Tekla Structures Handleiding Geavanceerd Modelleren. Productversie 21.0 maart Tekla Corporation

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tekla Structures Handleiding Geavanceerd Modelleren. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation"

Transcriptie

1 Tekla Structures Handleiding Geavanceerd Modelleren Productversie 21.0 maart Tekla Corporation

2 Inhoudsopgave 1 Stortbeheer De stortfunctionaliteit inschakelen De stortfunctionaliteit in een bepaald model uitschakelen Betonnen onderdelen als insitu-beton weergeven De stortfase van een onderdeel definiëren Stortobjecten Stortobjecten weergeven...15 De kleur en doorzichtigheid van stortobjecten wijzigen...15 De eigenschappen van een stortobject wijzigen...17 Over de storttype-eigenschap Stortnaden...18 Stortnaadaanpasbaarheid...20 De zichtbaarheid van stortnaden instellen...20 Een stortnaad maken Een stortnaad selecteren Een stortnaad kopiëren Een stortnaad verplaatsen...23 Een stortnaad aanpassen...23 Een stortnaad verwijderen Problemen met stortfouten oplossen...25 Stortfouten in een logbestand weergeven Voorbeeld:Een stortfout identificeren en oplossen Voorbeeld: Betongeometrie maken en met storten werken Organisator Objecteigenschappen in de Organisator weergeven Objecteigenschappen in de Organisator groeperen Berekende eigenschapswaarden in de Organisator weergeven...38 Een object of een categorie uit de Objectbrowser in de Organisator verwijderen Eenheden in de Organisator instellen Objecteigenschapswaarden vanuit de Organisator exporteren Een eigenschappentemplate in de Organisator maken...42 Beschikbare objecteigenschappen in de Organisator...43 Een gebruikerseigenschap in de Organisator maken Een aangepaste formule in de Organisator maken Een eigenschappentemplate in de Organisator verwijderen Een eigenschappentemplate in de Organisator wijzigen Een eigenschappentemplate in de Organisator importeren Een eigenschappentemplate uit de Organisator exporteren Categorieën in de Organisator Locatiecategorieën maken in de Organisator

3 Handmatig locatiecategorieën maken in de Organisator...54 Een aangepaste categorie in de Organisator maken Automatisch subcategorieën voor een categorie met eigenschappen in de Organisator maken Een categorie in de Organisator wijzigen...59 Een categorie in de Organisator weergeven Een categorie in de Organisator verwijderen...64 Aangepaste standaardinstelling voor de Organisator Exclusief objecttypen uit de Organisator De Organisator met het model synchroniseren Volledige synchronisatie van de Organisator...69 Gedeeltelijke synchronisatie van de Organisator De locatiecategorieën van de Organisator in lijsten gebruiken Een categorie uit de Organisator exporteren Een categorie in de Organisator importeren Categorieën gemaakt in eerdere versies van Tekla Structures IFC-categorieën in de Organisator importeren De Organisator in de multi-user modus Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven...75 Het model organiseren in gebouwen, secties en vloeren...77 Een aangepaste categorie maken met een boomstructuur op basis van objectnamen in de Organisator Een aangepaste categorie voor wapeningsstaven maken in de Organisator...84 Een takeoff voor hoeveelheden van beton maken met de Organisator Een takeoff voor de hoeveelheid van een wapeningsstaaf voor de kolommen van de eerste verdieping in de Organisator maken Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator Voorbeeld: Wapeningsstaaflengte opsporen met de Organisator Voorbeeld: Te zware prefab-elementen van een referentiemodel met de Organisator volgen...97 Voorbeeld: Gewichtsgroepcategorieën maken om verschillende gewichten met de Organisator op te sporen...99 Voorbeeld: Grote betonvolumes opsporen met de Organisator Voorbeeld: Een aangepaste categorie voor een structurele ontwerpstatus in de Organisator maken Voorbeeld: Een aangepaste categorie voor de architectonische ontwerpstatus in de Organisator maken Voorbeeld: Organisator voor staal - bouten beheren Voorbeeld: Organisator voor staal - merken beheren Voorbeeld: Organisator voor prefab Taakmanager Gebruikersinterface van de Taakmanager Taakmanager starten Taaklijst Gantt-diagram Symbolen in het Gantt-diagram Commando's uitvoeren Vensterinstellingen wijzigen Grote pictogrammen weergeven

4 Items in de taaklijst tonen en verbergen Het Taakmanager-venster altijd op de voorgrond weergeven De weergave van het Gantt-diagram wijzigen De tijdschaal van het Gantt-diagram wijzigen De kleuren van het Gantt-diagram wijzigen De weergave van datums en maanden wijzigen Taken maken en wijzigen Een taak maken Een subtaak maken Een taaktype definiëren Een aannemer definiëren Een taak wijzigen Algemene taakeigenschappen definiëren Een taakplanning definiëren Afzonderlijke objecten in een taak beheren De volgorde van objecten in een taak definiëren Een productieniveau voor een taak definiëren Een taakplanning volgen Extra informatie voor een taak opgeven Een taak opslaan Een taak verwijderen Taakafhankelijkheden beheren Taakafhankelijkheden Een afhankelijkheid tussen taken maken Een afhankelijkheid tussen taken wijzigen Een afhankelijkheid tussen taken verwijderen Taken aan het model koppelen Objecten aan een taak toevoegen Objecten uit een taak verwijderen Objecten naar een andere taak kopiëren Een taak aan gebruikersattributen koppelen Taken importeren en exporteren Geïmporteerde taakinformatie Taken importeren Taken exporteren Taaktypen importeren Taaktypen exporteren Scenario's beheren Een scenario maken Een scenario openen Een scenario verwijderen Taken weergeven Taken rangschikken Een taak markeren Meerdere taken in de taaklijst selecteren Meerdere taken in het Gantt-diagram selecteren Gerelateerde taken weergeven Gerelateerde modelobjecten weergeven Geselecteerde taken weergeven Zichtbare taken filteren Een venster- of selectiefilter voor taken maken De kalender aanpassen Werkvrije dagen

5 Werkvrije dagen toevoegen aan de kalender Werkvrije dagen verwijderen van de kalender Een feestdagenbestand importeren Kalenderinformatie importeren Taakplanning weergeven Voorbeeld: Objectgroepen voor taken maken Voorbeeld: Objectweergave-instellingen voor taken maken Voorbeeld: de taakplanning weergeven Taakplanningen afdrukken Lijsten met taakinformatie Een voorbeeld van een planning weergeven voordat u deze afdrukt Een planning afdrukken Fasemanager Het model in fasen verdelen Aangepaste fase eigenschappen Vrachten samenstellen Een vracht maken Onderdelen toevoegen aan een vracht Onderdelen verwijderen uit een vracht Een vracht verwijderen Sequencer Een reeks maken Onderdelen toevoegen aan een reeks De reeks van een onderdeel controleren Het volgnummer van een onderdeel wijzigen Een reeks verwijderen Projectstatusweergave Een weergave maken Weergave-instellingen kopiëren naar een ander model Weergave-instellingen verwijderen Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven Voorbeeld: een montageschema definiëren Voorbeeld: Objecten voor de weergave selecteren Voorbeeld: De kleur en doorzichtigheid van geselecteerde objecten definiëren Voorbeeld: Een periode definiëren Voorbeeld: Het montageschema weergeven Profielen Profieltypen Profielen beheren Belangrijke knoppen in de profielendatabase Profielen groeperen Een voorwaarde toevoegen

6 178 Een voorwaarde bewerken Gebruikersattributen aan profielen toevoegen Voorbeeld: Een gebruikersattribuut aan een profiel toevoegen en in een voorwaarde gebruiken... Profieltypen aan een bepaald materiaal koppelen Een profiel verwijderen Profielen importeren en exporteren Profielendatabase-items importeren Een profielendatabase exporteren Een deel van de profielendatabase exporteren Voorbeeld van een profielexportbestand Eenheden bij het importeren en exporteren Geschetste profielen importeren en exporteren Geschetste profielen importeren Geschetste profielen exporteren Uw eigen profielen maken Door de gebruiker gedefinieerde doorsneden maken Een doorsnede met een polygoon definiëren Een doorsnede met een plaat definiëren Een doorsnede met een DWG-bestand definiëren Een door de gebruiker gedefinieerde doorsnede wijzigen Bibliotheekprofielen maken Een bibliotheekprofiel maken Een bibliotheekprofiel maken door kopiëren Een bibliotheekprofiel maken op basis van een parametrisch profiel Een bibliotheekprofiel wijzigen Parametrisch profielen maken door te schetsen De schetseditor openen De omtrek van een profiel schetsen De vorm van een geschetst profiel verfijnen Maatlijnen aan een geschetst profiel toevoegen Positievlakken van een geschetst profiel definiëren Een geschetst profiel controleren Een geschetst profiel opslaan Een geschetste doorsnede wijzigen Geschetste profielen in een model gebruiken Parametrische profielen met variabele doorsneden maken Een profiel met variabele doorsneden maken Een profiel met variabele doorsneden wijzigen Gestandaardiseerde waarden voor parametrische profielen definiëren Een afbeelding van een profiel maken Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn I-profielen I-liggers (staal) L-profielen Z-profielen U-profielen C-profielen T-profielen Gelaste samengestelde profielen Gelaste liggerprofielen Samengestelde profielen

7 WQ-profielen Rechthoekige doorsneden Ronde doorsneden Kokervormige doorsneden Buisvormige holle doorsneden Koud gewalste profielen Gezette platen T-profielen I-liggers (beton) Dwarsliggers (beton) T-profielen (beton) Niet-reguliere liggers (beton) Wanden Variabele doorsneden Andere Vormen Een vorm importeren Een vorm exporteren Een vorm verwijderen Voorbeeld: Een vorm uit SketchUp Pro importeren Materiaalkwaliteiten Materiaaltypen Materiaalkwaliteiten beheren Belangrijke knoppen in de materialendatabase Een materiaalkwaliteit toevoegen Een materiaalkwaliteit kopiëren Een materiaalkwaliteit wijzigen Een materiaalkwaliteit verwijderen Gebruikersattributen aan materiaalkwaliteiten toevoegen Materiaalkwaliteiten importeren en exporteren Een materialendatabase importeren Een materialendatabase exporteren Een deel van de materialendatabase exporteren Eigen materiaaldefinities maken Boutsamenstellingen Hoe de boutendatabase en de boutsamenstellingendatabase samenwerken Bouten en boutsamenstellingen beheren Een bout aan de database toevoegen Een stiftbout aan de database toevoegen Boutgegevens in de database wijzigen Een bout uit de database verwijderen Een boutsamenstelling aan de database toevoegen Boutsamenstellingsgegevens in de database wijzigen Een boutsamenstelling uit de database verwijderen Bouten en boutsamenstellingen importeren en exporteren Bouten in de database importeren Bouten uit de database exporteren Boutsamenstellingen in de database importeren Boutsamenstellingen uit de database exporteren Een boutendatabase importeren

8 Een deel van de boutendatabase importeren Een boutendatabase exporteren Boutlengteberekening Eigenschappen boutendatabase Eigenschappen boutsamenstellingendatabase Vrijwaring

9 1 Stortbeheer Met de stortbeheerfunctionaliteit van Tekla Structures kunt u de geometrie van insitubetonstructuren weergeven, deze als onderdelen of als stortobjecten weergeven, storten en stortnaden plannen en stortgegevens zoals betonvolumes en bekistingsgebieden rapporteren.u kunt storten, stortobjecten en stortnaden voor betonnen onderdelen definiëren waarvan de stortmethode Insitu is. In Tekla Structures is een stortobject een gebouwobject dat uit een of meer insitubetononderdelen bestaat. De insitu-betononderdelen worden samengevoegd in een stortobject als ze dezelfde materiaalkwaliteit hebben en elkaar raken. Ze moeten zich ook in dezelfde stortfase bevinden om samengevoegd te kunnen worden. Stortobjecten zijn zichtbaar in stortvensters. Een stort is een groep stortobjecten die in één keer wordt gestort. Met een stortnaad kunt u een stortobject in kleinere stortobjecten splitsen. De stortbeheerfunctionaliteit richt zich vooral op aannemers voor de kostenraming, planning en montageactiviteiten.de stortbeheerfunctionaliteit wordt standaard alleen in de Aannemer-rol ingeschakeld.als u een andere rol gebruikt, moet u de functionaliteit inschakelen door de variabele XS_ENABLE_POUR_MANAGEMENT op TRUE in te stellen in Extra --> Geavanceerde opties --> Concrete Detailing. De stortfunctionaliteit inschakelen op pagina 10 Betonnen onderdelen als insitu-beton weergeven op pagina 11 De stortfase van een onderdeel definiëren op pagina 12 Stortobjecten op pagina 13 Stortnaden op pagina 18 Stortfouten in een logbestand weergeven op pagina 26 Problemen met stortfouten oplossen op pagina 25 Voorbeeld: Betongeometrie maken en met storten werken op pagina 28 Stortbeheer 9

10 1.1 De stortfunctionaliteit inschakelen De stortfunctionaliteit is standaard alleen in de Aannemer-rol ingeschakeld.als u een andere rol gebruikt, moet u de functionaliteit in het dialoogvenster Geavanceerde opties inschakelen. U schakelt de stortfunctionaliteit als volgt in: 1. Klik op Extra --> Opties --> Geavanceerde opties... om het dialoogvenster Geavanceerde Opties te openen. 2. Onder Concrete Detailing stelt u XS_ENABLE_POUR_MANAGEMENT in op TRUE. 3. Klik op OK. 4. Start Tekla Structures opnieuw op om de wijziging door te voeren. De stortfunctionaliteit in een bepaald model uitschakelen op pagina 10 XS_ENABLE_POUR_MANAGEMENT De stortfunctionaliteit in een bepaald model uitschakelen U kunt de stortfunctionaliteit tijdelijk uitschakelen. Dit kan handig zijn als u niet met stortobjecten hoeft te werken, stortnaden hoeft te maken of storten in dit stadium hoeft te definiëren. Dit kan ook handig zijn als stortfunctionaliteit uw model aanzienlijk lijkt te vertragen. Let erop dat gegevens die op storten betrekking hebben tijdens het uitgeschakeld zijn van de stortfunctionaliteit bijvoorbeeld in lijsten verouderd en onnauwkeurig raken en de stortnaden zijn niet aanpasbaar. Ze worden automatisch bijgewerkt wanneer u de stortfunctionaliteit weer inschakelt. Als u de stortfunctionaliteit wilt uitschakelen of weer wilt inschakelen doet u het volgende: Klik op Extra --> Opties --> Storten en stortnaden. Een vinkje geeft aan dat stortfunctionaliteit actief is. Als u in de multi-user modus werkt, moet u niet vergeten de stortfunctionaliteit weer in te schakelen voordat u het model opslaat.zo blijft de aan de storten gerelateerde informatie voor alle gebruikers van het model up-to-date. Als u problemen hebt met het openen van een groot model met stortobjecten die veel onderdelen bevatten, moet u mogelijk de stortfunctionaliteit uitschakelen voordat u het model opent. U kunt dit doen door het bestand xs_user.[user name] te wijzigen Stortbeheer 10 De stortfunctionaliteit inschakelen

11 dat zich in de modelmap bevindt. Stel PAPB in op 0 om storten uit te schakelen en sla vervolgens het bestand op. Vergeet niet als dat nodig is de stortfunctionaliteit weer in te schakelen. De stortfunctionaliteit inschakelen op pagina Betonnen onderdelen als insitu-beton weergeven Als de stortfunctionaliteit is ingeschakeld, geeft Tekla Structures de betonnen onderdelen in het model als insitu-beton weer wanneer de stortmethode Insitu is, ze dezelfde materiaalkwaliteit en stortfasenummer hebben en elkaar raken of overlappen.als er aan deze criteria wordt voldaan, verwijdert Tekla Structures automatisch de omtrek van de individuele onderdelen binnen insitu-beton. U kunt insitu-betonstructuren in modelvensters als onderdelen of als stortobjecten weergeven.u kunt tussen het weergeven van onderdelen en storten schakelen door de knop Stortweergave op de werkbalk Storttools of de instelling voor de onderdeelweergave Insitu in het dialoogvenster Weergeven te gebruiken. Insitu-beton kan niet worden geselecteerd of gemarkeerd in onderdeelvensters.als u de muisaanwijzer boven insitu-beton in een onderdeelvenster houdt, markeert Tekla Structures de oorspronkelijke onderdelen die daartoe behoren.u kunt een onderdeel selecteren en het indien nodig wijzigen: Stortbeheer 11 Betonnen onderdelen als insitu-beton weergeven

12 Dubbele en overlappende onderdelen worden in de volumeberekeningen voor stortobjecten slechts eenmaal geteld.let erop dat onderdeel- en betonvolumes nog steeds op dezelfde manier worden berekend, wat betekent dat de som van de onderdeel- en betonvolumes mogelijk hoger is dan het volume van stortobjecten die vanuit precies dezelfde onderdeelgeometrie zijn gedefinieerd. Als u een betonstructuur wapent, moet u de afzonderlijke betonnen onderdelen binnen de onderdeelvensters wapenen of kunt u stortobjecten wapenen door de Wapeningsstaafdatabase in stortvensters te gebruiken.de geometrie van de wapening volgt de geometrie van elk onderdeel, niet de geometrie van het insitu-beton.u kunt daarom een onderdeel van het insitu-beton onafhankelijk van de hele insitu-beton wapenen.alle wapening is zichtbaar in onderdeelvensters zowel als stortvensters. De stortfunctionaliteit inschakelen op pagina 10 Stortobjecten weergeven op pagina 14 Reinforcing pour objects using Shape Catalog 1.3 De stortfase van een onderdeel definiëren Met de stortfase-eigenschappen worden stortobjecten van elkaar gescheiden.u kunt u voorkomen dat insitu-betononderdelen worden samengevoegd door stortfasen te definiëren, zelfs als ze dezelfde materiaalkwaliteit hebben en elkaar raken of overlappen. Let op stortfasen wanneer u insitu-betononderdelen maakt. Gebruik bijvoorbeeld stortfase 0 voor horizontale structuren zoals liggers en platen en stortfase 1 voor verticale structuren zoals kolommen en wanden om ze naar verschillende stortobjecten te scheiden. Op deze manier kunt u ervoor zorgen dat het aantal onderdelen in elk enkel stortobject redelijk is en dat uw modellen niet vanwege te grote stortobjecten langzamer worden. U wijzigt de stortfase van een onderdeel als volgt: 1. Dubbelklik op een betonnen onderdeel om het dialoogvenster met onderdeeleigenschappen te openen. 2. Zorg er op het tabblad Beton element voor dat de stortmethode op Insitu is ingesteld. Stortbeheer 12 De stortfase van een onderdeel definiëren

13 3. Voer een stortfase in het veld Stortfase in. De waarde is standaard 0. Als u de waarde niet kunt wijzigen, is de stortmethode, die u in stap 2 hebt ingesteld, onjuist. 4. Klik op Wijzig. Als u stortfasen definieert, moet u ervoor zorgen dat onderdelen in verschillende stortfasen elkaar niet overlappen.overlappende volumes van verschillende stortfasen worden niet samengevoegd. Daarom worden deze in calculaties tweemaal geteld en krijgt u uiteindelijk onjuiste volumes, oppervlakten of gewichtinformatie. Betonnen onderdelen als insitu-beton weergeven op pagina Stortobjecten Elk betonnen onderdeel waarvan het betonelementtype Insitu is, vormt automatisch een stortobject. Tekla Structures voegt automatisch meerdere insitu-betononderdelen tot één stortobject samen als ze dezelfde materiaalkwaliteit en hetzelfde fasenummer hebben en elkaar raken of overlappen. Als u stortnaden maakt, kunt u stortobjecten in kleinere stortobjecten splitsen. Zorg ervoor dat het in elk apart stortobject opgenomen aantal onderdelen redelijk is.een te groot aantal onderdelen en onderdeeloppervlakken in een stortobject vertraagt het model. Stortobjecten zijn zichtbaar in stortvensters.alle stortobjecten worden in dezelfde kleur weergegeven, ongeacht de kleur van de individuele onderdelen binnen de betonstructuur.de standaardkleur is roze maar u kunt deze wijzigen door de variabele XS_POUR_OBJECT_COLOR te gebruiken in Extra --> Opties --> Geavanceerde opties... --> Concrete Detailing. Stortbeheer 13 Stortobjecten

14 U kunt in Venster --> Weergave --> Object Weergave ook andere instellingen voor de kleur en de doorzichtigheid gebruiken om groepen stortobjecten bijvoorbeeld op stortnummer weer te geven. U kunt stortobjecten groeperen met de Organisator of de Taakmanager. Beperkingen De volgende commando's zijn niet beschikbaar voor stortobjecten:kopiëren, Verplaatsen, Verwijderen, Splitsen en Combineren.Dit komt doordat de stortobjectgeometrie door onderdelen wordt gedefinieerd.als u de geometrie van stortobjecten wilt wijzigen, moet u de onderdelen in plaats van de stortobjecten wijzigen of kunt u stortnaden maken. Stortobjecten weergeven op pagina 14 De kleur en doorzichtigheid van stortobjecten wijzigen op pagina 15 De eigenschappen van een stortobject wijzigen op pagina 17 Over de storttype-eigenschap op pagina 17 Reinforcing pour objects using Shape Catalog XS_POUR_OBJECT_COLOR Stortbeheer 14 Stortobjecten

15 Stortobjecten weergeven U kunt stortobjecten in modelvensters weergeven die zijn ingesteld om insitubetonstructuren als stortobjecten in plaats van onderdelen weer te geven. Voordat u begint, moet u ervoor zorgen dat de stortbeheerfunctionaliteit wordt ingeschakeld. Als u stortobjecten in een modelvenster wilt weergeven, kunt het volgende doen: Aan De objecten weergeven met het dialoogvenster Weergave Actie 1. Dubbelklik op het venster om het dialoogvenster Venster eigenschappen te openen. 2. Klik op Weergave om het dialoogvenster Weergave te openen. 3. Selecteer Storten in de lijst Insitu. De stortobjecten weergeven met de knop Stortweergave 4. Klik op Wijzig. Klik op de knop Stortweergave die op de werkbalk Storttools. De knop wijzigt de weergave van het active venster van Onderdelen naar Storten en andersom. U kunt ook twee vensters maken, een stort- en een onderdeelvenster, en deze naast elkaar op uw scherm open houden. De stortfunctionaliteit inschakelen op pagina 10 Stortobjecten op pagina 13 De kleur en doorzichtigheid van stortobjecten wijzigen op pagina 15 Betonnen onderdelen als insitu-beton weergeven op pagina 11 De kleur en doorzichtigheid van stortobjecten wijzigen Alle stortobjecten worden in stortvensters standaard in roze weergegeven, ongeacht de kleur van de individuele onderdelen.u kunt de kleur en doorzichtigheid van stortobjecten aanpassen door objectgroepen te definiëren en vervolgens een specifieke instelling voor kleur en doorzichtigheid voor elke groep te selecteren. Stortbeheer 15 Stortobjecten

16 Als u de standaardkleur van stortobjecten wilt wijzigen, gebruikt u de variabele XS_POUR_OBJECT_COLOR in Extra --> Opties --> Geavanceerde opties > Concrete Detailing. Aangepaste kleuren worden niet bewaard als u stortobjecten exporteert. Alle stortobjecten worden in het geëxporteerde model in roze weergegeven. U wijzigt de kleur en de doorzichtigheid van stortobjecten in modelvensters als volgt: 1. Klik op Venster --> Weergave --> Object weergave.... Het dialoogvenster Object Weergave wordt geopend. 2. Maak een nieuwe objectgroep voor het stortobject waarvan u de kleur en doorzichtigheid wilt wijzigen. a. Klik in het dialoogvenster Object weergave op Object groep... b. Klik in het dialoogvenster Object groep - weergave op Regel toevoegen. c. Als u de instellingen naar stortobjecten in plaats van onderdelen wilt laten leiden, selecteert u de volgende opties voor de regel: Categorie = Object Eigenschap = Objecttype Voorwaarde = Gelijke waarden Waarde = Stortobject d. Voeg indien nodig willekeurige extra filtercriteria toe. Als u bijvoorbeeld stortobjecten door een bepaald gebruikersattribuut wilt laten filteren, moet u een regel toevoegen met Stortobject als Categorie en de gewenste Eigenschap, Voorwaarde en Waarde definiëren. e. Voer een unieke naam in het vak naast de knop Opslaan als in. f. Klik op Opslaan als om de objectgroep op te slaan. g. Klik op Sluiten. 3. Herhaal stap 2 als u meer objectgroepen wilt maken. 4. Selecteer in het dialoogvenster Object Weergave een objectgroep in de lijst Objectgroep. 5. Kies in de lijst Kleur een kleur voor de objectgroep. 6. Stel in de lijst Doorzichtigheid de doorzichtigheid van de objectgroep in. 7. Klik op Wijzig. De kleur en doorzichtigheid van de objectgroep wordt in het model gewijzigd. Stortbeheer 16 Stortobjecten

17 De eigenschappen van een stortobject wijzigen Stortobjecten hebben eigenschappen (gebruikersattributen) die u kunt weergeven, definiëren en wijzigen. U kunt bijvoorbeeld een Stortnummer invoeren dat stortobjecten tot een stort groepeert of een Storttype dat u gebruikt om elk stortobject te beschrijven. U wijzigt de eigenschappen van een stortobject als volgt: 1. Zorg dat u een stortvenster gebruikt.als u dat niet doet, klikt u op de knop Stortweergave om de stortobjecten weer te geven. De stortobjecten worden standaard roze weergegeven. 2. Dubbelklik op het stortobject waarvan u de eigenschappen wilt wijzigen. 3. Voer in het dialoogvenster Stortobject de stortobjecteigenschappen in of wijzig deze. 4. Klik op Wijzig. Over de storttype-eigenschap op pagina 17 Stortobjecten op pagina 13 Over de storttype-eigenschap Met de eigenschap Storttype kunt u stortobjecten beschrijven. Als u een insitu-betononderdeel maakt of kopieert, maakt Tekla Structures er automatisch een stortobject van.tekla Structures gebruikt de onderdeelnaam standaard als de Storttypeeigenschap van het stortobject.het standaardstorttype staat tussen vierkante haken [ ] en wordt automatisch bijgewerkt als u de onderdeelnaam wijzigt.als u het storttype wijzigt, worden de haken automatisch verwijderd, vervangt het door u ingevoerde gewijzigde Stortbeheer 17 Stortobjecten

18 storttype de standaardwaarde en wordt het storttype niet meer automatisch door de onderdeelnaam gewijzigd. Stortobjecten samenvoegen Als stortobjecten met standaardstorttypen tussen vierkante haakjes [ ] tot een groter stortobject worden samengevoegd, wordt de naam van het onderdeel met het grootste volume in het nieuwe stortobject het standaardstorttype van het nieuwe stortobject. 1. Storttype = [PLAAT] 2. Storttype = [BALK] 3. Storttype = [PLAAT] Stortobjecten splitsen met stortnaden Als u een stortnaad maakt en een stortobject in kleinere stortobjecten splitst, krijgt het kleinere stortobject de eigenschappen van het oorspronkelijke stortobject. Als uw stortobject met het standaardstorttype tussen vierkante haakjes [ ] wordt gesplitst, krijgt elke nieuw stortobject ook een standaardstorttype door de onderdeelnaam. Dat wil zeggen de naam van het onderdeel met het grootste volume in het nieuwe stortobject. 1. Storttype = [PLAAT] 2. Storttype = [PLAAT] 3. Storttype = [BALK] Als u het storttype van het oorspronkelijke stortobject hebt gewijzigd en het storttype niet meer tussen vierkante haakjes [ ] staat, wordt de gewijzigde storttypewaarde ook voor de nieuwe stortobjecten gebruikt. De eigenschappen van een stortobject wijzigen op pagina 17 Stortobjecten op pagina Stortnaden Gebruik stortnaden om stortobjecten in kleinere stukken te splitsen. Stortbeheer 18 Stortnaden

19 Stortnaden zijn zichtbaar en u kunt er in stortvensters en onderdeelvensters mee werken.stortnaden worden als een dun vlak of dunne lijn weergeven, afhankelijk van de instelling voor de onderdeelweergave. Stortnaden volgen het onderdeel niet. Als u het onderdeel verplaatst, blijft de stortnaad op de oorspronkelijke locatie. Als een stortnaad een stortobject niet volledig in twee delen splitst, wordt de stortnaad standaard in rood weergegeven. Dit betekent dat deze ongeldig is en opnieuw moet worden gemodelleerd. Stortnaadaanpasbaarheid op pagina 19 De zichtbaarheid van stortnaden instellen op pagina 20 Een stortnaad maken op pagina 21 Een stortnaad selecteren op pagina 22 Een stortnaad kopiëren op pagina 22 Een stortnaad verplaatsen op pagina 23 Een stortnaad aanpassen op pagina 23 Een stortnaad verwijderen op pagina 25 Stortbeheer 19 Stortnaden

20 Stortnaadaanpasbaarheid Stortnaden zijn aanpasbaar aan wijzigingen in insitu-betononderdelen en stortobjecten. Dit betekent dat als u de geometrie of de locatie van een insitu-betononderdeel of stortobject wijzigt, wijzigen de stortnaden dienovereenkomstig. Als u een insitu-betononderdeel verwijdert, verdwijnen de stortnaden ook. De stortnaden zich aan als u een insitu-betonstructuur op één van de volgende manieren wijzigt: Het profiel of de maatlijnen van een onderdeel wijzigen Uitsnijdingen of fittingen toevoegen of verwijderen Vellingkantvorm of maatlijnen wijzigen Onderdelen van de insitu-betonstructuur toevoegen of verwijderen door: De stortmethode van een onderdeel te wijzigen van Prefab naar Insitu of vice versa De stortfase van een onderdeel te wijzigen De betonkwaliteit van een onderdeel te wijzigen Onderdelen te verplaatsen, kopiëren of verwijderen Als u een insitu-betononderdeel buiten de stortnaden verplaatst, verdwijnen de stortnaden. Als u een onderdeel verplaatst zodat deze nog één of meer stortnaden raakt, blijven de stortnaden binnen het onderdeel op hun oorspronkelijke locaties en passen zich aan het onderdeel in de nieuwe locatie aan. Als u een stortnaad kopieert of verplaatst en deze een insitu-betononderdeel in de doellocatie raakt, wordt de stortnaad aan het onderdeel aangepast. Als een stortnaad afhankelijk is van een andere stortnaad die wordt gesplitst of verwijderd, wordt de afhankelijke stortnaad ook verwijderd. Als een stortnaad afhankelijk is van een andere stortnaad die wordt verplaatst, wordt de afhankelijke stortnaad binnen het stortobject aangepast, zolang het stortnaadvlak de verplaatste stortnaad kan raken. De zichtbaarheid van stortnaden instellen Voordat u begint, moet u ervoor zorgen dat de stortbeheerfunctionaliteit wordt ingeschakeld. U maakt de stortnaden als volgt in een modelvenster zichtbaar: 1. Dubbelklik op het venster om het dialoogvenster Venster eigenschappen te openen. 2. Klik op Weergave... om het dialoogvenster Weergave te openen. 3. Schakel het selectievakje Stortnaad in. 4. Klik op Wijzig. De stortfunctionaliteit inschakelen op pagina 10 Stortnaden op pagina 18 Stortbeheer 20 Stortnaden

21 Een stortnaad maken U kunt stortnaden toevoegen aan stortobjecten of betonnen onderdelen waarvan de stortmethode Insitu is. U kunt stortnaden maken door één, twee of meer punten in het model aan te wijzen. Als u een stortnaad maakt die door meer dan twee punten loopt, wordt de stortnaad beperkt tot het stortobject dat deze splitst en loodrecht op het huidige werkvlak geplaatst. Als u een hellende of horizontale stortnaad met meerdere punten moet maken, verschuift u eerst het werkvlak. Gebruik de snapknop Snap naar dichtstbijzijnde punten onderdeel- of stortobjectranden te beginnen of eindigen. om stortnaden op Gebruik de snapknop Snap vrij aan te wijzen. om tussenliggende punten voor stortnaden Als u een stortnaad wilt maken, doet u het volgende: Taak Met één punt een stortnaad maken, die loodrecht op een onderdeelvlak staat Een stortnaad maken die alle insitubetononderdelen en stortobjecten splitst die zich tussen twee punten bevinden Actie 1. Klik op Modelleren --> Stortnaad maken --> Door één punt of. 2. Wijs de locatie van de stortnaad aan. 1. Klik op Modelleren --> Stortnaad maken --> Door twee punten of. 2. Wijs twee punten aan om de locatie van de stortnaad te definiëren. Een stortnaad maken met meerdere punten 1. Verplaatst indien nodig het werkvlak. 2. Klik op Modelleren --> Stortnaad maken --> Door meerdere punten of Een stortnaad maken die door de tegenoverliggende hoeken van een rechthoek wordt gedefinieerd. 3. Wijs de punten aan waar de stortnaad doorheen moet gaan. 1. Verplaatst indien nodig het werkvlak. 2. Klik op Modelleren --> Stortnaad maken --> Door meerdere punten of en vervolgens. Stortbeheer 21 Stortnaden

22 Taak Een stortnaad maken die door het midden en een hoek van een rechthoek wordt gedefinieerd Een stortnaad maken die door drie hoeken van een rechthoek wordt gedefinieerd Een stortnaad maken die door een zijmiddelpunt en twee hoeken van een rechthoek wordt gedefinieerd Actie 3. Wijs twee tegenoverliggende hoekpunten van de stortnaad aan. 1. Verplaatst indien nodig het werkvlak. 2. Klik op en vervolgens. 3. Wijs het middelpunt van de stortnaad aan. 4. Wijs één hoekpunt van de stortnaad aan. 1. Verplaatst indien nodig het werkvlak. 2. Klik op en vervolgens. 3. Wijs drie hoekpunten van de stortnaad aan. 1. Verplaatst indien nodig het werkvlak. 2. Klik op en vervolgens. 3. Wijs één zijmiddelpunt van de stortnaad aan. 4. Wijs twee hoekpunten van de stortnaad aan. Een stortnaad selecteren op pagina 22 Een stortnaad kopiëren op pagina 22 Een stortnaad verplaatsen op pagina 23 Een stortnaad aanpassen op pagina 23 Een stortnaad selecteren U selecteert een stortnaad als volgt: 1. Zorg dat de selectieknop Stortnaden selecteren actief is. 2. Selecteer de stortnaad. Stortnaden op pagina 18 Stortbeheer 22 Stortnaden

23 Een stortnaad kopiëren U kopieert een stortnaad als volgt: 1. Zorg dat de selectieknop Stortnaden selecteren actief is. 2. Selecteer de stortnaad. 3. Kopieer de stortnaad net als ieder ander object in Tekla Structures. Klik bijvoorbeeld met de rechtermuisknop en selecteer Kopieer. Stortnaden op pagina 18 Een stortnaad verplaatsen U kunt bestaande stortnaden verplaatsen. Dit kan nodig zijn als u het onderdeel bijvoorbeeld hebt verplaatst, omdat de stortnaad het onderdeel niet volgt. U verplaatst een stortnaad als volgt: 1. Zorg dat de selectieknop Stortnaden selecteren actief is. 2. Selecteer de stortnaad. 3. Verplaats de stortnaad zoals elk ander object in Tekla Structures. Klik bijvoorbeeld met de rechtermuisknop en selecteer Verplaats. Stortnaden op pagina 18 Een stortnaad aanpassen op pagina 23 Een stortnaad aanpassen U kunt bestaande stortnaden aanpassen. Voordat u begint: Zorg ervoor dat de knop Rechtstreekse wijziging actief is. Zorg dat de selectieknop Stortnaden selecteren actief is. Selecteer de stortnaad. Stortbeheer 23 Stortnaden

24 Tekla Structures geeft de handles en maatlijnen weer waarmee u de stortnaad kunt wijzigen. Als u een handle versleept, moet u de toets Shift ingedrukt houden om de snapknoppen te gebruiken. De snapknoppen zijn standaard uitgeschakeld om het eenvoudiger te maken de handle naar een willekeurige locatie te verslepen. U past een stortnaad als volgt aan: Taak De vorm of locatie van de stortnaad wijzigen Een locatiemaatlijn wijzigen Een tussenliggend punt aan de stortnaad toevoegen Een tussenliggend punt uit de stortnaad verwijderen Actie Sleep een hoekpunt of een eindpunt naar een nieuwe locatie. Sleep een pijlpunt van een maatlijn naar een nieuwe locatie of: 1. Selecteer de pijlpunt van de maatlijn die u wilt verplaatsen. 2. Met het toetsenbord kunt u de waarde invoeren waarmee u de maatlijn wilt wijzigen. Gebruik het numerieke toetsenblok om met het minteken (-) te beginnen. Als u een absolute waarde voor de maatlijn wilt invoeren, voert u eerst $ in en vervolgens de waarde. 3. Druk op Enter of klik op OK in het dialoogvenster Voer een numerieke locatie in. Sleep een middelpuntshandle locatie. 1. Selecteer een tussenliggend hoekpunt. 2. Druk op Delete. naar een nieuwe Stortnaden op pagina 18 Stortbeheer 24 Stortnaden

25 Een stortnaad verwijderen U verwijdert een stortnaad als volgt: 1. Zorg dat de selectieknop Stortnaden selecteren actief is. 2. Selecteer de stortnaad. 3. Druk op Verwijderen. Stortnaden op pagina Problemen met stortfouten oplossen Als u met insitu-betononderdelen werkt, is het van belang dat u regelmatig de resulterende stortobjecten controleert en de gerelateerde fouten elimineert voordat u gaat detailleren of tekeningen en lijsten gaat maken.de fouten in solid stortobjecten leiden mogelijk tot onnauwkeurigheden in volume- en andere hoeveelheidsberekeningen en tot onjuiste weergave in tekeningen. Gebruik terwijl u modelleert de volgende methoden om het model op stortgerelateerde fouten te controleren: Controleer of er Solid error-regels in het logbestand van de sessiehistorie staan. Zorg dat de insitu-betononderdelen en stortobjecten er ononderbroken in modelvensters uitzien.er mogen geen onderdeelomtrekken of schaduwlijnen in zitten zoals in de volgende afbeeldingen: Stortbeheer 25 Problemen met stortfouten oplossen

26 Als u fouten, overlappende volumes of vlakken ontdekt, moet u proberen enkele onderdelen opnieuw te modelleren. U kunt ook de volgende tips uitproberen om stortgerelateerde fouten te voorkomen: Zorg dat het in één enkel stortobject opgenomen aantal onderdelen redelijk is. Soms kan het modelleren van de onderdelen in een andere volgorde fouten in stortobjecten oplossen. Als u wilt controleren welke lijnen in tekeningen zichtbaar zijn, gebruikt u de variabelen XS_DRAW_CAST_PHASE_INTERNAL_LINES en XS_DRAW_CAST_UNIT_INTERNAL_LINES. Dit kan helpen omdat de insitu-betononderdelen die fouten bevatten, in tekeningen op dezelfde manier worden behandeld als de prefab-betononderdelen. Als het opnieuw modelleren van de onderdelen de fouten in solid stortobjecten niet oplost, moet u de onderdelen een heel klein beetje laten overlappen om er zeker van te zijn dat de volume- en hoeveelheidsberekeningen dichtbij de juiste waarden liggen. Stortfouten in een logbestand weergeven op pagina 26 Voorbeeld:Een stortfout identificeren en oplossen op pagina 27 Stortbeheer op pagina 9 Stortfouten in een logbestand weergeven U kunt de aan storten gerelateerde fouten in een logbestand weergeven.dit kan nodig zijn als er bijvoorbeeld overlappende volumes en vlakken voor onderdelen en stortobjecten ontstaan en u de fout moet opsporen. U geeft stortfouten als volgt weer: 1. Klik op Extra --> Toon Logbestand --> Historie Sessie.... Stortbeheer 26 Problemen met stortfouten oplossen

27 2. Zoek naar regels die met de uitdrukking Solid error beginnen. 3. Klik op de corresponderende regel Solid failure position om de fout in het massieve object weer te geven. Er wordt in het model een ruitvormig symbool voor de positie weergegeven die u op de fout wijst. Wanneer u op een Solid error-regel in het logbestand klikt, moet u de toets z ingedrukt houden om het venster naar de foutlocatie te centreren. 4. Genereer het venster opnieuw om de positiebepaler te verbergen. Problemen met stortfouten oplossen op pagina 25 Voorbeeld:Een stortfout identificeren en oplossen op pagina 27 Useful shortcuts in viewing logs and reports Stortbeheer op pagina 9 Voorbeeld:Een stortfout identificeren en oplossen Op deze manier wordt een aan een solid stortobject gerelateerde fout in een modelvenster en in een tekening aangegeven.het stortobject wordt niet als ononderbroken weergegeven en er bevinden zich extra lijnen tussen de onderdelen in het stortobject: Door het logbestand van de sessiehistorie te controleren en op een Solid failure position-regel te klikken, kunt u de fout in het model vinden (druk op Ctrl+2 om door de onderdelen te bladeren): Stortbeheer 27 Problemen met stortfouten oplossen

28 Probeer een balkuiteinde te verplaatsen zodat deze zich niet meer op dezelfde oppervlakte als de kolomzijde bevindt: Zo zien het model en de tekening eruit nadat u het model hebt aangepast: Het volume van stortobject is nu ook correct, bijvoorbeeld in lijsten.het overlappende volume van de balk en de kolom wordt maar een keer geteld. Problemen met stortfouten oplossen op pagina 25 Stortfouten in een logbestand weergeven op pagina Voorbeeld: Betongeometrie maken en met storten werken Met de richtlijnen in dit voorbeeld kunt u insitu-betongeometrieën efficiënt modelleren, en storten en stortnaden definiëren, visualiseren, aaneenschakelen en in lijsten opvoeren. Stortbeheer 28 Voorbeeld: Betongeometrie maken en met storten werken

29 Voordat u begint, moet u ervoor zorgen dat u de stortbeheerfunctionaliteit hebt ingeschakeld. Zie De stortfunctionaliteit inschakelen op pagina 10. Als u een betongeometrie wilt maken en met storten wilt werken, doet u het volgende: 1. Gebruik indien mogelijk een bestaand engineering- of architectonisch model of tekening als basis als u in Tekla Structures betonstructuren maakt. Importeer het bestaande model of de bestaande tekening als een referentiemodel in uw Tekla Structures-model. Zie Inserting a reference model en Reference models. 2. Als u een IFC-model als een referentiemodel gebruikt: a. Converteer de betonstructuren die u uit het IFC-model nodig hebt naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten. Zie Converting IFC objects into native Tekla Structures objects, Example: Converting IFC objects into Tekla Structures objects en IFC object converter. b. Controleer de conversieresultaten. c. Wijzig indien nodig de geconverteerde objecten. U wilt bijvoorbeeld mogelijk het profiel, materiaal of betonelementtype van de geconverteerde objecten wijzigen. Gebruik de Organisator voor het controleren en selecteren van objecten. 3. Als u een ander referentiemodeltype gebruikt of als er structuren zijn die niet vanuit een IFC-model kunnen worden geconverteerd, moet u de benodigde betonstructuren in Tekla Structures als insitu-betononderdelen modelleren. U kunt modelleren door over het referentiemodel over te trekken. Zie Creating concrete parts. 4. Definieer voor elk insitu-betononderdeel een stortfasenummer om uw Tekla Structuresmodel in stortobjecten te verdelen. Gebruik bijvoorbeeld de standaard stortfase 0 voor horizontale structuren zoals liggers en platen en de standaard stortfase 1 voor verticale structuren zoals kolommen en wanden om ze naar verschillende stortobjecten te scheiden. Zie De stortfase van een onderdeel definiëren op pagina 12. Met selectiefilters of de Organisator kunt u efficiënt meerdere onderdelen selecteren en deze alle tegelijkertijd wijzigen. Stortbeheer 29 Voorbeeld: Betongeometrie maken en met storten werken

30 5. Geef de stortobjecten weer en controleer deze in een stortvenster. Zie Stortobjecten weergeven op pagina 14 en Stortobjecten op pagina Wijzig indien nodig de stortfasen of maak stortnaden om de stortobjecten te verfijnen. Maak bijvoorbeeld stortnaden om grote platen in kleinere stortobjecten te splitsen. Zie Een stortnaad maken op pagina 21 en Stortnaden op pagina Als u klaar bent met de betongeometrie en stortobjecten, kunt u stortreeksen definiëren door stortnummers voor stortobjecten in te voeren of door de categorieën van de Organisator te gebruiken. U kunt ook andere eigenschappen voor stortobjecten definiëren, bijvoorbeeld betonmengsels, datums of status van de workflow. Zie De eigenschappen van een stortobject wijzigen op pagina 17 en Categorieën in de Organisator op pagina Gebruik de Organisator om storten te categoriseren. U kunt ze dan selecteren door hun volgorde en stortspecifieke gegevens zoals stortvolumes en bekistingsgebieden weergeven. Zie Objecteigenschappen in de Organisator weergeven op pagina 33 en Een takeoff voor hoeveelheden van beton maken met de Organisator op pagina Gebruik indien gewenst de Taakmanager om stortobjecten in taken op te nemen en storten te plannen. U kunt dan stortstatusgegevens weergeven op basis van geplande en werkelijke datums door Weergave Project Status te gebruiken. Stortbeheer 30 Voorbeeld: Betongeometrie maken en met storten werken

31 Zie Een taak maken op pagina 121, Objecten aan een taak toevoegen op pagina 134 en Projectstatusweergave op pagina 164. Stortbeheer 31 Voorbeeld: Betongeometrie maken en met storten werken

32 2 Organisator De Organisator is een dagelijks te gebruiken tool voor het beheer van modelinformatie, vragen over objecteigenschappen en objectclassificatie. Met de Organisator hebt u op één plek toegang tot alle modelinformatie, waaronder IFC-informatie en kunt u uw modelinformatie effectief beheren. De Organisator is in ieder stadium binnen de constructie en het ontwerpproces voor ontwerpers, detailtekenaars, managers, calculators, aannemers, of iedereen die de modelinformatie gebruikt een efficiënt tool. Constructiemanagers kunnen bijvoorbeeld cruciale eigenschappen van onderdelen en groepen van onderdelen van het Tekla Structures-model met veel gegevens weergeven en rapporteren, zoals de hoeveelheden aankooppakketten. Ontwerpers kunnen direct tijdens het ontwerp object-, merk- of betonelementeigenschappen controleren om er zeker van te zijn dat de eigenschappen zijn zoals ze bedoeld zijn. Door categorieën te maken, is het eenvoudig om bijvoorbeeld prefab- of stalen elementen die te zwaar zijn, wapeningsstaven die te lang zijn en statusinformatie automatisch te volgen. De Organisator is altijd up-to-date omdat u deze met het model kunt synchroniseren. U kunt meteen feedback krijgen over wat er zich in het model voordoet en op aanvraag lijsten maken. De Organisator bestaat uit twee tools: Met de Objectbrowser kunt u op basis van de selecties die u maakt meteen lijsten met modelinformatie weergeven en maken. Met Categorieën definieert u bouwlocaties om automatisch modelobjecten te rangschikken en de locaties in het model zichtbaar te maken. U kunt ook specifieke categorieën op basis van verschillende eigenschappen definiëren. U kunt filters gebruiken om de categorie-inhoud automatisch bij te werken wanneer er wijzigingen in het model zijn. U kunt ook de inhoud van categorieën handmatig wijzigen. Objecteigenschappen in de Organisator weergeven op pagina 33 Objecteigenschapswaarden vanuit de Organisator exporteren op pagina 41 Een eigenschappentemplate in de Organisator maken op pagina 42 Een eigenschappentemplate in de Organisator wijzigen op pagina 46 Een eigenschappentemplate in de Organisator importeren op pagina 49 Een eigenschappentemplate uit de Organisator exporteren op pagina 50 Organisator 32 Voorbeeld: Betongeometrie maken en met storten werken

33 Categorieën in de Organisator op pagina 50 De Organisator met het model synchroniseren op pagina 67 De locatiecategorieën van de Organisator in lijsten gebruiken op pagina 70 Een categorie uit de Organisator exporteren op pagina 71 Een categorie in de Organisator importeren op pagina 73 De Organisator in de multi-user modus op pagina 75 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven op pagina 75 Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator op pagina 92 Voorbeeld: Een aangepaste categorie voor een structurele ontwerpstatus in de Organisator maken op pagina 102 Voorbeeld: Een aangepaste categorie voor de architectonische ontwerpstatus in de Organisator maken op pagina 103 Voorbeeld: Organisator voor staal - bouten beheren op pagina 106 Voorbeeld: Organisator voor staal - merken beheren op pagina 110 Voorbeeld: Organisator voor prefab op pagina Objecteigenschappen in de Organisator weergeven U kunt de eigenschappen van geselecteerde modelobjecten in de Objectbrowser weergeven. De Objectbrowser geeft de objecten weer die u in het model hebt geselecteerd of de objecten van de categorieën die u hebt geselecteerd. De objecteigenschappen worden in kolommen weergegeven. U kunt de sorteervolgorde en -richting van de kolommen wijzigen en de eigenschappen groeperen om de objectgegevens op een gestructureerde manier weer te geven. Klik op Extra --> Organisator om de Organisator te openen en laad de Objectbrowser opnieuw om de nieuwste objecteigenschapswaarden weer te geven. Als u wijzigingen in een groot model aanbrengt, gaat het opnieuw laden van de Objectbrowser of het synchroniseren van een afzonderlijke categorie sneller dan het synchroniseren van de Organisator. Als u een afzonderlijke categorie synchroniseert, moet u de Objectbrowser opnieuw laden. Het synchroniseren van de Organisator werkt alle objecteigenschappen in de database van de Organisator bij. Als u de Organisator hebt gesynchroniseerd, zijn de objecteigenschappen up-to-date totdat u wijzigingen in het model aanbrengt. U hoeft de Objectbrowser niet opnieuw te laden als u de selectie in het model wijzigt, een andere categorie of een andere eigenschappentemplate selecteert. Organisator 33 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven

34 Met de selectieknoppen van Tekla Structures kunt u bijvoorbeeld de benodigde objecten in het model of de merken selecteren. Als u objecteigenschappen in de Objectbrowser wilt weergeven, selecteert u modelobjecten in het model of een categorie in Categorieën en gaat u op een van de volgende manieren te werk: Taak De volgorde van kolommen wijzigen Actie Selecteer een eigenschappenkolomkop en sleep deze op de kolomkoprij naar de gewenste locatie. De sorteerrichting wijzigen 1. Klik op een kolomkop om de sorteerrichting weer te geven. De standaardrichting is oplopend. U kunt de Merkinhoud weergeven standaardrichting wijzigen in Instellingen. 2. Klik nogmaals op de kolomkop om de sorteerrichting te wijzigen. 1. Klik op om de objecten weer te geven die bij de merken en betonelementen horen die momenteel in de Objectbrowser worden weergegeven. 2. Klik op om de merkinhoud te verbergen. Objecteigenschappen groeperen 1. Klik op en selecteer Groeperen. 2. Selecteer een eigenschappenkolomkop en sleep de kolom naar de groepeerrij. Identieke regels combineren U kunt de regels die dezelfde eigenschapswaarden hebben in één regel combineren. Als u regels combineert, geeft de Objectbrowser een kolom Telling weer die aangeeft hoeveel regels er zijn gecombineerd. U kunt ook selecteren of u één enkele eigenschapswaarde of de som van de waarden in een kolom wilt weergeven. De som van de waarden is de enkele waarde die met het aantal gecombineerde regels is vermenigvuldigd. 1. Klik op en selecteer Identieke regels combineren. De gecombineerde regels worden zelfs weergegeven als u in Categorieën een andere categorie selecteert. 2. Klik indien nodig op Bewaren om de gecombineerde regels in de eigenschappentemplate op te nemen. 3. Als u de som van de waarden in een kolom wilt weergeven, gaat u naar Instellingen, zoekt de Organisator 34 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven

