boeken en internet(wikipedia) lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 2.1 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteiten Maak onderstaande opdracht over stolling Bloedstolling is een uiterst ingewikkeld proces. In vrijwel ieder anatomieboek staat het wat anders of in andere volgorde besproken, waardoor je het overzicht snel kwijt bent. Deze opdracht is gemaakt n.a.v. de informatie op Wikipedia. Probeer het te verifiëren met je anatomieboek. 1. Wat is een ander woord voor bloedstolling? 2. Bij bloedstolling zijn de bloedplaatjes en stollingsfactoren van belang. Wat voor stoffen zijn de stollingsfactoren? 3. Middels welke 2 wegen komt de stolling op gang? 4. Wat is de eerste stap na een verwonding (bloedende wond)? 5. Door een beschadiging van welke cellen treedt de reactie van vraag 4 op? 6. Wat doen de bloedplaatjes bij een verwonding? 7. Door welk eiwit gevormd in de lever worden de bloedplaatjes geactiveerd? 8. Welk eiwit speelt nog meer een belangrijke factor bij het verdere totale klonteren van het bloed? 43

44 9. Hoeveel stollingsfactoren zijn er? 10. Factor 4 kunnen we uit onze voeding halen. Welke stof is dit? 11. Noem enkele antistollingsmedicijnen oftewel bloedverdunners welke je in een zorgsetting tegen kan komen? 44

45 B2.04 Zorgvrager met vaatchirurgische aandoeningen Activiteiten - Creatieve samenwerkingsopdracht over de kransslagader - Interview afnemen en verpleegproblemen benoemen - Zelftest bijpass-operatie PAAF - Aneurysma - Bijpass operaties aan de kransslagader - Vaatbehandelingen 45

46 G2B2.04 Creatieve samenwerkingsopdracht over de kransslagader Zorgvrager met vaatchirurgische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Verplicht/keuze De student een kwartetspel of bordspel gemaakt over de operaties aan de kransslagaders, de betrokken disciplines en de verpleegkundige zorg Neem je boek mee. Plan met medestudenten de samenwerkingsopdracht Boek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening Thema 3.5 de bloedsomloop School en/of thuis, internet aansluiting Feedback medeleerling, nakijken docent. 1.2 verlenen van verpleegkundige zorg K: vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten I: presenteren E: samenwerken en overleggen Activiteit 1: BOL verplicht- BBL keuze Activiteit 1 Voer de creatieve samenwerkingsopdracht over uit volgens werkwijze over operaties aan de kransslagaders. Werkwijze: Samenwerkingsopdracht Maak een (kwartet)spel over verschillende operaties aan de kransslagaders. De volgende onderwerpen moeten in het spel naar voren komen: o o o o o wat houdt een operatie aan de kransslagaders in met welke verpleegproblemen moet je rekening houden welke verpleegkundige interventies onderneem je bij een zorgvrager die een operatie heeft ondergaan welke disciplines zijn er allemaal betrokken bij de behandeling van een cardiologische zorgvrager. hoe is de nazorg geregeld Lever je eigen gemaakte product in bij de docent. Alternatief: quiz maken, vragen beantwoorden. 46

47 G2B2.04 Interview afnemen en verpleegproblemen benoemen Zorgvrager met vaatchirurgische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/ keuze De student heeft een verpleegkundige in de praktijk geïnterviewd over de verpleegkundige zorgverlening van een zorgvrager voor en na een specifieke operatieve behandeling van hart- en vaatziekten. De student heeft kan de verpleegproblemen en interventies bij zorgvragers met vaatchirurgische aandoeningen benoemen. Plan met medestudenten de samenwerkingsopdracht. Boek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening Thema 3.5 de bloedsomloop School en stageadres Feedback medeleerling op verslag 1.2 en 1.8 A: beslissen en activiteiten initiëren K: vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten I: presenteren E: samenwerken en overleggen Activiteit 1: keuze Activiteit 2: verplicht Activiteit 1 Interview een verpleegkundige van de afdeling cardiologie volgens onderstaande werkwijze. Werkwijze o Maak een afspraak voor een interview met een verpleegkundige op afdeling cardiologie in een/ jouw ziekenhuis o Stel interviewvragen op over de verpleegkundige zorgverlening van een zorgvrager voor en na een specifieke operatieve behandeling van hart- en vaatziekten. Hierin moet de totale zorgverlening aan bod komen. Je mag zelf een behandeling/ operatie uitkiezen. o Leg de interviewvragen voor aan je docent. o Neem het interview af en verwerk de uitkomsten van het interview in een door jou gekozen vorm. o welke disciplines zijn betrokken bij de behandeling van een cardiologische zorgvrager. o Welke interventies passen zij toe? Schrijf een reflectieverslag over hoe het interview is verlopen en wat de uitkomsten zijn van de vragen die je opgesteld hebt. Activiteit 2 Benoem de verpleegproblemen en de verpleegkundige interventies bij zorgvragers met een vaatchirurgische aandoening. 47

48 Werkwijze Zoek in het mapje formulieren de Nanda diagnoses op ( bijlage 1). Benoem bij alle 11 patronen de verpleegproblemen en de interventies specifiek horende bij zorgvragers met een vaatchirurgische aandoening. Patroon Verpleegprobleem Verpleegkundige interventies 48

49 G2B2.04 Zelftest maken bypass-operatie Zorgvrager met vaatchirurgische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft een zelftest gemaakt over een bypass-operatie Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Zorg dat je de beschikking hebt over theorieboek verplegen van mensen met een acute somatische aandoening. Plan met medestudenten de samenwerkingsopdracht Boek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening Thema 3.5 de bloedsomloop School en/of thuis, internet aansluiting Feedback medeleerling, nakijken docent. 1.1 verpleegplan opstellen 1.2 verlenen van verpleegkundige basiszorg Competenties: K: vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten I: presenteren E: samenwerken en overleggen M. analyseren Keuze Activiteit 1 Maak een zelftest met 15 MC vragen (inclusief antwoorden) over een bijpass-operatie Werkwijze: Maak d.m.v een Power Point een MC toets met 15 vragen over een bijpass operatie. De vragen moeten gaan over de volgende onderwerpen: o o o o o Wat houdt een bypass-operatie in Met welke verpleegproblemen moet je rekening houden Welke verpleegkundige interventies onderneem je bij een zorgvrager die een operatie heeft ondergaan welke disciplines zijn er allemaal betrokken bij de behandeling van een cardiologische zorgvrager. hoe is de nazorg geregeld Lever de vragen en de antwoorden in bij de docent en beoordeel zelf of je voldoende kennis hebt opgedaan over dit onderwerp. 49

50 G2B2.04 PAAF aneurysma Zorgvragers met vaatchirurgische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis van een aneurysma. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. (in de boeken staat maar heel weinig over dit onderwerp) Boeken en internet.. lokaal/studieruimte/thuis. Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.8 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit: Maak onderstaande opdracht over aneurysma. 1. Wat is precies een aneurysma? 2. Wat is de gevaarlijkste complicatie van een aneurysma? 3. Waar kan een aneurysma voorkomen? 4. Het meest voorkomende aneurysma is de AAA. Waar staat dit voor? 5. Wat zijn de meest voorkomende oorzaken om een aneurysma te ontwikkelen? 6. Wat zijn de 4 meest voorkomende onderzoeken waarmee men een aneurysma in beeld kan brengen. 7. Bekijk voor de behandeling van de meest voorkomende plaats van een aneurysma het filmpje op de site van de hartstichting en maak er voor jezelf aantekeningen van. 8. In het ziekenhuis tref je nog wel eens een aneurysma spurium aan. Zoek uit wat dat is. 50

51 G2B2.04 PAAF bijpass of omleidingsoperaties van de kransslagaders Zorgvrager met vaatchirurgische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis opgedaan over zorgvragers met vernauwde kransslagader. Hij kan de vragen bij activiteit 1 beantwoorden. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Zorg dat je de beschikking hebt over theorieboek verplegen van mensen met een acute somatische aandoening. Boek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening. Thema 3.5 de bloedsomloop School en/of thuis, internet aansluiting Feedback medeleerling, nakijken docent. 1.8 K: vakdeskundigheid toepassen Verplicht. Activiteit 1 Beantwoord de vragen over zorgvragers met vernauwde kransslagaders. 1. Hoe krijg je vernauwde slagaders? 2. Welke disciplines zijn er allemaal betrokken bij behandeling van zorgvragers met vernauwde slagaders? 3. Welke behandelingen zijn er mogelijk? Leg uit wat deze behandelmogelijkheden inhouden. 4. Wat houdt een bijpass-operatie of omleidingsoperatie van de kransslagaders in? 5. Risico s en complicaties van een bijpass-operatie 6. Waaruit bestaat de pre en postoperatieve zorg? 51

52 G2B2.04 PAAF vaatbehandelingen Zorgvrager met vaatchirurgische aandoeningen Praktische voorbereiding Werkproces competentie Keuze/ verplicht Je kunt enkele veel voorkomende vaatbehandelingen benoemen en beschrijven. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet en boek. Verplegen van zorgvragers voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling (406) - Traject V&V. Boek: Verplegen van zorgvragers voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling (406) - Traject V&V (hoofdstuk 14) Feedback medeleerling, nakijken docent. 1.2 ondersteunt bij persoonlijke basiszorg 1.8 biedt verpleegkundige zorg in een specifieke branche Competenties: K: vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten N: onderzoeken Verplicht. Activiteit 1 Maak de vragen over vaatbehandelingen. Bekijk voor jezelf op internet of in je anatomie boek nogmaals de bloedvaten met vertakkingen van de aorta. Zoek de volgende bloedvaten op en bekijk ze.(print desnoods voor jezelf een plaatje uit of maak er een powerpoint van) 1. Aorta ascendens 2. Arcus aorta 3. Aorta thoracalis 4. Aorta abdominalis 5. Arteria iliaca communis 6. Arteria iliaca externa 7. Arteria femoralis 8. Arteria poplitea 52

53 Je ziet dus dat er een vaatboom vanaf het hart via de buik naar de benen loopt en zich steeds verder splitst en onderweg takken afgeeft naar de passerende organen en structuren Wat vaatafwijkingen betreft zijn de twee meest voorkomende afwijkingen in slagaders vernauwingen(stenosen) en/of afsluitingen.de andere afwijking welke kan ontstaan door slechte vaten is het tegenovergestelde namelijk een vaatverwijding (aneurysma) 1. Wat zijn de meest uitlokkende oorzaken voor het ontwikkelen van vernauwingen/afsluitingen in slagaders? 2. De behandelingen voor de genoemde afwijkingen kunnen onder andere zijn : trombolyse, dotterprocedure, stent. Zoek deze behandelingen op en maak voor jezelf een samenvatting(powerpoint) en kijk naar plaatjes. Wat wordt wanneer gebruikt en wat houdt de behandeling in. 3. Een veel voorkomende afwijking en dan met name bij wat oudere mannen is een aneurysma van de buikaorta. Deze wordt tegenwoordig veelal behandeld met een EVAR-procedure. Zoek op en beschrijf waar EVAR voor staat en wat deze behandeling inhoudt 4. Wat is over het algemeen de plaats waar men zich toegang verschaft tot het bloedvatenstelsel bij een trombolyse, dotter, stent of EVAR procedure? 5. Hoe noemt men de prothese welke in de aorta en beide a. iliaca geplaatst wordt? 6. Wat is het voordeel van de EVAR procedure t.o.v. de wat meer standaard operatieve buikoperatie ter plaatsing van een prothese bij een aneurysma van de aorta? 7. Arteriosclerose(slagaderverkalking) van de benen wordt verdeelt in 4 stadia. Dit is volgens de stadia van Fontaine. Zoek op welke 4 stadia dit zijn 8. Welk eigen bloedvat wordt vaak gebruikt om een omleiding te maken als men niet kiest voor een kunststof prothese 9. Hoe noemt men zo n omleiding? 53

54 10. Wat is in het kader van een bloedvatreparatie een patch? Al het hier boven geschrevene gaat in principe over slagaderen. De meest voorkomende behandeling aan aders is waarschijnlijk wel de behandeling van spataderen aan de benen. (zie plaatje) Het ader systeem van de benen bestaat uit een diep en een oppervlakkig adersysteem. Zoek plaatjes op om onderstaande vaten te bekijken: diep systeem: vena iliaca-v femoralis-vena politea-vena gastrocnemius oppervlakkig systeem: VSM (vena saphena magna) -VSP(vena saphena parva) 11. Wat is het Latijnse woord voor spataderen? 12. Wat is in feite de oorzaak voor het ontstaan van spataderen? 13. Een van de behandelingen is strippen. Wat is dit? 14. Wat zijn tegenwoordig veel gebruikte behandelingen buiten het operatief verwijderen van de spataderen en wat houden deze behandelingen in? (zoek dit op op internet) 54

55 B2.05 Zorgvrager met longaandoeningen Activiteiten - Medicatie bij COPD en astma - Medicatie en COPD - Verpleegkundige zorg bij COPD en astma - Opdrachten over zorgvrager met longaandoeningen - Verpleegplan voor zorgvragers na longoperaties PAAF - COPD en astma - Longaandoeningen 55

56 G2B2.05 Medicatie bij COPD en Astma Longaandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Keuze/verplicht De student heeft kennis over de verschillende medicijnen bij COPD en Astma. Zorg voor een boek en een computer Verzamel inhalatiemiddelen uit het praktijklokaal of uit het praktijkveld en neem deze mee naar de klas. Verplegen van cliënten met COPD of astma. OLC, thuis, leslokaal Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 1.2 ondersteunen bij verpleegkundige zorg K. Vakdeskundigheid toepassen. Verplicht Activiteit 1 Maak de onderstaande vragen over medicatie. 1. Onderzoek welke medicijnen worden voorgeschreven bij COPD en astma. 2. Leg beknopt uit wat de werking is. 3. Ga na wat de meest voorkomende inhalatiemiddelen zijn, zowel kortwerkende, langwerkende en ontstekingsremmende middelen en geef aan wat het doel is van deze medicijnen. 4. Ga na welke orale medicijnen kunnen worden voorgeschreven. 5. Ga na wat de bijverschijnselen kunnen zijn van de meest gebruikte medicijnen. Maak hiervoor gebruik van het reporatorium. 56

57 G2B2.05 Medicatie en COPD Zorgvragers met longaandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Verplicht/keuze De student heeft kennis over de verschillende medicijnen en verschillende technieken bij COPD en astma en geeft hier voorlichting over. Zorg dat je beschikking hebt over theorieboek verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; pathologieboek. Formeer een groep van 3 studenten voor activiteit 2 Verzamel inhalatiemiddelen uit het praktijklokaal of uit het praktijkveld en neem deze mee naar de klas Thema 2.verplegen van cliënten met COPD of astma OLC, thuis, leslokaal met medestudenten. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 2.1 ondersteunen bij verpleegkundige zorg K. Vakdeskundigheid toepassen. Verplicht Activiteit 1 Maak de onderstaande vragen. 1. Onderzoek welke medicijnen worden voorgeschreven bij COPD en astma. 2. Ga na wat de meest voorkomende inhalatiemiddelen zijn, zowel kortwerkende, langwerkende en ontstekingsremmende middelen en geef aan wat het doel is van deze medicijnen. 3. Ga na welke orale medicijnen kunnen worden voorgeschreven. 4. Ga na wat de bijverschijnselen kunnen zijn van de meest gebruikte medicijnen. Maak hiervoor gebruik van het reporatorium. Activiteit 2 Lees de competentieopdracht aan het eind van het hoofdstuk Verplegen van cliënten met COPD of astma door en volg hierna de onderstaande werkwijze Werkwijze: 1. Ga met een paar medestudenten inventariseren wat de oorzaken kunnen zijn van het niet trouw innemen van de medicijnen door mevrouw Abdis. 2. Onderzoek met elkaar de inhalatieapparatuur en ga na wat de juiste inhalatietechniek is. 3. Hoe zorg je er nu voor dat mevrouw Abdis op de juiste wijze met haar medicijnen omgaat. 57

58 G2B2.05 Verpleegkundige zorg bij COPD en Astma Zorgvragers met longaandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Verplicht /keuze De student heeft kennis over de verpleegkundige zorg bij zorgvragers met COPD en astma. Neem je boek mee. Hoofdstuk over verplegen van cliënten met COPD of astma OLC, thuis, leslokaal met behulp van antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 2.1 ondersteunen bij verpleegkundige zorg K. Vakdeskundigheid toepassen. verplicht Activiteit: Beschrijf de verpleegkundige interventies bij de onderstaande gezondheids- en bestaansproblemen. Gezondheids- en bestaansproblemen. Benauwdheid. Verpleegkundige interventies Functiebeperking en ADL afhankelijk. Afhankelijk van medicijnen. Conditieverslechtering en vermoeidheid. Verstoorde slaap door het hoesten en niet kunnen liggen. Angst bij kortademigheid en vrees voor verstikking; depressie; verlies van gevoel van eigenwaarde. Verandering in relatie met de partner en seksuele problematiek. Sociaal isolement en veranderd toekomst perspectief. Problemen met werk en inkomen. 58

59 G2B2.05 Opdrachten over zorgvrager met longaandoeningen Zorgvragers met longaandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft opdrachten uitgewerkt over zorgvragers met longaandoeningen Neem je laptop en je boek mee. Zorg dat je voldoende kennis hebt over de anatomie van de luchtwegen. Mogelijk is je kennis van hart en longen wat weggezakt. Je kunt deze dan oefenen op en je kan de PowerPoint over longaandoeningen bekijken in het mapje ondersteunend materiaal. Boek: verplegen van mensen met acuut somatische aandoeningen, hoofdstuk over de luchtwegen School of thuis, internetaansluiting Vraag feedback aan studiegenoten en de docent 1.1 stelt verpleegkundige diagnose Competenties: K: vakdeskundigheid toepassen F: formuleren en rapporteren M: analyseren N: onderzoeken Verplicht voor BOL Keuze voor BBL Activiteit 1: Maak de praktijkopdrachten1,2 en 3 en de competentieopdracht uit het hoofdstuk de luchtwegen. 59

60 G2B2.05 Verpleegplan voor een zorgvrager na een longoperatie Zorgvragers met longaandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft minimaal 5 verpleegkundige diagnosen uitgewerkt in een verpleegplan voor een zorgvrager na een longoperatie. De student toont hiermee aan kennis en inzicht te hebben in de postoperatieve - en verpleegkundige zorg die een zorgvrager nodig heeft na een longoperatie. Neem je boek en je laptop mee naar de les. Zorg dat je beschikt over het sjabloon verpleegplan maken (ondersteunend materiaal). Boek: verplegen van mensen met acuut somatische aandoeningen, hoofdstuk over de luchtwegen. School of thuis, internetaansluiting Bespreek je verpleegplan met studiegenoten, vraag feedback en vul elkaar aan. 1.1 stelt verpleegkundige diagnose Competenties: K: vakdeskundigheid toepassen F: formuleren en rapporteren M: analyseren N: onderzoeken Verplicht Activiteit 1 Formuleer minimaal 5 verpleegkundige diagnosen voor een zorgvrager na een longoperatie. Maak op basis van deze diagnosen een verpleegplan. Werkwijze Inventariseer de gezondheidsproblemen bij zorgvragers na een longoperatie Inventariseer wat je als verpleegkundige bij zorgvragers na een longoperatie zou kunnen observeren Inventariseer de verpleegproblemen bij zorgvragers na een longoperatie Stel de verpleegkundige diagnosen vast bij deze zorgvragers Verwerk de verpleegkundige diagnosen tot standaard verpleegplannen met zoveel mogelijk verpleegkundige interventies 60

61 G2B2.05 PAAF COPD en astma Zorgvragers met longaandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis over de anatomie en pathologie van COPD en astma. Boeken: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening + anatomie+pathologie Bestudeer theorie over de luchtwegen, longen, COPD en astma Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening/het hoofdstuk verplegen van cliënten met COPD of astma lokaal/studieruimte/thuis Kijk de activiteiten en zelftesten na m.b.v. de antwoordmodellen. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 verpleegkundige basiszorg verlenen K vakdeskundigheid toepassen verplicht. Activiteit Bestudeer theorie over de luchtwegen, longen, COPD en astma Maak een samenvatting Volg het hoorcollege over COPD en astma. 61

62 G2B2.05 PAAF Longaandoeningen. Zorgvragers met longaandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft toont in de lessen zijn/haar kennis van verschillende longaandoeningen Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek inwendige geneeskunde Boeken uit serie verplegen van mensen met Boeken en internet lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel uit het ondersteund materiaal. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 verpleegkundige basiszorg verlenen K vakdeskundigheid toepassen Verplicht. Activiteit Maak onderstaande opdracht over longaandoeningen. De ziektebeelden welke in deze opdracht naar voren komen zijn COPD, astma, pneumonie, longembolie, longinfarct en ARDS. Het ziektebeeld COPD is in de beginnersfase al vrij uitgebreid aan bod geweest. Bekijk deze activiteiten nogmaals. Kijk nog even goed naar het ziektebeeld, de oorzaken en symptomen. - Welke 3 oorzaken voor het ontwikkelen van COPD staan bovenaan als zijnde fors uitlokkende oorzaken. - Een van de vele complicaties van COPD kunnen bronchiectasieën zijn. Wat zijn dit en zoek een foto op internet om het te zien? - Een andere complicatie kan zijn dat de rechterharthelft in grootte toeneemt. hoe komt dit? (bestudeer hier ook nog even de kleine bloedsomloop voor ) - Waarom is de volledige naam van astma, astma bronchiale. - Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van astma - Wat is er aan de hand bij iemand met een astmatische bronchitis. - Dan is er ook nog zoiets als een astma cardiale. Wat is dat? - Op welk tijdstip van de dag treedt een astma cardiale het meest op? - Een pneumonie staat ook wel bekend als een longontsteking. Er wordt vaak onderscheid gemaakt tussen een lobaire en een bronchopneumonie. Wat is het verschil? 62

63 - Wat zijn de hoofdveroorzakers van een pneumonie? - Bij de oudere zorgvragers zie je met enige regelmaat een aspiratiepneumonie of een hypostatische pneumonie. Wat houden deze 2 vormen in? - Welke bacterie is veelal de veroorzaker van een pneumonie na de griep of bij mensen met DM. - Als er in een bloedvat een stolsel ontstaat noemt men dat een trombus of embolus. Als dat stolseltje losschiet noemt men dat een embolie. Als een embolie ergens vastloopt krijg je een infarct Wat betreft de longen maakt men onderscheid wat betreft een longembolie en een longinfarct. Welke van de twee ontstaat vanuit de kleine bloedsomloop en welke vanuit de grote bloedsomloop? (hiervoor moet je de bloedsomloop vanuit het hart weer even bestuderen) - Waar komt het stolsel bij een longembolie meestal vandaan? - Hoe heet het hoofdbloedvat van waaruit de art. bronchialis komt waarin een stolsel terecht komt bij een longinfarct? - De gevaarlijkste vorm van een longembolie is waarschijnlijk wel de ruiterembolie. Zoek deze term op en beschrijf waarom dit is - Door vele longziekten kunnen er al dan niet acute complicaties ontstaan Een veel gebruikte term daarbij is ARDS Waar staat dit voor en wat is het? - In feite kun je alle longziekten plaatsen onder 3 hoofdgroepen 1. Ventilatie ziekten(de ademweg) 2. Diffusieziekten(uitwisseling O2 en CO2 3. Perfusieziekten(doorbloeding) Waar plaats je een longembolie onder? Waar plaats je COPD onder? Waar plaats je Astma onder? 63

64 64

65 G2.06 Gynaecologische zorgvrager Activiteiten - Artikel baarmoederhalskanker - Beeldvorming-Orientatieopdracht over gynaecologie - Kennisopdracht en verpleegplan uterusextirpatie PAAF - Gynaecologie 65

66 G2B2.06 Artikel schrijven baarmoederhalskanker De student heeft een artikel geschreven voor een jongerenblad over baarmoederhalskanker. Praktische voorbereiding Neem je boek en je laptop mee. Overleg met welke medestudenten (max. 3) jij deze activiteit gaat uitvoeren en maak werkafspraken. Boek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening, hoofdstuk over de geslachtsorganen. Locatie School en/of thuis, internet aansluiting. Laat je artikel beoordelen door de docent Werkproces 1.9 verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in competentie een specifieke branche Competenties: K: vakdeskundigheid toepassen J: formuleren en rapporteren Verplicht/keuze BOL verplicht BBL keuze Activiteit Schrijf met je studiegenoten een artikel voor een jongerenblad over baarmoederhalskanker. Werkwijze Tegenwoordig worden jonge meisjes ingeënt tegen HPV. Maar hoe zit het nou precies met HPV en baarmoederhalskanker. Schrijf een artikel, voor een jongerenblad, over het ontstaan van baarmoederhalskanker. In het artikel moeten de volgende vragen beantwoord worden: Wat is baarmoederhalskanker en bij wie komt het voor? Hoe ontstaat baarmoederhalskanker? Uitzaaiingen bij baarmoederhalskanker? Wat zijn de klachten bij baarmoederhalskanker? Onderzoek bij baarmoederhalskanker? Het stadium van baarmoederhalskanker Behandeling van baarmoederhalskanker Complicaties en gevolgen Zorg ervoor dat: - het artikel aansluit bij de doelgroep (jongeren) - het artikel er uitnodigend uitziet 66

67 G2B2.06 Beeldvorming, oriëntatieopdracht gynaecologische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft zich een beeld gevormd van de gynaecologische zorgvrager en zijn beeldvorming gepresenteerd aan studiegenoten. Zorg dat je beschikt over materialen om je beeldvorming te presenteren. Boek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening, hoofdstuk over de geslachtsorganen Internet bijvoorbeeld o o ogie-en-verloskunde o School Spreek gezamenlijk jullie beeldvorming na over de afdeling gynaecologie en de gynaecologische zorgvrager. 1.8 Verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in specifieke branche Competenties: K. vakdeskundigheid toepassen E: samenwerken en overleggen BOL verplicht/ BBL keuze Activiteit Voer de oriëntatie opdracht over de gynaecologische zorgvrager uit in een subgroep van max. 4 studenten Werkwijze: Verdeel de klas in gelijke groepjes en ga na welke ervaringen er zijn met de afdeling gynaecologie en de gynaecologische zorgvrager. Welke kennis is aanwezig over de afdeling gynaecologie? Schrijf de belangrijkste bevindingen op een flap of maak een job-aid en presenteer deze aan het eind van de les aan je medestudenten. Om te kijken wat je al weet kan je de volgende stellingen meenemen: - een gynaecoloog onderzoekt en behandelt alleen klachten aan de vrouwelijke geslachtsorganen - obstetrie behoort niet tot het vakgebied van de gynaecoloog - een gynaecoloog is meestal een vrouw - kwaadaardige tumoren aan de geslachtsorganen worden behandeld door een oncoloog - voor vruchtbaarheidsstoornissen kun je bij de gynaecoloog terecht - bevallingen worden begeleid door de verloskundige en niet door de gynaecoloog - urine-incontinentie klachten worden door de uroloog behandeld en niet door de gynaecoloog 67

68 G2B2.06 Kennisopdracht en verpleegplan uterusextirpatie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft zijn kennis van een gynaecologische ingreep, uitgewerkt in een verpleegplan. Neem je boek en je laptop mee. Je hebt anatomische kennis van de uterus. Zorg dat je beschikt over het sjabloon verpleegplan maken (ondersteunend materiaal). Boek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening, hoofdstuk over de geslachtsorganen. Internet bijvoorbeeld: o gynaecologie 5-Noord/PK183 Uterusextirpatie.pdf o School en/of thuis, internet aansluiting Beoordeel zelf of je voldoende kennis over dit onderwerp hebt opgedaan en vraag over de gemaakte verpleegplannen feedback aan de docent. 1.1 stelt verpleegkundige diagnose en het verpleegplan op 1.8 verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in een specifieke branche K: vakdeskundigheid toepassen J: formuleren en rapporteren M. analyseren N. onderzoeken keuze Activiteit 1 Maak de individuele kennisopdracht uterusextirpatie. Werkwijze: Werk de volgende vragen uit: 1. Wat is een uterus extirpatie. 2. Hoe is de diagnostiek. 3. Wat is het verschil tussen de abdominale, vaginale en laparoscopische uterus extirpatie. 4. Beschrijf de voor- en nadelen van deze drie ingrepen. 5. Wat zijn de specifieke gynaecologische voorbereidingen voor de operatie. 6. Welke verpleegproblemen kan je verwachten na de operatie. 7. Welke leefregels krijgt de zorgvrager mee voor na ontslag. Activiteit 2 Maak aan de hand van een zelfgeschreven casus een verpleegplan voor een zorgvrager die een uterusextirpatie heeft ondergaan. Schrijf een casus over een vrouw die een uterusextirpatie heeft ondergaan. In de casus moet minimaal 2 verpleegproblemen naar voren komen. Werk aan de hand van de gezondheidspatronen van GORDON minimaal 2 verpleegproblemen uit specifiek voor deze gynaecologische zorgvrager. Bespreek je verpleegplan met minimaal 2 medestudenten. Vul evt. je verpleegplan aan. Laat je verpleegplan beoordelen door de docent. 68

69 G2B2.06 PAAF gynaecologie. Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft kennis van gynaecologische onderzoeken, aandoeningen en behandelingen. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek: Anatomie /fysiologie Verplegen van mensen met een acute somatische aandoening Verplegen van zorgvragers voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling (406) - Traject V&V lokaal/studieruimte/thuis. Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Verplicht. Activiteit 1 Maak onderstaande herhalingsopdracht over de bouw van de vrouwelijke geslachtsorganen. Benoem onderstaande nummers in het plaatje van het zijaanzicht van de vrouwelijke geslachtsorganen. 69

70 1. Waar worden onderstaande hormonen gemaakt die van invloed zijn op de ontwikkeling van follikels in het ovarium en wat is hun functie? a) FSH b) LH c) oestrogeen d) progesteron 2. Uit welke 3 lagen bestaat de baarmoederwand? 3. Wat is de adnexa? Geef het juist antwoord op onderstaande meerkeuzevragen: 4. Wat is een primair vrouwelijk geslachtskenmerk? a) de borsten b) de okselbeharing c) de ovaria 5. Onder invloed van welk hormoon vind de rijping van een primair follikel tot Graafs follikel plaats? a) FSH b) oestrogeen c) LH 6. Welke structuur van de tuba zorgt voor de opvang van de eicel na de eisprong? a) de ampulla b) de cervix c) de salpinx 7. De binnenste laag van de baarmoeder is: a) perimetrium b) endometrium c) myometrium 8. Welke structuur behoort tot de inwendige vrouwelijke geslachtsorganen? a) de clitoris b) de vagina c) de venusheuvel 9. Een normale uterus ligt: a) voorover gekanteld (anteflexie) b) niet gekanteld c) achterover gekanteld(retroflexie) 70

71 Activiteit 2 Maak onderstaande opdracht over gynaecologische onderzoeken en behandelingen. Bekijk het filmpje op YOU TUBE: hysteroscopie, wat kun je verwachten Beschrijf kort onderstaande onderzoeken en behandelingen(gebruik hiervoor je boeken) : speculum inwendig onderzoek cytologisch onderzoek en histologisch onderzoek echoscopie hysteroscopie laparoscopie laparotomie vaginale operatie conisatie curettage hysterectomie abdominale uterusextirpatie wertheim-meigsoperatie burch-plastiek Activiteit 3 Maak onderstaande opdracht over menstruatiestoornissen. Gemiddeld verliest een vrouw bij elke menstruatie ongeveer 40 ml bloed en heeft zij een cyclus van 28 dagen. Een gemiddelde menstruatie duurt 5 dagen. Beantwoord onderstaande vragen: 1. Wat is amenorroe? 2. Wanneer is amenorroe fysiologisch? 3. wat is dysmenorroe? 4. Waardoor ontstaat menstruatie pijn? 5. Wat is menorragie? 6. Wat is oligomenorroe? 7.Wat is polymenorroe? 8. Wat kunnen oorzaken zijn voor menstruatiestoornissen? 71

72 Activiteit 4 Vul onderstaand schema in over aandoeningen vrouwelijke geslachtsorganen Endometriose Korte beschrijving Verschijnselen Behandeling Complicatie Myoom Prolaps Cystokèle Rectokèle Totale prolaps Salpingitis Ovariumcyste E.U.G. Activiteit 5 Maak onderstaande opdracht over oncologische aandoeningen van de vrouwelijke geslachtsorganen. In de opdracht G2B2 PAAF oncologische aandoeningen wordt aandacht besteed aan carcinomen van de vrouwelijke geslachtsorganen inclusief het mammacarcinoom. Bekijk deze opdracht. Werk vervolgens onderstaande opdracht uit: Waar bevindt de tumor zich wat zijn de verschijnselen wat is de behandeling - corpus carcinoom van de uterus - cervix carcinoom - ovarium carcinoom - vulva carcinoom 72

73 Activiteit 6 Maak onderstaande opdracht over anticonceptie en infertiliteit. Zwanger willen worden,... Ook deze vrouwen kunnen bij een gynaecoloog terecht komen. 1. Wat is fertiliteit? 2. Wat is infertiliteit? De therapie bij infertiliteit kan verschillende zijn. Mogelijkheden zijn: hormonale behandeling (de hypofyse stimuleren FSH af te geven) om een eisprong te stimuleren beïnvloeding van het baarmoedermondslijm zodat de zaadcellen beter kunnen passeren. Andere mogelijkheden staan hieronder vermeld, vermeldt kort wat de afkorting inhoudt: 3. IUI 4. IVF 5. ICSI... niet zwanger willen worden... Ook deze vrouwen kunnen bij een gynaecoloog terecht komen. 6. Maak een overzicht van anticonceptiemethoden. 73

74 74

75 G2.07 Urologische zorgvrager Activiteiten - Verpleegkundige diagnose stellen na prostaatcarcinoom - Preoperatieve zorg bij prostatectomie - Praktijk met vragen over zorgvrager na prostatectomie - Postoperatieve zorg en monitoring na prostatectomie - Verpleegplan opstellen na prostatectomie - Verpleegplan opstellen voor zorgvrager met nierstenen PAAF - Urologie 75

76 G2B2.07 Verpleegkundige diagnose stellen bij de zorg voor een zorgvrager met een prostaatcarcinoom, die een prostatectomie ondergaat Urologische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkprocessen Keuze/ verplicht De student heeft verpleegkundige diagnosen geformuleerd bij de zorg voor een zorgvrager, die een prostatectomie ondergaat. Uit het product van deze activiteit moet blijken dat je aan de hand van een casus, in staat bent verpleegkundige diagnosen te voorspellen bij een ziektebeeld en behandeling, in dit geval bij iemand met prostaatkanker die een prostatectomie ondergaat. Je kunt in een individuele zorgsituatie analyseren in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van deze problemen. Zorg dat je beschikking hebt over verplegen van mensen met acuut somatische aandoeningen Zorg dat je beschikt over de casus van meneer Veerman (ondersteunend materiaal). Zorg dat je beschikt over de gezondheidspatronen van GORDON ( ondersteunend materiaal) Boek verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening, hoofdstuk over geslachtsorganen Tip: Trajectboek 406 deel 1 Thuis, klaslokaal Bespreek en vergelijk deze activiteit met je studiegenoten, vul zo nodig aan. 1.1 verpleegplan opstellen op basis van verpleegkundige diagnose D. aandacht en begrip tonen H. overtuigen en beïnvloeden J. formuleren en rapporteren K. vakdeskundigheid tonen M. analyseren verplicht Activiteit 1 Formuleer of zoek vijf verpleegkundige diagnosen bij de zorg voor een zorgvrager met een prostaat carcinoom, die een prostectomie zal ondergaan. 76

77 G2B2.07 Preoperatieve zorg bij een prostatectomie Urologische zorgvrager De student heeft beschreven welke preoperatieve zorg wordt verleend aan een zorgvrager die een prostatectomie zal ondergaan. Praktische voorbereiding Neem je boek en je laptop mee. Locatie Werkprocessen Competentie Keuze/ verplicht Boek verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening, hoofdstuk over geslachtsorganen Thuis, klaslokaal Bespreek de activiteit met studiegenoten en docent. 1.2 ondersteunt bij persoonlijke basiszorg K. vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit Beantwoord de vragen, onderbouw je antwoorden met behulp van de theorie. Hoe ziet de preoperatieve zorg eruit bij een prostatectomie? Welke gegevens heb je nodig voor het uitvoeren van de preoperatieve zorg? Wat kun je zeggen van nut en noodzaak van preoperatief scheren en wat zegt de literatuur hierover. Wat is de rol van de verpleegkundige bij het verlenen van pre- operatieve zorg. 77

