Een analyse van Wetenschapsparken in België

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een analyse van Wetenschapsparken in België"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR Een analyse van Wetenschapsparken in België Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Bedrijfseconomie Sofie De Leeuw Sophie Ronsse onder leiding van Prof. Mirjam Knockaert

2

3 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR Een analyse van Wetenschapsparken in België Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Bedrijfseconomie Sofie De Leeuw Sophie Ronsse onder leiding van Prof. Mirjam Knockaert

4 Permission Ondergetekenden verklaren dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Sofie De Leeuw Sophie Ronsse MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse i

5 Woord vooraf Voor de begeleiding tijdens ons onderzoek wensen wij in de eerste plaats onze promotor Prof. M. Knockaert te bedanken. Zij stond gedurende het volledige academiejaar paraat om onze vragen te beantwoorden en probeerde steeds mee te zoeken naar een oplossing voor optredende problemen. Verder willen wij graag Katrien De Leeuw, Flore Penninck en Thomas Van Der Paelt bedanken voor het nalezen en het bijstaan met raad en daad. Tenslotte nog een speciaal woord van dank aan alle mensen die ons tijdens het academiejaar gesteund en aangemoedigd hebben om deze masterproef tot een goed eind te brengen. Sofie De Leeuw Sophie Ronsse Mei 2011 MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse ii

6 Inhoudsopgave Permission... i Woord vooraf... ii Inhoudsopgave... iii Overzicht tabellen... v Overzicht grafieken... vi Inleiding... 1 Deel 1: Theoretische achtergrond Inleiding Definitie Wetenschapspark Geschiedenis Eigenschappen Wetenschapsparken Criteria voor keuze Science Park Formele, informele en human resource links Wettelijke vormen Wetenschapsparken Toegevoegde waarde Wetenschapsparken Overheidsaanmoediging New Technology-based Firms Prestaties van Wetenschapsparken Groei Groeivariabelen Demografische invloeden op de groei Onderzoeken naar groei Leeftijd Grootte Industriesector Kwalificatie van het management R&D Locatie Vergelijkende studie MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse iii

7 Deel 2: Eigen onderzoek Inleiding Onderzoeksdoelstellingen Opzet onderzoeksmethodologie Gegevensverwerking Gegevensanalyse Gegevenscontrole Statistische toetsen Mann Withney U test Chi-kwadraattest Regressie-analyse Resultaten Groei Gemiddelde groei Groeiers/ dalers Industriesector Leeftijd Grootte Grootte personeel Grootte totaal der activa Rechtsvorm Verklarende variabelen voor groeiers Discussie Groei Industriesector Leeftijd Grootte personeelsbestand en totaal der activa Verklarende variabelen voor groeiers Algemeen besluit Lijst van geraadpleegde werken... i Bijlagen... v MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse iv

8 Overzicht tabellen Tabel 1: Aantal bedrijven op de Belgische Wetenschapsparken Tabel 2: Sectie Nace Code Tabel 3: Gemiddelde groei in absolute cijfers Tabel 4: Gemiddelde groei in relatieve cijfers Tabel 5: Mann Whitney U test op de absolute groei Tabel 6: Mann Whitney U test op de relatieve groei Tabel 7: Percentages groeiers/dalers on- en off-park Tabel 8: Chi-kwadraattest op groeiers/dalers Tabel 9: Chi-kwadraattest op Nace Code Tabel 10: Gemiddelde leeftijd Tabel 11: Mann-Whitney U test op de leeftijd Tabel 12: Gemiddelde grootte personeelsbestand Tabel 13: Mann-Whitney U test op de grootte personeelsbestand Tabel 14: Gemiddelde grootte totaal der activa Tabel 15: Mann-Whitney test op de grootte totaal der activa Tabel 16: Logistische regressie op groeiers/dalers: Winst (verlies) Tabel 17: Logistische regressie op groeiers/dalers: Toegevoegde waarde Tabel 18: Logistische regressie op groeiers/dalers: Totaal der activa Tabel 19: Logistische regressie op groeiers/dalers: Personeelsbestand MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse v

9 Overzicht grafieken Grafiek 1: Procentuele verdeling groeiers/dalers Grafiek 2: Procentuele verdeling Nace Code binnen on/off park Grafiek 3: Procentuele verdeling on/off-park bedrijven binnen Nace Code MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse vi