35 Taak Berekende resultaten van objecteigenschapswaarden in de totaalregel weergeven Actie eigenschap onder Kolommen en selecteert u Resultaat in gecombineerde regels weergeven. 1. Selecteer of de Objectbrowser de resultaten van alle of van geselecteerde regels berekent. 2. Selecteer of de Objectbrowser de berekende waarden als totaal, gemiddeld, minimum of maximum weergeeft. De categorieën van objecten in de Objectbrowser weergeven Het huidige venster in de Objectbrowser vasthouden Een andere eigenschappentemplate weergeven 1. Selecteer één of meerdere regels in de Objectbrowser. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Categorieën weergeven. De categorielijst geeft alle categorieën weer die ten minste één van de geselecteerde objecten bevat. 3. Klik op een categorie in de categorielijst om de categorie in Categorieën te markeren. 1. Klik op om het huidige venster in de Objectbrowser vast te houden. Uw nieuwe selecties in het model of in de categorieën worden aan het venster van de Objectbrowser toegevoegd. 2. Als u een object uit een venster wilt verwijderen, klikt u met de rechtermuisknop op een regel en selecteert u Uit het venster verwijderen. 3. Klik op om het venster vrij te geven. Selecteer een andere template in de templatelijst om dezelfde objectselectie met een andere template weer te geven. Organisator 35 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven

36 Taak De standaardtemplate instellen 1. Klik op Instellingen. De huidige template in de Objectbrowser vastzetten Actie 2. Selecteer een template in de templatelijst en klik op Als standaard instellen. 3. Klik op Bewaren om uw selectie op te slaan. De knop Als standaard instellen wordt verborgen wanneer u de standaardtemplate hebt geopend. Als u een andere template selecteert, wordt de knop opnieuw weergegeven. Het vastzetten van een template houdt de geselecteerde template zichtbaar in de Objectbrowser. Als u een template vastzet en verschillende categorieën selecteert om de modelobjecten in de Objectbrowser weer te geven, wordt de vastgezette template zelfs weergegeven als er voor de geselecteerde categorie een andere template is gedefinieerd. Dit is handig als u verschillende categorieën met een bepaalde template wilt vergelijken. 1. Klik op om de huidige template in de Objectbrowser vast te zetten. U kunt nog steeds een andere template in de lijst met templates selecteren. Door het vastzetten blijft altijd de laatst geselecteerde template zichtbaar. 2. Klik op om de template vrij te geven. Objecteigenschappen in de Organisator groeperen op pagina 36 Berekende eigenschapswaarden in de Organisator weergeven op pagina 38 Een object of een categorie uit de Objectbrowser in de Organisator verwijderen op pagina 40 Eenheden in de Organisator instellen op pagina 41 Categorieën in de Organisator op pagina 50 Objecteigenschappen in de Organisator groeperen U kunt de in de Objectbrowser weergegeven objecten sorteren door de objecten op basis van hun eigenschappen te groeperen. U kunt objecteigenschappen in de Objectbrowser en in Instellingen groeperen. De groepering die u in Instellingen definieert, wordt in een eigenschappentemplate gebruikt als u de template opslaat. U kunt objecteigenschappen als volgt in de Objectbrowser groeperen: 1. Klik op Extra --> Organisator. Organisator 36 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven

37 2. Selecteer objecten in het model of selecteer een categorie om de objecten in de Objectbrowser weer te geven. 3. Klik op en selecteer Groeperen. 4. Sleep één of meer eigenschappenkolommen naar de groepeerrij. De objecten worden gegroepeerd volgens de volgorde van eigenschappen in de groepeerregel, van links naar rechts. In het onderstaande voorbeeld is het eerste groepeerniveau Naam, het tweede niveau is Materiaal en het derde niveau is Profiel. 5. U kunt het volgende doen: a. Sleep de objecteigenschappen in de groepeerregel om de groepeervolgorde te wijzigen. b. Klik op een objecteigenschap in de groepeerregel om de sorteerrichting te wijzigen. Organisator 37 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven

38 c. Klik op om een objecteigenschap uit de groepeerrij te verwijderen. U kunt de objecteigenschap ook naar de kopregel van de kolom terugslepen. Als u de eigenschap versleept, wordt deze geplaatst op de locatie waarheen wordt gesleept. 6. Klik op Bewaren om de groepering in de template op te nemen. 7. Als u de groepering binnen de template permanent wilt opslaan, slaat u het Tekla Structures-model op. In Instellingen is de groepeerrij altijd beschikbaar. Als u objecteigenschappen in Instellingen groepeert, wordt het groeperen tegelijkertijd in de Objectbrowser weergegeven als de groepeerregel zichtbaar is. Een eigenschappentemplate in de Organisator maken op pagina 42 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven op pagina 33 Berekende eigenschapswaarden in de Organisator weergeven De Objectbrowser geeft de berekende totale, gemiddelde, minimale of maximale objecteigenschapswaarden in een totaalregel weer. U kunt selecteren welke waarden worden weergegeven en of de waarden van alle regels of van de in de Objectbrowser geselecteerde regels worden berekend. Laad voordat u begint de Objectbrowser opnieuw om de nieuwste objecteigenschapswaarden weer te geven. Als u wijzigingen in een groot model aanbrengt, gaat het opnieuw laden van de Objectbrowser of het synchroniseren van een afzonderlijke categorie sneller dan het synchroniseren van de Organisator. Als u een afzonderlijke categorie synchroniseert, moet u de Objectbrowser opnieuw laden. Het synchroniseren van de Organisator werkt alle objecteigenschappen in de database van de Organisator bij. Als u de Organisator hebt gesynchroniseerd, zijn de objecteigenschappen up-to-date totdat u wijzigingen in het model aanbrengt. Organisator 38 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven

39 U hoeft de Objectbrowser niet opnieuw te laden als u de selectie in het model wijzigt, een andere categorie of een andere eigenschappentemplate selecteert. U geeft de berekende waarden van objecteigenschappen als volgt weer: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Selecteer objecten in het model of selecteer een categorie om de objecten in de Objectbrowser weer te geven. 3. Selecteer of de Objectbrowser de resultaten van alle of van geselecteerde regels berekent. Alle is standaard. 4. Als u Geselecteerd selecteert, selecteert u de regels in de Objectbrowser. 5. Selecteer een waardeoptie in de lijst. De waarden worden onder in de totaalregel weergegeven. De waarde is het afgeronde resultaat van de exacte objecteigenschapswaarden. De Objectbrowser geeft standaard de berekende waarden weer van eigenschappen waarvoor het zinvol is om resultaten te berekenen. Als u de berekende waarde van zo'n eigenschap niet wilt weergeven, gaat u naar Instellingen en schakelt u het selectievakje Resultaat in totaalregel weergeven uit. De optie wordt gedimd weergegeven voor eigenschappen waarvan de waarden niet kunnen worden berekend en voor eigenschappen waarvan de waarden verschillende eenheidtypen hebben. Organisator 39 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven

40 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven op pagina 33 Eenheden in de Organisator instellen op pagina 41 Een object of een categorie uit de Objectbrowser in de Organisator verwijderen Klik op Extra --> Organisator om de Organisator te openen. Als u een object of een categorie uit de Objectbrowser wilt verwijderen, kunt het volgende doen: Taak Een afzonderlijk object uit de Objectbrowser verwijderen Een hele categorie uit de Objectbrowser verwijderen Actie 1. Selecteer een object in het model of selecteer een categorie. 2. Klik op om het venster vast te houden. 3. Selecteer het object dat uit de Objectbrowser moet worden verwijderd. 4. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Uit het venster verwijderen. 1. Selecteer een categorie. 2. Klik op om het venster vast te houden. 3. Klik op om categorieën in de Objectbrowser weer te geven. Organisator 40 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven

41 Taak Actie 4. Selecteer in de categorierij in de Objectbrowser. 5. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Uit het venster verwijderen. Objecteigenschappen in de Organisator weergeven op pagina 33 Een categorie in de Organisator weergeven op pagina 63 Eenheden in de Organisator instellen De standaardeenheden in Tekla Structures hangen af van de instellingen in Extra --> Opties --> Opties --> Eenheden en decimalen. U kunt deze standaardinstellingen in de Organisator wijzigen om een ander eenhedensysteem, type eenheid en nauwkeurigheid in de Objectbrowser en in Categorieën weer te geven. U stelt de eenheden als volgt in: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Klik op Instellingen. 3. Ga naar het tabblad Eenheden. 4. Selecteer een eenhedensysteem in de lijst. 5. Selecteer een eenheid in de lijst. 6. Selecteer een nauwkeurigheid in de lijst. Gebruik de nauwkeurigheidsoptie voor Andere als u de nauwkeurigheid voor hoeveelheden anders dan de afstand, het gebied, het volume of het gewicht wilt definiëren. U kunt de eenheid van de afzonderlijke eigenschappenkolom in Instellingen instellen door in de kolom op te klikken. Deze afzonderlijke instellingen overschrijven de instellingen van het tabblad Eenheden. Afzonderlijke instellingen zijn handig als u bijvoorbeeld binnen één template de lengte in Engelse en metrische eenheden wilt weergeven. Objecteigenschappen in de Organisator weergeven op pagina 33 Berekende eigenschapswaarden in de Organisator weergeven op pagina 38 Organisator 41 Objecteigenschapswaarden vanuit de Organisator exporteren

42 2.2 Objecteigenschapswaarden vanuit de Organisator exporteren U kunt objecteigenschapswaarden uit de Objectbrowser voor verdere verwerking naar Microsoft Excel exporteren. De eigenschappenkolommen in de Objectbrowser worden exact geëxporteerd zoals ze worden weergegeven. Zorg ervoor dat u Microsoft Excel op uw computer hebt geïnstalleerd voordat u gaat exporteren. U exporteert objecteigenschapswaarden uit de Objectbrowser als volgt: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Klik op en selecteer Exporteren. 3. klik op Bladeren om een Excel-template te selecteren. De Objectbrowser geeft alle Excel-templates weer die in de volgende mappen voor het exporteren beschikbaar zijn: Huidige modelmap Projectmap (XS_PROJECT) Bedrijfsmap (XS_FIRM) Systeemmap (XS_SYSTEM) Als u geen template selecteert, wordt een standaard Excel-template bij het exporteren gebruikt. 4. Selecteer of de nieuwste objecteigenschappen van het model naar de Objectbrowser voor de export zijn bijgewerkt. 5. Klik op Exporteren. Microsoft Excel wordt automatisch geopend. Groeperingen, gecombineerde regels en berekende waarden (totaal, gemiddeld, minimaal of maximaal) worden ook geëxporteerd. Een eigenschappentemplate uit de Organisator exporteren op pagina Een eigenschappentemplate in de Organisator maken U kunt in de Organisator eigenschappentemplates voor verschillende doeleinden maken. U kunt bijvoorbeeld templates voor verschillende objecttypen en objectgroepen maken en de benodigde objecteigenschappen in de template opnemen. U kunt de eigenschappen in de template groeperen en sorteren. U maakt als volgt een eigenschappentemplate: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Klik op Instellingen. Organisator 42 Een eigenschappentemplate in de Organisator maken

43 3. Als u de nieuwe eigenschappentemplate op basis van een huidige template wilt maken, selecteert u de template in de lijst met templates. 4. Klik op. 5. Voer een unieke naam voor het eigenschappentemplate in. Maken wordt gedimd weergegeven als u de naam van een bestaande template wilt invoeren. 6. Selecteer of de template wordt gemaakt op basis van de huidige template of als een lege template. 7. Klik op Maak. Eigenschappentemplates worden opgeslagen in de ProjOrg-database in de map \ProjectOrganizer in de modelmap. Opgeslagen eigenschappentemplates worden in de eigenschappentemplatelijst weergegeven. Beschikbare objecteigenschappen in de Organisator op pagina 43 Een gebruikerseigenschap in de Organisator maken op pagina 43 Een aangepaste formule in de Organisator maken op pagina 45 Beschikbare objecteigenschappen in de Organisator De in de Organisator beschikbare objecteigenschappen worden in Instellingen weergegeven. U kunt objecteigenschappen in een eigenschappentemplate opnemen. De eigenschappen worden gelezen uit de.lst-templateattribuutbestanden die in het bestand contentattributes.lst zijn gedefinieerd.dit is een containerbestand waarin alle bestanden worden genoemd die de werkelijke attribuutdefinities bevatten.het bestand contentattributes.lst bevindt zich standaard in..\program Files\Tekla Structures\<version>\nt\TplEd\settings maar de locatie kan in uw omgeving anders zijn.gebruikersattributen worden uit de bestanden objects.inp gelezen.zorg dat er geen spaties voor of achter de naam van een gebruikersattribuut staan. Normaalgesproken hoeft u contentattributes.lst niet te wijzigen. Wijzig het bestand niet als u geen beheerder van Tekla Structures in uw bedrijf bent. Als u eigenschappen wilt gebruiken die zich niet in uw eigenschappenlijst bevinden, kunt u in Instellingen gebruikerseigenschappen maken. Zulke eigenschappen zijn bijvoorbeeld eigenschappen van referentiemodelobjecten. Een gebruikerseigenschap in de Organisator maken op pagina 43 Organisator 43 Een eigenschappentemplate in de Organisator maken

44 Een gebruikerseigenschap in de Organisator maken Sommige objecteigenschappen, bijvoorbeeld de eigenschappen van referentiemodelobjecten, zijn niet automatisch in de Organisator beschikbaar. Als u deze eigenschappen wilt gebruiken, kunt u deze in Instellingen als gebruikerseigenschappen maken. U kunt gebruikerseigenschappen op dezelfde manier als andere eigenschappen in de eigenschappenkolommen gebruiken. U maakt een gebruikerseigenschap als volgt: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Klik op Instellingen. 3. Klik op Aangepast. 4. Selecteer Eigenschap. 5. Voer in het veld Naam een naam voor de eigenschap in. Deze naam wordt in de eigenschappenlijst weergegeven.zorg dat er geen spaties voor of achter de naam staan. 6. Voer de exacte naam van de eigenschap in het vak Eigenschap in. De Organisator gebruikt deze naam om naar de eigenschapswaarde te zoeken. Zorg ervoor dat er geen spaties voor of achter de naam staan. Voor eigenschappen van referentiemodelobjecten moet u EXTERNAL. aan het begin van de eigenschapsnaam toevoegen, bijvoorbeeld EXTERNAL.Tekla Reinforcement.Rebar Mark. U kunt bijvoorbeeld de exacte naam van de eigenschap uit het dialoogvenster Object opvragen kopiëren. 7. Selecteer een eenheidtype voor de eigenschap. De Organisator selecteert automatisch de standaardwaarde Gegevenstype als het eenheidtype. U kunt het gegevenstype wijzigen. 8. Selecteer een gegevenstype voor de eigenschap. 9. Selecteer een eigenschapstype voor de eigenschap. Gebruik de optie Template voor eigenschapsnamen die langer zijn dan 20 tekens. 10. Klik op OK. De eigenschap wordt weergegeven in de lijst Objecttype onder de eigenschappen Aangepast. U kunt gebruikerseigenschappen wijzigen en verwijderen door met de rechtermuisknop op de eigenschap te klikken. Een eigenschappentemplate in de Organisator maken op pagina 42 Organisator 44 Een eigenschappentemplate in de Organisator maken

45 Een aangepaste formule in de Organisator maken U kunt eenvoudige wiskundige formules maken met de objecteigenschappen die in de Organisator beschikbaar zijn. U kunt bijvoorbeeld gebieden van specifieke objecttypen berekenen. U kunt formules op dezelfde manier als objecteigenschappen aan de eigenschappenkolommen toevoegen. U maakt als volgt een aangepaste formule: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Klik op Instellingen. 3. Klik op Aangepast. 4. Selecteer Formule. 5. Voer een naam voor de formule in. Zorg dat er geen spaties voor of achter de naam staan. 6. Selecteer een objecttype in de lijst Objecttype om de selectie te verfijnen of gebruik het zoekvak om een eigenschap te zoeken. Het objecttype Alle geeft alle objecteigenschappen in het model weer. 7. Sleep de benodigde eigenschappen naar het formulevak in het dialoogvenster Formule maken. 8. Sleep de benodigde wiskundige operatoren naar het formulevak en plaats deze tussen de eigenschappen. om de belangrijkste wiskundige bewerkingstekens toe te voegen. om haakjes toe te voegen. om een vak toe te voegen waarin u een nummer kunt invoeren, bijvoorbeeld 2. Organisator 45 Een eigenschappentemplate in de Organisator maken

46 9. Versleep indien nodig de eigenschappen en operatoren binnen het formulevak om de formule te wijzigen. De Organisator controleert automatisch of de formule wiskundig correct is. Als de formule niet correct is, wordt Maken gedimd weergegeven en worden de onjuiste delen in rood weergegeven. 10. Selecteer een eenheidtype die geschikt is voor de in de formule gebruikte eigenschappen. 11. Klik op Maak. De formule wordt in de lijst Objecttype onder de eigenschappen Aangepast weergegeven. U kunt aangepaste formules wijzigen en verwijderen door met de rechtermuisknop op een formule te klikken. Een eigenschappentemplate in de Organisator maken op pagina 42 Een eigenschappentemplate in de Organisator verwijderen U verwijdert als volgt een eigenschappentemplate uit de Organisator: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Klik op Instellingen. 3. Selecteer een eigenschappentemplate in de lijst met templates. 4. Klik op om de geselecteerde eigenschappentemplate te verwijderen. Een eigenschappentemplate in de Organisator maken op pagina 42 Organisator 46 Een eigenschappentemplate in de Organisator wijzigen

47 2.4 Een eigenschappentemplate in de Organisator wijzigen U kunt de eigenschappentemplates wijzigen die worden gebruikt om de eigenschappen van geselecteerde modelobjecten in de Objectbrowser weer te geven. U wijzigt een eigenschappentemplate als volgt: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Klik op Instellingen. 3. Selecteer de template die u wilt wijzigen in de lijst met templates. 4. U kunt het volgende doen: Beschrijving Maak een nieuwe lege eigenschappenkolom. Wijzig de naam van een eigenschappenkolom. Sleep een of meer objecteigenschappen uit de lijst met objecteigenschappen naar een eigenschappenkolom. Met het vak Zoeken kunt u eenvoudig de relevante eigenschappen zoeken. Klik op de sorteerpijl om de sorteervolgorde in een eigenschappenkolom te wijzigen. Sleep een eigenschappenkolom naar de groepeerrij. Het groepeerpictogram Verwijder een eigenschappenkolom. wordt in de eigenschappenkolom weergegeven. Schakel het selectievakje Resultaat in totaalregel weergeven uit als u de berekende eigenschapswaarden niet in de Objectbrowser wilt weergeven. De optie wordt gedimd weergegeven wanneer de objecteigenschapswaarden niet kunnen worden berekend of als de eigenschapswaarden verschillende eenheidtypen hebben. Selecteer het selectievakje Resultaat in gecombineerde regels weergeven om de som van de eigenschapswaarden in de gecombineerde regels in de Objectbrowser weer te geven. Klik op om de eenheid en de nauwkeurigheid van de eenheid voor een eigenschappenkolom in te stellen. Organisator 47 Een eigenschappentemplate in de Organisator wijzigen

48 5. Klik op Bewaren om de template te wijzigen. 6. Als u de wijzigingen binnen de template permanent wilt opslaan, slaat u het Tekla Structures-model op. Voorbeeld van het gebruik van meerdere objecteigenschappen Het kan handig zijn om meerdere objecteigenschappen in één kolom te hebben. Op die manier kunt u er zeker van zijn dat de relevante eigenschapswaarde voor de verschillende objecttypen wordt gevonden. U kunt bijvoorbeeld verschillende naameigenschappen in de kolom Naam opnemen. De Objectbrowser geeft NAME voor onderdelen, ASSEMBLY_NAME voor merken, CAST_UNIT_NAME voor betonelementen enzovoort weer. Organisator 48 Een eigenschappentemplate in de Organisator wijzigen

49 Als u naar eigenschappen zoekt, gebruikt de Objectbrowser de volgorde van links naar rechts waarin de eigenschappen in de kolom worden weergegeven. Als een waarde eenmaal is gevonden, worden de resterende eigenschappen in de kolom genegeerd. Beschikbare objecteigenschappen in de Organisator op pagina Een eigenschappentemplate in de Organisator importeren U kunt naar eigenschappentemplates in de Organizer importeren die vanuit het huidige model of andere Tekla Structures-modellen zijn geëxporteerd. De eigenschappentemplates hebben de.xml-indeling. U kunt één of meerdere templates per keer importeren. U kunt de eigenschappentemplates opslaan in de map..\environments\environment \system\projectorganizerdata om ze automatisch voor alle modellen beschikbaar te maken. U importeert een eigenschappentemplate als volgt: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Klik op Instellingen. 3. Klik op Importeren. 4. Selecteer het.xml-bestand dat u wilt importeren. 5. Klik op Openen. Het bestand wordt in de eigenschappentemplatelijst in de Organisator geïmporteerd en weergegeven. Als een bestaande template dezelfde naam heeft als het geïmporteerde bestand, voegt de Organisator een volgnummer aan de naam van het geïmporteerde bestand toe. De Organisator geeft een foutmelding weer als het geselecteerde.xml-bestand geen geldig eigenschappentemplatebestand is en importeert het bestand niet. Als de geïmporteerde template eigenschappen bevat die niet in de objecteigenschappenlijst in de Organisator staan, worden deze eigenschappen als gebruikerseigenschappen toegevoegd. Organisator 49 Een eigenschappentemplate in de Organisator importeren

50 Een eigenschappentemplate uit de Organisator exporteren op pagina Een eigenschappentemplate uit de Organisator exporteren U kunt eigenschappentemplates vanuit de Organisator naar.xml-bestanden exporteren en de geëxporteerde templates in andere modellen gebruiken. U kunt één of meerdere templates per keer exporteren. Met het exporteren van de templates bent u er ook zeker van dat u back-ups van de door u gemaakte templates hebt. U exporteert een eigenschappentemplate als volgt: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Klik op Instellingen. 3. Als u een specifiek eigenschappentemplate wilt exporteren, selecteert u de template in de lijst met templates. 4. Klik op Exporteren. 5. Selecteer of u het huidige eigenschappentemplate of alle eigenschappentemplates wilt exporteren. 6. Klik op Bladeren om de doelmap te selecteren. De templates worden standaard naar de map \ProjectOrganizer in de huidige modelmap geëxporteerd. 7. Klik op Exporteren. Elke geëxporteerde template maakt een apart.xml-bestand. Objecteigenschapswaarden vanuit de Organisator exporteren op pagina 41 Een eigenschappentemplate in de Organisator importeren op pagina Categorieën in de Organisator U kunt uw model categoriseren in locatiecategorieën en andere typen categorieën die u op basis van uw behoeften kunt maken, bijvoorbeeld op basis van objecteigenschappen. Met locatiecategorieën kunt u een hiërarchische locatiestructuur maken en het model in projecten, locaties, gebouwen, secties en vloeren verdelen. Een project bevat alle objecten in het model. Een modelobject kan binnen een project per keer slechts tot één locatiecategorie van het laagste niveau behoren. De Organisator maakt in een project altijd een niet-gecategoriseerde categorie voor objecten die op basis van de locatiedefinities die u hebt gemaakt in geen enkele andere categorie kunnen worden opgenomen. U kunt de definities wijzigen om de objecten in de locatiecategorieën op te nemen. Organisator 50 Een eigenschappentemplate uit de Organisator exporteren

51 Andere typen categorieën zijn aangepaste categorieën die worden gemaakt op basis van de voorwaarden die u definieert. Objecten worden op basis van deze voorwaarden aan de categorieën toegevoegd. U kunt categorieën ook handmatig maken zonder voorwaarden. Een voorbeeld van een in de Organisator ingestelde standaardcategorie: Als u opgenomen objecten in de categorieën hebt, is het volgende van toepassing: Op het laagste categorieniveau wordt het aantal objecten in de categorie weergegeven. Op een hoger categorieniveau worden het aantal objecten in de categorie en het totale aantal objecten in de subcategorieën weergegeven. Locatiecategorieën maken in de Organisator op pagina 52 Handmatig locatiecategorieën maken in de Organisator op pagina 54 Een aangepaste categorie in de Organisator maken op pagina 56 Automatisch subcategorieën voor een categorie met eigenschappen in de Organisator maken op pagina 58 Organisator 51 Categorieën in de Organisator

52 Een categorie in de Organisator wijzigen op pagina 59 Een categorie in de Organisator weergeven op pagina 63 Een categorie in de Organisator verwijderen op pagina 64 Aangepaste standaardinstelling voor de Organisator op pagina 65 Exclusief objecttypen uit de Organisator op pagina 67 Locatiecategorieën maken in de Organisator U kunt locatiecategorieën maken door omtrekken voor de categorieën te maken. Met deze functionaliteit kunt u modelobjecten aan secties en vloeren toekennen. De objecten worden automatisch naar categorieën bijgewerkt op basis van hun locaties en de gedefinieerde omtrekken. Als een object zich niet binnen of binnen de grenzen van een omtrek bevindt, wordt dit in een niet-gecategoriseerde categorie geplaatst die automatisch wordt gemaakt. U maakt locatiecategorieën als volgt: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Selecteer Gebouw in de categoriestructuur. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer De omtrek voor locaties definiëren. 4. Definieer op het tabblad Gebouw de omtrek voor het gebouw. a. Als er meerdere stramienen in het model zijn, selecteert u een stramien voor dit gebouw. De stramienselectie is alleen beschikbaar als er meerdere stramienen zijn. De stramienselectie geeft de globale x-, y- en z-coördinaten van de stramienoorsprongen en de rotatie van stramienen in vergelijking tot de modeloorsprongcoördinaten weer. b. Wijzig indien nodig de standaardnaam van het gebouw. c. Definieer de x-, y- en z-coördinaten voor de omtrek van het gebouw door de omtrekcoördinaten in de lijst te selecteren of door de geschikte coördinaten in de coördinatenvakken van de omtrek in te voeren. d. Klik op het pictogram voor het gebouw om de omtrek in het model weer te geven. e. Klik met de rechtermuisknop in het model en selecteer Regenereer venster om de omtrek uit het modelvenster te verwijderen. 5. Definieer op het tabblad Secties de omtrekken voor de secties. a. Klik op om een of meer secties te maken. b. Wijzig indien nodig de standaardnamen van de secties. Organisator 52 Categorieën in de Organisator

53 c. Definieer de x-, y- en z-coördinaten voor de sectie van het gebouw door de omtrekcoördinaten in de lijst te selecteren of door de geschikte coördinaten in de coördinatenvakken van de omtrek in te voeren. Zorg ervoor dat de secties niet overlappen en dat ze zich binnen de omtrek van het gebouw bevinden. Er wordt een rood uitroepteken voor de coördinaten weergegeven als de omtrekken overlappen. U kunt opslaan als de definities niet overlappen. d. Klik op het pictogram voor de sectie om de omtrek in het model weer te geven. e. Klik met de rechtermuisknop in het model en selecteer Regenereer venster om de omtrek uit het modelvenster te verwijderen. 6. Definieer op het tabblad Vloeren de omtrekken voor de vloeren. Het tabblad Vloeren is gebouwspecifiek. De secties die u in vloerstructuren kunt toepassen, worden weergegeven in een vak aan de rechterbovenkant. Als u geen secties hebt gedefinieerd, wordt het gebouw in het vak weergegeven. a. Klik op de knop Een nieuwe vloerstructuur toevoegen. U kunt zo veel vloerstructuren toevoegen als u nodig hebt. b. Voer indien nodig een naam voor de vloerstructuur in. c. U doet dat als volgt: Klik op om nieuwe vloeren aan de vloerstructuur toe te voegen. Klik op Vloeren maken op basis van stramien om vloeren automatisch op basis van de stramienniveaus te maken. d. Wijzig indien nodig de standaardnamen van de vloeren. e. Definieer de x-, y- en z-coördinaten voor de vloer van het gebouw door de omtrekcoördinaten in de lijst te selecteren of door de geschikte coördinaten in de coördinatenvakken van de omtrek in te voeren. f. Sleep een gebouw of sectie naar het vak Vloerstructuur toegepast in om de gemaakte vloeren in het gebouw of de sectie te gebruiken. Het vak Vloerstructuur toegepast in geeft weer waar de vloerstructuur wordt gebruikt. Vloerstructuren kunnen in meerdere gebouwen en secties worden gebruikt. Als de vloerstructuur in een ander gebouw wordt gebruikt en u de vloerstructuur uit dat andere gebouw wilt verwijderen, moet u de omtrekdefinities van dat andere gebouw openen en de wijzigingen daar aanbrengen. g. Wijzig de vloerstructuur zoals benodigd door de secties uit het vak Vloerstructuur toegepast in te verslepen of te verwijderen. h. Klik op het pictogram voor de vloer om de omtrek in het model weer te geven. i. Klik met de rechtermuisknop in het model en selecteer Regenereer venster om de omtrek uit het modelvenster te verwijderen. 7. Definieer op het tabblad Instellingen hoe objecten in de categorieën worden geplaatst. Organisator 53 Categorieën in de Organisator

54 De Organisator controleert de geselecteerde opties in de volgorde waarin ze op het tabblad Instellingen van boven naar beneden worden weergegeven. De objecten die niet op basis van de standaard en de geselecteerde optionele instellingen in de categorieën kunnen worden opgenomen, worden in de categorie Nietgecategoriseerd geplaatst die automatisch op het betreffende niveau wordt gemaakt. U kunt de omtrekcoördinaten wijzigen of de objecten handmatig naar de juiste locatie verplaatsen. Let erop dat als u meer dan één project hebt, u geen objecten van het ene project naar het andere kunt verplaatsen. 8. Opslaan en Sluiten. 9. Klik met de rechtermuisknop op een categorie in het project en selecteer De categorie synchroniseren om de categorie-inhoud van het model te verversen. U kunt ook op klikken om de Organisator te synchroniseren. Als u de categorieën hebt gemaakt, worden de pictogrammen voor de categorieën in de categoriestructuur in het blauw weergegeven. Als u meer dan één project maakt, bevat elk project in de categoriestructuur alle merken, betonelementen, stortobjecten, referentiemerken of referentieobjecten in het model. Als er zich referentiemerken in een referentiemodel bevinden, worden de merken in de locatiecategorieën opgenomen. Als er zich geen referentiemerken in een referentiemodel bevinden, worden de referentieobjecten in de projectcategorieën opgenomen. U moet de automatische onderverdeling voor het referentiemodel gebruiken om de objecten correct op te nemen. Categorieën in de Organisator op pagina 50 Een categorie in de Organisator wijzigen op pagina 59 Een categorie in de Organisator weergeven op pagina 63 Een categorie in de Organisator verwijderen op pagina 64 Handmatig locatiecategorieën maken in de Organisator U maakt als volgt handmatig locatiecategorieën: 1. Klik op Extra --> Organisator. Organisator 54 Categorieën in de Organisator

55 2. Klik met de rechtermuisknop op een Project en selecteer Nieuwe locatie. U kunt ook Nieuw project selecteren om de Organisator automatisch Montage en Gebouw onder het project te laten maken. 3. Klik met de rechtermuisknop op de Locatie die u hebt gemaakt en selecteer Nieuw gebouw. 4. Klik met de rechtermuisknop op Gebouw dat u hebt gemaakt en selecteer Nieuwe sectie of Nieuwe vloer. 5. Klik met de rechtermuisknop op de Sectie die u hebt gemaakt en selecteer Nieuwe vloer. U kunt zoveel projecten, locaties, gebouwen, secties en vloeren maken als u nodig hebt. 6. Voeg objecten aan de categorieën toe. U doet dat als volgt: Selecteer een categorie in het project om de modelobjecten in de Objectbrowser weer te geven en de objecten te selecteren die u naar de nieuwe categorie wilt verplaatsen. Sleep vervolgens de objecten naar de nieuwe categorie. Selecteer in het model de objecten die u wilt verplaatsen, klik met de rechtermuisknop op de nieuwe categorie en selecteer Verplaats de geselecteerde objecten. U kunt geen objecten van het ene project naar het andere verplaatsen. Binnen een project kunt u modelobjecten tussen categorieën van het laagste niveau verplaatsen. Een object kan per keer slechts tot één locatiecategorie van het laagste niveau behoren. Als u de categorieën handmatig hebt gemaakt, worden de pictogrammen voor de categorieën in de categoriestructuur in het zwart weergegeven. Categorieën in de Organisator op pagina 50 Een categorie in de Organisator wijzigen op pagina 59 Een categorie in de Organisator weergeven op pagina 63 Een categorie in de Organisator verwijderen op pagina 64 Organisator 55 Categorieën in de Organisator

56 Een aangepaste categorie in de Organisator maken U kunt aangepaste categorieën maken om modelobjecten te groeperen, bijvoorbeeld op basis van objecteigenschappen. U maakt als volgt een aangepaste categorie: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Klik op om een nieuwe categorie te maken. Als u een categorie hebt geselecteerd, wordt de nieuwe categorie op hetzelfde niveau gemaakt als de geselecteerde categorie. Als u meerdere categorieën hebt geselecteerd of geen enkele categorie hebt geselecteerd, wordt de nieuwe categorie op hoogste categorieniveau gemaakt. U kunt zo veel categorieën toevoegen als u nodig hebt. 3. Klik op de nieuwe categorie en selecteer Eigenschappen. 4. Voer een naam voor de categorie in. 5. U definieert als volgt de voorwaarden om de categorie-inhoud in te stellen: a. Selecteer de optie Het hoogste merkniveau in het model opnemen als u er zeker van wilt zijn dat u alleen objecten op merkniveau in de categorie hebt. Als u deze optie selecteert en een modelobject aan de categorie toevoegt, wordt het merk waartoe het object behoort aan de categorie toegevoegd. b. Klik op Geautomatiseerde objectinhoud om de modellen, filters en categorieën te selecteren die worden gebruikt om objecten automatisch aan de categorie toe te voegen. c. Klik op de lijst Model selecteren en selecteer een model om zijn objecten aan de categorie toe te voegen. Organisator 56 Categorieën in de Organisator

57 d. Voeg andere categorieën of filters aan het voorwaardenvak toe. U doet dat als volgt: Sleep categorieën vanuit de categoriestructuur. Klik of typ in het vak en selecteer een filter in de lijst. Klik op Objectgroep om een filter voor de Organisator te definiëren. Het dialoogvenster Objectgroep - Organisator wordt geopend in het hoofdvenster van Tekla Structures. Als u het filter hebt opgeslagen, klikt u of het typt u opnieuw in het voorwaardevak en selecteert u het filter. De Organisator-filters worden in de map \attributes van de modelmap met de bestandsextensie.orgobjgrp opgeslagen. U kunt deze filters alleen in de Organisator gebruiken. U kunt in hetzelfde voorwaardenvak zoveel filters en categorieën toevoegen als u wilt. Als u alle modelobjecten in de categorie wilt opnemen, selecteer u het filter standard. Als u meer dan één categorie of filter aan hetzelfde voorwaardevak toevoegt, is de categorie-inhoud een samenvoeging van alle objecten daarin. Als u categorieën of filters aan aparte voorwaardevakken toevoegt, is de categorieinhoud een doorsnede van de inhoud van de vakken. U kunt ook apart filters voor de Organisator maken voordat u willekeurige categorieën maakt. Deze filters worden op dezelfde manier gemaakt als selectie- en vensterfilters van Tekla Structures en u kunt ze in categorievoorwaarden gebruiken. Als u de filters maakt, klikt u op in de filterinstellingen en stelt u de Organisator in als het filtertype. Definieer vervolgens de instellingen die in het filter nodig zijn. 6. Schakel het selectievakje Categorie bij synchronisatie bijwerken uit als u de categorie niet wilt bijwerken wanneer u de Organisator met het model synchroniseert. 7. Selecteer een standaardeigenschappentemplate voor de categorie in de lijst Eigenschappentemplate. Dit is de eigenschappentemplate die in de eigenschappentabel van de Objectbrowser wordt weergegeven. 8. Klik op Opslaan. Aangepaste standaardinstelling voor de Organisator op pagina 65 Categorieën in de Organisator op pagina 50 Een categorie in de Organisator wijzigen op pagina 59 Een categorie in de Organisator weergeven op pagina 63 Een categorie in de Organisator verwijderen op pagina 64 Organisator 57 Categorieën in de Organisator

58 Automatisch subcategorieën voor een categorie met eigenschappen in de Organisator maken U kunt een automatische subcategorieboomstructuur voor één of meerdere aangepaste categorieën tegelijk maken. De categorieën waarvoor u de automatische subcategorieën maakt mogen nog geen subcategorieën hebben. Als u een lege categorie gebruikt, worden alleen de categorievoorwaarden opgeslagen. U maakt als volgt automatische subcategorieën voor een categorie met objecteigenschappen: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. klik met de rechtermuisknop op een aangepaste categorie en selecteer Een boomstructuur op eigenschap maken. 3. Klik op het zoekvak om de lijst met de in de Objectbrowser beschikbare eigenschappen te openen. 4. Selecteer een van de volgende opties: Een eigenschap U kunt de naam van de eigenschap in het zoekvak invoeren, bijvoorbeeld PROFILE. Groeperen in de Objectbrowser Als u deze optie wilt gebruiken, sleept u één of meer eigenschappenkolommen naar de groepeerrij in de Objectbrowser. De Organisator gebruikt de eigenschappen die in de kolom in de groepeerrij zijn opgenomen bij het maken van de subcategorieën, bijvoorbeeld zoals in onderstaande afbeelding wordt weergegeven. Organisator 58 Categorieën in de Organisator

59 5. Klik op Maak. Categorieën in de Organisator op pagina 50 Een aangepaste categorie in de Organisator maken op pagina 56 Een categorie in de Organisator wijzigen op pagina 59 Een categorie in de Organisator weergeven op pagina 63 Een categorie in de Organisator verwijderen op pagina 64 Een categorie in de Organisator wijzigen Klik op Extra --> Organisator om de Organisator te openen. U kunt categorieën als volgt wijzigen: Taak De naam van een categorie wijzigen Objecten aan een categorie toevoegen Actie Klik met de rechtermuisknop op en categorie een selecteer Naam wijzigen. 1. Selecteer objecten in het model of selecteer een categorie. 2. Selecteer objecten in de Objectbrowser door regels te selecteren. 3. Sleep de geselecteerde objecten naar een categorie. Als u alle objecten wilt toevoegen die u in het model hebt geselecteerd, kunt u ook met de rechtermuisknop klikken en De geselecteerde objecten toevoegen selecteren. Klik op de knop om het venster in de Objectbrowser vast te houden. Als u het venster vasthoudt, kunt u in het model of de Organisator 59 Categorieën in de Organisator

60 Taak Objecten uit categorie verwijderen Categorievoorwaarden wijzigen De standaardeigenschappente mplate van een categorie wijzigen Actie categorieën selecties uitvoeren zonder de in de Objectbrowser weergegeven inhoud te wijzigen. Klik op de knop geven. om de categorieën in de Objectbrowser weer te De objecten worden in locatiecategorieën naar de andere categorie verplaatst als u objecten in de ene categorie selecteert en aan de andere toevoegt. Een object kan zich slechts binnen één locatiecategorie van het laagste niveau bevinden. 1. Selecteer een categorie. 2. Selecteer de objecten in de Objectbrowser. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer De geselecteerde objecten uit de geselecteerde categorieën verwijderen. 1. Klik met de rechtermuisknop op een categorie en selecteer Eigenschappen. 2. Klik op Geautomatiseerde objectinhoud. Het pictogram geeft aan dat er voor de categorie voorwaarden voor geautomatiseerde objectinhoud zijn gedefinieerd.. 3. U kunt voorwaarden als volgt wijzigen: Selecteer een model in de lijst met modellen. U kunt op Modellijst klikken om te zien welke modellen er al in de voorwaarden worden gebruikt. Sleep een categorie van de categoriestructuur naar het voorwaardenvak. Klik of typ in het voorwaardenvak en selecteer een filter in de lijst. Klik op Objectgroep om een filter voor de Organisator te definiëren. Als u het filter hebt opgeslagen, klikt u of het typt u opnieuw in het vak en selecteert u het filter. U kunt meer dan één categorie en filter toevoegen en er verbindingen en snijpunten van maken. 4. Klik op Opslaan. 1. Klik met de rechtermuisknop op een categorie en selecteer Eigenschappen. 2. Selecteer een andere eigenschappentemplate in de lijst Eigenschappentemplate. 3. Klik op Opslaan. Organisator 60 Categorieën in de Organisator

61 Taak De categorie-inhoud wijzigen om het hoogste merkniveau op te nemen De omtrekken van een gebouw, sectie of vloercategorie wijzigen Een categorie kopiëren of verplaatsen Alle handmatige wijzigingen uit een categorie verwijderen Actie 1. Klik met de rechtermuisknop op een categorie en selecteer Eigenschappen. 2. Selecteer het selectievakje Het hoogste merkniveau in het model opnemen. 3. Klik op Opslaan. Als u onderdelen toevoegt aan een categorie die alleen merken bevat, wordt de merkeninformatie in de categorie weergegeven. 1. Klik met de rechtermuisknop op een categorie die u met een omtrek hebt gemaakt. 2. Selecteer De omtrek voor locaties definiëren. 3. Wijzig de definities van de omtrek. De categorieën die u met de omtrekken hebt gemaakt hebben een blauw pictogram in de categoriestructuur. U kunt één categorie en zijn subcategorieën per keer kopiëren of verplaatsen. 1. Selecteer een categorie en versleep deze naar een geschikte locatie in de categoriestructuur, aan de bovenkant van een categorie of tussen de twee categorieën. 2. Selecteer een geschikte optie in de volgende lijst: Kopiëren, kopieert de categorie-eigenschappen en de objecten in de categorieën naar de doelcategorie. Met Alleen de boomstructuur kopiëren wordt de boomstructuur zonder de objecten en hun eigenschappen gekopieerd. Verplaatsen, verplaatst de categorie met de objecten en hun eigenschappen naar de nieuwe locatie. U kunt handmatige wijzigingen uit een categorie verwijderen. 1. Klik met de rechtermuisknop op een categorie en selecteer Eigenschappen. 2. Klik op Geautomatiseerde objectinhoud. Het pictogram geeft aan dat er voor de categorie voorwaarden voor geautomatiseerde objectinhoud zijn gedefinieerd. Er bevindt zich een knop Handmatig toegevoegde objecten en/of Handmatig verwijderde objecten in het dialoogvenster Eigenschappen als u handmatig inhoud hebt toegevoegd en/of verwijderd. Organisator 61 Categorieën in de Organisator

62 Taak Actie U kunt de objecten in het model zichtbaar maken door op de knop te klikken en de selectie in de Objectbrowser in te schakelen.zorg ervoor dat u het selectievakje Weergeven vanuit model in de Objectbrowser hebt ingeschakeld. Geselecteerde objecten uit handmatig toegevoegde categorie-inhoud verwijderen Geselecteerde objecten uit handmatig verwijderde categorie-inhoud verwijderen 3. Klik op de knop aan de rechterkant van de knop Handmatig toegevoegde objecten of Handmatig verwijderde objecten om de handmatige wijzigingen uit de categorie te verwijderen. Als u de categorie synchroniseert, wordt er geen rekening meer gehouden met de handmatige wijzigingen die u hebt verwijderd. U kunt geselecteerde handmatig toegevoegde objecten uit een categorie verwijderen. 1. Schakel in de Objectbrowser het selectievakje Weergeven vanuit categorieën uit en schakel het selectievakje Weergeven vanuit model in. 2. Selecteer de categorie, klik met de rechtermuisknop en selecteer Eigenschappen. 3. Klik op Geautomatiseerde objectinhoud. 4. Klik op de knop Handmatig toegevoegde objecten om de handmatig toegevoegde objecten in het model te selecteren en deze in de Objectbrowser weer te geven. 5. Selecteer in de Objectbrowser de objecten die u uit de handmatig toegevoegde categorie-inhoud wilt verwijderen. 6. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Geselecteerde objecten uit geselecteerde categorieën verwijderen. Als u de categorie de volgende keer synchroniseert, worden de verwijderde objecten alleen opnieuw in de categorie opgenomen als deze op basis van de voorwaarden in het dialoogvenster met categorie-eigenschappen tot de categorie behoren. U kunt geselecteerde handmatig verwijderde objecten uit een categorie verwijderen. 1. Schakel in de Objectbrowser het selectievakje Weergeven vanuit categorieën uit en schakel het selectievakje Weergeven vanuit model in. 2. Selecteer de categorie, klik met de rechtermuisknop en selecteer Eigenschappen. 3. Klik op Geautomatiseerde objectinhoud. 4. Klik op de knop Handmatig verwijderde objecten om de handmatig verwijderde objecten in het model te selecteren en deze in de Objectbrowser weer te geven. Organisator 62 Categorieën in de Organisator

63 Taak Actie 5. Selecteer in de Objectbrowser de objecten die u uit de handmatig verwijderde categorie-inhoud wilt verwijderen. 6. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Geselecteerde objecten aan geselecteerde categorieën toevoegen. Als u de categorie de volgende keer synchroniseert, worden de objecten die u uit de verwijderde inhoud hebt verwijderd alleen in de categorie opgenomen als deze op basis van de in het dialoogvenster met categorie-eigenschappen gedefinieerde voorwaarden tot de categorie behoren. De Organisator met het model synchroniseren op pagina 67 Categorieën in de Organisator op pagina 50 Een categorie in de Organisator weergeven op pagina 63 Een categorie in de Organisator weergeven Klik op Extra --> Organisator om de Organisator te openen. U kunt categorieën als volgt weergeven: Taak De objecten van een categorie in het model weergeven De objecten van een categorie in de Objectbrowser weergeven De objecten per categorie in de Objectbrowser weergeven Verbindingen en snijpunten van categorieën in de Objectbrowser weergeven 1. Selecteer een categorie. Actie De objecten van de categorie worden standaard in het model gemarkeerd. 2. Als u de objecten wilt selecteren, selecteert u Objecten in het model selecteren in de lijst onder aan de categorieën. Als u de objecten niet wilt markeren of selecteren, selecteert u Geen markering of selectie in het model in de lijst. Selecteer een categorie. De objecten worden in de Objectbrowser weergegeven als de optie Weergeven vanuit categorieën wordt geselecteerd. Selecteer één of meer categorieën en klik op om de categorieën en de daarin opgenomen objecten weer te geven. Dit is handig als u de categoriestructuur in de Objectbrowser moet bewaren. 1. Selecteer categorieën in de categoriestructuur. Organisator 63 Categorieën in de Organisator

64 Taak Actie 2. Zorg ervoor dat de knop Geef categorieën in de Objectbrowser weer niet actief is. 3. Klik op om het selectiepaneel weer te geven. Het selectiepaneel geeft een verbinding of een snijpunt van de geselecteerde categorieën weer, afhankelijk van wat u hebt geselecteerd. Twee categorieën in dezelfde categoriehoofdmap vormen standaard een verbinding. Twee categorieën in verschillende categoriehoofdmappen vormen standaard een snijpunt. 4. U kunt het volgende doen: Klik op om de snijpunten van alle geselecteerde categorieën weer te geven. Klik op om de verbinding van alle geselecteerde categorieën weer te geven. Versleep categorieën tussen de vakken om de verbindingen en snijpunten te wijzigen. Categorieën in de Organisator op pagina 50 Een categorie in de Organisator wijzigen op pagina 59 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven op pagina 33 Een categorie in de Organisator verwijderen U verwijdert als volgt een categorie: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Selecteer een categorie. U kunt meer dan één categorie selecteren. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Verwijderen. Als u de geselecteerde categorie in de eigenschapsvoorwaarden van andere categorieën hebt gebruikt, geeft de Organisator een dialoogvenster weer waarin deze categorieën worden weergegeven. 4. Klik op Ja om te verwijderen. Organisator 64 Categorieën in de Organisator

65 Er moet minimaal één locatiecategorie en één aangepaste categorie in de categoriestructuur van de Organisator aanwezig zijn. U kunt de laatste categorieën niet verwijderen. Als u een subcategorie permanent uit een met het commando Een boomstructuur op eigenschap maken gemaakte categorie wilt verwijderen, moet u de subcategorieobjecten uit de hoofdcategorie verwijderen. Als u de objecten niet uit de hoofdcategorie verwijdert, wordt de subcategorie opnieuw gemaakt op basis van de hoofdcategorievoorwaarden wanneer u de Organisator synchroniseert. Categorieën in de Organisator op pagina 50 Aangepaste standaardinstelling voor de Organisator U kunt de Organisator aanpassen door een instelling te maken die dezelfde templates en categorieën in alle nieuwe modellen opent. Een aangepaste instelling is handig als u templates en categorieën hebt die u in alle modellen wilt gebruiken. Dan hoeft u de templates en categorieën niet voor ieder model apart te maken en te importeren. De aangepaste instelling wordt gebruikt wanneer u de Organisator voor het eerst in een model opent. Als u aangepaste eigenschappentemplates en categorieën in alle modellen beschikbaar wilt maken, moet u de templates in de map \ProjectOrganizerData \PropertyTemplates en de categorieën in de map \ProjectOrganizerData \DefaultCategoryTrees opslaan. De templates en categorieën worden opgeslagen als.xml-bestanden. De gedefinieerde locatiecategorieën worden automatisch geïmporteerd maar ze werken als handmatig gemaakte categorieën. Automatische categorieën moeten in elk model apart worden gedefinieerd. U kunt de mappen onder één van de of ieder van de volgende mappen hebben: Huidige modelmap Projectmap, wordt gedefinieerd in de variabele XS_PROJECT Bedrijfsmap, wordt gedefinieerd in de variabele XS_FIRM Systeemmap, wordt gedefinieerd in de variabele XS_SYSTEM Voorbeeld van de map \system: Organisator 65 Categorieën in de Organisator

66 Alle templates en categorieën in deze mappen worden in de Organisator geladen als u deze voor het eerst in een model opent. Als er zich veel bestanden met dezelfde bestandsnaam in meerdere verschillende mappen bevinden, wordt het als eerste gevonden bestand geladen en de andere bestanden met dezelfde bestandsnaam worden genegeerd. De zoekvolgorde is altijd: model, project, bedrijf, systeem. Het bestand roles.ini heeft geen invloed op deze volgorde. Als u bijvoorbeeld rebar.xml, category.xml en material.xml in de map.. \system\projectorganizerdata\defaultcategorytrees hebt, worden deze bestanden automatisch in de categorieën geladen. Als u ook een bestand rebar.xml in de map..\project\projectorganizerdata\defaultcategorytrees en in de map..\model\projectorganizerdata\defaultcategorytrees hebt, wordt alleen het als eerste gevonden bestand rebar.xml gebruikt. In dit geval wordt het bestand onder de modelmap als eerste gevonden. Met de bestanden roles.ini kunt u meerdere instellingen bepalen. Bijvoorbeeld een map..concrete\projectorganizerdata en een map..steel \ProjectOrganizerData onder de bedrijfsmap maken. Definieer vervolgens in het bestand roles.ini welke van deze mappen worden gelezen en/of in welke volgorde de mappen worden gelezen. Op deze manier kunt u alleen de.xml-bestanden in de map \Concrete lezen of de map \Concrete als eerste lezen. Op deze manier worden de.xml-bestanden met dezelfde naam in de staalmap genegeerd. De geladen templates en categorieën worden opgeslagen in het bestand ProjOrg.db in de map \ProjectOrganizer onder de modelmap. Als u de Organisator de eerste keer opent, wordt ProjOrg.db gemaakt en de bestanden worden gelezen vanuit de model-, project-, bedrijfs- en systeemmappen. De database ProjOrg.db slaat alle in het model gebruikte templates en categorie-informatie op. Als u wijzigingen aan de templates en categorieën in de mappen aanbrengt, worden deze niet automatisch in ProjOrg.db bijgewerkt. De database leest niet opnieuw in de.xml-bestanden van de template en de categorie, dus worden bijwerkingen aan de bestanden niet automatisch toegepast. Als u de gewijzigde templates en categorieën op de ProjOrg-database wilt toepassen, hebt u twee opties: Verwijder de oude templates en categorieën in de Organisator en importeer de gewijzigde templates en categorieën. We raden u aan deze optie te gebruiken. Exporteer alle templates en categorieën die u wilt bewaren vanuit de Organisator en sluit het model. Verwijder de database ProjOrg.db uit de map Organisator 66 Categorieën in de Organisator