78 G2B2.07 Praktijk met vragen over zorgvrager na prostatectomie Urologische zorgvrager Praktische voorbereiding Neem je boek mee. Locatie Werkprocessen Competentie Verplicht/ keuze Activiteit 1 De student heeft n.a.v. een praktijksituatie, vragen gemaakt over een zorgvrager na prostatectomie. Boek verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening, hoofdstuk over geslachtsorganen Tip: Trajectboek 406 deel 1 Thuis, klaslokaal Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel uit het ondersteunend materiaal. 1.5 monitoren gezondheidstoestand N. onderzoeken signaleert tijdig veranderingen in de gezondheidstoestand interpreteert de veranderingen onderneemt actie om de verkregen veranderingen om te zetten in vervolgstappen BBL keuze; BOL verplicht Beantwoord de vragen over postoperatieve zorg na prostatectomie a.d.h.v. de casus. Casus Ine heeft een uur geleden meneer Veerman van de verkoeverkamer gehaald. Meneer heeft een prostatectomie ondergaan onder algehele narcose. De controles op de verkoeverkamer waren goed. De vitale functies waren stabiel, dus mocht meneer mee naar de afdeling. Bij controles van de vitale functies vindt Ine dat meneer steeds onrustiger wordt. Hij ligt wat te woelen in bed en het lijkt of hij wat verward raakt. Ine vertrouwt het niet en gaat een collega halen. 1. Jij bent de collega van Ine. Welke informatie wil je precies van haar hebben? 2. Als je alle informatie hebt, ga je samen met Ine kijken bij meneer Van Stralen. Waar let je dan op? 3. Wat kan er allemaal aan de hand zijn met meneer Van Stralen? Geef aan welke interventies je kunt gebruiken om meneer weer in een verbeterde toestand te brengen. 78

79 G2B2.07 Postoperatieve zorg en monitoren na prostatectomie Urologische zorgvrager De student is instaat om een zorgvrager na een prostatectomie te monitoren en postoperatieve controles uit te voeren. Praktische voorbereiding Neem je boek en je laptop mee. Zorg dat je beschikt over de casus van meneer Veerman (ondersteunend materiaal). Boek verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening, hoofdstuk over geslachtsorganen Tip: Trajectboek 406 deel 1 Locatie Thuis, klaslokaal Spreek deze activiteit op inhoud na met studiegenoten. Werkprocessen 1.5 monitort de gezondheidstoestand N. onderzoeken Competentie signaleert tijdig veranderingen in de gezondheidstoestand interpreteert de veranderingen onderneemt actie om de verkregen veranderingen om te zetten in vervolgstappen Keuze / verplicht verplicht Meneer Veerman is terug van de OK. De ingreep is zonder problemen verlopen. Je krijgt de opdracht om de gezondheidstoestand van meneer Veerman te monitoren en postoperatieve controles uit te voeren Activiteit Beantwoord de vragen over postoperatieve zorg. Welke postoperatieve controles moet je doen? Met welke mogelijke complicaties houd je rekening? Beschrijf per mogelijke complicatie, de verpleegkundige observaties en de verpleegkundige interventies. Er is de laatste jaren aardig wat onderzoek gedaan naar nut en noodzaak van postoperatieve controles. Ken je daar de uitkomsten van? Onderbouw je antwoorden met behulp van de theorie. Tip internet: 79

80 G2B2.07 Verpleegplan na prostatectomie Urologische zorgvrager De student heeft een standaardverpleegplan opgesteld voor een zorgvrager na een prostatectomie Praktische voorbereiding Zorg dat je beschikking hebt over verplegen van mensen met acuut somatische aandoeningen Zorg dat je beschikt over de casus van meneer Veerman (ondersteunend materiaal). Spreek af met welke studiegenoten jij activiteit 2 gaat uitvoeren Boek verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening, hoofdstuk over geslachtsorganen Tip: Trajectboek 406 deel 1 Locatie Thuis, klaslokaal Bespreek en vergelijk het standaardverpleegplan met studiegenoten, vul zo nodig aan Werkprocessen 1.1 verpleegplan opstellen op basis van verpleegkundige Competentie diagnosen D. aandacht en begrip tonen H. overtuigen en beïnvloeden J. formuleren en rapporteren K. vakdeskundigheid tonen M. analyseren Keuze/ verplicht verplicht Meneer Veerman is terug van de OK. De ingreep is zonder problemen verlopen. De postoperatieve zorg verloopt volgens een standaard verpleegplan. Maak op basis daarvan een verpleegplan voor meneer Veerman. Activiteit 1 Schrijf een standaard verpleegplan voor een zorgvrager na een prostatectomie 80

81 G2B2.07 Verplegen van een zorgvrager met nierstenen Urologische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie De student weet welke verpleegkundige interventies worden toegepast bij zorgvragers met nierstenen. De student heeft een verpleegplan uitgewerkt. Neem je boek mee. Zorg dat je theorie hebt bestudeerd over de nieren. over de nieren lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met medestudenten. Kijk in het mapje ondersteunend materiaal voor de uitwerking van het verpleegplan. Werkprocessen 1.3 stelt verpleegkundige diagnosen 1.4 ondersteunt bij persoonlijke basiszorg 1.5 monitoren gezondheidstoestand 2.2 begeleidt bij zelfredzaamheid K. vakdeskundigheid toepassen M. analyseren Keuze/ verplicht Activiteit 1 verplicht Lees onderstaande casus over steenlijden en beantwoord de vragen. Casus: Op de afdeling waar jij stage loopt, is opgenomen mevrouw El Hamoen. Zij is 38 jaar oud, gehuwd en heeft 5 kinderen in de leeftijd van 3 tot 14 jaar. Mevrouw is van Marokkaanse afkomst en spreekt redelijk Nederlands. Mevrouw is opgenomen omdat zij last heeft van nierstenen. Zij heeft regelmatig aanvallen van pijn in haar rechter flank. Jij komt op een ochtend bij haar op de kamer en treft haar aan tijdens een van haar pijnaanvallen. Beantwoordt de volgende vragen: 1. Hoe worden pijnaanvallen als gevolg van een niersteen ook wel genoemd? Hoe zien dit soort aanvallen eruit? 2. Waar kan mevrouw El Hamoen naast pijn ook last van hebben? 3. Wat zijn de verpleegkundige interventies die jij zal nemen tijdens een pijnaanval? Verklaar ook waarom je die neemt. 4. Hoe kan de diagnose niersteen door de behandelaar gesteld worden? 5. Welke behandelingsmogelijkheden zijn er voor mevrouw El Hamoen? 6. De arts heeft besloten mevrouw El Hamoen te opereren. Welke postoperatieve controles dienen bij haar uitgevoerd te worden? 7. Na 5 dagen mag mevrouw El Hamoen weer naar huis. Jij zal met haar een ontslaggesprek voeren. Welke zaken dienen hierin besproken te worden? Activiteit 2 Vul onderstaand verpleegplan aan, gebruik hierbij de casus uit activiteit 1. 81

82 Cognitie en waarnemingspatroon: Probleem : mevrouw heeft pijn in haar rechter flank Etiologie : mevrouw heeft nierstenen Symptomen : Verpleegdoel: Interventies: Voedings en stofwisselingspatroon. Probleem :mevrouw is misselijk en braakt Etiologie : Symptomen: Verpleegdoel: Interventies:

83 G2B2.07 PAAF urologie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft kennis van een aantal veel voorkomende urologische aandoeningen en behandelingen. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek: Anatomie /fysiologie Verplegen van mensen met een acute somatische aandoening Inwendige geneeskunde Basisboek pathologie Verplegen van zorgvragers voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling (406) - Traject V&V lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Verplicht. Activiteit 1 Maak onderstaande zelftest over de bouw van de nieren en urinewegen. Benoem de nummers in het plaatje

84 De nier is opgebouwd uit zeer veel kleine deeltjes, hoe heten deze deeltjes? Wat is de naam van de genummerde onderdelen van een niereenheid? = 2 = 3 = 4 = 5 = 6 = 7 = 8 = 9 = 10 = Benoem de hiernaast genoemde onderdelen van de urinewegen: Hoe gaat de gevormde urine van de nieren naar de blaas? 11. Hoe wordt er voorkomen dat urine vanuit de blaas terugstroomt naar de nieren? 12. Waarom mag er geen urine terug naar de nieren? Activiteit 2 Maak onderstaande zelftest over de bouw van de mannelijke geslachtsorganen. 84

85 1. Benoem de genummerde onderdelen van het plaatje: 2. Hoeveel zwellichamen bevat de penis van de man en wat loopt er door het kleinste zwellichaam. 3. Hoe heten de klieren bij de man die te vergelijken zijn met de klieren van Bartolin bij de vrouw? 4. Waar worden de zaadcelen gemaakt en waar worden ze opgeslagen? 5. De zaadcellen passeren via de zaadleider vlak voor de penis de zaadblaasjes en de prostaat. Wat is de functie van deze 2 structuren? 6. Waar wordt het mannelijk hormoon gemaakt en hoe heet dit hormoon? 7. Wat is de functie van de prostaat? Wat is het juiste antwoord op onderstaande meerkeuze vragen? 8. De epididymus heeft als functie a) productie van testosteron b) opslag van zaadcellen c) beide 9.Hoeveel zwellichamen bevat de penis van de man? a) 1 b) 2 c) 3 85

86 10. Welke structuur scheidt geen vocht af bij de mannelijke geslachtsorganen a) klieren van Bartolin b) klieren van Cowper c) de zaadblaasjes 11.Waar ligt de prostaat? a) boven voor de blaas b) naast de blaas c)achter onder de blaas Als bovenstaande zelftesten vragen of onduidelijkheden oproepen, kijk dan nog eens terug naar het anatomie/fysiologieboek of de beginners opdrachten. Activiteit 3 Maak onderstaande opdracht over pathologiën van de nieren m.b.v. het boek inwendige geneeskunde. Beschrijf van onderstaande pathologiën: Wat houdt de pathologie in Oorzaak Verschijnselen behandeling o o o o o o Acute glomerulonefritis Nierinsufficientie: acuut en chronisch Niertumoren Hydronefose Niercyste nierstenen Activiteit 4 Maak onderstaande opdracht over pathologiën van de urinewegen. 1. Wat kunnen oorzaken zijn voor een cystitis? 2. Kan men cystitis krijgen door brommer rijden in de kou? 3. Wat zijn verschijnselen van een cystitis? 4. Wat kan het verloop zijn van een cystitis als de infectie zich verspreid? 5. Wat is de behandeling van cystitis? 6. Wat is reflux? 7. Noem oorzaken voor het ontstaan van blaastumoren. 8. Wat zijn verschijnselen van een blaastumor? 9. Hoe wordt een blaastumor behandeld? 10. Als de blaas wordt verwijderd, hoe wordt de urine dan opgeslagen en geloosd? 11. Wat is een blaasdivertikel? 12. Waardoor ontstaan een blaasdivertikel? 13. Wat zijn de verschijnselen van een blaasdivertikel? 14. Wat is daar de behandeling van? 15. Wat betekent incontinentie? 16. Waarvoor kun je incontinent zijn? 17. Wat is mictie? 86

87 18. Waarom loopt de blaas niet continu leeg, maar plast een baby in 1 keer zijn blaas leeg? 19. Beschrijf de mictiereflex. 20. Welke openingen zijn aanwezig in de bekkenbodemspieren? 21. Wat is stress-incontinentie? 22. Wat is meestal de oorzaak van urge-incontinentie? 23. Wat is de oorzaak van een overloopincontinentie? 24. Wat is retentie van urine? 25. Als de blaas overvol is, welke organen lopen dan gevaar? Activiteit 5 Maak onderstaande opdracht over pathologiën van de prostaat. 1. Als de prostaat vergroot is, welke structuur druk hij dan dicht? 2. Welke verschijnselen krijgt een man als zijn prostaat is vergroot? 3. Zijn de mictieverschijnselen bij prostaatcarcinoom dezelfde als bij benigne prostaat hypertrofie? 4. Wat is de oorzaak (-en) van prostaatcarcinoom? 5. Welke onderzoeken kunnen gedaan worden om de prostaat te onderzoeken? En geef een korte omschrijving. 6. Welke behandelingen kunnen plaats vinden? 7. Waar metastaseert een prostaatcarcinoom meestal naar toe? Bekijk de DVD chirurgenwerk kanker/endo/plas. over een TURP ingreep 8. Wat is een circumcisie? 9. Wat wordt er dan gedaan? 10. Waarom wordt dat gedaan? 87

88 88

89 G2.08 Trauma, wonden en orthopedie Activiteiten - Orthopedische zorgvrager - Opname orthopedische zorgvrager - CD-ROM wonden - Verplegen van zorgvragers met een dwarslaesie - Verplegen van zorgvragers met een niet aangeboren hersenletsel PAAF - Algemene fractuurleer - Buiktrauma - Collumfractuur en total hip - Longcontusie en pneumothorax - Niet aangeboren hersenletsel 89

90 G2B2.08 Zorgvrager met orthopedische aandoeningen Trauma-orthopedie Praktische voorbereiding Locatie Werkprocessen en competenties Keuze/ verplicht BOL verplicht 1 t/m 5 BBL verplicht 1t/m 3 Activiteit 1: De student heeft kennis opgedaan over orthopedische ingrepen en kan de verpleegkundige interventies benoemen. Zorg dat je beschikking hebt over het boek verplegen van mensen met acuut somatische aandoening. Lees uit je boek het hoofdstuk het bewegingsapparaat. Hoofdstuk het bewegingsapparaat. lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met medestudenten. Breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. Plaats de folder op het portaal. 1.5 stelt verpleegkundige diagnosen 1.6 ondersteunt bij persoonlijke basiszorg 1.5 monitoren gezondheidstoestand A. beslissen en activiteiten initiëren J. formuleren en rapporten K. vakdeskundigheid toepassen M. analyseren Voer de oriëntatieopdracht orthopedie volgens de ABC methode uit. Werkwijze: Maak groepjes van 4 personen Doel: voorkennis inventariseren. Zorg per groepje voor een flap en een viltstift. De studenten moeten om de flap heen kunnen staan. Schrijf op de flap in twee kolommen de letters A-Z. De studenten schrijven op de flap de woorden die zij associëren met het woord Orthopedie en die beginnen met de letter op de flap staat. Gebruik vooral ook de moeilijke letters. Bespreek onderling kort het resultaat van de overige flappen en stel elkaar vragen. 90

91 Activiteit 2 Werk de vragen uit over arthosis deformans en reumatoide arthitis. Veel voorkomende aandoeningen die een orthopeed behandelt, zijn: - arthrosis deformans - reumatoïde artritis Werk van per aandoening de volgende vragen het uit: o wat is het? o welke oorzaken zijn er? o bij wie komt het voor? o welke symptomen zijn er? o welke onderzoeken worden er gedaan? o welke behandelingen zijn er mogelijk? o welke complicaties komen er voor? o wat is de prognose? o welke gezondheidsproblemen kent een zorgvrager met deze aandoening? o o welke verpleegproblemen kun je verwachten bij deze gezondheidsproblemen? welke verpleegkundige interventies zijn actueel en relevant voor het verplegen van deze zorgvrager? Activiteit 3 Bekijk de dvd chirurgenwerk deel 1 prothesen of bekijk via google een video operatie heup/total hip Is de film duidelijk? Stel zo nodig vragen aan de docent ter verduidelijking Wat is een veel voorkomende oorzaak van een infectie na een Total hip operatie? Activiteit 4 Maak een folder over een Total Hip prothese of een Total knee Maak met maximaal 4 personen een folder over Total Hip (of total knee), waarin je informatie geeft aan zorgvragers die een Total Hip operatie gaan krijgen. Plaats de folder op het portaal van je groep en lever 1 exemplaar in bij de docent. Activiteit 5 Maak de 3 praktijkopdrachten en de competentieopdracht uit je boek van het hoofdstuk het bewegingsapparaat. Werkwijze: Bespreek met medestudenten je antwoorden of overleg met je docent. 91

92 G2B2.08 Opname orthopedische zorgvrager Trauma-orthopedie Activiteit De student heeft een opname voorbereidt en uitgevoerd aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst. Praktische voorbereiding Zorg dat je beschikking hebt over verplegen van mensen met acuut somatische aandoeningen + boek plannen van zorg Zorg dat je beschikt over de checklist anamnese gesprek voeren (ondersteunend materiaal) Spreek af met welke studiegenoten jij deze activiteit gaat uitvoeren (max.4) Casus dhr. Tonnema-total hip Ondersteuningsmagazijn E1 het voorbereiden en uitvoeren van een opname, checklist-anamnese gesprek Boek verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening Tip: Trajectboek 406 deel 1 Locatie School, in subgroepen lokaal, 2 uur voorbereiding Praktijklokaal, 2 uur uitvoer opnamegesprek Feedback a.d.h.v. checklist-anamnesegesprek van minimaal 2 klasgenoten en 1 docent Werkprocessen 1.7 Verzamelt systematische gegevens 3.3 Voert coördinerende taken uit D. aandacht en begrip tonen H. overtuigen en beïnvloeden J. formuleren en rapporteren K. vakdeskundigheid tonen M. analyseren Verplicht of keuze keuze Activiteit 1 Bereid een opname van en- het anamnese gesprek (van max. 20 minuten) voor met mijnheer Tonnema aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst. Schrijf alle moeilijke woorden uit de casus op die je moeilijk vindt en zoek uit wat deze woorden betekenen Welke kennis over het ziektebeeld (en) heb je nodig om het opnamegesprek voor te bereiden en uit te voeren Welke gevolgen heeft dit ziektebeeld voor de basiszorg Welke verpleegkundige aandachtspunten zijn nodig om zorgvragers met dit ziektebeeld te verplegen Welke gesprekstechnieken heb je nodig om het opnamegesprek te voeren? Welke gegevens ga je verzamelen in het opnamegesprek? Formuleer de vragen. 92

93 Activiteit 2 Voer in het praktijklokaal een opnamegesprek van maximaal 20 minuten met dhr. Tonnema Werkwijze Verdeel de rollen 1 student is dhr. Tonnema, 1 student is de verpleegkundige en 2 studenten observeren en geven feedback Voer het opnamegesprek uit. In het dorp waar hij geboren en getogen is, kent iedereen Nico Tonnema. Na een werkzaam leven woont hij nu met zijn echtgenote in een bejaardenwoning in de dorpskern. Samen hebben ze drie kinderen die allang het huis uit zijn. De laatste jaren sukkelt Nico een beetje met zijn gezondheid. Hij heeft diabetes mellitus type 2 en de pompfunctie van zijn hart is niet meer zo best. Een jaar geleden heeft Nico, nadat hij daar al lang pijnklachten aan had, een totale heupprothese links gekregen. Aanvankelijk ging het voorspoedig en functioneerde de nieuwe heup uitstekend. Nico vertelde iedereen dat hij nergens rekening mee hoefde te houden. Hij beschouwt zijn lichaam als iets wat het gewoon moet doen en het viel hem dan ook erg tegen toen de heup, enkele weken na plaatsing van de prothese, na een onverwachte beweging plotseling luxeerde. Een jaar na de plaatsing van de heupprothese krijgt Nico pijnklachten in de lies en een flinke zwelling in het gebied van prothese. Hij loopt er eerst een poos mee rond voordat hij ermee naar de huisarts gaat. Deze stuurt hem direct door naar de orthopeed in het ziekenhuis. Nico vermoedt dat er iets met de heup aan de hand is, omdat de pijnklachten steeds heviger worden. Nico wordt opgenomen op de afdeling orthopedie van het algemeen ziekenhuis. 93

94 G2B2.08 Cd-rom wonden Trauma-wonden Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht Je hebt inzicht gekregen over de kennis die je nodig hebt om wonden te kunnen verzorgen. Zorg dat je beschikking hebt over een computer, een koptelefoon en pen en papier. De cd-rom is al geïnstalleerd op de computer. Informatie over de WCS classificatie in het boek verpleegtechnische vaardigheden Thema: wondzorg en op internet. Een boek Anatomie/fysiologie. In het OLC of een laptop van het Albeda college Bespreek je bevindingen met mededeelnemers en vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 1.2 en 1.8 K: Vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten Keuze Activiteit Herhalingsopdracht uit de beginnersfase van beroepstaak D. Beantwoord onderstaande vragen. Klik op start links onderin het scherm en vervolgens op cursistensoftware op PC. Daarna klik je op diversen gezondheidszorg en vervolgens op: wondverzorging. Je bent nu in het programma wondverzorging, als je hier nogmaals op klikt kom je in het hoofdmenu. Er zijn 3 hoofdcategorieën: Materialen, vaardigheden en wonden. Deze opdracht behandelt de categorie wonden. Huid Ga naar wonden Ga naar de anatomie/fysiologie Ga naar huid, kies hier bouw Maak de volgende vragen: Vraag 1: Noem de drie lagen waaruit de huid is opgebouwd. Bovenin het scherm zie je een pijl naar links, door deze aan te klikken ga je terug naar het vorige onderwerp. Kies functie en daarna bescherming. Vraag 2: Noem 5 factoren waartegen de huid ons beschermt en geef er een voorbeeld bij Bloed Ga terug naar anatomie/fysiologie, door de pijl naar links aan te klikken. Ga naar bloed en kies: samenstelling, daarna trombocyten. Vraag 3: Welk enzym speelt een belangrijke rol bij de bloedstolling? 94

95 Ga terug naar bloed en kies dan bloedstolling. Vraag 4: Welk proces treedt als eerste op na een verwonding? Ga naar de volgende bladzijde door onder aan het scherm de rode bladzijde aan te klikken. Vraag 5: Wat gebeurt er vervolgens met de trombocyten? Wondgenezing Ga terug naar anatomie/fysiologie en ga vervolgens naar wondgenezing. Hier vind je een 7-tal processen die bij wondgenezing plaats vinden. Klik op vasoconstrictie. Vraag 6: Wat is de functie van bloeden? Ga naar de volgende bladzijde. Vraag 7: Waardoor wordt de wond afgesloten? Ga terug en klik op vasodilatatie. Vraag 8: Hoe noemen we de verschijnselen die bij vasodilatatie optreden? (Ga naar de volgende bladzijde door onderaan het scherm op de rode bladzijde te klikken)! Nu vindt er tevens al ingroei van capillairen in de wond plaats Vraag 9: Wat wordt er door het bloed aangevoerd om de bacteriën te doden en wat is het afvalproduct? Ga terug en klik op collageenvorming, lees deze bladzijde door en ga naar de volgende bladzijde (klik op de rode bladzijde onderin). Vraag 10: Waarom is het littekenweefsel niet gelijk aan het omliggende weefsel? Ga terug en klik op wondcontractie. Vraag 11: Waardoor sluit de wond op den duur? Ga terug en klik op revascularisatie. Vraag 12: Hoe heet het rode weefsel dat in een wond ontstaat? Ga terug en klik op epitheelregeneratie. Vraag 13: Van waaruit groeit de epidermis? Ga terug en klik op littekenvorming. Vraag 14: Waardoor is een litteken soms dik? Ga naar de volgende bladzijde. Vraag 15: Waardoor is een litteken anders van kleur dan de rest van de huid? Ga terug naar wondgenezing en klik op de volgende bladzijde (rode bladzijde rechts onderin) Vraag 16: Wanneer spreken we van primaire wondgenezing? Volgende bladzijde: Vraag 17: Wanneer spreken we van secundaire wondgenezing? Vraag 18: Wat zegt dit over het herstel? We vatten de wondgenezing ook wel samen door te spreken over: 1. de reactiefase: bloeding-bloedstolling 95

96 2. regeneratiefase: herstel-vorming van granulatieweefsel-ingroei capillairen-eventueel bestrijden bacteriën 3. remodelleringsfase: littekenvorming, terug naar oude staat W.C.S. classificatie Klik 2x op de pijl naar links en ga verder in het hoofdstuk W.C.S. classificatie. Vraag 19: Waarom is het belangrijk om te weten of je met een rode, gele of zwarte wond te maken hebt? Klik op de volgende bladzijde. Vraag 20: Geldt deze indeling voor alle wonden? Vraag 21: Op welke kleur richt je de behandeling? Klik op rode wond. Vraag 22: Wat zijn kenmerken van een rode wond? Klik op het vergrootglas rechts onderin, klik nogmaals. Volgende bladzijde. Vraag 23: Hoe verzorg je de rode wond? Ga terug naar rode wonden. Vraag 24: Geef een voorbeeld van een oppervlakkige rode wond. Vraag 25: Welke behandeling kan worden toegepast bij een oppervlakkige rode wond en wat is het doel? Ga terug naar rode wonden. Vraag 26: Geef voorbeelden van diepe rode wonden. Vraag 27: Wat zijn de factoren die de genezing van een diepe rode wond beïnvloeden, zowel plaatselijk als algemeen? Ga terug naar gele wonden. Vraag 28: Wat is een kenmerk van een gele wond? Vraag 29: Hoe behandel je een gele wond? Klik op het vergrootglas, klik nogmaals Vraag 30: Wat moet er bij de reiniging van gele wonden verwijderd worden? Vraag 31: Wat moet er gebeuren als er sprake is van een infectie?! Aanvulling: nog een kenmerk van een gele wond is de onaangename geur! Volgende bladzijde. Vraag 32: Hoe kan men een gele wond reinigen? Vraag 33: Welke soorten gele wonden worden er volgens het W.C.S. classificatiesysteem onderscheiden? Ga terug naar zwarte wonden. 96

97 Vraag 34: Wat is een kenmerk van een zwarte wond? Klik op de rode bladzijde onderaan. Vraag 35: Wanneer moet de necrose beslist verwijderd worden? Vraag 36: Welke soorten zwarte wonden worden er volgens het W.C.S classificatiesysteem onderscheiden? Vraag 37: Welke behandeling kan worden toegepast bij harde necrose met ontsteking? Klik ook op de rode bladzijde onderin. Vraag 38: Welke behandeling kan worden toegepast bij harde necrose zonder ontsteking. Vraag 39: Welke behandeling kan worden toegepast bij een zwarte wond met vervloeide necrose? Klik op de rode bladzijde onderaan. Vraag 40: Welke producten zijn geschikt voor de verzorging van de zwarte wond met vervloeide necrose? Klik vier keer op de pijl naar links en ga verder in het hoofdstuk Diabetische voet. Vraag 41: Welke voetafwijkingen kunnen voorkomen bij de diabetische voet? Klik op de rode bladzijde onderaan en lees de tekst door. Klik op oorzaken. Vraag 42: In welke groep van diabeten komt de diabetische voet veel voor? Er worden verschillende oorzaken van een diabetische voet genoemd. Lees de verschillende oorzaken door. Vraag 43: Verklaar de volgende begrippen: A neuropathie B ischemie C micro-angiopathie D macro-angiopathie Vraag 44: Waarom ontstaat er zo makkelijk een infectie in een diabetische voet? Ga terug en klik op preventie. Lees de verschillende vormen van preventie door. Vraag 45: Waarom mogen er geen kruiken gebruikt worden in geval van koude voeten? (zie algemene maatregelen) Ga terug en klik op classificatie. Vraag 46: Waarom is het belangrijk om een diabetische voet in te delen in verschillende graden? Bekijk de verschillende graderingen en lees de bijbehorende behandeling door. Vraag 47: Welke gradaties heb je zelf gezien bij een zorgvrager? 97

98 Vraag 48: Hoe werd deze zorgvrager behandeld? Vraag 49: Zijn er verschillen met de geschreven handelingen? Vraag 50: Fantoompijn komt veel voor na een amputatie. Hoe kan de kans op het ontstaan van fantoompijn afnemen? Multiple choice vragen Ga terug naar het hoofdmenu door de grote M rechts bovenin het scherm aan te klikken. Ga naar MBO en klik vervolgens M.C. vragen aan. Maak de drie vragensets. Het programma geeft zelf aan of het antwoord goed is, desgewenst kun je verdere informatie aan klikken. Ga tot slot naar het hoofdmenu (M) en klik de X voor exit aan en wacht tot hij vanzelf uitgaat, niets aanklikken, ook al vraag hij dat. Een aantal leuke sites m.b.t. wondbehandeling zijn de volgende: (veel artikelen) (wonden met plaatjes, diagnose en folders) (kies wondbehandeling, kies algemene info en basiswondbehandeling) (e-learning) 98

99 G2B2.08 Verplegen van zorgvragers met een dwarslaesie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student weet waaruit de verpleegkundige zorg bestaat bij zorgvragers met een dwarslaesie. Neem je boek mee en zorg voor een computer en/of DVD speler Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met een totale/partiële dwarslaesie lokaal, studieruimte, Bespreek de antwoorden en de film met medestudenten en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.2 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen Keuze Activiteit 1 Maak de onderstaande vragen. 1. Ga na wat de belangrijkste gezondheidsproblemen zijn bij een dwarslaesie veroorzaakt door een trauma. 2. Op welke complicaties moet je als verpleegkundige bedachtzaam zijn? 3. Waaruit bestaat de verpleegkundige zorg bij een dwarslaesie? Activiteit 2 Bekijk de film op de site van het revalidatiecentrum de Hoogstraat over een Dwarslaesie en ervaringen van revalidanten bespreek met een paar medestudenten wat een dwarslaesie voor een zorgvrager en diens naasten sociaal-maatschappelijk betekent. 99

100 G2B2.08 verplegen van zorgvragers met niet-aangeboren hersenletsel Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student weet waaruit de verpleegkundige zorg bestaat bij zorgvragers met niet- aangeboren hersenletsel (NAH) Neem je boek mee en zorg voor een computer en/of DVD speler Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met niet-aangeboren hersenletsel door een ongeval. lokaal, studieruimte, Bespreek de antwoorden en de film met medestudenten en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.1 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen Keuze Activiteit 1 Maak de onderstaande vragen. 4. Ga na wat de belangrijkste gezondheidsproblemen zijn bij niet-aangeboren hersenletsel. (NAH) 5. De verpleegkundige zorg in een revalidatiecentrum is het best te omschrijven als verplegen met de handen op de rug. Wat betekent dit? 6. Waaruit bestaat de algemene verpleegkundige zorg bij niet-aangeboren hersenletsel? 7. Beschrijf de specifieke verpleegkundige zorg bij NAH: Communicatieproblemen Zintuigelijke problemen Lichamelijke problemen Sociale problemen Emotionele en gedragsproblemen Activiteit 2 Bekijk de film op de site van het revalidatiecentrum de Hoogstraat over hersenletsel, ervaringen van jongeren en ouders en bespreek met een paar medestudenten wat een NAH voor een zorgvrager en diens naasten sociaal-maatschappelijk betekent. 100

101 G2B2.08 PAAF Algemene fractuurleer (opfrissen van kennis) Trauma-orthopedie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft zijn/haar kennis van algemene fractuurleer opgefrist met behulp van de activiteiten uit G1. Neem je boek (Anatomie en fysiologie van de mens) mee en zorg voor een computer. Anatomie en fysiologie van de mens. lokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. een antwoordmodel 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Keuze BBL Verplicht BOL Activiteit 1 Herhaal de PAAF activiteit uit G1 chronisch zieken over algemene fractuurleer. 101

102 G2B2.08 PAAF Buiktrauma Trauma Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft oriënterende kennis van een buiktrauma opgedaan. Zorg voor een computer. Computer: internetsites lokaal/studieruimte/thuis. Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteiten Maak onderstaande opdracht over buiktrauma. Buiktrauma s worden ingedeeld in een stomp of een scherp buiktrauma. 1. Wat is het verschil tussen deze twee? 2. In feite kan natuurlijk elk orgaan in de buik bij een trauma beschadigd raken. Welke drie organen zijn echter het meest aangedaan bij een stomp buiktrauma? 3. Geef een voorbeeld van een oorzaak voor een stomp buiktrauma en een voor een scherp buiktrauma 4.De meest voorkomende oorzaak in Nederland is het stomp buiktrauma.de patiënt komt op de SEH(spoedeisende hulp) terecht en veelal gaat dan een protocol in werking waarbij men de patiënt controleert middels de ABCD methode. Waar staat dit ABCD voor? 102

103 5.Wat zijn de 2 meest voorkomende onderzoeken om te kunnen zien wat er in de buik beschadigd is? 6 Een orgaan kan door een trauma een scheur oplopen. Hoe noemt men dit in het latijn? 7. Wat moet je bij iemand met een scheur in de milt goed controleren? 8. Wat is het Latijnse woord voor het verwijderen van de milt? 9. De milt kan je missen, maar wat was ook al weer de functie van de milt? 10. Als er door een trauma veel bloed in de vrije buikholte komt ontstaat er veelal prikkeling van het buikvlies, genaamd peritoneale prikkeling. Hoe herken je iemand met peritoneale prikkeling? 11.Ook een scheur van de lever komt voor.waarom kan een lever niet verwijderd worden? 12. Aan welk orgaan denk je als een zorgvrager na een trauma een haematurie heeft.? 13. Wat is het verschil in ligging t.o.v. het buikvlies tussen de nieren en de milt en lever? 14. Doordat de nieren rondom in een stevig vetkussen liggen blijft de afwijking regelmatig beperkt tot een niercontusie. Wat is dit en wat is hiervan de behandeling? 15. Bij sommige bloedende organen is de behandeling of een deel van de behandeling een embolisatie. Zoek uit wat een embolisatie is. 103

104 G2B2.08 PAAF Collumfractuur en Total hip Trauma-orthopedie Je hebt kennis van de operatieve mogelijkheden ten gevolge van een collumfractuur of coxartrose. Praktische Neem je boek mee en zorg voor een computer. voorbereiding Anatomie en fysiologie van de mens Locatie lokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. een antwoordmodel. Werkproces competentie 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Keuze/ verplicht verplicht Activiteit 1 Herhaal onderstaande PAAF activiteit uit G1 chronisch zieken over collumfractuur en total hip. Bekijk voor jezelf nogmaals de anatomie van de heup en plaats de onderstaande namen in de tekening. - caput femoris - collum femoris - corpus femoris - trochantor major - trochantor minor. 104

105 Wijs nu voor jezelf aan welk gedeelte gebroken is bij iemand met een collumfractuur. 1) Waarom is meestal dit gedeelte van de heup gebroken als iemand zijn heup breekt? 2) Waarom zie je een collumfractuur meer bij vrouwen dan bij mannen? 3) Hoe kan je aan een zorgvrager vrijwel altijd zien of er sprake is van een collumfractuur? Er zijn verschillende indelingen om de heupfracturen te classificeren. In het kort komt het er op neer dat de plaats van de breuk en de stand van de breuk uiteindelijk bepalend is welke operatie er volgt. Dit in samenspraak met de leeftijd en vitaliteit van de patiënt Waar men hier bij goed op let is de kans op afsterven van de heupkop. Des te meer naar mediaal de heup gebroken is des te groter is de kans dat de doorbloeding van de heupkop onherstelbaar is beschadigd. Ga voor jezelf of als groepje nu eens kijken op internet naar de volgende fracturen en maak voor jezelf een korte samenvatting met plaatjes: - mediale collumfractuur - laterale collumfractuur - pertrochantere femurfractuur - subtrochantere femurfractuur Als er bepaald is aan de hand van de soort fractuur, leeftijd en mobiliteit welke operatie er plaats gaat vinden zijn er een scala aan mogelijkheden. Hieronder staan de meest voorkomende mogelijkheden beschreven. Ga ook deze weer bekijken op internet en maak voor jezelf een samenvatting - Total hip(kop hals prothese) - DHS/GHS - Gamma nail Door ouderdom kan er ook slijtage ontstaan in de heup. 4) Welk gedeelte van de heup is er nu aangedaan? 5) Wat voor soort operatie van de bovenstaande 3 volgt er dan in dien een operatie de aangewezen behandeling is. 105

106 G2B2.08 PAAF Longcontusie en pneumathorax Trauma Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis van longcontusie en pneumothorax. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boeken en internet dq=longcontusie&source=bl&ots=kq0oibcjxj&sig=prspcdcjgpqxmkan-oxfi56vxe&hl=nl&sa=x&ei=3if9tu6kei3sgag9oxqaq&sqi=2&ved=0cc4q6aewag#v=onepage&q=longcontusie& f=false Van artikel blz. 126 T/M 130 Boek: inwendige geneeskunde lokaal/studieruimte/thuis. Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit Maak onderstaande opdracht over longcontusie en pneumothorax. 1. Welke botstukken vormen de thorax? Zoek voor jezelf een plaatje van de ademhalingswegen op en bekijk nogmaals wat de trachea, bronchiën, bronchioli en de alveoli zijn. 2. Uit hoeveel kwabben bestaan de longen? 3. Wat zijn de Latijnse namen voor de longbladen en hoeveel zijn er? 4. Waar staat het woord contusie voor? 5. Wat is meestal de oorzaak van een longcontusie? 6. Bij hoeveel ribfracturen is er in principe altijd sprake van een longcontusie? 7. Waarom is dit bij jongeren onbetrouwbaar? 8. Wat is er in feite met de longen aan de hand bij een longcontusie? 9. Treedt dit fenomeen direct op? 10. Wat is de behandeling van een longcontusie? 11. Waarom moet men voorzichtig zijn met infuustoediening? 12. Een veel gebruikte term voor het fenomeen dat optreedt na een longcontusie is ARDS. Waar staat dit voor? 13. Noem nog enkele andere oorzaken voor het ontwikkelen van ARDS 106