10 Inleiding In deze masterproef worden de Wetenschapsparken in België geanalyseerd. Een onderzoek is opgezet om informatie te geven over de factoren welke mogelijk een verschil kunnen verklaren in de prestaties van on- en off-park bedrijven. De motivatie van dit onderzoek is het geloof dat Wetenschapsparken economische groei zouden promoten. De analyse van de Wetenschapsparken is in twee delen opgesplitst. In eerste instantie wordt de literatuur geraadpleegd, waarna een eigen onderzoek wordt opgezet. In voorgaande studies werd onderzoek verricht naar het verschil van de groei tussen bedrijven gelegen op Wetenschapsparken en gelijkaardige bedrijven elders gevestigd. Daar werd voornamelijk het activa, het personeel, het marktaandeel, de winst, de verkoop en de fysieke output als groei-indicatoren bestudeerd. Ook in het eigen uitgevoerde onderzoek wordt gekeken wat de invloed is van de verschillende groei-indicatoren op de plaats van vestiging. Daarnaast wordt de leeftijd, de grootte en de industriesector van de bedrijven bestudeerd. Maar in dit onderzoek zal echter het verschil tussen bedrijven, die nog steeds op een Wetenschapspark gevestigd zijn en deze die het park verlaten hebben, getracht worden te verklaren. Om na te gaan welke bedrijven het park verlaten hebben, wordt vertrokken van een database met alle bedrijven die zich in 2006 op een Belgisch Wetenschapspark bevonden. Aangezien de gegevens van de bedrijven maar opvraagbaar zijn tot en met het jaar 2009, wordt onderzocht welke ondernemingen gedurende de periode weggetrokken zijn. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 1

11 Deel 1: Theoretische achtergrond 1. Inleiding Vooraleer overgegaan kan worden tot een eigen onderzoek, wordt de theoretische achtergrond van Wetenschapsparken gedefinieerd. Als eerste wordt uitvoerig beschreven wat een Wetenschapspark is. Verschillende definities zijn teruggevonden. Daarnaast zijn ook allerlei benamingen voorhanden die verwijzen naar de term Wetenschapspark. Het ontstaan van Wetenschapsparken wordt nader toegelicht. Daarna worden de verschillende eigenschappen en de motivatie van een bedrijf om zich op een Wetenschapspark te vestigen besproken. Daarnaast worden de formele, informele en human resource links, die aanwezig zouden kunnen zijn tussen de bedrijven gelegen op een park en de hogere educatieve instituties, onderzocht. Zowel de wettelijke vormen waaronder een Wetenschapspark is opgericht en de toegevoegde waarde die deze parken leveren worden nader onderzocht. Vervolgens wordt gekeken welke stimulans de overheid biedt aan Wetenschapsparken. Een kort woordje uitleg wordt gegeven over New Technology-based Firms, die zicht vaak op Wetenschapsparken bevinden. Vervolgens volgt het belangrijkste deel van de theoretische achtergrond, welke bestaat uit de analyse van de prestaties van Wetenschapsparken. Als laatste punt wordt in het kort vermeld welke beperkingen vergelijkende studies met zich meebrengen. 2. Definitie Wetenschapspark Een Wetenschapspark (Science Park) is een groepering van bedrijven gevestigd op een terrein nabij een place of learning, in vele gevallen is dit een universiteit of hogere educatieve institutie (HEI), die geschikt is als een plaats voor onderzoek en ontwikkeling (Löfsten & Lindelöf, 2002). De parken bieden een unieke omgeving aan die zorgen voor het versnellen van technologische innovatie, het voeden van nieuw opkomende bedrijven, het aantrekken van investeringen en het genereren van economische groei (Sun, 2011). Een Wetenschapspark is dus de ideale plaats voor onderzoek en ontwikkeling, waarbij het onderzoek en ontwikkelingsproces verschillende stappen doorloopt. Dit proces start met een basisidee voor wetenschappelijk onderzoek dat overgaat in een meer toegepast onderzoek en een ontwikkelingsactiviteit. Vervolgens wordt een nieuw product- en procesidee ontwikkeld. Daarna wordt overgegaan tot het testen van de prototypes, het commercialiseren van de productie en tenslotte de verspreiding van het nieuw product. Daarnaast is het minimaliseren van de directe personeelskost, verbonden aan onderzoek en ontwikkeling, een belangrijke factor om als bedrijf in de nabijheid van een place of learning gevestigd te zijn (Westhead, 1997). Universiteiten en andere hogere educatieve instituties verschaffen een belangrijke toegang tot wetenschappelijke kennis. Door het ontwikkelen van formele en informele links is het voor de industrie mogelijk gebruik te maken van deze kennis en middelen (Löfsten & Lindelöf, 2002). MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 2