67 \ProjectOrganizer onder de modelmap en open het model opnieuw. Importeer de geëxporteerde templates en categorieën terug naar de Organisator. De tweede optie stelt de Organisator volledig opnieuw in. Alle gegevens raken verloren als deze niet worden geëxporteerd. Categorieën in de Organisator op pagina 50 Een categorie in de Organisator importeren op pagina 73 Een eigenschappentemplate in de Organisator importeren op pagina 49 Een categorie uit de Organisator exporteren op pagina 71 Een eigenschappentemplate uit de Organisator exporteren op pagina 50 Exclusief objecttypen uit de Organisator Sommige objecttypen kunnen van de Organisator worden uitgesloten. Deze objecttypen worden weergegeven in het bestand ExcludedTypesFromOrganizer.xaml dat zich standaard in de map \system\projectorganizerdata in de algemene omgeving bevindt. De locatie kan afhankelijk van uw omgeving variëren. Uitgesloten objecttypen worden niet in de Objectbrowser weergegeven en worden niet in categorieën opgenomen, zelfs als u in de categorievoorwaarden selecteert dat u een model en alle objecten in een categorie op wilt nemen. Lasten, uitsnijdingen en fittingen worden bijvoorbeeld in het bestand ExcludedTypesFromOrganizer.xaml weergegeven en van de Organisator uitgesloten. U kunt het bestand ExcludedTypesFromOrganizer.xaml wijzigen om de objecttypen op te nemen of uit te sluiten. Voordat u het bestand wijzigt, raden we u aan dit naar de map \ProjectOrganizerData te kopiëren die zich onder de modelmap bevindt. Mogelijk moet u de map \ProjectOrganizerData maken omdat deze niet standaard in de modelmap bestaat. U sluit fittingen bijvoorbeeld uit door de waarde als volgt te wijzigen: <Fitting>true</Fitting> naar <Fitting>false</Fitting> Als u fittingen weer wilt opnemen, wijzigt u de waarde false weer naar true. U moet geen regels aan het bestand ExcludedTypesFromOrganizer.xaml toevoegen of eruit verwijderen, omdat de Organisator het bestand dan niet kan gebruiken. Organisator 67 De Organisator met het model synchroniseren

68 2.8 De Organisator met het model synchroniseren U kunt de Organisator met het model synchroniseren om er zeker van te zijn dat de categorieën up-to-date zijn en de Objectbrowser de nieuwste waarden van objecteigenschappen uit het model weergeeft. Synchronisatie voegt locatie-informatie aan de modelobjecteigenschappen toe. U kunt de locatie-informatie gebruiken bij het maken van lijsten en query's. Als u de Organisator opent, wordt er altijd een dialoogvenster Synchroniseren weergegeven. U kunt ook afzonderlijke categorieën synchroniseren of de Objectbrowser opnieuw laden. Als u de Organisator met het model wilt synchroniseren, gebruikt u indien nodig één van de volgende synchronisatieopties. Klik op Extra --> Organisator om de Organisator te openen. Taak De Organisator altijd bij het openen van een model synchroniseren Alle categorieën met het model synchroniseren De categorieën met het model synchroniseren Een categorie van het synchroniseren uitsluiten De Objectbrowser opnieuw laden Actie 1. Klik op Instellingen. 2. Ga naar het tabblad Synchronisatie en schakel het selectievakje De Organisator altijd bij het openen van een model synchroniseren in. Klik op in Categorieën. 1. Selecteer de categorieën die u wilt synchroniseren. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Categorie synchroniseren. 2. Klik nogmaals met de rechtermuisknop om de synchronisatiedatum- en tijd weer te geven. 1. Klik met de rechtermuisknop op een categorie en selecteer Eigenschappen. 2. Schakel het selectievakje Categorie bij synchronisatie bijwerken uit. Objecten die uit het model zijn verwijderd, worden uit de categorie verwijderd, zelfs als de optie Categorie bij synchronisatie bijwerken niet is geselecteerd. Klik op in de Objectbrowser. Laad de Objectbrowser opnieuw als u wijzigingen in het model aanbrengt terwijl u de objecten weergeeft. Het synchroniseren van de Organisator werkt alle objecteigenschappen in de database van de Organisator bij. Bij grote modellen kan dit enkele minuten duren. Als u de Organisator hebt gesynchroniseerd, zijn de objecteigenschappen up-todate totdat u wijzigingen in het model aanbrengt. U Organisator 68 De Organisator met het model synchroniseren

69 Taak Actie hoeft de Objectbrowser niet opnieuw te laden als u de selectie in het model wijzigt, een andere categorie of een andere eigenschappentemplate selecteert. Als u wijzigingen in een groot model aanbrengt, gaat het opnieuw laden van de Objectbrowser of het synchroniseren van een afzonderlijke categorie sneller dan het synchroniseren van de Organisator. Als u een afzonderlijke categorie synchroniseert, moet u de Objectbrowser opnieuw laden. Categorieën in de Organisator op pagina 50 Volledige synchronisatie van de Organisator op pagina 69 Gedeeltelijke synchronisatie van de Organisator op pagina 69 Volledige synchronisatie van de Organisator De Organisator wordt volledige gesynchroniseerd: Als u op de knop klikt. Als u selecteert dat u de Organisator bij het openen wilt synchroniseren. Volledige synchronisatie: Ververst de database van de Organisator met alle modelobjecten en hun eigenschappen. Ververst de inhoud van de locatiecategorieën op basis van de omtrekdefinities. Ververst de categorie-inhoud, inclusief de categorieën die met het commando Categoriestructuur op eigenschap maken zijn gemaakt, op basis van de voorwaarden in de categorie-eigenschappen. Verwijdert die objecten uit de categorieën die uit het model zijn verwijderd. Voegt de locatie-informatie als een eigenschappen aan de modelobjecten toe. Gedeeltelijke synchronisatie van de Organisator op pagina 69 Gedeeltelijke synchronisatie van de Organisator De Organisator wordt gedeeltelijk gesynchroniseerd: Als u een locatiecategorie synchroniseert. Het synchroniseren van een willekeurige locatiecategorie, bijvoorbeeld een Vloer, werkt het hele project bij. Organisator 69 De Organisator met het model synchroniseren

70 Als u een aangepaste categorie synchroniseert waarvan voorwaarden in de categorieeigenschappen zijn gedefinieerd. Als u een categorie met voorwaarden synchroniseert, worden de gebruikte categorieën in de voorwaarden ook bijgewerkt. Als u categorieën bij het exporteren synchroniseert. Gedeeltelijke synchronisatie werkt de in de Objectbrowser weergegeven eigenschappen Objectbrowser opnieuw laden om de bijgewerkte categorie- niet bij. U moet de inhoud weer te geven. Volledige synchronisatie van de Organisator op pagina De locatiecategorieën van de Organisator in lijsten gebruiken U kunt locatiecategorie-eigenschappen in lijsten gebruiken. Als u meer dan één project in een model hebt, moet u selecteren welk project, inclusief de subcategorieën in het project, voor de rapportage wordt gebruikt. U kunt slechts één project per keer gebruiken. Als u een project synchroniseert, worden lijsteigenschappen altijd naar het model geschreven. U selecteert een project als volgt voor rapportage: 1. Selecteer een Project. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Voor rapportage gebruiken. Het pictogram vóór het Project dat voor rapportage is geselecteerd, wordt weergegeven als zwart. 3. Klik opnieuw met de rechtermuisknop op het Project en selecteer Naar model schrijven voor rapportage. De lijsteigenschappen worden in het model bijgewerkt. De locatie-eigenschappen van de objecten op merkniveau in het model zijn: LBS_PROJECT LBS_BUILDING LBS_SECTION LBS_SITE LBS_FLOOR LBS_FLOOR_ELEVATION LBS_HIERARCHY_LEVEL_NUMBER LBS_HIERARCHY 4. Als u het project dat u voor rapportage gebruikt wilt wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op een ander Project en selecteert u Voor rapportage gebruiken. Organisator 70 De locatiecategorieën van de Organisator in lijsten gebruiken

71 5. Klik opnieuw met de rechtermuisknop op het Project en selecteer Naar model schrijven voor rapportage. De lijsteigenschappen worden in het model bijgewerkt. Als u locatie-eigenschappen in een lijsttemplate gebruikt, moet u LOCATION_BREAKDOWN_STRUCTURE aan de eigenschapsnaam toevoegen, bijvoorbeeld LOCATION_BREAKDOWN_STRUCTURE.LBS_FLOOR. Categorieën in de Organisator op pagina 50 De Organisator met het model synchroniseren op pagina Een categorie uit de Organisator exporteren U kunt categorieën uit de Organisator naar een.xml-bestand exporteren en de geëxporteerde categorieën in andere modellen gebruiken. U kunt de geselecteerde categorieën of alle categorieën inclusief de locatiecategorieën en de aangepaste categorieën per keer exporteren. De Organisator maakt slechts één.xml-exportbestand, zelfs als u mee dan één categorie per keer exporteert. Door categorieën te exporteren, bent u er zeker van dat u back-ups van de door u gemaakte categorieën hebt. U exporteert categorieën als volgt uit de Organisator: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Selecteer één of meerdere categorieën. 3. Klik op en selecteer Organisatorcategorieën exporteren. 4. Definieer de exportinstellingen. a. Selecteer Alle categorieën of Geselecteerde categorieën met hun subcategorieën. Locatiecategorieën exporteren: het hele project wordt geëxporteerd, zelfs als u alleen een subcategorie in het project selecteert, bijvoorbeeld een vloer. Categorieën exporteren die met voorwaarden zijn gemaakt: de hele categoriestructuur wordt geëxporteerd. Als u een subcategorie selecteert, worden de hoofdcategorie en de andere subcategorieën uit de categoriestructuur ook geëxporteerd. Categorieën exporteren die handmatig zijn gemaakt: Alleen de geselecteerde categorie wordt geëxporteerd. b. Schakel het selectievakje De eigenschappen van de categorieën opnemen in om categorie-eigenschappen in de export op te nemen. Organisator 71 Een categorie uit de Organisator exporteren

72 Als de voorwaarden in de categorie-eigenschappen een filter bevatten en u van plan bent de categorie in een ander model te gebruiken, moet het filter in dat model beschikbaar zijn. Anders heeft de categorie niet de juiste inhoud. Als u De eigenschappen van de categorieën opnemen niet selecteert, wordt alleen de categorienaam geëxporteerd. De eigenschappentemplate wordt in de export als standaardtemplate ingesteld. c. Schakel het selectievakje De objecten opnemen in om de GUID's van de objecten in de export op te nemen. Als u handmatig objecten hebt toegevoegd of verwijderd en u deze in de export wilt opnemen, moet u De objecten opnemen omdat handmatig toegevoegde of verwijderde objecten door GUID's worden bijgehouden. Als de geëxporteerde categorie in andere modellen wordt gebruikt, zijn de GUID's niet hetzelfde en gedraagt de categorie zich alsof deze geen handmatig toegevoegde of verwijderde objecten heeft. Als de categorie weer in het oorspronkelijk model wordt geïmporteerd, zoekt de Organisator de objecten op basis van hun GUID's. Als er geen GUID wordt gevonden of als deze is verwijderd, wordt het object niet in de categorie opgenomen. d. Schakel het selectievakje De categorieën vóór export synchroniseren als u er zeker van wilt zijn dat de nieuwste GUID's in de export worden opgenomen. 5. Klik op Bladeren om de doelmap te selecteren. De categorie wordt standaard naar de map \ProjectOrganizer in de huidige modelmap geëxporteerd. 6. Klik op Exporteren. Als de categorie die u exporteert andere categorieën in de voorwaarden van de categorieeigenschappen bevat en u deze andere categorieën niet bij de export hebt geselecteerd, wordt het dialoogvenster Categoriestructuurreferenties exporteren weergegeven. a. Met De geldige referenties exporteren worden categorieën inclusief de in de categorie gedefinieerde voorwaarden geëxporteerd. Deze optie wordt gedimd weergegeven als u de in de voorwaarden voor export gedefinieerde categorieën niet hebt geselecteerd. Klik op Annuleren en selecteer de categorie die moet worden geëxporteerd en de categorieën die in de voorwaarden moeten worden gebruikt. Als u dit doet, wordt het dialoogvenster Categoriestructuurreferenties exporteren helemaal niet weergegeven. Alle geëxporteerde categorieën worden nu geïmporteerd. b. Met Exporteren zonder referenties worden de object-guid's in de categorieën geëxporteerd als u het selectievakje De objecten opnemen in het dialoogvenster Export category structure hebt ingeschakeld. Als u niet hebt geselecteerd dat de objecten moeten worden opgenomen, wordt alleen de categorienaam geëxporteerd. De Organisator behandelt deze categorie bij het importeren als een handmatig gemaakte categorie. 7. Klik op OK. Organisator 72 Een categorie uit de Organisator exporteren

73 Een categorie in de Organisator importeren op pagina 73 Categorieën in de Organisator op pagina Een categorie in de Organisator importeren U kunt categorieën importeren, die vanuit de Organisator naar het huidige model of naar andere Tekla Structures-modellen zijn geëxporteerd. De categorie-importbestanden hebben het.xml-formaat. U kunt één.xml-bestand per keer importeren. Het bestand kan meerdere categorieën bevatten. U importeert categorieën als volgt in de Organisator: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Klik op en selecteer Organisatorcategorieën importeren. 3. Klik op Bladeren. 4. Selecteer het.xml-bestand dat u wilt importeren. 5. Klik op Openen. 6. Klik op Importeren. Als de categorie die u importeert dezelfde naam heeft als een bestaande categorie, hebt u de volgende mogelijkheden: U kunt de categorie importeren en de bestaande categorie vervangen. U kunt selecteren dat u de categorie niet importeert. U kunt de categorie importeren maar de bestaande categorie bewaren. Als u een categorie importeert die dezelfde naam heeft als een bestaande categorie, voegt de Organisator een volgnummer aan de categorienaam toe. Locatiecategorieën worden aan het einde van de locatiecategorieën toegevoegd en aangepaste categorieën aan het einde van de aangepaste categorieën. Als de geïmporteerde categorie geen objecten bevat, moet u controleren of de voorwaarden in de categorie-eigenschappen een filter bevatten dat niet in het model bestaat. Als u het filter aan het model toevoegt, wordt de categorie-inhoud bijgewerkt. Een andere reden kan zijn, dat er geen objecten in het model zijn die met de voorwaarden overeenkomen. De categorie kan ook leeg zijn als deze alleen handmatig toegevoegde inhoud bevat en de objecten niet in de export zijn opgenomen. Als u de categorie uit een ander model hebt geïmporteerd, wordt de handmatig toegevoegde inhoud niet geïmporteerd. Categorieën gemaakt in eerdere versies van Tekla Structures op pagina 74 Organisator 73 Een categorie in de Organisator importeren

74 Een categorie uit de Organisator exporteren op pagina 71 Categorieën in de Organisator op pagina 50 Categorieën gemaakt in eerdere versies van Tekla Structures Als u de tool Modelorganisator in hetzelfde model in een eerdere versie van Tekla Structures hebt gebruikt, worden de categorieën, die in de Modelorganisator zijn gemaakt, automatisch naar de Organisator overgebracht. De categorieën van de Modelorganisator worden in de Organisator in de aangepaste categorieën weergegeven. Als u de Organisator gebruikt in een model dat in een eerdere versie van Tekla Structures is gemaakt: Als u de Modelorganisator nooit in de eerdere versie van een Tekla Structures-model hebt geopend, worden er geen categorieën geïmporteerd. Als u de Modelorganisator in de eerdere versie van een Tekla Structures-model hebt geopend en gesloten, worden de categorieën van het project en de categorieën van het logische gebied van de locatie naar de Organisator geïmporteerd. Als u ten minste één object aan de categorieën van het logische gebied van de Modelorganisator hebt toegevoegd, worden de categorieën van het logische gebied naar de Organisator geïmporteerd. Als u ten minste één object aan de categorieën van het logische gebied van de Modelorganisator hebt toegevoegd, worden alle categorieën naar de Organisator geïmporteerd. De eigenschappensets van de Modelorganisator worden naar de Organisator geïmporteerd, geconverteerd naar eigenschappentemplates met de naam van de categorieën. Als meerdere categorieën dezelfde naam hebben, wordt er een volgnummer aan de naam van de eigenschappentemplate toegevoegd. Een categorie in de Organisator importeren op pagina 73 Categorieën in de Organisator op pagina IFC-categorieën in de Organisator importeren U kunt de hiërarchische locatiestructuur van een IFC-model als IFC-categorieën in de locatiecategorieën in de Organisator importeren. U importeert IFC-categorieën als volgt: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Klik met de rechtermuisknop op een Project en selecteer Nieuw IFC-project. 3. Selecteer het IFC-model. Organisator 74 IFC-categorieën in de Organisator importeren

75 4. Klik op Importeren. De IFC-categorieën worden onder aan de locatiecategorieën geïmporteerd. De objecten van het geïmporteerde IFC-model worden automatisch in de IFC-categorieën opgenomen. 5. Als het IFC-model is gewijzigd, kunt u de nieuwste versie van het model in de categorieën bijwerken. Klik met de rechtermuisknop op het hoogste IFC-categorieniveau in de categoriestructuur en selecteer Bijwerken. Als u IFC-categorieën importeert die dezelfde naam als bestaande IFC-categorieën hebben, voegt de Organisator een volgnummer aan de categorienaam toe. U kunt naam van de categorieën wijzigen. Categorieën in de Organisator op pagina De Organisator in de multi-user modus Als u de Organisator in de multi-user modus gebruikt, kan slechts één gebruiker tegelijkertijd wijzigingen opslaan. De eerste gebruiker die de Organisator opent, wordt de hoofdgebruiker en is de enige gebruiker die wijzigingen kan opslaan. Als de hoofdgebruiker de Organisator sluit en het model opslaat, moet een andere gebruiker, die wijzigingen wil opslaan, de Organisator eerst sluiten en opnieuw openen om wijzigingen te kunnen opslaan. Hoewel slechts één gebruiker tegelijkertijd wijzigingen kan opslaan, kunnen andere gebruikers toch categorieën en eigenschappentemplates selecteren, maken en wijzigen. Andere gebruikers kunnen de door hen gewijzigde categorieën en eigenschappentemplates ook exporteren en weer in de Organisator importeren om ze op te kunnen slaan. De Organisator-gegevens worden niet gedeeld in Tekla Model Sharing. Organisator op pagina Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven Dit voorbeeld loopt door de basisworkflow voor het instellen van de Organisator en het maken van beton- en wapeningsstaafafnames. U maakt gebruik van de Organisator om uw model in gebouwen, secties en vloeren op basis van de locaties in het model te organiseren. U maakt een categorieboomstructuur en Organisator 75 De Organisator in de multi-user modus

76 aangepaste categorieën. Als u de locatiecategorieën en de aangepaste categorieën hebt gemaakt, is het snel en eenvoudig om de hoeveelheden in de Objectbrowser weer te geven. In het voorbeeld is de instelling gedaan met het Cast in Place Sample model dat in de omgeving Standaard als een modeltemplate beschikbaar is. Als u het voorbeeldmodel in Tekla Structures opent, is de in dit voorbeeld beschreven instelling al uitgevoerd. U kunt de instelling verwijderen of gewoon een nieuw project maken en die gaan instellen. 1. Het model organiseren in gebouwen, secties en vloeren op pagina Een aangepaste categorie maken met een boomstructuur op basis van objectnamen in de Organisator op pagina Een aangepaste categorie voor wapeningsstaven maken in de Organisator op pagina Een takeoff voor hoeveelheden van beton maken met de Organisator op pagina Een takeoff voor de hoeveelheid van een wapeningsstaaf voor de kolommen van de eerste verdieping in de Organisator maken op pagina 89 Organisator op pagina 32 Organisator 76 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

77 Het model organiseren in gebouwen, secties en vloeren U organiseert uw model nu in locatiecategorieën. Dit is fase 1 in de voorbeeldworkflow van Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven op pagina 75. U organiseert het model als volgt in locatiecategorieën. 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Maak een nieuw gebouw onder een Project in Categorieën. 3. Pas de omtrek voor het gebouw aan door de coördinaten te selecteren of in te voeren. Organisator 77 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

78 4. Ga naar het tabblad Secties en voeg twee secties aan uw gebouw toe met de waarden die in de onderstaande afbeelding worden weergegeven. U kunt op het blauwe vak voor de sectienaam klikken om de sectie in het model zichtbaar te maken. Organisator 78 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

79 5. Ga naar het tabblad Vloeren en maak op de basis van de stramienlijnen een vloerstructuur voor het Frame. 6. Klik op Opslaan en Sluiten. U hebt het model nu georganiseerd naar secties en vloeren op basis van locaties die in onderstaande afbeelding zijn weergegeven. Organisator 79 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

80 7. Er zijn drie verloopobjecten die zich in de sectie Souterrain van het Frame bevinden. U moet deze handmatig naar de sectie Verloop verplaatsen. Hiervoor selecteert u Souterrain, selecteert u vervolgens de objecten in het model, klikt u met de rechtermuisknop op Verloop en selecteert u De geselecteerde objecten verplaatsen. U kunt deze locatiecategorieën nu gebruiken om merken, stortobjecten, betonelementen en referentiemodelobjecten op basis van hun locatie in het model te selecteren en te markeren. Vervolgens maakt u de aangepaste categorieën om eenvoudig hoeveelheidafnamelijsten te maken. Locatiecategorieën maken in de Organisator op pagina 52 Een categorie in de Organisator wijzigen op pagina 59 Een aangepaste categorie maken met een boomstructuur op basis van objectnamen in de Organisator U gaat nu een aangepaste categorie voor merken maken en de categorie over subcategorieën verdelen op basis van de merknaam. Dit is fase 2 in de voorbeeldworkflow van Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven op pagina 75. U maakt als volgt aangepaste categorieën op basis van objectnamen: 1. Klik met de rechtermuisknop op Nieuwe categorie en selecteer Eigenschappen. Wijzig de naam van de categorie naar Object. 2. Selecteer het selectievakje Het hoogste merkniveau in het model opnemen. Klik op Geautomatiseerde objectinhoud en voeg de materiaalfilters voor beton en staal aan de voorwaarden toe. Als u het filter standard gebruikt, worden alle objecten in het model geselecteerd. Gebruik de eigenschappentemplate Standaard voor de Objectbrowser. Organisator 80 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

81 Door Het hoogste merkniveau in het model opnemen te selecteren, bent u er zeker van dat alleen merken en betonelementen in de categorie worden opgenomen. Anders bevat de categorie zowel onderdelen als merken. Het is belangrijk om merken in categorieën te gebruiken, omdat u later meerdere verschillende categorieën gaat selecteren en weergeven, en dat vereist het gebruik van hiërarchische afhankelijkheden voor objecten. De Organisator is ook gebouwd om met merken te werken. 3. Maak nu een boomstructuur voor de categorie die u in de vorige stap hebt gemaakt. Maakt de structuur op basis van de objectnamen. Selecteer de categorie van het Object en ga naar de Objectbrowser. Klik in de Objectbrowser op en selecteer Groeperen om een groepering op basis van de kolom Naam te maken. De groepering die u in de Objectbrowser ziet is een voorbeeld van de categoriestructuur. Organisator 81 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

82 4. Ga terug naar de categorie van het Object, klik met de rechtermuisknop en selecteer Een boomstructuur op eigenschap maken. Selecteer Groeperen in de Objectbrowser in de lijst en klik op Maken. De boomstructuur wordt onder de categorie van het Object gemaakt. Als u nu wijzigingen in het model aanbrengt, worden de categorie en de boomstructuur bijgewerkt. Nieuwe Organisator 82 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

83 subcategorieën worden bijvoorbeeld gemaakt en oude verwijderd op basis van de in het model gevonden namen. Vervolgens maakt u een aangepaste categorie voor wapeningsstaven. Automatisch subcategorieën voor een categorie met eigenschappen in de Organisator maken op pagina 58 Organisator 83 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

84 Een aangepaste categorie voor wapeningsstaven maken in de Organisator Nu maakt u een aangepaste categorie voor wapeningsstaven. Dit is fase 3 in de voorbeeldworkflow van Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven op pagina 75. U maakt als volgt een aangepaste categorie voor wapeningsstaven: 1. Maak een nieuwe categorie en noem deze Wapening. Selecteer dat u het filter Object type - Reinforcement in de voorwaarden van de categorie-eigenschappen gebruikt. Als u geen filter voor wapening hebt, klikt u op Geautomatiseerde objectinhoud --> Objectgroep en maakt u een filter zoals in onderstaande afbeelding wordt weergegeven. 2. Selecteer een eigenschappentemplate voor de Objectbrowser. In dit voorbeeld selecteert u de template Staaf. Schakel voor deze categorie niet het selectievakje Het hoogste merkniveau in het model opnemen in. Als u selecteert dat u alleen merken wilt opnemen, krijgt u merken die wapeningsstaven bevatten. Het hoogste merkniveau voor wapeningsstaven is betonelement. Organisator 84 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

85 3. Opslaan en Sluiten. Organisator 85 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

86 Uw categorieën worden als volgt weergegeven: U hebt nu de benodigde categorieën gemaakt en u kunt lijsten gaan maken. Vervolgens maakt u een takeoff voor hoeveelheden van beton en wapeningsstaven voor specifieke objecten op een specifieke locatie. U kunt Categorieën aanpassen zodat deze met een set standaardcategorieën worden geopend om te voorkomen dat vaak gebruikte categorieën voor elk project moeten worden gemaakt. Exporteer de gewenste categorieën naar het.xmlbestand en sla dit.xml-bestand in uw bedrijfsmap op onder \ProjectOrganizerData. Een aangepaste categorie in de Organisator maken op pagina 56 Een categorie uit de Organisator exporteren op pagina 71 Organisator 86 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

87 Een takeoff voor hoeveelheden van beton maken met de Organisator U krijgt de hoeveelheden en de bekistingsgebieden voor de kolommen op de eerste verdieping. U moet nauwkeurige hoeveelheden hebben om materiaal te kunnen bestellen (bekisting, multiplex en beton) of om gewoon uw werk te plannen. Dit is fase 4 in de voorbeeldworkflow van Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven op pagina 75. U maakt als volgt een takeoff voor hoeveelheden van beton: 1. Selecteer de categorieën Vloer 1 en Kolom. 2. Selecteer een eigenschappentemplate voor takeoffs voor hoeveelheden. De Objectbrowser geeft nu de hoeveelheden voor de kolommen op de eerste verdieping weer. In dit voorbeeld hebt u 19 kolommen met een totaal volume van 8,7 m 3. U kunt nu een lijst maken door te exporteren of u kunt de objecten gewoon individueel controleren. Of u kunt gewoon het totale volume nemen en de betonleverancier bellen om het benodigde beton op de bouwplaats te laten bezorgen. 3. Selecteer een eigenschappentemplate voor de bekisting. Met een ander eigenschappentemplate kunt u andere informatie over uw selectie krijgen. Organisator 87 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

88 U krijgt nu het totale bekistingsgebied voor kolommen. U kunt ook het afzonderlijke bekistingsgebied voor elke kolom zien. 4. U kunt kolommen selecteren en deze in het model zoeken voor een visuele controle op verschillen. Met Ctrl+5 kunt u het geselecteerde markeren en met Ctrl+4 kunt u het gemarkeerde verwijderen. Organisator 88 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

89 Vervolgens maakt u een takeoff voor hoeveelheden van de wapeningsstaven in de kolommen van de eerste verdieping. Objecteigenschappen in de Organisator weergeven op pagina 33 Een takeoff voor de hoeveelheid van een wapeningsstaaf voor de kolommen van de eerste verdieping in de Organisator maken U krijgt de hoeveelheden van de wapeningsstaven van de kolommen op de eerste verdieping. Dit is fase 5 in de voorbeeldworkflow van Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven op pagina 75. U maakt als volgt een takeoff voor de hoeveelheid van een wapeningsstaaf: 1. Selecteer de categorieën Vloer 1 en Wapening en de subcategorie Kolom. Organisator 89 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

90 2. Klik op om de categorieën als verbindingen en snijpunten in het selectiepaneel weer te geven, zoals in onderstaande afbeelding wordt getoond. In dit voorbeeld hebt u de snijpunten van de categorieën nodig. De Objectbrowser geeft met een combinatie van de eigenschappentemplates van alle geselecteerde categorieën de wapeningsstaven weer die tot de kolommen op de eerste verdieping behoren. U kunt een andere eigenschappentemplate selecteren om andere eigenschappen weer te geven en de groepering en sortering van de eigenschappen te wijzigen. Organisator 90 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

91 U kunt uw categorieselectie wijzigen voor verschillende verbindings- en snijpuntcombinaties. Als u bijvoorbeeld ook kolommen op de tweede verdieping wilt, voegt u Vloer 2 aan hetzelfde vak toe als Vloer 1 om een verbinding van de vloeren te krijgen. 3. Klik op Exporteren om een Excel-bestand van uw selectie te maken. Als u dezelfde lijst vaak nodig hebt, kunt u uw selectie als een nieuwe categorie opslaan en de gewenste template als de standaardeigenschappentemplate instellen. U kunt in de voorwaarden categorieën gebruiken om de inhoud van de nieuwe categorie te definiëren. Dit is vooral handig als u uw model aan het bouwen bent en automatisch modelwijzigingen in de categorie wilt opnemen. Organisator 91 Voorbeeld: Het model in locatiecategorieën en de aangepaste categorieën organiseren en de hoeveelheden weergeven

92 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven op pagina 33 Een aangepaste categorie in de Organisator maken op pagina 56 Een categorie uit de Organisator exporteren op pagina Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator Voorbeeld: Wapeningsstaaflengte opsporen met de Organisator op pagina 92 Voorbeeld: Te zware prefab-elementen van een referentiemodel met de Organisator volgen op pagina 97 Voorbeeld: Gewichtsgroepcategorieën maken om verschillende gewichten met de Organisator op te sporen op pagina 99 Voorbeeld: Grote betonvolumes opsporen met de Organisator op pagina 100 Voorbeeld: Wapeningsstaaflengte opsporen met de Organisator In dit voorbeeld is de maximale wapeningsstaaflengte in uw voorraad 12 meter. Alle wapeningsstaven in uw model moeten daarom korter dan 12 meter zijn. Met de Organisator kunt u wapeningsstaven opsporen die langer dan 12 meter zijn. U spoort als volgt wapeningsstaven op die langer dan 12 meter zijn: 1. Maak een nieuwe categorie en noem deze Staaflengte meer dan 12 m in Eigenschappen categorie. Klik op Geautomatiseerde objectinhoud --> Objectgroep om een filter voor de categorie te maken en stel deze zoals in onderstaande afbeelding wordt weergegeven. De waarde wordt in millimeters weergegeven. 2. Sla het filter met een unieke naam op met Opslaan als. Organisator 92 Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator

93 3. Voeg het door u gemaakte filter in Eigenschappen categorie aan het voorwaardevak en indien nodig een eigenschappentemplate van de Objectbrowser toe. Als u het selectievakje Het hoogste merkniveau in het model opnemen inschakelt, krijgt u de merken en betonelementen die wapeningsstaven van meer dan 12 meter bevatten. 4. Klik op Opslaan. Organisator 93 Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator

94 De wapeningsstaven die langer zijn dan 12 meter worden nu in de categorie opgenomen. In dit voorbeeld zijn er 207 wapeningsstaven langer dan 12 meter. 5. Selecteer in de categorie en geef de inhoud in de Objectbrowser weer. U kunt de wapeningsstaven in de categorie bijvoorbeeld groeperen op basis van hun lengte of locatie. U kunt ze ook in het model via de categorie selecteren of u kunt ze in Organisator 94 Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator

95 de lijst van de Objectbrowser selecteren en er met de rechtermuisknop op klikken om ze in het model te selecteren. 6. Voordat uw eerst verdieping naar de fabricage gaat, wilt u mogelijk een laatste controle uitvoeren. U kunt de categorieën Vloer 1 en Staaflengte meer dan 12 m selecteren om te controleren of er op de eerste verdieping wapeningsstaven zijn die te lang zijn. In dit voorbeeld zijn er negen van dat soort staven. Organisator 95 Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator

96 Andere mogelijke gebruikssituaties U kunt ook referentiemodellen die wapeningsstaven bevatten controleren. In dit voorbeeld is het IFC-model met Tekla Structures gemaakt. Maak eerst een filter zoals in onderstaande afbeelding wordt weergegeven. Klik op om het filtertype op Organisator in te stellen. Maak vervolgens een nieuwe categorie met dit filter. Zorg ervoor dat uw referentiemodel is onderverdeeld om referentieobjecten bij categorieën op te kunnen nemen. Organisator 96 Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator

97 Als u een referentiemodel hebt dat met een andere software is gemaakt, kunt u met het commando Informatie eenvoudig de string voor het filter uitzoeken. Selecteer een object en klik met de rechtermuisknop. Zoek de gewenste waardestring uit het dialoogvenster Informatie, kopieer en plak de waarde als een eigenschap in het filterdialoogvenster en voeg EXTERNAL. vóór de eigenschapsnaam toe. Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator op pagina 92 Organisator op pagina 32 Voorbeeld: Te zware prefab-elementen van een referentiemodel met de Organisator volgen Het Insitu-voorbeeldmodel dat in dit voorbeeld wordt gebruikt bevat drie referentiemodellen met prefab-elementen. U spoort als volgt prefab-elementgewichten op: 1. Maak een nieuwe categorie. 2. Maak filters aan om elementgewichten op te sporen. Maak een filter om een gewicht van meer dan 10 ton op te sporen. Maak een filter om een gewicht van minder dan 1 ton op te sporen. Organisator 97 Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator

98 Maak een filter om een gewicht binnen een bepaalde limiet op te sporen. 3. Als u de categorie en de filters hebt gemaakt, voegt u een geschikt filter aan de voorwaarden van de categorie-eigenschappen toe en slaat u de categorie op. Organisator 98 Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator

99 U kunt deze vergelijkbare procedure ook bij Tekla Structures-objecten gebruiken, bijvoorbeeld om zowel gewichten van stalen merken als betonelementen met één filter op te sporen. Hier volgt een voorbeeld van zo'n filter: Dit filter selecteert alle stalen merken en betonelement die minder dan 13 ton zijn. Het hiërarchieniveau-attribuut is nodig om het gewicht van het hoofdmerk te krijgen. Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator op pagina 92 Organisator op pagina 32 Voorbeeld: Gewichtsgroepcategorieën maken om verschillende gewichten met de Organisator op te sporen U maakt gewichtsgroepen voor het opsporen van verschillende gewichten als volgt: 1. Maak een geschikt filter om categorieën voor gewichten te maken, bijvoorbeeld Gewicht 5-10t zoals in onderstaande afbeelding wordt weergegeven. Klik op om het filtertype op Organisator in te stellen. Organisator 99 Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator

100 2. U kunt nu categorieën voor de gewichtintervallen en opspoorlocaties maken. U kunt de categorieën net als andere categorieën gebruiken. U kunt bijvoorbeeld gewichten van de eerste verdieping opsporen. U kunt dezelfde logica ook met andere eigenschappen gebruiken, zoals volume, lengte en oppervlakte. Pas de filtervoorwaarden aan afhankelijk van wat u wilt opsporen. Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator op pagina 92 Organisator op pagina 32 Voorbeeld: Grote betonvolumes opsporen met de Organisator Het kan soms voorkomen dat de volumes in het model per ongeluk bepaalde limieten overschrijden. Zulke limieten kunnen het dagelijkse stort- en leveringsniveau zijn. U kunt de Organisator gebruiken om limieten op te sporen. U spoort als volgt een limiet op: 1. Maak een nieuwe categorie en noem van de categorie Stortvolume meer dan 140m3. 2. Klik in Eigenschappen categorie op Geautomatiseerde objectinhoud --> Objectgroep om een filter te maken voor het selecteren van volumes die groter zijn dan het dagelijkse Organisator 100 Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator

101 leveringsmaximum en de stel deze in zoals in onderstaande afbeelding wordt weergegeven. In dit voorbeeld is het dagelijkse leveringslimiet 140 m 3. De eenheid is mm Voeg het door u in de categorievoorwaarden gemaakte filter toe en schakel het selectievakje Het hoogste merkniveau in het model opnemen in. Sla de categorieeigenschappen op. Als u dit met stortobjecten doet zoals hieronder in de afbeelding wordt weergegeven, moet u een stortobjectfilter gebruiken en het selectievakje Het hoogste merkniveau in het model opnemen niet inschakelen. U kunt nu op basis van het resultaat gaan plannen. Mogelijk hebt u bijvoorbeeld een grotere kraan nodig of misschien moeten de elementen kleiner zijn. Misschien moeten uw vier storten in kleinere storten worden verdeeld of misschien hebt u meer betonleveringen nodig op de bouwlocatie. Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator op pagina 92 Organisator 101 Voorbeeld: problemen op basis van opspooreigenschappen met de Organisator

102 Organisator op pagina Voorbeeld: Een aangepaste categorie voor een structurele ontwerpstatus in de Organisator maken U maakt als volgt een aangepaste categorie voor een structurele ontwerpstatus: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Maak een nieuwe categorie, klik met de rechtermuisknop op de categorie en selecteer Eigenschappen. Voer Ontwerpstatus (Gebruikersattribuut) als de naam van de categorie in. 3. Stel de categorievoorwaarden in om automatische categorieën te maken met het commando Een boomstructuur op eigenschap maken op basis van de ontwerpstatus die voor ieder modelonderdeel onder UDA is toegewezen. Organisator 102 Voorbeeld: Een aangepaste categorie voor een structurele ontwerpstatus in de Organisator maken

103 U kunt de categorieën nu gebruiken bij het beheren van de structurele ontwerpstatus van uw project. Voorbeeld: Een aangepaste categorie voor de architectonische ontwerpstatus in de Organisator maken op pagina 103 Organisator op pagina Voorbeeld: Een aangepaste categorie voor de architectonische ontwerpstatus in de Organisator maken Uw ontwerpteam wil mogelijk communiceren over de ontwerpstatus van de onderdelen in hun model om er zeker van te zijn dat andere projectleden zich alleen richten op gebieden waar het ontwerp uitontwikkeld is. U maakt als volgt een aangepaste categorie voor een architectonische ontwerpstatus: 1. Zorg ervoor dat het architectonische team een IFC-attribuut zoals Architectural_Status bij ieder object plaatst, dat kan worden opgenomen in het IFC-bestand dat ze delen. In ArchiCAD kan dit worden gedaan door eenvoudigweg een IFC-eigenschap, die bijvoorbeeld Status heet, aan de objecten toe te voegen. In Revit kan dit worden gedaan door het Revit-commentaarattribuut te gebruiken, dat u bij elke Revit Family Instance kunt vinden. 2. Gebruik in Tekla Structures het commando Model toevoegen om het architectonisch IFC-model op de juiste locatie te plaatsen en er zeker van te zijn dat het IFC-model is onderverdeeld. 3. Klik op Extra --> Organisator. 4. Maak een nieuwe categorie, klik met de rechtermuisknop op de categorie en selecteer Eigenschappen. Voer Architectonische status als de categorienaam in. Organisator 103 Voorbeeld: Een aangepaste categorie voor de architectonische ontwerpstatus in de Organisator maken

104 5. Voeg het filter Object type - Reference Object aan het voorwaardenvak toe of een lokaal ingesteld filter dat alle referentieobjecten in het model zoekt. 6. Maak een nieuwe eigenschap waarmee Tekla Structures opmerkingen van het ArchiCAD-/ Revit IFC-bestand kan lezen. Selecteer een IFC-object, klik met de rechtermuisknop en selecteer het commando Informatie om de naam te zoeken die door het IFC-bestand wordt gebruikt. Zoek de eigenschapsnaam en kopieer deze. 7. Maak een nieuwe eigenschappentemplate. Open Instellingen en klik op Template. Selecteer deze om een lege template te maken en voer Arch_Comments_attribute in als de naam van de nieuwe template. Sla de template op. 8. Maak in Instellingen een nieuwe eigenschap. Selecteer Aangepast in de lijst Objecttype. Klik vervolgens op de knop Aangepast en selecteer Eigenschap. In dit voorbeeld voegt u een eigenschap Revit_Comments toe. Voer het woord EXTERNAL. in hoofdletters aan het begin van de eigenschapsnaam in het vak Eigenschap toe en plak of schrijf vervolgens de eigenschap die u kopieerde in het dialoogvenster Informatie. De juiste notatie zou volgens bovenstaande stappen bijvoorbeeld EXTERNAL.Identity Data.Comments zijn. Klik op OK, voeg de nieuwe eigenschap aan de nieuwe template toe, klik op Bewaren en sluit Instellingen. Organisator 104 Voorbeeld: Een aangepaste categorie voor de architectonische ontwerpstatus in de Organisator maken

105 Als u de Revit IFC-objecten hebt geselecteerd, geeft de Objectbrowser nu het volgende weer: 9. Selecteer de categorie Architectonische status. Zorg ervoor dat de Objectbrowser de groepeergegevens Arch_Comments_attribute weergeeft. Klik met de rechtermuisknop op de categorie Architectonische status en selecteer Een boomstructuur op eigenschap maken om een categoriestructuur met de eigenschapswaarden te maken. Maak de structuur met de groepering in de Objectbrowser. Klik op Maak. Organisator 105 Voorbeeld: Een aangepaste categorie voor de architectonische ontwerpstatus in de Organisator maken

106 De categorieën worden als volgt weergegeven: U kunt nu automatisch de status van architectonisch IFC-objecten in het Tekla Structuresmodel volgen. Organisator op pagina 32 Voorbeeld: Een aangepaste categorie voor een structurele ontwerpstatus in de Organisator maken op pagina Voorbeeld: Organisator voor staal - bouten beheren Met de Organisator kunt u snel de hoeveelheden van de benodigde bouten voor een project krijgen. Daarnaast kunt u met de Objectbrowser per boutnorm, diameter en lengte groeperen en sub-totaliseren, en ook per plaats waar de bout moet worden gebruikt (werkplaats of bouwplaats). U beheert bouten met de Organisator als volgt: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Klik op Instellingen. 3. Klik op Template om een nieuwe template te maken. Voer Boutoverzicht als de templatenaam in, selecteer de optie Leeg template en klik op Maken om het nieuwe template te maken. Organisator 106 Voorbeeld: Organisator voor staal - bouten beheren

107 4. Selecteer vervolgens BOUT in de lijst Objecttype en sleep uit de lijst met beschikbare eigenschappen de volgende eigenschappen naar de Kolommen: TYPE - De boutnorm (bijvoorbeeld 7990, A325, F10T). DIAMETER - De nominale diameter van de bout. LENGTH - De nominale lengte van de bout. SITE_WORKSHOP - Waar de bout moet worden gebruikt. NUMBER - Het aantal bouten in de boutgroep. Schakel het selectievakje Resultaat in totaalregel weergeven voor DIAMETER en LENGTH uit. U kunt ook CONTENTTYPE toevoegen, wat het type weergeeft van het object dat in een rij wordt vermeld. Dit is handig voor het controleren van de resultaten en het identificeren of er iets anders dan een bout wordt vermeld. Organisator 107 Voorbeeld: Organisator voor staal - bouten beheren

108 Organisator 108 Voorbeeld: Organisator voor staal - bouten beheren

109 5. Klik op BehoudenOK om uw wijzigingen op te slaan en het dialoogvenster Instellingen te sluiten. 6. Selecteer enkele bouten (en optioneel ook andere objecten) in het model. 7. Klik op om het venster in de Objectbrowser opnieuw te laden, er zeker van te zijn dat de nieuwste informatie wordt weergegeven en te controleren of de boutinformatie correct wordt vermeld. U kunt nu uw template Boutoverzicht verder bewerken om extra informatie zoals de fase van het hoofdonderdeel toe te voegen of een aangepaste eigenschap te maken om het gewicht van de bouten, moeren en ringen in de boutgroep te berekenen en te vermelden. U kunt de Objectbrowser vervolgens gebruiken om een overzicht van de bouthoeveelheden in uw selectie te geven. 8. Klik op in de Objectbrowser en selecteer Groeperen. a. Sleep de kolom Type naar de groepeerrij. U hebt nu een overzicht van de verschillende typen bouten in uw selectie. b. Versleep de kolom Diameter en vervolgens de kolom Lengte naar de rechterkant van Type in de groepeerrij. De Objectbrowser geeft nu een uitsplitsing van het aantal bouten, eerst op type, vervolgens op diameter en dan op lengte. U kunt nu ook de kolom SITE_WORKSHOP naar het eind van de groepeerrij verslepen om de bouten verder per locatie uit te splitsen of de kolom naar het begin van de groepeerrij verslepen om de bouten eerst per locatie, vervolgens op type, daarna op diameter en dan op lengte uit te splitsen. U kunt ook andere eigenschappen gebruiken om de bouten te groeperen en er een overzicht van te maken. 9. Pas de template en het groeperen aan uw behoefte aan en klik op de knop Behouden om de template op te slaan. U kunt het groeperen van uw template nu gebruiken om alle bouten in het model te categoriseren. 10. Maak vervolgens een nieuwe aangepaste categorie, klik met de rechtermuisknop op de categorie en selecteer Eigenschappen. Voer Bouten als de naam van de categorie in. 11. Definieer de eigenschappen van de categorie als volgt: a. Zorg ervoor dat het selectievakje Het hoogste merkniveau in het model opnemen niet is ingeschakeld. b. Klik op Geautomatiseerde objectinhoud. Klik in het voorwaardevak voor categorieën en filters en selecteer het filter Object type - Bolt in de lijst met filters. Het filter Object type Bolt selecteert alle boutgroepobjecten inclusief degene die alleen boutgaten en deuvels maken. c. Zorg ervoor dat het selectievakje Categorie bij synchronisatie bijwerken is ingeschakeld. Organisator 109 Voorbeeld: Organisator voor staal - bouten beheren

110 d. Selecteer de eigenschappentemplate Boutoverzicht in de lijst Eigenschappentemplate. e. Klik op Opslaan. Alle boutobjecten in het model worden nu aan de categorie toegevoegd. De eigenschappen van de bouten worden in de Objectbrowser met de template Boutoverzicht weergegeven. U kunt alle bouten in het model nu automatisch categoriseren met dezelfde uitsplitsing als in het boutoverzicht. 12. klik met de rechtermuisknop op de categorie Bouten en selecteer Een boomstructuur op eigenschap maken. 13. Klik in het zoek vak en selecteer Groeperen in de Objectbrowser. 14. Klik op Maak. U hebt nu een categorie Bouten die in een structuur is uitgesplitst op basis van de groepering in uw template Boutoverzicht. Als er wijzigingen aan het model worden aangebracht, kunt u eenvoudigweg de categorie synchroniseren om de uitsplitsing automatisch bij te werken. Nieuwe bouten worden gevonden en aan de juiste subcategorieën toegevoegd of er wordt indien nodig een nieuwe subcategorie gemaakt. Als er bijvoorbeeld een nieuwe boutnorm of -diameter aan het model wordt toegevoegd, wordt er in de structuur automatisch een nieuwe subcategory voor die boutnorm of diameter gemaakt wanneer u de categorie Bout met het model synchroniseert. U kunt de eigenschappentemplate van het Boutoverzicht en de categorie Bouten nu exporteren voor gebruik in andere projecten. Voorbeeld: Organisator voor staal - merken beheren op pagina 110 Organisator op pagina Voorbeeld: Organisator voor staal - merken beheren Met de categorieën in de Organisator kunt u de hoeveelheid werk voor een project beheren door de merken per fase en merktype uit te splitsen. Hiermee kunt u, zelfs voordat het model is gedetailleerd, de hoeveelheid werk, die nodig is voor het detailleren en/of fabriceren van het project, inschatten. Dit voorbeeld gaat ervan uit dat het model met de Fasemanager in twee of meer fasen is verdeeld. Het model kan een rekenmodel zonder detaillering of een volledig gedetailleerd model zijn. U beheert merken met de Organisator als volgt: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Maak een nieuwe aangepaste categorie, klik met de rechtermuisknop op de categorie en selecteer Eigenschappen. Voer Merken per fase als de naam van de categorie in. 3. Definieer de eigenschappen van de categorie als volgt: Organisator 110 Voorbeeld: Organisator voor staal - merken beheren

111 a. Zorg ervoor dat het selectievakje Het hoogste merkniveau in het model opnemen is ingeschakeld. b. Klik op Geautomatiseerde objectinhoud. c. Klik op de lijst Model selecteren en selecteer Tekla Structures-model om te voorkomen dat u willekeurige referentiemodelmerken in de categorie krijgt. d. Zorg ervoor dat het selectievakje Categorie bij synchronisatie bijwerken is ingeschakeld. e. Selecteer de eigenschappentemplate Montage in de lijst Eigenschappentemplate. f. Klik op Opslaan. De stalen merken in het model worden nu aan de categorie toegevoegd en hun montage-informatie wordt in de Objectbrowser weergegeven. 4. Klik vervolgens op in de Objectbrowser en selecteer Groeperen: a. Sleep de kolom Fase (of Fasenaam) naar de groepeerrij. b. Sleep de kolom Naam naar de groepeerrij. U kunt op elke extra eigenschap die u wilt gebruiken verder groeperen om het werk van elke fase uit te splitsen. 5. klik met de rechtermuisknop op de categorie Merken per fase en selecteer Een boomstructuur op eigenschap maken. 6. Klik in het zoek vak en selecteer Groeperen in de Objectbrowser. 7. Klik op Maak. U hebt de categorie Merken per fase nu uitgesplitst naar een structuur per fase en vervolgens per naam. Organisator 111 Voorbeeld: Organisator voor staal - merken beheren

112 Dit levert u nu een uitsplitsing van het aantal en de soorten merken in elke fase, die kan worden gebruikt om snel de hoeveelheid werk in elke fase in te schatten. Als het model gedetailleerd is of als er wijzigingen aan het project worden aangebracht, kunt u eenvoudigweg de categorie synchroniseren om de uitsplitsing automatisch bij te werken. Dit kan worden gebruikt om de werklast voor elke fase in relatie tot de productiecapaciteit of beschikbare bronnen zoals de projectvoortgang te volgen en te controleren. Als het detailleren eenmaal is gestart, kan de eigenschappentemplate DrawingsFromModel van de Objectbrowser worden gebruikt om de beschikbaarheid en de status van tekeningen voor merken in elke fase te controleren. Voorbeeld: Organisator voor staal - bouten beheren op pagina 106 Organisator op pagina Voorbeeld: Organisator voor prefab Met de Organisator kunt u direct de eigenschappen van modelobjecten gebruiken, bijvoorbeeld op basis van aangepaste en standaard eigenschapstypen. U kunt modelobjecten op basis van aangepaste eigenschappen als volgt weergeven: 1. Klik op Extra --> Organisator. 2. Maak leveringsvrachtcategorieën DeliveryLot_1 n. 3. Voeg volgorden aan de objecten in betonelementen toe met de Taakmanager of de Sequencer-tool. Als u bijvoorbeeld de Sequencer-tool gebruikt, voert u een sequence naam als volgorde-eigenschap in. De volgorde kan de installatievolgorde zijn. U kunt met het commando Informatie Object controleren of de eigenschap bestaat. 4. Klik op Instellingen in de Organisator. 5. Maak een nieuwe eigenschappentemplate voor betonelementen. 6. Maak als volgt een gebruikerseigenschap voor de volgorde-eigenschap: a. Stel het Gegevenstype in op Getal zonder decimalen. b. Stel het Eigenschapstype in op UDA. U kunt het commando Informatie Object gebruiken om de volgorde-eigenschap te zoeken. Kopieer en plak de eigenschap in het dialoogvenster Eigenschap maken in de Organisator. 7. Voeg de gebruikerseigenschap als een nieuwe eigenschappenkolom toe aan de nieuwe eigenschappentemplate. 8. Stel de sortering van de aangepaste eigenschappenkolom in. 9. Sla de template op. Organisator 112 Voorbeeld: Organisator voor prefab