107 14. Bij een thoraxtrauma kan er ook een pneumothorax ontstaan. Wat is er aan de hand bij een pneumothorax. 15. Noem 2 oorzaken voor een pneumothorax? 16. Wat is een spanningspneu? 17. Is een spanningspneu gevaarlijk? 18. Wat is de behandeling van een pneumothorax? 19. Ontstaat een pneumathorax alleen maar na een trauma? 20. Hoe noemt men het als er door een trauma bloed in de thorax is gelopen? 21. Bij wie komt de spontane pneumothorax het meest voor? 107

108 G2B2.08 PAAF Niet-aangeboren hersenletsel Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft kennis over de anatomie en pathologie van nietaangeboren hersenletsel. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boeken: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening: verplegen van cliënten met niet-aangeboren hersenletsel; anatomieboek en je pathologieboek lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen BBL: Activiteit 1 keuze, activiteit 2 verplicht. BOL: Activiteit 1 en 2 verplicht. Activiteit 1 Herhaal de anatomie van de hersenen uit gevorderd 1 chronisch zieken. Activiteit 2 Maak onderstaande opdracht over Niet Aangeboren Hersenletsel (N.A.H.). 1. Noem een aantal oorzaken voor N.A.H. 2. Welke verschijnselen kunnen optreden? 3. Waarom zijn er zoveel verschillende stoornissen en komen zij niet altijd bij iedereen voor? 4. Welke onderzoeken kunnen uitgevoerd worden om N.A.H. vast te stellen? 5. Wat is de behandeling van N.A.H.? Beschrijf kort onderstaande oorzaken voor Niet Aangeboren Hersenletsel Gebruikt hiervoor het boek inwendige geneeskunde en meningitis encephalitis commotio cerebri contusio cerebri schedel(basis)fracturen epidurale bloeding subdurale bloeding Beschrijf hierbij wat de pathologie inhoudt, de verschijnselen en behandeling. 108

109 G2.09 Neurologische zorgvrager Activiteiten - Orientatie opdracht filmpjes bekijken - Mindmap neurologie - Neurologische onderzoeken - Informatiefolder HNP - Verpleegkundige zorg na hernia operatie - Verpleegplan van een zorgvrager met MS - Verpleegplan van zorgvrager met een CVA PAAF Neurologische aandoeningen 109

110 G2B2.09 Orientatieopdracht_ bekijk de filmpjes op internet Neurologische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft de filmpje bekeken op internet en toont hiermee kennis te hebben van neurologische ziektebeelden. Zorg dat je de beschikking hebt over internet en een computer. Zorg dat je de beschikking hebt over het boek mensen met chronisch somatische aandoeningen zieken. Maak gebruik van je boeken en internet School of thuis Beoordeel zelf of je voldoende inzicht gekregen hebt in neurologische ziektebeelden. 1.9 verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in een specifieke branche. Competenties: M: analyseren N: onderzoeken keuze Activiteit 1 Orientatieopdracht: bekijk de filmpjes op internet. Werkwijze: Neurologie is een specialisatie die zich bezighoudt met de hersenen, zenuwen, ruggenmerg en spieren. De klachten die de neuroloog behandelt zijn o.a. hoofdpijn, duizeligheid, dubbelzien, rugpijn, verlammingen. Aandoeningen die bij een neuroloog terecht komen zijn dan o.a. epilepsie, m.s., parkinson, dementie, hersentumoren, c.v.a., coma, hersentumoren. Om een indruk te krijgen van zorgvragers die bij de neuroloog komen kun je de korte filmpjes op internet bekijken op filmpjes, genre neurologie, de ziektebeelden: dwarslaesie, epilepsie, hernia. 110

111 G2B2.09 Mindmap verplegen van neurologische zorgvrager Neurologische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze Je hebt je verdiept in de kenmerken van een neurologische zorgvrager door middel van het maken van een mindmap.. Zorg dat je de beschikking hebt over internet en een computer. Maak gebruik van je boeken en internet School of thuis. Laat je mindmap zien aan de docent en vraag feedback. 1.8 verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in een specifieke branche. Competenties: E: samenwerken en overleggen M: analyseren N: onderzoeken BOL verplicht/ BBL keuze Activiteit 1: Maak een mindmap over neurologie. Werkwijze: Maak met je maximaal 3 medestudenten een mindmap over neurologie en verwerk daarin de volgende onderwerpen: Welke onderdelen van het lichaam is de specialisatie van de neurologie Welke ziektebeelden Welke behandelmogelijkheden Verschil neuroloog neurochirurg Raakvlakken andere specialisaties Onderzoeksmogelijkheden Met welke andere disciplines is er samenwerking 111

112 G2B2.09 Presentatieopdracht onderzoeken neurologie Neurologische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht Je hebt je verdiept in de verschillende onderzoeken die uitgevoerd worden bij een neurologische zorgvrager door middel van het maken van een korte presentatie en door te luisteren naar presentaties van andere studenten. Zorg dat je de beschikking hebt over internet en een computer. Maak gebruik van je boeken en internet. School of thuis. Vraag feedback aan medestudenten op je presentatie. 1.8 verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in een specifieke branche. E: samenwerken en overleggen L: presenteren K: vakdeskundigheid toepassen N: onderzoeken Q: plannen en organiseren verplicht Activiteit 1: Voer de presentatieopdracht over neurologische onderzoeken uit 2 Werkwijze: De neuroloog kan onderstaande onderzoeken doen. Verdeel de onderzoeken onder je medestudenten en presenteer aan elkaar wat je hebt gevonden: - E.M.G. - E.E.G. - E.N.G. - Evoked potential - röntgenfoto - CT-scan - MRI-scan - Pet-scan - Doorbloedingsonderzoek halsslagaderen - Lumbaalpunctie - TIA-screening Geef in je presentatie antwoordt op de volgende vragen: 1. Wat houdt het onderzoek in 2. Wat zijn de verpleegkundige voorbereidingen 3. Wat houdt de nazorg in 4. Is het een belastend onderzoek voor de zorgvrager Duur presentatie: 10 a 15 minuten 2 BBL mag deze activiteit schriftelijk uitwerken 112

113 G2B2.09 Informatiefolder HNP Neurologische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft een patientenfolder gemaakt over een HNP en toont hiermee aan zich verdiept te hebben in de pre - en postoperatieve zorg Zorg dat je de beschikking hebt over internet en een computer. Maak gebruik van je boeken en internet School of thuis. Vraag feedback aan de docent op je gemaakte folder. 1.8 verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in een specifieke branche. Competenties: E: samenwerken en overleggen K: vakdeskundigheid toepassen N: onderzoeken verplicht Activiteit 1 : Maak een informatiefolder over een herniaoperatie 3 Werkwijze: Maak een informatiefolder voor zorgvragers die een herniaoperatie krijgen. Verwerk daarin de volgende onderwerpen: Wat is een hernia (anatomie pathologie) Welke anesthesie wordt er gegeven Pre-operatieve voorbereiding De operatie welke mogelijkheden zijn er voor een HNP-operatie Post-operatieve zorg Complicaties Nazorg 3 BBL geen folder maar vragen beantwoorden. 113

114 G2B2.09 Verpleegkundige zorg na herniaoperatie Neurologische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft een verpleegplan gemaakt voor een zorgvrager na een hernia operatie. Ook heeft hij vragen over wondverzorging en medicatie beantwoord Zorg dat je de beschikking hebt over internet en een computer. Maak gebruik van je boeken en internet School of thuis. Bespreek de uitgewerkte vragen met studiegenoten en docent 1.8 verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in een specifieke branche. E: samenwerken en overleggen K: vakdeskundigheid toepassen N: onderzoeken verplicht Activiteit 1 : Lees de casus en beantwoord de vragen. Amber heeft een hernia operatie ondergaan. Als Amber terug op zaal is, begint de verpleegkundige Luuk meteen met controles en het uitwerken van de papieren. Hij controleert de drain en het infuus, werkt de controlelijst bij en checkt of de anesthesioloog nog iets bijzonders met de medicatie wil. Hij leest: Paracetamol 1 gram 3 x dd, Tramadol 3 dd 50 mg één dag. Als Luuk nog een keer naar de medicatie kijkt vraagt hij zich af of het protocol voorschrijft dat de twee medicijnen in één keer gegeven moeten worden, of na elkaar. Dat zou ik vast al moeten weten, denkt hij. Ik wil graag je pijncijfer weten, zegt Luuk terwijl hij de bloeddrukmeter losmaakt. Je weet hoe het werkt hè, nul is geen pijn en... Een acht, antwoordt Amber zonder aarzelen. Zó, dat is een hoog cijfer! geeft Luuk aan, die het idee heeft dat hij naar een bleek en ziek iemand kijkt. Ik zal direct wat voor je halen, je bloeddruk is ook een beetje hoger dan vanmiddag. Even later krijgt ze de verschillende voorgeschreven medicijnen. De chirurg die na de operatie nog op de afdeling is geweest, heeft aangegeven dat Amber misschien iets langer op bed moet blijven dan gebruikelijk bij dit soort ingrepen. Er was tijdens de operatie mogelijk een gaatje ontstaan in het vlies om een van de zenuwwortels. Maar, zei hij, we zullen morgen verder kijken. De arts geeft aan dat Luuk Amber goed moet observeren. Kijk goed naar je zorgvragers, vraag én vraag door, plak niet te snel je eigen onuitgesproken ideeën op zorgvragers, maar overleg, praat over datgene wat je denkt te zien, zowel met je collega s als met de zorgvrager zelf. Als Amber redelijk wat medicatie heeft gehad en nog steeds veel pijn aangeeft, belt Luuk voor extra medicatie. Hij weet dat pijn het genezingsproces nadelig kan beïnvloeden en dat een pijnscore rond de zes tot acht te hoog is, maar wat zou er aan de hand kunnen zijn? Een uur later ligt Amber opnieuw in de MRI-scanner. De chirurg heeft Amber uitgebreid onderzocht en besloten tot verder onderzoek. Als de uitslag van de MRI komt, blijkt deze negatief. Als de chirurg weer op afdeling is, spreekt Luuk met hem zijn laatste eigen bevindingen door en loopt vervolgens samen met hem naar de kamer van Amber. Vlak voordat ze binnenlopen draait de chirurg zich om naar Luuk en vraagt hem: Ben jij er al achter, waar ze precies zo angstig voor is? 114

115 Luuk kijkt hem aan, schudt zijn hoofd en zegt: Nee, maar hoezo? De arts antwoordt: Wel eens van de relatie tussen angst en pijn gehoord? Samen lopen ze de kamer op. Beantwoord de vragen Vraag 1: Amber heeft angst. Formuleer een verpleegkundige diagnose (PES), verpleegdoel (RUMBA) en minimaal 4 verpleegkundige interventies Vraag 2: Amber heeft een wond op haar rug. Beschrijf de wondverzorging. (koppeling met beroepstaak D) o Welke punten ga je observeren? o o Welke aandachtspunten zou je gaan rapporteren? Welke gevolgen kan de complicatie; een gaatje in het vlies om een van de zenuwwortels, geven? Vraag 3: Amber heeft pijn. Formuleer een verpleegkundige diagnose (PES), verpleegdoel (RUMBA) en passende verpleegkundige interventies Vraag 4: Beschrijf de werking en de bijwerking van de in de casus genoemde medicatie. 115

116 G2B2.09 Verpleegplan van een zorgvrager met MS Neurologische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft een verpleegplan gemaakt m.b.v. een casus over een zorgvrager met MS Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van chronisch zieken, lichamelijk gehandicapten en revaliderende; thema verplegen van cliënten met een lichamelijke beperking door multiple sclerose lokaal, studieruimte,thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.1 en 3.5 Q plannen en organiseren J formuleren en rapporteren Verplicht Activiteit 1 Maak de competentieopdracht bij het hoofdstuk verplegen van cliënten met een lichamelijke beperking door multiple sclerose. 1. Analyseer de gegevens uit de casus en vul onderstaand schema in: In de casus staat een ziekte/ stoornis genoemd wat voor soort ziekte ( soms meerdere mogelijkheden) wat weet ik er van? wat zijn de symptomen wat zegt de casus erover wat zijn de complicaties/ wat zijn de aandachtspunten 2. Orden de gegevens en stel de verpleegkundige diagnoses. Maak hiervoor gebruik van de patronen van Gordon. 3. Werk 3 specifieke verpleegproblemen uit volgens de PES 4. Formuleer aansluitend verpleegdoelen volgens de RUMBA 5. Formuleer minimaal 4 verpleegkundige interventies per doel. 6. Maak een product en proces evaluatie per doel. 116

117 G2B2.09 Verplegen van zorgvragers met een CVA Neurologische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student weet welke interventies worden toegepast bij communicatie stoornissen, motorische problemen en neglect t.g.v. een CVA. De student weet wat een CVA maatschappelijk voor een zorgvrager betekent. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met een CVA lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.1 en 2.4 K vakdeskundigheid toepassen Act.2: verplicht Activiteit 1 Herhaal je kennis over verplegen van zorgvragers met een CVA door de activiteit: verplegen van een zorgvrager met een CVA te maken uit gevorderd 1 chronisch zieken. Activiteit 2 Onderzoek wat een CVA sociaal-maatschappelijk voor een zorgvrager en diens naasten betekent en vul het onderstaande schema in. Sociaal- maatschappelijk Veranderd toekomstperspectief. Veranderde relatie tot het sociale netwerk. Verandering in de partnerrelatie Verandering in de rol in de maatschappij 117

118 G2B2.09 PAAF neurologische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft zijn/haar kennis van een aantal neurologische aandoeningen opgefrist Neem je boeken mee en zorg voor een computer Boek: inwendige geneeskunde + Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening + Anatomie/fysiologieboek lokaal/studieruimte/thuis Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit 1 Maak de mindmap van MS, CVA en Parkinson. Zorgvrager met M.S. locatie aandoening Verschijnselen Oorzaken.... Onderzoeken Behandeling Complicaties? 118

119 Zorgvrager met C.V.A. wat is een C.V.A Oorzaken embolie onderzoeken behandeling links Verschijnselen afasie.... rechts korte termijn lange termijn prognose.... verpleegkundige aandachtspunten..??.. 119

120 Zorgvrager met parkinson locatie aandoening Oorzaken Verschijnselen verschijnselen.. lange termijn.... stadi Onderzoeken Behandeling Complicaties......?? prognose 120

121 G2.10 Oncologische zorgvrager Activiteiten - Kijkopdracht oncologische zorgvrager - Presentatieopdracht psychosociale klachten, pijn en vermoeidheid - Presentatieopdracht oncologie uitgaande van bloedcellen - Zelftest cytostatica op internet PAAF - Basis oncologie - Carcinomen - Opdracht leukemie, hodgkin en kahler - Zelftest oncologie Voedingsleer - Voeding en oncologie 121

122 G2B2.10 Kijkopdracht oncologische zorgvrager Oncologie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht of keuze De student heeft de kijkopdracht gemaakt over de oncologische zorgvrager. Daarnaast heeft de BOL student een verslag gemaakt, waarin hij zijn kennis toont over de oncologische aandoeningen. Neem je boek en je laptop mee. Boek: verplegen van mensen met een chronisch somatische aandoening. Hoofdstuk over het verplegen van zorgvragers met een oncologische aandoening. School of thuis, internetaansluiting. Vergelijk je antwoorden met een medestudent, vul zonodig aan. 1.2 K: vakdeskundigheid toepassen D: aandacht en begrip tonen Verplicht voor BOL Keuze voor BBL. Activiteit : Bekijk de DVD over de oncologische zorgvrager en beantwoord de vragen. Ga naar de website : of bekijk via uitzending gemist de uitzending van van BNN je zal het maar hebben over kanker. Je kan de DVD ook lenen in de mediatheek. Duur: 30 minuten Deze uitzending gaat over drie mensen met respectievelijk borstkanker, teelbalkanker en vulva kanker. Geef antwoord op de volgende vragen: Welke symptomen worden benoemd. Chemokuur: Welke bijwerkingen en interventies worden genoemd. Vul deze in op het schema van de volgende bladzijde. Radiotherapie: Welke bijwerkingen en interventies worden genoemd. Vul deze in op het schema van de volgende bladzijde. Wordt er gesproken over preventie. Wat doet het met de zorgvrager.. Wat is jouw rol als verpleegkundige daarin De BOL student verwerkt de antwoorden in een verslag. Criteria verslag: Maximaal 2 A4 Lettertype Arial

123 Vul het schema in Bijwerkingen chemotherapie 1. Verpleegkundige interventies Bijwerkingen Radiotherapie 7. Verpleegkundige interventies

124 G2B2.10 Presentatieopdracht psychosociale klachten, pijn en vermoeidheid Oncologische zorgvrager Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze of verplicht De student heeft een presentatie uitgevoerd over de verpleegkundige zorg aan een oncologische zorgvrager bij psychosociale klachten, pijn en vermoeidheid. Neem je boek en je laptop mee. Boek: hoofdstuk over het verplegen van zorgvragers met een oncologische aandoening. Internet. School of thuis, internetaansluiting Dmv zelftesten, verslagen en feedback van docent en medestudenten 1.2 en 2.1 Competenties: K: vakdeskundigheid toepassen. D: aandacht en begrip tonen. BOL verplicht. BBL keuze. Activiteit Voer de presentatieopdracht uit over een onderwerp naar keuze. Werkwijze: Kies in overleg met de docent één van de drie onderwerpen en presenteer deze in de les. Psychosociale klachten bij kanker Pijn bij kanker Vermoeidheid bij kanker Verdiep je in het onderwerp en de verpleegkundige zorg die gegeven wordt. De presentatie wordt beoordeeld door de docent en studiegenoten met behulp van het feedbackformulier van beroepsopdracht B. Tijdens de presentatie wordt gelet op; ODAT Uitvoering Inhoud Parate kennis Relevantie Duur: maximaal 15 minuten 124

125 G2B2.10 Presentatieopdracht oncologie uitgaande van bloedcellen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze of verplicht De student heeft kennis over kwaadaardige ziekten uitgaande van bloedcellen. Neem je boek mee en je laptop Pathalogie boek School Feedback op presentatie en verslag van medestudenten en docent. Reflectieverslag volgens STARR 1.2 en 2.1 Competenties: K: vakdeskundigheid toepassen L: Presenteren verplicht Presentatieopdracht oncologie en verslag schrijven. Verdeel de volgende onderwerpen met je mede studenten. 1. Hogkin 2. Non Hodgkin 3. Leukemie 4. Kahler Onderzoek wat je al weet over dit onderwerp: maak een verslag en geef een presentatie. In je verslag/presentatie gaat het vooral om de verpleegkundige aandachtspunten en de verpleegkundige interventies. De volgende onderwerpen moeten in je verslag/presentatie naar voren komen: Beschrijf de gevolgen op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied voor de zorgvrager Beschrijf welke behandelingen je de zorgvrager kan bieden om zo prettig mogelijk te leven. Denk hierbij aan alternatieve therapieën, regelen van uitjes, pruik aanschaffen, vergoedingen. Beschrijf de veranderde rol van de familie/partner Zoek een artikel over behandelmethoden/ kanker die relevant is voor dit onderwerp en geef je mening hierover. Criteria voor deze opdracht Je hebt een verslag gemaakt over dit onderwerp die voldoet aan de opdracht. Deze lever je in bij de docent voordat je je presentatie geeft. Je hebt een presentatie gegeven die voldoet aan de criteria die is bijgevoegd bij deze opdracht. Je hebt een artikel opgezocht en je mening hierover gegeven In overleg met de docent plan je je presentatie. Reflecteren Reflecteer na afloop volgens STARR op je presentatie en voeg deze reflectie toe aan je portfolio. 125

126 G2B2.10 Zelftest cytostatica Praktische voorbereiding De student heeft zijn kennis over cytostatica vergroot. Neem je boek en je laptop mee. Boek: hoofdstuk over het verplegen van zorgvragers met een oncologische aandoening Op internet: Locatie Werkproces competentie Keuze of verplicht School of thuis, internetaansluiting Score van de testen 1.2 en 2.1 K: vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit 1 Maak de zelftest werken met cytostatica Werkwijze: Maak 3 zelftesten op de volgende site Ga naar de bovengenoemde website: Doorloop de site door op de paarse balk de onderwerpen één voor één te openen en te lezen. Lees eerst de onderwerpen van Algemeen door en daarna Werkwijze Maak dan de 3 testen onder het kopje toets. Schrijf van alle drie de testen je totaalscore op en bepaal voor jezelf of je voldoende kennis hebt over het onderwerp. Test Gereed maken cytostatica Toediening cytostatica Afval en schoonmaak Score 126

127 G2B2.10 PAAF Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze oncologie basis De student heeft basiskennis over de oncologie Zorg dat je beschikt over het basisboek pathologie Zorg dat je beschikt over een computer en internet Basisboek pathologie internet lokaal/ studieruimte Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel 1.8 K vakdeskundigheid verplicht Activiteit 1 Maak onderstaande vragen. 1) Met wat voor ziekte houdt de oncologie zich bezig? 2) In dit geheel zijn er benigne en maligne afwijkingen te vinden. Wat betekenen deze termen. Oncologie heeft dus alles te maken met celgroei en deling. Een gezonde cel gaat na uitrijping dood. Een oncologische cel gaan niet dood. Zij zijn vaak onvoldoende uitgerijpt en volgen een ongeremde groei. 3) Welke specialist houdt zich met het onderzoek naar deze cellen bezig? 4) Tumor betekend letterlijk zwelling. Welk woord wordt daarom meer gebruikt in de medische wereld om de groep kwaadaardige tumoren aan te geven? 5) Er bestaan nog veel onduidelijkheden over de oorzaken van kanker. Benoem enkele externe factoren die van invloed zijn op het ontstaan van kanker. 127

128 6) Over het algemeen zie je wat meer kanker optreden bij de cellen die zich snel delen en daardoor een groot herstel vermogen hebben. Hoe komt dit? 7) Hieronder zie een echografisch plaatje van een tumor in de borst van een vrouw. Er zijn bepaalde eigenschappen aan een tumor waardoor de verdenking naar maligne of benigne gaat. Denk je dat dit zwarte bolletje malige of benigne is. Op basis van welke eigenschap ben je tot die conclusie gekomen. Belangrijk om te weten is dat door alle eigenschappen die je aan een tumor kan zien op alle verschillende onderzoeken, men dus een vermoeden kan uitspreken hoe zeker men denkt dat een tumor maligne of benigne zal zijn. De werkelijke diagnose kan echter pas gesteld worden als de cellen van de tumor zichtbaar zijn onder de microscoop. 8) De naamgeving van tumoren wordt bepaald door het soort weefsel waaruit de tumor bestaat of vanuit gaat en of het maligne of benigne is. 128

129 Verklaar voor je zelf onderstaande tumoren. Zijn ze goed of kwaadaardig en uit welk weefsel bestaan ze. a) adenocarcinoom b) fibrosarcoom c) osteochondroom d) myoom e) angiomyolipoom f) glioom 9) Wat kunnen de redenen zijn om een goedaardige tumor toch te verwijderen? 10) Een van de vervelende eigenschappen van een maligne tumor is de verspreiding van maligne cellen door het lichaam ook wel metastasering genoemd. Wat zijn de 4 meest voorkomende verspreidings wegen? 11) Metastasen worden veelvuldig gevonden in de lever. Noem nog meer plaatsen waar metastasen veelvuldig gevonden worden. 12) Kun je anatomisch uitleggen hoe het komt dat men uitzaaiingen van een darmtumor veelvuldig in de lever vindt? 13) Wat is de TNM classificatie en waar staan de letters voor? 14) Welke soort therapieën zijn er voor kanker? 15) Wat is het verschil tussen een curatieve en een palliatieve therapie? 129

130 G2B2.10 PAAF Carcinomen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis van verschillende carcinomen Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek inwendige geneeskunde Boeken uit serie verplegen van mensen met chronische/acute somatische aandoening basisboek pathologie Boeken en internet lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1 EN 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Verplicht. Activiteiten Maak onderstaande opdracht over carcinomen. In deze opdracht bespreken we enkele veel voorkomende kwaadaardige vormen van kanker te weten prostaatca., ovariumca., longca., darmca. en mammaca. Zoals je in eerdere opdrachten in de beginnersfase en/of gevorderde fase 1 hebt gezien, is een van de kenmerken van kwaadaardige gezwellen de metastasering. - Er waren 4 hoofdmanieren waarop tumoren kunnen metastaseren. Bijvoorbeeld doorgroei naar bestaande holtes of omgeving en metastasering, waarbij er tijdens ingrepen cellen gemorst worden. Wat zijn echter de 2 meest voorkomende vormen van metastasering? - Noem 4 plaatsen, waarnaar kwaadaardige tumoren veelvuldig metastaseren - Bij de man staat prostaatca hoog op de lijst van voorkomen. Waar ligt de prostaat en wat was zijn functie? - Wat zijn de mogelijkheden om de prostaat ca te onderzoeken? - Wat zijn de behandelmethoden van prostaatca? 130

131 - Een van de hierboven gevraagde behandelingen is hormoontherapie. Hier kunnen de mannen borstvorming van krijgen. Waarom is dat? - Bij de vrouw is ovariumca een van de wat meer voorkomende vormen. Wat zijn de ovaria? - Deze tumoren kunnen vrij groot worden alvorens ze klachten geven. Heb je enig idee hoe dat kan? - Bij ovariumca hebben de vrouwen dus soms een heel dikke buik. Deels door de tumor en deels door de ascites. Wat is ascites? - Op welke leeftijd komt ovariumca het meest voor? - Een ander vorm van kanker is longkanker. Wat beschouwt men als de belangrijkste oorzaak voor longkanker? - Bij longtumoren maakt men vaak verschil tussen perifere en centrale tumoren Van welk weefsel gaan deze twee vormen uit? - Aan welke vorm zou je het eerst denken bij iemand die bloed ophoest een perifere vorm of een centrale vorm? - Waar vindt je meestal de longtumor als bij iemand hoofd en gelaat gaat zwellen? ( Men noemt dit wel het vena cava superior syndroom.) 131

132 - Wat is de eerst aangewezen behandeling als de tumor niet operatief kan worden weggehaald? - Weer een ander vorm is darmca. Waar komt darmca het meest voor. In de dunne of in de dikke darm? - Dikke darmkanker komt met name voor bij mensen boven de 50. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak bij iemand van 25 jaar die darmkanker krijgt - Wat is een mogelijkheid om darmkanker in een vroeg stadium op te sporen en kan ook als bevolkingsonderzoek worden ingezet? - Een wat nieuwere techniek, welke op steeds meer röntgenafdelingen wordt ingezet voor darmonderzoek is virtuele colonscopie. kijk eens op internet wat dit inhoudt. Als je gaat zoeken kun je ook leuke filmpjes tegenkomen. - Als complicatie van een darmtumor kan een mechanische ileus ontstaan. Wat is dit? - De tumoren worden vaak aangegeven naar de plaats van voorkomen in de dikke darm. Wat waren ook al weer de onderdelen van de dikke darm. - Wat is vaak het gevolg voor een zorgvrager als de tumor zich in het rectum bevindt en het rectum verwijderd moet worden? Bij de vrouw staat borstkanker wat betreft de kwaadaardige aandoeningen op nummer 1. - Uit welke weefsels bestaat een vrouwenborst? - Kan borstkanker ook bij een man voorkomen? - Hoe metastaseren borsttumoren(via welke weg)? - Hoe heet de regelmatig bij jongere vrouwen voorkomende goedaardige tumor? 132

133 - Waarom hebben vrouwen welke voor de overgangsklachten hormonen slikken een grotere kans op borstkanker? - Hoe heet het erfelijke gen, waardoor er in bepaalde families meer borstkanker voorkomt? - Noem nog 2 oorzaken, welke de kans op borstkanker vergroten? - Wat kunnen uiterlijke kenmerken zijn van borstkanker? - Wat is het standaardonderzoek voor borstonderzoek? - Na de diagnose kan er een mastectomie/ablatio mammae volgen. Wat is dit? - Hoe noemt men in het latijn een borstsparende operatie? - Wat is de functie van de schildwachtprocedure? - Als bovenstaande procedure voor de zorgvrager slecht uitvalt wat volgt er dan meestal. 133

134 G2B2.10 PAAF-opdracht: Leukemie, ziekte van Hodgkin en ziekte van Kahler Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft kennis van de aandoeningen: Leukemie, ziekte van Hodgkin en ziekte van Kahler Neem je boek en je laptop mee. Anatomie/fysiologieboek Pathologieboek, inwendige geneeskunde internetsites School en/of thuis Dmv antwoordmodel 1.2 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Maak onderstaande opdrachten. Activiteit: A Maak onderstaande herhalingsopdracht over het bloed. Een volwassene heeft ongeveer (1)... liter bloed. Bloed bestaat uit (2)... % uit bloedplasma en (3 )... % uit bloedcellen. 4. Waaruit bestaat bloedplasma? 5. De bloedcellen zijn: rode bloedcellen witte bloedcellen bloedplaatjes Geef de Latijnse benaming van bovenstaande bloedcellen. 6. Wat is de functie van de verschillende bloedcellen? 7. Uit welke 3 soorten bestaan de witte bloedcellen? 8. Wat is het verschil in functie van de verschillende witte bloedcellen? 9. Waar worden de verschillende bloedcellen gemaakt in ons lichaam? 10. Waar vindt de rijping van de lymfocyten plaats in ons lichaam? Bekijk onderstaand plaatje: 134

135 Activiteit 2 Leukemie Ga naar de site: Wat is leukemie eigenlijk? 12. Wat heeft bovenstaande voor gevolgen voor het lichaam? 13. Welke 4 vormen van leukemie bestaan er? 14. Beschrijf van alle vormen bij wie het veel voorkomt en wat de verschijnselen zijn. 15. Welke onderzoeken zijn nodig om de diagnose te stellen? 16. Welke behandelmogelijkheden zijn er voor leukemie? 17. Wat is beenmergtransplantatie en van wie krijgt men dit dan? Activiteit 3 Ziekte van Hodgkin Ga naar de site: mfoom.htm 18. Wat is de ziekte van Hodgkin? 19. Bij wie komt het meestal voor? 20. Wat zijn de symptomen? 21. Welke onderzoeken kunnen worden gedaan om de diagnose te stellen? 22. Welke behandelingen zijn er mogelijk voor de ziekte van Hodgkin? 23. Wat is het verschil tussen Hodgkin en Non-Hodgkin? ga hiervoor naar voor een duidelijke uitleg Activiteit 4 Ziekte van Kahler Ga naar de sitehttp:// 24. Wat is de ziekte van Kahler en geef een andere benaming? 25. Wat zijn plasmacellen? 26. Wat gebeurt er met deze plasmacellen? 27. Wat zijn de verschijnselen van de ziekte van Kahler en waarom? 28. Welke onderzoeken zijn belangrijk om deze aandoening te diagnosticeren? 29. Waaruit bestaat de behandeling. 30. Wat is de levensverwachting na vaststelling van de ziekte? 135

136 G2B2.10 PAAF Zelftest oncologie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student toont zijn kennis over oncologie door het maken van de zelftest Bestudeer de theorie en je aantekeningen over het bewegingsapparaat en aantekeningen over oncologie Naar keuze Kijk de test na met behulp van het antwoordmodel 1.2 ondersteunt bij de persoonlijke basiszorg K. vakdeskundigheid tonen verplicht Maak onderstaande zelftest. 1) Wat is een mogelijke interne oorzaak voor het ontwikkelen van een tumor? a) tabak b) voeding c) hormonen d) virussen 2) Wat is geen kenmerk van een benigne tumor? a) lage groeisnelheid b) infiltratieve groei c) inkapseling d) nauwelijks necrose vorming 3) Uit welk weefsel bestaat een neuroom? a) zenuwweefsel b) spierweefsel c) steunweefsel d) bindweefsel 4) Welk weefsel zit er niet in een angiomyolipoom? a) vetweefsel b) bloedvatweefsel c) dekweefsel d) spierweefsel 5) Wie is er waarschijnlijk het slechts aan toe gezien de tumor TNM classificatie? a) T1 No b) M3 c) T2 N3 d) To M1 136

137 6) Welke behandeling staat ook wel bekend als bestraling? a) chemotherapie b) radiotherapie c) immunotherapie d) hormonale therapie 7) A) Curatieve therapie is gebaseerd op genezing B) Palliatieve therapie is gebaseerd op genezing a) A is juist b) B is juist c) A en B zijn juist d) A en B zijn onjuist 8) Welke verspreidingsweg van kankercellen bij een operatie van een darmtumor ligt het meest voor de hand. a) lymfogene verspreiding b) hamatogene verspreiding c) ent metastasen d) infiltratieve verspreiding 137

138 G2B2.10 Voeding en oncologie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competenties Verplicht/keuze De student heeft de vragen over voeding en oncologie beantwoord en besproken met studiegenoten. Neem je boek en je laptop mee. Boek chronische somatische aandoeningen; Het hoofdstuk over de oncologische zorgvrager Je mag gebruik maken van verschillende bronnen. School, thuis Bespreek deze activiteit met behulp van het antwoordmodel en studiegenoten (max. 3). 1.2 en 2.1 K. vakdeskundigheid tonen verplicht Activiteit 1 Beantwoord de vragen over voeding en oncologie. Vragen over voeding Ondervoeding: 1. Noem 4 reden waarom veel patiënten met kanker flink afvallen tijdens hun ziekte periode. 2. Noem 5 voedingsmaatregelen die je kunt nemen om het gewichtsverlies tegen te gaan. 3. Moet iedere patiënt met kanker een aansterkend dieet volgen? Alternatieve voedingsbegeleiding: 4. Wat is het principe van het Moerman dieet? 5. Zou je een patiënt met kanker aanraden/afraden het Moerman dieet te volgen? Geef een argumenten voor en een tegen. 6. Wat is bij jullie in het ziekenhuis het beleid ten aanzien van het wensdieet? Met andere woorden: Wie komt er in aanmerking voor een wensdieet en waar bestaat dat dan uit? Bestraling: 7. Een patiënt met bestralingen in het mond-keelgebied heeft vaak last van een pijnlijke en droge mond/keel. Noem 5 maatregelen die je kunt nemen ter verlichting van deze klachten. 8. Bij bestraling in het maag-darmgebied treedt er vaak diarree op. Noem 3 voedingsmaatregelen die je kunt treffen. 9. Dhr. Kolf ligt bij jou op de afdeling en zijn buik wordt dagelijks bestraald. Hij klaagt voortdurend over brandend maagzuur. Dhr. heeft geen trek. Welke maatregelen neem je? Vragen over oncologie Maagresectie: Bij mevrouw Gossé is de maag verwijderd i.v.m. een carcinoom. De wond is goed herstellende, maar mevrouw zit tijdens het eten erg snel vol en krijgt daarna enorme darmkrampen. Ze valt ook geleidelijk af. 10. Wat zijn de 5 functies van de maag? 11. Na de operatie krijgt ze regelmatig een injectie met een bepaald vitamine. Welk vitamine en waarom? 12. Krijgt mevrouw nu sneller infecties nu ze geen maagzuur meer produceert? 138

139 13. Van welke voedingsstoffen begint de vertering reeds in de maag? Kan mevrouw deze voedingsstoffen nu niet meer verteren? 14. Mensen met een maagresectie vermageren vaak enorm. Welke drie adviezen geef je mevrouw Gossé om te voorkomen dat ze verder afvalt? Let hierbij op de specifieke functies die de maag heeft. Darmresectie: Bij dhr. Klok (61 jaar) is een tumor ontdekt in de dunne darm. Er wordt besloten de tumor te verwijderen samen met een gedeelte van de dunne darm. 15. Wat zijn de 2 functies van de dunne darm? 16. Waarom haalt de chirurg niet de gehele dunne darm weg als die ziek is? 17. Dhr. Klok blijkt na herstel van de operatie geen dieet te hoeven volgen. Hoe kan dat? 18. Twee jaar later blijken er bij dhr. Klok ondanks de eerste operatie toch uitzaaiingen te zijn in de dunne darm. Kort op elkaar krijgt hij twee o.k.'s waarbij na de eerst operatie 50% van de dunne darm overblijft, maar ook dat blijkt onvoldoende. Na de laatste operatie blijkt hij 25% van de dunne darm over te hebben gehouden. Hij heeft last van het "short bowel syndroom" Hij heeft last van het "short bowel syndroom" Wat is dit? 19. Welke dieetmaatregelen moeten er worden genomen bij short bowl syndroom? Noem er vier Stoma: Mevrouw Brood moet een colectomie ondergaan i.v.m. ontwikkeling van een carcinoom in het colon. Ze krijgt een colonstoma en er volgt na de operatie geen dieet hiervoor. Ze mag gewone gezonde voeding gebruiken nu het zieke deel van haar darm is verwijderd. 20. Waarom moet mevrouw Brood haar gewicht stabiel houden? 21. Uiteindelijk moet toch de gehele dikke darm worden verwijderd. Mevrouw Brood krijgt een ileostoma. Welke dieetmaatregelen moeten er worden genomen? Noem er drie. Activiteit 2 Geef aan welke bronnen jij geraadpleegd hebt bij het beantwoorden van de vragen over oncologie en voeding. 139

140 140

141 B2.11 Zorgvrager met aandoeningen aan hormoonstelsel Activiteiten - Kijkopdracht Je zal het maar hebben. - Repertorium maken hormonale medicatie - Vragen beantwoorden over schildklieraandoeningen - Werkstuk maken over bijnieren PAAF - Het hormoonstelsel - Hormonen - Overzicht van het hormoonstelsel 141

142 G2B2.11 Kijkopdracht BNN aflevering over hormonen van de serie: je zal het maar hebben. Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft een beeld gekregen van wat het betekent om een hormoonaandoeningen te hebben. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Ga naar uitzending gemist en zoek het programma van BNN; je zou het maar hebben, aflevering 2 uit 2002 over hormonen. De docent kan deze kijkopdracht ook klassikaal afspreken. School, thuis Nabespreken van je verslag met medestudenten en/of docent. 2.1 begeleidt een zorgvrager bij zelfredzaamheid 2.3 begeleidt een zorgvrager op sociaal maatschappelijk gebied Competentie: C: begeleiden D: aandacht en begrip tonen keuze Activiteit : Bekijk van de serie; je zal het maar hebben, de uitzending over hormonen en verwerk onderstaande vragen in een verslag. Werkwijze: Bekijk van de BNN serie je zal het maar hebben aflevering 2 over hormonen van Gebruik hiervoor de volgende link: Beantwoordt onderstaande vragen: 18. Welke ziektebeelden worden besproken? 19. Wat vind je van de reacties van de 3 jongeren? 20. Wat zou het voor jou betekenen als je deze ziekte hebt/ of je partner? Bespreek je antwoorden met je studiegenoten en/of docent. 142

143 G2B2.11 Medicijnen bij hormonale aandoeningen Hormonale aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis van de medicatie die gegeven wordt bij hormonale aandoeningen. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. School, thuis Beoordeel zelf of je voldoende kennis hebt opgedaan. 1.5 monitoren van de gezondheidstoestand op somatisch en psychosociaal gebied Competentie: N: onderzoeken verplicht Activiteit : Maak je eigen repertorium hormonale aandoeningen. Werkwijze: Wanneer je medicatie deelt, wordt er als verpleegkundige van je verwacht dat je weet wat je geeft en wat de bijwerkingen zijn. Deze activiteit is bedoeld om je te verdiepen in de medicatie die je geeft bij hormonale aandoeningen. Medicinale hormonen worden onderverdeeld in: - anabole steroïden. - anti-hormonen. - bloedsuiker-middelen (o.a. insuline). - calcium-regulerende middelen. - corticosteroïden. - hypofyse-hormonen. - hypothalamus-hormonen. - geslachtshormonen. - hormonen bij kanker. - schildklier-middelen. Zoek uit elke groep één medicament en beschrijf in eigen woorden het volgende: 7. wanneer gebruik je het. 8. wanneer mag je het niet gebruiken. 9. hoe werkt het. 10. wat is de bijwerking. 11. hoe zit het met medicatietrouw. 12. hoe duur is het 143

144 G2B2.11 verplegen van zorgvrager met schildklieraandoening Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student kan: Informatie geven over diagnostiek bij ziekten aan de schildklier. Ziektesymptomen van schildklieraandoeningen verklaren en de verpleegkundige maatregelen benoemen. Complicaties na strumectomie benoemen en weten hoe te handelen. Neem je boek en je laptop mee.. Zorg dat je voldoende kennis hebt over de anatomie van de schildklier. Zorg dat je de functie van de hypofyse kent. School of thuis, internetaansluiting. Bespreek je uitwerking met studiegenoten. Vraag feedback aan de docent. 1.1 stelt verpleegkundige diagnosen en verpleegplan op 1.6 geeft voorlichting, advies en instructie 1.7 hanteert crisissituaties A: beslissen en activiteiten initiëren C: begeleiden J: formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen T: instructies en procedures opvolgen verplicht Activiteit 1: Beantwoord de vragen over zorgvragers met schildklieraandoeningen. Werkwijze: Ga naar de website van de schildklier stichting Nederland en beantwoord de volgende vragen in eigen woorden: Vraag 1: Welke diagnostische onderzoeken worden er verricht om afwijkingen aan de schildklier op te sporen. Vraag 2: Noem de belangrijkste symptomen van de ziektebeelden hyperthyreoïdie en hypothyreoïdie. Vraag 3: Geef aan welke aspecten in behandeling en verpleging van belang zijn. Vraag 4: Door welke oorzaak kan een vergroting van een schildklier optreden. Vraag 5: Een complicatie na een strumectomie kan een bloeding zijn, noem de maatregelen die bij een dergelijke complicatie genomen dienen te worden. Vraag 6: Benoem de symptomen bij de ziekte van Graves. 144

145 Activiteit 2 Schrijf een casus en stel een verpleegplan op. Werkwijze: Schrijf een casus over een zorgvrager met schilklierkanker die geopereerd moet worden. Stel een verpleegplan op over de postoperatieve zorg, formuleer 3 verpleegproblemen. In het mapje ondersteunend materiaal kan je een sjabloon vinden. 145

146 G2B2.11 Ziekten aan de bijnieren Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft een werkstuk gemaakt over verschijnselen, oorzaak en behandeling van ziekten aan de bijnieren. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Zorg dat je voldoende kennis hebt over de anatomie van de bijnieren. Zorg dat je de functie van de hypofyse kent. School of thuis, internetaansluiting. Werkstuk ter beoordeling aanbieden aan de docent en plaatsen op het portaal. 1.1 verpleegplan opstellen 1.5 monitoren van de gezondheidstoestand op somatisch en psychosociaal gebied 3.5 evalueert de zorgverlening E: samenwerken en overleggen J: formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit 1: Maak een werkstuk over een aandoening aan de bijnieren. Werkwijze: Verdeel de klas in groepjes en maak een werkstuk over één van de volgende aandoeningen aan de bijnieren: 1. Ziekte van Addison 2. Cushingsydroom 3. Adrenogenitaal syndroom 4. Feochromocytoom In het werkstuk is het de bedoeling dat er vooral geschreven wordt over oorzaak, onderzoek en behandeling en dat het stuk anatomie/pathologie bekend moet zijn. Hoofdstuk 1: Beschrijf kort wat de ziekte inhoudt, hoe vaak het voorkomt en bij wie. Hoofdstuk 2: Welke diagnostische onderzoeken worden er verricht om afwijkingen aan de bijnieren op te sporen? Hoofdstuk 3: Noem de belangrijkste symptomen van de ziektebeelden. Hoofdstuk 4: Geef aan welke aspecten in behandeling en verpleging van belang zijn. Hoofdstuk 5: Welke psychische klachten/ gedragsverandering kan je tegenkomen bij een zorgvrager met deze aandoening. 146

147 G2B2.11 PAAF HORMONEN Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft kennis van het hormoonstelsel Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Anatomieboek internet Anatomieboek en internet lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteiten Maak onderstaande opdracht over hormonen. 1. Het hormoonstelsel bestaat uit klieren. Er zijn 2 soorten klieren. Klieren met externe secretie(exocriene klieren) en klieren met interne secretie(endocriene klieren) zoek uit wat dit inhoudt en noteer dan bij onderstaande klieren of ze endocrien of exocrien zijn. - hypofyse - epifyse - speekselklier - schildklier (gl. Thyroidea) - zweetklier - hypothalamus - borstklier (mamam) - bijnieren (gl. Suprarenalis) 2. Buiten exocriene en endocriene klieren zijn er ook nog 2 die het beide hebben en men daarom gemengde klieren noemt. Welke zijn dit? 147

148 3. Bekijk voor jezelf of met een groepje de hormoonklieren en maak er een boomstructuur van te beginnen met aan de top de hypoyhalamus. daaronder komt de hypofyse die aangestuurd wordt door hypothalamus. Daaronder komen dan de overige endocriene en gemengde klieren. Noteer langs de lijnen ook de hormonen die vanuit de ene klier de andere aansturen. Hieronder zie alvast een voorbeeld van de schilklier. 148

149 G2B2. 11 PAAF het hormoonstelsel Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze Je hebt kennis van het hormoonstelsel Neem je boek mee en zorg voor een computer Anatomie en fysiologie van de mens Hoofdstuk hormonaal stelsel lokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 K verplicht Activiteit Maak onderstaande vragen. Vragen Processen in het lichaam worden neuraal en hormonaal geregeld. Deze 2 systemen werken samen. Waar wordt de verbinding tussen deze 2 systemen gevormd? (1).. Hormonen worden geproduceerd door klieren. Er zijn 2 soorten klieren, endocriene klieren en exocriene klieren. Wat is het verschil tussen deze 2? (2) (3) Noem de klieren van het endocriene systeem en beschrijf de ligging Hormonen kunnen ook geproduceerd worden door weefsel. (denk aan gastrine, geproduceerd door de maag, secretine geproduceerd door de wand van de twaalfvingerige darm) Waaruit zijn de meeste hormonen opgebouwd? (4) Waar worden hormonen weer afgebroken? (5) Hormonen brengen een boodschap over. Zij komen bij hun doelwit orgaan via (6). Er kunnen tientallen verschillende hormonen in de bloedbaan circuleren, Hoe is het mogelijke dat een bepaald hormoon ook precies het gewenste effect heeft? (7) 149

150 Klieren van het endocriene systeem Hypofyse Beschrijf de bouw en ligging van de hypofyse. (8) (9) Welke 2 hormonen geeft de neurohypofyse af? ad 1 - Wat zijn de prikkels voor afgifte van het hormoon genoemd bij (1) - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking (10) ad 2 - Wat zijn de prikkels voor afgifte van het hormoon genoemd bij (2) - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking De adenohypofyse geeft 2 groepen hormonen af: - direct werkende hormonen of effecthormonen - glandotrope hormonen (11) Welke 2 hormonen zijn de direct werkende hormonen? ad 1 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking (12) ad 2 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking (13) Welke 5 hormonen zijn de glandotrope hormonen? (14) ad 1 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking (15) ad 2 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking 150

151 (16) ad 3 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking (17) ad 4 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking (18) ad 5 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking Schildklier Beschrijf de bouw en ligging van de schildklier. (19) (20) Wat is de Latijnse benaming?.. (21) Wat produceert de schildklier? Hoe wordt de schildklier gestimuleerd om zijn product af te geven aan de circulatie? (22) Wat is een belangrijke bouwsteen van het schildklier hormoon? (23) Wat is de werking van het schildklierhormoon? (24) Bijschildklier Beschrijf de bouw en ligging van de bijschildklier. (25) (26) Wat is de latijnse benaming?.. (27)Wat produceren de bijschildklieren? (28) Wat is de werking van het bijschildklierhormoon? Alvleesklier Beschrijf de bouw en ligging van de alvleesklier. (29) 151

152 (30) Wat is de Latijnse benaming?.. (31) Welk deel produceert hormonen? (32) Welke hormonen worden daar geproduceerd? (33) Beschrijf de werking van deze hormonen en hun samenwerking. (34) Welke pathologie ontstaan als deze werking verstoord is? Bijnieren Beschrijf de bouw en ligging van de bijnieren. (35) (36) Wat is de Latijnse benaming?.. (37) De bijnieren bestaan uit 2 los van elkaar functionerende delen (38) welke hormonen produceren deze delen en wat is hun werking? Ad 1 a. b. c. (39) ad 2. a. b. Geslachtsklieren (40) Wat zijn de geslachtklieren bij de man en wat bij de vrouw? (41) Wat is de Latijnse benaming? (42) Welke hormonen worden daar geproduceerd? (43) Wat is hun werking? 152

153 G2B2.11 Overzicht van het hormoonstelsel Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze Je hebt overzicht van het hormoonstelsel Neem je boek mee en zorg voor een computer Anatomie en fysiologie van de mens Hoofdstuk hormonaal stelsel lokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 (K) verplicht Activiteit Vul onderstaand overzicht in. HYPOTHALAMUS ADENOHYPOFYSE VIA.. VIA.. NEUROHYPOFYSE DIRECT WERKENDE HORMONEN: GLANDOTROPE HORMONEN: HORMONEN: FUNCTIE: NAAR KLIER: FUNCTIE: AD 1. AD 1. AD 1. AD 2. AD 2. AD 2. AD 3. AD 4. PRODUCT AD 1. AD 2. AD 3. AD

154 154

155 B2.12 Zorgvrager met chronische aandoeningen Activiteiten - Verpleegkundige palliatieve zorg - Verplegen van zorgvragers met DM - Verplegen van zorgvragers met pijn-chronisch pijn PAAF - Diabetes Mellitus - Pijn 155

156 G2B2.12 Verpleegkundige palliatieve zorg Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student kan benoemen wat er onder palliatieve zorg wordt verstaan en waaruit de verpleegkundige zorg bestaat. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met een oncologische aandoening; Internet: lokaal, studieruimte, thuis Vergelijk het verslag met een medestudent. Breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent en vraag in overleg met de inhoudsdeskundige om feedback. 1.1 verpleegplan opstellen (J, K, M) 1.3 palliatieve zorg verlenen (E, F, V) E. Samenwerken F Ethisch en integer handelen J. Formuleren en rapporten K. Vakdeskundigheid toepassen M. Analyseren V. Met druk en tegenslag omgaan BOL en BBL verplicht. Activiteit 1 Schrijf een verslag van 1-2 A4 waarin de onderstaande punten zijn verwerkt. Verslagpunten: Wat is palliatieve zorg? Waarom wordt palliatieve zorg gegeven? Wie geeft palliatieve zorg? Wie ontvangt palliatieve zorg? Hoelang kan palliatieve zorg duren? Waar wordt palliatieve zorg gegeven? Hoe wordt palliatieve zorg gegeven? Wat zijn de verpleegkundige interventies bij palliatieve zorg? Activiteit 2 Maak een verpleegplan voor een palliatief terminale zorgvrager in het ziekenhuis 156

157 G2B2.12 KZ verplegen van zorgvragers met Diabetes Mellitus Chronische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student kan benoemen welke interventies worden toegepast bij zorgvragers met Diabetes Mellitus Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met een Diabetes Mellitus. Powerpoint uit het mapje ondersteunend materiaal. lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en m.b.v. het antwoordmodel van het boek en het antwoordmodel bij het ondersteunende materiaal. 1.2 Verpleegkundige basiszorg verlenen (K en R) 2.1 Ondersteunen bij vergroten zelfredzaamheid (C en D) C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen K. Vakdeskundigheid toepassen R. Op de behoeften en verwachtingen van de client richten Activiteit 1 en 2 keuze voor BOL en BBL. Activiteit 3 verplicht voor BOL en BBL. Activiteit 1 Herhaal je kennis over verplegen van zorgvragers met Diabetes Mellitus door de kennistaak over een zorgvrager met een Diabetes Mellitus te maken uit gevorderd 1 chronisch zieken. Activiteit 2 Maak Praktijk 1 uit het desbetreffende hoofdstuk. Herken je een dergelijke situatie uit je eigen praktijk? Zo ja, hoe heb je toen gehandeld? Activiteit 3 Maak de onderstaande vragen. Vragen: 1. Leg uit waarom het van belang is dat een zorgvrager kennis heeft over de ziekte? 2. Hoe komt het dat zorgvragers niet altijd gemotiveerd zijn om de bloedsuikerwaarden binnen bepaalde grenzen te houden? 3. Welke verpleegkundige interventies tref je wanneer een zorgvrager zich niet houdt aan de therapievoorschriften? 4. Waaruit bestaat de verpleegkundige zorg in de diagnose fase? 5. Waaruit bestaat de verpleegkundige zorg in de stabiele fase? 6. Welke verpleegkundige interventies tref je bij een hypoglykemie? 7. Kijk terug naar je eigen praktijksituatie en ga na of er is gehandeld volgens de interventies bij een hypoglycemie in het boek. 157

158 G2B2.12 verplegen van zorgvragers met pijn en chronische pijn Chronische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/ Keuze De student weet welke interventies en welke pijnmeetinstrumenten worden toegepast bij zorgvragers met pijn en chronische pijn. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met pijn en chronische pijn. lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden en activiteit 3 met medestudenten m.b.v. het antwoordmodel van het boek en het antwoordmodel bij het ondersteunende materiaal. Breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.1 verpleegplan opstellen 1.2 (verpleegkundige) basiszorg verlenen 1.5 monitoren 2.1 Ondersteunen bij vergroten zelfredzaamheid K vakdeskundigheid toepassen D aandacht en begrip tonen Activiteit 1 en 2 keuze voor BOL en BBL Activiteit 3 verplicht voor BOL en BBL Activiteit 1 Herhaal je kennis over verplegen van zorgvragers met pijn en chronische pijn door de activiteiten over een zorgvrager met chronische pijn uit gevorderd 1 chronisch zieken door te lezen en voor jezelf te herhalen. Activiteit 2 Maak Praktijk 1 over emoties en pijn uit het desbetreffende hoofdstuk. Herken je een dergelijke situatie uit je eigen praktijk? Zo ja, hoe heb je toen gehandeld? Activiteit 3 Informeer in je instelling waar je stage loopt of waar je werkzaam bent naar richtlijnen en/of een verpleegplan over hoe om te gaan bij chronische pijn en neem deze mee naar school. 158

159 Werkwijze bij activiteit 3: 1. Bespreek met een paar medestudenten het verpleegplan en/of de richtlijnen en vergelijk deze met elkaar. 2. Beoordeel het verpleegplan op de volgende items: item Ja/nee argumentatie Gaat de verpleegkundige zorg uit van het multidimensionale karakter van pijn. Is er ook sprake van een interdisciplinaire aanpak? Wordt er gesproken over alert zijn op fysiologische reacties en gedragsveranderingen van zorgvragers met pijn, in het bijzonder wanneer zorgvragers niet in staat zijn tot verbale communicatie. Wordt er gebruik gemaakt van pijnbeoordelingsinstrumenten? Zo ja, welke? Wordt er gesproken over bevorderen van medicatietrouw, psychosociale interventies, ontspannings- en afleidingstechnieken, het bevorderen van comfort en rust, het gebruik van warmte en koude en massage? Bespreek met elkaar in hoeverre in de praktijk wordt gewerkt met de richtlijnen en/of verpleegplan. 159

160 G2B2.12 PAAF diabetes mellitus Zorgvragers met chronische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze Je hebt kennis van de pathologie diabetes mellitus Neem je boeken mee en zorg voor een computer boek: inwendige geneeskunde lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit 1 Maak onderstaande opdracht over diabetes mellitus. Gebruik voor onderstaande vragen het boek inwendige geneeskunde thema: hormonale aandoeningen en 1. Welk hormoon is er te weinig bij de pathologie diabetes mellitus? 2. Wat heeft dit tot gevolg? 3. Welke soorten diabetes mellitus worden er onderscheiden? 4. Wat is het verschil tussen de 2 meest belangrijke typen? 5. Wat gebeurt er met de bloedsuikerspiegel als er geen insuline wordt afgegeven? 6. Noem 3 oorzaken voor DM type I. 7. Welk orgaan laat nu glucose het lichaam verlaten? 8. Als er op deze wijze glucose het lichaam verlaat, wat wordt er dan automatisch door de glucose mee genomen het lichaam uit? 9. Wat zal een DM zorgvrager dus veel gaan doen? (2 reacties) 10. Wat zijn hier de medische termen van? 11. Noem nog 2 verschijnselen die naast bovenstaande reacties gesignaleerd worden. 160

161 Doordat er te weinig glucose in de cellen is om te verbranden om energie te verkrijgen gaat het lichaam een andere stof verbranden. 12. Welke voedingsstof gaat het lichaam van een DM zorgvrager dan verbranden? 13. Wat is het gevolg daarvan voor het bloed? 14. Wat zijn de gevolgen hiervan als er geen behandeling wordt gegeven? 15. Welke onderzoeken kunnen er gedaan worden om DM vast te stellen? 16. Wat is de behandeling van DM type I? 17. Waartussen moet een evenwicht gevonden worden? 18. Hoe worden de medicijnen toegediend en waarom moet dit op deze manier? 19. Hoe wordt DM type II ook wel genoemd? 20. Maken deze zorgvragers insuline? 21. Wat zijn oorzaken voor DM type II? 22. Wat zijn de eerste symptomen van type II? 23. Wat is de behandeling van DM type II? 24. Wat is een hypoglycemische coma en wat is de behandeling? 25. Wat is een hypoglycemische coma en wat is de behandeling? 26. Noem de verschijnselen van een hypo- en een hyperglycaemie? 27. Noem een aantal lange termijn gevolgen van DM. 161

162 Activiteit 2 Maak onderstaande mindmap Wat is D.M.? oorzaak Type D.M. Verschijnselen bij niet behandelen Diabetes mellitus Verschijnselen hypoglycaemie behandeling Verschijnselen hyperglycaemie complicaties 162

163 G2B2.12 PAAF pijn Chronische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis van de fysiologie van pijn en basiskennis van behandeling van pijn Neem je boeken mee en zorg voor een computer Boek: basisboek pathologie Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening HGPatientenbrief/Pijnmedicatie-bij-volwassenen-1.htm DVD Het gedachte lichaam - fantoompijn lokaal/studieruimte/thuis Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Verplicht Activiteit 1 Maak de opdracht over pijn, gebruik hiervoor je pathologieboek. 1. Geef een ander woord voor pijngewaarwording. 2. Welke stoffen komen vrij bij weefselbeschadiging? 3. Wat doen bovenstaande stoffen? 4. Noem een aantal structuren in het lichaam met veel pijnreceptoren. 5. Hoe wordt de pijnprikkel in het lichaam doorgeven tot aan het eindpunt? 6. Welke natuurlijke stoffen kunnen de pijnprikkel afremmen als deze naar het eindpunt gaat? 7. Beschrijf de reactie of de reflexen van het lichaam op pijn. Bekijk dit: - op het niveau van het ruggenmerg - op het niveau van de hersenstam en tussenhersenen - op het niveau van de hersenschors 8. Leg de volgende oorzaken van pijn toe: - ontsteking - druk tegen weefsels - spierkrampen - zuurstof tekort - prikkeling van vliezen 163

164 9. geef een omschrijving van de volgende begrippen: - referentiepijn - koliekpijn - fantoompijn 10. Wat is het verschil tussen acute pijn en chronische pijn? Activiteit 2 Maak de opdracht over de behandeling van pijn. Gebruik hierbij het boek pathologie en de internetsites over pijnmedicatie. De behandeling van pijn kan op vele manieren, soms worden deze verschillende behandelingen met elkaar gecombineerd. 1. Wat is causale therapie? 2. Leg uit dat causale therapie zowel curatief als palliatief kan zijn 3. Wat betekent het woord anesthesie? 4. Wanneer wordt algehele anesthesie gebruikt? 5. Wat is analgesie? 6. Wat zijn analgetica? 7. Analgetica kunnen we indelen in groepen beschrijf van deze groepen: o wat is de werking o geef voorbeelden van merknamen o bijwerkingen niet-opioïde analgetica of perifeer werkende analgetica = paracetamol = acetylsalicylzuur = NSAID's zwakke opioïde analgetica = codeïne = tramadol sterke opïoïde analgetica = morfine = buprenorfine = fentanyl = hydromorfon = methadon = oxycodon 8. Er zijn echter ook medicijnen die niet direct een pijnstillende werking hebben, maar toch een gunstig effect op pijn hebben. Noem hier voorbeelden van. 9. Geef voorbeelden van adjuvente medicatie (= medicatie om bijwerkingen op te heffen) 10. Welke toedieningsvormen zijn er voor analgetica? Naast medicatie kan pijnbestrijding ook op andere manieren plaats vinden. 11. Leg de volgende manieren uit: TENS 164

165 Zenuwblokkade Fysiotherapie Psychotherapie Alternatieve geneeswijzen Activiteit 3 Maak de opdracht over fantoompijn. Gebruik hiervoor de dvd "Het gedachte lichaam" - Fantoompijn nr Wat wil men aantonen met het experiment met de plaat en de losse hand, na de uitleg van professor Ramachandran? 2. Hoe wordt het lichaamsbeeld opgebouwd? 3. Waar worden sensibiliteit en pijn in het lichaam ervaren? 4. Heeft elk lichaamsgebied in de hersenen een evenredig groot hersengebied? 5. Wat is de verklaring voor het feit dat, als men een zorgvrager in het gezicht aanraakt, hij een sensatie in de hand krijgt? 6. Wanneer wordt het lichaamsbeeld opgebouwd? 7. Naast het lichaamsbeeld worden ook associatieve herinneringen opgeslagen. Geef een voorbeeld. 8. Wat verergert fantoompijn? 9. De hersenen nemen de mensen in de maling met fantoompijn, hoe kan de mens de hersenen misleiden volgens professor Ramachandran? 10. Waar wordt uiteindelijk pijn gevoeld? Lees ook het artikel op internet op onderstaande site: 165

166 166

167 G2.13 Zorgvrager naar keuze Activiteiten HIV, SOA en infectieleer - Verplegen van zorgvragers met SOA - Kijkopdracht HIV PAAF - Infectieleer - Infectieziekten - SOA Plastische en reconstructie chirurgie - Reconstructie chirurgie - Verpleegkundige zorg rondom cosmetische ingreep - Verplegen van zorgvrager na cosmetische ingreep 167

168 G2B2.13 Verplegen van een zorgvrager met SOA Zorgvrager naar keuze: HIV/SOA Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft zich verdiept in SOA en kan de verpleegkundige observaties en interventies benoemen. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Boek: verplegen van mensen met chronisch somatische aandoeningen. School Kijk in het mapje ondersteunend materiaal om te beoordelen of je alle interventies benoemd heb. 1.1 verpleegplan opstellen 1.2 verpleegkundige basiszorg verlenen 1.8 verpleegkundige zorg verlenen in specifieke branche K vakdeskundigheid toepassen N onderzoeken Activiteit 1 en 2 verplicht voor BOL. Activiteit 2 verplicht voor BBL. Activiteit 1: Schrijf alle SOA s op die je kent en beoordeel zelf of je er voldoende van af weet. Activiteit 2: Schrijf de verpleegkundige interventies op in onderstaand schema over SOA en aids. SOA seksueel overdraagbare aandoening Observaties/ gevolgen Verpleegkundige interventies Afscheiding van pus uit: penis, vagina of anus Branderig gevoel, geïrriteerdheid/ pijn bij plassen Zweertjes, wratjes, blaasjes op de penis, vagina, anus of mond Jeuk in het schaamhaar, aan de eikel, schaamlippen of anus 168

169 AIDS= Acquired Imunne Defiency Syndrome Observaties/ gevolgen Verpleegkundige interventies Verwerking/ rouwproces Medicatie trouw Huidproblematiek: Eczeem candida Verminderde weerstand Gewichtsverlies/ diarree Moeheid 169

170 G2B2.13. Kijkopdracht BNN aflevering over HIV van de serie je zal het maar hebben Zorgvrager naar keuze: HIV/SOA Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft een beeld gekregen van wat het betekent om besmet te zijn met HIV. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Ga naar: De docent kan deze kijkopdracht ook klassikaal afspreken. School, thuis Nabespreken van je verslag met medestudenten en/of docent. 2.1 begeleidt een zorgvrager bij zelfredzaamheid 2.3 begeleidt een zorgvrager op sociaal maatschappelijk gebied C: begeleiden D: aandacht en begrip tonen verplicht voor BOL en BBL. Activiteit: Bekijk van de serie; je zal het maar hebben, de uitzending over HIV en verwerk onderstaande vragen in een verslag. Werkwijze: Bekijk de uitzending over HIV. In deze aflevering komen Edwin, Janice en Paul aan het woord. Edwin is homoseksueel en heeft sinds 1995 AIDS. Het was toen in de homoscene nog niet algemeen bekend wat HIV en AIDS precies waren. Hij was in een slechte staat en had naast vermoeidheid ook last van reuma en schimmelinfecties. Janice heeft hiv gekregen doordat haar ex-vriend vreemdging. Zo'n zes jaar geleden werd bij haar vriend hiv vastgesteld. Na zijn overlijden kreeg Janice al gauw te horen dat zij ook hiv heeft. Paul is homoseksueel. Toen hij 21 was, ging hij op zichzelf wonen. Hij ging veel uit en had wisselende contacten. Anderhalf jaar geleden kreeg hij een vaste vriend. Ze lieten voor de zekerheid allebei een HIV-test doen. Uit de test bleek dat Paul HIV heeft. Beantwoordt onderstaande vragen: 21. Hoe wordt het HIV virus overgebracht? 22. Waarom wordt er zo lang mogelijk gewacht met HIV remmers? 23. Wat vind je van de reacties van de 3 jongeren? 24. Stel je voor dat je HIV positief zou zijn, aan wie zou je het vertellen? Bespreek je antwoorden met je studiegenoten en/of docent. 170

171 G2B2.13 PAAF infectieleer Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft zijn/haar kennis over de infectieleer opgefrist. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boeken: pathologieboek lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige K vakdeskundigheid toepassen BBL keuze/ BOL verplicht. Activiteit 1 Herhaal de opdracht infectieleer uit de beginnersfase. Ziekteverwekkers zijn organismen die ons lichaam ziek maken. Niet alle ziekteverwekkers maken het lichaam van de mens ziek, sommige zijn alleen schadelijk voor dieren. Ziekteverwekkers kunnen met het blote oog zichtbaar zijn: de macro-organismen, andere niet: de micro-organismen. Sommige micro-organismen horen zelfs in ons lichaam aanwezig te zijn, ze zijn zelfs nuttig voor ons Beantwoord de volgende vragen: Soorten micro-organismen: 1. Wat zijn protozoën: Geef voorbeelden: 2. Wat zijn bacteriën? - Welke soorten zijn er?... - Wat zijn kenmerken voor de groei van de bacteriën en waar zij zich bevinden?... - Wat kunnen bacteriën maken en wat is het effect daarvan op het lichaam?... - Welke bacterie is voor de mens erg nuttig en waarom? De mens wordt ziek van een bacterie als zij met een groot aantal zijn en als de bacterie agressief is, we spreken dan ook wel van virulentie (aanvalskracht). - Bacteriën kunnen bestreden worden met - Bacteriën die ongevoelig zijn geworden voor alle medicatie zijn. 3. Wat is een virus? - Beschrijf de leefwijze en vermenigvuldiging van een virus. - Kunnen virussen op een voedingsbodem gekweekt worden? Waarom wel/niet? - Geef voorbeelden van virussen. - Kunnen virussen ook met antibiotica bestreden worden? Waarom wel/niet? - Hoe moet een virus bestreden worden? 4. Wat is een schimmel (gisten)? - Waar bevinden zij zich? Geef voorbeelden. 171

172 - Wanneer hebben mensen m.n. last van schimmels(gisten)? En waarom? Geef voorbeelden. - Is het verloop van een schimmel ernstig en langdurig? Besmettingswegen Benoem de 5 besmettingswegen en geef een beschrijving met voorbeelden Geef een omschrijving van onderstaande woorden: a. besmetting b. infectie c. incubatietijd d. ontsteking e. resistentie f. virulentie g. toxinen h. breedspectrum antibiotica i. pus Het lichaam bestrijdt de ziekteverwekkers met zijn eigen afweersysteem. Maak hiervoor de opdracht afweer. Beschrijf het verschil tussen een ontsteking en een infectie! Wanneer er een infectie wordt vermoed kan er een laboratorium onderzoek worden gedaan. Welk materiaal van ons lichaam kan gebruikt worden voor dit onderzoek en geef voorbeelden:

173 G2B2.13 PAAF infectieziekten Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis van een aantal veel voorkomende infectieziekten. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek: inwendige geneeskunde envattingskaartje-nhgstandaard/m35_svk.htm lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.1 K vakdeskundigheid toepassen Activiteit 1 verplicht voor BOL en BBL. Activiteit 1 Maak onderstaande opdracht over een aantal infectieziekten. Werk onderstaande infectieziekten uit: o Influenza o Meningitis o Norovirus o Hepatitis A o Urineweginfecties o Besmetting met herpes virus o MRSA o Klepsiella Beschrijf daarbij: Wat is de veroorzaker Wat is de wijze van besmetting Wat is de incubatietijd Wat zijn de verschijnselen, is het verloop van de ziekte Wat is de behandeling Wat zijn de complicaties Aanvullende vragen: 1. Waarom worden chronische zorgvragers en mensen boven de 65 jaar voor influenza gevaccineerd? 2. Wat is het verschil tussen meningitis en menigitissepsis? 3. Wat is het verschil tussen hepatitis A en hepatitis B? 173

174 4. Waarom hebben chronische zorgvragers grotere kans op urineweginfecties? 5. Welke herpes vormen zijn er. 6. Wanneer is herpes besmettelijk? 7. Kan herpes verdwijnen? 8. Wat is icterus, waardoor komt deze specifieke kleur en wat kan de oorzaak zijn van icterus? 9. Waarom is een ziekenhuis/zorginstelling heel alert op MRSA en Klepsiela? 10. Welke maatregelen neemt men daarom? 174

175 G2B2.13 PAAF SOA S en aids Zorgvrager naar keuze Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis van verschillende SOA s. Neem je boeken mee en zorg voor een computer lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Activiteit 1 verplicht voor BOL en BBL. Activiteit 2 verplicht voor BOL. Keuze voor BBL. Activiteit 1 Maak onderstaande opdracht over Soa s en Aids. 1. Wat betekent de afkorting SOA en wat zijn de besmettingswegen? 2. Beschrijf van onderstaande SOA s, de veroorzaker, de verschijnselen, gevolgen bij niet behandelen, behandeling en preventie a. Chlamydia b. Genitale wratten c. Gonorroe d. Hepatitis B e. Herpes Genitalis f. Syfillis 3. Welke 2 SOA s zijn levensbedreigend? 4. Welke onderzoeken kunnen er gedaan worden om SOA s te onderzoeken? 5. Beschrijf het verloop van Aids: - de veroorzaker, wijze van besmetting - verschijnselen, gevolgen bij niet behandelen 6. Wat betekent seropositief? 7. Wat houdt de behandeling voor Hiv-geïnfecteerde zorgvragers is? 8. We spreken bij de besmetting met het HIV-virus over horizontale en verticale besmetting. Wat denk je dat deze begrippen inhouden? Activiteit 2: Bekijk de site van 175

176 G2B2.13 Casus schrijven over reconstructieve chirurgie Zorgvrager naar keuze Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Verplicht/keuze De student heeft zich theoretisch verdiept in reconstructieve chirurgie door het schrijven van een casus. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Naar keuze School of thuis, internetaansluiting Bespreek de casus op inhoud na met studiegenoten en docent 1.2 verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning J. formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen Keuze Activiteit 1 Schrijf een casus van een zorgvrager die een reconstructie ingreep ondergaat. Wanneer een zorgvrager reconstructie chirurgie ondergaat. Heeft hij vaak al meerdere ingrepen achter de rug. Een multidisciplinaire aanpak is noodzakelijk. Reconstructie chirurgie zie je o.a. veel na: 1. Brandwonden 2. Oncologie 3. Hand en of vaat trauma 4. een kind dat geboren wordt met een schisis Schrijf een casus van een zorgvrager die een reconstructieve ingreep ondergaat. Verwerk hierbij de volgende vragen: o Om welke constructieve ingreep gaat het o Wat is de rol van de plastische chirurg. o Hoeveel specialisten/ hulpverleners komt de zorgvrager tegen o Welke taak heb jij als verpleegkunde in de begeleiding van deze zorgvrager. o Noem 3 specifieke verpleegproblemen bij reconstructie chirurgie en de daarbij horende verpleegkundige interventies Activiteit 2 Neem een standpunt in over de volgende stelling Een plastisch chirurg moet zich niet bezig houden met cosmetische chirurgie Onderbouw je standpunt met minimaal 3 argumenten 176