113 10. Sluit Instellingen. 11. Sorteer de betonelementen op basis van de volgorde-eigenschap in de Objectbrowser. 12. Selecteer de betonelementen die dezelfde volgorde-eigenschap hebben. 13. Selecteer Geselecteerd in de lijst Van deze regels onder in de Objectbrowser. 14. Selecteer een optie in de lijst Resultaat van, bijvoorbeeld om het totale of gemiddelde gewicht van de geselecteerde betonelementen weer te geven. 15. Selecteer in Categorieën een leveringsvrachtcategorie en voeg de geselecteerde betonelementen aan de categorie toe. 16. Selecteer de optie Objecten in het model selecteren in de lijst aan de onderkant van Categorieën. 17. Exporteer de geselecteerde betonelementen vanuit de Objectbrowser naar een.xmlbestand. Organisator op pagina 32 Sequencer op pagina 160 Organisator 113 Voorbeeld: Organisator voor prefab

114 3 Taakmanager De Taakmanager is een tool voor aannemers, onderaannemers en projectleiders. Met de Taakmanager kunt u tijdsgevoelige data in 3D-modellen van Tekla Structures opnemen en het schema in verschillende fasen en detailniveaus gedurende het project beheren. Met Taakmanager kunt u geplande taken maken, opslaan en beheren en taken koppelen aan de corresponderende modelobjecten. Op basis van de taken kunt u aanpasbare modelvensters en allesomvattende 4D-simulaties van de voortgang van het project maken. U kunt taken interactief maken of u kunt taken importeren uit externe tools voor projectbeheer zoals Microsoft Office Project of Primavera P6. De importfunctionaliteit maakt het mogelijk schema's te behouden die u hebt gemaakt buiten de modelomgeving, en zodoende de intelligentie en organisatie van de planning te handhaven. U kunt meer details toevoegen aan geïmporteerde schema's in Taakmanager. De bovenstaande workflow komt overeen met wat bij een normale projectlevering kan worden gevonden - een toenemend bewustzijn van activiteiten die een hoger niveau projectdoelstellingen en mijlpalen ondersteunt. De Taakmanager geeft u een logische opslagruimte voor deze informatie en helpt u planningbesturing in krachtige 3D-weergaven uit te breiden. 3.1 Gebruikersinterface van de Taakmanager In deze paragraaf wordt de gebruikersinterface van de Taakmanager behandeld en wordt uitgelegd hoe u commando's in de Taakmanager uitvoert. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Taakmanager starten op pagina 114 Taaklijst op pagina 115 Gantt-diagram op pagina 115 Commando's uitvoeren op pagina 116 Taakmanager 114 Gebruikersinterface van de Taakmanager

115 Taakmanager starten Als u Taakmanager wilt starten, klikt u op Extra --> Taak Manager... Taaklijst De taaklijst bevat alle taken die in het huidige Tekla Structures-model zijn opgenomen en geeft de eigenschappen van elke taak weer.als de taaklijst niet zichtbaar is in de Taakmanager, klikt u op > Taaklijst.De standaardtaaklijst die wordt geopend, hangt af van de Tekla Structures-omgeving en bevat aanbevolen instellingen.u kunt indien nodig de standaardtaken wijzigen en verwijderen. Een taak wijzigen op pagina 123 Items in de taaklijst tonen en verbergen op pagina 117 Gantt-diagram In het Gantt-diagram wordt de tijdschaal van het project getoond. Als het Gantt-diagram niet zichtbaar is, klikt u op > Gantt-diagram. Symbolen in het Gantt-diagram op pagina 115 De weergave van het Gantt-diagram wijzigen op pagina 118 Taakmanager 115 Gebruikersinterface van de Taakmanager

116 Symbolen in het Gantt-diagram In het Gantt-diagram worden de volgende symbolen gebruikt: Symbool Beschrijving Taak die niet aan een modelobject gekoppeld is. Geplande start- en einddatums. Werkelijke start- en einddatums. Volledigheid van de taak. Overzichtstaak. Overzichtstaken kunnen andere overzichtstaken bevatten als subtaken. Afhankelijkheid tussen taken. Mijlpaal. Vergrendelde taak. De taak is in de taaklijst gemarkeerd als vergrendeld. Objecten aan een taak toevoegen op pagina 134 Een subtaak maken op pagina 121 Taakafhankelijkheden op pagina 131 Algemene taakeigenschappen definiëren op pagina 124 Commando's uitvoeren U kunt een commando in Taakmanager op een van de volgende manieren uitvoeren: Klik op het gewenste pictogram. Als het pictogram meerdere commando's bevat, klikt u op het pictogram en selecteert u vervolgens een commando in het pop-up menu dat verschijnt: Taakmanager 116 Gebruikersinterface van de Taakmanager

117 Selecteer in de taaklijst of het Gantt-diagram de taak die u wilt wijzigen. Klik vervolgens op de rechtermuisknop en selecteer een commando in het pop-upmenu. Meerdere taken in de taaklijst selecteren op pagina 143 Meerdere taken in het Gantt-diagram selecteren op pagina Vensterinstellingen wijzigen In deze paragraaf leest u hoe u hoe u in Taakmanager enkele algemene vensterinstellingen kunt wijzigen. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Grote pictogrammen weergeven op pagina 117 Items in de taaklijst tonen en verbergen op pagina 117 Het Taakmanager-venster altijd op de voorgrond weergeven op pagina 118 De weergave van het Gantt-diagram wijzigen op pagina 118 De tijdschaal van het Gantt-diagram wijzigen op pagina 119 De kleuren van het Gantt-diagram wijzigen op pagina 120 De weergave van datums en maanden wijzigen op pagina 120 Grote pictogrammen weergeven U kunt in Taakmanager de pictogrammen groter weergeven met de optie Grote iconen. Als u de pictogrammen wilt vergroten, klikt u op > Grote pictogrammen. Taakmanager 117 Vensterinstellingen wijzigen

118 Items in de taaklijst tonen en verbergen U kunt instellen welke taaklijstitems zichtbaar zijn. Ga als volgt te werk om items in de taaklijst te tonen of te verbergen: 1. Klik op > Items in taaklijst. 2. Klik op een van de items in de taaklijst om deze te tonen of te verbergen. Er wordt een vinkje naast het item weergegeven als het item zichtbaar is. Als u Taakmanager de volgende keer opent, worden de selecties gebruikt die u in de vorige Taakmanager-sessie hebt gemaakt. Taaklijst op pagina 115 Het Taakmanager-venster altijd op de voorgrond weergeven U kunt de Taakmanager altijd vóór andere vensters weergeven door de optie Altijd op voorgrond te selecteren. Als u de Taakmanager altijd vóór andere vensters wilt houden, klikt u op voorgrond. > Altijd op De weergave van het Gantt-diagram wijzigen Ga als volgt te werk om de weergave van het Gantt-diagram te wijzigen: Taak Actie De naam tonen of verbergen van de aannemer die aan de taak is toegewezen Klik op > Instellingen Gantt-diagram > Aannemers. Werkvrije dagen tonen of verbergen Klik op > Instellingen Gantt-diagram > Werkvrije dagen. De werkelijke start- en einddatums tonen of verbergen Klik op > Instellingen Gantt-diagram > Werkelijke datums. U moet in de taaklijst de werkelijke start- en einddatums opgeven voordat u deze in het Ganttdiagram kunt tonen. Taakmanager 118 Vensterinstellingen wijzigen

119 Taak Actie De geplande start- en einddatums tonen of verbergen Klik op > Instellingen Gantt-diagram > Geplande datums. Er wordt een vinkje voor de optie weergegeven als deze zichtbaar is. Gantt-diagram op pagina 115 Symbolen in het Gantt-diagram op pagina 115 De tijdschaal van het Gantt-diagram wijzigen U kunt de tijdschaal in het Gantt-diagram wijzigen en inzoomen op geselecteerde taken. Ga op een van de volgende manieren te werk om de tijdschaal van het Gantt-diagram te wijzigen: Klik op en selecteer de tijdschaaloptie: Dagen/uren Weken/dagen Maanden/weken Kwartalen/maanden Jaren/kwartalen Aan het project aanpassen Met Aan het project aanpassen wordt automatisch de juiste tijdschaaloptie geselecteerd om de gehele projectplanning in het Gantt-diagram weer te geven. Houd de rechtermuisknop ingedrukt in het Gantt-diagram. Om een grotere tijdschaal te gebruiken, bijvoorbeeld maanden in plaats van weken, sleept u de muis naar rechts. Om een kleinere tijdschaal te gebruiken, bijvoorbeeld dagen in plaats van weken, sleept u de muis naar links. U kunt inzoomen op een taak in het Gantt-diagram door een taak te selecteren en op Ctrl + 1 te drukken. U kunt weer uitzoomen en het hele scenario weergeven door op Ctrl + 2 te drukken. U kunt het symbool van het Gantt-diagram voor de geselecteerde taak in het midden van het diagram plaatsen door op Ctrl + 3 te drukken. Taakmanager 119 Vensterinstellingen wijzigen

120 Gantt-diagram op pagina 115 Symbolen in het Gantt-diagram op pagina 115 De kleuren van het Gantt-diagram wijzigen U kunt de kleuren van symbolen in het Gantt-diagram wijzigen voor taken die aan het model gekoppeld zijn, taken die niet aan het model gekoppeld zijn en werkelijke datums. Ga als volgt te werk om de kleuren van de symbolen in het Gantt-diagram te wijzigen: 1. Klik op > Stel kleuren in Klik op de kleur die u wilt wijzigen. 3. Selecteer een kleur in het dialoogvenster Stel kleuren in. 4. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. Gantt-diagram op pagina 115 Symbolen in het Gantt-diagram op pagina 115 De weergave van datums en maanden wijzigen In Taakmanager worden de datums en maanden weergegeven zoals is ingesteld in de taalinstellingen van Windows. Ga als volgt te werk om de notatie van datums en maanden te wijzigen: 1. Klik op de knop Start in Windows. 2. Klik op Configuratiescherm. 3. Ga naar Landinstellingen en selecteer de gewenste notatie. 4. Klik op OK. 5. Start Tekla Structures opnieuw op om de wijziging door te voeren. Taaklijst op pagina 115 Gantt-diagram op pagina 115 De weergave van het Gantt-diagram wijzigen op pagina Taken maken en wijzigen In deze paragraaf leest u hoe u hoe u taken maakt, wijzigt en verwijdert. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Taakmanager 120 Taken maken en wijzigen

121 Een taak maken op pagina 121 Een subtaak maken op pagina 121 Een taaktype definiëren op pagina 122 Een aannemer definiëren op pagina 123 Een taak wijzigen op pagina 123 Een taak opslaan op pagina 130 Een taak verwijderen op pagina 130 Een taak maken Elke nieuwe taak moet minimaal een naam en een gepland tijdschema hebben. U kunt ook andere eigenschappen opgeven, zoals een taaktype, de verantwoordelijke aannemer voor de taak en het werkelijke tijdschema voor voltooiing van de taak, en de taak aan modelobjecten koppelen. Als u een nieuwe taak wilt maken, u kunt het volgende doen: Selecteer in Tekla Structures één of meerdere modelobjecten, klik vervolgens met de rechtermuisknop en selecteer Taak --> Taak maken in het contextmenu. De taak wordt automatisch gekoppeld aan de geselecteerde modelobjecten. Klik in de Taakmanager op. U kunt de taak nu koppelen aan een of meerdere modelobjecten. Klik in het Gantt-diagram met de rechtermuisknop en selecteer Taak maken in het contextmenu. Als de taaklijst al taken bevat, gebruikt Taakmanager de eigenschappen van de geselecteerde taak als basis voor het maken van nieuwe taken. Als de nieuw gemaakte taak niet wordt weergegeven in Taakmanager, klikt u op een willekeurige plaats in de taaklijst om het venster te vernieuwen. Een taak wijzigen op pagina 123 Objecten aan een taak toevoegen op pagina 134 Taken importeren en exporteren op pagina 137 Taakmanager 121 Taken maken en wijzigen

122 Een subtaak maken Ga als volgt te werk om een subtaak te maken: 1. Selecteer in de taaklijst de taak waaronder u een subtaak wilt maken. 2. Klik op. Een taaktype definiëren U kunt nieuwe taaktypen maken en bestaande taaktypen verwijderen en de naam ervan wijzigen. U kunt ook een productieniveau definiëren voor een taaktype en het taaktype koppelen aan gebruikersattributen. Ga als volgt te werk om een taaktype te definiëren: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie Op het tabblad Algemeen klikt u op de knop naast het veld Taaktype. 4. Klik op Toevoegen om een nieuw taaktype toe te voegen. 5. Voer een naam voor het taaktype in. Als u de naam van een taak wilt wijzigen, selecteert u de taak en klikt u op Naam wijzigen. Voer vervolgens de nieuwe naam in. 6. Definieer een productieniveau voor het taaktype. a. Selecteer een eenheid voor het taaktype. De standaardeenheden voor taaktypen lijsteigenschappen die in het bestand WorkTypeProperties.xml worden weergegeven.het bestand bevindt zich in de modelmap en wordt gemaakt wanneer u de Taakmanager voor het eerst opent.de lijsteigenschappen die in het bestand zijn opgenomen, hangen af van de Tekla Structures-omgeving.Als u een eenheid voor het taaktype wilt wijzigen of een nieuw taaktype wilt toevoegen, bewerkt u het bestand WorkTypeProperties.xml. U kunt in Tekla Structures lijsteigenschappen, referentiemodeleigenschappen en berekeningen aan het bestand toevoegen.de weergavenaam wordt in de kolom Eenheden weergegeven en de waarde van de lijsteigenschapsnaam wordt in de Taakmanager gebruikt.als u een berekening toevoegt, moet het eigenschapstype calc zijn. De standaardeenheden van de taaktypen hangen af van de instellingen in Extra --> Extra --> Opties --> Eenheden en decimalen. b. Definieer het aantal. c. Definieer de tijd. Taakmanager 122 Taken maken en wijzigen

123 7. Selecteer object-uda s in de lijsten om een koppeling te maken tussen het taaktype en de objecten die bij de taak gaan horen. 8. Klik op Wijzig om de wijzigingen toe te passen. 9. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. Als u een taaktype wilt verwijderen, selecteert u het taaktype en klikt u op Verwijderen. Een taak aan gebruikersattributen koppelen op pagina 136 Een productieniveau voor een taak definiëren op pagina 128 Afzonderlijke objecten in een taak beheren op pagina 126 Taaktypen importeren op pagina 138 Taaktypen exporteren op pagina 139 Een aannemer definiëren U kunt nieuwe aannemers toevoegen en bestaande aannemers verwijderen of hun naam wijzigen. Ga als volgt te werk om een aannemer te definiëren: 1. Klik op > Aannemers Klik op Toevoegen om een nieuwe aannemer toe te voegen. 3. Voer de naam van de aannemer in. Als u de naam van een aannemer wilt wijzigen, selecteert u de aannemer en klikt u op Naam wijzigen. Voer vervolgens de nieuwe naam in. 4. Klik op Wijzig om de wijzigingen toe te passen. 5. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. Als u een aannemer wilt verwijderen, selecteert u de aannemer en klikt u op Verwijderen. Taakmanager 123 Taken maken en wijzigen

124 Een taak wijzigen Ga als volgt te werk om een bestaande taak te wijzigen: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie... om de huidige eigenschappen van de taak weer te geven. Als u meerdere taken hebt geselecteerd, worden in het dialoogvenster alleen de gemeenschappelijke basiseigenschappen weergegeven. De eigenschappen die verschillende waarden hebben, worden weergegeven als <Niet gelijk>. De eenheden hangen af van de instellingen in Extra --> Opties --> Opties --> Eenheden en decimalen. 3. Wijzig de taakeigenschappen. De opties die gedimd worden weergegeven, kunnen niet worden gewijzigd. Taakmanager selecteert of wist deze selectievakjes automatisch, afhankelijk van de taakeigenschappen. 4. Klik op Wijzig om de wijzigingen toe te passen. 5. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. U kunt taken ook direct in de taaklijst wijzigen. Klik op de eigenschap die u wilt wijzigen en voer een nieuwe waarde in. Bij sommige taakeigenschappen moet u de waarde uit een lijst selecteren. Algemene taakeigenschappen definiëren op pagina 124 Een taakplanning definiëren op pagina 125 Afzonderlijke objecten in een taak beheren op pagina 126 Meerdere taken in de taaklijst selecteren op pagina 143 Algemene taakeigenschappen definiëren U kunt algemene eigenschappen voor een taak definiëren, zoals een naam, taaktype, afhankelijkheid en aannemer. Ga als volgt te werk om algemene taakeigenschappen te definiëren: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie Voer een naam voor de taak in. 4. Markeer de taak als een mijlpaaltaak door het selectievakje in te schakelen. Taakmanager schakelt dit selectievakje automatisch in als u de taakduur instelt op nul. 5. Definieer de afhankelijkheid. Taakmanager 124 Taken maken en wijzigen

125 a. Met Opvolger alleen naar voren verplaatst wordt de afhankelijke taak alleen naar voren verplaatst als de voorgaande taak naar voren wordt verplaatst. Als de voorgaande taak naar een eerdere datum wordt verplaatst, wordt de afhankelijke taak niet verplaatst. b. Met Opvolger altijd verplaatst bij verplaatsing voorganger wordt de afhankelijke taak in dezelfde richting verplaatst als de voorgaande taak, overeenkomstig het afhankelijkheidstype en de mogelijke tussentijd. 6. Selecteer het taaktype. 7. Selecteer de aannemer. 8. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. Een taakplanning definiëren op pagina 125 Afzonderlijke objecten in een taak beheren op pagina 126 Een taakplanning volgen op pagina 129 Taakafhankelijkheden op pagina 131 Een taakplanning definiëren U kunt een planning voor een taak plannen door de start- en einddatum te definiëren. U kunt zowel de begin- als de einddatum definiëren of u kunt de startdatum en de duur invoeren en de Taakmanager de einddatum laten berekenen. Voordat u de planning definieert, moet u controleren dat u de benodigde algemene eigenschappen voor de taak hebt gedefinieerd. Ga als volgt te werk om een taakplanning te definiëren: 1. Selecteer de taak in de taaklijst. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie... --> Plannen. 3. Selecteer de planningmodus. Vast begin en einde Het toevoegen van objecten aan de taak of het verwijderen van objecten uit de taak wijzigt het productieniveau maar houdt de taaklengte zoals deze is. Vast begin Het toevoegen van objecten aan de taak of het verwijderen van objecten uit de taak wijzigt de taaklengte. 4. Voer de geplande startdatum in. 5. Voer de geplande einddatum in. 6. Voer indien nodig de geplande lengte van de taak in. Dienst is een werkdag, gedefinieerd in > Werkvrije perioden > Stel werkdag in. Taakmanager 125 Taken maken en wijzigen

126 7. Definieer indien nodig de werkduur in uren in de modus Vast begin. 8. Klik op Wijzig om de wijzigingen toe te passen. De Taakmanager berekent de totale werklast, productieniveau en werkduur van de taak. 9. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. 10. Als u wilt controleren of de datums van subtaken binnen de overzichtstaakdatums vallen, klikt u op > Datums controleren. Datums die een conflict opleveren worden in de taaklijst rood weergegeven. U kunt ook de lengte van de taak in het Gantt-diagram wijzigen. Plaats de muisaanwijzer op de rand van de taakbalk in het Gantt-diagram. De muisaanwijzer verandert in een pijl met twee punten. Houd de linkermuisknop ingedrukt en sleep vervolgens de rand naar rechts of links. U kunt de startdatums van het hele project in één keer wijzigen. Klik op > Startdatum van project wijzigen en selecteer een nieuwe startdatum. Een taakplanning volgen op pagina 129 Afzonderlijke objecten in een taak beheren U kunt de geplande en werkelijke datums en de duur van de activiteiten beheren die verband houden met elk object in een taak. Zorg ervoor dat u taaktypen hebt gedefinieerd en deze hebt gekoppeld aan gebruikersattributen voor geplande en werkelijke datums. Beheer als volgt geplande en werkelijke datums van afzonderlijke objecten in een taak: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie Selecteer op het tabblad Algemeen een taaktype in de lijst Taaktype. 4. Op het tabblad Volgen selecteert u Gekoppeld aan objecten in de lijst Volgmodus om de informatie te gebruiken over planning en voltooiing berekend van de afzonderlijke objecten in de taak. 5. Op het tabblad Objecten klikt u op de functieknop om de datums voor de objecten in de taak te berekenen. De datums worden ook weergegeven in de gebruikersattributen in het onderdeeleigenschappen dialoogvenster. Als u de datums van een object in het model Taakmanager 126 Taken maken en wijzigen

127 wijzigt, moet u de taak in Taakmanager verversen om ervoor te zorgen dat de gewijzigde datums in Taakmanager worden weergegeven. Als u een object koppelt aan een gebruikersattribuut, raden we u aan het object binnen één scenario te houden. Als de datums in een taak wijzigen, wijzigen de datums van de gebruikersattributen ook. De gewijzigde datums worden vervolgens gebruikt in alle scenario's waartoe het object behoort. 6. Klik op Wijzig om de wijzigingen toe te passen. 7. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. Als u de datums voor meerdere taken in één keer wilt berekenen, selecteert u de taken in de taaklijst en klikt u op. Een taaktype definiëren op pagina 122 Een taak aan gebruikersattributen koppelen op pagina 136 De volgorde van objecten in een taak definiëren op pagina 127 De volgorde van objecten in een taak definiëren U kunt de volgorde van objecten in taken opgeven en opslaan. Ga als volgt te werk om de volgorde van objecten in een taak op te geven: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie... --> Objecten. 3. Ga op een van de volgende manieren te werk om de volgorde van de objecten die bij de taak horen op te geven: a. Sleep de objecten in de lijst handmatig in de gewenste volgorde. De geselecteerde objecten worden tijdens het slepen in de lijst gemarkeerd. b. Klik op een kolomkop om de objecten te sorteren. In de volgordekolom wordt de opgeslagen volgorde van de objecten weergegeven. c. Selecteer de objecten in de lijst, klik op Selecteer volgorde van model en zet in het model de objecten in de gewenste volgorde. U kunt alle bovenstaande manieren gebruiken om de volgorden binnen een taak op te geven. 4. U geeft de volgorde-informatie in het model als volgt weer: a. Selecteer één of meer objecten op het tabblad Objecten. Taakmanager 127 Taken maken en wijzigen

128 b. Druk op Ctrl + D. De volgorde-informatie wordt weergegeven op de geselecteerde objecten in het model. Bijvoorbeeld 2-1 betekent dat het object tot de tweede taak in de taaklijst behoort en dat het het eerste object in de taak is. c. U kunt de nummers in het model wissen door met de rechtermuisknop te klikken en Bijwerken venster te kiezen. Wanneer u de insitu werkorder of werkgroepen binnen een taak opgeeft, is de tool Gebruikersinformatie handig voor het plannen van de hoeveelheden voor elke groep of vracht. Afzonderlijke objecten in een taak beheren op pagina 126 Een productieniveau voor een taak definiëren U kunt voor taken een productieniveau opgeven. U geeft eerst een productieniveau op voor een taaktype en vervolgens wijst u het taaktype toe aan een taak. Ga als volgt te werk om een productieniveau voor een taak op te geven: 1. Klik op > Taaktypen Selecteer een taaktype in de lijst. Als de taaklijst leeg is, klikt u op Toevoegen om een nieuw taaktype in te voeren. 3. Selecteer een eenheid in de kolom Eenheid voor het berekenen van het productieniveau. De standaardeenheid is Stuks. De eenheden hangen af van de instellingen in Extra --> Opties --> Opties --> Eenheden en decimalen. 4. Voer de hoeveelheid en de tijd in. De hoeveelheid en tijd worden standaard uitgedrukt in eenheden per uur. U kunt de tijd echter instellen in bijvoorbeeld de duur van de dienst. 5. Klik op OK om het dialoogvenster Taaktypen te sluiten. 6. Selecteer in de taaklijst het taaktype voor de taak. 7. Klik op de taaklijst om het niveau weer te geven in de kolom Gepland productieniveau. 8. Als u de totale aantal voor een taak wilt weergeven, klikt u op > Items in taaklijst > Aantal. U kunt bijvoorbeeld het aantal objecten of de grootte van een gebied dat aan de taak gekoppeld is weergeven. Taakmanager 128 Taken maken en wijzigen

129 9. Als u het werkelijke productieniveau wilt weergeven in de takenlijst, klikt u op > Items in taaklijst > Werkelijk productieniveau. Als u de duur van de taak wijzigt, wordt ook het productieniveau gewijzigd. Als u het productieniveau wijzigt, wordt ook de duur van de taak gewijzigd. Een taaktype definiëren op pagina 122 Een taakplanning volgen U kunt volgen hoe de voortgang van een taak verloopt door informatie over de werkelijke planning en voltooiing van de taak te definiëren. Zorg ervoor dat u de benodigde algemene informatie en informatie over het geplande schema en object voor de taak hebt gedefinieerd. Ga als volgt te werk om een taakplanning te volgen: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie... --> Volgen. 3. Selecteer de volgmodus. a. Met Handmatig kunt u de werkelijke begin- en einddatum en informatie over taakvoltooiing invoeren. b. Met Gekoppeld aan objecten wordt de informatie over planning en voltooiing berekend van de afzonderlijke objecten in de taak. U hoeft geen informatie te definiëren op het tabblad Volgen. 4. Definieer de werkelijke begindatum. 5. Definieer de werkelijke einddatum. 6. Optioneel: Definieer de werkelijke lengte van de taak. Met het definiëren van de werkelijke lengte wordt de werkelijke einddatum beïnvloed. 7. Definieer de voltooide werklast. 8. Definieer het werkelijke productieniveau. 9. Definieer de werkelijke werkduur. 10. Klik op Wijzig om de wijzigingen toe te passen. 11. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. Algemene taakeigenschappen definiëren op pagina 124 Een taakplanning definiëren op pagina 125 Afzonderlijke objecten in een taak beheren op pagina 126 Taakmanager 129 Taken maken en wijzigen

130 Extra informatie voor een taak opgeven U kunt voor een taak extra informatie opgeven, zoals koppelingen naar webpagina's, relevante documenten, projectplanningen en contracten. Ga als volgt te werk om extra informatie voor een taak op te geven: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie... --> Extra informatie. 3. Voeg indien nodig een koppeling aan een document in het vak Documenten toe. Klik op de knop Toevoegen, selecteer de koppeling die moet worden toegevoegd en klik op Openen. Als u een koppeling wilt verwijderen, selecteert u de koppeling in het vak Documenten en klikt u op Verwijderen. 4. Voeg indien nodig aanvullende opmerkingen in het vak Opmerkingen toe. 5. Klik op Wijzig om de wijzigingen toe te passen. 6. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. Een taak wijzigen op pagina 123 Een taak opslaan Wanneer u het model opslaat in Tekla Structures, worden de gerelateerde taken automatisch met het model opgeslagen. Wanneer u Taakmanager afsluit, hoeft u de taken niet apart op te slaan. Een taak verwijderen Ga als volgt te werk om een taak te verwijderen: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Verwijderen. 3. Klik op Ja om te bevestigen. Meerdere taken in de taaklijst selecteren op pagina 143 Taakmanager 130 Taakafhankelijkheden beheren

131 3.4 Taakafhankelijkheden beheren In deze paragraaf leest u hoe u hoe u afhankelijkheden tussen taken maakt. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Taakafhankelijkheden op pagina 131 Een afhankelijkheid tussen taken maken op pagina 132 Een afhankelijkheid tussen taken wijzigen op pagina 132 Een afhankelijkheid tussen taken verwijderen op pagina 133 Taakafhankelijkheden Een taak kan afhankelijk zijn van een andere taak of mijlpaal. U kunt bijvoorbeeld instellen dat taak 1 voltooid moet zijn vijf dagen voordat taak 2 kan worden gestart. Taken kunnen op vier verschillende manieren afhankelijk zijn van een andere taak: Einde-begin (EB): De voorgaande taak moet zijn voltooid voordat de afhankelijke taak kan worden gestart. Begin-begin (BB): De voorgaande taak moet zijn begonnen voordat de afhankelijke taak kan worden gestart. Einde-einde (EE): De voorgaande taak moet zijn voltooid voordat de afhankelijke taak kan worden voltooid. Begin-einde (BE): De voorgaande taak moet zijn begonnen voordat de afhankelijke taak kan worden voltooid. De afhankelijkheden worden in het Gantt-diagram weergegeven met pijlen. De pijl wijst naar de start of het einde van de andere taak, afhankelijk van de relatie. Een voorganger is een taak die voltooid moet zijn vóór de afhankelijke taak. Het is niet mogelijk om in Taakmanager lusvormige afhankelijkheden te maken. U kunt definiëren of de afhankelijke taak altijd wordt verplaatst als de voorgaande taak wordt verplaatst of dat de afhankelijke taak alleen naar voren wordt verplaatst als de voorgaande taak naar voren wordt verplaatst. Een afhankelijkheid tussen taken maken op pagina 132 Een afhankelijkheid tussen taken wijzigen op pagina 132 Een afhankelijkheid tussen taken verwijderen op pagina 133 Algemene taakeigenschappen definiëren op pagina 124 Taakmanager 131 Taakafhankelijkheden beheren

132 Een afhankelijkheid tussen taken maken Gebruik het tabblad Afhankelijkheden in het dialoogvenster Taakinformatie om afhankelijkheden tussen taken te maken. U kunt afhankelijkheden voor één taak tegelijk maken. Als meer dan één taak selecteert, wordt het tabblad Afhankelijkheden niet weergegeven. Ga als volgt te werk om een afhankelijkheid tussen taken te maken: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie... --> Afhankelijkheden. 3. Selecteer de voorgaande taak in de lijst Taaknaam. U kunt de overzichtstaak van de huidige taak of een taak die al een afhankelijkheid heeft met de huidige taak niet selecteren. 4. Selecteer een type afhankelijkheid in de lijst Type. De opties zijn: Einde-begin (EB): De voorgaande taak moet zijn voltooid voordat de afhankelijke taak kan worden gestart. Begin-begin (BB): De voorgaande taak moet zijn begonnen voordat de afhankelijke taak kan worden gestart. Einde-einde (EE): De voorgaande taak moet zijn voltooid voordat de afhankelijke taak kan worden voltooid. Begin-einde (BE): De voorgaande taak moet zijn begonnen voordat de afhankelijke taak kan worden voltooid. 5. Als u tussen de taken een vertraging wilt toevoegen, voert u in de lijst Achterstand een waarde in. Definieer de waarde op een schaal van 1 tot 100. De tijdseenheid van de vertraging is altijd Dagen. 6. Ga naar het tabblad Algemeen. 7. Definieer in Algemene eigenschappen --> Afhankelijkheid de richting waarin de afhankelijke taak wordt verplaatst wanneer de voorgaande taak wordt verplaatst. 8. Klik op OK om op te slaan. U kunt ook in het Gantt-diagram een taakbalk op een andere taakbalk slepen om een eenvoudige afhankelijkheid van het type Einde-begin te maken zonder tussentijd. Taakafhankelijkheden op pagina 131 Taakmanager 132 Taakafhankelijkheden beheren

133 Een afhankelijkheid tussen taken wijzigen Gebruik het tabblad Afhankelijkheden in het dialoogvenster Taakinformatie of klik met de rechtermuisknop op een afhankelijkheid in het Gantt-diagram om een afhankelijkheid te wijzigen. U kunt de afhankelijkheid voor één taak tegelijk wijzigen. Als meer dan één taak selecteert, wordt het tabblad Afhankelijkheden niet weergegeven. U kunt het volgende doen: Taak Een afhankelijkheid in het dialoogvenster Taakinformatie wijzigen Een afhankelijkheid in het Gantt-diagram wijzigen Actie 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie... --> Afhankelijkheden. 3. Selecteer de voorgaande taak in de lijst Taaknaam. 4. Selecteer het type afhankelijkheid in de lijst Type. 5. U kunt de vertraging tussen de taken indien nodig wijzigen door in de lijst Achterstand een nieuwe waarde (dagen) in te voeren. 6. Klik op Wijzig om de wijzigingen toe te passen. 7. Ga indien nodig naar het tabblad Algemeen, Algemene eigenschappen --> Afhankelijkheid en definieer de richting waarin de afhankelijke taak wordt verplaatst wanneer de voorgaande taak wordt verplaatst. 8. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. 1. Klik in het Gantt-diagram met de rechtermuisknop op een afhankelijkheid. 2. Selecteer het type afhankelijkheid in het contextmenu. 3. Voer indien nodig een nieuwe waarde van de achterstand (in dagen) in en druk op de Enter-toets. De gewijzigde afhankelijkheid is onmiddellijk zichtbaar in het Gantt-diagram. Taakafhankelijkheden op pagina 131 Taakmanager 133 Taakafhankelijkheden beheren

134 Een afhankelijkheid tussen taken verwijderen Gebruik het tabblad Afhankelijkheden in het dialoogvenster Taakinformatie of klik met de rechtermuisknop op een afhankelijkheid in het Gantt-diagram om een afhankelijkheid te verwijderen. U kunt het volgende doen: Taak Een afhankelijkheid in het dialoogvenster Taakinformatie verwijderen Een afhankelijkheid in het Gantt-diagram verwijderen Actie 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie... --> Afhankelijkheden. 3. Selecteer de taak en klik op Verwijderen. 1. Klik in het Gantt-diagram met de rechtermuisknop op een afhankelijkheid. 2. Selecteer Verwijderen in het contextmenu. Taakafhankelijkheden op pagina Taken aan het model koppelen In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u een taak aan een of meerdere modelobjecten koppelt. Hier wordt ook uitgelegd hoe u bestaande objecten van een taak verwijdert. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Objecten aan een taak toevoegen op pagina 134 Objecten uit een taak verwijderen op pagina 135 Objecten naar een andere taak kopiëren op pagina 136 Een taak aan gebruikersattributen koppelen op pagina 136 Objecten aan een taak toevoegen Ga als volgt te werk om objecten aan een taak toe te voegen: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Selecteer in Tekla Structures de objecten die u wilt toevoegen. 3. U kunt het volgende doen: Taakmanager 134 Taken aan het model koppelen

135 Klik in Tekla Structures met de rechtermuisknop en selecteer Taak --> Toevoegen aan geselecteerde taak in het contextmenu. Klik in Taakmanager op > Geselecteerde objecten toevoegen. Klik in Taakmanager met de rechtermuisknop op de geselecteerde taak en kies Geselecteerde objecten toevoegen. 4. Klik indien nodig op en selecteer de taak. De objecten die bij de taak horen lichten op in het model. Taakmanager wijzigt de kleur van de taakbalk in het Gantt-diagram en schakelt het selectievakje Taak gekoppeld aan model in wanneer objecten aan de taak zijn toegevoegd, zie onderstaande afbeelding. Objecten uit een taak verwijderen op pagina 135 Objecten naar een andere taak kopiëren op pagina 136 Objecten uit een taak verwijderen Ga als volgt te werk om de geselecteerde objecten uit een taak te verwijderen: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Optioneel: Selecteer in Tekla Structures de objecten die u wilt verwijderen. Als u geen modelobjecten selecteert, worden alle objecten uit de taak verwijderd. 3. U kunt het volgende doen: Klik in Tekla Structures met de rechtermuisknop en selecteer Taak --> Verwijder van geselecteerde taak in het contextmenu. Klik in Taakmanager op > Geselecteerde objecten verwijderen. Klik in Taakmanager met de rechtermuisknop op de geselecteerde taak en klik op Geselecteerde objecten verwijderen. Klik in Taakmanager met de rechtermuisknop op de geselecteerde taak en selecteer Taakinformatie... --> Objecten. Selecteer de objecten die u wilt verwijderen en druk op Verwijderen. 4. Klik in Tekla Structures op het venster en klik vervolgens in Taakmanager nogmaals op de taak om te controleren of de objecten zijn verwijderd. Taakmanager 135 Taken aan het model koppelen

136 Objecten aan een taak toevoegen op pagina 134 Objecten naar een andere taak kopiëren op pagina 136 Objecten naar een andere taak kopiëren In Taakmanager kunt u objecten van de ene taak naar een andere taak kopiëren. Als u objecten volledig van de ene taak naar de andere wilt verplaatsen, moet u de objecten na het kopiëren handmatig uit de originele taak verwijderen. Ga als volgt te werk om objecten naar een andere taak te kopiëren: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik op > Behoud selectie. Alle objecten die aan de taak gekoppeld zijn, blijven behouden. 3. Selecteer de taak waarnaar u de objecten wilt kopiëren. 4. Klik op > Geselecteerde objecten toevoegen. Objecten aan een taak toevoegen op pagina 134 Objecten uit een taak verwijderen op pagina 135 Een taak aan gebruikersattributen koppelen U kunt planningen op een hoger niveau verbinden met planningen op een lager niveau met gebruikersattributen. Koppel hiervoor gebruikersattributen aan een taaktype om geplande en werkelijke datums te definiëren. Wijs vervolgens het taaktype aan een taak toe. De datums worden weergegeven in de gebruikersattributen van de objecten. Als u de planning van een taak wijzigt in Taakmanager, wordt de waarde van het gerelateerde gebruikersattribuut automatisch veranderd. Ga als volgt te werk om een taak aan gebruikersattributen te koppelen: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taakinformatie Op het tabblad Algemeen klikt u op de knop naast het veld Taaktype. 4. Selecteer de gebruikersattributen in de lijsten voor elk taaktype. 5. Klik op Wijzig om de wijzigingen toe te passen. 6. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. 7. Klik op OK om het dialoogvenster Taakinformatie te sluiten. Taakmanager 136 Taken aan het model koppelen

137 8. Selecteer een taak in de takenlijst. 9. Selecteer een taaktype voor de taak. Een taaktype definiëren op pagina 122 Afzonderlijke objecten in een taak beheren op pagina Taken importeren en exporteren In deze paragraaf leest u hoe u hoe u informatie importeert en exporteert tussen Taakmanager en externe software voor projectmanagement. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Geïmporteerde taakinformatie op pagina 137 Taken importeren op pagina 137 Taken exporteren op pagina 138 Taaktypen importeren op pagina 138 Taaktypen exporteren op pagina 139 Geïmporteerde taakinformatie U kunt algemene bouwplanningen importeren uit externe software voor projectmanagement, bijvoorbeeld Microsoft Office Project en deze planningen vervolgens gedetailleerd uitwerken met Taakmanager. Geplande datums worden in Taakmanager standaard als zodanig geïmporteerd. Als u basislijndatums wilt importeren naar geplande datums, moet u deze optie selecteren in het dialoogvenster Taken importeren. Taken importeren op pagina 137 Taken exporteren op pagina 138 Taken importeren U kunt taken importeren in Taakmanager vanuit externe software voor projectmanagement. Als u een bestaande taak of de taakeigenschappen overschrijft, worden de koppelingen Taakmanager 137 Taken importeren en exporteren

138 tussen de bestaande taak en de modelobjecten niet gewijzigd. Afhankelijkheden tussen taken worden geïmporteerd. Ga als volgt te werk om taken te importeren: 1. Klik op > Importeer Klik op Bladeren... om het bestand te zoeken dat u wilt importeren. 3. Blader in het dialoogvenster Openen naar het importbestand (.xml) en klik vervolgens op Openen. 4. Geef de importopties op: a. Geïmporteerde taken toevoegen aan scenario: hiermee voegt u de geïmporteerde taken toe aan het einde van de taaklijst. b. Bestaande taken overschrijven: hiermee vervangt u de bestaande taken door de geïmporteerde taken. c. Met Geselecteerde eigenschappen bestaande taken overschrijven worden bepaalde taakeigenschappen geïmporteerd. Als u deze optie selecteert, wordt een lijst weergegeven waarin u de eigenschappen kunt selecteren. 5. Klik op OK. Geïmporteerde taken worden in Taakmanager gemarkeerd als geïmporteerd en vergrendeld zodat het makkelijker te zien is wat er is gewijzigd. Geïmporteerde taakinformatie op pagina 137 Taken exporteren Als de taken alleen geplande datums bevatten, worden deze als zodanig geëxporteerd. Als de taken geplande en werkelijke datums bevatten, worden de geplande datums geëxporteerd als basislijndatums en de werkelijke datums als geplande datums. Als de taken alleen geplande datums bevatten, worden deze als zodanig geëxporteerd. Als de taken geplande en werkelijke datums bevatten, worden de geplande datums geëxporteerd als basislijndatums en de werkelijke datums als geplande datums. Ga als volgt te werk om taken te exporteren: 1. Klik op > Exporteer Blader in het dialoogvenster Opslaan als naar het exportbestand en selecteer dit. 3. Klik op Opslaan. Taakmanager 138 Taken importeren en exporteren

139 Taaktypen importeren Naast taken kunt u ook taaktypen importeren in Taakmanager. Ga als volgt te werk om taaktypen te importeren: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik op >Taaktypen Klik op Importeer Blader in het dialoogvenster Taaktypen importeren naar het importbestand en klik vervolgens op Openen. 5. Selecteer de importoptie: a. Taaktypen overschrijven door dezelfde naam te gebruiken: hiermee vervangt u de bestaande taaktypen die dezelfde naam hebben als de geïmporteerde taaktypen. b. Geïmporteerde taaktypen toevoegen: hiermee voegt u de geïmporteerde taaktypen toe aan het einde van de lijst met taaktypen. 6. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. Geïmporteerde taakinformatie op pagina 137 Taaktypen exporteren U kunt taaktypen exporteren uit Taakmanager naar externe software voor projectmanagement. Ga als volgt te werk om taaktypen te exporteren: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik op > Taaktypen Klik op Exporteren Blader in het dialoogvenster Opslaan als naar het exportbestand en selecteer dit of voer een bestandsnaam in het vak Bestandsnaam in. 5. Klik op Opslaan. Geïmporteerde taakinformatie op pagina Scenario's beheren In deze paragraaf leest u hoe u hoe u in Taakmanager scenario's maakt en verwijdert. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Taakmanager 139 Scenario's beheren

140 Een scenario maken op pagina 140 Een scenario openen op pagina 141 Een scenario verwijderen op pagina 141 Een scenario maken U kunt verschillende taakscenario's maken, bijvoorbeeld ontwerp-, fabricage- en montageplanningen als hulp bij de projectplanning. U kunt ook aparte weekscenario's maken, bijvoorbeeld om de projectopvolging te vereenvoudigen. U maakt als volgt een scenario in Taakmanager: 1. Klik op. 2. Klik op Toevoegen. De Taakmanager benoemt de nieuwe scenario als Scenario en voegt een volgnummer aan de naam toe, bijvoorbeeld Scenario 1. U kunt de naam van het scenario wijzigen. 3. Klik op Openen om het nieuwe scenario te wijzigen. Het nieuwe scenario bevat geen taken. 4. Kopieer indien nodig taken van een ander scenario. a. Open het scenario waaruit u wilt kopiëren. b. Selecteer de taak die u wilt kopiëren. De subtaken van de geselecteerde taken worden ook gekopieerd. c. Klik op de rechtermuisknop en selecteer Kopieer. d. Ga terug naar het nieuwe scenario, selecteer in de taaklijst een locatie voor de gekopieerde taken, klik met de rechtermuisknop en selecteer Plakken. Als u een taak in de taaklijst selecteert, worden de gekopieerde taken op hetzelfde niveau als de geselecteerde taak geplaatst. Als u geen locatie in de taaklijst selecteert, worden de gekopieerde taken achter alle bestaande taken geplaatst. Als u een object koppelt aan een gebruikersattribuut, raden we u aan het object binnen één scenario te houden. Als de datums in een taak wijzigen, wijzigen de datums van de gebruikersattributen ook. De gewijzigde datums worden gebruikt in alle scenario's waartoe het object behoort. Een scenario openen op pagina 141 Een scenario verwijderen op pagina 141 Afzonderlijke objecten in een taak beheren op pagina 126 Taakmanager 140 Scenario's beheren

141 Een scenario openen U opent als volgt een scenario in Taakmanager: 1. Klik op. 2. Selecteer een scenario in de lijst. 3. Klik op Openen. Een scenario maken op pagina 140 Een scenario verwijderen op pagina 141 Een scenario verwijderen U verwijdert als volgt een scenario in Taakmanager: 1. Klik op. 2. Selecteer het scenario dat u wilt verwijderen. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Verwijderen. 4. Klik in het dialoogvenster dat verschijnt op Ja om te bevestigen. Een scenario maken op pagina Taken weergeven In deze paragraaf wordt uitgelegd op welke verschillende manieren u taken kunt weergeven, selecteren, markeren en filteren. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Taken rangschikken op pagina 142 Een taak markeren op pagina 143 Meerdere taken in de taaklijst selecteren op pagina 143 Meerdere taken in het Gantt-diagram selecteren op pagina 144 Gerelateerde taken weergeven op pagina 144 Gerelateerde modelobjecten weergeven op pagina 144 Geselecteerde taken weergeven op pagina 145 Zichtbare taken filteren op pagina 145 Taakmanager 141 Taken weergeven

142 Een venster- of selectiefilter voor taken maken op pagina 146 Taken rangschikken Er zijn diverse manieren om in Taakmanager taken te rangschikken. U kunt de volgorde en hiërarchie van taken wijzigen en u kunt de sorteervolgorde van kolommen wijzigen. Wanneer u een taak verplaatst, worden de gerelateerde subtaken ook verplaatst naar de nieuwe locatie. Taak De volgorde van taken wijzigen Taken in hiërarchische volgorde zetten Actie Selecteer een taak en klik op of totdat de taak zich op de gewenste locatie bevindt. U kunt meerdere taken tegelijk verplaatsen. Als u een overzichtstaak wilt maken of een subtaak in een taak wilt veranderen, selecteert u een taak en klikt u op. Als u een subtaak wilt maken, selecteert u een taak en Taakhiërarchieën uitvouwen Taakhiërarchieën samenvouwen De sorteervolgorde van taken wijzigen De sorteervolgorde van taken opslaan klikt u op. U kunt meerdere taken tegelijk verplaatsen. Selecteer een taak en klik op. Hiermee worden de hiërarchieën uitgevouwen die zich op hetzelfde niveau bevinden. Als u de hiërarchieën van alle taken wilt uitvouwen, houdt u de Ctrl-toets ingedrukt en klikt u op. Selecteer een overzichtstaak en klik op. Hiermee worden de hiërarchieën samengevouwen die zich op hetzelfde niveau bevinden. Als u de hiërarchieën van alle taken wilt samenvouwen, houdt u de Ctrl-toets ingedrukt en klikt u op. Klik op de kop van de kolom waarop u wilt selecteren. Om de sorteervolgorde om te keren, klikt u nogmaals op de kolomkop. Klik op en selecteer Huidige volgorde opslaan. Taakmanager 142 Taken weergeven

143 Taak Actie De opgeslagen sorteervolgorde van taken herstellen Klik op en selecteer Terug naar opgeslagen volgorde. Een taak markeren Tekla Structures bevat een selectieknop waarmee u taken in het model kunt markeren. Wanneer u de muisaanwijzer op een modelobject plaatst dat bij een taak hoort, markeert Tekla Structures de taak en de gerelateerde subtaken. Met het groene vak worden de randen van de taak aangegeven. Ga als volgt te werk om een taak in het model te markeren: 1. Klik in Tekla Structures op om de knop Selecteer taken te activeren. 2. Plaats de muisaanwijzer op een modelobject. Als het object bij een taak hoort, markeert Tekla Structures de taak. Gerelateerde taken weergeven op pagina 144 Gerelateerde modelobjecten weergeven op pagina 144 Een venster- of selectiefilter voor taken maken op pagina 146 Meerdere taken in de taaklijst selecteren Om meerdere taken per keer te selecteren, u kunt het volgende doen: Sleep over de rijen die u wilt selecteren. Taakmanager 143 Taken weergeven

144 Klik op een rij en houd de Ctrl-toets ingedrukt terwijl u op andere rijen klikt die u wilt selecteren. Klik op de eerste rij van de selectie en houd de Shift-toets ingedrukt terwijl u op de laatste rij van de selectie klikt. Meerdere taken in het Gantt-diagram selecteren op pagina 144 Meerdere taken in het Gantt-diagram selecteren Ga op een van de volgende manieren te werk als u meerdere taken tegelijk wilt selecteren: Selecteer een gebied in het Gantt-diagram. Selecteer een periode in het Gantt-diagram door de muis op de koptekstregel te verslepen. De taken in het geselecteerde gebied worden gemarkeerd in de taaklijst. Meerdere taken in de taaklijst selecteren op pagina 143 Gerelateerde taken weergeven Met het commando Toon gerelateerde taken selecteert u alle taken waartoe het modelobject behoort in de takenlijst. De taken in het model worden gemarkeerd, maar niet geselecteerd. Ga als volgt te werk om de gerelateerde taken weer te geven: 1. Zorg ervoor dat de knop Selecteer taken niet geactiveerd is. 2. Selecteer een modelobject. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Taak --> Toon gerelateerde taken in het contextmenu. Taakmanager markeert in de taaklijst alle taken waartoe het object behoort. Een taak markeren op pagina 143 Gerelateerde modelobjecten weergeven op pagina 144 Een venster- of selectiefilter voor taken maken op pagina 146 Taakmanager 144 Taken weergeven

145 Gerelateerde modelobjecten weergeven U kunt de modelobjecten van een taak in het model bekijken. Ga als volgt te werk om de modelobjecten van een taak in het model te bekijken: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. 2. Klik op voor automatische selectie in het model. De objecten worden in het model gemarkeerd. Een taak markeren op pagina 143 Gerelateerde taken weergeven op pagina 144 Een venster- of selectiefilter voor taken maken op pagina 146 Geselecteerde taken weergeven U kunt definiëren dat alleen de geselecteerde taken in de taaklijst worden weergegeven. Ga als volgt te werk als u alleen de geselecteerde taken in de taaklijst wilt weergeven: 1. Selecteer een taak in de takenlijst. U kunt ook meerdere taken selecteren. 2. Klik op om alleen de geselecteerde taken weer te geven. 3. Klik op om nogmaals alle taken weer te geven. Zichtbare taken filteren op pagina 145 Zichtbare taken filteren In Taakmanager kunt u taken filteren op status, aannemer, taaktype en begin- en einddatum. Welke taken er zichtbaar zijn in in de takenlijst is afhankelijk van het filter dat u selecteert. Ga als volgt te werk om taken te filteren: 1. Klik op. 2. Selecteer de filters die u wilt gebruiken. 3. Klik op Filter. 4. Klik op Toon alles om alle taken te tonen. Taakmanager 145 Taken weergeven

146 U kunt de taaklijst ook filteren met behulp van het zoekveld. Als u de zoekopdracht wilt starten, voert u twee tekens in het zoekveld in. In de zoekopdracht worden alle zichtbare velden in de taaklijst betrokken. Een venster- of selectiefilter voor taken maken Met de filterfunctie die beschikbaar is in Tekla Structures kunt u venster- en selectiefilters voor taken maken. De filters zijn gebaseerd op de objectgroepfunctionaliteit. Welke objecten er in het model worden weergegeven en welke objecten er kunnen worden geselecteerd, is afhankelijk van de filters die u maakt. Alleen de taken in het huidige scenario in Taakmanager worden gebruikt voor filtering. Ga als volgt te werk om een selectiefilter te maken voor taken die een startdatum en een taaktype hebben: 1. Klik in Tekla Structures op Bewerken --> Selectiefilter Klik op Regel toevoegen. 3. Voer de geplande startdatum in, bijvoorbeeld Voer het taaktype in, bijvoorbeeld Fabricage. 5. Voer naast de knop Opslaan als de filternaam in en klik op Opslaan als. 3.9 De kalender aanpassen In deze paragraaf leest u hoe u hoe u de Taakmanager-kalender aanpast door werkvrije dagen toe te voegen, zoals vakanties en feestdagen. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Werkvrije dagen op pagina 147 Werkvrije dagen toevoegen aan de kalender op pagina 147 Werkvrije dagen verwijderen van de kalender op pagina 147 Een feestdagenbestand importeren op pagina 148 Kalenderinformatie importeren op pagina 148 Taakmanager 146 De kalender aanpassen

147 Werkvrije dagen U kunt werkvrije dagen, zoals vakanties en feestdagen opgeven in het dialoogvenster Werkvrije perioden. Bij het berekenen van de taakduur in Taakmanager wordt rekening gehouden met werkvrije dagen. Weekenden zijn standaard werkvrije dagen. U kunt ook herhalende werkvrije dagen opgeven. Wanneer u een werkvrije dag toevoegt of wijzigt, wordt de taakduur (Geplande einddatum of Werkelijke einddatum) niet automatisch gewijzigd. Dit betekent dat de werklast van een taak kan wijzigen vanwege werkvrije dagen. Werkvrije dagen toevoegen aan de kalender op pagina 147 Werkvrije dagen verwijderen van de kalender op pagina 147 Een feestdagenbestand importeren op pagina 148 Werkvrije dagen toevoegen aan de kalender U kunt werkvrije dagen toevoegen aan de Taakmanager-kalender. Ga als volgt te werk om werkvrije dagen toe te voegen: 1. Klik op > Werkvrije perioden Klik op Toevoegen Voer een beschrijvende naam voor de werkvrije dagen in. 4. Voer de dag van de week in. 5. Voer de startdatum en einddatum in. 6. Stel de herhalingsfrequentie in. U beschikt over de volgende opties: Niet-terugkerend, Wekelijks en Jaarlijks. 7. Als de werkvrije dag een herhaalde werkvrije dag is, stelt u de herhalingsperiode in. 8. Klik op OK. Werkvrije dagen verwijderen van de kalender op pagina 147 Een feestdagenbestand importeren op pagina 148 Werkvrije dagen verwijderen van de kalender U kunt werkvrije dagen uit de kalender van Taakmanager verwijderen. Ga als volgt te werk om werkvrije dagen te verwijderen: 1. Klik op > Werkvrije perioden... Taakmanager 147 De kalender aanpassen

148 2. Selecteer een item in de lijst. 3. Klik op Verwijderen. Werkvrije dagen toevoegen aan de kalender op pagina 147 Een feestdagenbestand importeren U kunt feestdagenbestanden (.hol) importeren uit Microsoft Outlook. Ga als volgt te werk om een Outlook-feestdagenbestand te importeren: 1. Klik op > Werkvrije perioden Klik op Feestdagen importeren Blader naar het feestdagenbestand. 4. Selecteer uw land in de lijst. 5. Klik op OK. Werkvrije dagen op pagina 147 Werkvrije dagen verwijderen van de kalender op pagina 147 Kalenderinformatie importeren U kunt een kalender importeren in Taakmanager, bijvoorbeeld vanuit Microsoft Project. Ga als volgt te werk om kalenderinformatie uit Microsoft Project te importeren: 1. Klik op > Importeer Klik op Bladeren om het bestand te zoeken dat u wilt importeren. 3. Blader in het dialoogvenster Openen naar het importbestand en klik vervolgens op Openen. 4. Schakel het selectievakje Kalender importeren in. De bestaande kalenderinformatie wordt overschreven door de geïmporteerde kalenderinformatie. 5. Klik op OK. Taken importeren op pagina 137 Taakmanager 148 Taakplanning weergeven

149 3.10 Taakplanning weergeven In deze paragraaf leest u hoe u hoe u taakplanningen weergeeft met de tool voor projectstatusweergave die beschikbaar is in Tekla Structures. In het volgende voorbeeld maakt u eerst objectgroepen om te definiëren welke taken worden weergegeven in het model. Vervolgens bepaalt u de instellingen voor de objectweergave om te definiëren hoe de taken worden weergegeven in het model. Ten slotte geeft u de taakplanning weer met behulp van de tool voor projectstatusweergave. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Voorbeeld: Objectgroepen voor taken maken op pagina 149 Voorbeeld: Objectweergave-instellingen voor taken maken op pagina 150 Voorbeeld: de taakplanning weergeven op pagina 151 Voorbeeld: Objectgroepen voor taken maken In dit voorbeeld maakt u objectgroepen om te definiëren welke taken worden weergegeven in het model. De objectgroepen die hier worden gemaakt, worden gerelateerd aan het Taakmanager-scenario dat momenteel in gebruik is. Ga als volgt te werk om objectgroepen te maken: 1. Klik in Tekla Structures op Venster --> Weergave --> Object weergave Klik op Object groep Maak in het dialoogvenster Object groep - weergave een objectgroep met de volgende instellingen: 4. Voer een naam in voor de groep, bijvoorbeeld Voltooid. Voer in het vak naast de knop Opslaan als de naam in en klik vervolgens op de knop Opslaan als. 5. Herhaal stap 3 en 4 om een objectgroep te maken met de naam Gestart. Gebruik de volgende instellingen: 6. Herhaal stap 3 en 4 om een objectgroep te maken met de naam Niet gestart. Gebruik de volgende instellingen: Taakmanager 149 Taakplanning weergeven

150 7. Herhaal stap 3 en 4 om een objectgroep te maken met de naam Alles. Gebruik de volgende instellingen: 8. Klik op Sluiten wanneer u alle benodigde objectgroepen hebt gemaakt. Voorbeeld: Objectweergave-instellingen voor taken maken op pagina 150 Voorbeeld: de taakplanning weergeven op pagina 151 Voorbeeld: Objectweergave-instellingen voor taken maken In dit voorbeeld maakt u instellingen voor de objectweergave om te definiëren hoe de taken worden weergegeven in het model. Ga als volgt te werk om instellingen voor de objectweergave te maken: 1. Klik in Tekla Structures op Venster --> Weergave --> Object weergave Klik in het dialoogvenster Object weergave op Regel toevoegen om een nieuwe rij toe te voegen. 3. Selecteer in de kolom Object groep de objectgroep Voltooid in de lijst. 4. Selecteer in de kolom Kleur een kleur voor de objectgroep, bijvoorbeeld Wit. 5. Selecteer in de kolom Doorzichtigheid een doorzichtigheidsinstelling voor de objectgroep, bijvoorbeeld Zichtbaar. 6. Herhaal stap 2 5 om de kleur- en doorzichtigheidsinstellingen voor de andere objectgroepen op te geven (Gestart, Niet gestart en Alles). U kunt bijvoorbeeld de volgende instellingen gebruiken: 7. Voer een naam in voor de objectweergave-instellingen, bijvoorbeeld Taken en klik vervolgens op Opslaan als. Voorbeeld: Objectgroepen voor taken maken op pagina 149 Taakmanager 150 Taakplanning weergeven

151 Voorbeeld: de taakplanning weergeven op pagina 151 Voorbeeld: de taakplanning weergeven In dit voorbeeld geeft u de taakplanning weer met behulp van de tool Weergave Project Status. Ga als volgt te werk om de taakplanning weer te geven: 1. Klik in Tekla Structures op Extra --> Weergave Project Status Selecteer Taken in de lijst Object weergave. 3. Klik op de stapknoppen om de Revisiedatum te wijzigen en de wijzigingen in het model weer te geven. Voorbeeld: Objectgroepen voor taken maken op pagina 149 Voorbeeld: Objectweergave-instellingen voor taken maken op pagina 150 Projectstatusweergave op pagina Taakplanningen afdrukken In deze paragraaf leest u hoe u hoe u lijsten maakt van taakinformatie en hoe u taakplanningen afdrukt waarin zowel de taaklijst als het Gantt-diagram staan. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Lijsten met taakinformatie op pagina 151 Een voorbeeld van een planning weergeven voordat u deze afdrukt op pagina 152 Een planning afdrukken op pagina 152 Lijsten met taakinformatie Van de taakinformatie in Taakmanager kunt u lijsten maken en hierin verschillende details opnemen over de taken, zoals de taaknaam, het taaktype, de geplande en werkelijke start- en einddatum en de voltooiingsstatus van de taak. Als u een lijst maakt, kunt u de template van de bestaande Taakmanager in de lijst in Tekeningen & Lijsten --> Maak lijst... gebruiken.u kunt de lijst aanpassen aan uw wensen door de bestaande template te wijzigen of een nieuwe template te maken in de Template Editor. Taakmanager 151 Taakplanningen afdrukken

152 Een voorbeeld van een planning weergeven voordat u deze afdrukt Met het commando Afdrukvoorbeeld kunt u zien hoe een taakplanning eruitziet wanneer deze wordt afgedrukt. U ziet als volgt een voorbeeld van een planning: Taak Actie Selecteren hoeveel pagina's er per keer worden weergegeven 1. Klik op en klik vervolgens op Afdrukvoorbeeld Klik op een van de knoppen voor Pagina-opmaak: In- of uitzoomen op de pagina De huidige pagina afdrukken Als de taaklijst erg lang is, wordt deze verdeeld over meerdere pagina's. 1. Klik op en klik vervolgens op Afdrukvoorbeeld Klik op. 1. Klik op en klik vervolgens op Afdrukvoorbeeld Klik op. Terugkeren naar Taakmanager Klik op. Een planning afdrukken op pagina 152 Een planning afdrukken U kunt een planning afdrukken vanuit Taakmanager. Met het afdrukken wordt gestart vanaf de eerste datum die zichtbaar is in het Gantt-diagram en eindigt bij de laatste datum die zichtbaar is in het Gantt-diagram. Ga als volgt te werk om een taakplanning af te drukken: 1. Klik op. 2. Klik indien nodig op Pagina-instelling om de pagina-instellingen te wijzigen. 3. Selecteer indien nodig Naar projecteinddatum printen om de gehele planning af te drukken, zelfs als de einddatum niet zichtbaar is. 4. Pas indien nodig het paginaformaat aan of pas de afdruk aan een pagina aan. 5. Klik op Print om de planning af te drukken. Taakmanager 152 Taakplanningen afdrukken

153 6. Wijzig de printerinstellingen indien nodig. 7. Klik op Print. Een voorbeeld van een planning weergeven voordat u deze afdrukt op pagina 152 Taakmanager 153 Taakplanningen afdrukken

154 4 Fasemanager Gebruik de Fasemanager om een model in gedeelten te verdelen. Fasen kunnen worden gebruikt om de montagevolgorde aan te geven. Aan de hand van het fasenummer kunt u lijsten en vensters maken, objecten verbergen en objecten uit andere modellen kopiëren. U heeft bijvoorbeeld een omvangrijk project waaraan diverse gebruikers tegelijkertijd werken in de single-user modus. Maak eerst een basismodel met bijvoorbeeld de kolommen. Dit is fase 1. Vervolgens kopieert u dit basismodel naar alle gebruikers. Elke gebruiker werkt vervolgens aan een apart gedeelte van het gebouw. Als een onderdeel van het model voltooid is, kunt u dit terug kopiëren naar het basismodel als aparte fase (fase 2, 3 enzovoort). Het model in fasen verdelen op pagina 154 Aangepaste fase eigenschappen op pagina Het model in fasen verdelen U verdeelt het model als volgt in fasen: 1. Klik op Extra --> Fasemanager... Het dialoogvenster Fasemanager wordt geopend. 2. Klik op Toevoegen om nieuwe fasen te maken. 3. Klik op Huidige fase om van de geselecteerde fase de huidige fase te maken. Vanaf nu worden alle objecten die u maakt door Tekla Structures toegewezen aan de huidige fase. Het voor het fasenummer geeft de huidige fase aan. 4. Verdeel het model in fasen. a. Als u de fase van een object wilt weten, selecteert u een object en klikt u op Fase geselecteerde onderdeel. In Tekla Structures wordt de fase van het object geselecteerd. Fasemanager 154 Het model in fasen verdelen

155 b. Als u wilt zien welke objecten bij een bepaalde fase horen, selecteert u een fase in de lijst en klikt u vervolgens op Onderdelen geselecteerde fase. In Tekla Structures worden de corresponderende objecten in het model gemarkeerd. c. Als u de fase van één of meer objecten wilt wijzigen, selecteert u de objecten, selecteert u een fase in de lijst en klikt u vervolgens op Wijzig fase. 5. Klik op OK om uw wijzigingen op te slaan. Aangepaste fase eigenschappen op pagina 155 Fasemanager op pagina Aangepaste fase eigenschappen U kunt aangepaste fase eigenschappen toevoegen. Deze worden weergegeven als extra kolommen in het dialoogvenster Fasemanager. Definieer de namen van fase eigenschappen in het bestand objects.inp. Als u fase eigenschappen in lijsten en templates wilt gebruiken, gebruikt u de syntaxis PHASE.ATTRIBUTE_NAME in de naam van het fase-eigenschapveld. Fasemanager op pagina 154 Fasemanager 155 Aangepaste fase eigenschappen

156 5 Vrachten samenstellen Met vrachten kunt u merken groeperen voor vervoer naar de bouwplaats. Voor het samenstellen van een vracht wordt aan de hand van onderdelen van het model bepaald hoeveel er kan worden vervoerd door een vrachtwagen. U kunt bijvoorbeeld berekenen hoeveel ritten nodig zijn om het beton te gieten voor de fundering of voor platen voor een bepaald gedeelte van het model. Met deze informatie is het eenvoudiger om de vereisten voor een gebied te bepalen en een montageschema op te stellen. Bij het definiëren van vrachten moet u rekening houden met de capaciteit van het voertuig, omdat een vracht de maximale laadcapaciteit niet mag overschrijden. U kunt de grootte van vrachtladingen berekenen op basis van het gewicht van de materialen en de hoeveelheden in het model. Voor de meeste onderdelen wordt het gewicht gebaseerd op de grootte, de lengte en het materiaal van het onderdeel. Als u de eigenschappen van een onderdeel wilt bekijken, klikt u met de rechtermuisknop op het onderdeel en selecteert u vervolgens Informatie > Onderdeel of Eigenschappen... U kunt vrachten gebruiken in combinatie met de tool Sequencer. U kunt bijvoorbeeld elk onderdeel van het model op een bepaalde vrachtwagen laden op basis van het montageschema van het onderdeel. Het samenstellen van vrachten is voor stalen en betonnen onderdelen in grote lijnen gelijk. Bij beton dat op locatie wordt gestort, moet u er echter rekening mee houden dat het beton wordt vervoerd in een cementwagen (bijvoorbeeld in een vrachtwagen met een capaciteit van 7 kubieke meter). In dat geval moet u de gewichtscapaciteit van het voertuig berekenen voordat u het aantal vrachten definieert. Een vracht maken op pagina 156 Onderdelen toevoegen aan een vracht op pagina 157 Onderdelen verwijderen uit een vracht op pagina 158 Een vracht verwijderen op pagina 158 Sequencer op pagina 160 Vrachten samenstellen 156 Een vracht maken

157 5.1 Een vracht maken U maakt als volgt een vracht: 1. Klik op Extra --> Vracht Samenstellen om het dialoogvenster Vracht samenstellen weer te geven. 2. Klik op Eigenschappen... om het dialoogvenster Vracht-eigenschappen te openen. 3. Typ een naam in het veld onder in het dialoogvenster. 4. Voer een vrachtnummer in het vak Nummer in. 5. Voer het maximumgewicht van de vracht in het veld Maximum gewicht in.de eenheden hangen af van de instellingen in Extra --> Opties --> Opties --> Eenheden en decimalen. 6. Klik op Toevoegen. In Tekla Structures wordt een lege vracht gemaakt met de gedefinieerde eigenschappen. Onderdelen toevoegen aan een vracht op pagina 157 Onderdelen verwijderen uit een vracht op pagina 158 Een vracht verwijderen op pagina Onderdelen toevoegen aan een vracht Nadat u de benodigde vrachten hebt gemaakt, moet u de afzonderlijke onderdelen van het model selecteren en toewijzen aan een vracht totdat het totale gewicht van de vracht is bereikt. U voegt als volgt onderdelen toe aan een vracht: 1. Klik op Extra --> Vracht samenstellen om het dialoogvenster Vracht samenstellen weer te geven. 2. Selecteer een bestaande vracht in de lijst. In Tekla Structures lichten de onderdelen op die zijn opgenomen in de vracht. Het totale gewicht van de vracht en het aantal merken dat de vracht bevat, worden weergegeven bij Overgenomen waarden. 3. Houd de Shift-toets ingedrukt en selecteer de onderdelen die u wilt toevoegen aan de vracht. 4. Klik op Geselecteerde opslaan. Het gewicht en het aantal toegevoegde onderdelen worden weergegeven bij Huidige waarden. Er verschijnt een waarschuwing in Tekla Structures als het maximumgewicht van de vracht wordt overschreden. Vrachten samenstellen 157 Onderdelen toevoegen aan een vracht

158 5. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. Wanneer u het dialoogvenster opnieuw opent, worden het aantal en het gewicht van de onderdelen die u heeft toegevoegd, weergegeven bij Overgenomen waarden. Onderdelen kunnen slechts tot één vracht tegelijk behoren. Als u onderdelen toevoegt die zich al in een andere vracht bevinden, worden de onderdelen verwijderd uit die vracht. Een vracht maken op pagina 156 Onderdelen verwijderen uit een vracht op pagina 158 Een vracht verwijderen op pagina Onderdelen verwijderen uit een vracht U verwijdert als volgt onderdelen uit een vracht: 1. Klik op Extra --> Vracht samenstellen om het dialoogvenster Vracht samenstellen weer te geven. 2. Selecteer een bestaande vracht in de lijst. In Tekla Structures lichten de onderdelen op die zijn opgenomen in de vracht. 3. Houd de Ctrl-toets ingedrukt en selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen uit de vracht. In Tekla Structures wordt de selectie van de onderdelen ongedaan gemaakt. 4. Klik op Geselecteerde opslaan. 5. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. Een vracht maken op pagina 156 Onderdelen toevoegen aan een vracht op pagina 157 Een vracht verwijderen op pagina Een vracht verwijderen U verwijdert een vracht als volgt: 1. Klik op Extra --> Vracht samenstellen om het dialoogvenster Vracht samenstellen weer te geven. 2. Klik op Eigenschappen... Vrachten samenstellen 158 Onderdelen verwijderen uit een vracht

159 3. Selecteer een bestaande vracht in de lijst. 4. Klik op Verwijderen. Een vracht maken op pagina 156 Onderdelen toevoegen aan een vracht op pagina 157 Onderdelen verwijderen uit een vracht op pagina 158 Vrachten samenstellen 159 Een vracht verwijderen

160 6 Sequencer Met de tool Sequencer kunt u reeksen benoemen en oplopende nummers toewijzen aan onderdelen. U kunt bijvoorbeeld de volgorde vastleggen waarin onderdelen moeten worden gemonteerd, door montagereeksen te maken. U kunt meerdere reeksen maken voor verschillende doeleinden en een onderdeel kan bij meerdere reeksen horen. De werking van de Sequencer bestaat uit het toewijzen van een volgnummer aan een gebruikersattribuut of een onderdeel. De naam van de reeks die u invoert in het dialoogvenster Sequencer eigenschappen, is de naam van het gebruikersattribuut dat is gedefinieerd in het bestand objects.inp. Beperkingen De Sequencer werkt niet voor objecten in een referentiemodel. Een reeks maken op pagina 160 Onderdelen toevoegen aan een reeks op pagina 161 De reeks van een onderdeel controleren op pagina 162 Het volgnummer van een onderdeel wijzigen op pagina 162 Een reeks verwijderen op pagina Een reeks maken Met de Sequencer kunt u volgnummers toewijzen aan onderdelen. Als u de volgnummers achteraf wilt weergeven en wijzigen, moet u eerst een gebruikersattribuut maken waaraan u volgnummers toewijst. U maakt als volgt een nieuwe reeks: 1. Maak een gebruikersattribuut waaraan u volgnummers toewijst. a. Open het bestand objects.inp in een standaardteksteditor. b. Voeg in de sectie Part attributes een nieuw gebruikersattribuut toe. Sequencer 160 Een reeks maken

161 value_type moet integer zijn en field_format moet %d zijn. Bijvoorbeeld: attribute("my_info_1", "My Info 1", integer, "%d", no, none, "0.0", "0.0") c. Sla het bestand op. d. Start Tekla Structures opnieuw op. 2. Klik op Extra --> Sequencer om het dialoogvenster Sequencer eigenschappen weer te geven. 3. Voer een naam in voor de reeks. Gebruik precies dezelfde naam als in het bestand objects.inp. Bijvoorbeeld: MY_INFO_1. 4. Klik op Opslaan. 5. Selecteer de onderdelen die u in de reeks wilt opnemen. Het eerste onderdeel krijgt volgnummer 1, het tweede onderdeel nummer 2 enzovoort. Als u een onderdeel selecteert dat al is opgenomen in de reeks, vraagt Tekla Structures of u het bestaande nummer wilt overschrijven. Als u op Ja klikt, wordt in Tekla Structures het volgende beschikbare nummer aan het onderdeel gegeven. 6. Klik op Bewerken --> Interrupt of druk op Esc als u klaar bent met het toevoegen van onderdelen aan de reeks. Onderdelen toevoegen aan een reeks op pagina 161 De reeks van een onderdeel controleren op pagina 162 Het volgnummer van een onderdeel wijzigen op pagina 162 Een reeks verwijderen op pagina Onderdelen toevoegen aan een reeks U voegt als volgt onderdelen toe aan een bestaande reeks: 1. Klik op Extra --> Sequencer om het dialoogvenster Sequencer eigenschappen weer te geven. 2. Selecteer een reeksnaam in de lijst. 3. Klik op OK of Opslaan. 4. Selecteer de onderdelen die u wilt toevoegen aan de reeks. 5. Klik op Bewerken --> Interrupt of druk op Esc als u klaar bent met het toevoegen van onderdelen aan de reeks. Sequencer 161 Onderdelen toevoegen aan een reeks

162 U kunt geen nieuwe onderdelen toevoegen aan een reeks, tenzij het nieuwe onderdeel aan het einde van de reeks komt. Als de reeks wijzigt, moet u de hele reeks opnieuw definiëren. Een reeks maken op pagina 160 De reeks van een onderdeel controleren op pagina 162 Het volgnummer van een onderdeel wijzigen op pagina 162 Een reeks verwijderen op pagina De reeks van een onderdeel controleren U kunt de naam van de reeks en het nummer van een onderdeel weergeven met het commando Informatie. U controleert de reeks van een onderdeel als volgt: 1. Klik op Extra --> Informatie --> Object. 2. Selecteer een onderdeel. Tekla Structures geeft de eigenschappen van het onderdeel weer.de naam van de reeks en het nummer van de reeks worden weergegeven bij Meer.Bijvoorbeeld: Een reeks maken op pagina 160 Onderdelen toevoegen aan een reeks op pagina 161 Het volgnummer van een onderdeel wijzigen op pagina 162 Een reeks verwijderen op pagina Het volgnummer van een onderdeel wijzigen Wijs, voordat u begint, een volgnummer toe aan een gebruikersattribuut van een onderdeel. U wijzigt als volgt het volgnummer van een onderdeel: 1. Dubbelklik op een onderdeel om het dialoogvenster met onderdeeleigenschappen te openen. Sequencer 162 De reeks van een onderdeel controleren

163 2. Klik op Gebruikersattributen... Het huidige volgnummer wordt weergegeven naast het gebruikersattribuut waaraan u het volgnummer hebt toegewezen.bijvoorbeeld: MY_INFO_1. 3. Wijzig het volgnummer. 4. Klik op Wijzig. Een reeks maken op pagina 160 Onderdelen toevoegen aan een reeks op pagina 161 De reeks van een onderdeel controleren op pagina 162 Een reeks verwijderen op pagina Een reeks verwijderen U verwijdert een reeks als volgt: 1. Klik op Extra --> Sequencer Selecteer een reeksnaam in de lijst. 3. Klik op Verwijderen en vervolgens op Ja. Een reeks maken op pagina 160 Onderdelen toevoegen aan een reeks op pagina 161 De reeks van een onderdeel controleren op pagina 162 Het volgnummer van een onderdeel wijzigen op pagina 162 Sequencer 163 Een reeks verwijderen

164 7 Projectstatusweergave Met de tool Weergave Project Status kunt u de status van gemodelleerde objecten in een bepaalde periode bekijken. Met deze tool kunt u bijvoorbeeld: het montageschema voor groepen onderdelen in verschillende kleuren weergeven; de onderdelen tonen die gepland staan om in een bepaalde periode geproduceerd te worden in verschillende kleuren. Voordat u projectstatusweergaven kunt maken, moet een paar kleur- en doorzichtigheidsinstellingen definiëren, die objectengroepen bevatten op basis van datumregels. Met de Taakmanager kunt u ook taken voor onderdelen en merken definiëren. De projectstatusweergave kan dan worden gebaseerd op taken. Een weergave maken op pagina 164 Weergave-instellingen kopiëren naar een ander model op pagina 165 Weergave-instellingen verwijderen op pagina 165 Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven op pagina 166 Taakplanning weergeven op pagina Een weergave maken U maakt als volgt een project status weergave: 1. Klik op Extra --> Weergave Project Status... om het dialoogvenster Weergave Project Status te openen. 2. Wijzig de weergave instellingen. a. Selecteer in de lijst Object weergave een van de vooraf gedefinieerde instellingen voor de objectweergave. b. Definieer een start- en einddatum met de tijdschuifbalk. c. Definieer de lengte van de tijdstap. Projectstatusweergave 164 Een weergave maken

165 3. Schakel het selectievakje Automatisch venster verversen in. 4. Voer een unieke naam in het vak naast de knop Opslaan als in. 5. Klik op Opslaan als om de weergave instellingen op te slaan. 6. Klik op de stapknoppen om de weergave in het model te tonen. Projectstatusweergave op pagina 164 Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven op pagina Weergave-instellingen kopiëren naar een ander model U kopieert de weergave-instellingen voor de projectstatus als volgt naar een ander model: 1. Selecteer de weergave-instellingen die u wilt kopiëren. De instellingen die u heeft gemaakt, worden opgeslagen in de map \attributes in het model en hebben de bestandsextensie.4d. 2. Selecteer waar u de instellingen naartoe wilt kopiëren. Als u instellingen beschikbaar wilt maken in een ander model, kopieert u deze naar de map \attributes van het doelmodel. Als u de instellingen in alle modellen beschikbaar wilt maken, kopieert u deze naar de project- of bedrijfsmap die is gedefinieerd door de variabele XS_PROJECT of XS_FIRM. 3. Sla een kopie van het bestand met instellingen voor de objectweergave (.rep) en de bestanden met objectgroepen (.PObjGrp) op in de mappen \attributes, project en bedrijf om ervoor te zorgen dat alle bestanden correct functioneren. 4. Start Tekla Structures opnieuw op. Projectstatusweergave op pagina Weergave-instellingen verwijderen U verwijdert de weergave-instellingen voor de projectstatus als volgt: 1. Verwijder het weergavebestand in de map \attributes van het model. Weergave-instellingen voor de projectstatus hebben de bestandsextensie.4d. 2. Start Tekla Structures opnieuw op. Projectstatusweergave op pagina 164 Projectstatusweergave 165 Weergave-instellingen kopiëren naar een ander model

166 7.4 Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven Dit voorbeeld toont hoe u montageschema's met de tool Weergave Project Status moet weergeven. De workflow bestaat uit vijf taken: 1. Voorbeeld: een montageschema definiëren op pagina Voorbeeld: Objecten voor de weergave selecteren op pagina Voorbeeld: De kleur en doorzichtigheid van geselecteerde objecten definiëren op pagina Voorbeeld: Een periode definiëren op pagina Voorbeeld: Het montageschema weergeven op pagina 169 Voorbeeld: een montageschema definiëren Begin met het definiëren van een montageschema voor onderdelen met behulp van het gebruikersattribuut Start geplande montage. Deze taak is fase 1 in de workflow Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven op pagina 166. U definieert als volgt een montageschema: 1. Dubbelklik op een onderdeel om het dialoogvenster met onderdeeleigenschappen te openen. 2. Klik op Gebruikersattributen Op het tabblad Voortgang werk wijzigt u de waarde van het gebruikersattribuut Start geplande montage. 4. Controleer of alle selectievakjes zijn uitgeschakeld. 5. Schakel het selectievakje Start geplande montage in. 6. Selecteer alle onderdelen waarvoor u dezelfde montagedatum wilt gebruiken. U kunt onderdelen eenvoudig selecteren door een apart selectiefilter te maken voor elke groep onderdelen. 7. Klik op Wijzig. 8. Herhaal stap 1-7 voor elke groep onderdelen in het model. U kunt voor elke groep onderdelen een verschillende montagedatum gebruiken. Projectstatusweergave 166 Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven

167 Voorbeeld: Objecten voor de weergave selecteren Nadat u een montageschema hebt gedefinieerd, kunt u doorgaan door een objectgroep te maken die definieert welke objecten in het model tijdens de weergave worden getoond. Deze taak is fase 2 in de workflow Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven op pagina 166. U maakt de objectgroep als volgt: 1. Klik op Venster --> Weergave --> Object weergave... om het dialoogvenster Object weergave te openen. 2. Klik op Object groep... om het dialoogvenster Object groep - weergave te openen. 3. Maak een objectgroep die alle objecten bevat waarvan het gebruikersattribuut Start geplande montage eerder is dan of gelijk is aan de revisiedatum. a. Selecteer in de lijst Categorie de optie Object. b. Selecteer in de lijst Eigenschap de optie PLANNED_START_E. c. Selecteer in de lijst Voorwaarde de optie Vroeger dan of gelijk aan. d. Selecteer in de lijst Waarde de optie Selecteer datum... Het dialoogvenster Selecteer datum wordt geopend. e. Selecteer Revisie datum en klik op OK. 4. Typ een naam voor de groep in het vak naast de knop Opslaan als. bijvoorbeeld schema_gelijk_of_vroeger_revisie_datum. 5. Klik op Bewaar als. Voorbeeld: De kleur en doorzichtigheid van geselecteerde objecten definiëren Nadat u hebt gedefinieerd welke objecten tijdens de weergave in het model worden getoond, kunt u doorgaan met het definiëren van de kleur- en doorzichtigheidsinstellingen die bepalen hoe de objecten tijdens de weergave worden getoond. Deze taak is fase 3 in de workflow Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven op pagina 166. U definieert de kleur- en doorzichtigheidsinstellingen als volgt: 1. Klik op Venster --> Weergave --> Object weergave... om het dialoogvenster Object weergave te openen. 2. Definieer kleur- en doorzichtigheidsinstellingen voor de objectgroep die u hebt gemaakt in Voorbeeld: Objecten voor de weergave selecteren op pagina 167. Projectstatusweergave 167 Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven

168 a. Klik op Regel toevoegen. b. Selecteer in de lijst Objectgroep de objectgroep die u zojuist hebt gemaakt. c. Selecteer in de lijst Kleur de optie Kleur per klasse. d. Selecteer in de lijst Doorzichtigheid de optie Zichtbaar. 3. Definieer een andere set kleur- en doorzichtigheidsinstellingen om de rest van de onderdelen van het model te verbergen. a. Klik op Regel toevoegen. b. Selecteer in de lijst Objectgroep de objectgroep Alle. c. Selecteer in de lijst Kleur de optie Kleur per klasse. d. Selecteer in de lijst Doorzichtigheid de optie Onzichtbaar. 4. Voer een naam in voor de instellingen in het vak naast de knop Opslaan als. Bijvoorbeeld geplande_montagedatum. 5. Klik op Bewaar als. Voorbeeld: Een periode definiëren Nadat u hebt gedefinieerd welke objecten tijdens de weergave worden getoond, kunt u doorgaan met het definiëren van een periode voor de weergave. Deze taak is fase 4 in de workflow Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven op pagina 166. U maakt als volgt weergave instellingen: 1. Klik op Extra --> Weergave Project Status... om het dialoogvenster Weergave Project Status te openen. 2. Definieer de lengte van de tijdstap. 3. Definieer een start- en einddatum in de schuifbalk met de tijdschaal. 4. Selecteer in de lijst Object weergave de instelling voor de objectweergave die u hebt gemaakt in Voorbeeld: De kleur en doorzichtigheid van geselecteerde objecten definiëren op pagina Schakel het selectievakje Automatisch venster verversen in. 6. Typ een naam voor de weergave in het vak naast de knop Opslaan als. 7. Klik op Opslaan als om de weergave instellingen op te slaan. Projectstatusweergave 168 Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven

169 Voorbeeld: Het montageschema weergeven U bent nu klaar om het montageschema met behulp van de tool Weergave Project Status weer te geven. Deze taak is fase 5 in de workflow Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven op pagina 166. U geeft het montageschema als volgt weer: 1. Klik op Extra --> Weergave Project Status... om het dialoogvenster Weergave Project Status te openen. 2. Selecteer in de lijst naast de knop Laad de weergave-instelling die u hebt gemaakt in Voorbeeld: Een periode definiëren op pagina Klik op Laad. 4. Klik op de stapknoppen om de weergave in het model weer te geven. Projectstatusweergave 169 Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven

170 In de onderstaande afbeeldingen ziet u hoe de objecten worden weergegeven als u de revisiedatum wijzigt. Revisie datum Visualisatie 2 november 5 november 8 november Projectstatusweergave 170 Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven

171 Revisie datum Visualisatie 11 november 14 november Projectstatusweergave 171 Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven

172 Revisie datum Visualisatie 17 november 20 november Projectstatusweergave 172 Voorbeeld: het montageschema van een project weergeven

173 8 Profielen De profielendatabase bevat informatie over profielen, hun voorwaarden en typen, en de berekenings- en ontwerpeigenschappen van de profielen. Profielen worden weergegeven in een hiërarchische structuur, gegroepeerd op basis van voorwaarden. Standaard bevat de profielendatabase standaardprofielen, omgevingsspecifieke profielen en algemene parametrische profielen. U kunt profielen toevoegen, wijzigen, importeren, exporteren en verwijderen. Tekla Structures slaat de informatie van de profielendatabase op in het bestand profdb.bin. Vanwege de verschillende verbeteringen in de profielendatabase in Tekla Structures 20.0 is het bestand profdb.bin in Tekla Structures 20.0 of nieuwer niet compatibel met versies eerder dan Profieltypen op pagina 173 Profielen beheren op pagina 174 Profielen importeren en exporteren op pagina 182 Uw eigen profielen maken op pagina 189 Gestandaardiseerde waarden voor parametrische profielen definiëren op pagina 225 Een afbeelding van een profiel maken op pagina 226 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn op pagina 227 Vormen op pagina 260 Profielen 173 Profieltypen

174 8.1 Profieltypen Er zijn twee typen profielen in Tekla Structures: Bibliotheekprofielen Bibliotheekprofielen zijn profielen die als prefab verkrijgbaar zijn. De eigenschappen van de bibliotheekprofielen voldoen aan de industrienormen en u zou ze niet mogen wijzigen tenzij u een beheerder bent. Bibliotheekprofielen zijn omgevingsspecifiek. Parametrische profielen Parametrische profielen kunnen gedeeltelijk door de gebruiker worden gedefinieerd: zij hebben een vooraf gedefinieerde vorm, maar u kunt de afmetingen van de doorsneden met één of meer parameters wijzigen. In Tekla Structures wordt, elke keer wanneer u het model opent, de vorm van de doorsnede berekend. U kunt de profielen gebruiken die in Tekla Structures beschikbaar zijn, of u kunt uw eigen gebruikersprofielen definiëren, die vast of parametrisch kunnen zijn. Gebruik de profielendatabase om nieuwe bibliotheekprofielen te maken, hetzij geheel nieuw of door een bestaande te kopiëren. Gebruik de schetseditor of.clb-bestanden om nieuwe parametrische profielen te maken. Uw eigen profielen maken op pagina 189 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn op pagina Profielen beheren U kunt bestaande profielen beheren met de profielendatabase. U kunt bijvoorbeeld profielen groeperen en uw eigen attributen aan profielen toevoegen. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Belangrijke knoppen in de profielendatabase op pagina 174 Profielen groeperen op pagina 175 Gebruikersattributen aan profielen toevoegen op pagina 177 Profieltypen aan een bepaald materiaal koppelen op pagina 180 Een profiel verwijderen op pagina 181 Belangrijke knoppen in de profielendatabase Als u met profielen werkt, moet u rekening houden met het gebruik van de volgende knoppen in het dialoogvenster Profielendatabase bewerken: Profielen 174 Profielen beheren

175 Knop Beschrijving Slaat de wijzigingen van één enkel bewerkt profiel in het geheugen van de computer op, totdat u op OK klikt. Sla de wijzigingen in de modelmap op. Tekla Structures slaat de gewijzigde database alleen op de vaste schijf op als u op OK klikt om het dialoogvenster te sluiten en vervolgens op OK klikt in het dialoogvenster Opslaan bevestigen. Sluit het dialoogvenster Profielendatabase bewerken zonder de wijzigingen op te slaan. Let erop dat alle aangebrachte wijzigingen verloren gaan, zelfs als u op Bijwerken hebt geklikt, omdat de wijzigingen niet op de vaste schijf zijn opgeslagen. De in de database aangebrachte wijzigingen zijn gedurende één sessie zichtbaar, omdat de database het computergeheugen gebruikt. Als u Tekla Structures de volgende keer start, worden de vorige gegevens vanaf de vaste schijf hersteld. Tekla Structures slaat de informatie van bibliotheekprofielen in het bestand profdb.bin op. Wanneer u een model voor het eerst opent, worden in Tekla Structures de gegevens vanaf de vaste schijf gelezen en in het computergeheugen opgeslagen. Wanneer u een profiel selecteert, worden in Tekla Structures de gegevens vanuit het computergeheugen gelezen en in het dialoogvenster Profielendatabase bewerken weergegeven. Dit gaat sneller dan wanneer u de gegevens vanaf de vaste schijf opent. Profielen beheren op pagina 174 Profielen groeperen Profielen worden in de profielendatabase in een hiërarchische structuur weergegeven en zijn gegroepeerd op basis van voorwaarden, zoals het profieltype (bijvoorbeeld I-profielen) en het profielsubtype (bijvoorbeeld HEA). Als u wilt wijzigen hoe de profielen in de profielstructuur worden gegroepeerd, moet u de voorwaarden wijzigen. Het maakt niet uit in welke volgorde u de voorwaarden maakt, alleen de locatie van de voorwaarden in de profielstructuur is van belang. In Tekla Structures worden de voorwaarden van boven naar beneden in de profielstructuur gelezen. Profielen bevinden zich in de hoogste groep waar ze aan de criteria, die in de voorwaarde is gedefinieerd, voldoen. Een regel die Alle profielen verzamelt, overschrijft bijvoorbeeld alle voorwaarden die zich daaronder in de profielstructuur bevinden. Een voorwaarde toevoegen op pagina 175 Een voorwaarde bewerken op pagina 176 Profielen 175 Profielen beheren

176 Een voorwaarde toevoegen U voegt als volgt een voorwaarde toe: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 2. Klik met de rechtermuisknop op een bestaande voorwaarde en selecteer Voorwaarde toevoegen. Het dialoogvenster Profiel manager regels wordt weergegeven. 3. Definieer de voorwaarde-eigenschappen. a. Voer in het veld Voorwaarde naam een voorwaardenaam in. b. Selecteer het Profiel type waarop de regel wordt toegepast. c. Voer de Filternaam in waarmee de nieuwe voorwaarde wordt gedefinieerd. Standaard wordt het jokerteken (*) ingevoerd, dat 'alle items' betekent. Als u bijvoorbeeld alle database-items wilt groeperen waarvan de naam met een A begint, voert u A* in het vak Filternaam in, of als u alle database-items wilt groeperen waarvan de naam 100 bevat, voert u *100* in. Tekla Structures groepeert de database-items, die aan uw criteria voldoen, onder de nieuwe voorwaarde. 4. Klik op OK om het dialoogvenster Profiel manager regels te sluiten. 5. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten. 6. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. U kunt een voorwaarde van een niveau dieper toevoegen, die een subgroep onder een bestaande voorwaarde maakt. Gebruik het commando Voorwaarde toevoegen niveau dieper om de voorwaarde van een niveau dieper toe te voegen. Een voorwaarde bewerken op pagina 176 Een voorwaarde bewerken U bewerkt een voorwaarde als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 2. Klik met de rechtermuisknop op een bestaande voorwaarde en selecteer Voorwaarde bewerken. Het dialoogvenster Profiel manager regels wordt weergegeven. 3. Wijzig de voorwaarde-eigenschappen. Profielen 176 Profielen beheren

177 4. Klik op OK om het dialoogvenster Profiel manager regels te sluiten. 5. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten. 6. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Profielen in de profielstructuur worden in alfabetische volgorde weergegeven en voorwaarden worden weergegeven in de volgorde die u opgeeft. Als u de volgorde waarin de voorwaarden worden weergegeven wilt wijzigen, gebruikt u de commando's Verplaats omhoog en Verplaats omlaag. Als u een voorwaarde wilt verwijderen, selecteert u een bestaande voorwaarde en klikt u op Voorwaarde verwijderen. Een voorwaarde toevoegen op pagina 175 Gebruikersattributen aan profielen toevoegen U kunt uw eigen attributen aan profielen toevoegen. U kunt bijvoorbeeld de dikte van de verflaag opgeven, de maximale korrelgrootte van beton definiëren, verschillende profieltypen op materiaal rangschikken of profielaliassen maken voor het converteren van profielen in inches naar metrische profielen en andersom. U voegt een gebruikersattribuut als volgt aan een profiel toe: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 2. Klik op het tabblad Gebruikersattributen op Definieer... Het dialoogvenster Wijzig profieleigenschappen wordt weergegeven. 3. Klik op Toevoegen om een nieuwe regel toe te voegen. 4. Als u een gebruikersattribuut wilt definiëren, klikt u op elk item op een regel. a. Selecteer in de lijst Profiel type een profieltype waarop het gebruikersattribuut wordt toegepast. b. Selecteer in de lijst Informatie type het type informatie dat het gebruikersattribuut bevat, bijvoorbeeld gewicht, oppervlakte, ratio of tekenreeks. c. In de lijst Volgorde wordt de volgorde gedefinieerd waarin de gebruikersattributen in het dialoogvenster worden weergegeven. Grotere waarden worden eerst weergegeven. d. Definieer in de lijst Eigenschapnaam een naam voor de eigenschap. De naam wordt in de database opgeslagen en kan in lijsten en templates worden gebruikt. Als Eigenschapnaam in een template wordt gebruikt, geeft Profielen 177 Profielen beheren

178 PROFILE.PROPERTY_NAME aan waar de eigenschapnaam wordt weergegeven. Bijvoorbeeld: PAINT_LAYER_THICKNESS. e. Definieer in de kolom Symbool een afkorting die voor de eigenschap kan worden gebruikt, zoals Ix of ct. f. Definieer in de kolom Label een label voor het attribuut. 5. Klik op Bijwerken. 6. Klik op OK om het dialoogvenster Wijzig profieleigenschappen te sluiten. Voorbeeld: Een gebruikersattribuut aan een profiel toevoegen en in een voorwaarde gebruiken op pagina 178 Voorbeeld: Een gebruikersattribuut aan een profiel toevoegen en in een voorwaarde gebruiken U kunt uw eigen attributen en hun waarden aan profielen toevoegen. De gebruikersattributen kunnen vervolgens in bijvoorbeeld het filteren van profielen worden gebruikt. In dit voorbeeld voegt u een gebruikersattribuut voor de voorwaarde van een I-profiel toe. U kunt als volgt een gebruikersattribuut aan een profiel toevoegen en deze in een voorwaarde gebruiken: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 2. Klik op het tabblad Gebruikersattributen op Definieer... Het dialoogvenster Wijzig profieleigenschappen wordt weergegeven. 3. Klik op Toevoegen om een nieuwe regel toe te voegen. 4. Selecteer de regel die is gemaakt en wijzig de eigenschappen als volgt: Stel Profieltype in op I-profielen. Stel Informatie type in op Tekstveld. Stel Eigenschapnaam in op HISTORISCHE_VORM. Stel Symbool in op Hist. Profielen 178 Profielen beheren

179 Stel Label in op Historische vorm. 5. Klik op Bijwerken en op OK. 6. Selecteer in de profielstructuur I-profielen en vervolgens HEA. 7. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Voorwaarde toevoegen niveau dieper. 8. Stel in het dialoogvenster Profiel manager regels de voorwaarde-eigenschappen als volgt in: Stel Voorwaarde naam in op Historische vormen. Schakel onder Profiel type het selectievakje Alle profielen uit en schakel het selectievakje I-profielen in. Voer HEA* in het veld Filternaam in. Stel Gebruikers attribuut in op HISTORISCHE_VORM en Gelijke waarden en voer Ja in het vak naast de twee vakken in. Profielen 179 Profielen beheren

180 9. Klik op OK. Historische vormen wordt in de profielstructuur weergegeven. 10. Selecteer in de profielstructuur het vereiste historische profiel, bijvoorbeeld HEA Ga naar het tabblad Gebruikersattributen en stel de Waarde van Historische vorm op Ja in. 12. Klik op Bijwerken. 13. Herhaal de stappen 10 en 11 voor alle andere vereiste profielen. 14. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten. 15. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. De volgende keer dat u de Profielendatabase opent, worden de profielen onder Historical vormen in de profielstructuur weergegeven. Gebruikersattributen aan profielen toevoegen op pagina 177 Een voorwaarde toevoegen op pagina 175 Profieltypen aan een bepaald materiaal koppelen U kunt definiëren welke profielen beschikbaar zijn voor stalen en/of betonnen onderdelen. Dit is van invloed op welke profieltypen in het dialoogvenster Selecteer profiel worden weergegeven als u het materiaal van een onderdeel wijzigt. U definieert het materiaal van een profieltype als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 2. Selecteer een profieltype, bijvoorbeeld L-profielen. Profielen 180 Profielen beheren

181 3. Als u de L-profielen aan staal wilt koppelen, klikt u met de rechtermuisknop en selecteert u in het contextmenu Materiaal --> Staal. Een vinkje naast Staal in het contextmenu geeft aan dat de profielen zijn voor stalen onderdelen beschikbaar. 4. Als u geselecteerde profielen ook voor betonnen onderdelen beschikbaar wilt maken, klikt u met de rechtermuisknop en selecteert u Materiaal --> Beton. U kunt indien nodig het vinkje verwijderen door opnieuw op het materiaal te klikken. 5. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten. 6. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Een profiel verwijderen U verwijdert een profiel als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 2. Selecteer het profiel dat u wilt verwijderen. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Profiel verwijderen. 4. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten. Profielen 181 Profielen beheren

182 5. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Tekla Structures blijft onderdelen in modelvensters met de verwijderde profielen weergeven totdat u de onderdelen wijzigt of het model opnieuw opent. Daarna worden de onderdelen met profielen die niet in de profielendatabase beschikbaar zijn, als staven zonder een profiel weergegeven. Profielen beheren op pagina Profielen importeren en exporteren Gebruik importeren en exporteren voor het samenvoegen van profielen over profielendatabases heen. Profieldatabases worden als.lis-bestanden geïmporteerd en geëxporteerd, geschetste profielen als.uel-bestanden en door de gebruiker gedefinieerde parametrische profielen als.clb-bestanden. Als u een hele profielendatabase exporteert, maakt Tekla Structures drie aparte bestanden: profiles.clb, profiles.lis en rules.lis. Het.clb-bestand bevat parametrische profieldefinities als deze in de profielen in de database worden gebruikt, anders is dit leeg. Het bestand profiles.lis bevat de werkelijke profieldefinities en het bestand rules.lis de vertakkingsvoorwaarden. Als u een vertakking van een profieldatabase exporteert, wordt de vertakkingsnaam als prefix aan de bestandsnamen toegevoegd. Het importeren en exporteren is handig als u: upgrade naar een nieuwere versie van Tekla Structures en een aangepaste profielendatabase van een vorige versie wilt gebruiken profielendatabases, die op verschillende locatie zijn opgeslagen, wilt combineren profielendatabase-informatie met andere gebruikers wilt delen profielendatabases over verschillende omgevingen heen combineren. Beperkingen U kunt geen vooraf gecodeerde profielen zoals PROFILE_ZZ, PROFILE_CC en PROFILE_CW importeren of exporteren. U kunt geen profielen importeren die geen gedefinieerde doorsnede hebben. Als u een geschetst profiel of een door de gebruiker gedefinieerd parametrisch profiel als de doorsnede voor een bibliotheekprofiel hebt gebruikt, moet u ook het geschetste profiel of het door de gebruiker gedefinieerd parametrisch profiel naar het nieuwe model importeren. U kunt profielen ook downloaden of delen met Tekla Warehouse. Een profielendatabase exporteren op pagina 184 Profielen 182 Profielen importeren en exporteren

183 Een deel van de profielendatabase exporteren op pagina 184 Profielendatabase-items importeren op pagina 183 Geschetste profielen importeren en exporteren op pagina 188 Profielendatabase-items importeren Tekla Structures heeft vijf typen profielendatabase-items: bibliotheekprofielen, vooraf gecodeerde parametrische profielen, geschetste profielen, door de gebruiker gedefinieerde parametrische profielen en voorwaarden. Profielen en voorwaarden worden naar Tekla Structures-modellen geïmporteerd als.lis-bestanden, geschetste profielen als.uelbestanden en door de gebruiker gedefinieerde parametrische profielen als.clb-bestanden. Als u een hele profieldatabase of -vertakking importeert, raden we u aan de gerelateerde bestanden in een aparte map op te slaan. Hierdoor wordt het importproces sneller. U importeert een profielendatabase-item als volgt: 1. Open het model waarin u een profielendatabase-item wilt importeren. 2. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 3. Klik op Importeren... om één enkel bestand te importeren of Map importeren... om de inhoud van een hele map te importeren. 4. Selecteer het importbestand of de importmap. 5. Klik op OK. Als een profielitem met dezelfde naam als het profielitem wat wordt geïmporteerd al bestaat, wordt het dialoogvenster Importitems herzien weergegeven en hebt u vier opties: Laten: Het bestaande profielitem wordt niet vervangen en de profieldefinities in het importbestand worden genegeerd. Samenvoegen: Profieleigenschappen die in het importbestand anders zijn, worden aan het bestaande profiel toegevoegd. Alle andere eigenschappen blijven ongewijzigd. Gebruik deze optie om alleen bepaalde elementen van de profielendatabase zoals gebruikersattributen te importeren. Vervang: Het bestaande profielitem wordt vervangen door het geïmporteerde profielitem. Doorgaan: Het dialoogvenster wordt gesloten en de geselecteerde acties worden uitgevoerd. Als een importitem als actie Onbekend heeft, wordt dit niet geïmporteerd. U kunt meer dan één profielitem tegelijk selecteren door de toetsen Shift en Ctrl te gebruiken. Profielen 183 Profielen importeren en exporteren

184 Elke definitie van een doorsnede heeft een unieke naam en ID. Als tijdens een import een doorsnede met dezelfde naam maar met andere eigenschappen in de bestaande profielendatabase wordt gevonden, wordt de naam van de geïmporteerde doorsnede gewijzigd door een volgnummer achter de bestaande naam toe te voegen. 6. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten. 7. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Profielen importeren en exporteren op pagina 182 Een profielendatabase exporteren op pagina 184 Een deel van de profielendatabase exporteren op pagina 184 Geschetste profielen importeren op pagina 188 Eenheden bij het importeren en exporteren op pagina 186 Een profielendatabase exporteren Profieldatabases worden vanuit Tekla Structures-modellen als.lis,.uel en.clbbestanden geëxporteerd. U exporteert een hele profielendatabase als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 2. Klik op Exporteer Blader naar de map waarin u de exportbestanden wilt opslaan. De bestanden wordt standaard in de huidige modelmap opgeslagen. Voor een snellere import van de profielendatabase raden we u aan een aparte submap voor de databasebestanden te maken. 4. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten. Profielen importeren en exporteren op pagina 182 Een deel van de profielendatabase exporteren op pagina 184 Voorbeeld van een profielexportbestand op pagina 185 Profielendatabase-items importeren op pagina 183 Eenheden bij het importeren en exporteren op pagina 186 Profielen 184 Profielen importeren en exporteren