177 G2B2.13 Verpleegkundige zorg rondom cosmetische ingreep Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Verplicht/keuze De student heeft zich verdiept in cosmetische chirurgie Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Naar keuze School of thuis, internetaansluiting Nabespreken in groepjes of klassikaal 1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op 1.2 verleent verpleegkundige zorg op basis van het verpleegplan J. formuleren en rapporteren K. vakdeskundigheid toepassen M. analyseren Keuze Activiteit 1 Beantwoord de vragen over cosmetische chirurgie. 1. Wat is het verschil tussen een cosmetische arts en een plastisch chirurg. Denk aan opleiding en duur opleiding. 2. Is cosmetisch arts een beschermde titel en hoe zit dat met een plastisch chirurg 3. Welke cosmetische chirurgie vindt er in privéklinieken plaats en welke in de reguliere ziekenhuizen 4. Wat kost een borstvergroting 5. Wanneer wordt het vergoed en wanneer niet 6. Is er een leeftijdsgrens voor een borstvergroting 7. Beschrijf de pre, per en postoperatieve zorg bij een zorgvrager die een borstvergroting heeft ondergaan 8. Wat kunnen complicaties zijn na borstvergroting op korte termijn en op lange termijn 9. Je werkt in de privé kliniek van Dr. Schumacher en een bekende actrice moet jij gaan verplegen. Voor het gemak noemen wij haar Barbie. Barbie heeft veel pijn en jij ziet dat ze een ineffectieve ademhaling heeft. Stel een verpleegkundige diagnose en maak een verpleegplan Naast borstvergroting zijn er nog veel meer cosmetische ingrepen 1. Noem zoveel mogelijk cosmetische ingrepen 2. Wat is botox 3. Wat zijn de gevaren van botox, zoek een plaatje op internet 4. Zoek een artikel van een spraakmakende cosmetische ingreep 5. Waarom heb je gekozen voor dit artikel, geef je mening Botox-injectie Ooglidcorrectie 177

178 G2B2.13 Vragen over cosmetische chirurgie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Verplicht/keuze De student heeft zich verdiept in cosmetische chirurgie. Neem je boek en je laptop mee. Zorg dat je de beschikking hebt over theorieboek verplegen van met mensen met een acute somatische aandoening. School of thuis, internetaansluiting Nabespreken in groepjes of klassikaal. 1.1 verpleegplan opstellen 1.2 verleent verpleegkundige zorg op basis van het verpleegplan K: vakdeskundigheid toepassen Keuze Activiteit 1 Beantwoord de vragen over cosmetische chirurgie. 10. Wat is het verschil tussen een cosmetische arts en een plastisch chirurg. Denk aan opleiding en duur opleiding. 11. Is cosmetisch arts een beschermde titel en hoe zit dat met een plastisch chirurg 12. Welke cosmetische chirurgie vindt er in privéklinieken plaats en welke in de reguliere ziekenhuizen 13. Wat kost een borstvergroting 14. Wanneer wordt het vergoed en wanneer niet 15. Is er een leeftijdsgrens voor een borstvergroting 16. Beschrijf de pre, per en postoperatieve zorg bij een zorgvrager die een borstvergroting heeft ondergaan 17. Wat kunnen complicaties zijn na borstvergroting op korte termijn en op lange termijn 18. Je werkt in de privé kliniek van Dr. Schumacher en een bekende actrice moet jij gaan verplegen. Voor het gemak noemen wij haar Barbie. Barbie heeft veel pijn en jij ziet dat ze een ineffectieve ademhaling heeft. Stel een verpleegkundige diagnose en maak een verpleegplan Naast borstvergroting zijn er nog veel meer cosmetische ingrepen 6. Noem zoveel mogelijk cosmetische ingrepen 7. Wat is botox 8. Wat zijn de gevaren van botox, zoek een plaatje op internet 9. Zoek een artikel van een spraakmakende cosmetische ingreep 10. Waarom heb je gekozen voor dit artikel, geef je mening 178

179 B2.14 Voedingsleer Activiteiten - Praktijkopdracht overgewicht in het ziekenhuis - Praktijkopdracht gezonde voeding en ondervoeding in het ziekenhuis 179

180 G2B2.14 praktijkopdracht overgewicht in het ziekenhuis Voedingsleer De student heeft de beroepsopdracht uitgevoerd over zorgvrager met overgewicht in het ziekenhuis. Praktische Stel op vast op welke moment jij deze praktijkopdracht gaat voorbereiding uitvoeren en maak evt. afspraken met collega s. Je mag allerlei bronnen (naar keuze) raadplegen. Locatie BPV-instelling Evalueer deze opdracht met je werkbegeleider Neem de uitwerking van deze opdracht mee naar de voedingsles. Werkproces 1.8 Verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in specifieke Competenties branche F. formuleren en rapporteren K. vakdeskundigheid tonen M. analyseren Verplicht/keuze verplicht Activiteit 1 Voer de praktijkopdracht uit over zorgvragers met overgewicht in het ziekenhuis op je stageplek. Verwerk de gegevens in een verslag en bespreek deze met je werkbegeleider Naam: Klas: Instelling en afdeling: Vragen aan collega: 1. Kun je namen noemen van zorgvragers die overgewicht hebben? 2. Werden de zorgvragers gemeten en gewogen toen ze voor het eerst kwamen? 3. Wordt er daarna nog vaker gewogen? Zo ja hoe vaak, zo nee waarom niet? 4. Wie is er volgens jou verantwoordelijk voor het eten en drinken van de zorgvrager? 5. Is er een protocol voor obesitas in het ziekenhuis aanwezig? Zo ja waar en wordt het gebruikt? Zo nee waarom niet? 6. Heb je wel eens een klinische les gevolgd over obesitas in het ziekenhuis? 7. Hoe verloopt het aanvragen van aangepaste materialen (rolstoel, stoel, bed) voor een zorgvrager met overgewicht? 8. Kan een zorgvrager met overgewicht ook ondervoed zijn? 9. Is er een multidisciplinaire aanpak voor de begeleiding van zorgvrager met obesitas in het ziekenhuis?zo ja wie nemen daar dan aan deel? Zo nee, waarom niet? 10. Hebben de zorgvragers met obesitas een dieet? Zo ja, wordt dit gevolgd? Zo nee waarom niet? 11. Zijn er voor jou als verpleegkundige voldoende mogelijkheden om ergonomisch veilig te werken met een zorgvrager met overgewicht? Waar zitten mogelijke knelpunten? 180

181 12. Kun je zorgsituaties noemen waar je merkt dat de zorgvrager met overgewicht veel hinder ondervindt van dat overgewicht? 13. Kun je medicatie noemen die negatief werken op overgewicht? 14. Heb je wel eens een zorgvrager verpleegd die een maagbandje had of kreeg? Kun je daar iets over vertellen? 15. Zou je verbeterpunten kunnen noemen voor de zorg rondom obese zorgvragers in het ziekenhuis? Vragen over de uitvoering van de zorg bij obesitas: 16. Kun je meet- en weeg gegevens terug vinden in het verpleegkundig dossier? 17. Kun je in het verpleegkundig dossier gegevens vinden over het eten en drinken of dieet van de zorgvrager? 18. Vind jij dat de zorg gegeven aan zorgvragers met obesitas in het ziekenhuis voldoende is aangepast? Noem 3 zaken die heel goed gaan en benoem drie verbeterpunten. 19. Vind jij dat je voor jezelf voldoende mogelijkheden hebt om ergonomisch veilig te werken met een zorgvrager met overgewicht? Maatschappelijk vragen met betrekking tot obesitas: 20. Vind je dat het ziekenhuis de risicovolle operaties als: maagbandje en dunne darm bypass en kaaksslot moeten uitvoeren om het overgewicht van zorgvragers te verminderen? Geef minimaal 3 argumenten. 21. Vind jij dat obesitas maatschappelijk voldoende geaccepteerd is of is de druk (te) hoog om leefgewoontes aan te passen? Geef minimaal 3 argumenten. 22. Vind je dat overheid, werkgevers of verzekeraars mogen ingrijpen met gewichtsreducerende maatregelen bij mensen met overgewicht? Geef minimaal 3 argumenten. Activiteit 2 Schrijf naar aanleiding van deze opdracht en de feedback die je erop gekregen hebt een reflectieverslag. Activiteit 3 Formuleer naar aanleiding van deze opdracht en de feedback die je erop gekregen hebt een praktijkleerdoel voor je de komende periode op je stageplek. 181

182 G2B2.14 Praktijkopdracht ondervoeding en gezonde voeding in ziekenhuis Voedingsleer Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competenties Verplicht/keuze De student heeft de beroepsopdracht uitgevoerd over ongezonde voeding en gezonde voeding in het ziekenhuis Stel op vast op welke moment jij deze praktijkopdracht gaat uitvoeren en maak evt. afspraken met collega s Je mag allerlei bronnen (naar keuze) raadplegen BPV-instelling Evalueer deze opdracht met je werkbegeleider Neem de uitwerking van deze opdracht mee naar de voedingsles 1.8 Verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in specifieke branche F. formuleren en rapporteren K. vakdeskundigheid tonen M. analyseren verplicht Activiteit 1 Voer de praktijkopdracht uit over ondervoeding en ongezonde voeding in het ziekenhuis op je stageplek. Verwerk de gegevens in een verslag en bespreek deze met je werkbegeleider. Naam: Klas: Instelling en afdeling: Vragen aan collega: 1. Is er op jouw werkplek van elke zorgvrager bekend of die goed gevoed is? Ja of nee? 2. Kun je namen noemen van zorgvragers die ondervoed zijn? 3. Werden de zorgvragers gemeten en gewogen toen ze voor het eerst kwamen? 4. Wordt er daarna nog vaker gewogen of niet meer? 5. Hoe houd je in de gaten of een zorgvrager voldoende eet? 6. Hoe houd je in de gaten of een zorgvrager voldoende drinkt? 7. Wie is er volgens jou verantwoordelijk voor het eten en drinken van de zorgvrager? 8. Kun je een voorbeeld vertellen van een zorgvager met chronische ondervoeding in een ver gevorderd stadium (ernstig vermagerd/uitgemergeld)? 9. Kun je een voorbeeld vertellen van een zorgvrager met acute ondervoeding (opgezwollen van het vocht bij ernstige ziekte)? 10. Wordt er in het ziekenhuis een screening methode gebruikt voor gezonde voeding? Zo ja welke, en zo nee waarom niet? 11. Wordt er in het ziekenhuis een screening methode gebruikt voor ondervoeding? Zo ja welke, en zo nee waarom niet? 12. Heb je wel eens een klinische les gevolgd over gezonde voeding of ondervoeding in het ziekenhuis? 13. Zou je verbeterpunten kunnen noemen voor de zorg rondom voeding en vocht bij de zorgvragers in dit ziekenhuis? 182

183 Vragen bij bestudering van verpleegkundige dossiers: 14. Kun je meet- en weeg gegevens terug vinden in het verpleegkundig dossier? 15. Kun je in het verpleegkundig dossier gegevens vinden over het eten en drinken van de zorgvrager? 16. Kun je in het verpleegkundig dossier van zorgvragers een aantekening over de voedingstoestand terug vinden? 17. Als er in het ziekenhuis gescreend wordt op ondervoeding, neem dan de screening methode mee (SNAQ, MUST, BMI) 18. Bestudeer 1 protocol dat betrekking heeft op problemen met eten en drinken. Voeg het protocol bij. Denk hierbij aan uitdroging, (dreigende) ondervoeding, decubitus, diarree, misselijkheid, zelfzorg tekort in eten of drinken etc. 19. Kun je merken dat er in de praktijk ook volgens dit protocol wordt gewerkt? Waar zie je verschillen en waar overeenkomsten. Vragen over de uitvoering van het voedingsbeleid: 20. Hoe vind jij dat er wordt omgegaan met eten en drinken in het ziekenhuis? Noem 3 zaken die heel goed gaan en benoem drie verbeterpunten. 21. Schrijf van een zorgvrager op alles wat deze heeft gegeten en gedronken op een dag. 22. Beoordeel of deze zorgvrager op die dag voldoende heeft gegeten en gedronken. Activiteit 2 Schrijf naar aanleiding van deze opdracht en de feedback die je erop gekregen hebt een reflectieverslag Activiteit 3 Formuleer naar aanleiding van deze opdracht en de feedback die je erop gekregen hebt een praktijkleerdoel voor je de komende periode op je stageplek 183

184 184

185 B3 Crisissituaties Activiteiten - EHBO eerste hulp, de 5 belangrijke punten - EHBO ernstige bloedingen - EHBO handelen in acute situaties - EHBO reanimatie filmpje met vragen - EHBO presentatie reanimeren - EHBO vaardigheid Reanimeren Omgaan met agressie - Studietaak en verslag agressie - Reflectie op agressie-intervisie - Vaardigheid: CFB en de-escalerend handelen - Protocol: opvang na agressie-incident 185

186 G2B3 KZ Eerste hulp, de 5 belangrijke punten De student kent de 5 belangrijke punten die aan de orde komen als er eerste hulp wordt verleend. Praktische voorbereiding Zorg dat je beschikking hebt over je studieboek, Oranje Kruis boekje (mediatheek) en internet. Ondersteunen bij verpleeg technisch handelen Locatie Leslokaal, thuis Kijk de vragen na m.b.v. een antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent en medestudenten. Werkproces competentie: 1.7 Competentie A Beslissen en activiteiten initiëren Competentie F: Ethisch en integer handelen Competentie K: Vakdeskundigheid toepassen Competentie T: Instructies en procedures volgen Competentie V: Met druk en tegenslag omgaan Verplicht of keuze keuze Activiteit Maak individueel de onderstaande vragen. Vragen 1. Welke 5 belangrijke punten komen altijd aan de orde als je eerste hulp verleent? 2. Bij een ongeval is men snel geneigd direct in actie te komen om na te gaan wat iemand mankeert. Waarom is het belangrijk dat je dat pas doet nadat je eerst punt 1 hebt gedaan van de 5 belangrijke punten? 3. Wat moet je doen als iemand getroffen is door elektrische stroom door het aanraken van een kapot elektrisch apparaat? 4. Op welke manieren kan je nagaan wat er gebeurd is? 5. Welke twee functies beoordeel je altijd als eerst, als je wil nagaan wat het slachtoffer mankeert? 6. Waarom is het belangrijk eerst de vitale functies te controleren en daarna pas de plaatselijke letsels? 7. Wie kan het beste professionele hulp waarschuwen? 8. Door het bellen van welk telefoonnummer kan je professionele hulpdiensten inschakelen? 9. Welke gegevens moet je doorgeven tijdens een melding aan het alarmnummer? 10. Waarom kan je het beste een slachtoffer helpen op de plaats waar hij/zij ligt of zit? 11. In welke gevallen zal je een slachtoffer toch moeten verplaatsen? 186

187 G2B3 KZ Ernstige bloedingen Locatie Werkproces competenties: Verplicht/keuze De student kan verwoorden welke risico s een slachtoffer loopt bij ernstige bloedingen en weet wat te doen bij een ernstige bloeding door de vragen ten maken. De student kan verwoorden hoe zij/hij een ernstige bloeding moet stelpen. Verpleeg technische handelingen Thema: Adequaat reageren bij ongevallen Oranje Kruis boekje laatste versie (richtlijnen 2006) Leslokaal, OLC Met behulp van antwoordmodel en bespreek ze met een groepsgenoot. 1.7 Competentie A Beslissen en activiteiten initiëren Competentie K: Vakdeskundigheid toepassen Competentie T: Instructies en procedures volgen Competentie V: Met druk en tegenslag omgaan keuze Activiteit Maak de onderstaande vragen en kijk ze na samen met een groepsgenoot. Vragen: 1. Als een ernstige bloeding niet wordt gestopt, kan er een levensbedreigende toestand optreden. Hoe noemen we deze situatie? (medisch) 2. Als je bij een slachtoffer een wond ziet waarbij stootsgewijs veel bloed uit komt, wat is dat dan voor een bloeding? 3. Een ernstige uitwendige bloeding stopt (bijna altijd) door druk op de wond uit te oefenen. Wat moet je nog meer doen, waar moet je nog meer op letten? Noem minimaal 4 acties. (geen algemene regels) 4. Als er een vreemd voorwerp uit een hevig bloedende wond steekt wat doe je dan? 5. Hoe kan je druk uitoefenen op een flink bloedende wond waar bijvoorbeeld een stuk glas uitsteekt? 187

188 G2B3 KZ Handelen in acute situaties Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Verplicht/keuze Je hebt een workshop gegeven over hoe je moet handelen bij een acute situatie, ernstige bloedingen, botbreuken, verslikken, brandwonden, flauwte en bewusteloosheid. Zorg dat je een computer hebt en een praktijklokaal of andere oefenruimte. Inventariseer welk materiaal je nodig hebt bij de workshop. Neem je boek Verpleeg technische handelingen mee. Zorg voor het Oranje Kruis boek uit de mediatheek. Bekijk op internet filmpjes over EHBO Verpleeg technische handelingen Thema: Adequaat reageren bij ongevallen. Oranje Kruis boek; onderwerpen zijn acute situatie, greep van Rautek, ernstige bloedingen, botbreuken, verslikken, brandwonden, handgreep van Heimlich, flauwvallen, bewusteloosheid en stabiele zijligging Praktijklokaal of andere oefenruimte Nabespreking van iedere workshop onder begeleiding van de docent. 1.7 Competentie A Beslissen en activiteiten initiëren Competentie F: Ethisch en integer handelen Competentie K: Vakdeskundigheid toepassen Competentie T: Instructies en procedures volgen Competentie V: Met druk en tegenslag omgaan verplicht Activiteit Geef een workshop over eén van de volgende onderwerpen: Acute situatie(greep van Rautek) Ernstige bloedingen Botbreuken Verslikken (handgreep van Heimlich) brandwonden Flauwvallen/bewusteloosheid. (stabiele zijligging) Werkwijze: Stem in de grote groep af wie zich op welk onderwerp gaat richten. Maak een taakverdeling in de kleine groep, zodat ieder een gelijk aandeel heeft in de workshop. Werk als hulpmiddel voor de workshop de onderstaande vragen en tips uit. Vragen 1. Leg uit wat er onder je onderwerp wordt verstaan. 2. Wat kan de oorzaak zijn? 3. Wat zie je bij de zorgvrager? (dus wat zijn je observaties) 4. Wat doe je in de betreffende situatie? (je interventies) Tips: 1. Geef een demonstratie van de handeling aan de hand van een casus 2. Naast de informatie die je geeft is het ook belangrijk dat de medestudenten ook oefenen in een handeling. Het wordt dus een creatieve, actieve workshop. 188

189 G2B3 KZ reanimatie filmpje met vragen Praktische voorbereiding Locatie Werkprocessen en competentie Verplicht of keuze De student heeft kennis over reanimeren door vragen te maken bij filmpjes over reanimeren. Zorg dat je beschikking hebt over een computer met internet. Boek verpleeg technische handelingen Thema: Adequaat reageren bij ongevallen Eventueel Oranje Kruis boekje laatste versie (richtlijnen 2006) Kijk ook eens op Leslokaal, OLC Bespreek de vragen met een medestudent. Noteer de vragen die je hebt n.a.v. de filmfragmenten en bespreek deze met de docent ter voorbereiding op de vaardigheidsles reanimeren. 1.7 K. Vakdeskundigheid toepassen A Beslissen en activiteiten initiëren T Instructies en procedures opvolgen V Met druk en tegenslag omgaan Verplicht Activiteit Maak de vragen bij de beschreven filmfragmenten en schrijf vragen en onduidelijkheden op. Werkwijze: 1. Ga naar 2. Vul in het zoekregeltje het volgende in: cpr rescue bondi beach. Als het goed is tref je bovenin een filmpje aan van 6.44 minuut wat gaat over rescue medewerkers van Bondi Beach (een strand in Australië) die een Japanse student reanimeren. Het betreft een echte reanimatie die gelukkig wel goed afloopt. Probeer antwoord te vinden op onderstaande vragen: 3. Hoe wordt het slachtoffer benaderd? 4. Is het slachtoffer bij bewustzijn? 5. Haalt het slachtoffer adem? Wat valt op als je kijkt naar zijn mond en borstkas? 6. Het slachtoffer heeft zijn armen in een verkrampte houding (spasme), hoe zou dat kunnen komen? 7. Tijdens de reanimatie wordt een AED gebruikt. Wat is een AED? 8. Stel: je loopt in een winkelcentrum en raakt daar onverwacht betrokken bij een reanimatie. Vlakbij hangt een AED. Mag jij die pakken en gebruiken? 9. Ga nogmaals naar Vul in het zoekregeltje het volgende in: reanimatie en AED 11. Bekijk het filmpje van 4.11 minuut. Let op: dit filmpje betreft geen echte reanimatie. Dit is opgenomen met een LOTUS slachtoffer (acteur). De vrouw die reanimeert kan daarom geen echte hartmassages uitvoeren

190 G2B3 KZ presentatie reanimeren Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze Uit het product van deze opdracht moet blijken dat de student inzicht heeft in het protocol en de gang van zaken bij een reanimatie in een algemeen ziekenhuis. Hij kan hierover helder en duidelijk informatie en uitleg geven aan studiegenoten. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Spreek af met welke studiegenoten jij deze presentatie gaat voorbereiden en uitvoeren Protocol reanimeren (ondersteunend materiaal) Protocol uit bpv Protocol van school School of thuis, internetaansluiting Bespreek en vergelijk je antwoorden met behulp van het antwoordmodel, een medestudent en/ of docent 1.7 onvoorziene omstandigheden en crisissituaties 1.8 verleent verpleegkundige zorg en ondersteuning in een specifieke branche F. formuleren en rapporteren I. presenteren K: vakdeskundigheid toepassen M. analyseren T. instructies en procedures opvolgen verplicht Activiteit 1 Geef een presentatie voor studiegenoten over de reanimatie in een algemeen ziekenhuis. Vertel ook wat de taak van de verpleegkundige is in zo n situatie. 190

191 G2B3. KZ. Reanimatie herhaling resultaat Praktische voorbereiding Locatie Werkprocessen/ competenties Verplicht/keuze De student kan reanimeren volgens protocol Zorg dat je beschikking hebt over je boek en eventueel het Oranje Kruis boekje (mediatheek) en het boekje Elke Seconde telt van de hartstichting Zorg voor het protocol : reanimatie. Reserveer een reanimatiepop in het praktijklokaal Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Thema: Adequaat reageren bij ongevallen Anatomie en ziekteleer deel 1,Thema 10 H: 1, 2, 3, 4 Oranje Kruis boekje laatste versie (richtlijnen 2006) praktijklokaal met behulp van protocol Laat docent beoordelen of je de vaardigheid voldoende beheerst. 1.7 A Beslissen en activiteiten initiëren K. Vakdeskundigheid toepassen. T. Instructies en procedures opvolgen verplicht Activiteit Reanimeer volgens protocol met behulp van reanimatiepop. Werkwijze: 1. Ga naar het praktijklokaal en vraag om een demonstratie door een deskundige(practicumassistent, docent) 2. Reanimeer volgens protocol, dit doe je met behulp van een reanimatiepop. 3. Benader het slachtoffer steeds vanaf het allereerste begin dus: vanaf het punt dat je merkt dat het niet pluis is met het slachtoffer. Op deze manier leer je het beste hulpverlenen. 4. Oefen een aantal keer totdat je het idee hebt dat je het onder de knie hebt. Leg daarna het protocol weg en reanimeer zonder schema. Vraag vooraf of omstanders geen commentaar of aanwijzingen geven. 5. Evalueer de vaardigheid met behulp van protocollen eventueel observanten. Herhaal de vaardigheid indien nodig. 6. Laat de begeleidend docent beoordelen of je de vaardigheid reanimeren voldoende beheerst. 191

192 G2B3 Studietaak en verslag agressie Agressie in het ziekenhuis Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie De student heeft de studie taak over agressie uitgevoerd en heeft hierover een verslag geschreven. Raadpleeg relevante bronnen naar keuze Ga na in welke informatie in het ziekenhuis te vinden is over agressie Naar keuze Thuis Bespreek de studietaak en je verslag met groepsgenoten. Vul zo nodig je verslag aan. Lever je verslag ter beoordeling in bij de docent. Stel zo nodig je verslag bij 1.7 hanteren crisissituaties A. Beslissingen en activiteiten initiëren T. Instructies en procedures opvolgen V. Met druk en tegenslag omgaan Activiteit 1 Maak de studietaak over agressie en verwerk je antwoorden in een verslag Onderzoek: Wat wordt er onder agressie verstaan? Welke uitingsvormen van agressie kun je tegenkomen in het ziekenhuis? Hoe kun je agressief gedrag bij zorgvragers en/of mantelzorg signaleren Wat zijn de oorzaken van agressief gedrag bij zorgvragers en/of mantelzorg Hoe kun je als verpleegkundige agressie bij zorgvragers en/of mantelzorg voorkomen of doen afnemen? Verwerk je antwoorden in een verslag Lever het verslag volgens afspraak in bij de docent Benoem in het verslag de geraadpleegde bronnen Het verslag wordt beoordeeld door de docent 192

193 G2B3 KZ Reflectie op agressie-intervisie Agressie in het ziekenhuis Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft een verslag geschreven over haar/zijn ervaringen met agressie in het ziekenhuis en ingebracht in een intervisie bijeenkomst. Maak met studiegenoten en docent afspraken over de intervisiebijeenkomst (datum, tijd, locatie). Onderzoek of het ziekenhuis een agressie-protocol heeft. Naar keuze Thuis, BPV Bespreek je verslag over agressie in een intervisiebijeenkomst. 1.7 Crisissituaties hanteren A. Beslissingen en activiteiten initiëren T. Instructies en procedures opvolgen V. Met druk en tegenslag omgaan verplicht Activiteit 1 Schrijf een verslag over jouw ervaringen met agressie in het ziekenhuis. Er heeft zich (bijna) een agressie-incident voorgedaan. Aandacht schenken aan de gebeurtenis helpt je om het voorval te verwerken. Wacht hier nooit te lang mee, want gevoelens nemen geen pauze. Sta daarom stil bij wat er is gebeurd. Hieronder wat vragen om je op weg te helpen: 1. Beschrijf wat er precies gebeurde. 2. Hoe heb je gehandeld? Waarom heb je zo gehandeld? Wat werkte wel? Wat werkte niet? Zou je het de volgende keer, of als het een ander overkomt ook zo doen? 3. Wat dacht je? 4. Wat voelde je? 5. Snap je waarom het gebeurde? Gaf de zorgvrager bijvoorbeeld vooraf al signalen af? Welke signalen? 6. Waren er collega s in de buurt? Wat deden ze? Wat werkte wel/niet? Waarom? Wat adviseer je ze voortaan te doen? 7. Is er een agressieprotocol? Zo ja, wordt dat ook toegepast? o Zo ja, heb je daar ook baat bij gehad? Voldoet het protocol of moet het worden veranderd of aangevuld? Wat werkt wel? Wat niet of minder? o Zo nee, waarom wordt het niet gebruikt? Zo nee, zijn er in de organisatie andere afspraken gemaakt waar je op kunt terugvallen? Welke? Is daar ook gebruik van gemaakt? Waarom? 8. Is er melding gemaakt van het agressie-incident? Waarom wel/niet? 9. Is het agressie-incident geregistreerd? Waarom wel/niet? 193

194 Activiteit 2 Neem actief deel aan de intervisie bijeenkomst. Breng je verslag in over agressie. = is een vorm van onderlinge deskundigheidsbevordering tussen collega s en teamleden gericht op het kijken naar het eigen handelen. 194

195 G2B3 KZ CFB en dé-escalerend handelen Agressie in het ziekenhuis Praktische voorbereiding De student heeft in een oefensituatie persoonlijke veiligheidstechnieken toegepast zonder zichzelf en/of de ander te beschadigen. Zorg dat jij je kennis over CFB en de-escalerend handelen hebt opgefrist. Trek ruim zittende kleren (+ sokken) aan waarin je gemakkelijk kunt bewegen, doe je schoenen uit en doe je sieraden af. Zet alle tafels en stoelen aan één kant van het lokaal. Naar keuze Locatie CFB training op school Activiteit 1: Kijk de vragen na met behulp van klasgenoten en de docent. Stel evt. leervragen. Activiteit 2: Bespreek met je klasgenoot en docent hoe de uitvoer van de training en de persoonlijke veiligheidstechnieken is gegaan. Werkproces competentie Keuze/verplicht Activiteit 1: 1.7 onvoorziene omstandigheden en crisissituaties A. Beslissingen en activiteiten initiëren T. Instructies en procedures opvolgen V. Met druk en tegenslag omgaan verplicht Fris je kennis op over controle fysieke beheersing, agressie en dé-escalerend handelen 1. Wat is CFB? 2. Wat is de visie van CFB? 3. Wat is het doel van CFB? 4. Hoe ontstaat agressie bij zorgvragers en/of mantelzorg? 5. Hoe herken je agressie bij zorgvragers en/of mantelzorg? 6. Wat kun je zelf doen om agressie te voorkomen of te doen verminderen bij zorgvragers en/of mantelzorg 7. Welke richtlijnen t.a.v. dé-escalerend handelen moet je in acht nemen bij CFB 195

196 Activiteit 2: Demonstreer in een oefensituatie persoonlijke veiligheidstechnieken, zonder je zelf en/of de ander te beschadigen: polstechnieken kleding technieken haartechnieken verwurging Werkwijze: 1. De training begint met een korte introductie en warming-up 2. Vervolgens geven de trainers een demonstratie van iedere techniek. 3. Daarna oefen je de techniek in tweetallen 4. Na alle polstechnieken maak je voor jezelf aantekeningen om ze niet te vergeten 5. De training eindigt met een korte cooling-down en een nabespreking waarin de volgende punten besproken wordt: hoe is uitvoer van de polstechnieken gegaan wat ging goed/minder goed is het resultaat behaald aandachtspunten voor de toekomst 196

197 G2B3 KZ Protocol: opvang na een agressie-incident Agressie in het ziekenhuis Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Keuze /verplicht De student heeft een protocol gemaakt over de opvang van verpleegkundigen (begeleiders) na agressie-incidenten op de afdeling in het ziekenhuis. Ga in het ziekenhuis op zoek naar richtlijnen e/of protocollen over de opvang van verpleegkundigen na agressie-incidenten. Agressie-protocol van het ziekenhuis Op internet: Checklist%20agressie%20werknemer.pd Naar keuze. Toon en bespreek je protocol aan c.q. met studiegenoten Vergelijk de protocollen op overeenkomsten en verschillen. 1.7 onvoorziene omstandigheden en crisissituaties A. Beslissingen en activiteiten initiëren T. Instructies en procedures opvolgen V. Met druk en tegenslag omgaan 1.verplicht 2. keuze Activiteit 1 Geef antwoord op de volgende vragen over de opvang na een agressie-incident. Wat vind jij? 1. Hoe is de opvang na een agressie-incident bij op jouw stageplek geregeld? 2. Hoe wil opgevangen worden na een agressie-incident? Wat vind je belangrijk? 3. Ken je de vertrouwenspersonen in de organisatie? Praat je ook met ze? Waarom wel/niet? 4. Met wie praat je het liefst en waarom? (Denk aan: professionele hulpverleners buiten of binnen de instelling, teamgenoten, leidinggevende enz.) 5. Wordt het agressie-incident op een later tijdstip, bijvoorbeeld drie weken na het voorval, nog eens besproken? Of praten jullie er na een tijdje niet meer over? 6. Vind jij dat het bespreken van alle voorvallen met agressie thuishoort op de agenda van het werkoverleg? Waarom wel/niet? 7. Ga na in je instelling of er richtlijnen zijn met betrekking tot de opvang en nazorg na een schokkende gebeurtenis, neem dit mee naar school Activiteit 2 Maak een protocol voor de opvang van verpleegkundigen (begeleiders) na agressieincidenten op de afdeling in het ziekenhuis Werkwijze Voer deze activiteit in een subgroep van maximaal 3 studenten uit. Geef aan welke bronnen geraadpleegd zijn bij het maken van het protocol. 197

198 198

199 OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Gevorderd 2 BEROEPSTAAK B (BOL) Verpleeghuis-verzorgingshuis en thuiszorg Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 93 Versie: 2, juni 2012 Fase: Gevorderd 2 Naam Student:. 199

200 200

201 BRANCHE VERPLEEGHUIS, VERZORGINGSHUIS EN THUISZORG Beroepsproducten 1. Chronisch hartfalen Activiteiten: - Repertorium medicatie hartfalen PAAF Zie activiteiten bij Cardiologie-branche ziekenhuis 2. Longaandoeningen Activiteiten - Richtlijnen palliatieve zorg en COPD PAAF Zie activiteiten bij Longaandoeningen-branche ziekenhuis 3. Depressie, dementie en delier Activiteiten - Verplegen van zorgvragers met dementie - Verschijnselen van dementie - Kennistaak depressie - Kenmerken van een depressie - Monitoren van een depressie - Verplegen van zorgvragers met depressie - Verpleegplan van een zorgvrager met een depressie - Verplegen van een zorgvrager met een delier PAAF - PAAF Dementie - PAAF Depressie op oudere leeftijd - PAAF Delier 4. Diabetes Mellitus en andere hormonale aandoeningen Activiteiten - Verplegen van zorgvragers met schildklieraandoeningen PAAF - PAAF diabetes mellitus 1 Zie ook activiteiten bij chronische aandoeningen en zorgvragers met aandoeningen aan het hormoonstelsel-branche ziekenhuis 5. Neurologische aandoeningen Activiteiten - Verplegen van een zorgvrager met niet aangeboren hersenletsel - Verplegen van een zorgvrager met een dwarslaesie - Verplegen van zorgvrager met CVA - Verpleegplan voor zorgvrager met MS - Verplegen van een zorgvrager met MS PAAF - PAAF CVA en MS - PAAF MS en behandeling 6. Oncologische aandoeningen Zie activiteiten bij oncologische zorgvrager-branche ziekenhuis 201

202 7. Pijn en chronische pijn Activiteiten - Verplegen van zorgvragers met pijn en chronisch pijn PAAF - PAAF acute, chronisch en fantoompijn - PAAF pijn en chronisch pijn 8. Reumatische zorgvrager Activiteiten - Verplegen van zorgvragers met reumatische aandoeningen - Verpleegplan van zorgvrager met reumatische aandoeningen - Reuma en behandeling PAAF - PAAF reumatische aandoeningen - PAAF reumatoïde aandoeningen 9. Palliatief terminale zorg Activiteiten - Verpleegkundige palliatief terminale zorg 1 - Verpleegkundige palliatief terminale zorg 2 - Verpleegkundige palliatieve zorg - Palliatieve sedatie - DVD hospice en palliatieve zorg - Zorgpad stervensfase 10. Chronische aandoeningen Activiteiten - Verplegen van zorgvragers met chronische aandoeningen - Informatiemarkt chronische aandoeningen 11. Zorgvrager naar keuze Infectieziekten - Verpleegkundige zorg bij infectieziekten - PAAF SOA S en AIDS Zie activiteiten bij zorgvrager naar keuze-branche ziekenhuis Huidaandoeningen - Verplegen van zorgvragers met chronische huidaandoeningen - PAAF huidaandoeningen (digitaal) Chronische darmaandoeningen - Verpleegkundige zorg bij chronische darmaandoeningen - PAAF chronische darmaandoeningen Verplegen van zorgvrager naar keuze - Verplegen van een zorgvrager naar keuze 12. Psychogeriatrie en gerontopsychiatrie Psychopathologie - DSM-IV-TR - Psychische functies Activiteiten - Geriatrische zorgvragers met probleemgedrag - Ouderenpsychiatrie - 202

203 13. Voedingsleer in de VVT - Voeding voor ouderen - Praktijkopdracht ondervoeding en gezonde voeding in het verpleeghuis - Praktijkopdracht overgewicht in het verpleeghuis 203

204 204

205 B2.01 Zorgvragers met chronisch hartfalen Activiteiten - Repertorium medicatie hartfalen G2B2.01 VVT repertorium medicatie hartfalen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht Je hebt kennis van de medicatie die wordt gegeven aan zorgvragers met hartfalen en hoge bloeddruk. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Neem je boek mee School, thuis Beoordeel zelf of je voldoende kennis hebt opgedaan en bespreek dit met de inhoudsdeskundige 1.2 K: vakdeskundigheid verplicht Activiteit: Maak je eigen repertorium van medicijnen die worden gebruikt bij hartfalen en hoge bloeddruk. Werkwijze: Zoek uit elke onderstaande groep één medicament en beschrijf in eigen woorden het volgende: 13. wanneer gebruik je het. 14. wanneer mag je het niet gebruiken. 15. hoe werkt het. 16. wat is de bijwerking. 17. hoe zit het met medicatietrouw. 18. hoe duur is het Meest voorkomende medicijnen bij hartfalen: Plastabletten (diuretica) Kaliumsparende diuretica Nitraten ACE-remmers Digitalis preperaten Beta-blokkers 205