185 Een deel van de profielendatabase exporteren Als u niet een hele profielendatabase wilt exporteren, kunt u een vertakking van de profielstructuur exporteren. Dat betekent alle profielen die onder één voorwaarde of één enkel profiel zijn gegroepeerd. Profielen en voorwaarden worden vanuit Tekla Structuresmodellen geëxporteerd als.lis-bestanden, geschetste profielen als.uel-bestanden en door de gebruiker gedefinieerde parametrische profielen als.clb-bestanden. U exporteert een deel van de profielendatabase als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 2. Selecteer profielen die moeten worden geëxporteerd. Als u een vertakking van de profielstructuur wilt exporteren, klikt u met de rechtermuisknop op de vertakking en selecteert u Exporteer profielen. Als u één enkel profiel wilt exporteren, klikt u met de rechtermuisknop op het profiel en selecteert u Exporteer profiel. 3. Blader naar de map waarin u de exportbestanden wilt opslaan. De bestanden wordt standaard in de huidige modelmap opgeslagen. Als u één enkel profiel exporteert, voert u een naam voor het bestand in. 4. Klik op OK. 5. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten. Een profielendatabase exporteren op pagina 184 Voorbeeld van een profielexportbestand op pagina 185 Profielendatabase-items importeren op pagina 183 Eenheden bij het importeren en exporteren op pagina 186 Voorbeeld van een profielexportbestand Het.lis-bestand is onderverdeeld in specifieke secties. De eerste regel in het bestand is PROFILE CATALOG EXPORT VERSION = n waarbij n het versienummer is. Verwijder deze regel niet. Als de regel niet in het bestand voorkomt, wordt de import geannuleerd. De volgende sectie definieert de hiërarchische boomstructuur die wordt gebruikt om de inhoud van de database weer te geven. De volgende sectie bevat de profielen. Profielen 185 Profielen importeren en exporteren

186 Bibliotheekprofie len Vaste gebruikersprofiel en Vaste gebruikersprofielen kunnen meer dan één doorsnede hebben. Het profieltype voor vaste gebruikersprofielen is 998. SUB_TYPE verwijst naar de naam van de definitie van de doorsnede. Wanneer u vaste gebruikersprofielen importeert, moeten de relevantie doorsnededefinities zich in hetzelfde importbestand als het profiel bevinden. Definities van doorsneden Een profielendatabase exporteren op pagina 184 Een deel van de profielendatabase exporteren op pagina 184 Profielen 186 Profielen importeren en exporteren

187 Eenheden bij het importeren en exporteren De tabel hieronder geeft de eenheden weer die in Tekla Structures bij het importeren en exporteren van profielen- en materialendatabases worden gebruikt. Booleaans Integer String Ratio Spanning Hoek Lengte Deformatie Afmeting Traagheidsradius Type graden mm mm mm mm Gebied mm 2 Wapeningsgebied mm 2 Dwarskrachtwapeningsgebied mm 2 /m Gebied/eenheidslengte mm 2 /m Volume mm 3 Weerstandsmoment mm 3 Traagheidsmoment mm 4 Constante torsie mm 4 Buig constante mm 6 Kracht Gewicht Verdeelde last Veerconstante Massa/lengte N kg N/m N/m kg/m Oppervlakte belasting N/m 2 Sterkte N/m 2 Spanning N/m 2 Modulus N/m 2 Dichtheid kg/m 3 Moment Verdeeld moment Nm Nm/m Eenheid (als het leeg is, geen eenheid) Profielen 187 Profielen importeren en exporteren

188 Type Eenheid (als het leeg is, geen eenheid) Rotatieveer constant Nm/rad Temperatuur K ( o C) Thermische uitzettingscoëfficiënt 1/K (1/ o C) Factor Profielendatabase-items importeren op pagina 183 Een materialendatabase importeren op pagina 270 Een profielendatabase exporteren op pagina 184 Een materialendatabase exporteren op pagina 271 Geschetste profielen importeren en exporteren Als u een geschetste profiel in andere Tekla Structures-modellen wilt gebruiken, moet u het profiel exporteren naar een bestand (*.uel) en dit bestand vervolgens importeren in een ander Tekla Structures-model. We raden u aan de Profielendatabase te gebruiken om geschetste profielen te importeren en exporteren. U kunt ook de Componenten database gebruiken. Geschetste profielen hebben de volgende symbolen en nummers in de componentendatabase: Geschetste profielen importeren op pagina 188 Geschetste profielen exporteren op pagina 189 Geschetste profielen importeren Nadat u geschetste profielen naar een bestand hebt geëxporteerd, kunt u deze importeren in een ander Tekla Structures-model. U importeert geschetste profielen als volgt: 1. Open het Tekla Structures-model waarin u wilt importeren. 2. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 3. Klik op Importeer Selecteer in de het dialoogvenster Importeer profielendatabase *.uel in de lijst Filter. 5. Selecteer het bestand dat u wilt importeren. Profielen 188 Profielen importeren en exporteren

189 6. Klik op OK. 7. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten. 8. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Wanneer u een nieuw model maakt, kunt u alle *.uel-bestanden automatisch uit een map importeren door de variabele XS_UEL_IMPORT_FOLDER te gebruiken. Geschetste profielen exporteren op pagina 189 XS_UEL_IMPORT_FOLDER Geschetste profielen exporteren U exporteert geschetste profielen als volgt: 1. Open het Tekla Structures-model waaruit u wilt exporteren. 2. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 3. Klik met de rechtermuisknop op het profiel dat u wilt exporteren en selecteer Exporteer profiel... in het contextmenu. 4. Voer een naam in voor het exportbestand in het vak Selectie in het dialoogvenster Exporteer profiellijst. 5. Blader naar de gewenste map als u het exportbestand op een bepaalde locatie wilt opslaan. Tekla Structures slaat het exportbestand standaard op in de huidige modelmap. 6. Klik op OK. Geschetste profielen importeren op pagina Uw eigen profielen maken U kunt uw eigen profielen maken en deze opslaan in de profielendatabase. Gebruik een van de volgende methoden om gebruikersprofielen in Tekla Structures te maken: Profieltype Creatiemethoden Bibliotheekprofiel Een bibliotheekprofiel maken op pagina 196 Een bibliotheekprofiel maken door kopiëren op pagina 198 Profielen 189 Uw eigen profielen maken

190 Profieltype Parametrisch profiel op pagina 0 Parametrisch profiel met variabele doorsneden Creatiemethoden Een bibliotheekprofiel maken op basis van een parametrisch profiel op pagina 199 Parametrisch profielen maken door te schetsen op pagina 200 Parametrische profielen met variabele doorsneden maken op pagina 222 Door de gebruiker gedefinieerde doorsneden maken Door de gebruiker gedefinieerde doorsneden kunnen worden gebruikt voor het maken van bibliotheekprofielen. Definieer de benodigde doorsnede voordat het profiel wordt gemaakt. Gebruik een van de volgende methoden om een doorsnede te maken: Een doorsnede met een polygoon definiëren op pagina 190 Gebruik deze methode om een doorsnede met vaste maatlijnen te maken. Een doorsnede met een plaat definiëren op pagina 192 Gebruik deze methode als u een willekeurige plaat in het model hebt. Een doorsnede met een DWG-bestand definiëren op pagina 193 Gebruik deze methode als u een.dwg-bestand hebt van het profiel dat u wilt definiëren. Bibliotheekprofielen maken op pagina 196 Een doorsnede met een polygoon definiëren Definieer een doorsnede door de vorm van de doorsnede aan te wijzen. U definieert als volgt een doorsnede met een polygoon: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Definieer Doorsnede met Polygoon. 2. Definieer een doorsnede zonder of met binnencontouren. U maakt als volgt een doorsnede zonder binnencontouren: 1. Wijs de hoekpunten van de doorsnede aan om de vorm te definiëren. Begin in de rechterbenedenhoek en wijs tegen de klok in de punten aan. 2. Wijs het beginpunt aan en klik met de middelste muisknop om de vorm te sluiten. Profielen 190 Uw eigen profielen maken

191 3. Wijs het middenpunt van de doorsnede aan. Voeg een referentiemodel van de doorsnede in het model in en gebruik het referentiemodel als basis voor het aanwijzen van de vorm van de doorsnede om het eenvoudiger te maken de vorm te definiëren. U kunt ook een paar constructielijnen of punten in het model maken en die gebruiken om de vorm van de doorsnede te definiëren. Als u geen werkelijke punten hebt om aan te wijzen, wordt het moeilijk om het middelpunt van de doorsnede aan te wijzen. Dit komt doordat de vorm van de doorsnede verdwijnt nadat u het met de middelste muisknop hebt geklikt om de vorm te sluiten. U maakt als volgt een doorsnede met binnencontouren: 1. Wijs de hoekpunten van de doorsnede aan om de vorm te definiëren. 2. Selecteer het beginpunt om de vorm te sluiten. 3. Wijs de hoekpunten van de binnencontour van de doorsnede aan. 4. Wijs het beginpunt aan om de vorm te sluiten. 5. Herhaal dit totdat u alle binnencontouren hebt aangewezen. 6. Klik op de middelste muisknop. Profielen 191 Uw eigen profielen maken

192 7. Wijs het middenpunt van de doorsnede aan. 3. Als het dialoogvenster Gebruikers-profiel doorsnede wordt weergegeven, voert u een naam voor de doorsnede in. 4. Klik op OK om het dialoogvenster Gebruikers-profiel doorsnede te sluiten. 5. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. U kunt de doorsnede nu in de profielendatabase gebruiken om een nieuw profiel te maken. Het Profiel type wordt Door gebruiker gedefinieerd, vast. Een bibliotheekprofiel maken op pagina 196 Een door de gebruiker gedefinieerde doorsnede wijzigen op pagina 195 Een doorsnede met een plaat definiëren op pagina 192 Een doorsnede met een DWG-bestand definiëren op pagina 193 Een doorsnede met een plaat definiëren U kunt een doorsnede met een willekeurige plaat definiëren. U definieert een doorsnede met een plaat als volgt: 1. Maak een willekeurige plaat die alle afwerkingen bevat. Zorg ervoor dat de doorsnede niet meer dan 99 hoekpunten heeft. Ronde vormen bestaan gewoonlijk uit veel hoekpunten. U kunt indien nodig de afwerkingen achteraf rond maken. 2. Klik op Modelleren --> Profielen --> Maak Doorsnede met willekeurige Plaat... Het dialoogvenster Profiel van plaat (10) wordt weergegeven. 3. Voer op het tabblad Parameters een naam in de vakken Doorsnede naam en Profielnaam in. Andere eigenschappen zijn optioneel. 4. Klik op OK. Profielen 192 Uw eigen profielen maken

193 5. Selecteer de willekeurige plaat. Tekla Structures maakt de doorsnede met de vorm van de willekeurige plaat. U kunt de doorsnede nu in de profielendatabase gebruiken om een nieuw profiel te maken. Het Profiel type wordt Door gebruiker gedefinieerd, vast. Een bibliotheekprofiel maken op pagina 196 Eigenschappen: Profiel van plaat (10) op pagina 193 Een doorsnede met een polygoon definiëren op pagina 190 Een doorsnede met een DWG-bestand definiëren op pagina 193 Eigenschappen: Profiel van plaat (10) Gebruik het tabblad Parameters in Profiel van plaat (10) om de profieleigenschappen te definiëren. Optie Beschrijving Doorsnede naam De naam van de doorsnede die in het dialoogvenster Profielendatabase bewerken wordt weergegeven. Profielnaam Opslaan Min afstand tussen de punten Centerpunt verplaatsing Als u dit vak leeg laat, wordt er geen profiel gemaakt. De naam van het profiel dat in het dialoogvenster Ligger eigenschappen en in het dialoogvenster Profielendatabase bewerken wordt weergegeven. Als u dit vak leeg laat, wordt er geen profiel gemaakt. De locatie van de profielendatabase. Selecteer een van de volgende opties: Model map: De huidige modelmap. System map:..\programdata\tekla Structures \<versie>\environments\<environment>\profil Niet opslaan: Slaat het profiel niet op. Dit is handig voor het testen. De minimale afstand tussen de hoekpunten van de doorsnede. Verhoog de waarde om eenvoudiger tekeningen van gecompliceerde doorsneden te maken. De oorsprong van de plaat bepaalt de locatie van de referentielijn van het profiel. Voer een offset-waarde in om de referentielijn relatief ten opzichte van de doorsnede te verplaatsen. Een doorsnede met een plaat definiëren op pagina 192 Profielen 193 Uw eigen profielen maken

194 Een doorsnede met een DWG-bestand definiëren Als een doorsnede in DWG-formaat beschikbaar is, kunt u de doorsnede importeren en deze als DWG-profiel aan de profielendatabase toevoegen. Tekla Structures ondersteunt DWGbestanden die met versie ACAD2010 of eerder zijn gemaakt. Voordat u een doorsnede met een DWG-bestand gaat definiëren: Sla de omtrek van de doorsnede op als een DWG-bestand. Zorg ervoor dat het DWGbestand alleen de omtrek van het profiel bevat. Zorg dat de doorsnede als een gesloten polylijn wordt gemaakt. Zorg dat de omtrek slechts uit één gesloten polylijn bestaat. U kunt met deze methode bijvoorbeeld geen gaten in uw doorsnede definiëren. Als u gaten of openingen nodig hebt, gebruikt u de polygoon- of plaatcreatiemethode. Verwijder arceringen en onnodige lijnen uit het DWG-bestand. Tekla Structures importeert alle lijnen die het in het DWG-bestand vindt. Zorg ervoor dat de doorsnede niet meer dan 99 hoekpunten heeft. Ronde vormen bestaan gewoonlijk uit veel hoekpunten. U kunt indien nodig de afwerkingen achteraf rond maken. Als er blokken in het DWG-bestand zitten, moeten deze worden geëxplodeerd. U definieert een doorsnede met een DWG-bestand als volgt: 1. Open een model. 2. Klik op Modelleren --> Profielen --> Maak Doorsnede met DWG Bestand.... Het dialoogvenster DWG profiel in database wordt weergegeven. 3. Definieer de doorsnede-eigenschappen en klik op OK. 4. Wijs in het model de start- en eindpunten van de te importeren doorsnede aan. Tekla Structures importeert de doorsnede en plaatst de referentielijn van het profiel op de oorsprong van het DWG-bestand. U kunt de doorsnede nu in de profielendatabase gebruiken om een nieuw profiel te maken. Het Profiel type wordt Door gebruiker gedefinieerd, vast. Een bibliotheekprofiel maken op pagina 196 Eigenschappen: DWG profiel in database (6) op pagina 194 Een doorsnede met een polygoon definiëren op pagina 190 Een doorsnede met een plaat definiëren op pagina 192 Eigenschappen: DWG profiel in database (6) Op het tabblad Parameters in DWG profiel in database (6) definieert u de profieleigenschappen. Optie Invoer bestand Beschrijving Blader naar het DWG-bestand dat u wilt importeren. Profielen 194 Uw eigen profielen maken

195 Optie Beschrijving Doorsnede naam De naam van de doorsnede die in het dialoogvenster Profielendatabase bewerken wordt weergegeven. Profielnaam Opslaan Min afstand tussen de punten Centerpunt verplaatsing De naam van het profiel dat in het dialoogvenster Profielendatabase bewerken wordt weergegeven. De locatie van de profielendatabase. Selecteer een van de volgende opties: Model map: De huidige modelmap. System map:..\programdata\tekla Structures \<versie>\environments\<environment>\profil Niet opslaan: Slaat het profiel niet op. Dit is handig voor het testen. De minimale afstand tussen de hoekpunten van de doorsnede. Verhoog de waarde om eenvoudiger tekeningen van gecompliceerde doorsneden te maken. De oorsprong van de plaat bepaalt de locatie van de referentielijn van het profiel. Voer een offset-waarde in om de referentielijn relatief ten opzichte van de doorsnede te verplaatsen. Een doorsnede met een DWG-bestand definiëren op pagina 193 Een door de gebruiker gedefinieerde doorsnede wijzigen U kunt doorsneden wijzigen die met een polygoon, een plaat of een DWG-bestand zijn gedefinieerd. U wijzigt als volgt een bestaande doorsnede: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Bewerk polygoon Doorsnede... om het dialoogvenster Wijzig doorsnede te openen. 2. Selecteer de doorsnede die u wilt wijzigen. 3. Wijzig de eigenschappen van het doorsnedepunt. Nummer verwijst naar elk punt dat is aangewezen toen de doorsnede werd gemaakt, in numerieke volgorde. Het eerste aangewezen punt is 1, het tweede 2 enzovoort. Afschuining verwijst naar de vorm van de afwerking. x: en y: is van toepassing op het afwerkingstype. Als u de afwerking aan beide zijden van de hoek gelijk wilt hebben, voert u alleen een waarde voor x: in. Voor een ongelijke afwerking voert u de waarden voor x: en y: in. 4. Klik op Bijwerken. 5. Klik op OK om het dialoogvenster Wijzig doorsnede te sluiten. Profielen 195 Uw eigen profielen maken

196 6. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Als u een doorsnede wilt verwijderen, selecteert u de doorsnede en klikt u op Verwijderen. Een doorsnede met een polygoon definiëren op pagina 190 Een doorsnede met een plaat definiëren op pagina 192 Een doorsnede met een DWG-bestand definiëren op pagina 193 Bibliotheekprofielen maken U kunt geheel nieuwe bibliotheekprofielen maken of een bestaande te kopiëren. U kunt parametrische profielen converteren naar een vaste. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Een bibliotheekprofiel maken op pagina 196 Een bibliotheekprofiel maken door kopiëren op pagina 198 Een bibliotheekprofiel maken op basis van een parametrisch profiel op pagina 199 Een bibliotheekprofiel wijzigen op pagina 199 Een bibliotheekprofiel maken U kunt bibliotheekprofielen maken met één enkele doorsnede of met meerdere doorsneden. Let erop dat doorsneden van invloed zijn op het totale gewicht van het profiel. Als u een profiel met meerdere doorsneden maakt, moet u de doorsneden met hetzelfde aantal hoekpunten en in dezelfde volgorde maken. U maakt een bibliotheekprofiel als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 2. Klik met de rechtermuisknop in de profielstructuur en selecteer Profiel toevoegen. Er wordt een vast profiel met de naam PROFIEL1 gemaakt. 3. Wijzig de profielnaam door een nieuwe naam in het vak Profielnaam in te voeren. De profielnaam moet in hoofdletters zijn, zonder spaties. In Tekla Structures worden kleine letters automatisch naar hoofdletters geconverteerd. 4. In de lijst Profiel type selecteert u Door gebruiker gedefinieerd, vast. Profielen 196 Uw eigen profielen maken

197 5. Selecteer in de lijst Profiel subtype de doorsnede die u wilt gebruiken. Als u uw eigen door de gebruiker gedefinieerde doorsneden hebt gemaakt, kunt u er een van gebruiken. 6. Selecteer Selecteer onder Equivalenttype een profieltype dat zoveel mogelijk overeenkomt met de nieuwe doorsnede. Dit is belangrijk omdat sommige verbindingen alleen werken voor bepaalde profieltypen. Het equivalenttype en de profielafmetingen zoals hoogte en breedte zijn van invloed op welke verbindingen op het profiel kunnen worden toegepast. Een ongeschikt equivalenttype of ontbrekende maatlijnwaarden kan tot problemen met verbindingen leiden. 7. Klik op Update. 8. Wijzig de maatlijnwaarden. Voer altijd waarden voor de afmetingen Hoogte h en Breedte b in, omdat deze waarden van invloed zijn op de manier waarop Tekla Structures de profielen weergeeft. Als de waarden 0 zijn, wordt het onderdeel als een lijn getekend. 9. Definieer onder Doorsnede een relatieve ligging voor elke doorsnede: a. Selecteer in de lijst Nummer het nummer van de doorsnede. b. Voer in het vak Relatieve ligging de ligging van de doorsnede in. De waarde geeft de ligging van de doorsnede langs de as aan: 0,0 voor het beginuiteinde en 1,0 voor het tweede uiteinde. Als u maar één enkele doorsnede hebt, selecteert u 1 voor Nummer en voert u 0,000 in voor Relatieve ligging. c. Klik op Bijwerken na het definiëren van elke doorsnede. 10. Klik op Toevoegen om indien nodig meer doorsneden toe te voegen. 11. Als u een andere doorsnede wilt gebruiken in het profiel, selecteert u een nieuwe uit de lijst Profiel subtype. 12. Als u een doorsnede wilt verwijderen, selecteert u de doorsnede in de lijst Nummer en klikt u op Verwijderen. 13. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten. 14. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Voorbeeld U moet twee doorsneden met dezelfde middelpunthoogte in een profiel hebben. De waarde van de Relatieve ligging is 0.0 voor de eerste doorsnede, 0.5 voor de tweede doorsnede en 1.0 voor de derde doorsnede. Profielen 197 Uw eigen profielen maken

198 Een bibliotheekprofiel maken door kopiëren op pagina 198 Een bibliotheekprofiel wijzigen op pagina 199 Een profiel verwijderen op pagina 181 Door de gebruiker gedefinieerde doorsneden maken op pagina 190 Een bibliotheekprofiel maken door kopiëren U kunt een nieuw bibliotheekprofiel maken door een bestaand vergelijkbaar profiel te kopiëren. Een bibliotheekprofiel kopieert u als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 2. Selecteer een vast profiel dat vergelijkbaar is met degene die u wilt maken. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Profiel kopiëren. Er wordt een nieuw profiel met de naam <existing_profile_name KOPIEER> gemaakt. 4. Wijzig de profielnaam door een nieuwe naam in het vak Profielnaam in te voeren. De profielnaam moet in hoofdletters zijn, zonder spaties. In Tekla Structures worden kleine letters automatisch naar hoofdletters geconverteerd. 5. Wijzig de profieleigenschappen. Profielen 198 Uw eigen profielen maken

199 Selecteer onder Equivalenttype een profieltype dat zoveel mogelijk overeenkomt met de nieuwe doorsnede. Dit is belangrijk omdat sommige verbindingen alleen werken voor bepaalde profieltypen. Voer altijd waarden voor de afmetingen Hoogte h en Breedte b in, omdat deze waarden van invloed zijn op de manier waarop Tekla Structures de profielen weergeeft. Als de waarden 0 zijn, wordt het onderdeel als een lijn getekend. Het equivalenttype en de profielafmetingen zoals hoogte en breedte zijn van invloed op welke verbindingen op het profiel kunnen worden toegepast. Een ongeschikt equivalenttype of ontbrekende maatlijnwaarden kan tot problemen met verbindingen leiden. 6. Klik op Update. 7. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten. 8. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Een bibliotheekprofiel maken op pagina 196 Een bibliotheekprofiel wijzigen op pagina 199 Een bibliotheekprofiel maken op basis van een parametrisch profiel U maakt als volgt een standaard bibliotheekprofiel op basis van een parametrisch profiel: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 2. Selecteer een parametrisch profiel in de lijst. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Profiel toevoegen. Een nieuw standaard vast profiel wordt gemaakt en het heeft de profielwaarden van het parametrisch profiel. Bibliotheekprofielen maken op pagina 196 Een bibliotheekprofiel wijzigen U kunt indien nodig een bestaand bibliotheekprofiel wijzigen met de profielendatabase. Let erop dat de bibliotheekprofielen voldoen aan de industrienormen en u zou ze niet mogen wijzigen tenzij u een beheerder bent. U wijzigt een bestaand profiel als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Profielendatabase... om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te openen. 2. Selecteer een bibliotheekprofiel in de structuur en wijzig de eigenschappen. Profielen 199 Uw eigen profielen maken

200 Het tabblad Algemeen bevat informatie over profieltypen en maatlijnen. Het tabblad Rekenen bevat informatie over de eigenschappen die in structurele berekeningen worden gebruikt. De structuur kan worden berekend met verschillende soorten rekensoftware. Op het tabblad Gebruikersattributen kunt u gebruikersattributen voor profielen weergeven of invoeren. 3. Als u klaar bent met het wijzigen van het profiel, klikt u op Bijwerken. 4. Klik op OK om het dialoogvenster Profielendatabase bewerken te sluiten. Tekla Structures vraagt u of u de wijzigingen in de modelmap wilt opslaan. 5. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Een bibliotheekprofiel maken op pagina 196 Een bibliotheekprofiel maken door kopiëren op pagina 198 Parametrisch profielen maken door te schetsen In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u parametrische gebruikersprofielen maakt door te schetsen. U kunt de maatvoering van parametrische profielen elke keer als u ze in een model gebruikt, wijzigen. Klik voor meer informatie op onderstaande links: De schetseditor openen op pagina 200 De omtrek van een profiel schetsen op pagina 203 De vorm van een geschetst profiel verfijnen op pagina 205 Maatlijnen aan een geschetst profiel toevoegen op pagina 208 Positievlakken van een geschetst profiel definiëren op pagina 212 Een geschetst profiel controleren op pagina 217 Een geschetst profiel opslaan op pagina 217 Een geschetste doorsnede wijzigen op pagina 218 Geschetste profielen in een model gebruiken op pagina 221 op pagina 0 De schetseditor openen Gebruik de Schets Editor om geschetste profielen te maken en te wijzigen. U opent de de Schets Editor als volgt: 1. Open een Tekla Structures-model. 2. Klik op Modelleren --> Profielen --> Maak Doorsnede met Schetseditor... Profielen 200 Uw eigen profielen maken

201 Tekla Structures opent de de Schets Editor, de Schets browser en het dialoogvenster Variabelen. Als u de de Schets Editor opent, is het venster leeg. De stramiencoördinaten en de labels die u in de de Schets Editor ziet, hangen af van de stramieneigenschappen van uw werkelijke Tekla Structures-model. Schets browser op pagina 201 Variabelen in geschetste profielen op pagina 202 Schets browser In de Schets browser worden de objecten (lijnen, bogen, cirkels, koppelingen, maatvoering en afwerkingen) van een geschetst profiel in een hiërarchische boomstructuur weergegeven. De Schets browser wordt automatisch geopend wanneer u de de Schets Editor opent. Profielen 201 Uw eigen profielen maken

202 Als u in de de Schets Editor op een object klikt, markeert Tekla Structures het object in de Schets browser en andersom. In de Schets browser wordt de volgende informatie over een geschetst profiel weergegeven: Extrusietype (0, 1 of 2) en dikte van het geschetste profiel; Lijnen, bogen en cirkels; Koppelingen; Afstanden en afmetingen en hun waarden; Afwerkingen en hun type (0=Geen, 1=Lijn... 7=Lijn en boog) en afmetingen. De schetseditor openen op pagina 200 Extrusietypen op pagina 220 Variabelen in geschetste profielen Met het dialoogvenster Variabelen kunt u de eigenschappen van een geschetst profiel definiëren. Variabelen kunnen vaste eigenschappen bevatten, maar ook formules, zodat Tekla Structures de waarde van de eigenschap telkens opnieuw berekent wanneer u het profiel in een model gebruikt. Profielen 202 Uw eigen profielen maken

203 Het dialoogvenster Variabelen wordt automatisch geopend wanneer u de de Schets Editor opent. Het dialoogvenster Variabelen werkt op dezelfde manier als het overeenkomstige dialoogvenster in de gebruikerscomponenteditor. Zie voor meer informatie over het gebruik van variabelen. De schetseditor openen op pagina 200 De omtrek van een profiel schetsen Wanneer u een nieuw geschetst profiel maakt, moet u eerst de omtrek en de gaten van het profiel schetsen met behulp van lijnen, bogen en cirkels. Zorg dat u een gesloten vorm maakt, tenzij u een profiel met een blijvende dikte maakt, zoals een koud gewalst profiel. Het maximumaantal punten in een geschetst profiel is 100. Een polylijn schetsen op pagina 203 Een boog schetsen op pagina 204 Een cirkel schetsen op pagina 204 Een polylijn schetsen In de de Schets Editor kunt u lijnsegmenten maken door punten te selecteren. Tekla Structures koppelt automatisch de eindpunten van de lijnsegmenten en geeft een afwerksymbool weer waar de lijnsegmenten samenkomen. U schets als volgt een polylijn: 1. Open de Schets Editor. Profielen 203 Uw eigen profielen maken

204 2. Klik op de knop Schets polylijn:. 3. Kies punten om de lijnsegmenten te maken. 4. Klik met de middelste muisknop om de polylijn te maken. De omtrek van een profiel schetsen op pagina 203 Een boog schetsen U kunt een boog maken in de de Schets Editor door drie punten aan te wijzen. U schetst als volgt een boog: 1. Open de Schets Editor. 2. Klik op de knop Schets boog:. 3. Wijs drie punten aan om de boog te definiëren. U kunt de variabele XS_CS_CHAMFER_DIVIDE_ANGLE gebruiken om de vlakheid van de boog te bepalen. De omtrek van een profiel schetsen op pagina 203 Profielen 204 Uw eigen profielen maken

205 Een cirkel schetsen U kunt een cirkel maken in de de Schets Editor door twee punten aan te wijzen. U schetst als volgt een cirkel: 1. Open de Schets Editor. 2. Klik op de knop Schets cirkel:. 3. Kies een punt om het middelpunt van de cirkel (1) op te geven. 4. Wijs een punt aan om de radius van de cirkel (2) aan te geven. De omtrek van een profiel schetsen op pagina 203 De vorm van een geschetst profiel verfijnen Nadat u de omtrek van een profiel hebt geschetst, kunt u met koppelingen uw schets verfijnen en de vorm vergrendelen.u kunt bijvoorbeeld lijnen rechtmaken, hoeken van 90 graden maken, afdwingen dat lijnen samenkomen, de vorm sluiten en afwerkingen toevoegen aan hoeken. Gebruik horizontale en verticale koppelingen in combinatie met andere koppelingen om het profiel recht te maken. Hoewel de vorm wordt vergrendeld, kunt u het profiel in het model nog steeds roteren. Parallelle lijnen koppelen op pagina 205 Loodrechte lijnen koppelen op pagina 206 Eindpunten van lijnen koppelen op pagina 206 Een vrije koppeling toevoegen op pagina 207 Een horizontale koppeling toevoegen op pagina 207 Een verticale koppeling toevoegen op pagina 208 Een koppeling verwijderen op pagina 208 Profielen 205 Uw eigen profielen maken

206 Parallelle lijnen koppelen U kunt afdwingen dat twee lijnen in een geschetst profiel parallel aan elkaar lopen. Schets voordat u begint de omtrek van het profiel in de Schets Editor. U koppelt als volgt parallelle lijnen: 1. Klik op de knop Parallelle lijnen koppelen:. 2. Selecteer een lijn in de schets (1). 3. Selecteer nog een lijn in de schets (2). De vorm van een geschetst profiel verfijnen op pagina 205 Loodrechte lijnen koppelen U kunt afdwingen dat een lijn in een geschetst profiel een hoek van 90 graden vormt met een andere lijn die u selecteert. De lijnen hoeven elkaar niet te snijden. Schets voordat u begint de omtrek van het profiel in de Schets Editor. U koppelt als volgt loodrechte lijnen: 1. Klik op de knop Loodrechte lijnen koppelen:. 2. Selecteer een lijn in de schets (1). 3. Selecteer nog een lijn in de schets (2). De vorm van een geschetst profiel verfijnen op pagina 205 Eindpunten van lijnen koppelen U kunt afdwingen dat twee lijnen in een geschetste profiel op hetzelfde punt beginnen of eindigen door één lijn of beide lijnen te verlengen of in te korten. De lijnen hoeven elkaar niet te snijden. In Tekla Structures worden eindpunten gemaakt: Waar twee lijnen samenkomen. Tussen lijnsegmenten wanneer u deze met de tool Schets polylijn tekent. Profielen 206 Uw eigen profielen maken

207 Tussen het beginpunt van het de eerste lijn en het eindpunt van de laatste lijn in een vorm als deze zich binnen een bepaalde afstand van elkaar bevinden. Schets voordat u begint de omtrek van het profiel in de Schets Editor. U koppelt als volgt eindpunten van lijnen: 1. Zorg ervoor dat de snapknop Snap eind actief is. 2. Klik op de knop Eindpunten lijnen koppelen:. 3. Kies het eindpunt van de eerste lijn (1). 4. Kies het eindpunt van de tweede lijn. (2) De vorm van een geschetst profiel verfijnen op pagina 205 Een vrije koppeling toevoegen U kunt de positie en hoek van een lijn in een geschetste profiel vergrendelen, zodat deze niet door andere koppelingen wordt beïnvloed. Schets voordat u begint de omtrek van het profiel in de Schets Editor. U voegt als volgt een vrije koppeling toe: 1. Klik op de knop Vrije koppeling:. 2. Selecteer een lijn in de schets. De vorm van een geschetst profiel verfijnen op pagina 205 Een horizontale koppeling toevoegen Gebruik horizontale koppelingen om af te dwingen dat een lijn in een geschetst profiel parallel is aan de lokale x-as. Tekla Structures maakt automatisch horizontale koppelingen als u lijnen maakt die vrijwel horizontaal zijn. Schets voordat u begint de omtrek van het profiel in de Schets Editor. U voegt als volgt een horizontale koppeling toe: 1. Klik op de knop Horizontale koppeling:. 2. Selecteert de lijnen die u recht wilt maken (1, 2). Profielen 207 Uw eigen profielen maken

208 De vorm van een geschetst profiel verfijnen op pagina 205 Een verticale koppeling toevoegen Gebruik verticale koppelingen om af te dwingen dat een lijn in een geschetst profiel parallel is aan de lokale y-as. Tekla Structures maakt automatisch verticale koppelingen als u lijnen maakt die vrijwel verticaal zijn. Schets voordat u begint de omtrek van het profiel in de Schets Editor. U voegt als volgt een verticale koppeling toe: 1. Klik op de knop Verticale koppeling: 2. Selecteert de lijnen die u recht wilt maken (1, 2). De vorm van een geschetst profiel verfijnen op pagina 205 Een koppeling verwijderen U verwijdert als volgt een koppeling van een geschetst profiel: 1. Klik op om de Schets browser te openen. 2. Selecteer de koppeling die u wilt verwijderen. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Verwijderen in het contextmenu. 4. Klik op Verversen. De vorm van een geschetst profiel verfijnen op pagina 205 Maatlijnen aan een geschetst profiel toevoegen Nadat u een profiel hebt geschetst, kunt u met behulp van maatlijnen verschillende afstanden in de doorsnede parametrisch maken. Met deze maatlijnen kunt u de grootte van het profiel definiëren wanneer u deze gebruikt in een model. Profielen 208 Uw eigen profielen maken

209 Tekla Structures voegt de door u gemaakte afstanden ook toe aan de lijst met variabelen die in berekeningen kunnen worden gebruikt. Maak niet te veel afstanden in een schets omdat dan de afmetingen niet kunnen worden aangepast wanneer de waarden worden gewijzigd. In het onderstaande voorbeeld kunt u zien dat als u de rood gemarkeerde afmeting maakt, afmeting b1 niet meer werkt: Een radius toevoegen aan een schets op pagina 209 Een hoek toevoegen aan een schets op pagina 210 Een afstand toevoegen tussen twee punten in een schets op pagina 210 Een horizontale afstand toevoegen aan een schets op pagina 210 Een verticale afstand toevoegen aan een schets op pagina 211 Een afstand uit een schets verwijderen op pagina 211 Een radius toevoegen aan een schets U kunt een radius voor een boog of een cirkel in een geschetst profiel maken. Schets voordat u begint de omtrek van het profiel in de Schets Editor. U voegt als volgt een radius toe: 1. Klik op de knop Radius:. 2. Selecteer de boog of cirkel. Profielen 209 Uw eigen profielen maken

210 Maatlijnen aan een geschetst profiel toevoegen op pagina 208 Een hoek toevoegen aan een schets U kunt een hoekmaat maken tussen twee lijnen in een geschetst profiel. De hoek wordt tegen de klok in berekend vanaf de eerste lijn die u selecteert. Schets voordat u begint de omtrek van het profiel in de Schets Editor. U voegt als volgt een hoek toe: 1. Klik op de knop Schets hoek:. 2. Selecteer de eerste lijn (1). 3. Selecteer de tweede lijn (2). Als u het hoeksymbool niet kunt zien, kunt met het muiswiel inzoomen. Maatlijnen aan een geschetst profiel toevoegen op pagina 208 Een afstand toevoegen tussen twee punten in een schets U kunt een maatlijn toevoegen aan een geschetst profiel, tussen twee punten die u aanwijst. Schets voordat u begint de omtrek van het profiel in de Schets Editor. U voegt als volgt een afstand toe tussen twee punten in een schets: 1. Klik op de knop Vrije maatvoering schetsen: 2. Selecteer een punt om het beginpunt van de maatlijn (1) aan te geven. 3. Selecteer een punt om het eindpunt van de maatlijn (2) aan te geven. 4. Selecteer een punt om de locatie van de maatlijnen en de tekst aan te geven. Maatlijnen aan een geschetst profiel toevoegen op pagina 208 Profielen 210 Uw eigen profielen maken

211 Een horizontale afstand toevoegen aan een schets U kunt een horizontale maatlijn toevoegen aan een geschetst profiel, tussen twee punten die u aanwijst. Schets voordat u begint de omtrek van het profiel in de Schets Editor. U voegt als volgt een horizontale afstand toe aan een schets: 1. Klik op de knop Horizontale maatvoering schetsen:. 2. Selecteer een punt om het beginpunt van de maatlijn (1) aan te geven. 3. Selecteer een punt om het eindpunt van de maatlijn (2) aan te geven. 4. Selecteer een punt om de locatie van de maatlijnen en de tekst aan te geven. Maatlijnen aan een geschetst profiel toevoegen op pagina 208 Een verticale afstand toevoegen aan een schets U kunt een verticale maatvoering toevoegen aan een geschetst profiel, tussen twee punten die u aanwijst. Schets voordat u begint de omtrek van het profiel in de Schets Editor. U voegt als volgt een verticale afstand toe aan een schets: 1. Klik op de knop Verticale maatvoering schetsen:. 2. Selecteer een punt om het beginpunt van de maatlijn (1) aan te geven. 3. Selecteer een punt om het eindpunt van de maatlijn (2) aan te geven. 4. Selecteer een punt om de locatie van de maatlijnen en de tekst aan te geven. Maatlijnen aan een geschetst profiel toevoegen op pagina 208 Een afstand uit een schets verwijderen U verwijdert een maatlijn van een geschetst profiel als volgt: 1. Selecteer de afstand die u wilt verwijderen. Profielen 211 Uw eigen profielen maken

212 2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Verwijderen in het contextmenu. Maatlijnen aan een geschetst profiel toevoegen op pagina 208 Positievlakken van een geschetst profiel definiëren Bij het schetsen van een profiel kunt u er positievlakken voor definiëren.met positievlakken kunt u bepalen welke vlakken Tekla Structures voor het positioneren van onderdelen en componenten gebruikt. Positie vlakken van onderdelen op pagina 212 Positie vlakken van verbindingen op pagina 213 Positie vlakken tonen en verbergen op pagina 214 Positievlakken verplaatsen op pagina 215 Terugkeren naar de standaard positie vlakken op pagina 216 Positie vlakken van onderdelen Met positievlakken van onderdelen kunt u bepalen hoe Tekla Structures onderdelen met een geschetst profiel plaatst. Deze vlakken worden gebruikt voor de instellingen Positie in het vlak en Positie in de diepte van onderdelen en ook voor het plaatsen van gebruikerscomponenten die gekoppeld worden aan grensvlakken. De onderdeel positie vlakken worden blauw weergegeven: De opties Links en Rechts van Positie in het vlak zijn ingesteld op basis van de verticale blauwe vlakken en de optie Midden ligt daar tussenin. Hetzelfde principe is van toepassing op de instelling Positie in de diepte: de opties Voor en Achter zijn ingesteld op basis van de horizontale blauwe vlakken en de optie Midden ligt daar tussenin. Profielen 212 Uw eigen profielen maken

213 Voorbeeld U kunt positievlakken van onderdelen definiëren zodat een asymmetrisch profiel alleen op basis van het lijf wordt geplaatst. In het volgende voorbeeld is de optie Midden weergegeven met een grijze stippellijn: optie Midden Positievlakken van een geschetst profiel definiëren op pagina 212 Positie vlakken van verbindingen Met positioneringsvlakken van verbindingen kunt u bepalen hoe Tekla Structures componenten plaatst ten opzichte van het hoofdonderdeel van de component dat een geschetste profiel heeft. Profielen 213 Uw eigen profielen maken

214 De verbindings positie vlakken worden groen weergegeven: Voorbeeld In de volgende afbeelding ziet u de standaard positievlakken van een dubbele T-plaat die werd gemaakt als geschetst profiel. De groene lijn geeft de standaard positievlakken van de verbinding aan. Om verbindingen te plaatsen op basis van de locatie van de ribben van het dubbele t-profiel, verplaatst u de verbindings positie vlakken zoals hieronder aangegeven. Positievlakken van een geschetst profiel definiëren op pagina 212 Positie vlakken tonen en verbergen Ga op een van de volgende manieren te werk om de positie vlakken van een geschetste doorsnede te tonen of te verbergen: Taak Actie De positievlakken van onderdelen tonen of verbergen Klik op. De positievlakken van verbindingen tonen of verbergen Klik op. Positievlakken van een geschetst profiel definiëren op pagina 212 Profielen 214 Uw eigen profielen maken

215 Positievlakken verplaatsen U kunt de positievlakken verplaatsen door de handles te verplaatsen. Let erop dat als u de handles van de uiterste hoeken van het geschetste profiel verplaatst, u deze moet koppelen door aan elke handle een maatlijn toe te voegen. Anders functioneert de positionering niet juist in het model. U verplaatst de positievlakken als volgt: 1. Klik op het positioneringsvlak om de handles weer te geven. De handles worden roze weergegeven. Standaard zijn de handles de meest uiterste hoeken van het geschetste profiel. Bijvoorbeeld: 2. Klik op een handle om deze te selecteren. De handle heeft effect op zowel het verticale en horizontale vlak waardoor u deze tegelijkertijd kunt verplaatsen. 3. Verplaats de handle zoals elk ander object in Tekla Structures. Klik bijvoorbeeld met de rechtermuisknop en selecteer Verplaats. 4. Als de handle zich niet in de uiterste hoek van het profiel bevindt, kunt u een maatlijn tussen de handle en de hoek toevoegen. Voorbeeld In de volgende voorbeelden ziet u dat de linker-handle van het positie vlak gekoppeld is door het gebruik van een horizontale afstand (b1): Profielen 215 Uw eigen profielen maken

216 Positievlakken van een geschetst profiel definiëren op pagina 212 Positie vlakken tonen en verbergen op pagina 214 Terugkeren naar de standaard positie vlakken U kunt terugkeren naar de standaard positievlakken van een geschetst profiel als u de vlakken hebt verplaatst. Ga op een van de volgende manieren te werk om terug te keren naar de standaard positie vlakken: Taak Actie Terugkeren naar de standaard onderdeel positie vlakken 1. Klik op om de onderdeel positie vlakken te tonen. 2. Selecteer de onderdeel positie vlakken. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Verwijderen in het contextmenu. 4. Klik nogmaals op om te controleren of de vlakken zijn teruggekeerd naar de standaard positie. Terugkeren naar de standaard verbindings positie vlakken 1. Klik op om de verbindings positie vlakken te tonen. 2. Selecteer de verbindings positie vlakken. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Verwijderen in het contextmenu. 4. Klik nogmaals op om te controleren of de vlakken zijn teruggekeerd naar de standaard positie. Profielen 216 Uw eigen profielen maken

217 Positievlakken van een geschetst profiel definiëren op pagina 212 Een geschetst profiel controleren U controleert als volgt of de koppelingen en maatlijnen in een geschetst profiel goed werken: 1. Dubbelklik op een afstand om het dialoogvenster Afstand eigenschappen te openen. 2. Wijzig het vak Waarde. 3. Klik op Wijzig. Tekla Structures werkt het profiel in de de Schets Editor bij. 4. Controleer of de vorm van het profiel niet verandert en of de afstanden worden aangepast. 5. Klik op Annuleer om het dialoogvenster Afstand eigenschappen te sluiten. Geschetste profielen in een model gebruiken op pagina 221 Een geschetst profiel opslaan Tekla Structures slaat een geschetst profiel op in de huidige modelmap in het bestand xslib.db1. Dit is een bibliotheekbestand dat gebruikerscomponenten en de schetsen bevat. Geschetste profielen zijn beschikbaar in het gedeelte Overig in de profielendatabase. Let op de volgende beperkingen voor de naamgeving van geschetste profielen: U kunt niet de naam van een vast profiel gebruiken. U kunt geen cijfers, speciale tekens of spaties in de profielnaam opnemen. Kleine letters worden automatisch omgezet in hoofdletters. Als u een geschetst profiel wilt opslaan, voert u een van de volgende acties uit: Taak Een nieuw profiel opslaan Een bestaand profiel bijwerken Actie 1. Klik op Bewaar schets. 2. Voer een naam in het vak Prefix in en klik op OK. 1. Klik op Bewaar schets. 2. Klik op Ja als u wordt gevraagd de bestaande doorsnede bij te werken. Een kopie van het profiel onder een andere naam opslaan 1. Klik op Sla schets op als. Profielen 217 Uw eigen profielen maken

218 Taak Actie 2. Voer een nieuwe naam in het vak Prefix in en klik op OK. Geschetste profielen importeren en exporteren op pagina 188 Een geschetste doorsnede wijzigen U kunt bestaande geschetste profielen wijzigen. U kunt bijvoorbeeld de afwerkingen of maatlijnen aanpassen. U kunt ook hoeken of gaten verplaatsen door de handles te verplaatsen. De afwerkingen worden automatisch verplaatst wanneer u de handles verplaatst. U kunt maatlijnen die zijn berekend met formules in het dialoogvenster Variabelen niet wijzigen. Het is mogelijk dat koppelingen verhinderen dat u afstanden kunt wijzigen. U wijzigt een geschetst profiel als volgt: 1. Druk op Ctrl+F om de Componentendatabase te openen. Bestaande profielen worden in de map Geschetste profielen weergegeven. Naast de naam van geschetste profielen staat het symbool. 2. Dubbelklik op een geschetst profiel om het in de de Schets Editor te openen. 3. Dubbelklik op een geschetst object om de eigenschappen te wijzigen. De geschetste objecten die u kunt wijzigen, worden geel weergegeven. 4. Wijzig de eigenschappen en klik vervolgens op Wijzig. Profielen 218 Uw eigen profielen maken

219 5. Sluit het dialoogvenster met de eigenschappen van het geschetste object. 6. Klik op het de knop Sla schets op als om de wijzigingen op te slaan. Afwerkingen in een schets wijzigen op pagina 219 De dikte van de schets instellen op pagina 219 Afwerkingen in een schets wijzigen U kunt de vorm en maatlijnen van afwerkingen in een geschetst profiel wijzigen. U kunt bijvoorbeeld profielen met afgeronde hoeken maken. Ga als volgt te werk om een afwerking te wijzigen: 1. Dubbelklik op een afwerkingssymbool in de de Schets Editor. 2. Wijzig de vorm en afmetingen van de afwerking in het dialoogvenster Afwerkeigenschappen. 3. Klik op Wijzig. 4. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. 5. Klik op het de knop Sla schets op als om de wijzigingen op te slaan. Een geschetste doorsnede wijzigen op pagina 218 De dikte van de schets instellen Als u een open vorm hebt geschetst, zoals een koud gewalst profiel, moet u het extrusietype en dikte van de schets definiëren in de Schets browser. De dikte kan ofwel vast of parametrisch zijn. U stelt de dikte van een schets als volgt in: 1. Schets een open polylijn in de de Schets Editor. 2. U kunt het volgende doen: Profielen 219 Uw eigen profielen maken

220 Een vaste dikte instellen: 1. Klik in de schetsbrowser met de rechtermuisknop op Dikte en selecteer Voeg vergelijking toe in het contextmenu. 2. Voer de waarde van de dikte na = in. U definieert als volgt een parametrische dikte: 1. Voeg in het dialoogvenster Variabelen een nieuwe parameter toe voor de Lengte (bijvoorbeeld P1). 2. Definieer in de kolom Formule de standaardwaarde voor de parameter variabele. 3. Klik in de schetsbrowser met de rechtermuisknop op Dikte en selecteer Voeg vergelijking toe in het contextmenu. 4. Voer de naam van de parametervariabele (bijvoorbeeld P1) na = in. 3. Het extrusietype definiëren: a. Klik in de schets browser met de rechtermuisknop op Extrusie Type en selecteer Voeg vergelijking toe in het contextmenu. b. Voer het nummer van het extrusietype (0, 1 of 2) na = in. 4. Klik op het de knop Sla schets op als om de wijzigingen op te slaan. Een geschetste doorsnede wijzigen op pagina 218 Extrusietypen op pagina 220 Extrusietypen Het extrusietype definieert hoe een geschetst profiel met een gelijkblijvende dikte wordt geëxtrudeerd. Als u de dikte aanpast, wordt het profiel naar binnen, naar buiten of symmetrisch in beide richtingen geëxtrudeerd, afhankelijk van het extrusietype. U moet het extrusietype definiëren voor schetsen die bestaan uit een open polylijn. De extrusietypen zijn: Type Beschrijving Afbeelding 0 De schets wordt symmetrisch aan de buiten- en binnenkant van de polylijn geëxtrudeerd. (Standaard) Profielen 220 Uw eigen profielen maken

221 Type Beschrijving Afbeelding 1 De schets wordt aan de buitenkant van de polylijn geëxtrudeerd. 2 De schets wordt aan de binnenkant van de polylijn geëxtrudeerd. De dikte van de schets instellen op pagina 219 Geschetste profielen in een model gebruiken Nadat u een geschetst profiel hebt gemaakt en hebt opgeslagen, kunt u de deze in het model gebruiken. Als u de koppelingen correct hebt toegepast, zal de vorm van het profiel worden behouden als u de maatlijnen wijzigt. U gebruikt als volgt een geschetst profiel voor een nieuw onderdeel in een model: 1. Dubbelklik op een werkbalkknop om het dialoogvenster met onderdeeleigenschappen te openen. Als u bijvoorbeeld het dialoogvenster met liggereigenschappen wilt openen, dubbelklikt u op. 2. Klik op Selecteer... naast het vak Profiel. Het dialoogvenster Selecteer profiel wordt geopend. 3. Open de sectie Overig aan het einde van de boomstructuur met profielen. 4. Selecteer een geschetst profiel. 5. Als het profiel parametrisch is, kunt u de afmetingen in de kolom Waarde op het tabblad Algemeen definiëren. 6. Klik op OK om het dialoogvenster Selecteer profiel te sluiten. 7. Klik op Wijzig als u het geselecteerde profiel in het model wilt gebruiken. 8. Wijs punten aan om het onderdeel in het model te plaatsen. Een afbeelding van een profiel maken op pagina 226 Profielen 221 Uw eigen profielen maken

222 Parametrische profielen met variabele doorsneden maken U kunt met de Profiel Editor variabele parametrische gebruikersprofielen maken met variabele doorsneden. U kunt een profiel met variabele doorsneden net als ieder ander parametrisch profiel gebruiken. U kunt: Een doorsnede gebruiken met verschillende maatvoeringen op verschillende locaties in een profiel. De variabelen van de doorsneden en het profiel wijzigen. Het profiel opslaan en gebruiken als parametrisch profiel via de profielendatabase. Variabele doorsnedeprofielen importeren en exporteren. Als u deze methode gebruikt, kunnen alleen de afmetingen van een variabele doorsnede variëren, niet de werkelijke vorm van de doorsnede. Als u in het profiel meerdere verschillende doorsnedevormen wilt gebruiken, maakt u een bibliotheekprofiel met meerdere doorsneden in plaats daarvan. Een profiel met variabele doorsneden maken op pagina 222 Een profiel met variabele doorsneden wijzigen op pagina 224 Een bibliotheekprofiel maken op pagina 196 Een profiel met variabele doorsneden maken Voordat u begint: Maak een geschetst profiel met de de Schets Editor. Stel in het dialoogvenster Variabelen in de de Schets Editor de optie Zichtbaarheid in op Tonen voor de afmetingen die u wilt wijzigen als u het profiel in een model gebruikt. U maakt als volgt een profiel met een geschetste variabele doorsnede: Profielen 222 Uw eigen profielen maken

223 1. Klik op Modelleren --> Profielen --> Definieer Profiel met variabele Doorsnede... Het dialoogvenster Definieer Profiel met variabele Doorsnede wordt geopend. 2. Selecteer de schets die u als de begin- en einddoorsnede van het profiel wilt gebruiken. 3. Klik op OK. De vensters Profiel Editor en Profielvoorbeeld worden weergegeven. 4. Voeg onder Doorsneden van het profiel doorsneden of verwijder geselecteerde doorsneden door op Toevoegen of Verwijderen te klikken. Als u op Toevoegen klikt, voegt Tekla Structures een nieuwe doorsnede aan het einde van het profiel op de locatie 1,0 toe en worden de bestaande doorsneden naar het begin van het profiel verplaatst. Doorsneden bevinden zich standaard op intervallen van 0,1 in het profiel. 5. Definieer onder Doorsnede variabelen het volgende: De relatieve locatie van elke doorsnede in het profiel. Gebruik de *.Location-variabelen. Bijvoorbeeld begin=0,00, midden=0,5 en einde=1,00. Hoe de doorsneden in de horizontale en verticale richting zijn uitgelijnd. Gebruik de variabelen *.HorPos en *.VerPos. Hoe ver de doorsneden van de uitlijning worden verschoven. Gebruik de variabelen *.HorOffset en *.VerOffset. Profielen 223 Uw eigen profielen maken

224 6. Als u nieuwe doorsneden hebt toegevoegd, controleert u of deze niet overlappen met bestaande doorsneden. 7. Stel Zichtbaarheid in op Tonen in voor de afmetingen die u wilt wijzigen wanneer u het profiel in een model gebruikt. 8. Als u parametervariabelen en vergelijkingen wilt gebruiken om de afmetingen van doorsneden te definiëren, klikt u op Variabele toevoegen en definieert u de waarden voor de variabele. 9. Sla het profiel op. a. Klik op Opslaan. b. Voer een unieke naam voor het profiel in het dialoogvenster Sla profiel op als in. U kunt geen cijfers opnemen in de profielnaam of de naam van een standaardprofiel gebruiken. c. Klik op OK. Tekla Structures slaat het profiel op in de huidige modelmap. Parametrische profielen met variabele doorsneden maken op pagina 222 Een profiel met variabele doorsneden wijzigen op pagina 224 Parametrisch profielen maken door te schetsen op pagina 200 Een profiel met variabele doorsneden wijzigen U wijzigt als volgt een profiel dat uit variabele doorsneden bestaat: 1. Druk op Ctrl+F om de Componentendatabase te openen. Bestaande profielen worden in de map Geschetste profielen weergegeven. Profielen met variabele doorsneden hebben het symbool naast hun naam staan. Profielen 224 Uw eigen profielen maken

225 2. Dubbelklik op een profiel met variabele doorsneden om het te openen in de Profiel Editor. 3. Wijzig de profieleigenschappen. 4. Klik op Opslaan. Een profiel met variabele doorsneden maken op pagina Gestandaardiseerde waarden voor parametrische profielen definiëren U kunt gestandaardiseerde waarden voor de afmetingen van parametrische profielen definiëren. De gestandaardiseerde waarden zijn zichtbaar in de profielendatabase waar u geschikte waarden voor de afmetingen van profielen kunt selecteren. U definieert gestandaardiseerde waarden als volgt: 1. Ga naar de map..\programdata\tekla Structures\<versie> \environments\<environment>\system. 2. Open het bestand industry_standard_profiles.inp in een willekeurige standaard teksteditor, bijvoorbeeld Microsoft Kladblok. 3. Wijzig het bestand. Het bestand heeft de volgende indeling: profiel- en profielsubtype parameters gescheiden door spaties eenheden voor elke parameter Profielen 225 Gestandaardiseerde waarden voor parametrische profielen definiëren

226 gestandaardiseerde waarden voor elke parameter. Elke combinatie van afmetingen heeft zijn eigen regel. 4. Sla het bestand op. Voorbeeld De gestandaardiseerde combinaties van waarden voor de afmetingen voor een C-profiel zijn bijvoorbeeld als volgt: 8.6 Een afbeelding van een profiel maken Om de vorm en afmetingen van een door u gemaakt profiel te tonen, kunt er een afbeelding van maken. Tekla Structures geeft de afbeelding weer wanneer u naar profielen bladert in de profielendatabase. De afbeelding moet het Windows bitmap-formaat hebben (.bmp) en kan met elke geschikte bitmap-editor worden gemaakt, bijvoorbeeld Microsoft Paint. U maakt een afbeelding van een profiel als volgt: 1. Maak een screenshot van het profiel dat u hebt getekend of geschetst. Druk bijvoorbeeld op de toets Print Screen (PrtScn) om een screenshot van uw hele desktop te maken. Als u een screenshot van een actief venster wilt maken, drukt u op Alt +Print Screen. Het screenshot wordt op het klembord geplaatst. 2. Open het screenshot in een willekeurige bitmap-editor (bijvoorbeeld Microsoft Paint) en wijzig de afbeelding indien nodig. 3. Sla de afbeelding op in het formaat.bmp in de map..\programdata\tekla Structures\<version>\Bitmaps. De bestandsnaam moet overeenkomen met de werkelijke profielnaam. Als de profielnaam bijvoorbeeld mysketch is, moet de afbeelding mysketch.bmp worden genoemd. 4. Start Tekla Structures opnieuw op. Profielen 226 Een afbeelding van een profiel maken

227 De afbeelding wordt nu weergegeven in de profielendatabase. 8.7 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn De volgende Vooraf gedefinieerde parametrische profielen zijn beschikbaar in Tekla Structures. I-profielen op pagina 228 I-liggers (staal) op pagina 228 L-profielen op pagina 229 Z-profielen op pagina 230 U-profielen op pagina 230 C-profielen op pagina 231 T-profielen op pagina 232 Gelaste samengestelde profielen op pagina 232 Samengestelde profielen op pagina 234 WQ-profielen op pagina 235 Rechthoekige doorsneden op pagina 235 Ronde doorsneden op pagina 236 Profielen 227 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

228 Kokervormige doorsneden op pagina 236 Buisvormige holle doorsneden op pagina 236 Koud gewalste profielen op pagina 237 Gezette platen op pagina 240 T-profielen op pagina 246 I-liggers (beton) op pagina 247 Dwarsliggers (beton) op pagina 247 T-profielen (beton) op pagina 248 Niet-reguliere liggers (beton) op pagina 250 Wanden op pagina 254 Variabele doorsneden op pagina 256 Andere op pagina 258 I-profielen HIh-s-t*b (symmetrisch) HIh-s-t1*b1-t2*b2 HIh1-h2-s-t*b HIh1-h2-s-t1*b1-t2*b2 Profielen 228 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

229 I-liggers (staal) I_BLT_Ah-b1-s1-t1*h2-b2-s2-t2 I_BLT_B h*b1*t1*s-b2*t2 I_HEMh*b*c*s*t I_VAR_Ah1-ht*b1-bt*s*t L-profielen Lh*b*t Profielen 229 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

230 Z-profielen Zh*b*t Z_VAR_Ah1*b1*b2-s-h2*b3 Z_VAR_Bh1*b1*b2-s-h2*b3 Z_VAR_C h1*b1*b2-s-h2*b3 U-profielen Uh*b*t Profielen 230 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

231 C-profielen Ch*b*t C_BUILTh*b*s*t C_VAR_Ah1*b1-s-h2*b2 C_VAR_Bh1*b1-s-h2*b2 C_VAR_Ch1*b1-s-h2*b2 C_VAR_Dh-b-d-c-s Profielen 231 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

232 T-profielen Th-s-t-b Gelaste samengestelde profielen HK h-s-t*b-c HKh-s-t1*b1-t2*b2-c Gelaste liggerprofielen B_WLD_A h*b*s*t B_WLD_B h*b*s*t B_WLD_C h*s Profielen 232 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

233 B_WLD_D h*b*s*t B_WLD_E h*b*s*t B_WLD_F h*b*s*[t] B_WLD_G h*b*s*t*a B_WLD_H h*bo*bu*s*to*tu Profielen 233 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

234 B_WLD_I h*bo*s*to*bu*tu*a B_WLD_J h1/h2*b*s*t B_WLD_K h1/h2*b*s*t B_WLD_L h*wt*wb*s*tt*tb Samengestelde profielen B_BUILTh*b*s*t Profielen 234 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

235 B_VAR_Ah1-h2*t B_VAR_Bh1-h2*t B_VAR_Ch1-h2*t WQ-profielen HQh-s-t1*t2*b2 HQh*s-t1*b1-t2*b2-c Rechthoekige doorsneden PLh*b h=hoogte b=dikte (kleiner=b) Profielen 235 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

236 Ronde doorsneden Dd ELDd1*r1*d2*r2 Kokervormige doorsneden Ph*t (symmetrisch) Ph*b*t Ph1*b1-h2*b2*t Profielen 236 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

237 Buisvormige holle doorsneden PDd PDd1*d2*t EPDd1*r1*d2*r2*t Koud gewalste profielen ZZh-t-e-b (symmetrisch) ZZh-t-e1-b1-e2-b2 CCh-t-e-b (symmetrisch) CCh-t-e1-b1-e2-b2 Profielen 237 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

238 CW h-t-e-b-f-h1 (symmetrisch) CW h-t-e1*b1-f1-f2-e2*b2 CUh-t-h1-b-e (symmetrisch) CUh-t-h1-b1-h2-b2-e EBh-t-e-b-a EBh-t-e1-b1-e2-b2-a Referentiepunten: 1=rechts 2=links 3=boven BFh-s-b-h1 SPDd*t SPDd2*d2*t Profielen 238 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

239 ESPD d1-d2*t ECh-t-e-b-a ECh-t-e1-b1-e2-b2-a EDh-t-b-e-h1-h2-f1-f2-a EEh-t-e-b-f1-f3-h1-f2-a EFh-t-e-b1-b2-f1-f2/h1-a Profielen 239 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

240 EZh-t-e-b-f1-f3-h1-f2-a EWh-t-e-b1-b2-f1-f2-h2-h1-a Gezette platen FFLAa-b-t FPANBh-b-t FPANB_-b-t FPANBAh-b-t FPANBA_h-b-t FPANBBh-c-d-t Profielen 240 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

241 FPANCVb-c-d-t FPANGh-b-c-t FPANGAh-b-c-t FPANJa-b-c-t FPANJa-b-c-t FPAN a-b-c-t-g FPANVVa-b-c-t-g Profielen 241 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

242 FP_Ah-b-c-d-g FP_AAh*b2*t*a FP_Bh-b-c-d-g-i FP_BBh-b-d FP_Cb-h-c FP_CCh-b-a-d-s Profielen 242 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

243 FP_Db-h-c-d-f-g-i-j-s FP_Eb-h-c-d-f-g-s FP_Fb-h-c-d-f-g-s FP_Gb-h-c-d-f-g-s FP_Hb-h-c-d-f-s FP_Ib-h-c-d-f-s Profielen 243 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

244 FP_Jb-h-c-d-a FP_Kb-h-c-d FP_Lb-h-c-d-f-s FP_Mb-h-c-d-s FP_Nb-h-c-d FP_Ob-h-c-d-s FP_Pa1*a2*h-b1*b2-Alpha1-Alpha2-Beta1- Beta2-s Profielen 244 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

245 FP_Qb-h-c-d-s FP_Rb-h-c-d FP_Sb-h-c-s FP_Tb-h-a-d-s FP_Ub-h-a-d-s FP_Vb-h-s-c Profielen 245 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

246 FP_Wb-h-a-d-s FP_WWh-b-a-c-s FP_Yh-b-c-d FP_Zd-h-b-s-a-f T-profielen HAT h*a*c*t HATCa-b-c-b1-h-b3-b4-b5-s HATAb1*h1*h2*h3*h4*h5*h6*b2*t*f*a*h*b Profielen 246 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

247 HATBb*b1*b2*h*h1*h2*h3*h4*t*f*a I-liggers (beton) HIIh1*b1*t1-h2-s-b2*t2[-sft[-sfb]] IIh*b1*t1-s-b2*t2[-sft[-sfb]] SIIh1*b1*t1-h2-s-b2*t2[-sft[-sfb]] Profielen 247 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

248 Dwarsliggers (beton) RCLs*h-b*t RCDLs*h-b*t RCDLs*h-b*t1*t2 RCDXs*h-b*h2*h1 RCDXs*h-b*h4*h3*h2*h1 RCDXs*h-b*h4*h3*h2*h1-ex RCXXs*h-b*t*h1-h2-ex RCXs*h-b*h2*h1 Profielen 248 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

249 T-profielen (beton) HTTh*b-s-t-b2-h2 TCh-b-t-s TRIh*b-b2*t1-h3-t2 TTh*b-s-t-b2 TTTh*b-bl-br-hw-bwmin-bwmax Profielen 249 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

250 T_VAR_Ah1*h2*s*b1*t1-sft T_VAR_Bh-b-c-d Niet-reguliere liggers (beton) IRR_Ab-h-g-c-d IRR_Bh-b-c-d-f-g Profielen 250 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

251 IRR_Ch-b-c-d IRR_Db1*b2-h1*h2 IRR_Eh-b-c-d-h2-h3-h4 IRR_Fa*b IRR_Gh*b*h2*b2 IRR_Hh*b*h2*b2 IRR_Ih*b*b2 Profielen 251 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

252 IRR_Jh*b*b2 OCTB*b1-H*h1 REC_Ah-b REC_Bh-b-b1 REC_Ch-b-b1 REC_Dh-b-b2 REC_Eh-b REC_Fh-b Profielen 252 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

253 REC_Gh-b REC_Hh-b REC_I a-b*h TRI_Ah-b TRI_Ba1 TRI_Cb-h TRI_Dh*b TRI_Eb*h*h2*b2 Profielen 253 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

254 Wanden PNL_Ah*b PNL_Bh*b PNL_Ch*b-a-ht*bt PNL_Dh*b-a-ht*bt PNL_Eh*b-a-ht*bt Profielen 254 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

255 PNL_Fh*b-a-ht*bt PNL_Gh*b PNL_Hh*b-a-ht PNL_Ih*b-a-ht*bt PNL_Jh*b-a-ht*bt PNL_Kh*b Profielen 255 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

256 PNL_Lh-b-c-f PNL_Mh-b-c-f-d PNL_Nh-b-d-f-g-j PNL_Oh-b-d-f-g-i-t Variabele doorsneden HEXRECTh-b-br-hr HXGONb Profielen 256 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

257 OBLINCLh1-h2-h3-h4-b OBLRIDh1*b1*b2-h2-h3-l2-l1 OBLVAR_Ah1*b1*b2-h2 OBLVAR_Bh1-h2-b OBLVAR_Ch-b-a-i-j-k-m-n OBLVAR_Dh-c-b OBLVAR_Eh-b-a-c-d-i-j-k-l-mp-o Profielen 257 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

258 OCTAGONb-b2 PRMDASh*b-he*be PL_Vh*b-he*be PRMDh*b-h2*b2 ROUNDRECTd-Rb*Rh-t*ye-ze Andere BLKSd1-d2 Profielen 258 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

259 CAPd HEMISPHERd NUT_Md RCRWh*b-b2*b3-b4-t1*t2-t3*t4 SKh*b-h2-t-b2-b3 SPHEREd Profielen 259 Vooraf gedefinieerde parametrische profielen die in Tekla Structures beschikbaar zijn

260 STBb-h-h1-b1-b2-d STEPh-b*h1-b1-s 8.8 Vormen Het dialoogvenster Vormendatabase bevat informatie over vormen.deze wordt gebruikt voor het weergeven van vormeigenschappen en voor het importeren en exporteren van vormen. De vormen die u van het Tekla Warehouse downloadt, worden ook in het dialoogvenster Vormendatabase weergegeven. De database bevat twee standaardvormen:default en Concrete_Default.Vormen worden gebruikt om items te definiëren.in Tekla Structures zijn items vergelijkbaar met andere onderdelen, zoals liggers en kolommen.het voornaamste verschil tussen items en andere typen onderdelen is dat de geometrie van een item door een 3D-vorm wordt gedefinieerd, terwijl een onderdeel een 2D-profiel heeft dat wordt geëxtrudeerd om de lengte van het onderdeel te maken. De vormen die u in de vormendatabase importeert, worden opgeslagen in de huidige modelmap.er zijn twee.xml-bestanden voor elke vorm:één opgeslagen in de map \Shapes en één in de map \ShapeGeometries. Als u vormen hebt, die u voor alle nieuwe modellen die in uw project of bedrijf worden gemaakt in het dialoogvenster Vormendatabase beschikbaar wilt hebben, kopieert u de corresponderende.xml-bestanden naar de juiste submappen (\Shapes en \ShapeGeometries) in de map \profil onder uw project- of bedrijfsmap. Een vorm importeren op pagina 260 Een vorm exporteren op pagina 262 Een vorm verwijderen op pagina 262 Profielen 260 Vormen

261 Een vorm importeren U kunt de volgende typen vormbestanden importeren: dgn, tsc, skp, dxf, dwg, ifc, ifczip, ifcxml, igs, iges, stp en step. Als u andere modelleersoftware gebruikt om vormen te modelleren die u in Tekla Structures wilt importeren, raden we u aan onderdelen rondom de oorsprong te centreren en de onderdelen langs de x-as te leiden. U importeert een vorm als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Vormendatabase. Het dialoogvenster Vormendatabase wordt geopend. 2. Klik op Importeer. 3. Selecteer het importbestand. 4. Klik op OK. Het importeren van een groot bestand kan enkele minuten duren. Een vormimport heeft drie mogelijke resultaten: Tekla Structures importeert de vorm als een waterdichte solid-vorm. Alle solidbewerkingen zijn beschikbaar. Tekla Structures importeert de vorm als een niet-solid-vorm. Een niet-solid-vorm betekent dat het object mogelijk niet waterdicht is. Het heeft bijvoorbeeld gaten of mist een vlak of een rand. Importeren mislukt.dit kan bijvoorbeeld gebeuren als vormen erg complex zijn of geen volume hebben.er kan ook een tolerantieverschil bestaan tussen Tekla Structures en de oorspronkelijke software die is gebruikt om de vorm te maken.als u er achter wilt komen waarom de import is mislukt, controleert u het logbestand van de sessiehistorie door op Extra --> Toon Logbestand --> Historie Sessie te klikken. Als u een vorm in de Vormendatabase importeert, maakt Tekla Structures twee.xmlbestanden: één voor de vormattributen zoals naam en GUID en één voor de geometrische eigenschappen zoals de coördinaten. De bestanden worden in de huidige modelmap onder de submappen \Shapes en \ShapeGeometries opgeslagen. U kunt ook vormen vanuit Tekla Warehouse downloaden. Voorbeeld: Een vorm uit SketchUp Pro importeren op pagina 263 Een vorm exporteren op pagina 262 Een vorm verwijderen op pagina 262 Vormen op pagina 260 Profielen 261 Vormen

262 Een vorm exporteren U exporteert een vorm als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Vormendatabase. Het dialoogvenster Vormendatabase wordt geopend. 2. Selecteer het exportbestand. 3. Klik op Exporteren. 4. Selecteer de map waarin u vorm wilt exporteren. 5. Klik op OK. De vorm wordt in de doelmap opgeslagen als een.tsc-bestand. U kunt ook vormen naar het Tekla Warehouse uploaden. Een vorm importeren op pagina 260 Een vorm verwijderen op pagina 262 Vormen op pagina 260 Een vorm verwijderen Controleer voordat u begint of u de vorm die u wilt verwijderen niet in uw Tekla Structuresmodel wordt gebruikt. Als u een vorm uit de Vormendatabase verwijdert, is de vorm niet langer ergens in het model beschikbaar. Als een model een verwijderde vorm bevat, wordt deze slechts met een rechte lijn tussen de oorspronkelijke referentiepunten weergegeven. U verwijdert een vorm als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Vormendatabase. Het dialoogvenster Vormendatabase wordt geopend. 2. Klik met de rechtermuisknop op de naam van de vorm. 3. Klik op Verwijder. Tekla Structures verwijdert de vorm. Een vorm importeren op pagina 260 Een vorm exporteren op pagina 262 Vormen op pagina 260 Profielen 262 Vormen

263 Voorbeeld: Een vorm uit SketchUp Pro importeren In dit voorbeeld importeert u een 3D-vorm vanuit Trimble SketchUp Pro naar een Tekla Structures-model. U importeert een vorm vanuit SketchUp Pro als volgt: 1. Maak een leeg model in SketchUp Pro. Verwijder extra entiteiten zoals de standaardpersoon op het tekeninggebied. 2. Maak een groep entiteiten. Hoewel Tekla Structures het importeren van aparte afzonderlijke entiteiten ondersteunt, raden we u aan een groep entiteiten of een component in SketchUp te maken. Alle SketchUp-groepen en -componenten moeten waterdichte solids vormen. Selecteer de groep of het component en open Entiteitinformatie om te controleren of the selectie een solid is. SketchUp-solids hebben een volume. Als er geen volume wordt weergegeven, is de selectie geen solid. 3. Selecteer de groep en klik op Solid-tools --> Verbinding om van de groep entiteiten een verbinding van solids te maken. Uw groep wordt een enkelvoudig solid-volume. een solid. 4. Plaats de solid in SketchUp zodat deze langs de positieve x-as (rood) en halverwege op de y-as (groen) en de z-as (blauw) ligt.de gele en magenta onderdeelhandles worden in Tekla Structures uitgelijnd met de in SketchUp gebruikte x-as. De locatie en rotatie van de solid in SketchUp zijn belangrijk, omdat deze bepalen hoe een item in Tekla Structures wordt geplaatst en gepositioneerd. Een andere positionering in SketchUp veroorzaakt een offset in Tekla Structures. 5. Sla het SketchUp-bestand op. 6. Open in uw Tekla Structures-model de Vormendatabase en klik op Importeren. 7. Selecteer het SketchUp-bestand. Profielen 263 Vormen

264 8. Klik op OK. Tekla Structures importeert de vorm naar de Vormendatabase en u kunt deze gebruiken om de vorm van een item of een betonitem te definiëren. Vormen op pagina 260 About items Changing the shape of an item Een vorm importeren op pagina 260 Profielen 264 Vormen

265 9 Materiaalkwaliteiten De materialendatabase bevat informatie over materiaalkwaliteiten. Materialen worden weergegeven in een hiërarchische structuur die op basis van materiaaltypen is gegroepeerd, bijvoorbeeld staal en beton. Materiaalkwaliteiten bevinden zich onder elk materiaaltype in de structuur. De materialendatabase bevat standaard omgevingsspecifieke materialen. U kunt materiaalkwaliteiten toevoegen, wijzigen en verwijderen. Tekla Structures slaat de materiaalgegevens van de in het bestand matdb.bin op. Materiaaltypen op pagina 265 Materiaalkwaliteiten beheren op pagina 265 Materiaalkwaliteiten importeren en exporteren op pagina 270 Eigen materiaaldefinities maken op pagina Materiaaltypen U kunt geen nieuwe materiaaltypen aan de materialendatabase toevoegen. De volgende materiaaltypen zijn beschikbaar: Staal Beton Wapeningsstaaf Wapeningsnet Hout Diversen Materiaalkwaliteiten op pagina 265 Materiaalkwaliteiten 265 Materiaaltypen

266 9.2 Materiaalkwaliteiten beheren U kunt bestaande materiaalkwaliteiten beheren met de materialendatabase. U kunt bijvoorbeeld materiaalkwaliteiten toevoegen, wijzigen en verwijderen. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Belangrijke knoppen in de materialendatabase op pagina 266 Een materiaalkwaliteit toevoegen op pagina 267 Een materiaalkwaliteit wijzigen op pagina 268 Een materiaalkwaliteit kopiëren op pagina 267 Een materiaalkwaliteit verwijderen op pagina 268 Gebruikersattributen aan materiaalkwaliteiten toevoegen op pagina 269 Belangrijke knoppen in de materialendatabase Als u met de materiaalkwaliteiten werkt, moet u rekening houden met het gebruik van de volgende knoppen in het dialoogvenster Wijzig materiaallijst: Knop Beschrijving Slaat de wijzigingen van één enkele bewerkte materiaalkwaliteit in het geheugen van de computer op, totdat u op OK klikt. Sla de wijzigingen in de modelmap op. Tekla Structures slaat de gewijzigde database alleen op de vaste schijf op als u op OK klikt om het dialoogvenster te sluiten en vervolgens op OK klikt in het dialoogvenster Opslaan bevestigen. Sluit het dialoogvenster Wijzig materiaallijst zonder de wijzigingen op te slaan. Let erop dat alle aangebrachte wijzigingen verloren gaan, zelfs als u op Bijwerken hebt geklikt, omdat de wijzigingen niet op de vaste schijf zijn opgeslagen. De in de database aangebrachte wijzigingen zijn gedurende één sessie zichtbaar, omdat de database het computergeheugen gebruikt. Als u Tekla Structures de volgende keer start, worden de vorige gegevens vanaf de vaste schijf hersteld. Tekla Structures slaat de materiaalgegevens van de in het bestand matdb.bin op. Wanneer u een model voor het eerst opent, worden in Tekla Structures de gegevens vanaf de vaste schijf gelezen en in het computergeheugen opgeslagen. Wanneer u een materiaal selecteert, worden in Tekla Structures de gegevens vanuit het computergeheugen gelezen en in het dialoogvenster Wijzig materiaallijst weergegeven. Dit gaat sneller dan wanneer u de gegevens vanaf de vaste schijf opent. Materiaalkwaliteiten beheren op pagina 265 Materiaalkwaliteiten 266 Materiaalkwaliteiten beheren

267 Een materiaalkwaliteit toevoegen U voegt een nieuwe materiaalkwaliteit als volgt toe: 1. Klik op Modelleren --> Materialendatabase... om het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te openen. 2. Selecteer een materiaaltype, bijvoorbeeld staal. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Kwaliteit toevoegen. Er wordt een nieuwe materiaalkwaliteit onder het door u geselecteerde materiaaltype toegevoegd. 4. Wijzig de naam van de materiaalkwaliteit door op de kwaliteit te klikken en er een nieuwe naam voor in te voeren. 5. Voer de eigenschappen van de materiaalkwaliteit in. 6. Klik op OK om de materiaalkwaliteit op te slaan en het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te sluiten. 7. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Een materiaalkwaliteit kopiëren op pagina 267 Een materiaalkwaliteit wijzigen op pagina 268 Een materiaalkwaliteit verwijderen op pagina 268 Een materiaalkwaliteit kopiëren U kunt nieuwe materiaalkwaliteiten toevoegen door een kopie van een bestaande vergelijkbare materiaalkwaliteit te wijzigen. U kopieert een materiaalkwaliteit als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Materialendatabase... om het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te openen. 2. Selecteer een materiaalkwaliteit die vergelijkbaar is met degene die u wilt maken. 3. Klik op de rechtermuisknop en selecteer Kwaliteit kopiëren. Een kopie van de materiaalkwaliteit met de naam KOPIEER wordt aan de materiaalstructuur toegevoegd. 4. Wijzig de naam van de materiaalkwaliteit door op de kwaliteit te klikken en er een nieuwe naam voor in te voeren. 5. Wijzig de eigenschappen van de materiaalkwaliteit. 6. Klik op OK om de materiaalkwaliteit op te slaan en het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te sluiten. 7. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Materiaalkwaliteiten 267 Materiaalkwaliteiten beheren

268 Een materiaalkwaliteit toevoegen op pagina 267 Een materiaalkwaliteit wijzigen op pagina 268 Een materiaalkwaliteit verwijderen op pagina 268 Een materiaalkwaliteit wijzigen U kunt bestaande materiaalkwaliteiten wijzigen met de materialendatabase. U wijzigt een bestaande materiaalkwaliteit als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Materialendatabase... om het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te openen. 2. Selecteer een materiaalkwaliteit in de structuur en wijzig de eigenschappen. Gebruik het tabblad Algemeen voor het invoeren van drie alternatieve namen voor het materiaal. De namen zijn gewoonlijk de materiaalnamen die in verschillende landen of normen worden gebruikt. Het tabblad bevat ook het soortelijk gewicht van het profiel en de plaat. Gebruik het tabblad Rekenen voor het invoeren van informatie over de eigenschappen die in structurele berekeningen worden gebruikt. Gebruik het tabblad Toetsing om informatie over ontwerpspecifieke eigenschappen, zoals krachten en veiligheidscoëfficiënten in te voeren. Gebruik het tabblad Gebruikersattributen om uw eigen attributen maken voor materiaalkwaliteiten te maken. U kunt bijvoorbeeld de dikte van de verflaag of de maximale korrelgrootte van beton met een gebruikersattribuut definiëren. 3. Als u klaar bent met het wijzigen van de materiaalkwaliteit, klikt u op Bijwerken. 4. Klik op OK om het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te sluiten. Tekla Structures vraagt u of u de wijzigingen in de modelmap wilt opslaan. 5. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. De gewijzigde materialendatabase wordt in de huidige modelmap opgeslagen en is alleen voor dat model beschikbaar. Als u de gewijzigde database ook voor andere modellen beschikbaar wilt maken, kunt u de export en import gebruiken. Een materiaalkwaliteit toevoegen op pagina 267 Een materiaalkwaliteit kopiëren op pagina 267 Een materiaalkwaliteit verwijderen op pagina 268 Materiaalkwaliteiten 268 Materiaalkwaliteiten beheren

269 Een materiaalkwaliteit verwijderen U verwijdert een materiaalkwaliteit als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Materialendatabase... om het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te openen. 2. Selecteer de materiaalkwaliteit die u wilt verwijderen. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Kwaliteit verwijderen. 4. Klik op OK om het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te sluiten. 5. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Een materiaalkwaliteit toevoegen op pagina 267 Een materiaalkwaliteit kopiëren op pagina 267 Een materiaalkwaliteit wijzigen op pagina 268 Gebruikersattributen aan materiaalkwaliteiten toevoegen U kunt uw eigen gebruikersattributen en hun waarden aan de materiaalkwaliteiten toevoegen. De gebruikersattributen kunnen vervolgens bijvoorbeeld worden gebruikt om te filteren. U voegt een gebruikersattribuut als volgt aan een materiaalkwaliteit toe: 1. Klik op Modelleren --> Materialendatabase... om het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te openen. 2. Klik op het tabblad Gebruikersattributen op Definieer... om het dialoogvenster Wijzig materiaaleigenschappen te openen. 3. Klik op Toevoegen om een nieuwe regel toe te voegen. 4. Als u een gebruikersattribuut wilt definiëren, klikt u op elk item op een regel. a. Selecteer in de lijst Categorie een materiaalcategorie waarop het gebruikersattribuut wordt toegepast. b. Selecteer in de lijst Toetsnorm een toetsnorm waaraan het gebruikersattribuut wordt toegevoegd. c. Selecteer in de lijst Materiaaltype een materiaaltype voor het attribuut. d. Selecteer in de lijst Informatie type het type informatie dat het gebruikersattribuut bevat, bijvoorbeeld gewicht, oppervlakte, ratio of tekenreeks. e. In de kolom Volgorde wordt de volgorde gedefinieerd waarin de gebruikersattributen in het dialoogvenster worden weergegeven. Kleinere waarden worden eerst weergegeven. Materiaalkwaliteiten 269 Materiaalkwaliteiten beheren

270 f. Definieer in de lijst Eigenschapnaam een naam voor de eigenschap. De naam wordt in de database opgeslagen en kan in lijsten en templates worden gebruikt. Als Eigenschapnaam in een template wordt gebruikt, geeft MATERIAL.PROPERTY_NAME aan waar de eigenschapnaam wordt weergegeven. g. Definieer in de kolom Label een label voor het attribuut. 5. Klik op Bijwerken. 6. Klik op OK om het dialoogvenster Wijzig materiaaleigenschappen te sluiten. Een materiaalkwaliteit wijzigen op pagina Materiaalkwaliteiten importeren en exporteren Gebruik importeren en exporteren om materialendatabases samen te voegen. Materialendatabases worden als.lis-bestanden geïmporteerd en geëxporteerd. Het importeren en exporteren is handig als u: Upgrade naar een nieuwere versie van Tekla Structures en een aangepaste materialendatabase van een vorige versie wilt gebruiken. Materialendatabases, die op verschillende locatie zijn opgeslagen, wilt combineren. Materialendatabase-informatie met andere gebruikers wilt delen. Materialendatabases over verschillende omgevingen heen wilt combineren. U kunt ook materiaalkwaliteiten downloaden of delen met Tekla Warehouse. Een materialendatabase importeren op pagina 270 Een materialendatabase exporteren op pagina 271 Een deel van de materialendatabase exporteren op pagina 272 Eenheden bij het importeren en exporteren op pagina 186 Een materialendatabase importeren Materialendatabases worden naar Tekla Structures-modellen als.lis-bestanden geïmporteerd. U kunt een geëxporteerd.lis-bestand naar iedere modelmap verplaatsen en het in een bestaande materialendatabase importeren. U importeert een materialendatabase als volgt: 1. Open het model waarin u een materialendatabase wilt importeren. Materiaalkwaliteiten 270 Materiaalkwaliteiten importeren en exporteren

271 2. Klik op Modelleren --> Materialendatabase... om het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te openen. 3. Klik op Importeer Blader naar de map die het te importeren bestand bevat en selecteer het bestand. 5. Klik op OK. Als een materiaal al bestaat met dezelfde naam als het materiaal wat wordt geïmporteerd, wordt het dialoogvenster Import bevestiging weergegeven en hebt u drie opties: Vervang: Het bestaande materiaal wordt vervangen door het geïmporteerde materiaal. Samenvoegen: Materiaaleigenschappen die in het importbestand anders zijn, worden aan het bestaande materiaal toegevoegd. Alle andere eigenschappen blijven ongewijzigd. Gebruik deze optie om alleen bepaalde elementen van de materialendatabase zoals gebruikersattributen te importeren. Laten: De bestaande materiaalstructuur wordt niet vervangen en de materiaaldefinities in het importbestand worden genegeerd. Als u het selectievakje Op alles toepassen inschakelt, gebruikt Tekla Structures dezelfde optie (Vervang, Samenvoegen of Laten) voor alle bestaande materialen die dezelfde naam hebben als degene die wordt geïmporteerd. Als een gebruikersattribuut met een andere definitie al bestaat, wordt u gevraagd Vervang of Laten voor het bestaande attribuut te kiezen. 6. Klik op OK om het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te sluiten. 7. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Een materialendatabase exporteren op pagina 271 Een deel van de materialendatabase exporteren op pagina 272 Eenheden bij het importeren en exporteren op pagina 186 Een materialendatabase exporteren Exporteren en importeren wordt gebruikt om materialendatabases samen te voegen. Materialendatabases worden vanuit Tekla Structures-modellen als.lis-bestanden geëxporteerd. Let erop dat het commando Exporteren... de hele database exporteert. U exporteert een materialendatabase als volgt: 1. Klik op Modelleren --> Materialendatabase... om het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te openen. 2. Klik op Exporteer... Materiaalkwaliteiten 271 Materiaalkwaliteiten importeren en exporteren

272 3. Blader naar de map waarin u het geëxporteerde bestand wilt opslaan. Het bestand wordt standaard in de huidige modelmap opgeslagen. 4. Voer een naam voor het bestand in en klik op OK. 5. Klik op OK om het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te sluiten. 6. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Een deel van de materialendatabase exporteren op pagina 272 Een materialendatabase importeren op pagina 270 Eenheden bij het importeren en exporteren op pagina 186 Een deel van de materialendatabase exporteren Als u niet de hele materialendatabase wilt exporteren, kunt u een vertakking van de materiaalstructuur exporteren. Dat betekent alle materiaalkwaliteiten die onder één materiaaltype zijn gegroepeerd of één enkele materiaalkwaliteit. Materialendatabases worden vanuit Tekla Structures-modellen als.lis-bestanden geëxporteerd. U exporteert als volgt een deel van de materialendatabase: 1. Klik op Modelleren --> Materialendatabase... om het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te openen. 2. Selecteer materiaalkwaliteiten die moeten worden geëxporteerd. Als u een vertakking van de materiaalstructuur wilt exporteren, klikt u met de rechtermuisknop op de vertakking en selecteert u Kwaliteit exporteren. Als u één enkele materiaalkwaliteit wilt exporteren, klikt u met de rechtermuisknop op de materiaalkwaliteit en selecteert u Exporteer kwaliteit. 3. Blader naar de map waarin u de exportbestanden wilt opslaan. Het bestand wordt standaard in de huidige modelmap opgeslagen. 4. Voer een naam voor het bestand in en klik op OK. 5. Klik op OK om het dialoogvenster Wijzig materiaallijst te sluiten. 6. Klik op OK in het dialoogvenster Opslaan bevestigen om de wijzigingen op te slaan. Een materialendatabase exporteren op pagina 271 Een materialendatabase importeren op pagina 270 Eenheden bij het importeren en exporteren op pagina 186 Materiaalkwaliteiten 272 Eigen materiaaldefinities maken

273 9.4 Eigen materiaaldefinities maken U kunt de bestaande materiaaldefinities vervangen door uw eigen definities en deze bijvoorbeeld in labels van onderdeeltekeningen gebruiken. Materiaaldefinities kunnen tekst, nummers en symbolen bevatten. U maakt als volgt eigen materiaaldefinities: 1. Sla het symboolbestand user_material_symbols.sym in de symbolenmap (meestal de map..\programdata\tekla Structures\<version> \environments\common\symbols\) op. 2. Maak een tekstbestand dat uw materiaaldefinities bevat. Maak het bestand met een teksteditor, bijvoorbeeld Microsoft Kladblok. Elke regel in het bestand definieert een materiaal. Gebruik de volgende syntaxis: material_name symbol_file_name@n, waarbij material_name de naam is van het materiaal dat in de materialendatabase wordt gebruikt. symbol_file_name de naam is van het symboolbestand dat moet worden gebruikt. n is het nummer van het symbool. Bijvoorbeeld: De volgorde van materiaalnamen in het definitiebestand is van belang voor de conversie. Materialen met meer specifieke namen moeten voor degene met gelijksoortige, maar eenvoudiger namen worden weergegeven, S235JRG1 moet bijvoorbeeld voor S235JR worden weergegeven. Anders krijgen ze hetzelfde symbool. 3. Sla het bestand met bijvoorbeeld de naam user_material_definitions.txt op. Alle benoemde materialen in de materialendatabase worden vervangen door degene die in dit bestand zijn gedefinieerd. 4. Stel de naam van het bestand als waarde voor de variabele XS_MATERIAL_SYMBOL_REPRESENTATION_FILE in Extra --> Opties --> Geavanceerde optie... --> Tekening eigenschappen als volgt in: Materiaalkwaliteiten 273 Eigen materiaaldefinities maken

274 set XS_MATERIAL_SYMBOL_REPRESENTATION_FILE=user_material_defin itions.txt U kunt ook een volledig pad naar het bestand met de materiaaldefinitie invoeren. Zonder het pad zoekt Tekla Structures in de model-, bedrijfs-, project- en systeemmappen. Materiaalkwaliteiten op pagina 265 Symbols in drawings Materiaalkwaliteiten 274 Eigen materiaaldefinities maken

275 10 Boutsamenstellingen De individuele boutsamenstellingselementen zoals bouten met een verschillende diameter en lengte, moeren en ringen worden in de boutendatabase weergegeven.elke boutsamenstelling bestaat dan uit deze boutsamenstellingselementen.u kunt geen bout gebruiken die niet tot een boutsamenstelling behoort.de boutsamenstellingen worden in de boutsamenstellingendatabase weergegeven. Tekla Structures slaat de informatie van de boutendatabase op in het bestand screwdb.db en de informatie van de boutsamenstellingendatabase in het bestand assdb.db. Hoe de boutendatabase en de boutsamenstellingendatabase samenwerken op pagina 275 Bouten en boutsamenstellingen beheren op pagina 276 Bouten en boutsamenstellingen importeren en exporteren op pagina 281 Boutlengteberekening op pagina 287 Boutsamenstellingen 275 Hoe de boutendatabase en de boutsamenstellingendatabase samenwerken

276 10.1 Hoe de boutendatabase en de boutsamenstellingendatabase samenwerken De Boutnorm-opties worden uit de boutsamenstellingendatabase gelezen. De boutsamenstellingendatabase definieert welke boutnorm in de boutsamenstelling wordt gebruikt. De boutendatabase bevat de verschillende boutdiameters, lengtes en andere eigenschappen die in de boutnorm worden gebruikt. De Boutdiameter-opties worden uit de boutendatabase gelezen, afhankelijk van de geselecteerde Boutnorm-optie. Boutsamenstellingen op pagina 275 Eigenschappen boutendatabase op pagina 290 Eigenschappen boutsamenstellingendatabase op pagina 291 Boutsamenstellingen 276 Bouten en boutsamenstellingen beheren

277 10.2 Bouten en boutsamenstellingen beheren In deze paragraaf wordt beschreven hoe u bouten en boutsamenstellingen met de boutendatabase en de boutsamenstellingendatabase beheert. U kunt bouten en boutsamenstellingen toevoegen, wijzigen en verwijderen. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Een bout aan de database toevoegen op pagina 277 Een stiftbout aan de database toevoegen op pagina 278 Boutgegevens in de database wijzigen op pagina 279 Een bout uit de database verwijderen op pagina 279 Een boutsamenstelling aan de database toevoegen op pagina 280 Boutsamenstellingsgegevens in de database wijzigen op pagina 281 Een boutsamenstelling uit de database verwijderen op pagina 281 Een bout aan de database toevoegen U voegt als volgt een bout aan de boutendatabase toe: 1. Klik op Detailleren --> Bouten --> Boutendatabase... om het dialoogvenster Bouten database te openen. 2. Voer de naam van de bout in het volgende vak in: U kunt maximaal 40 tekens in het naamvak invoeren. 3. Definieer de andere eigenschappen van de nieuwe bout. U kunt maximaal 25 tekens in het vak Standaard invoeren. 4. Klik op Toevoegen om de bout aan de boutendatabase toe te voegen. U kunt geen bout gebruiken die niet tot een boutsamenstelling behoort. Daarom raden we u aan te controleren of de database ook moeren en ringen bevat die bij de nieuwe bout passen zodat u een boutsamenstelling kunt maken. Als de database geen geschikte moeren en ringen bevat, voegt u deze op dezelfde manier toe als u met de nieuwe bout hebt gedaan. 5. Klik op OK. Het dialoogvenster Opslaan bevestigen wordt weergegeven. 6. Selecteer Wijzigingen opslaan in modelmap om de wijzigingen in het bestand screwdb.db in de huidige modelmap op te slaan en klik op OK. Boutsamenstellingen 277 Bouten en boutsamenstellingen beheren

278 U kunt bouten ook toevoegen door ze in de boutendatabase te importeren. Bouten in de database importeren op pagina 282 Een stiftbout aan de database toevoegen op pagina 278 Boutgegevens in de database wijzigen op pagina 279 Een bout uit de database verwijderen op pagina 279 Boutlengteberekening op pagina 287 Eigenschappen boutendatabase op pagina 290 Een boutsamenstelling aan de database toevoegen op pagina 280 Een stiftbout aan de database toevoegen Een deuvel is een speciaal soort bout, die aan stalen onderdelen is gelast, om belastingen tussen staal en beton over te brengen. U kunt alleen deuvels gebruiken als u een deuvelsamenstelling hebt gedefinieerd die naam en het materiaal van de samenstelling bevat. U voegt een stift als volgt toe: 1. Klik op Detailleren --> Bouten --> Boutendatabase... om het dialoogvenster Boutendatabase te openen. 2. Voer de waarden voor de volgende eigenschappen in: Naam: Naam voor de deuvel. Type: Standaard: Deze naam is nodig wanneer u een boutsamenstelling voor de stift maakt. Diameter: Steeldiameter. Lengte: Deuvellengte. Gewicht: Deuvelgewicht. kophoogte: Kopdikte. kopdiameter: Kopdiameter. De eenheden hangen af van de instellingen in Extra --> Opties --> Opties --> Eenheden en decimalen. 3. Klik op Detailleren --> Bouten --> Boutsamenstellingen database om het dialoogvenster Boutsamenstellingen database te openen. Boutsamenstellingen 278 Bouten en boutsamenstellingen beheren

279 4. Selecteer de standaard voor de deuvel. 5. Stel alle overige boutsamenstellingsonderdelen in op Geen. 6. Als u deuvels in het model wilt maken, maakt u bouten en selecteert u de standaarddeuvel voor de samenstelling. Eigenschappen boutendatabase op pagina 290 Boutgegevens in de database wijzigen U wijzigt als volgt boutgegevens in de database: 1. Klik op Detailleren --> Bouten --> Boutendatabase... om het dialoogvenster Boutendatabase te openen. 2. Selecteer een bout in de lijst. 3. Wijzig de eigenschappen. 4. Klik op Update. 5. Klik op OK. Het dialoogvenster Opslaan bevestigen wordt weergegeven. 6. Selecteer Bewaar veranderingen in model map om de wijzigingen in het bestand screwdb.db in de huidige modelmap op te slaan en klik op OK. Een bout aan de database toevoegen op pagina 277 Een bout uit de database verwijderen op pagina 279 Eigenschappen boutendatabase op pagina 290 Boutsamenstellingen 279 Bouten en boutsamenstellingen beheren

280 Een bout uit de database verwijderen U verwijdert als volgt een bout uit de boutendatabase: 1. Klik op Detailleren --> Bouten --> Boutendatabase... om het dialoogvenster Boutendatabase te openen. 2. Selecteer een bout in de lijst. Met de toetsen Shift en Ctrl kunt u meerdere bouten selecteren. 3. Klik op Verwijderen. 4. Klik op OK. Het dialoogvenster Opslaan bevestigen wordt weergegeven. 5. Selecteer Wijzigingen opslaan in modelmap om de wijzigingen in het bestand screwdb.db in de huidige modelmap op te slaan en klik op OK. Een bout aan de database toevoegen op pagina 277 Boutgegevens in de database wijzigen op pagina 279 Een boutsamenstelling aan de database toevoegen U kunt nieuwe boutsamenstellingen toevoegen aan de boutsamenstellingendatabase. Let erop dat de boutsamenstelling kan alleen bouten of stiften bevatten, niet beide. U voegt als volgt een boutsamenstelling toe: 1. Klik op Detailleren --> Bouten --> Boutensamenstellingen database... om het dialoogvenster Boutsamenstellingen database te openen. 2. Voer de naam van de boutsamenstelling in het volgende vak in: 3. Definieer de andere eigenschappen van de nieuwe boutsamenstelling. U kunt maximaal 30 tekens in het vak Standaard invoeren. Voor alle andere eigenschappen kunt u maximaal 25 tekens invoeren. 4. Klik op Toevoegen om de boutsamenstelling aan de database toe te voegen. 5. Klik op OK. Het dialoogvenster Opslaan bevestigen wordt weergegeven. 6. Selecteer Bewaar veranderingen in model map om de wijzigingen in het bestand assdb.db in de huidige modelmap op te slaan en klik op OK. Boutsamenstellingsgegevens in de database wijzigen op pagina 281 Boutsamenstellingen 280 Bouten en boutsamenstellingen beheren

281 Een boutsamenstelling uit de database verwijderen op pagina 281 Eigenschappen boutsamenstellingendatabase op pagina 291 Boutsamenstellingsgegevens in de database wijzigen U wijzigt een boutsamenstelling als volgt: 1. Klik op Detailleren --> Bouten --> Boutsamenstellingen database... om het dialoogvenster Boutsamenstellingen database te openen. 2. Selecteer een boutsamenstelling in de lijst. 3. Wijzig de eigenschappen. 4. Klik op Update. 5. Klik op OK. Het dialoogvenster Opslaan bevestigen wordt weergegeven. 6. Selecteer Bewaar veranderingen in model map om de wijzigingen in het bestand assdb.db in de huidige modelmap op te slaan en klik op OK. Een boutsamenstelling aan de database toevoegen op pagina 280 Een boutsamenstelling uit de database verwijderen op pagina 281 Een boutsamenstelling uit de database verwijderen U verwijdert een boutsamenstelling als volgt: 1. Klik op Detailleren --> Bouten --> Boutsamenstellingen database... om het dialoogvenster Boutsamenstellingendatabase te openen. 2. Selecteer een boutsamenstelling in de lijst. 3. Klik op Verwijderen. 4. Klik op OK. Het dialoogvenster Opslaan bevestigen wordt weergegeven. 5. Selecteer Bewaar veranderingen in model map om de wijzigingen in het bestand assdb.db in de huidige modelmap op te slaan en klik op OK. Een boutsamenstelling aan de database toevoegen op pagina 280 Boutsamenstellingsgegevens in de database wijzigen op pagina 281 Boutsamenstellingen 281 Bouten en boutsamenstellingen importeren en exporteren

282 10.3 Bouten en boutsamenstellingen importeren en exporteren Gebruik importeren exporteren voor het samenvoegen van bouten en boutsamenstellingen uit databases. Bouten worden geïmporteerd en geëxporteerd als.bolts-bestanden, boutsamenstellingen als.bass-bestanden en boutendatabases als.lis-bestanden. Als u losse bouten of boutsamenstellingen exporteert, kunt u de bouten of de boutsamenstellingen selecteren die u in het.bolts- of.bass-bestand wilt opnemen. Als u boutsamenstellingen importeert en exporteert, worden ook de gerelateerde bouten in het.bass-bestand opgenomen. U kunt een hele boutendatabase importeren en exporteren. U kunt ook een onderdeel van een geëxporteerde boutendatabase importeren. Het importeren en exporteren van boutsamenstellingen is handig als u: Upgrade naar een nieuwere versie van Tekla Structures en een aangepaste boutendatabase van een vorige versie wilt gebruiken. Boutendatabases, die op verschillende locatie zijn opgeslagen, wilt combineren. Boutendatabase-informatie met andere gebruikers wilt delen. U kunt ook boutsamenstellingen downloaden of delen met Tekla Warehouse. Bouten in de database importeren op pagina 282 Bouten uit de database exporteren op pagina 283 Boutsamenstellingen in de database importeren op pagina 283 Boutsamenstellingen uit de database exporteren op pagina 284 Een boutendatabase importeren op pagina 285 Een deel van de boutendatabase importeren op pagina 285 Een boutendatabase exporteren op pagina 286 Bouten in de database importeren Bouten worden als.bolts-bestanden geïmporteerd en geëxporteerd. Een.boltsbestand kan één bout of meerdere bouten bevatten. U importeert bouten als volgt in de database: 1. Klik op Detailleren --> Bouten --> Boutendatabase... om het dialoogvenster Bouten database te openen. 2. Klik met de rechtermuisknop in de lijst Bouten en selecteer Importeer. 3. Selecteer het importbestand. Boutsamenstellingen 282 Bouten en boutsamenstellingen importeren en exporteren

283 4. Klik op OK. De bouten worden in de lijst Bouten met hun oorspronkelijke namen weergegeven. 5. Klik op OK. Het dialoogvenster Opslaan bevestigen wordt weergegeven. 6. Selecteer Wijzigingen opslaan in modelmap om de wijzigingen in het bestand screwdb.db in de huidige modelmap op te slaan en klik op OK. Een bout aan de database toevoegen op pagina 277 Een boutendatabase importeren op pagina 285 Een deel van de boutendatabase importeren op pagina 285 Boutsamenstellingen in de database importeren op pagina 283 Bouten uit de database exporteren op pagina 283 Bouten uit de database exporteren Bouten worden als.bolts-bestanden geïmporteerd en geëxporteerd. Een.boltsbestand kan één bout of meerdere bouten bevatten. U exporteert bouten als volgt uit de database: 1. Klik op Detailleren --> Bouten --> Boutendatabase... om het dialoogvenster Bouten database te openen. 2. Selecteer bouten in de lijst Bouten. Met de toetsen Shift en Ctrl kunt u meerdere bouten selecteren. 3. Klik met de rechtermuisknop in de lijst Bouten en selecteer Exporteer. 4. Blader naar de map waarin u het exportbestand wilt opslaan. 5. Voer een naam voor het bestand in het vak Selectiefilter in. 6. Klik op OK. Boutsamenstellingen uit de database exporteren op pagina 284 Een boutendatabase exporteren op pagina 286 Bouten in de database importeren op pagina 282 Boutsamenstellingen 283 Bouten en boutsamenstellingen importeren en exporteren