206 B2.02 Zorgvragers met COPD en astma Activiteiten - Richtlijnen Palliatieve zorg en COPD G2B2.02 VVT Richtlijnen palliatieve zorg en COPD Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Verplicht /keuze De student weet wat de richtlijnen voor palliatieve zorg en COPD zijn na het lezen van het artikel. Zorg dat je beschikking hebt over theorieboek verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; Stem met een paar medestudenten af wanneer je deze activiteit bespreekt. Verplegen van cliënten met COPD of astma, artikel in ondersteunend materiaal OLC, thuis, leslokaal Bespreek de samenvatting en eigen ervaringen /mening met de groep en de inhoudsdeskundige. 1.3 en 2.1 ondersteunen bij verpleegkundige zorg F Ethisch en integer handelen K. Vakdeskundigheid toepassen. verplicht Activiteit Lees het artikel over richtlijnen bij palliatieve zorg en COPD en maak een samenvatting. Wat vind je van een dergelijke richtlijn en hoeverre wordt er in de praktijk hiermee gewerkt? 206

207 B2.03 Zorgvragers met dementie, depressie en delier Activiteiten - Verplegen van zorgvragers met dementie - Verschijnselen van dementie - Kennistaak depressie - Verplegen van zorgvragers met een depressie - Verpleegplan voor een zorgvrager met een depressie - Monitoren van een depressie - Verplegen van een zorgvrager met acute verwardheid/depressie PAAF - dementie - depressie op oudere leeftijd - delier 207

208 G2B2.03 VVT verplegen van zorgvragers met dementie Depressie en dementie Praktische voorbereiding Locatie De student heeft zijn/haar kennis over de verpleegkundige zorg bij de verschillende fasen van dementie opgefrist. Neem je boek mee, zorg dat je een computer hebt. Boek: de Geriatrische zorgvrager; hoofdstuk verplegen van zorgvragers met dementie. lokaal/studieruimte Werkproces competentie Verplicht/keuze Activiteit 1 keuze. Activiteit 2 verplicht. Activiteit 1 Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.2 en 3.5 F: ethisch en integer handelen, K: vakdeskundigheid toepassen R: op de behoeften en verwachtingen van de cliënt richten. D: aandacht en begrip tonen Herhaal je kennis over verplegen van zorgvragers met dementie door de activiteiten verplegen van een zorgvrager met dementie te maken uit beginnersfase bij de geriatrische zorgvrager. Activiteit 2 Onderzoek wat de specifieke aandachtspunten zijn van een dementerende zorgvrager in de thuissituatie en van de dementerende zorgvrager op een verpleegafdeling in het ziekenhuis of verpleeghuis. Maak een verdeling van interventies voor het bevorderen van het lichamelijk functioneren en interventies voor het veilig maken van de omgeving. Verpleegkundige interventies voor het bevorderen van het lichamelijke functioneren Verpleegkundige interventies voor het veilig maken van de omgeving Dementerende oudere in thuissituatie Dementerende oudere op een verpleegafdeling in het ziekenhuis of verpleeghuis 208

209 G2B2.03 VVT Verschijnselen dementie Depressie en dementie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Keuze/ verplicht De student heeft de verschijnselen van dementie uitgelegd en hierbij voorbeelden gegeven uit het dagelijkse leven van de zorgvrager. Zorg dat je beschikking hebt over theorieboek verplegen van geriatrische zorgvragers 2.verplegen van zorgvragers met dementie OLC, thuis, leslokaal met behulp van antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 2.1 ondersteunen bij verpleegkundige zorg K. Vakdeskundigheid toepassen. Activiteit 1 en 2 verplicht voor BOL Activiteit 1 verplicht voor BBL Activiteit 1 De ziekte van Alzheimer is een ongeneeslijke aandoening van de hersenen die uiteindelijk tot dementie leidt. Wat is de betekenis van de volgende verschijnselen van dementie: 1. Apraxie 2. Afasie 3. Agnosie 4. Persevereren 5. Decorumverlies 6. Desoriëntatie in tijd 7. Desoriëntatie in plaats 8. Oordeels- en kritiekstoornissen 9. Stoornissen van de cognitieve functies 10. Confabuleren Activiteit 2 Bedenk bij alle bovenstaande verschijnselen van dementie een voorbeeld uit het dagelijks leven van de zorgvrager, wanneer de zorgvrager hier veel hinder van ondervindt. Voorbeeld: Afasie: De zorgvrager begrijpt de taal wel goed, maar heeft moeite met het vinden van de juiste woorden of zinsopbouw. Apraxie: De zorgvrager weet voorwerpen (zoals een koffiezetapparaat) niet meer op juiste manier te gebruiken Activiteit 3 Maak praktijksituatie 1 uit het hoofdstuk verplegen van een zorgvrager met dementie. 209

210 G2B2.03 VVT kennistaak depressie Depressie en dementie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft beschreven wat een depressie is, wat de oorzaken en symptomen zijn. Hij heeft de behandelmogelijkheden benoemt voor jongere en oudere chronische zieke zorgvragers met een depressie. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Zorg dat je informatie hebt gelezen over zorgvragers met een depressie. Boeken: de verzorgen van de Geriatrische zorgvrager, verplegen van de psychiatrische zorgvrager; hoofdstuk verplegen van zorgvragers met een depressie. lokaal/studieruimte/ thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.2 F: ethisch en integer handelen, K: vakdeskundigheid toepassen R: op de behoeften en verwachtingen van de cliënt richten. D: aandacht en begrip tonen verplicht Activiteit 1 Beschrijf de verschillen tussen een depressie op jongere leeftijd en op oudere leeftijd m.b.v. onderstaande tabel. Symptomen Jongere leeftijd Oudere leeftijd Openbaring van depressie Sombere depressieve stemming Verlies van interesse en plezier Gevoelens van waardeloosheid of schuldgevoelens Insomnia of hypersomnia Vermindering of toename van gewicht of eetlust Moeheid of verlies van energie 210

211 Symptomen Jongere leeftijd Oudere leeftijd Gedachten aan de dood Verminderd vermogen tot concentratie en besluiteloosheid Activiteit 2 Maak de onderstaande vragen. Vragen: 1. Wat zijn de oorzaken van een depressie zowel bij jongere als oudere zorgvragers? 2. Wat zijn de verschillen tussen dementie en depressie? 3. Waaruit bestaat de behandeling van depressie zowel voor jongere als oudere zorgvragers? 211

212 G2B2.03 VVT verplegen van zorgvragers met een depressie Dementie en depressie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis over de verpleegkundige zorg bij zorgvragers met een depressie. Neem je boek mee, zorg dat je een computer hebt. Boeken: de verzorgen van de Geriatrische zorgvrager, verplegen van de psychiatrische zorgvrager; hoofdstuk verplegen van zorgvragers met een depressie. Plezierige activiteitenlijst voor ouderen op ( lokaal/studieruimte/ thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.2 F: ethisch en integer handelen, K: vakdeskundigheid toepassen R: op de behoeften en verwachtingen van de cliënt richten. D: aandacht en begrip tonen Activiteit 1 keuze; activiteit 2 en 3 verplicht. Activiteit 1 Maak de vragen die bij praktijksituatie 1,2 en 3 staan in de geriatrische zorgvrager met een depressie. Maak de vragen die bij de praktijksituaties staan in de psychiatrische zorgvrager met een depressie. Kijk de vragen na met behulp van de antwoordmodellen van de boeken. Activiteit 2 Maak een dagindeling voor een oudere depressieve zorgvrager en motiveer deze. Hou hierbij rekening met : gezondheidsbedreigende factoren, bejegening, structuur stimuleren van zelfwerkzaamheid. Activiteit 3 Heb je in de praktijk al kennis gemaakt met een depressieve zorgvrager? Zo ja, welke symptomen heb je herkend? Ga na welke verpleegkundige interventies werden getroffen. Komen deze overeen met de theorie? Leg uit waarom wel/niet. 212

213 G2B2.03 VVT verpleegplan van een zorgvrager met een depressie Dementie en depressie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Keuze/verplicht De student heeft een verpleegplan gemaakt m.b.v. een casus over een zorgvrager met depressie. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Zorg dat je beschikt over de gezondheidspatronen van GORDON en het zakboek verpleegkundige diagnosen. ( mapje ondersteunend materiaal) Boek: verzorgen van geriatrische zorgvragers; hoofdstuk verplegen van zorgvragers met een depressie. lokaal, studieruimte, thuis. Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. Maak gebruik van het antwoordmodel van het boek. 1.1 en 3.5 K Vakdeskundigheid toepassen J formuleren en rapporteren Q plannen en organiseren Verplicht. Activiteit: Maak de competentieopdracht een verpleegplan maken bij het hoofdstuk verplegen van zorgvragers met een depressie. Maak hiervoor gebruik van het onderstaande model. 12. Analyseer de gegevens uit de casus en vul onderstaand schema in: In de casus staat een ziekte/ stoornis genoemd wat voor soort ziekte ( soms meerdere mogelijkheden) wat weet ik er van? wat zijn de symptomen wat zegt de casus erover wat zijn de complicaties/ wat zijn de aandachtspunten 13. Orden de gegevens en stel de verpleegkundige diagnoses. Maak hiervoor gebruik van de patronen van Gordon. 14. Werk 3 specifieke verpleegproblemen uit volgens de PES 15. Formuleer aansluitend verpleegdoelen volgens de RUMBA 16. Formuleer minimaal 4 verpleegkundige interventies per doel. 17. Maak een product en proces evaluatie per doel. 213

214 G2B2.03 VVT monitoren van een depressie Depressie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft m.b.v. een casus een zorgvrager gemonitord en hiervoor gebruik gemaakt van de MADRS-schaal. Neem je boek mee, zorg voor een computer. Boek: verzorgen van de Geriatrische zorgvrager; hoofdstuk verplegen van zorgvrager met een depressie, de MDARS-schaal Op internet: Klik op praktijk; meetinstrumenten lokaal/studieruimte/ thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.5 monitoren K: vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit 1 De Montgomery Asberg Depression Rating Scale (MADRS) is de meest gebruikte schaal in de ouderenpsychiatrie om de ernst en het beloop van een depressie bij iemand die nietdementeert vast te leggen. Een score hoger dan 20 duidt op lichte depressiviteit en een score hoger dan 30 op ernstige depressiviteit. Vul de MADRS-schaal (beschreven in het boek) in voor dhr. Hensen uit de casus aan het eind van het hoofdstuk verplegen van zorgvragers met een depressie. Wat is je conclusie? 214

215 G2B2.03 VVT verplegen van zorgvrager met acute verwardheid/delier Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student een analyse gemaakt van het ziektebeeld en een verpleegplan opgesteld voor een zorgvrager met acute verwardheid/ delier in het verpleeghuis, verzorgingshuis of thuiszorg. Zorg dat je beschikt over een computer, de gezondheidspatronen van Gordon, sjabloon verpleegplan opstellen en het zakboek verpleegkundige diagnosen. Informeer bij je BPV instelling naar richtlijnen ten aanzien van acute verwardheid/delier boek: verplegen van geriatrische zorgvragers. Het hoofdstuk over het verplegen van patiënten met een delier (mediatheek) op internet: - 3D&tabid= jn-acute-verwardheiddelier/ - OLC, thuis, leslokaal Samen met medestudent; bespreken met inhoudsdeskundige en lever de activiteit in verpleegplan opstellen 1.8 verpleegkundige zorg verlenen in specifieke branche M. Analyseren J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen Verplicht Ria vertelt: Eergisteren heb ik een oude mevrouw opgenomen met een ontregelde diabetes en een open been. Bij het opnamegesprek konden we gewoon met elkaar praten en vertelde ze wat er gebeurd was. En nu, twee dagen later, herkent ze me niet meer. Ze zit maar voor zich uit te staren en suft weg. Ik snap er niets van, ze kwam zo vitaal over. 215

216 Activiteit 1 Analyseer het ziektebeeld: acute verwardheid/delier na opname en vul onderstaand schema in Delier na opname in het ziekenhuis Om wat voor soort ziekte gaat het? wat weet ik er al vanaf? Wat zijn de oorzaken en gevolgen? Wat zijn de symptomen van een delier? Risicogroepen delier? Hulpmiddelen vroegtijdige signalering? Waaruit bestaat de behandeling? Wat zijn de verpleegkundige aandachtspunten? *lees voor ziekenhuis, ook verpleeghuis, verzorgingshuis en thuiszorg Activiteit 2 Lees de casus en beantwoord de vraag Symptoomherkenning Terwijl Ina meneer Alberda aan het verzorgen is, probeert zij een gesprekje aan te knopen. Ina merkt dat zij niet echt contact met hem krijgt en dat ze zijn aandacht niet kan behouden. Hij kijkt glazig voor zich uit. Ina geeft hem een washandje dat hij aan zijn rechterhand doet. Hij raakt zijn gezicht ermee aan, maar doet vervolgens niets meer. Verder valt het Ina op dat hij tegen mensen praat die er niet zijn. Als ze aan hem vraagt hoeveel mensen er in de kamer zijn, zegt hij dat er zes mensen zijn. Als ze aan meneer Alberda vraagt waar hij is, zegt hij dat hij op de markt is. Verder weet hij niet welk deel van de dag het is, wat de juiste datum en het jaartal zijn. Zijn dochter herkent hij wel. s Nachts is meneer Alberda erg onrustig, terwijl hij overdag veel ligt te suffen. Hij kijkt angstig uit zijn ogen. Als Ina hem vraagt wat hem zo angstig maakt, vertelt hij dat er honden op zijn kamer zitten. Hij durft hierdoor niet naar zijn kamer terug. Eenmaal in bed is hij druk in de weer met zijn dekens en wil steeds opnieuw zijn bed uit. Daarnaast valt op dat hij incontinent is van urine terwijl hij dat normaal nooit is. 1. Welke symptomen van het delier herken je bij deze patiënt? 216

217 Activiteit 3 Maak een verpleegplan voor een zorgvrager met een delier 1. Inventariseer met behulp van de gezondheidspatronen van GORDON de standaardproblemen bij een delier. 2. Werk de verpleegproblemen uit volgens de PES 3. Formuleer aansluitend verpleegdoelen volgens de RUMBA 4. Formuleer minimaal 4 verpleegkundige interventies per doel. 5. Maak een product en proces evaluatie per doel. 217

218 G2B2.03 PAAF Dementie Praktische voorbereiding Locatie Tijdsduur Werkproces competentie Verplicht/keuze Je hebt kennis van een aantal vormen van dementie Neem je boek mee en zorg dat je internet tot je beschikking hebt Zorg dat je beschikking hebt over theorieboek verplegen van geriatrische zorgvragers lokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. het antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 K vakdeskundigheid Activiteit 1 verplicht, activiteit 2 keuze. Activiteit 1 Maak onderstaande test over dementie. 1. Welk kenmerk is altijd aanwezig bij dementie? 2. Wat is subcorticale dementie en noem 3 oorzaken 3. Noem 3 oorzaken voor het ontstaan van dementie. 4. Noem 3 verschijnselen van de eerste orde (deze doen zich altijd voor) 5. Wat is de oorzaak van de ziekte van Alzheimer? 6. Welke onderzoeken kunnen er bij een vermoeden van dementie worden uitgevoerd? (minstens 2) 7. Beschrijf kort wat de benadering Validation inhoudt. 8. Wat zijn de twee meest voorkomende vormen van dementie? 9. Welk geheugen blijft bij dementie vaak het langst in tak. Het korte of het lange termijn geheugen 10. Welk deel van het geheugen is als eerste aangetast bij dementie? 11. Noem 3 verschijnselen van de tweede orde (deze kunnen zich voordoen ) 12. Hoeveel stadia zijn er mogelijk bij dementie en beschrijf het zwaarste stadium? 13. Beschrijf kort wat ROB benadering inhoudt. Activiteit 2 Als bovenstaande test moeilijk voor je is, kijk dan terug naar de beginnersfase, opdracht BB2.5 paaf opdracht dementie. 218

219 G2B4.03 Praktische voorbereiding PAAF depressie op oudere leeftijd De student heeft kennis opgedaan over depressie op oudere leeftijd. Zorg dat je beschikking hebt over theorieboek verplegen van geriatrische zorgvragers en het boek verplegen in de GGZ. Deze boeken kun je vinden in de mediatheek Hoofdstuk over dementie Hoofdstuk over stemmingstoornissen Internet: Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze lokaal/ studieruimte Bespreek je antwoorden met de inhoudsdeskundige 1.1 en 1.8 K vakdeskundigheid verplicht Activiteit 1 Onderzoek en beschrijf de oorzaken, symptomen en behandeling van mensen met een depressie Activiteit 2 Kijkopdracht: Bekijk de DVD Oud zeer, deel 3: een pilletje voor de eenzaamheid (606.3) en beantwoord de vragen Beantwoord de volgende vragen vooral de vragen 1 en 2 dienen uitgebreid te worden beantwoord- n.a.v. de dvd en verwerk de antwoorden in een verslagje (A4-tje). Lever dit verslagje in bij de docent. 1. Wat valt je op in het gedrag (houding, motoriek, geuite klachten, ) van mevrouw gedurende de gehele aflevering? 2. Welke gevolgen heeft haar depressie + angststoornis voor zowel het individueel als het sociaal functioneren van mevrouw? 3. Wat voor soort fobische klachten heeft mevrouw? 4. Hoe zou je de relatie tussen mevrouw en haar vriend willen typeren? 5. Welke factoren hebben vermoedelijk bijgedragen tot het ontstaan van de depressie bij mevrouw? 6. Hoe ontwikkelen haar klachten zich gedurende de opname in het psychiatrisch centrum? 7. Waardoor knapt mevrouw uiteindelijk op? 219

220 Activiteit 2 Beantwoord vragen over depressie op oudere leeftijd. 1. Ook de depressieve episode op oudere leeftijd is een formele psychiatrische diagnose. Schrijf (nog eens) de diagnostische criteria op voor de depressieve episode. Je kunt hierbij gebruik maken van de DSM-4 (mediatheek) 2. Hieronder staat een weegschaal afgebeeld die het draagkracht- draaglastevenwicht illustreert (in dit geval uit balans). Het DK-DL model kan als verklaringsmodel voor het ontstaan van een depressie dienen. Noem zoveel mogelijk draagkracht- als draaglastfactoren die bij het ontstaan depressie op oudere leeftijd een rol spelen. van een 3. Beschrijf welke verschillende behandelvormen er zijn voor ouderen met een depressie en schrijf op welke antidepressieve medicatie de eerste keus vormt bij ouderen. 4. Tussen depressie bij ouderen enerzijds en dementie anderzijds bestaan zowel overeenkomsten als verschillen. Schrijf hieronder zoveel mogelijk verschillen. Er staan er al een paar ingevuld. Depressie - kans op genezen. - op alle leeftijden - plotseling begin Dementie - bijna nooit te genezen. - meesten zijn > 80 jr. - meestal sluipend begonnen

221 G2B2.03 PAAF opdracht delier Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Verplicht/keuze De student toont zijn kennis over delier door het maken van de opdracht Zorg dat je beschikt over theorieboek verplegen van de geriatrische zorgvrager (mediatheek) of relevante vakliteratuur van internet Thema delier School, thuis Kijk deze activiteit na met behulp van je klasgenoten en het antwoordmodel 1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg 1.8 K. Vakdeskundigheid tonen verplicht Activiteit 1: Maak de opdracht over delier. Delier Wat is een delier: Noem 6 kenmerken van een delier Wat is de onderliggende oorzaak van een delier: Samenvattend is een delier: een uiting van onderliggend lijden Wat kan een delier veroorzaken, noem er vijf. Onderzoek delier:. Behandeling: Duur van delier is 221

222 222

223 B2.04 Diabetes Mellitus en andere hormoonaandoeningen Activiteiten Verplegen van zorgvragers met Schildklieraandoeningen Zie activiteiten bij zorgvragers met chronische aandoeningen-branche ziekenhuis - Verplegen van zorgvragers met diabetes mellitus Zie activiteiten bij zorgvrager met aandoeningen aan het hormoonstel-branche ziekenhuis - Medicatie bij hormonale aandoeningen - Ziekten aan de bijnieren - Verplegen van zorgvragers met schildklieraandoeningen PAAF - Diabetes mellitus 1 Zie activiteiten bij zorgvragers met chronische aandoeningen-branche ziekenhuis - Diabetes Mellitus 2 Zie activiteiten bij zorgvrager met aandoeningen aan het hormoonstel-branche ziekenhuis - Hormoonstelsel - Hormonen - Overzicht hormoonstelsel 223

224 G2B2.04 VVT verplegen van zorgvrager met schildklieraandoening Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student kan: Informatie geven over diagnostiek bij ziekten aan de schildklier. Ziektesymptomen van schildklieraandoeningen verklaren en de verpleegkundige maatregelen benoemen. Complicaties na strumectomie benoemen en weten hoe te handelen. Neem je boek en je laptop mee.. Zorg dat je voldoende kennis hebt over de anatomie van de schildklier. Zorg dat je de functie van de hypofyse kent. School of thuis, internetaansluiting. Bespreek je uitwerking met studiegenoten. Vraag feedback aan de docent. 1.1 stelt verpleegkundige diagnosen en verpleegplan op 1.6 geeft voorlichting, advies en instructie 1.7 hanteert crisissituaties A: beslissen en activiteiten initiëren C: begeleiden J: formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen T: instructies en procedures opvolgen verplicht Activiteit 1: Beantwoord de vragen over zorgvragers met schildklieraandoeningen. Werkwijze: Ga naar de website van de schildklier stichting Nederland en beantwoord de volgende vragen in eigen woorden: Vraag 1: Welke diagnostische onderzoeken worden er verricht om afwijkingen aan de schildklier op te sporen. Vraag 2: Noem de belangrijkste symptomen van de ziektebeelden hyperthyreoïdie en hypothyreoïdie. Vraag 3: Geef aan welke aspecten in behandeling en verpleging van belang zijn. Vraag 4: Door welke oorzaak kan een vergroting van een schildklier optreden. Vraag 5: Een complicatie na een strumectomie kan een bloeding zijn, noem de maatregelen die bij een dergelijke complicatie genomen dienen te worden. Vraag 6: Benoem de symptomen bij de ziekte van Graves. 224

225 Activiteit 2 Schrijf een casus en stel een verpleegplan op. Werkwijze: Schrijf een casus over een zorgvrager met schilklierkanker die geopereerd moet worden. Stel een verpleegplan op over de postoperatieve zorg, formuleer 3 verpleegproblemen. In het mapje ondersteunend materiaal kan je een sjabloon vinden. 225

226 G2B2.04 PAAF Diabetes Mellitus 1 Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft kennis over de anatomie en pathologie van Diabetes Mellitus Neem je boeken mee en zorg voor een computer Boeken: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening: 3 verplegen van cliënten met Diabetes; anatomieboek en je pathologieboek lokaal/studieruimte/thuis Kijk de activiteit na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit Volg het hoorcollege over Diabetes Mellitus en herhaal de activiteiten van de PAAF over Diabetes Mellitus uit de beginnersfase. Test jezelf met de zelftesten. 226

227 B2.05 Zorgvragers met neurologische aandoeningen Activiteiten - Verplegen van zorgvragers met MS - Verplegen van zorgvrager met CVA - Verplegen van een zorgvrager met een dwarslaesie - Verplegen van een zorgvrager met niet aangeboren hersenletsel PAAF - CVA en MS - MS en behandeling - Neurologische aandoeningen 227

228 G2B2.05 Verplegen van zorgvragers met niet-aangeboren hersenletsel Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student weet waaruit de verpleegkundige zorg bestaat bij zorgvragers met niet- aangeboren hersenletsel (NAH) Neem je boek mee en zorg voor een computer en/of DVD speler Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met niet-aangeboren hersenletsel door een ongeval. lokaal, studieruimte, Bespreek de antwoorden en de film met medestudenten en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.1 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen Keuze Activiteit 1 Maak de onderstaande vragen. 8. Ga na wat de belangrijkste gezondheidsproblemen zijn bij niet-aangeboren hersenletsel. (NAH) 9. De verpleegkundige zorg in een revalidatiecentrum is het best te omschrijven als verplegen met de handen op de rug. Wat betekent dit? 10. Waaruit bestaat de algemene verpleegkundige zorg bij niet-aangeboren hersenletsel? 11. Beschrijf de specifieke verpleegkundige zorg bij NAH: Communicatieproblemen Zintuigelijke problemen Lichamelijke problemen Sociale problemen Emotionele en gedragsproblemen Activiteit 2 Bekijk de film op de site van het revalidatiecentrum de Hoogstraat over hersenletsel, ervaringen van jongeren en ouders en bespreek met een paar medestudenten wat een NAH voor een zorgvrager en diens naasten sociaal-maatschappelijk betekent. 228

229 G2B2.05 Verplegen van zorgvragers met een dwarslaesie Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student weet waaruit de verpleegkundige zorg bestaat bij zorgvragers met een dwarslaesie. Neem je boek mee en zorg voor een computer en/of DVD speler Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met een totale/partiële dwarslaesie lokaal, studieruimte, Bespreek de antwoorden en de film met medestudenten en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.2 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen Keuze Activiteit 1 Maak de onderstaande vragen. 12. Ga na wat de belangrijkste gezondheidsproblemen zijn bij een dwarslaesie veroorzaakt door een trauma. 13. Op welke complicaties moet je als verpleegkundige bedachtzaam zijn? 14. Waaruit bestaat de verpleegkundige zorg bij een dwarslaesie? Activiteit 2 Bekijk de film op de site van het revalidatiecentrum de Hoogstraat over een Dwarslaesie en ervaringen van revalidanten bespreek met een paar medestudenten wat een dwarslaesie voor een zorgvrager en diens naasten sociaal-maatschappelijk betekent. 229

230 G2B2.05 Verplegen van zorgvragers met een CVA Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student weet welke interventies worden toegepast bij communicatie stoornissen, motorische problemen en neglect t.g.v. een CVA. De student weet wat een CVA maatschappelijk voor een zorgvrager betekent. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met een CVA lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.1 en 2.4 K vakdeskundigheid toepassen Act.2: verplicht Activiteit 1 Herhaal je kennis over verplegen van zorgvragers met een CVA door de activiteit: verplegen van een zorgvrager met een CVA te maken uit gevorderd 1 chronisch zieken. Activiteit 2 Onderzoek wat een CVA sociaal-maatschappelijk voor een zorgvrager en diens naasten betekent en vul het onderstaande schema in. Sociaal- maatschappelijk Veranderd toekomstperspectief. Veranderde relatie tot het sociale netwerk. Verandering in de partnerrelatie Verandering in de rol in de maatschappij 230

231 G2B2.05 Verpleegplan van een zorgvrager met MS Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft een verpleegplan gemaakt m.b.v. een casus over een zorgvrager met MS Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van chronisch zieken, lichamelijk gehandicapten en revaliderende; thema verplegen van cliënten met een lichamelijke beperking door multiple sclerose lokaal, studieruimte,thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.1 en 3.5 Q plannen en organiseren J formuleren en rapporteren Verplicht Activiteit 1 Maak de competentieopdracht bij het hoofdstuk verplegen van cliënten met een lichamelijke beperking door multiple sclerose. 18. Analyseer de gegevens uit de casus en vul onderstaand schema in: In de casus staat een ziekte/ stoornis genoemd wat voor soort ziekte ( soms meerdere mogelijkheden) wat weet ik er van? wat zijn de symptomen wat zegt de casus erover wat zijn de complicaties/ wat zijn de aandachtspunten 19. Orden de gegevens en stel de verpleegkundige diagnoses. Maak hiervoor gebruik van de patronen van Gordon. 20. Werk 3 specifieke verpleegproblemen uit volgens de PES 21. Formuleer aansluitend verpleegdoelen volgens de RUMBA 22. Formuleer minimaal 4 verpleegkundige interventies per doel. 23. Maak een product en proces evaluatie per doel. 231

232 G2B2.05 Verplegen van een zorgvrager met MS Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan benoemen welke interventies worden toegepast bij een zorgvrager met MS Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van chronisch zieken, lichamelijk gehandicapten en revaliderende; thema verplegen van cliënten met een lichamelijke beperking door multiple sclerose lokaal, studieruimte,thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.2 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen keuze Activiteit 1 Herhaal je kennis over verplegen van zorgvragers met MS door de activiteit: verplegen van een zorgvrager met MS te maken uit gevorderd 1 chronisch zieken. 232

233 G2B2.05 PAAF CVA en MS Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft kennis over de anatomie en pathologie van een CVA en MS Neem je boeken mee en zorg voor een computer Boeken: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening: 8 en 10 verplegen van cliënten met MS en met een CVA; anatomieboek en je pathologieboek lokaal/studieruimte/thuis Kijk de activiteit na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Keuze Activiteit Ga naar de map de chronische zorgvrager in de gevorderde 1fase en herhaal de activiteiten van de PAAF over een CVA en MS. Test jezelf met de zelftesten. 233

234 G2B2.05 PAAF MS en behandeling Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie De student heeft kennis over de behandeling bij MS en de rol van de verpleegkundige hierbij. Zorg dat je beschikking hebt over theorieboek verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; pathologieboek. Thema 8.verplegen van cliënten met een lichamelijke beperking door MS OLC, thuis, leslokaal met behulp van antwoordmodellen en medestudenten. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 2.1 ondersteunen bij verpleegkundige zorg K. Vakdeskundigheid toepassen. Activiteit 1 Onderzoek hoe de behandeling met medicijnen bij MS eruit ziet en wat je taak als verpleegkundige hierbij is. Activiteit 2 Onderzoek welke behandelingen gericht op klachten en symptomen worden toegepast. 234

235 G2B2.05 PAAF neurologische aandoeningen De student heeft de activiteiten gemaakt over een aantal neurologische aandoeningen Praktische Neem je boeken mee en zorg voor een computer. voorbereiding Zorg dat je relevante theorie hebt bestudeerd Boek: inwendige geneeskunde, Anatomie/fysiologieboek + Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening Locatie lokaal/studieruimte/thuis Bespreek vragen en onduidelijkheden met de Werkproces competentie Activiteit 1 inhoudsdeskundige 1.1 K vakdeskundigheid toepassen Maak onderstaande zelftest over het zenuwstelsel. Indien nodig: bestudeer dan a.d.h.v. de beginners opdrachten het zenuwstelsel nogmaals. Zelftest zenuwstelsel 1. De stof die nodig is voor de prikkeloverdracht op spierweefsel heet: 1. nor-adrenaline, 2. dopamine, 3. insuline, 4. acetylcholine, 2. De sensibele vezels die via het ruggenmerg verlopen, gaan: 1. de achterhoorn binnen, 2. de achterhoorn uit, 3. de voorhoorn binnen, 4. de voorhoorn uit, 3. Het sympathisch zenuwstelsel werkt remmend op: 1. het hart, 2. de lever en de ademhaling, 3. de spijsvertering, 4. de longen. 4. Het ruggenmerg eindigt ongeveer bij het heiligbeen bij het staartbeen ter hoogte van de laatste lendenwervel ter hoogte van de tweede lendenwervel 235

236 5. A. Een dendriet voert impulsen naar het cellichaam toe B. De insnoering van Ranvier is de ruimte tussen de myelineschede en de schede van Schwann A B 1. juist juist 2. juist onjuist 3. onjuist juist 4. onjuist onjuist 6. Welke van de volgende stellingen is juist? A B Het sympathische systeem is een onderdeel van het onwillekeurige ( vegetatieve, autonome ) zenuwstelsel. Het (ortho) sympathische systeem stimuleert de spijsvertering A en B zijn beide juist 2. Alleen A is juist 3. Alleen B is juist 4. A en B zijn beide onjuist Hierboven zie je een plaatje van een zenuw. Welk gedeelte is de synaps gedeelte? Het willekeurige zenuwstelsel wordt ook wel genoemd 1 animale zenuwstelsel 2 autonoom zenuwstelsel 3 perifeer zenuwstelsel 4 vegetatief zenuwstelsel 236

237 9. De zenuwceluitlopers die impulsen afvoeren uit de zenuwcel waartoe zij behoren, heten 1 dendrieten 2 myelinescheden 3 neurieten 4 scheden van Schwann 10. In welke volgorde zijn bovenstaande structuren bij de kniepeesreflex betrokken? 1. Ruggenmerg 2. Sensibele zenuwcel 3. Motorische zenuwcel 4. Zintuigen 5. Spier Welk van de volgende onderdelen behoort niet tot het centrale zenuwstelsel 1 grijze stof 2 hersenen 3 ruggenmerg 4 ruggenmergszenuwen Activiteit 3 Maak onderstaande opdracht over dwarslaesie. Bekijk ter inleiding een filmpje op internet, bv. via deze link: 1. Wat is een dwarslaesie? 2. Welke functies kunnen daardoor uitvallen? 3. Wat is tetraplegie en wat is paraplegie. Leg uit waarom dit ontstaat. 4. Wat is het verschil tussen een complete en incomplete dwarslaesie? 5. Noem een aantal oorzaken voor een dwarslaesie. 6. Leg uit wat de spinale shockfase inhoud. 7. Leg uit wat de chronische fase inhoud. 8. Welke onderzoeken kan men doen om een dwarslaesie vast te stellen? 9. Wat is de behandeling van een dwarslaesie? 237

238 Activiteit 4 Bekijk de opdracht: G1B2 chron. PAAF: basiskennis hersenen Bestudeer indien nodig nogmaals de anatomie/fysiologie van de hersenen Maak G1B2.6 chron.paaf Basiskennis hersenen zelftest Activiteit 5 Maak onderstaande opdracht over Niet Aangeboren Hersenletsel (N.A.H.) 1. Noem een aantal oorzaken voor N.A.H. 2. Welke verschijnselen kunnen optreden? 3. Waarom zijn er zoveel verschillende stoornissen en komen zij niet altijd bij iedereen voor? 4. Welke onderzoeken kunnen uitgevoerd worden om N.A.H. vast te stellen? 5. Wat is de behandeling van N.A.H.? Beschrijf kort onderstaande oorzaken voor Niet Aangeboren Hersenletsel Gebruikt hiervoor het boek inwendige geneeskunde en meningitis encephalitis commotio cerebri contusio cerebri schedel(basis)fracturen epidurale bloeding subdurale bloeding Beschrijf hierbij wat de pathologie inhoudt, de verschijnselen behandeling en Activiteit 6 Maak onderstaande opdracht over Hernia (Hernia Nucleus Pulposi) en Ischias 1. Bekijk het plaatje en benoem de onderdelen in het Nederlands. 2. Wat is een hernia letterlijk? 3. Waar komt een hernia nucleus pulposi voor? 4. Wat is de oorzaak? 5. Noem een aantal verschijnselen? 238

239 6. Hoe wordt een hernia vastgesteld? 7. Wat is de behandeling van een hernia? 8. Wat kunnen complicaties zijn? 9. Wat is de N. ischiadicus en waar is zijn ligging? 10. Wat is Ischialgie? 11. Dan is er ook nog de term spit (lumbago) wat houdt dat in? 239

240 240

241 B2.07 Zorgvragers met pijn en chronische pijn Activiteiten - Verplegen van zorgvragers met pijn en chronische pijn PAAF - Acute pijn, chronische pijn en fantoompijn - Pijn en chronische pijn 241

242 G2B2.07 VVT verplegen van zorgvragers met Pijn en chronische pijn Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze Je weet welke interventies en welke pijnmeetinstrumenten worden toegepast bij zorgvragers met pijn en chronische pijn. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met pijn en chronische pijn. lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden en activiteit 3 met medestudenten m.b.v. het antwoordmodel van het boek en het antwoordmodel bij het ondersteunende materiaal. Breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.2 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen D aandacht en begrip tonen Activiteit 2 en 3: verplicht Activiteit 1 Herhaal je kennis over verplegen van zorgvragers met pijn en chronische pijn door de activiteiten over een zorgvrager met chronische pijn uit gevorderd 1 chronisch zieken door te lezen en voor jezelf te herhalen. Activiteit 2 Maak Praktijk 1 over emoties en pijn uit het desbetreffende hoofdstuk. Herken je een dergelijke situatie uit je eigen praktijk? Zo ja, hoe heb je toen gehandeld? Activiteit 3 Informeer in je instelling waar je stage loopt of waar je werkzaam bent naar richtlijnen en/of een verpleegplan over hoe om te gaan bij chronische pijn en neem deze mee naar school. Werkwijze bij activiteit 3: 3. Bespreek met een paar medestudenten het verpleegplan en/of de richtlijnen en vergelijk deze met elkaar. 4. Beoordeel het verpleegplan op de volgende items: Item Ja/nee argumentatie Gaat de verpleegkundige zorg uit van het multidimensionale karakter van pijn. Is er ook sprake van een interdisciplinaire aanpak? 242

243 Wordt er gesproken over alert zijn op fysiologische reacties en gedragsveranderingen van zorgvragers met pijn, in het bijzonder wanneer zorgvragers niet in staat zijn tot verbale communicatie. Wordt er gebruik gemaakt van pijnbeoordelingsinstrumenten? Wordt er gesproken over bevorderen van medicatietrouw, psychosociale interventies, ontspannings- en afleidingstechnieken, het bevorderen van comfort en rust, het gebruik van warmte en koude en massage? Bespreek met elkaar in hoeverre in de praktijk wordt gewerkt met de richtlijnen en/of verpleegplan. 243

244 G2B2.07 PAAF acute, chronische en fantoompijn pijn Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft kennis van de fysiologie van pijn en basiskennis van behandeling van pijn. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek: basisboek pathologie Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening NHGPatientenbrief/Pijnmedicatie-bij-volwassenen-1.htm DVD Het gedachte lichaam - fantoompijn lokaal/studieruimte/thuis Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 2.1 K vakdeskundigheid toepassen Verplicht Activiteit 1 Maak de opdracht over pijn, gebruik hiervoor je pathologieboek. 1. Geef een ander woord voor pijngewaarwording. 2. Welke stoffen komen vrij bij weefselbeschadiging? 3. Wat doen bovenstaande stoffen? 4. Noem een aantal structuren in het lichaam met veel pijnreceptoren. 5. Hoe wordt de pijnprikkel in het lichaam doorgeven tot aan het eindpunt? 6. Welke natuurlijke stoffen kunnen de pijnprikkel afremmen als deze naar het eindpunt gaat? 7. Beschrijf de reactie of de reflexen van het lichaam op pijn. Bekijk dit: b. op het niveau van het ruggenmerg c. op het niveau van de hersenstam en tussenhersenen d. op het niveau van de hersenschors 8. Leg de volgende oorzaken van pijn toe: a. ontsteking b. druk tegen weefsels c. spierkrampen d. zuurstof tekort e. prikkeling van vliezen 9. Geef een omschrijving van de volgende begrippen: a. referentiepijn b. koliekpijn c. fantoompijn 10. Wat is het verschil tussen acute pijn en chronische pijn? 244

245 Activiteit 2 Maak de opdracht over de behandeling van pijn. Gebruik hierbij het boek pathologie en de internetsites over pijnmedicatie. De behandeling van pijn kan op vele manieren, soms worden deze verschillende behandelingen met elkaar gecombineerd. 1. Wat is causale therapie? 2. Leg uit dat causale therapie zowel curatief als palliatief kan zijn 3. Wat betekent het woord anesthesie? 4. Wanneer wordt algehele anesthesie gebruikt? 5. Wat is analgesie? 6. Wat zijn analgetica? 7. Analgetica kunnen we indelen in groepen beschrijf van deze groepen: o wat is de werking o geef voorbeelden van merknamen o bijwerkingen niet-opioïde analgetica of perifeer werkende analgetica = paracetamol = acetylsalicylzuur = NSAID's zwakke opioïde analgetica = codeïne = tramadol sterke opïoïde analgetica = morfine = buprenorfine = fentanyl = hydromorfon = methadon = oxycodon 8. Er zijn echter ook medicijnen die niet direct een pijnstillende werking hebben, maar toch een gunstig effect op pijn hebben. Noem hier voorbeelden van. 9. Geef voorbeelden van adjuvente medicatie (= medicatie om bijwerkingen op te heffen) 10. Welke toedieningsvormen zijn er voor analgetica? 245

246 Naast medicatie kan pijnbestrijding ook op andere manieren plaats vinden. 11. Leg de volgende manieren uit: TENS Zenuwblokkade Fysiotherapie Psychotherapie Alternatieve geneeswijzen Activiteit 3 Maak de opdracht over fantoompijn. Gebruik hiervoor de dvd "Het gedachte lichaam" - Fantoompijn nr Wat wil men aantonen met het experiment met de plaat en de losse hand, na de uitleg van professor Ramachandran? 2. Hoe wordt het lichaamsbeeld opgebouwd? 3. Waar worden sensibiliteit en pijn in het lichaam ervaren? 4. Heeft elk lichaamsgebied in de hersenen een evenredig groot hersengebied? 5. Wat is de verklaring voor het feit dat, als men een zorgvrager in het gezicht aanraakt, hij een sensatie in de hand krijgt? 6. Wanneer wordt het lichaamsbeeld opgebouwd? 7. Naast het lichaamsbeeld worden ook associatieve herinneringen opgeslagen. Geef een voorbeeld. 8. Wat verergert fantoompijn? 9. De hersenen nemen de mensen in de maling met fantoompijn, hoe kan de mens de hersenen misleiden volgens professor Ramachandran? 10. Waar wordt uiteindelijk pijn gevoeld? Lees ook het artikel op internet op onderstaande site: 246

247 G2B2.7 PAAF Pijn en Chronische pijn Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft kennis over de anatomie en pathologie van pijn en chronische pijn. De student weet hoe chronische pijn wordt behandeld. Neem je boeken mee en zorg voor een computer Boeken: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening: verplegen van cliënten met chronische pijn; anatomieboek en je pathologieboek lokaal/studieruimte/thuis Kijk de activiteit na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Keuze Activiteit 1 Ga naar de map chronisch zieken in gevorderd 1 en herhaal de activiteiten van de PAAF over pijn en chronische pijn. Activiteit 2 Maak de onderstaande vragen. 1. Wat is de definitie van pijn? 2. Wat is het verschil tussen acute pijn en chronische pijn? 3. Noem 5 aandoeningen waarbij sprake is van chronische pijn. 4. Onderzoek waaruit de behandeling bestaat bij acute pijn en waaruit de behandeling bestaat bij chronische pijn. 247

248 248

249 B2.08 Zorgvragers met een reumatische aandoening Activiteiten - Verplegen van zorgvragers met een reumatische aandoening - Verpleegplan van een zorgvrager met reuma - Reuma en behandeling PAAF - Reumatische aandoeningen - Reumatoïde aandoeningen 249

250 G2B2.08 VVT verplegen van zorgvragers met een Reumatische aandoening Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student kan de meest voorkomende gezondheids- en bestaansproblemen bij een reumatische aandoening benoemen De student kan vertellen welke interventies worden toegepast bij pijn, stijfheid en krachtsverlies en vermoeidheid. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met Reumatische artritis. Internet: www. Reumafonds.nl lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.2 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen Activiteit 2 verplicht Activiteit 1 Herhaal je kennis over verplegen van zorgvragers met een Reumatische aandoening door de activiteit: verplegen van een zorgvrager met reumatische artritis te maken uit gevorderd 1 chronisch zieken. Activiteit 2 Onderzoek wat de meest voorkomende gezondheids en bestaansproblemen zijn bij een cliënt met een reumatische aandoening. Neem dezelfde aandoeningen die je hebt uitgewerkt bij de PAAF activiteit (kies uit iedere categorie een aandoening) Aandoening Lichamelijk Psychisch Sociaalmaatschappelijk 250

251 G2B2.08 VVT verpleegplan van zorgvrager met een Reumatische aandoening Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft een verpleegkundige diagnose gesteld en een verpleegplan gemaakt m.b.v. een casus Neem je boek mee en zorg voor een computer. Zorg dat je beschikt over de gezondheidspatronen van Gordon Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met Reumatische artritis. lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.2 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit Stel de verpleegkundige diagnose en maak een verpleegplan van de competentieopdracht bij het hoofdstuk verplegen van cliënten met reumatische artritis. 1. Analyseer de gegevens uit de casus en vul onderstaand schema in: In de casus staat een ziekte/ stoornis genoemd wat voor soort ziekte ( soms meerdere mogelijkheden) wat weet ik er van? wat zijn de symptomen wat zegt de casus erover wat zijn de complicaties/ wat zijn de aandachtspunten 2. Orden de gegevens en stel de verpleegkundige diagnoses. Maak hiervoor gebruik van de patronen van Gordon. 3. Werk 3 specifieke verpleegproblemen uit volgens de PES 4. Formuleer aansluitend verpleegdoelen volgens de RUMBA 5. Formuleer minimaal 4 verpleegkundige interventies per doel. 6. Maak een product en proces evaluatie per doel. 251

252 G2B2.08 VVT Reuma en behandeling Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis over de behandeling bij Reuma en de rol van de verpleegkundige hierbij. Zorg dat je beschikking hebt over theorieboek verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; pathologieboek. Thema 5.verplegen van cliënten met een Reumatoïde artritis OLC, thuis, leslokaal met behulp van antwoordmodellen en medestudenten. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 2.1 ondersteunen bij verpleegkundige zorg K. Vakdeskundigheid toepassen. N. onderzoeken verplicht Activiteit 1 Onderzoek hoe de behandeling bij Reumatoïde artritis eruit ziet, welke hulpverleners er allemaal betrokken kunnen zijn en wat je taak als verpleegkundige bij de behandeling is. Onderzoek : 1. De medicamenteuze behandelingen en werk de 5 groepen uit. Wat zijn het voor een medicijnen, wat is het doel en wat zijn de bijwerkingen? 2. De fysiotherapie en welke rol deze discipline speelt bij de behandeling? 3. De ergonomische richtlijnen, de leefregels en de maatregelen voor gewrichtsbescherming. Wat houden deze in? 4. De chirurgische behandeling. Wat is de reden wanneer hiermee wordt gestart, welke ingrepen komen het meest voor en wat houden deze ingrepen in. 5. Behandeling door andere hulpverleners. Wie zijn dit en wat doen zij? 252

253 G2B2.08 PAAF reumatische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis over verschillende vormen van reuma en de anatomie en pathologie van de meest voorkomende namelijk reumatische artritis. Neem je boeken mee en zorg voor een computer Boeken: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening: 5 Verplegen van cliënten met reumatoïde artritis ; anatomieboek en je pathologieboek Internet: lokaal/studieruimte/thuis Kijk de activiteit na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Activiteit 2 verplicht Activiteit 1 Ga naar de map reuma bij de Chronisch zieke zorgvrager in gevorderd 1 en herhaal de activiteiten van de PAAF over reuma.. Test jezelf met de zelftesten. Activiteit 2 Ga naar de site van het reumafonds en maak de onderstaande vragen. Vragen 1. Wat is reuma en in welke 3 categorieën wordt reuma onderverdeeld? 2. Geef een uitleg bij iedere categorie. 3. Geef bij iedere categorie 2 voorbeelden. 4. Leg bij ieder voorbeeld uit wat deze aandoening inhoudt, wat de symptomen zijn en waaruit de behandeling bestaat. 253

254 G2B2.7 PAAF reumatoïde aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis van een aantal reumatoïde aandoeningen. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek: inwendige geneeskunde lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit 1 Maak onderstaande opdracht over een aantal reumatoïde aandoeningen. Reuma is een verzamelnaam voor meer dan 100 aandoeningen aan gewrichten, pezen en botten. Reuma kunnen we onder verdelen in 3 hoofdgroepen: 1. ontstekingsreuma 2. weke delen reuma 3. artrose Reumatoïde artritis is in gevorderd 1 al aan bod geweest, kijk indien nodig nog eens terug naar deze opdracht. Voor een goed begrip van reumatoïde aandoeningen is het belangrijk om de anatomie en fysiologie van het bewegingsapparaat nog eens te herhalen. Beantwoordt daarom onderstaande vragen: 1. Wat zijn de 5 functies van het skelet? 2. Waaruit bestaat een bot? Benoem de verschillende onderdelen van buitenkant naar binnenkant 3. Geef de Latijnse benaming voor het beenvlies 4. Welke 3 soorten beenderen zijn er? 5. Wat bevindt zich in de mergholte en is er een verschil tussen de soorten beenderen? 6. Hoe groeit bot? Zowel in de lengte als in de breedte? 7. Op welke manieren kunnen de botten met elkaar verbonden zijn? Benoem de soorten verbindingen 8. Benoem de onderdelen van een gewricht 9. Welk soort gewrichten zijn er mogelijk? Geef van elk soort gewricht een voorbeeld 254

255 Werk onderstaande reumatoïde aandoeningen uit: reumatoïde artritis o wat is r.a. o oorzaak o verschijnselen lokaal o verschijnselen gehele lichaam o onderzoek o verloop ziektebeeld o behandeling: conservatief chirurgisch o complicaties fibromyalgie o wat is fibromyalgie o waar komt het voor in het lichaam o verschijnselen o onderzoeken o wat zijn tenderpoints o behandeling Weke delen reuma o Welke aandoeningen vallen onder de term: weke delen reuma? artrose o wat is artrose o is artrose hetzelfde als slijtage o wat zijn oorzaken voor artrose o wat zijn de verschijnselen o onderzoeken o behandeling: conservatief chirurgisch Geef een korte omschrijving van de volgende aandoeningen waarin je verwerkt wat de pathologie inhoudt en wat de behandeling is jicht bechterew osteoporose osteomalacie osteolyse 255

256 256

257 B2.09 Zorgvragers met palliatieve terminale zorg Activiteiten - Palliatieve terminale zorg 1 - Palliatieve terminale zorg 2 - Verpleegkundige palliatieve zorg - Palliatieve sedatie - DVD hospice en palliatieve zorg - Zorg pad stervensfase 257

258 G2B2.09 VVT verpleegkundige palliatieve-terminale zorg 1 Praktische voorbereiding De student heeft kennis over de palliatieve-terminale zorg. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verzorgen van geriatrische zorgvragers: thema Het levenseinde, palliatieve en terminale zorg. Palliatievezorg.startpagina.nl Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze lokaal, studieruimte, thuis Kijk de activiteiten na m.b.v.de antwoordmodellen en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2, 1.3 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen F ethisch en integer handelen D aandacht en begrip tonen. Keuze Activiteit 1 Herhaal je kennis over de palliatieve-terminale zorg door de activiteiten uit de geriatrische zorgvrager in de beginnersfase door te lezen en te herhalen. Activiteit 2 Lees praktijk 1 door en maak de daarbij behorende vraag. Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel van ThiemeMeulenhof 258

259 G2B2.09 VVT verpleegkundige palliatieve-terminale zorg 2 Praktische voorbereiding Je weet het verschil tussen palliatieve zorg en terminale zorg en je weet de basis principes van palliatieve- terminale zorg d.m.v. een mindmap. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Formeer een groep van 3-4 studenten en zorg voor flappen en stiften Boeken: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met een oncologische aandoening en Verzorgen van geriatrische zorgvragers: thema Het levenseinde, palliatieve en terminale zorg. Palliatievezorg.startpagina.nl Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze lokaal, studieruimte, thuis Presenteer de flap met de mindmap aan de groep en vergelijk deze met de andere flappen o.l.v.de inhoudsdeskundige. Maak een foto van de flap of neem de mindmap over in je aantekeningen. 1.2, 1.3 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen F ethisch en integer handelen D aandacht en begrip tonen. I presenteren Keuze Activiteit 1 Maak een mindmap op een flap en verwerk hierin de onderstaande begrippen. Werkwijze: Zet in het midden het begrip: Palliatieve-terminale zorg. Daarom heen kun je denken aan doelgroep, instellingen en organisaties, verpleegproblemen en verpleegkundige zorg, palliatieve zorg, terminale zorg, gewenst levenseinde. Geef aan hoe de verschillende onderdelen met elkaar worden verbonden. 259

260 G2B2.06 VVT verpleegkundige palliatieve zorg Praktische voorbereiding De student weet wat er onder palliatieve zorg wordt verstaan en waaruit de verpleegkundige zorg bij palliatieve zorg bestaat. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met een oncologische aandoening; Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze lokaal, studieruimte, thuis Vergelijk het verslag met een medestudent. Breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent en vraag in overleg met de inhoudsdeskundige om feedback. 1.2, 1.3 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen F ethisch en integer handelen D aandacht en begrip tonen. J formuleren en rapporteren Verplicht Activiteit 1 Schrijf een verslag van 1-2 A4 waarin de onderstaande punten zijn verwerkt. Verslagpunten: Wat is palliatieve zorg; Waarom wordt palliatieve zorg gegeven Wie geeft palliatieve zorg; Wie ontvangt palliatieve zorg; Hoe lang kan palliatieve zorg duren; Waar wordt palliatieve zorg gegeven; Hoe wordt palliatieve zorg gegeven; Wat zijn de verpleegkundige interventies bij palliatieve zorg? Leg uit waarom palliatieve zorg vooral te maken heeft met symptoombestrijding. 260

261 G2B2.09 VVT Palliatieve sedatie Praktische voorbereiding De student: weet wat er onder palliatieve sedatie wordt verstaan en wat haar/zijn verpleegkundige taak is hierbij. kan het verschil benoemen tussen palliatieve sedatie en euthanasie. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met een oncologische aandoening; Palliatievezorg.startpagina.nl Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze lokaal, studieruimte, thuis. Bespreek je onderzoek met een paar medestudenten en met de inhoudsdeskundige. 1.2, 1.3 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen N. onderzoeken. Verplicht Activiteit 1 Onderzoek wat er wordt verstaan onder palliatieve sedatie en wat de verpleegkundige taak hierbij is Geef aan wat het verschil is met euthanasie. Onderbouw dit met duidelijke criteria. Palliatieve sedatie is. Verpleegkundige taak bij palliatieve sedatie is Euthanasie is Het verschil tussen palliatieve sedatie en euthanasie is. (onderbouw je antwoord met duidelijke criteria) 261

262 G2B2.09 VVT DVD hospice en palliatieve zorg Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student weet waaruit de palliatieve zorg bestaat in een hospice na het kijken en nabespreken van een DVD. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met een oncologische aandoening; lokaal, studieruimte, Bespreek de DVD met medestudenten ende inhoudsdeskundige. Bespreek tevens je eigen bevindingen en ervaringen en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen F ethisch en integer handelen D aandacht en begrip tonen. Keuze Activiteit 1 Bekijk een DVD over een hospice in overleg met de inhoudsdeskundige. Maak gebruik van de kijkopdracht. Werkwijze: 1. Hoe ervaren de zorgvragers het verblijf in de hospice? 2. Wat is de reden van deze zorgvragers om voor een hospice te kiezen? 3. Waaruit bestaat de verpleegkundige zorg voornamelijk? Ter afsluiting: Zou je zelf in een hospice willen werken en waarom wel waarom niet? Vind je het ontstaan van hospices een goede ontwikkeling? Motiveer je antwoord 262

263 G2B2.09 VVT Zorgpad stervensfase Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student weet wat het zorgpad stervensfase inhoudt en hoe je de zorg kunt monitoren. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verzorgen van mensen met een geriatrische aandoening: thema het levenseinde, palliatieve en terminale zorg. lokaal, studieruimte, thuis Kijk de vragen na m.b.v. antwoordmodel en bespreek onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2, 1.3, 1.5 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen F ethisch en integer handelen D aandacht en begrip tonen. N onderzoeken Verplicht Activiteit 1 Zoek uit wat het zorgpad stervensfase inhoudt m.b.v. de onderstaande vragen. 1. Wat is het Zorgpad Stervensfase? 2. Waar kan het Zorgpad Stervensfase gebruikt worden? 3. Hoe is het Zorgpad Stervensfase opgebouwd? 4. Wanneer is het niet zinvol om het Zorgpad Stervensfase te gebruiken? Activiteit 2 Ga na hoe de administratie rondom de laatste levensfase gemonitord wordt. Ga na welke formulieren er gebruikt kunnen worden om de zorg te monitoren en worden deze ook bij jou in de praktijk gebruikt? Zo ja, welke en hoe wordt het ingezet? Zo nee, waarom niet en hoe zou het eventueel wel kunnen? Bespreek deze formulieren en de praktijksituatie met een medestudent. 263

264 264

265 B2.10 Verplegen van zorgvragers met chronische aandoeningen Activiteiten - Verplegen van zorgvragers met chronische aandoeningen - Informatiemarkt chronische aandoeningen 265

266 G2B2.10 VVT Verplegen van zorgvragers met chronische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student beschrijft verschillende bestaansproblemen bij zorgvragers met een chronische somatische aandoeningen in een verslag De student geeft daarnaast de rol van de verpleegkundige weer. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Zorg dat je inzicht hebt in de activiteiten uit G1 Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; Het verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening lokaal, studieruimte, thuis Lever je verslag in bij de inhoudsdeskundige en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige en groepsgenoten 1.2,1.8 en 2.1 J formuleren en rapporteren K vakdeskundigheid toepassen Keuze Activiteit 1 Herhaal je kennis over verplegen van zorgvragers met chronische aandoeningen door de activiteiten uit gevorderd 1 : oriëntatie op chronisch zieken te bekijken en eventueel te maken. Activiteit 2 Maak een verslag van 1-2 A4 waarin de verschillende bestaansproblemen worden beschreven waarmee en zorgvrager met een chronische somatische aandoening tegenaan kan lopen en geef hierbij de rol van de verpleegkundige weer. Werkwijze Verwerk de onderstaande punten in het verslag: Wat is een bestaansprobleem? Wanneer is er sprake van een bestaansprobleem? Welke behoren tot de taak van de verpleegkundige? Op welke 4 gebieden doen bestaansproblemen zich voor en leg uit. Wat doen zorgvragers met hun bestaansproblemen? Wat is de rol van de verpleegkundige vanuit het verpleegkundig beroepsprofiel. Uitleg m.b.v. een concreet voorbeeld uit je eigen praktijk. 266

267 G2B2.10 VVT informatiemarkt chronische aandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft een informatiemarkt georganiseerd, waarin hij zijn kennis presenteert over een ziektebeeld (naar keuze). Uit de presentatie blijkt dat de student parate kennis beschikt over het ziektebeeld en de verpleegkundige zorg. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Zorg dat je de beschikking hebt over theorieboek verplegen van zorgvrager met een chronische somatische aandoening en verzorgen van geriatrische zorgvragers. Verzamel folders en andere informatie over de betreffende aandoening. Formeer een subgroep en plan met medestudenten de samenwerkingsopdracht. Verplegen van zorgvragers met een chronische somatische aandoeningen en verzorgen van geriatrische zorgvrager School en/of thuis, internet aansluiting Feedback medestudenten en inhoudsdeskundige 1.1, 1.2 en 2.1 E: samenwerken en overleggen K: vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten I: presenteren Keuze Activiteit Organiseer een informatiemarkt voor zorgverleners en zorgvragers met een chronische aandoening over verschillende chronische aandoeningen. Met een groepje van ongeveer 4 studenten ga je je verdiepen in één van de onderwerpen uit het gevorderd 2 VVT magazijn. Stem je keuze af met de andere groepen, zodat ieder groepje een ander onderwerp heeft. Vervolgens maak je een informatiekraam waar medestudenten, maar ook eventuele zorgvragers met chronische aandoeningen informatie van je kunnen krijgen over het onderwerp. Deze informatie kan gegeven worden d.m.v. folders (eventueel zelfgemaakt), collage, samenvatting over het onderwerp en mondelinge uitleg en verder naar eigen inzicht. De onderwerpen worden verdeeld over meerdere groepjes. Zodoende ontstaan er verschillende informatiekramen over verschillende chronische aandoeningen Regel in overleg met de docent een gezamenlijk uur in waarin je gemaakte opdracht presenteert aan je medestudenten. Vervolgens kunnen jullie winkelen bij de verschillende kramen om informatie van elkaar te verkrijgen. Richtlijn: Per onderwerp wordt uitgezocht: oorzaak en symptomen onderzoeken en verpleegkundige voorbereiding verpleegkundige nazorg behandeling welke medicatie wordt voorgeschreven met daarbij de werking en bijwerkingen prognose gezondheidsproblemen verpleegproblemen verpleegkundige interventies 267

268 B2.11 Verplegen van zorgvragers naar keuze Infectieziekten - Verpleegkundige zorg bij infectieziekten - PAAF: SOA/aids Zie voor onderstaande activiteiten: zorgvrager naar keuze, branche ziekenhuis - Verplegen van zorgvragers met.soa of AIDS - Kijkopdracht HIV - PAAF: infectieziekten - PAAF: infectieleer Huidaandoeningen - Verplegen van zorgvragers met.huidaandoeningen - PAAF huidaandoeningen Chronische darmziekten - Verplegen van zorgvragers met een chronische darmziekte - PAAF chronische darmaandoeningen Zorgvrager naar keuze - Verplegen van een zorgvrager naar keuze 268

269 G2B2.11 VVT Verpleegkundige zorg bij infectieziekten Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student weet welke verpleegkundige zorg wordt toegepast bij de verschillende infectieziekten. De student weet de isolatie richtlijnen en kan deze toepassen op de verschillende infectieziekten. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek: inwendige geneeskunde nvattingskaartje-nhgstandaard/m35_svk.htm activiteit isolatie verplegen gevorderd 1 klinischezorg lokaal/studieruimte/thuis Bespreek eigen ervaringen, vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. Maak gebruik van het antwoordmodel. 1.2 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen T instructies en procedures opvolgen N onderzoeken Keuze Activiteit 1 Onderzoek de verschillende vormen van isolatie. Isolatie: hoe zat het ook al weer? Onderzoek welke vormen van isolatie er zijn en wat dit betekent voor de verpleegkundige zorg. Leg uit welke vorm je zal toepassen bij de onderstaande infectieziekten. o o o o o o o o Influenza Meningitis Norovirus Hepatitis A Urineweginfecties Besmetting met herpes virus MRSA Klepsiella Activiteit 2 Stel een verpleegplan op voor een zorgvrager met een infectie ziekte. Maak een verpleegplan voor een zorgvrager die besmet is met 1 van de bovenstaande infectie ziekten. Je kunt hiervoor gebruik maken van een casus uit je eigen praktijk. 269

270 G2B2.11 PAAF SOA S en aids Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student heeft kennis van verschillende SOA s Neem je boeken mee en zorg voor een computer lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit 1 Maak onderstaande opdracht over Soa s en Aids 1. Wat betekent de afkorting SOA en wat zijn de besmettingswegen? 2. Beschrijf van onderstaande SOA s: a. Chlamydia b. Genitale wratten c. Gonorroe d. Hepatitis B e. Herpes Genitalis f. Syfillis - de veroorzaker - verschijnselen, gevolgen bij niet behandelen - behandeling - preventie 3. Welke 2 SOA s zijn levensbedreigend? 4. Welke onderzoeken kunnen er gedaan worden om SOA s te onderzoeken? 5. Beschrijf het verloop van Aids: - de veroorzaker, wijze van besmetting - verschijnselen, gevolgen bij niet behandelen 6. Wat betekent seropositief? 7. Wat houdt de behandeling voor Hiv-geïnfecteerde zorgvragers is? 8. We spreken bij de besmetting met het HIV-virus over horizontale en verticale besmetting. Wat denk je dat deze begrippen inhouden? Activiteit 2 Bekijk de site van 270

271 G2B2.11 VVT Verplegen van zorgvragers met huidaandoeningen Praktische voorbereiding De student benoemt de belangrijkste aandachtspunten bij het verplegen van een zorgvragers met psoriasis of een andere huidaandoening Neem je boek mee en zorg dat je internet tot je beschikking hebt Basisboek pathologie Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze lokaal/ studieruimte Bespreek de uitwerkingen met je groepsgenoten en de inhoudsdeskundige 1.1, 1.2 en 2.1 K vakdeskundigheid verplicht Activiteit 1 Beschrijf bij de onderstaande ziektebeelden in het schema 2 belangrijke verpleegproblemen en de daarbij behorende verpleegkundige interventies. Activiteit 2 Welke tips kun je een zorgvrager geven m.b.t. de lichamelijke verzorging bij deze aandoeningen? ziektebeeld probleem Verpleegkundige interventies Erysipelas 1 2 Herpes zoster

272 Ziektebeeld Probleem Verpleegkundige Interventies Eczeem Psoriasis

273 G2B2.11 VVT Verpleegkundige zorg bij chronische darmaandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/ verplicht De student weet de belangrijkste verpleegkundige zorg bij zorgvragers met darmaandoeningen: prikkelbare darmsyndroom, diverticulose, colitis ulserosa en de ziekte van Crohn Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek inwendige geneeskunde Basisboek pathologie Boeken en internet lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteit Vragen beantwoorden over darmaandoeningen. Beantwoord van onderstaande darmaandoeningen de vragen: prikkelbare darmsyndroom, diverticulose, colitis ulcerosa ziekte van Crohn Vragen: 1. Leg in het kort uit wat de aandoening inhoudt. 2. Wat zijn de symptomen/ziekteverschijnselen? 3. Wat zijn de eventuele complicaties? 4. Door welke onderzoeken kan de diagnose worden gesteld? 5. Waaruit bestaat de behandeling en therapie? 6. Wat kun je als verpleegkundige observeren bij een zorgvrager met een dergelijke aandoening? 7. Geef 2 specifieke gezondheids- en/ of bestaansproblemen bij de betreffende darmaandoening? 8. Geef bij elk minimaal 4 verpleegkundige interventies. 273

274 G2B2.11 PAAF Chronische darmaandoeningen Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Keuze/verplicht De student heeft kennis van verschillende darmaandoeningen: prikkelbare darmsyndroom, diverticulose, colitis ulserosa en de ziekte van Crohn Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek inwendige geneeskunde Basisboek pathologie Boeken en internet lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen verplicht Activiteiten Maak onderstaande opdracht over chronische darm aandoeningen. In deze opdracht bespreken we enkele regelmatig voorkomende chronische darmaandoeningen zoals het prikkelbare darmsyndroom, diverticulose, collitis ulserosa en de ziekte van Crohn. 1. Een veel voorkomende darmklacht is een spastisch colon, ook wel bekend onder de naam colonneurose of emotionele diarree. Een meer gebruikt woord is het prikkelbare darmsyndroom, door artsen vaak aangeduid met IBS. Waar staat IBS voor? 2. Wat is meestal de hoofdklacht bij IBS? 3. Aan IBS is niet veel te doen, wat zou de klachten eventueel kunnen verminderen? 4. Wat werkt meestal averechts? 274

275 5. Een ander ziektebeeld is diverticulose. Wat is een divertikel? 6. In welk deel van de wereld komt dit ziektebeeld het meest voor? 7. Diverticulose is in principe klachtenvrij. Wat kunnen wel eventuele complicaties zijn, die klachten kunnen veroorzaken? 8. Hieronder zie je een plaatje met divertikels. Kun je hierop zien waarom er een diverticulitis kan ontstaan? 275

276 9. Wat kunnen de complicaties van diverticulitis zijn? 10. Colitis ulcerosa is een ontsteking van de darm? Welk gedeelte van de darm gaat het hier om. De dikke of dunne darm? 11. Welk gedeelte van je bovenstaande antwoord is hierin het meest aangedaan? 12. Wat is de oorzaak van colitis ulcerosa? 13. Hoe ziet de ontlasting eruit bij iemand met actieve colitis ulcerosa? 14. Een andere complicatie van een ernstige colitis ulcerosa is een toxisch megacolon. Wat is dit? 15. Verder is er de kans op een perforatie waardoor er een peritonitis kan ontstaan. Wat is een perforatie en wat is een peritonitis? 16. Wat is het belangrijkste onderzoek in de vaststelling van de diagnose C.U? 17. Welk medicijn neemt een belangrijke plaats in in de behandeling van C.U. 18. Hebben mensen met C.U. een vergrote kans het ontwikkelen van een coloncarcinoom?. 276

277 19. Een andere vorm van een ontsteking van de darm is de ziekte van Crohn. Waar in de darm vindt je over het algemeen dit ziektebeeld? 20. Als men naar de oorzaak van Crohn vraagt staat er vaak in de stukken ECI Wat betekend deze term? 21. Wat zijn de meest voorkomende symptomen van Crohn? 22. Noem 2 mogelijke complicaties van Crohn? 23. Wat moet men uitsluiten alvorens de diagnose Crohn te geven? 24. Crohn wordt veelal behandelt met corticosteroïden. Welke met name? 25. Wat zijn veel voorkomende complicaties van het gebruik van corticosteroïden op de lange termijn 277

278 G2B2.11 VVT verplegen van een zorgvrager naar keuze Praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student weet wat het ziektebeeld inhoudt, wat de symptomen zijn en wat de eventuele behandeling en therapieën zijn van het zorgvrager naar keuze. De student weet welke verpleegkundige interventies worden toegepast bij de zorgvrager naar keuze. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Afhankelijk van het ziektebeeld Boek: Verplegen van chronisch zieken, lichamelijk gehandicapten en revaliderende, naar keuze lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de inhoudsdeskundige. 1.1, 1.2 en 2.1 K vakdeskundigheid toepassen Keuze Het kan zijn, dat je in de praktijk een ziektebeeld bent tegengekomen, die niet in het ondersteuningsmagazijn wordt besproken. Bij deze activiteit wordt je in de gelegenheid gebracht om dit ziektebeeld uit te werken en eventueel te bespreken met de inhoudsdeskundige. Activiteit Ga na wat het ziektebeeld naar keuze inhoudt, wat de symptomen zijn en wat de behandeling en therapieën zijn. Zoek aansluitend de specifieke verpleegkundige interventies zijn bij een zorgvrager naar keuze. 278

279 279

280 B2.12 Psychopathologie en gerontologie Activiteiten - Psychische functies - Probleemgedrag bij geriatrische zorgvragers - DSM IV-TR - Ouderenpsychiatrie 280

281 G2B1.12 Praktische voorbereiding VVT DSM-IV-TR De student heeft de inhoud en opbouw van de DSM-IV uitgelegd aan studiegenoten met behulp van een powerpoint. Zorg dat je beschikking hebt over het boek verplegen in de geestelijke gezondheidszorg en de DVD DSM-IV uit de mediatheek. Boek verplegen in de geestelijke gezondheidszorg. Hoofdstuk psychiatrische stoornissen - het DSM4-classificatiesysteem (mediatheek). Tijd Locatie Werkproces Competentie Verplicht/keuze Boek DSM-IV-TR (mediatheek). Tip: Traject 409 verplegen van zorgvrager met een psychiatrische ziekte, deel 1: Classificatiesysteem DSM4 2 uur School of thuis, Evalueer de uitvoer, aantrekkelijkheid en inhoud van de powerpoint en uitleg met studiegenoten. Stel zonodig leervragen aan de docent. 1.1 verpleegplan opstellen D. Aandacht en begrip tonen H. Overtuigen en beïnvloeden J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen Verplicht Activiteit 1 Beantwoord de vragen over het nut en belang van een classificatiesysteem zoals DSM4. Waarom is diagnostiek belangrijk? Wat wordt bedoeld met een classificatiesysteem? Wat zijn de voor en nadelen van een classificatiesysteem zoals DSM4? In hoeverre is DSM4 belangrijk voor jou als verpleegkundige? Activiteit 2 Bekijk de DVD "DSM 4" met een voorbeeld gesprek. 281

282 G2B2.12 VVT psychopathologie psychische functies Praktische voorbereiding Locatie Werkproces Competentie Verplicht/keuze De student heeft met behulp van deze activiteit kennis en inzicht opgedaan over de psychische functies. Hij heeft deze a.d.h.v. casuïstiek benoemd en herkend Zorg dat je theorie hebt bestudeerd over psychische functies Spreek af met welke studiegenoten jij deze activiteit gaat uitvoeren Traject 409 verplegen van zorgvrager met een psychiatrische ziekte 1: psychopathologie (mediatheek) DVD klinische psychologie(dsm IV) uit de mediatheek School of thuis, internetaansluiting Vergelijk en bespreek deze activiteit met je studiegenoten. Stel leervragen aan de docent 1.8 verleent verpleegkundige zorg en begeleiding in een specifieke branche A. Beslissingen en activiteiten initiëren K. Vakdeskundigheid toepassen M. Analyseren N. Onderzoeken R. Op de behoeften en verwachtingen van de cliënt richten Verplicht Activiteit 1 Onderzoek naar diverse stoornissen. Onderzoek en noteer wat de mogelijke stoornissen zijn bij de volgende psychische functies: Expressie en psychomotoriek Bewustzijn Zelfbeleving Waarneming Denken Gevoelsleven Willen en verlangen Activiteit 2 Lees de casus en beantwoord de vragen. Beoordeel aan de hand van het gedrag van de zorgvragers Ans en Aart uit de casus, welke stoornissen in de psychische functies je herkent. Beargumenteer met behulp van de theorie Casus Ans Ans (65 jaar) is poliklinische in behandeling is bij een GGZ instelling. Ze is getrouwd en moeder van twee dochters. Het gaat de laatste tijd steeds minder goed met haar. Dat wil zeggen: Ans voelt zich druk en opgejaagd van binnen, tegelijkertijd komt ze tot bijna niets meer en voelt ze zich somber. Ze voelt zich tot niets en niemand aangetrokken en is het liefst alleen. Warm eten doet ze nauwelijks meer. Ze is trouwens erg vermagerd. Ook aan zichzelf verzorgen, zoals douchen en haren wassen komt ze niet of nauwelijks toe. Ze voelt zich doodmoe en angstig. 282

283 Casus Aart Aart (74 jaar) is zeven weken geleden opgenomen in een GGZ instelling vanwege ernstige verwardheid, toenemende zwerfneigingen en ernstige verwaarlozing. Aart heeft veel last van stemmen in zijn hoofd. Als hij last van stemmen in zijn hoofd heeft, wil hij niet luisteren en niet mee eten aan tafel. Hij wil geen warme maaltijden eten, in de overtuiging dat hij door de verpleegkundigen op de afdeling wordt vergiftigd. Hij zegt dat hij dat niet zelf denkt, maar dat zijn stemmen hem dat vertellen. Activiteit 3 Bekijk de DVD klinische psychologie(dsm IV) en ga per casus na welke stoornissen je kunt ontdekken in de psychische functie. Noteer ze. 283

ZIEKENHUIS. OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B/C Gevorderd 2. Albeda college Branche gezondheidszorg

ZIEKENHUIS. OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B/C Gevorderd 2. Albeda college Branche gezondheidszorg OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak B/C Gevorderd 2 ZIEKENHUIS Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: BC BRANCHE ZH 1415 Fase: Gevorderd

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Gevorderd 2 BEROEPSTAAK B Verpleeghuis-verzorgingshuis en thuiszorg Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 93 Versie:

Nadere informatie

ZIEKENHUIS. OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B/C Gevorderd 2. Albeda college Branche gezondheidszorg

ZIEKENHUIS. OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B/C Gevorderd 2. Albeda college Branche gezondheidszorg OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak B/C Gevorderd 2 ZIEKENHUIS Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: BC BRANCHE ZH 1516 Fase: Gevorderd

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK E

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK E OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK E Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2009-2010 Versie: 3 Fase: Gevorderd 1 Naam Student:.