284 Boutsamenstellingen in de database importeren Boutsamenstellingen worden als.bass-bestanden geïmporteerd en geëxporteerd. Een.bass-bestand kan één boutsamenstelling of meerdere boutsamenstellingen bevatten. U importeert boutsamenstellingen als volgt: 1. Klik op Detailleren --> Bouten --> Boutsamenstellingen database... om het dialoogvenster Boutsamenstellingendatabase te openen. 2. Klik met de rechtermuisknop in de lijst Boutsamenstellingen en selecteer Importeer. 3. Selecteer het importbestand. 4. Klik op OK. De boutsamenstellingen worden in de lijst Boutsamenstellingen met hun oorspronkelijke namen weergegeven. 5. Klik op OK. Het dialoogvenster Opslaan bevestigen wordt weergegeven. 6. Selecteer Wijzigingen opslaan in modelmap om de wijzigingen in het bestand assdb.db in de huidige modelmap op te slaan en klik op OK. Een boutsamenstelling aan de database toevoegen op pagina 280 Een boutendatabase importeren op pagina 285 Bouten in de database importeren op pagina 282 Boutsamenstellingen uit de database exporteren op pagina 284 Boutsamenstellingen uit de database exporteren Boutsamenstellingen worden als.bass-bestanden geïmporteerd en geëxporteerd. Een.bass-bestand kan één boutsamenstelling of meerdere boutsamenstellingen bevatten. U exporteert boutsamenstellingen als volgt: 1. Klik op Detailleren --> Bouten --> Boutsamenstellingen database... om het dialoogvenster Boutsamenstellingen database te openen. 2. Selecteer boutnormen in de lijst Bout normen. Met de toetsen Shift en Ctrl kunt u meerdere boutsamenstellingen selecteren. 3. Klik met de rechtermuisknop in de lijst Boutsamenstellingen en selecteer Exporteer. 4. Blader naar de map waarin u het exportbestand wilt opslaan. 5. Voer een naam voor het bestand in het vak Selectiefilter in. 6. Klik op OK. Boutsamenstellingen 284 Bouten en boutsamenstellingen importeren en exporteren

285 Een boutendatabase exporteren op pagina 286 Bouten uit de database exporteren op pagina 283 Boutsamenstellingen in de database importeren op pagina 283 Een boutendatabase importeren Boutendatabases worden naar Tekla Structures-modellen als.lis-bestanden geïmporteerd. U importeert een boutendatabase als volgt: 1. Open het model waarin u een boutendatabase wilt importeren. 2. Kopieer het bestand screwdb.lis dat u naar de huidige modelmap wilt importeren. 3. Klik op Detailleren --> Bouten --> Importeer Boutendatabase om het boutendatabasebestand screwdb.lis vanuit de huidige modelmap te importeren. In Tekla Structures worden de bestaande items, met dezelfde naam als de items in het importbestand, niet vervangen. 4. Controleer de statusbalk op foutberichten. Klik op Extra --> Toon Logbestand --> Historie Sessie... als u fouten wilt weergeven. Een deel van de boutendatabase importeren op pagina 285 Een boutendatabase exporteren op pagina 286 Een deel van de boutendatabase importeren Als u niet de hele boutendatabase wilt importeren, kunt u delen selecteren die moeten worden geïmporteerd. Als u alleen een paar bouten of boutsamenstellingen wilt importeren, gebruikt u de import- en exportcommando's van de desbetreffende databases. U importeert een deel van de boutendatabase als volgt: 1. Open het model dat de boutendatabase die u wilt gebruiken bevat. 2. Klik op Detailleren --> Bouten --> Exporteer Boutendatabase. Het boutendatabase wordt als het bestand screwdb.lis in de huidige modelmap opgeslagen. 3. Open het bestand screwdb.lis met een teksteditor, bijvoorbeeld Microsoft Kladblok. Elk item wordt op een aparte regel weergegeven. 4. Verwijder de ongewenste regels uit het bestand. Boutsamenstellingen 285 Bouten en boutsamenstellingen importeren en exporteren

286 Verwijder de regels STARTLIST en ENDLIST niet. 5. Sla het bestand op onder de naam screwdb.lis. 6. Open het model waarin u de boutendatabase wilt importeren. 7. Kopieer het bestand screwdb.lis dat u naar de huidige modelmap wilt importeren. 8. Klik op Detailleren --> Bouten --> Importeer Boutendatabase om het boutendatabasebestand screwdb.lis vanuit de huidige modelmap te importeren. Bouten in de database importeren op pagina 282 Boutsamenstellingen in de database importeren op pagina 283 Een boutendatabase importeren op pagina 285 Een boutendatabase exporteren op pagina 286 Een boutendatabase exporteren Boutendatabases worden vanuit Tekla Structures-modellen als.lis-bestanden geëxporteerd. U exporteert een boutendatabase als volgt: 1. Open het model dat boutendatabase bevat die u wilt exporteren. 2. Klik op Detailleren --> Bouten --> Exporteer Boutendatabase. De geëxporteerde boutendatabase is het bestand screwdb.lis in de huidige modelmap. Met het commando Exporteer Boutendatabase exporteert u de hele boutendatabase. Als u alleen een gedeelte van de boutendatabase wilt exporteren, wijzigt u het exportbestand zodat dit alleen de vereiste elementen bevat. U kunt bouten ook vanuit het dialoogvenster Boutendatabase of boutsamenstellingen vanuit het dialoogvenster Boutsamenstellingen database exporteren. Boutsamenstellingen uit de database exporteren op pagina 284 Bouten uit de database exporteren op pagina 283 Een boutendatabase importeren op pagina 285 Een deel van de boutendatabase importeren op pagina 285 Boutsamenstellingen 286 Bouten en boutsamenstellingen importeren en exporteren

287 10.4 Boutlengteberekening In Tekla Structures worden waarden uit de boutendatabase en de boutsamenstellingendatabase bij het berekenen van de boutlengte gebruikt. Als de boutendatabase geen bouten bevat die lang genoeg zijn voor uw doeleinden, moet u deze aan de boutendatabase toevoegen. De volgende instellingen in het dialoogvenster Bout eigenschappen zijn van invloed op het berekeningsproces van de boutlengte. Als het selectievakje is ingeschakeld, wordt het onderdeel in de boutsamenstelling gebruikt. Ring (1) Ring (2) Ring (3) Moer (1) Moer (2) Als het selectievakje is uitgeschakeld, wordt er alleen een gat gemaakt. In onderstaand diagram en de gedetailleerde stappen wordt het proces van boutlengteberekening uitgelegd. Boutsamenstellingen 287 Boutlengteberekening

288 1. In Tekla Structures wordt de zo minimaal mogelijke lengte van de bout als volgt berekend: ring (1) dikte (als het selectievakje is ingeschakeld) + materiaaldikte + ring (2) dikte (als het selectievakje is ingeschakeld) + ring (3) dikte (als het selectievakje is ingeschakeld) + moer (1) dikte + moer (2) dikte + extra lengte 2. In Tekla Structures wordt gezocht naar de beste overeenkomst in de boutendatabase. 3. Tekla Structures berekent het aantal benodigde passende ringen (mag niet meer zijn dan 10) zodat de schroefdraad kleiner is dan: moer (1) dikte + materiaaldikte + moer (2) dikte + ring (1) dikte + ring (2) dikte + (aantal ringen*ring (3) dikte) 4. In Tekla Structures wordt gecontroleerd of de bout die in stap 2 is gevonden, langer is dan: extra lengte + Boutsamenstellingen 288 Boutlengteberekening

289 moer (1) dikte + materiaaldikte + moer (2) dikte + toevoeglengte (vanaf de boutendatabase) + ring (1) dikte + ring (2) dikte + (aantal passende ringen * ring (3) dikte) 5. Als de geselecteerde bout niet voldoet aan de criteria in stap 4, keert Tekla Structures terug naar stap 2. Anders wordt stap 6 verder uitgevoerd. 6. Tekla Structures controleert of de geselecteerde bout aan alle volgende voorwaarden voldoet: Kan de draad binnen het materiaal worden aangesloten? Zelfs als dit niet is toegestaan, is bij de berekening altijd 3 of 4 mm draad binnen het materiaal mogelijk, afhankelijk van de boutdiameter. Als de boutdiameter 24 mm bedraagt, is 4 mm mogelijk. Anders is 3 mm mogelijk. Schroefdraad moet meer zijn dan: materiaaldikte + extra lengte + dikte ring (1) (indien aangevinkt) - maximaal toegestane draad in materiaal (als draad in materiaal = nee) = 3 mm of 4 mm De schroefdraadlengte wordt berekend als: Schroeflengte - schroefdraadlengte - draadeinde. De draadeinde is het onderdeel van de bout tussen de schacht en de draad. Het wordt als volgt berekend: Diameter van de bout (mm) >33, >27,0 8.0 >22,0 7.0 >16,0 6.0 >12,0 5.0 >7,0 4.0 >4, Draadeinde (mm) 7. Als de geselecteerde bout niet aan alle bovenstaande voorwaarden voldoet, keert Tekla Structures terug naar stap 2 en wordt de volgende langste bout geprobeerd. Boutsamenstellingen 289 Boutlengteberekening

290 8. Als de variabele XS_BOLT_LENGTH_EPSILON is ingesteld, wordt de epsilondikte opgeteld bij of afgetrokken van de materiaaldikte om onnauwkeurige berekening van de boutlengte te voorkomen. Als er bijvoorbeeld geen rekening wordt gehouden met deze waarde terwijl de berekende lengte 38,001 mm is, kan een bout van 39 mm worden geselecteerd. Hoe de boutendatabase en de boutsamenstellingendatabase samenwerken op pagina 275 Een bout aan de database toevoegen op pagina Eigenschappen boutendatabase In het dialoogvenster Boutendatabase kunt u de eigenschappen van individuele elementen van bouten, zoals bouten, ringen en moeren, weergeven en wijzigen. De eenheden hangen af van de instellingen in Extra --> Opties --> Opties --> Eenheden en decimalen. Optie Type Standaard Diameter Lengte Gewicht toevoeglengte Kophoogte Draadlengte Ring tolerantie SLW Reken-dikte Echte dikte Het type van het boutonderdeel. Beschrijving Deze naam is de volledige naam die in de boutsamenstellingenlijst in het dialoogvenster Boutsamenstellingen database en in de lijst Boutnorm in het dialoogvenster Bout eigenschappen wordt weergegeven. De waarde wordt gebruikt bij het berekenen van de boutlengte. De diameter van het boutonderdeel. De lengte van het boutonderdeel. Het gewicht van het boutonderdeel. De lengte van het onderdeel van de bout dat uit de moer steekt. De waarde wordt gebruikt bij het berekenen van de boutlengte. De dikte van de boutkop. De lengte van het schroefdraad van de bout. De waarde wordt niet gebruikt bij het berekenen van boutlengten (waarde is 0) als de bout een doorlopende draad heeft. De speling tussen de binnendiameter van de ring en de boutdiameter. De waarde wordt gebruikt bij het zoeken naar de juiste ringgrootte voor de bout. Wordt niet gebruikt bij het berekenen van de boutlengte. De grootte van de benodigde moersleutel. De berekening van de dikte van een moer of een ring. Deze waarde wordt gebruikt bij het berekenen van de boutlengte. De werkelijke dikte van een moer of een ring. Dit is alleen ter informatie. Boutsamenstellingen 290 Eigenschappen boutendatabase

291 Optie Binnendiam. Buitendiam. Overhoekse maat Beschrijving De binnendiameter van een moer of een ring. Dit is alleen ter informatie. De buitendiameter van een moer of een ring. Dit is alleen ter informatie. De diameter van de zeshoek. Dit is alleen ter informatie. Een bout aan de database toevoegen op pagina Eigenschappen boutsamenstellingendatabase In het dialoogvenster Boutsamenstellingen database kunt u de eigenschappen van boutsamenstellingen weergeven en wijzigen. De eenheden hangen af van de instellingen in Extra --> Opties --> Opties --> Eenheden en decimalen. Extra lengte voor boutberekening Optie Korte naam Standaard Materiaal Afwerking Kwaliteit Tolerantie Optie Toevoeglengte... Beschrijving Deze naam wordt in tekeningen en lijsten gebruikt. Meestal is dit de handelsnaam voor een specifieke bout. Deze naam is de volledige naam die in de boutsamenstellingenlijst in het dialoogvenster Boutsamenstellingen database en in de lijst Boutnorm in het dialoogvenster Bout eigenschappen wordt weergegeven. De waarde wordt gebruikt bij het berekenen van de boutlengte. Het materiaal van de boutsamenstelling. Het type van de afwerking. De kwaliteit van de boutsamenstelling. De tolerantie van de boutsamenstelling. Beschrijving Met de optie Toevoeglengte bepaalt u welk gedeelte van de bout uit de moer steekt. Met de optie Toevoeglengte worden de waarden Toevoeglengte van alle bouten bijgewerkt die de geselecteerde boutnorm gebruiken en de geselecteerde diameter hebben. De waarde wordt gebruikt bij het berekenen van de boutlengte. Boutsamenstellingen 291 Eigenschappen boutsamenstellingendatabase

292 Selecteer of de waarde van de extra lengte alle of individuele diameters van één boutsamenstelling beïnvloedt. Voer de waarde van de extra lengte in. Selecteer of de waarde absoluut of relatief ten opzichte van de diameter is. Een boutsamenstelling aan de database toevoegen op pagina 280 Boutsamenstellingen 292 Eigenschappen boutsamenstellingendatabase

Tekla Structures Projecten plannen en volgen. april Trimble Solutions Corporation

Tekla Structures Projecten plannen en volgen. april Trimble Solutions Corporation Tekla Structures 2019 Projecten plannen en volgen april 2019 2019 Trimble Solutions Corporation Inhoudsopgave 1 Organisator... 5 1.1 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven...6 De objecten in het

Nadere informatie

Tekla Structures 2017i. Planningstools. september Trimble Solutions Corporation

Tekla Structures 2017i. Planningstools. september Trimble Solutions Corporation Tekla Structures 2017i Planningstools september 2017 2017 Trimble Solutions Corporation Inhoudsopgave 1 Organisator... 5 1.1 Objecteigenschappen in de Organisator weergeven...6 De objecten in het model

Nadere informatie

Tekla Structures Release Notes. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation

Tekla Structures Release Notes. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation Tekla Structures Release Notes Productversie 21.0 maart 2015 2015 Tekla Corporation Inhoudsopgave 1 Tekla Structures 21.0 Release Notes...5 1.1 Uw project instellen...6 1.2 Tekla Model Sharing...7 1.3

Nadere informatie

Handleiding Afdrukken samenvoegen

Handleiding Afdrukken samenvoegen Handleiding Afdrukken samenvoegen Versie: 1.0 Afdrukken Samenvoegen Datum: 17-07-2013 Brieven afdrukken met afdruk samenvoegen U gebruikt Afdruk samenvoegen wanneer u een reeks documenten maakt, bijvoorbeeld

Nadere informatie

Migreren naar Access 2010

Migreren naar Access 2010 In deze handleiding Het uiterlijk van Microsoft Access 2010 verschilt aanzienlijk van Access 2003. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u niet te veel tijd hoeft te besteden aan het leren werken

Nadere informatie

Tekla Structures Handleiding Detailleren. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation

Tekla Structures Handleiding Detailleren. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation Tekla Structures Handleiding Detailleren Productversie 21.0 maart 2015 2015 Tekla Corporation Inhoudsopgave 1 Componenten... 5 1.1 Componentconcepten...6 1.2 Componentendatabase... 8 1.3 Componenteigenschappen...9

Nadere informatie

Calculatie tool. Handleiding. Datum Versie applicatie 01 Versie document

Calculatie tool. Handleiding. Datum Versie applicatie 01 Versie document Calculatie tool Handleiding Auteur Bas Meijerink Datum 01-09-2016 Versie applicatie 01 Versie document 03D00 Inhoudsopgave 1. Een calculatie maken - 3-1.1 Start een nieuwe calculatie... - 3-1.2 Algemene

Nadere informatie

Tekla Structures Basisbeginselen van Tekla Structures. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation

Tekla Structures Basisbeginselen van Tekla Structures. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation Tekla Structures Basisbeginselen van Tekla Structures Productversie 21.0 maart 2015 2015 Tekla Corporation Inhoudsopgave 1 Info Tekla Structures...7 1.1 Belangrijkste functies...7 1.2 Configuraties...8

Nadere informatie

Handleiding uitwisseling Tekla Structures RFEM versie: Dlubal RFEM 5.02 - Tekla Structures 19.1

Handleiding uitwisseling Tekla Structures RFEM versie: Dlubal RFEM 5.02 - Tekla Structures 19.1 Handleiding uitwisseling Tekla Structures RFEM versie: Dlubal RFEM 5.02 - Tekla Structures 19.1 1 Inhoudsopgave: 1 Rekenmodel maken... 3 2 Import in RFEM... 10 3 Export naar Tekla Structures... 15 2 Rekenmodel

Nadere informatie

Mapsource. handleiding Mapsource vs. 6.16.3 2010 www.hansenwebsites.nl

Mapsource. handleiding Mapsource vs. 6.16.3 2010 www.hansenwebsites.nl Mapsource handleiding Mapsource vs. 6.16.3 2010 www.hansenwebsites.nl Inhoud deel 1 Schermindeling Menu s Werkbalken Statusbalk tabbladen Kaartmateriaal Kaartmateriaal selecteren Kaartmateriaal verwijderen

Nadere informatie

Tips en Tricks basis. Microsoft CRM Revisie: versie 1.0

Tips en Tricks basis. Microsoft CRM Revisie: versie 1.0 Tips en Tricks basis Microsoft CRM 2016 Revisie: versie 1.0 Datum: 23/03/2016 Inhoud 1. Basisinstellingen... 3 1.1 INSTELLEN STARTPAGINA... 3 1.2 INSTELLEN AANTAL REGELS PER PAGINA... 3 2. Algemene bediening...

Nadere informatie

OrgPublishergebruikershandleiding. voor diagrammen in meerdere browsers

OrgPublishergebruikershandleiding. voor diagrammen in meerdere browsers OrgPublishergebruikershandleiding voor diagrammen in meerdere browsers Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Zelfstudies weergeven voor diagrammen die in meerdere browsers zijn gepubliceerd... 3 Zoeken in een

Nadere informatie

Aan de slag met AdminView

Aan de slag met AdminView Aan de slag met AdminView uitgebreide handleiding S for Software B.V. Gildeweg 6 3771 NB Barneveld tel 0342 820 996 fax 0342 820 997 e-mail info@sforsoftware.nl web www.sforsoftware.nl Inhoudsopgave 1.

Nadere informatie

Bestanden ordenen in Windows 10

Bestanden ordenen in Windows 10 Bestanden ordenen in Windows 10 Waar heb ik dat bestand ook al weer opgeslagen? Vraagt je jezelf dat ook regelmatig af, dan is het tijd om je bestanden te ordenen. Sla bestanden op in een map met een logische

Nadere informatie

Google Drive: uw bestanden openen en ordenen

Google Drive: uw bestanden openen en ordenen Google Drive: uw bestanden openen en ordenen Gebruik Google Drive om vanaf elke gewenste locatie uw bestanden, mappen, Google-documenten, Google-spreadsheets en Google-presentaties op te slaan en te openen.

Nadere informatie

7.7 Oefeningen: Resources

7.7 Oefeningen: Resources 7.7 Oefeningen: Resources Oefening 12.: Resources definiëren Neem uw planning uit voorgaande oefening voor u of vraag de docent, indien u dit niet (meer) heeft, om het document Bugalow- 04-Resources.mpp

Nadere informatie

INSTRUCT Samenvatting Praktijk Access 2010, H2 SAMENVATTING HOOFDSTUK 2

INSTRUCT Samenvatting Praktijk Access 2010, H2 SAMENVATTING HOOFDSTUK 2 SAMENVATTING HOOFDSTUK 2 Sorteren en filteren in een tabel Sorteren kun je met de knoppen (Oplopend) en (Aflopend). Hiermee zet je records in alfabetische of numerieke volgorde. Er wordt gesorteerd op

Nadere informatie

Opleiding: Webmail outlook 2007

Opleiding: Webmail outlook 2007 Opleiding: Webmail outlook 2007 1. Inloggen Via de website: 1. http://webmail.hostedexchange.be of via 2. http://www.mpcterbank.be/personeel e-mailadres = voornaam.achternaam@mpcterbank.be wachtwoord:

Nadere informatie

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten.

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten. Beknopte handleiding Microsoft Excel 2013 ziet er anders uit dan de vorige versies. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Opdrachten toevoegen aan

Nadere informatie

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten.

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten. Beknopte handleiding Microsoft Excel 2013 ziet er anders uit dan de vorige versis. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Opdrachten toevoegen aan

Nadere informatie

Tekla Structures 2016i. Gebruikerscomponenten. oktober Trimble Solutions Corporation

Tekla Structures 2016i. Gebruikerscomponenten. oktober Trimble Solutions Corporation Tekla Structures 2016i Gebruikerscomponenten oktober 2016 2016 Trimble Solutions Corporation Inhoudsopgave 1 Wat zijn gebruikerscomponenten?...5 1.1 gebruikerscomponenten van het type Onderdeel...7 1.2

Nadere informatie

Tekla Structures Gebruikerscomponenten. maart Trimble Solutions Corporation

Tekla Structures Gebruikerscomponenten. maart Trimble Solutions Corporation Tekla Structures 2017 Gebruikerscomponenten maart 2017 2017 Trimble Solutions Corporation Inhoudsopgave 1 Wat zijn gebruikerscomponenten?...5 1.1 Gebruikerscomponenten van het type Onderdeel... 7 1.2 Gebruikerscomponenten

Nadere informatie

Handleiding 103: Collecte Database (CDB) voor Wijkhoofden

Handleiding 103: Collecte Database (CDB) voor Wijkhoofden Handleiding 103: Collecte Database (CDB) voor Wijkhoofden Gebruik handleiding 103: Deze handleiding is bestemd voor wijkhoofden en Vrienden die gegevens gaan verwerken en bewerken in een wijk binnen een

Nadere informatie

SketchUp L. 5.2 Scenes en Animaties

SketchUp L. 5.2 Scenes en Animaties 5.2 Scenes en Animaties Uw SketchUp-bestand kan één of meer scènes bevatten. Een scène bestaat uit uw model en een reeks scènespecifieke instellingen, zoals specifieke gezichtspunten, schaduwen, weergave-instellingen

Nadere informatie

Tabellen. Een tabel invoegen

Tabellen. Een tabel invoegen Tabellen Een tabel invoegen Een tabel tekenen Verplaatsen en selecteren in een tabel Een tabel opmaken Veldnamenrij herhalen Rijen en kolommen toevoegen en verwijderen Tekst converteren naar een tabel

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Training MANUAL DE USUARIO NAC SPORT ELITE Version 1.3.400 Nacsport Training wwww.nacsport.com 1 Index 1- AFBEELDINGEN 2- OEFENINGEN 3- TRAINING 4- KALENDER Nacsport Training wwww.nacsport.com

Nadere informatie

Elementen bewerken. Rev 00

Elementen bewerken. Rev 00 Rev 00 I N H O U D S O P G A V E 1 INLEIDING... 1 2 ELEMENTEN SELECTEREN... 1 2.1 Meerdere individuele elementen selecteren... 1 2.2 Een bereik van elementen selecteren... 1 2.3 Een bereik via het toetsenbord

Nadere informatie

Titel: Workshop creatief met MS Word Auteur: Miriam Harreman / Jaar: 2009 Versie: Creative Commons Naamsvermelding & Gelijk

Titel: Workshop creatief met MS Word Auteur: Miriam Harreman /   Jaar: 2009 Versie: Creative Commons Naamsvermelding & Gelijk Versie: 1.0-1- Creative Commons Index INDEX... 2 INLEIDING... 3 INSTELLEN VAN DE PAGINA... 4 LIGGENDE KAART... 4 STAANDE KAART... 4 WERKRUIMTE... 4 WERKEN MET WORDART... 5 WORDART: WERKBALK... 5 WORDART:

Nadere informatie

Met een mailing of massaverzending kunt u een groot aantal documenten verzenden naar gebruikelijke adressen, die in een gegevensbestand staan.

Met een mailing of massaverzending kunt u een groot aantal documenten verzenden naar gebruikelijke adressen, die in een gegevensbestand staan. Een mailing verzorgen Met een mailing of massaverzending kunt u een groot aantal documenten verzenden naar gebruikelijke adressen, die in een gegevensbestand staan. Voor deze techniek zijn twee bestanden

Nadere informatie

I N H O U D S O P G A V E

I N H O U D S O P G A V E Rev 02 I N H O U D S O P G A V E 1 INLEIDING... 1 2 INSTELLINGEN DEFINIËREN... 1 2.1 Instellingen voor de export definiëren... 1 2.2 Instellingen voor de import definieren... 2 2.3 Layers toekennen...

Nadere informatie

Gebruikershandleiding GO app 1.8

Gebruikershandleiding GO app 1.8 Gebruikershandleiding GO app 1.8 Voor raad, staten en bestuur GemeenteOplossingen 2012 1 GO app 1.8 Nieuw in deze versie Vanaf versie 1.8 beschikt de GO app over de mogelijkheid om notities te delen met

Nadere informatie

De tekstverwerker. Afb. 1 de tekstverwerker

De tekstverwerker. Afb. 1 de tekstverwerker De tekstverwerker De tekstverwerker is een module die u bij het vullen van uw website veel zult gebruiken. Naast de module tekst maken onder andere de modules Aankondigingen en Events ook gebruik van de

Nadere informatie

De indeling van de werkbalken in je browser aanpassen

De indeling van de werkbalken in je browser aanpassen De indeling van de werkbalken in je browser aanpassen U kunt de indeling van Internet Explorer 6 eenvoudig aanpassen aan uw manier van werken U kunt veelgebruikte knoppen aan de werkbalk toevoegen, de

Nadere informatie

E-MAILS VERZENDEN MET AFDRUK SAMENVOEGEN

E-MAILS VERZENDEN MET AFDRUK SAMENVOEGEN E-MAILS VERZENDEN MET AFDRUK SAMENVOEGEN Met E-mail samenvoegen voor Word en Outlook kunt u o.a. een brochure of nieuwsbrief maken en deze per e-mail verzenden naar uw Outlook-lijst met contactpersonen

Nadere informatie

3. Mijn Vf Aanpassen schermweergave en downloaden gegevens

3. Mijn Vf Aanpassen schermweergave en downloaden gegevens A.1 Vergroten van de scherminhoud A. Klik op de knop De informatie op de pagina wordt over de hele schermbreedte weergegeven, doordat het menu aan de linkerkant op de pagina niet wordt getoond..2 Verkleinen

Nadere informatie

Een tabel is samengesteld uit rijen (horizontaal) en kolommen (verticaal). Elk vakje uit een tabel is een cel.

Een tabel is samengesteld uit rijen (horizontaal) en kolommen (verticaal). Elk vakje uit een tabel is een cel. Module 14 Tabellen Een tabel invoegen Een tabel tekenen Verplaatsen en selecteren in een tabel Een tabel opmaken Veldnamenrij herhalen Rijen en kolommen toevoegen en verwijderen Tekst converteren naar

Nadere informatie

Sorteren, groeperen en totaliseren

Sorteren, groeperen en totaliseren 6 Sorteren, groeperen en totaliseren 6.1 Inleiding Een rapport maken begint met het selecteren van de tabellen en het plaatsen van de velden die u in uw rapport wilt afdrukken. Vervolgens sorteert, groepeert

Nadere informatie

Gebruikershandleiding GO app 1.8

Gebruikershandleiding GO app 1.8 Gebruikershandleiding GO app 1.8 Voor raad, staten en bestuur GemeenteOplossingen 2012 1 GO app 1.8 Nieuw in deze versie Vanaf versie 1.8 beschikt de GO app over de mogelijkheid om notities te delen met

Nadere informatie

Head Pilot v Gebruikershandleiding

Head Pilot v Gebruikershandleiding Head Pilot v1.1.3 Gebruikershandleiding Inhoud 1 Installatie... 4 2 Head Pilot Gebruiken... 7 2.2 Werkbalk presentatie... 7 2.3 Profielen beheren... 13 2.3.1 Maak een profiel... 13 2.3.2 Verwijder een

Nadere informatie

Tekla Structures Tekla Structures 21.1 Release Notes voor de beheerder. Productversie 21.1 augustus 2015. 2015 Tekla Corporation

Tekla Structures Tekla Structures 21.1 Release Notes voor de beheerder. Productversie 21.1 augustus 2015. 2015 Tekla Corporation Tekla Structures Tekla Structures 21.1 Release Notes voor de beheerder Productversie 21.1 augustus 2015 2015 Tekla Corporation Inhoudsopgave 1 Tekla Structures Release Notes voor de beheerder...3 1.1 Beheerdershandleiding:

Nadere informatie

NACSPORT TAG&GO HANDLEIDING. 3.2.1. Eigenschappen knop

NACSPORT TAG&GO HANDLEIDING. 3.2.1. Eigenschappen knop Handleiding NACSPORT TAG&GO HANDLEIDING 1. Introductie 2. Configureren en bestellen 3. Sjabloon (categorieën en descriptors) 3.1 Lijst sjablonen 3.2 Sjablonen bewerken 3.2.1. Eigenschappen knop 4. Analyseren

Nadere informatie

13. Symbool-, Lijnstijlbibliotheek (Resource Editor)... 1

13. Symbool-, Lijnstijlbibliotheek (Resource Editor)... 1 13. Symbool-, Lijnstijlbibliotheek 13. Symbool-, Lijnstijlbibliotheek (Resource Editor)... 1 13.1. Inleiding...1 13.2. Icoonomschrijving...2 13.3. Menu Bestand...3 13.3.1. Nieuwe Bibliotheek maken... 3

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Het Excel Dashboard* 2010

Hoofdstuk 1: Het Excel Dashboard* 2010 Hoofdstuk 1: Het Excel Dashboard* 2010 1.0 Introductie Excel helpt om data beter te begrijpen door het in cellen (die rijen en kolommen vormen) in te delen en formules te gebruiken om relevante berekeningen

Nadere informatie

Handicom. Symbol for Windows. Image Manager. (Versie 4) Handicom, 2011, Nederland

Handicom. Symbol for Windows. Image Manager. (Versie 4) Handicom, 2011, Nederland Handicom Symbol for Windows Image Manager (Versie 4) Handicom, 2011, Nederland Inhoud Inleiding... 2 1. Image Manager hoofdscherm...3 1.1 Onderdelen van het venster...3 1.2 Het scherm veranderen...3 1.2.1

Nadere informatie

Handleiding Dienstrooster Gebruik en configuratie van diensten

Handleiding Dienstrooster Gebruik en configuratie van diensten 2014 Handleiding Dienstrooster Gebruik en configuratie van diensten Gerben Teeler Staff Support B.V. 14-7-2014 Deze handleiding geeft een complete beschrijving van alle onderdelen inzake het roosteren

Nadere informatie

Instructie voor een mail-merge VZVZ toestemmingsformulier in Word.

Instructie voor een mail-merge VZVZ toestemmingsformulier in Word. Instructie voor een mail-merge VZVZ toestemmingsformulier in Word. NB: Voor deze instructie is gebruik gemaakt van Office 2016 op een Windows 7 computer; de taal staat ingesteld op Nederlands. In grote

Nadere informatie

Aan de slag. Het lint weergeven of verbergen Klik op Weergaveopties voor lint of druk op Ctrl+F1 om het lint weer te geven of te verbergen.

Aan de slag. Het lint weergeven of verbergen Klik op Weergaveopties voor lint of druk op Ctrl+F1 om het lint weer te geven of te verbergen. Aan de slag Microsoft Project 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies. Daarom hebben we deze handleiding samengesteld om de leercurve zo kort mogelijk te maken. Werkbalk Snelle toegang Pas dit gebied

Nadere informatie

Documentwijzigingen bijhouden en bekijken

Documentwijzigingen bijhouden en bekijken Documentwijzigingen bijhouden en bekijken Het schrijven van een document is vaak een gezamenlijke taak. Als uw onderzoeksdocument of projectvoorstel verschillende auteurs en revisoren heeft, kunt u met

Nadere informatie

Handleiding MOBICROSS actie banners

Handleiding MOBICROSS actie banners Handleiding MOBICROSS actie banners Met de kant & klare MOBICROSS actie banners vergroot jij je kans om sneller je netwerk te bouwen. Je kunt je eigen campagne maken door de banners op je website te plaatsen,

Nadere informatie

I N H O U D S O P G A V E

I N H O U D S O P G A V E Rev 02 I N H O U D S O P G A V E 1 INLEIDING... 1 2 EEN TIJDELIJKE AANDUIDING-OBJECT GENEREREN... 2 3 EEN MACRO EEN MET TIJDELIJKE AANDUIDING-OBJECT INVOEGEN... 7 4 EEN TIJDELIJKE AANDUIDING-OBJECT BEWERKEN...

Nadere informatie

PAGINATITEL SNELTOETSEN

PAGINATITEL SNELTOETSEN PAGINATITEL SNELTOETSEN STANDAARD SNELTOETSEN MARKERING Lijn L Ctrl + Alt + B Vergrendelen Ctrl + Shift + L Midden uitlijnen Ctrl + Alt + E Opmerking N Links uitlijnen Ctrl + Alt + L Pen O Horizontaal

Nadere informatie

Snel aan de slag met Cisco Unity Connection Postvak IN Web (versie 9.x)

Snel aan de slag met Cisco Unity Connection Postvak IN Web (versie 9.x) Snel aan de slag Snel aan de slag met Cisco Unity Connection Postvak IN Web (versie 9.x) Cisco Unity Connection Postvak IN Web (versie 9.x) 2 Cisco Unity Connection Postvak IN Web 2 Opties in Postvak IN

Nadere informatie

Je kunt de breedte van een kolom veranderen door de kolomrand te verslepen. Je kunt ook dubbelklikken op een kolomrand.

Je kunt de breedte van een kolom veranderen door de kolomrand te verslepen. Je kunt ook dubbelklikken op een kolomrand. SAMENVATTING HOOFDSTUK 2 Navigeren door records Je kunt bladeren door de velden en records van een tabel: Knop Omschrijving Naar volgend record Naar vorig record Naar laatste record Naar eerste record

Nadere informatie

Handleiding FlatFix Fusion Calculator (BETA 1.3.1)

Handleiding FlatFix Fusion Calculator (BETA 1.3.1) 1. Inleiding 1.1 Inloggen 1.2 Toolbar 1.3 Resultaten 1.4 Functie toetsen Inhoudsopgave: 2. Dak 2.1 Dak tekenen 2.2 Dakmaten aanpassen 2.3 Dakvlakken samenvoegen 2.4 Dak verplaatsen 2.5 Dak roteren 2.6

Nadere informatie

Grafische elementen invoegen

Grafische elementen invoegen Grafische elementen invoegen Rev 00 I N H O U D S O P G A V E 1 INLEIDING... 1 2 LIJNEN EN RECHTHOEKEN TEKENEN... 1 2.1 Lijnen tekenen... 1 2.2 Polylijnen tekenen... 3 2.3 Rechthoeken tekenen... 3 3 CIRKELS,

Nadere informatie

Excel 2013 Snelstartgids

Excel 2013 Snelstartgids Beknopte handleiding Microsoft Excel 2013 ziet er anders uit dan de vorige versies. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Pagina 1 van 6 Aan de slag

Nadere informatie

Handleiding FlatFix Fusion

Handleiding FlatFix Fusion Handleiding FlatFix Fusion Esdec B.V. Versie 1.4.8 Inhoud 1. Inleiding... 3 1.1 Inloggen... 3 1.2 Toolbar... 3 1.3 Resultaten... 4 1.4 Functie toetsen... 4 2. Keuze zonnepaneel... 5 2.1 Zonnepaneel selecteren...

Nadere informatie

Bosstraat 50 bus 3 3560 Lummen Tel.: 011 76 66 62 Fax 011 76 16 12 info@bestburo.be www.bestburo.be 1 van 42

Bosstraat 50 bus 3 3560 Lummen Tel.: 011 76 66 62 Fax 011 76 16 12 info@bestburo.be www.bestburo.be 1 van 42 Inhoud 1 Outlook: Aan de slag met Outlook... 3 1.1 Voor u begint... 3 1.1.1 Het Postvak IN... 3 1.1.2 De keyboard shortcuts... 3 2 Mappen... 4 2.1 Mappenstructuur... 4 2.1.1 Map Voltooid... 4 2.1.2 Snelle

Nadere informatie

Laatste afbeelding. Zelfstudiedetails

Laatste afbeelding. Zelfstudiedetails Het enige wat je nodig hebt zijn ellipsen, rechthoeken en een aantal gradiënten. De vaardigheden die je leert, kunnen eenvoudig worden overgedragen naar het maken van verschillende basisobjecten, dus laten

Nadere informatie

Handleiding voor het raadplegen en wijzigen van percelen

Handleiding voor het raadplegen en wijzigen van percelen Handleiding voor het raadplegen en wijzigen van percelen Deze handleiding kunt u gebruiken als u uw percelen gaat wijzigen en intekenen. Wat staat er in deze handleiding 1 Wat ziet u op uw scherm 1 2 Wat

Nadere informatie

Handleiding bij Schoolwise

Handleiding bij Schoolwise Handleiding bij Schoolwise (document v0.2) Inhoudsopgave Deel 1 1.1 Kennismaken met Schoolwise Kennismaken met Schoolwise 3 1.2 Het tabblad leren 4 1.3 Het tabblad toetsen 5 1.4 Het tabblad profiel 6 Deel

Nadere informatie

PICASA PICASA. FOTOBEWERKING Een handleiding. 2013 Computertraining voor 50-plussers

PICASA PICASA. FOTOBEWERKING Een handleiding. 2013 Computertraining voor 50-plussers PICASA FOTOBEWERKING Een handleiding 2013 Computertraining voor 50-plussers PC50plus computertrainingen Eikbosserweg 52 1214AK Hilversum tel: 035 6213701 info@pc50plus.nl www.pc50plus.nl PICASA C O M P

Nadere informatie

6.8 Lijsten: oefeningen

6.8 Lijsten: oefeningen 6.8 Lijsten: oefeningen Opgaven 44.: Records zoeken Open het document "Autokosten". Klik in de lijst. Kies de opdracht 'Data - Formulier' [Data - Form]. Klik de knop 'Criteria' [Criteria]. Vul als zoekcriterium

Nadere informatie

Technische handleiding database ontslagmanagement

Technische handleiding database ontslagmanagement Technische handleiding database ontslagmanagement 1. Het databasevenster De database opent u door te dubbelklikken 1 op het Access-icoon Ontslagmanagement.lnk Mogelijk krijgt u eerst één of meerdere vensters

Nadere informatie

Zelf albumbladen maken in Word 2003

Zelf albumbladen maken in Word 2003 Zelf albumbladen maken in Word 2003 Het maken van albumbladen in Word is niet moeilijk, maar laten zien hoe het precies gaat, hangt af van de versie van Word. Hieronder volgt de instructie voor Word 2003.

Nadere informatie

7.7 Oefeningen: Resources

7.7 Oefeningen: Resources 7.7 Oefeningen: Resources Oefening 13.: Resources definiëren Neem uw planning uit voorgaande oefening voor u of vraag de docent, indien u dit niet meer heeft, om het document Bugalow-04- Resources.mpp

Nadere informatie

Tekenen met Floorplanner

Tekenen met Floorplanner Overzicht Het scherm 1. Zoom 2. Opslaan 3. Verdieping tab 4. Undo / Redo 5. Constructiemenu 6. Bibliotheek 7. Tekenvlak Eigenschappenmenu s De plattegrond wordt opgebouw uit verschillende elementen: ruimtes,

Nadere informatie

Inhoud. MySite Handleiding 1

Inhoud. MySite Handleiding 1 Inhoud Een module bewerken: Een module toevoegen...2 Een module kopiëren...4 Een module verplaatsen...5 Een module verbergen...6 Een module verwijderen...6 Openingsuren wijzigen...7 Een pagina bewerken:

Nadere informatie

HANDLEIDING XTRA CONTROLLER PRO

HANDLEIDING XTRA CONTROLLER PRO HANDLEIDING XTRA CONTROLLER PRO INHOUDSOPGAVE Als u op een titel in deze inhoudsopgave klikt, wordt de betreffende sectie weergegeven. 1. INLEIDING... 3 2. TRAVELLING ZOOM-FUNCTIE... 5 3. CHAT AND SHOW

Nadere informatie

fotofabriek.nl Handleiding Adobe Photoshop templates

fotofabriek.nl Handleiding Adobe Photoshop templates fotofabriek.nl BINNENWERK STAP 1: Opmaak Wanneer het photoshop bestand is geopend krijg je de volgende lagen te zien. De groen gemarkeerde lagen zijn de pagina s voor het fotoboek. De rood gemarkeerde

Nadere informatie

Handicom. Symbol for Windows. Image Manager. (Versie 3) Handicom, 2006, Nederland

Handicom. Symbol for Windows. Image Manager. (Versie 3) Handicom, 2006, Nederland Handicom Symbol for Windows Image Manager (Versie 3) Handicom, 2006, Nederland Inhoud 1. Image Manager hoofdscherm... 2 1.1 Onderdelen van het venster... 2 1.2 Het scherm veranderen... 2 1.3 Een andere

Nadere informatie

Hoofdstuk 26: Modelleren in Excel

Hoofdstuk 26: Modelleren in Excel Hoofdstuk 26: Modelleren in Excel 26.0 Inleiding In dit hoofdstuk leer je een aantal technieken die je kunnen helpen bij het voorbereiden van bedrijfsmodellen in Excel (zie hoofdstuk 25 voor wat bedoeld

Nadere informatie

Boekingen gemaakt in de Agenda zijn 1:1 zichtbaar in het Planbord, andersom zijn boekingen gemaakt in het Planbord direct beschikbaar in de Agenda.

Boekingen gemaakt in de Agenda zijn 1:1 zichtbaar in het Planbord, andersom zijn boekingen gemaakt in het Planbord direct beschikbaar in de Agenda. Agenda In Timewax is de plannings informatie zowel per resource als per project beschikbaar. In de agenda zijn alle gemaakte boekingen zichtbaar. De weergave van de agenda kan worden aangepast aan de behoefte

Nadere informatie

Inverse Kinematics of het animeren met BONES.

Inverse Kinematics of het animeren met BONES. Inverse Kinematics of het animeren met BONES. Inverse Kinematics (IK) is een methode om met behulp van een gelede structuur van bones (botten) samenhangende beweging aan een object of groep objecten toe

Nadere informatie

Sn el aan d e s l ag. Stap een: Uw foto's openen in Corel AfterShot Pro. Door uw foto's navigeren

Sn el aan d e s l ag. Stap een: Uw foto's openen in Corel AfterShot Pro. Door uw foto's navigeren Snel aan de slag In deze sectie maakt u kennis met een aantal basistaken die u in Corel AfterShot Pro kunt uitvoeren. Neem een aantal minuten de tijd om de onderstaande stappen door te nemen als u op zoek

Nadere informatie

ACT! link XL voor SnelStart handleiding

ACT! link XL voor SnelStart handleiding ACT! link XL voor SnelStart handleiding Installatie ACT! link XL voor SnelStart... 2 Instellen:... 3 Relatiecode:... 6 Ordernummer... 6 Notitie... 6 Ordersjabloon... 7 Bedrijven... 8 Een volgende administratie

Nadere informatie

Algemene basis instructies

Algemene basis instructies Inhoud: Algemene basis instructies... 2 Pictogrammen en knoppen... 2 Overzicht... 3 Navigeren (bladeren)... 3 Gegevens filteren... 4 Getoonde gegevens... 5 Archief... 5 Album... 5 Tabbladen en velden...

Nadere informatie

Binnen de software kunnen een onbeperkt aantal rapportages worden vastgelegd.

Binnen de software kunnen een onbeperkt aantal rapportages worden vastgelegd. Eigen rapportage maken 1. Doel 2. Vastleggen nieuwe rapportage 3. Wijzigen bestaande rapportage 4. Verwijderen bestaande rapportage 5. Venster Rapportdefinitie 6. Samengestelde rijen 7. Kolommen 8. Rapport

Nadere informatie

Kennismaking. Versies. Text. Graph: Word Logo voorbeelden verschillende versies. Werkomgeving

Kennismaking. Versies. Text. Graph: Word Logo voorbeelden verschillende versies. Werkomgeving Kennismaking Word is een tekstverwerkingsprogramma. U kunt er teksten mee maken, zoals brieven, artikelen en verslagen. U kunt ook grafieken, lijsten en afbeeldingen toevoegen en tabellen maken. Zodra

Nadere informatie

Basisopleiding Tekla Structures Cast in Place

Basisopleiding Tekla Structures Cast in Place Basisopleiding Tekla Structures Cast in Place WWW.CONSTRUSOFT.COM Aan de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Aan de weergave van de afbeeldingen kunnen geen conclusies worden verbonden

Nadere informatie

Handleiding voor bloemenboek (open boek)- PP 2007

Handleiding voor bloemenboek (open boek)- PP 2007 Handleiding voor bloemenboek (open boek)- PP 2007 1. Raster en hulplijnen Klik met rechter muisknop in een lege dia Klik in het afrolmenu op Raster en hulplijnen en stel onderstaande eigenschappen in 2.

Nadere informatie

Google Drive: uw bestanden openen en organiseren

Google Drive: uw bestanden openen en organiseren Google Drive: uw bestanden openen en organiseren Met Google Drive kunt u bestanden, mappen en Google documenten opslaan en openen, waar u ook bent. Wanneer u een bestand op internet, uw computer of een

Nadere informatie

Hoe maak je een oudere man illustratie in Adobe Illustrator en AD door Nataliya Dolotko

Hoe maak je een oudere man illustratie in Adobe Illustrator en AD door Nataliya Dolotko Hoe maak je een oudere man illustratie in Adobe Illustrator en AD door Nataliya Dolotko Wat je gaat creëren Vandaag zullen we een illustratie van een oudere man maken. We gaan dit doen door enkele geometrische

Nadere informatie

Release notes Swing 5.0.6 & 5.0.7

Release notes Swing 5.0.6 & 5.0.7 Release notes Swing 5.0.6 & 5.0.7 Copyright 2016 Swing Jive Swing is een product van ABF Research Jive Full screen weergave Swing 5 beschikt nu ook over een full screen weergave. Deze is te activeren via

Nadere informatie

www.digitalecomputercursus.nl 6. Reeksen

www.digitalecomputercursus.nl 6. Reeksen 6. Reeksen Excel kan datums automatisch uitbreiden tot een reeks. Dit betekent dat u na het typen van een maand Excel de opdracht kan geven om de volgende maanden aan te vullen. Deze voorziening bespaart

Nadere informatie

HRM-Reviews Reviews Handleiding voor PZ

HRM-Reviews Reviews Handleiding voor PZ HRM-Reviews Reviews Handleiding voor PZ In deze uitgebreide handleiding vindt u instructies om met Reviews in the Cloud aan de slag te gaan. U kunt deze handleiding ook downloaden (PDF). TIP: De navigatie

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING ELBAPRINT SERVICE

GEBRUIKERSHANDLEIDING ELBAPRINT SERVICE Softwarevereisten Stap 1: Inloggen of een account aanmaken Stap 2: Etiketformaat kiezen Stap 3: Achtergrond kiezen of vanuit een onbedrukt etiket werken Stap 4: Uw gegevens importeren in de etiketten of

Nadere informatie

Microsoft Word Selecteren

Microsoft Word Selecteren Microsoft Word 2013 Selecteren Inhoudsopgave 3. Selecteren 3.1 Tekst selecteren 3.2 Tekst verwijderen 3.3 Kopiëren, knippen, plakken en ongedaan maken 3.4 Werken met twee documenten 3.1 Tekst selecteren

Nadere informatie

INSTRUCT Samenvatting Basis PowerPoint 2010, H3 SAMENVATTING HOOFDSTUK 3

INSTRUCT Samenvatting Basis PowerPoint 2010, H3 SAMENVATTING HOOFDSTUK 3 SAMENVATTING HOOFDSTUK 3 Afbeeldingen invoegen en verwijderen Je kunt een illustratie invoegen via het tabblad Invoegen, groep Afbeeldingen, knop Illustratie. Het taakvenster Illustraties komt in beeld.

Nadere informatie

HANDLEIDING Q1600 Fashion

HANDLEIDING Q1600 Fashion HANDLEIDING Q1600 Fashion Pag.: 1 Inhoudsopgave Inleiding...3 Beheer...4 Kleurlijsten beheren...4 Kleurlijst groep aanmaken...6 Kleurlijst groep verwijderen...6 Kleuren (kleurnummers) aanmaken/wijzigen...7

Nadere informatie

Gebruikershandleiding (mijn) personeelsdossier

Gebruikershandleiding (mijn) personeelsdossier Gebruikershandleiding (mijn) personeelsdossier Inhoud 1. Inleiding (mijn) personeelsdossier... 3 2. Mijn dossier... 3 3. Mijn instellingen... 5 4. Personeelsdossier... 6 5. De taakbalk aan de linkerzijde...

Nadere informatie

Les11 Werken met vaste waarden

Les11 Werken met vaste waarden Les11 Werken met vaste waarden Heb je alle vorige lessen met succes doorlopen, dan heb je al heel veel bijgeleerd in zo n korte periode. Om alles bij te houden blijft oefenen en nog eens oefenen de werkwijze.

Nadere informatie

Route Een programma bestaat uit verschillende routes (deelparcoursen). Elke route heeft een eigen instelling voor

Route Een programma bestaat uit verschillende routes (deelparcoursen). Elke route heeft een eigen instelling voor Trainingen Via de functieknop Trainingen creëer en bewerk je routes en trainingen van de verschillende trainingstypes: Catalyst, Video, GPS Rides en Virtual Reality. Nieuwe training Hier stel je een nieuwe

Nadere informatie

1. Open de Bibliotheek verkenner. Dit kunt u in de Lint modus doen via View, de groep Toon, Bibliotheek Verkenner.

1. Open de Bibliotheek verkenner. Dit kunt u in de Lint modus doen via View, de groep Toon, Bibliotheek Verkenner. Eenvoudige formules Een gedeelte van deze nieuwsbrief gaat over eenvoudige formules. Met behulp van Formules is het mogelijk om Tabelkolommen te bewerken. Een aantal bewerkingen lijken op acties die u

Nadere informatie

Handleiding Picasa. Inleiding Verwijderen, verplaatsen en hernoemen Opzoeken Importeren Selecties maken Opslaan...

Handleiding Picasa. Inleiding Verwijderen, verplaatsen en hernoemen Opzoeken Importeren Selecties maken Opslaan... Handleiding Picasa Inleiding... 2 Verwijderen, verplaatsen en hernoemen... 2 Opzoeken... 2 Importeren... 3 Selecties maken... 3 Opslaan... 3 Markeren... 3 Bewerken... 3 Diavoorstelling... 4 Collage...

Nadere informatie

Week 2 Cursus Photoshop

Week 2 Cursus Photoshop Week 2 Cursus Photoshop Werken met lagen Maak kennis met de werking van lagen en de toepassingen. 1 Week 2 Cursus Photoshop Inleiding Waarom werken met lagen Leer werken met lagen Oefeningen werken met

Nadere informatie

Inhoud van dit document

Inhoud van dit document Handleiding OVM Menu versie 1.0.0 (definitief) november 2012 Inhoud van dit document 1 INLEIDING... 2 2 MENU... 3 3 GEBRUIKERSBEHEER... 4 3.1 SORTEREN EN FILTEREN... 5 3.2 'UITGESTELD' BEHEER... 5 3.3

Nadere informatie

Afbeeldingen Module 11

Afbeeldingen Module 11 11. Afbeeldingen Er zijn veel manieren waarop u een afbeelding in kunt voegen in een tekst. U kunt bijvoorbeeld plaatjes die met een ander programma zijn gemaakt in uw documenten opnemen. Zo kunt u met

Nadere informatie

Microsoft Word Kennismaken

Microsoft Word Kennismaken Microsoft Word 2013 Kennismaken Inleiding Microsoft Word is het meest gebruikte tekstverwerkingsprogramma ter wereld. De mogelijkheden die Word biedt zijn talrijk, maar als je nog nooit met Word gewerkt

Nadere informatie

Microsoft Word 365. Weergave AAN DE SLAG MET DIGITALE VAARDIGHEDEN TRAINING: MICROSOFT WORD 365

Microsoft Word 365. Weergave AAN DE SLAG MET DIGITALE VAARDIGHEDEN TRAINING: MICROSOFT WORD 365 Microsoft Word 365 Weergave Inhoudsopgave 2. Weergave 2.1 Document openen en de cursor verplaatsen 2.2 Scrollbalk, weergaveknoppen en mini-werkbalk 2.3 Verborgen opmaakmarkeringen 2.4 Speciale lettertekens

Nadere informatie