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE BEROEPSTAAK B CHRONISCH ZIEKE

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE BEROEPSTAAK B CHRONISCH ZIEKE OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK B CHRONISCH ZIEKE Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2009-2010 Versie: 2 Fase: Gevorderd1

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Gevorderd 2 BEROEPSTAAK B (BOL) Verpleeghuis-verzorgingshuis en thuiszorg Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2012-2013

Nadere informatie

Activiteitenoverzicht reguliere gevorderde groepen

Activiteitenoverzicht reguliere gevorderde groepen Activiteitenoverzicht reguliere gevorderde groepen Uitvoeren van verpleegkundige zorg G1 G2 B1 Verpleegkundig proces B1 Ondersteunings/verpleegplan voor een zorgvrager met een verstandelijke beperking

Nadere informatie

Workshop communicatie

Workshop communicatie Workshop communicatie Feedback is collegiale ondersteuning of toch niet? Wat wil de beroepsvereniging betekenen voor Verzorgenden en Verpleegkundigen? Wij willen onze beroepsgroepen in staat stellen hun

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. BEROEPSTAAK B en C

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. BEROEPSTAAK B en C OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn gevorderd 2 BEROEPSTAAK B en C Verpleeghuis-verzorgingshuis-thuiszorg Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie:

Nadere informatie

OPDRACHTEN. Verzorgende IG. Module 8 Kraamzorg

OPDRACHTEN. Verzorgende IG. Module 8 Kraamzorg OPDRACHTEN Verzorgende IG Module 8 Kraamzorg Inhoudsopgave Leeropdrachten 3 De cliënt in de kraamzorg 5 A Taken van de kraamverzorgende 5 B Visie op kraamzorg 7 C Ontwikkelingskenmerken van het ongeboren

Nadere informatie

Acute ontsteking van de alvleesklier. Acute pancreatitis

Acute ontsteking van de alvleesklier. Acute pancreatitis Acute ontsteking van de alvleesklier Acute pancreatitis Uw behandelend arts heeft met u besproken dat een u een acute otsteking van de alvleesklier (pancreatitis) hebt. Deze folder geeft u informatie over

Nadere informatie

OPLEIDING tot Verzorgende-IG. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak D Startbekaam

OPLEIDING tot Verzorgende-IG. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak D Startbekaam OPLEIDING tot Verzorgende-IG Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak D Startbekaam Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2010-2011 Fase: Startbekaam Naam student:. 1 D1.T1.KP.start.

Nadere informatie

Klinisch redeneren Take-home toets

Klinisch redeneren Take-home toets Klinisch redeneren Take-home toets Naam: Joyce Stuijt Klas: 1F2 Docent: S. Verschueren Datum: 23 januari 2012 Studentnr: 500635116 Inhoudsopgave Casus 3 Diagnose 4 Prognose 4 Resultaatsklasse 5 Beoogd

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak E Beginner Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: Juli 2013 Fase: beginner Naam deelnemer:. 2

Nadere informatie

Hoe wordt het normale hartritme tot stand gebracht?

Hoe wordt het normale hartritme tot stand gebracht? Boezemfibrilleren De cardioloog heeft vastgesteld dat u een ritmestoornis heeft of heeft gehad, die boezemfibrilleren, ofwel atriumfibrilleren wordt genoemd. In deze folder kunt u hierover meer lezen.

Nadere informatie

Respectvol reageren op gevoelens

Respectvol reageren op gevoelens OPDRACHTFORMULIER Respectvol reageren op gevoelens Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

Nadere informatie

Hartfalen Wat kunt u thuis zelf doen?

Hartfalen Wat kunt u thuis zelf doen? Hartfalen Wat kunt u thuis zelf doen? www.nwz.nl Inhoud Wat is een hartfalenverpleegkundige 3 Wat is hartfalen 3 Oorzaken 4 Klachten en verschijnselen 4 Onderzoeken 4 Behandeling 4 Wat kunt u thuis zelf

Nadere informatie

Chronische ontsteking

Chronische ontsteking Chronische ontsteking van de alvleesklier - Chronische pancreatitis Chirurgie Beter voor elkaar Chronische ontsteking van de alvleesklier Chronische Pancreatitis Inleiding Deze folder geeft u informatie

Nadere informatie

Chirurgie. Acute Pancreatitis. Afdeling: Onderwerp:

Chirurgie. Acute Pancreatitis. Afdeling: Onderwerp: Afdeling: Onderwerp: Chirurgie Acute Pancreatitis 1 Acute Pancreatitis Acute ontsteking van de alvleesklier Ligging en functie van de alvleesklier De alvleesklier (het pancreas) is een orgaan dat dwars

Nadere informatie

Patiënteninformatie. Acuut optredende verwardheid. (delier) Acuut optredende verwardheid (delier)

Patiënteninformatie. Acuut optredende verwardheid. (delier) Acuut optredende verwardheid (delier) Patiënteninformatie Acuut optredende verwardheid (delier) Acuut optredende verwardheid (delier) 1 Acuut optredende verwardheid (delier) Intensive Care, route 3.3 Telefoon (050) 524 6540 Inleiding Uw familielid

Nadere informatie

Chirurgie. Stoma. Een kunstmatige uitgang

Chirurgie. Stoma. Een kunstmatige uitgang Chirurgie Stoma Een kunstmatige uitgang 1 Inleiding Deze folder geeft enige informatie over de procedure rond het aanleggen van een stoma (een kunstmatige uitgang). Het is goed u te realiseren dat bij

Nadere informatie

Wat is een laparoscopie?

Wat is een laparoscopie? Wat is een laparoscopie? Wat is een laparoscopie? Een laparoscopie is een kijkoperatie in de buik. De arts voert de operatie uit met een laparoscoop. Dat is een lange dunne kijkbuis. Aan het uiteinde van

Nadere informatie

Nefrectomie (nierverwijdering) Afdeling Urologie

Nefrectomie (nierverwijdering) Afdeling Urologie Nefrectomie (nierverwijdering) Afdeling Urologie Uw uroloog heeft bij u een aandoening geconstateerd waarvoor het nodig is uw nier te verwijderen. In deze folder vindt u informatie om uzelf goed te kunnen

Nadere informatie

Logboek Polikliniek hartfalen

Logboek Polikliniek hartfalen Logboek Polikliniek hartfalen Inleiding Uw cardioloog heeft u naar de hartfalenpolikliniek verwezen. De hartfalenverpleegkundige is er om u te begeleiden hoe u met uw hartklachten om kunt gaan. Hij/zij

Nadere informatie

Take-home toets klinisch redeneren 2

Take-home toets klinisch redeneren 2 Take-home toets klinisch redeneren 2 Naam: Sanne Terpstra Studentnummer: 500646500 Klas: 1F2 Datum: 23-01-2012 Deel 1: Casus Mevrouw Alberts is een 81 jarige weduwe. Haar man is 5 maanden geleden overleden

Nadere informatie

P a n c r e a t i t i s

P a n c r e a t i t i s P a n c r e a t i t i s Deze folder geeft u informatie over een acute ontsteking van de alvleesklier (acute pancreatitis) en de behandelingsmogelijkheden. Het is goed u te realiseren dat voor u persoonlijk

Nadere informatie

Bacteriële endocarditis

Bacteriële endocarditis Bacteriële endocarditis Ziekenhuis Gelderse Vallei Deze folder is bedoeld om u informatie te geven over het ziektebeeld en de behandeling van bacteriële endocarditis. We geven uitleg over wat bacteriële

Nadere informatie

Prednison (corticosteroïden)

Prednison (corticosteroïden) Prednison (corticosteroïden) Medicatie bij de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa MDL-centrum IJsselland Ziekenhuis www.mdlcentrum.nl Uw MDL-arts (maag-, darm- en leverarts) heeft u Prednison voorgeschreven

Nadere informatie

Endoscopische Mucosale Resectie (EMR) slokdarm

Endoscopische Mucosale Resectie (EMR) slokdarm Endoscopische Mucosale Resectie (EMR) slokdarm Maatschap Gastro-Enterologie IJsselland Ziekenhuis Datum opname: Datum onderzoek: Wat is een EMR? Op advies van uw behandelend arts zult u een Endoscopische

Nadere informatie

Beroepsopdracht 4 De geriatrische zorgvrager

Beroepsopdracht 4 De geriatrische zorgvrager Beroepsopdracht 4 De geriatrische zorgvrager 1 Werkprocessen en competenties gericht op het verpleegplan 1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op. A: Beslissen en activiteiten initiëren

Nadere informatie

Aambeien. Albert Schweitzer ziekenhuis april 2015 pavo 0334

Aambeien. Albert Schweitzer ziekenhuis april 2015 pavo 0334 Aambeien Albert Schweitzer ziekenhuis april 2015 pavo 0334 Inleiding U heeft een afspraak op de polikliniek Chirurgie, omdat u klachten heeft die waarschijnlijk door aambeien worden veroorzaakt. In deze

Nadere informatie

Urologie Het verwijderen van een tumor uit de blaas

Urologie Het verwijderen van een tumor uit de blaas Urologie Het verwijderen van een tumor uit de blaas Transurethrale resectie van een tumor (TURT) Urologie Inleiding Onderzoek heeft aangetoond dat u tumorweefsel in uw blaas heeft. De uroloog heeft u

Nadere informatie

Dokter op Dinsdag. Jawed Polad Interventiecardioloog Jeroen Bosch Ziekenhuis

Dokter op Dinsdag. Jawed Polad Interventiecardioloog Jeroen Bosch Ziekenhuis Dokter op Dinsdag Jawed Polad Interventiecardioloog Jeroen Bosch Ziekenhuis Het hart is voornamelijk gemaakt van speciale spier. Het hart pompt bloed in de slagaders (bloedvaten) die het bloed naar alle

Nadere informatie

Navelbreuk operatie bij kinderen. poli Chirurgie

Navelbreuk operatie bij kinderen. poli Chirurgie 00 Navelbreuk operatie bij kinderen poli Chirurgie 1 Uw kind wordt binnenkort verwacht in het ziekenhuis voor de behandeling van een navelbreuk. Waarschijnlijk heeft u al het een en ander gehoord over

Nadere informatie

Sensire Hartfalen. is onderdeel van Sensire.

Sensire Hartfalen. is onderdeel van Sensire. Sensire Hartfalen is onderdeel van Sensire. Hartfalen Bij hartfalen is er sprake van een tekort schietende pompfunctie van het hart. Het hart pompt minder bloed door het lichaam. Dit kan allerlei oorzaken

Nadere informatie

OPLEIDING tot Verzorgende-IG Kraam. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B Gevorderd

OPLEIDING tot Verzorgende-IG Kraam. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B Gevorderd OPLEIDING tot Verzorgende-IG Kraam Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak B Gevorderd Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 3 Cohort: 2011-2012 Fase: gevorderd Naam student:. Albeda college

Nadere informatie

Logboek. Polikliniek hartfalen

Logboek. Polikliniek hartfalen Logboek Polikliniek hartfalen Inleiding Uw cardioloog heeft u naar de hartfalenpolikliniek verwezen. De hartfalenverpleegkundige is er om u te begeleiden hoe u met uw hartklachten om kunt gaan. Hij/zij

Nadere informatie

Boezemfibrilleren. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Boezemfibrilleren. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee! Boezemfibrilleren De cardioloog heeft vastgesteld dat u een ritmestoornis heeft of heeft gehad, die boezemfibrilleren wordt genoemd. In deze brochure kunt u hierover meer lezen. Neem altijd uw verzekeringsgegevens

Nadere informatie

Dikke darmoperatie. Polikliniek Chirurgie Route 10

Dikke darmoperatie. Polikliniek Chirurgie Route 10 00 Dikke darmoperatie Polikliniek Chirurgie Route 10 1 Deze folder geeft u een globaal overzicht over de gebruikelijke gang van zaken rond een dikkedarmoperatie. Ook geeft deze folder enige informatie

Nadere informatie

Inhoud. Woord vooraf 14. Redactionele verantwoording 16. Redactie 20. Auteurs 22

Inhoud. Woord vooraf 14. Redactionele verantwoording 16. Redactie 20. Auteurs 22 Inhoud Woord vooraf 14 Redactionele verantwoording 16 Redactie 20 Auteurs 22 1 Ademhaling 24 1.1 COPD 24 1.1.1 Inleiding 24 1.1.2 COPD en longemfyseem 25 1.1.3 Behandeling van COPD 29 1.1.4 Multidisciplinaire

Nadere informatie

Cardiologie. Boezemfibrilleren. Het Antonius Ziekenhuis vormt samen met Thuiszorg Zuidwest Friesland de Antonius Zorggroep

Cardiologie. Boezemfibrilleren. Het Antonius Ziekenhuis vormt samen met Thuiszorg Zuidwest Friesland de Antonius Zorggroep Cardiologie Boezemfibrilleren Het Antonius Ziekenhuis vormt samen met Thuiszorg Zuidwest Friesland de Antonius Zorggroep Uw cardioloog heeft vastgesteld dat er bij u sprake is van boezemfibrilleren. Dit

Nadere informatie

Traject V&V; Verpleeg-, verzorgingshuizen, thuiszorg deel 2 niveau 4 TB. Oudere zorgvragers met psychopathologie

Traject V&V; Verpleeg-, verzorgingshuizen, thuiszorg deel 2 niveau 4 TB. Oudere zorgvragers met psychopathologie Traject V&V; Verpleeg-, verzorgingshuizen, thuiszorg deel 2 niveau 4 TB Inhoudsopgave (concept) 30-03-2017 THEMA 1 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Oudere zorgvragers met psychopathologie

Nadere informatie

Chronisch Hartfalen. Wat is chronisch hartfalen?

Chronisch Hartfalen. Wat is chronisch hartfalen? Chronisch Hartfalen Wat is chronisch hartfalen? Omschrijving Hartfalen Hartfalen is een aandoening van het hart waarbij het hart niet meer in staat is om voldoende bloed uit te pompen en rond te pompen.

Nadere informatie

Zorgen voor het slaap en waakritme

Zorgen voor het slaap en waakritme Werkproces 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden Zorgen voor het slaap en waakritme ~Beroepsopdracht 6~ BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina

Nadere informatie

BLINDEDARMONTSTEKING APPENDICITIS

BLINDEDARMONTSTEKING APPENDICITIS BLINDEDARMONTSTEKING APPENDICITIS Inleiding In deze folder leest u meer over de klachten, oorzaak en behandeling van een blindedarmontsteking. Het is goed dat u zich realiseert dat bij het vaststellen

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE BEROEPSTAAK D, DEEL 7

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE BEROEPSTAAK D, DEEL 7 OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE BEROEPSTAAK D, DEEL 7 Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: juni 2013 Fase: Gevorderd 2 Naam deelnemer:. 2 Inhoudsopgave Beroepsopdracht

Nadere informatie

Adviezen voor na uw ontslag

Adviezen voor na uw ontslag LONGGENEESKUNDE Adviezen voor na uw ontslag ADVIES Adviezen voor na uw ontslag U krijgt deze folder omdat u binnenkort uit het ziekenhuis ontslagen wordt. U vindt er praktische informatie in over uw verdere

Nadere informatie

Welkom. Publiekslezing Hartaandoeningen. 10 maart 2016

Welkom. Publiekslezing Hartaandoeningen. 10 maart 2016 Welkom Publiekslezing Hartaandoeningen 10 maart 2016 Voorstellen Ineke Sterk Verpleegkundig specialist interne geneeskunde Programma publiekslezing 19.30 uur Aanvang publiekslezing 19.45 uur Lezing cardioloog

Nadere informatie

Etalagebenen (claudicatio intermittens)

Etalagebenen (claudicatio intermittens) Etalagebenen (claudicatio intermittens) ETALAGEBENEN (CLAUDICATIO INTERMITTENS) Deze folder informeert u over de klachten en behandelingsmogelijkheden van zogenaamde etalagebenen. U moet zich wel realiseren

Nadere informatie

Het verpleegplan. Persoonlijke basiszorg 2. Begeleiden. Voorlichting, advies en instructie. Traject V&V niveau 4 OVERZICHT LEEREENHEDEN CONCEPT

Het verpleegplan. Persoonlijke basiszorg 2. Begeleiden. Voorlichting, advies en instructie. Traject V&V niveau 4 OVERZICHT LEEREENHEDEN CONCEPT Basisdeel Het verpleegplan Persoonlijke basiszorg 1 Persoonlijke basiszorg 2 Begeleiden Voorlichting, advies en instructie Oriëntatie op het beroep Gegevens verzamelen Inschatten van zorgsituaties Verpleegdoelen

Nadere informatie

Verwijdering van lymfeklieren via een kijkoperatie

Verwijdering van lymfeklieren via een kijkoperatie UROLOGIE Verwijdering van lymfeklieren via een kijkoperatie BEHANDELING Verwijdering van lymfeklieren via een kijkoperatie U hebt te horen gekregen dat u prostaatkanker hebt. Om erachter te komen of er

Nadere informatie

Boezemfibrilleren. Cardiologie

Boezemfibrilleren. Cardiologie Boezemfibrilleren Cardiologie Uw cardioloog stelde vast dat er bij u sprake is van boezemfibrilleren. Dit is een veel voorkomende hartritmestoornis die onschuldig is, als bijtijds de juiste maatregelen

Nadere informatie

Trombolyse. Acute behandeling van een herseninfarct

Trombolyse. Acute behandeling van een herseninfarct Trombolyse Acute behandeling van een herseninfarct In deze folder vindt u informatie over de behandeling van een herseninfarct met een stolseloplossend medicijn (Alteplase). Deze behandeling wordt trombolyse

Nadere informatie

Verwijderen niertumor

Verwijderen niertumor Verwijderen niertumor radicale en partiële nefrectomie De uroloog heeft na onderzoek bij u een afwijking aan de nier geconstateerd. In deze folder geven wij informatie over de nier, de operatie (radicale

Nadere informatie

Beroepsopdracht 3: Zorg voor de veiligheid en voorlichting geven

Beroepsopdracht 3: Zorg voor de veiligheid en voorlichting geven l Beroepsopdracht 3: Zorg voor de veiligheid en voorlichting geven Pagina 1 van16 Werkprocessen en competenties gericht op het verpleegplan 1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan

Nadere informatie

Patiënteninformatie. Acuut optredende verwardheid (delier) Acuut optredende verwardheid (delier)

Patiënteninformatie. Acuut optredende verwardheid (delier) Acuut optredende verwardheid (delier) Patiënteninformatie Acuut optredende verwardheid (delier) Acuut optredende verwardheid (delier) 20140024 Delier.indd 1 1 24-01-17 14:02 Acuut optredende verwardheid (delier) Wat is acuut optredende verwardheid

Nadere informatie

gebroken heup patiënteninformatie

gebroken heup patiënteninformatie patiënteninformatie gebroken heup U heeft uw heup gebroken. Een gebroken heup wordt ook wel collumfractuur of heupfractuur genoemd. Uw heup moeten we daarom opereren. In deze folder leest u meer over de

Nadere informatie

Laparoscopie Inleiding De redenen voor laparoscopie Sterilisatie Buikpijn Mogelijke oorzaken zijn:

Laparoscopie Inleiding De redenen voor laparoscopie Sterilisatie Buikpijn Mogelijke oorzaken zijn: Laparoscopie Inleiding De gynaecoloog heeft voorgesteld een laparoscopie bij u te verrichten. Bij een laparoscopie kunnen de organen in de buikholte worden bekeken; ze komen ook binnen bereik voor eenvoudige

Nadere informatie

Endoscopische Mucosale Resectie (EMR) slokdarm

Endoscopische Mucosale Resectie (EMR) slokdarm Endoscopische Mucosale Resectie (EMR) slokdarm MDL-centrum IJsselland Ziekenhuis Melden op:...(datum en tijd) Onderzoek in de ochtend middag www.mdlcentrum.nl Wat is een EMR? Op advies van uw behandelend

Nadere informatie

chronische alvleesklierontsteking

chronische alvleesklierontsteking patiënteninformatie chronische alvleesklierontsteking U heeft last van een terugkerende ontsteking van de alvleesklier. We noemen dit een chronische alvleesklierontsteking. Wat is een chronische alvleesklierontsteking?

Nadere informatie

Chronische alvleesklierontsteking. Chirurgie/ MDL

Chronische alvleesklierontsteking. Chirurgie/ MDL Chronische alvleesklierontsteking Chirurgie/ MDL Inhoudsopgave Inleiding...5 Ligging en functie alvleesklier...5 Chronische Pancreatitis...6 Diagnose en onderzoek...7 Behandelingsmogelijkheden...7 De

Nadere informatie

Bypass-operatie Operatie bij vernauwing of afsluiting in een beenslagader.

Bypass-operatie Operatie bij vernauwing of afsluiting in een beenslagader. Bypass-operatie Operatie bij vernauwing of afsluiting in een beenslagader www.nwz.nl Inhoud Wanneer is een operatie nodig? 3 Voorbereiding op de operatie 3 De ingreep 5 Na de operatie 5 Uw vragen 7 2 U

Nadere informatie

Endoscopische Mucosale Resectie (EMR) slokdarm

Endoscopische Mucosale Resectie (EMR) slokdarm Endoscopische Mucosale Resectie (EMR) slokdarm Maatschap Gastro-Enterologie IJsselland Ziekenhuis Datum opname: Datum onderzoek: Wat is een EMR? Op advies van uw behandelend arts zult u een Endoscopische

Nadere informatie

Informatie over een bloedtransfusie

Informatie over een bloedtransfusie Informatie over een bloedtransfusie Bij het tot stand komen van deze folder is gebruik gemaakt van de volgende folders: Bloedtransfusie voor patiënten - Stichting Sanquin Bloedvoorziening. Bloedtransfusie

Nadere informatie

Een pouch in plaats van de dikke darm (IPAA)

Een pouch in plaats van de dikke darm (IPAA) Afdeling: Onderwerp: Chirurgie Een pouch in plaats van de dikke darm () Inleiding Deze folder geeft u informatie over de ileo pouch anale anastomose (), die aangelegd kan worden na het verwijderen van

Nadere informatie

DREIGEND HARTINFARCT

DREIGEND HARTINFARCT DREIGEND HARTINFARCT (onstabiele angina pectoris) In deze folder geeft het Ruwaard van Putten Ziekenhuis u algemene informatie over een dreigend hartinfarct. Wij adviseren u de informatie zorgvuldig te

Nadere informatie

Operatie aan de halsslagader Carotisdesobstructie

Operatie aan de halsslagader Carotisdesobstructie Operatie aan de halsslagader Carotisdesobstructie Ziekenhuis Gelderse Vallei U wordt binnenkort opgenomen wegens een operatie aan uw halsslagader. Deze folder is bedoeld als aanvulling op de mondelinge

Nadere informatie

Liesbreukoperatie. Hernia Inguinalis. Een liesbreuk. Diagnose en onderzoek. De opname

Liesbreukoperatie. Hernia Inguinalis. Een liesbreuk. Diagnose en onderzoek. De opname Liesbreukoperatie Hernia Inguinalis In overleg met uw behandelend chirurg heeft u besloten een liesbreukoperatie te ondergaan in Gelre ziekenhuizen Apeldoorn. Deze folder geeft u informatie over een liesbreuk,

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPDRACHTENBOEK

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPDRACHTENBOEK OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPDRACHTENBOEK VERPLEEGHUIS, VERZORGINGSHUIS EN THUISZORG Gevorderd 2 Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 93 Versie: Juni 2013 Fase: Gevorderd

Nadere informatie

Acute ontsteking van de alvleesklier

Acute ontsteking van de alvleesklier Acute ontsteking van de alvleesklier (acute pancreatitis) afdeling chirurgie Deze brochure geeft informatie over de acute ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis) en de meest gebruikelijke behandelingsmogelijkheden.

Nadere informatie

Ontstoken alvleesklier

Ontstoken alvleesklier INTERNE GENEESKUNDE Ontstoken alvleesklier Pancreatitis Ontstoken alvleesklier In deze folder vindt u informatie over pancreatitis, een ontstoken alvleesklier (de pancreas). De meest voorkomende oorzaken,

Nadere informatie

TVT-behandeling bij stressincontinentie. Behandeling door de gynaecoloog

TVT-behandeling bij stressincontinentie. Behandeling door de gynaecoloog TVT-behandeling bij stressincontinentie Behandeling door de gynaecoloog Inleiding Binnenkort wordt u opgenomen voor een operatie om stressincontinentie te behandelen. Stressincontinentie is ongewild urineverlies

Nadere informatie

Naam: Geboortedatum: 3a. Hebt U een acuut reuma gehad? (II) (I)

Naam: Geboortedatum: 3a. Hebt U een acuut reuma gehad? (II) (I) Naam: Geboortedatum: Op dit vragenformulier komen vragen voor, over Uw gezondheid, die gevoelsmatig niet direct van belang lijken te zijn voor de mondhygiënist. Maar ook vragen over Uw gezondheid en medicijngebruik,

Nadere informatie

Inknippen van je tongriempje

Inknippen van je tongriempje Wilhelmina Kinderziekenhuis Inknippen van je tongriempje Wat staat er in deze folder Inleiding voor ouders 2 Informatie voor jongeren vanaf 12 jaar 4 Inknippen van het tongriempje 6 Tips 9 Wil je meer

Nadere informatie

CHIRURGIE. Blindedarmontsteking. Appendicitis

CHIRURGIE. Blindedarmontsteking. Appendicitis CHIRURGIE Blindedarmontsteking Appendicitis Blindedarmontsteking In deze folder kunt u lezen wat een blindedarmontsteking is, wat de klachten zijn en hoe de behandeling verloopt. Het is goed u te realiseren

Nadere informatie

Sensire Thuiszorg. is onderdeel van Sensire.

Sensire Thuiszorg. is onderdeel van Sensire. Sensire Thuiszorg is onderdeel van Sensire. Dagelijks kom ik bij verschillende mensen thuis. De één heeft natuurlijk meer zorg en aandacht nodig dan de ander. Daarom werk ik ook niet volgens een strak

Nadere informatie

Bevolkingsonderzoek Darmkanker

Bevolkingsonderzoek Darmkanker Bevolkingsonderzoek Darmkanker In verband met deelname aan het Bevolkingsonderzoek Darmkanker heeft u ontlasting afgestaan voor onderzoek. Uit dit onderzoek is gebleken dat in uw ontlasting sporen van

Nadere informatie

HARTKATHETERISATIE CORONAROGRAFIE

HARTKATHETERISATIE CORONAROGRAFIE HARTKATHETERISATIE CORONAROGRAFIE AZ Monica vzw - Florent Pauwelslei 1 - BE-2100 Deurne - T +32 3 320 50 00 - F +32 3 320 56 00 info@azmonica.be - www.azmonica.be 12 Inleiding Uw cardioloog heeft u aangeraden

Nadere informatie

Chirurgie Oncologie HIPEC operatie

Chirurgie Oncologie HIPEC operatie Chirurgie Oncologie HIPEC operatie Verwarmde cytostaticaspoeling in de buik Chirurgie Oncologie Met uw arts heeft u gesproken over een HIPEC operatie. In deze folder vindt u meer informatie over de operatie

Nadere informatie

Liesbreuk operatie bij kinderen. polikliniek Chirurgie

Liesbreuk operatie bij kinderen. polikliniek Chirurgie 00 Liesbreuk operatie bij kinderen polikliniek Chirurgie Uw kind wordt binnenkort verwacht in het ziekenhuis voor de behandeling van een liesbreuk. Waarschijnlijk heeft u al het een en ander gehoord over

Nadere informatie

acute blindedarmontsteking

acute blindedarmontsteking acute blindedarmontsteking De arts heeft vastgesteld dat u een acute blindedarmontsteking heeft. Een andere naam hiervoor is appendicitis acuta. Wat is een blindedarmontsteking? Hoe verloopt een operatie?

Nadere informatie

Acuut optredende verwardheid Delier

Acuut optredende verwardheid Delier Acuut optredende verwardheid Delier Uw familielid, vriend(in) of kennis is opgenomen in ons ziekenhuis vanwege ziekte, ongeval en/of operatie. Zoals u vermoedelijk hebt gemerkt, is zijn of haar reactie

Nadere informatie

Dikke darmoperatie. Poli Chirurgie

Dikke darmoperatie. Poli Chirurgie 00 Dikke darmoperatie Poli Chirurgie 1 Deze folder geeft u informatie over de gebruikelijke gang van zaken rond een dikke darmoperatie. Ook geeft deze folder informatie over de aandoeningen waarbij een

Nadere informatie

https://www.isala.nl/patientenfolders/7280-acutealvleesklierontsteking-pid-h3-diagnose-en-onderzoeken/ Acute alvleesklierontsteking (PID): H3 Diagnose en onderzoeken Wanneer u klachten heeft die duiden

Nadere informatie

I Lees het hoofdstuk en maak de vragen bij Praktijk en de kennisopdracht

I Lees het hoofdstuk en maak de vragen bij Praktijk en de kennisopdracht 57 58 Basiszorg plannen Leerdoel Theorie Evaluatie Competenties De student kan de theorie beschrijven m.b.t. het plannen van de basiszorg Boek: De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 2 H1 Basiszorg

Nadere informatie

Verwijderen van de zaadbal

Verwijderen van de zaadbal De uroloog heeft met u besproken dat er bij u een zaadbal verwijderd moet worden, in verband met verdenking op een tumor. U wordt hiervoor 1 á 2 dagen opgenomen in het ziekenhuis. U kunt deze brochure

Nadere informatie

Cardiologie. Takotsubocardiomyopathie

Cardiologie. Takotsubocardiomyopathie Cardiologie Takotsubocardiomyopathie Inhoudsopgave Inleiding 4 Wat is takotsubocardiomyopathie? 4 Wat is de oorzaak? 5 Wat zijn de klachten en verschijnselen? 6 Welke onderzoeken worden uitgevoerd? 6

Nadere informatie

Medicatie bij de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa Prednison (corticosteroïden)

Medicatie bij de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa Prednison (corticosteroïden) Medicatie bij de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa Prednison (corticosteroïden) Maag-, Darm- en Leverziekten IJsselland Ziekenhuis Uw MDL-arts (maag-, darm- en leverarts) heeft u Prednison voorgeschreven

Nadere informatie

Acute verwardheid (Delier/Delirium)

Acute verwardheid (Delier/Delirium) Acute verwardheid (Delier/Delirium) Informatie voor naasten van patiënten met acuut optredende verwardheid. Uw naaste is opgenomen in het TweeSteden ziekenhuis vanwege een ziekte, ongeval, en/of operatie.

Nadere informatie

Darmoperatie bij Diverticulitis. Chirurgie Waregem O.L.V. van Lourdes Ziekenhuis

Darmoperatie bij Diverticulitis. Chirurgie Waregem O.L.V. van Lourdes Ziekenhuis Darmoperatie bij Diverticulitis Chirurgie Waregem O.L.V. van Lourdes Ziekenhuis Chirurgie Waregem_Versie 1_Feb 2016 Inleiding Deze folder geeft uitleg over een operatie van de dikkedarm bij diverticulitis.

Nadere informatie

Aneurysma Aorta Abdominalis. (Verwijding van de grote buikslagader)

Aneurysma Aorta Abdominalis. (Verwijding van de grote buikslagader) Aneurysma Aorta Abdominalis (Verwijding van de grote buikslagader) Bij toeval is ontdekt, dat uw lichaamsslagader, de aorta, verwijd is. Deze verwijding noemen we een aneurysma. De arts heeft u hier van

Nadere informatie

IPAA, Ileo Pouch Anale Anastomose (plaatsen inwendige opvang ontlasting)

IPAA, Ileo Pouch Anale Anastomose (plaatsen inwendige opvang ontlasting) IPAA, Ileo Pouch Anale Anastomose (plaatsen inwendige opvang ontlasting) Uw specialist stelt voor van een deel van uw dunne darm een nieuwe opvang voor uw ontlasting te maken (Ileo Pouch Anale Anastomose).

Nadere informatie

Beroepstaak C. OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE VERKORTE OPLEIDING. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1. Albeda college Branche gezondheidszorg

Beroepstaak C. OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE VERKORTE OPLEIDING. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1. Albeda college Branche gezondheidszorg OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE VERKORTE OPLEIDING Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 Beroepstaak C Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2009-2010 Versie 2 Fase: gevorderd

Nadere informatie

Specifieke adviezen. Wondverzorging / hechting / pleister: Douche en bad beleid: Activiteiten: Eten: Diversen:

Specifieke adviezen. Wondverzorging / hechting / pleister: Douche en bad beleid: Activiteiten: Eten: Diversen: Ontslag wat nu? Uw kind gaat weer naar huis nadat het opgenomen is geweest op de kinderafdeling. Het is van belang dat u de eerste dagen thuis extra goed op uw kind let. Deze folder geeft u enkele adviezen.

Nadere informatie

Slokdarmonderzoek bij slikproblemen (oesofaoscopie)

Slokdarmonderzoek bij slikproblemen (oesofaoscopie) Keel-, Neus- en Oorheelkunde Slokdarmonderzoek bij slikproblemen (oesofaoscopie) www.catharinaziekenhuis.nl Inhoud Wat is een oesofagoscopie en wanneer is dit onderzoek zinvol?... 3 Voorbereiding op de

Nadere informatie

Jodiumhoudende contrastmiddelen in bloedvat

Jodiumhoudende contrastmiddelen in bloedvat RADIOLOGIE Jodiumhoudende contrastmiddelen in bloedvat U krijgt binnenkort een onderzoek bij de afdeling radiologie waar een jodiumhoudende contrastmiddel wordt gebruikt. Dit contrastmiddel wordt in een

Nadere informatie

Bloedtransfusie. Informatie voor patiënten. Medisch Centrum Haaglanden www.mchaaglanden.nl

Bloedtransfusie. Informatie voor patiënten. Medisch Centrum Haaglanden www.mchaaglanden.nl Bloedtransfusie Informatie voor patiënten F0892-2130 september 2012 Medisch Centrum Haaglanden www.mchaaglanden.nl MCH Antoniushove, Burgemeester Banninglaan 1 Postbus 411, 2260 AK Leidschendam 070 357

Nadere informatie

Adalimumab (Humira) bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa Maag-Darm-Levercentrum. Beter voor elkaar

Adalimumab (Humira) bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa Maag-Darm-Levercentrum. Beter voor elkaar Adalimumab (Humira) bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa Maag-Darm-Levercentrum Beter voor elkaar 2 Inleiding Uw behandelend arts heeft met u gesproken over het gebruik van Adalimumab (Humira).

Nadere informatie

Laparoscopisch verwijderen van de galblaas. Uw opname van dag tot dag

Laparoscopisch verwijderen van de galblaas. Uw opname van dag tot dag Laparoscopisch verwijderen van de galblaas Uw opname van dag tot dag Inhoudsopgave Inleiding... 1 Ligging en functie van de galblaas... 1 Galstenen... 1 Complicaties... 3 Dag 1: opnamedag en operatiedag...

Nadere informatie

Behandeling van Aambeien (graad drie en vier)

Behandeling van Aambeien (graad drie en vier) Behandeling van Aambeien (graad drie en vier) Behandeling met een operatie In overleg met uw chirurg wordt u binnenkort in het Rode Kruis Ziekenhuis (RKZ) behandeld voor aambeien. De aambeien worden operatief

Nadere informatie