12 Van Wetenschapsparken wordt verwacht om aan innovatieve bedrijven toegang te verlenen tot menselijk en fysiek kapitaal. Voorts zou het groeperen van bedrijven moeten bijdragen tot het stimuleren van technologieoverdracht en uitwisseling van de belangrijkste bedrijfsvaardigheden, zoals de mogelijkheid tot het ontwikkelen van nieuwe producten (Siegel, Westhead & Wright, 2003; UKSPA, 1996). In de literatuur is er geen geaccepteerde uniforme definitie van Wetenschapsparken terug te vinden. Zo is er op te merken dat verschillende organisaties en auteurs allerhande definities gebruiken. Bijvoorbeeld, de UK Science Park Association (UKSPA) beschrijft Wetenschapsparken als bedrijvengroepen die een formele link hebben met een universiteit waarbij Science Parks worden aangemoedigd tot het vormen van gegroepeerde en groeiende technologische bedrijven. Een Wetenschapspark heeft volgens UKSPA tevens een managementfunctie welke actief geëngageerd is met de overdracht van technologie en bedrijfsvaardigheden tussen de bedrijven op het park en de universiteiten (Löfsten & Lindelöf, 2001; Lindelöf & Löfsten, 2002; Bakouros, Mardas & Varsakelis, 2002; Phillips & Yeung, 2003). Sommige organisaties geven een functionelere maar algemenere definitie aan de term Wetenschapsparken. De Singapore Science Council definieert een Wetenschapspark als een site geschikt voor onderzoek en ontwikkeling georiënteerde bedrijven en operaties, waarvan een aanzienlijke hoeveelheid van hun technologische activiteiten en/of productie gericht is op onderzoek en ontwikkeling (Lindelöf & Löfsten, 2002). Appold (1991) is van mening dat Science Parks significante regionale ontwikkelingen met zich meebrengen. Zo vindt Appold dat industriële onderzoekslaboratoria neigen tot een clustering, voornamelijk in typische grootstedelijke gebieden met een universiteit in de buurt (Löfsten & Lindelöf, 2002). Daarnaast worden er verschillende termen gebruikt waarmee het doel van een Wetenschapspark beschreven kan worden, zoals Research Park, Technology Park, Business Park en Innovation Centre (Löfsten & Lindelöf, 2001; Löfsten & Lindelöf, 2002). Volgens MacDonald (1987) zijn al deze termen onderling verwisselbaar voor het beschrijven van een onroerend goed gelegen in de buurt van een place of learning, en dewelke uitstekende kwaliteitseenheden verstrekt in een aantrekkelijke omgeving (Lindelöf & Löfsten, 2002). In tegenstelling tot MacDonald wordt er door het programma SPRINT van de Europese Unie (nu The Innovation program of DGXIII) aan iedere term een andere betekenis toegewezen. De begrippen Science Park en Technology Park worden onderverdeeld in zes verschillende categorieën (Guilan Science and Technology Park & Ministry of Science, Research and Technology, 2010; Escorsa & Valls, 1996): MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 3

13 Science Park (Wetenschapspark) Een Science Park is een op onroerend goed gebaseerde inrichting die: - zich bevindt in de nabijheid van één of meerdere hogere educatieve instituties of centra voor geavanceerd onderzoek en ontwikkeling én een operatieve link heeft met deze instituties; - ontworpen is om de oprichting en de groei van op kennis gebaseerde ondernemingen te bevorderen; - door actieve tussenkomst de overdracht van technologie vergemakkelijkt van de universitaire instellingen naar ondernemingen en organisaties die in of rond het park gevestigd zijn. De belangrijkste doelstellingen van Science Parks zijn het onderzoek, de ontwikkeling en het ontwerp en het produceren van nieuwe producten om in de handel te brengen. De activiteiten die worden uitgevoerd door de bedrijven in Science Parks eindigen vaak in de ontwerpfase van het prototype, terwijl de productie elders plaatsvindt. Research Parks (Onderzoekspark) Een onderzoekspark is vaak gevestigd dichtbij één of meerdere universiteiten of gelijkaardige onderzoeksinstellingen en academische instellingen. De nadruk bij het onderzoek ligt voornamelijk op de ontwikkeling, waarbij een link tussen het academisch en toegepast onderzoek aanwezig is. Technology Parks (Technologiepark) Een technologiepark is een complex waar ondernemingen die zich toeleggen op de commerciële toepassing van geavanceerde technologie zich kunnen vestigen. Hun activiteiten kunnen R&D, productie, verkoop en service omvatten. Het verschil met Science Parks ligt in het feit dat bij technologieparken de nadruk meer op de productie wordt gelegd. Daarenboven is een relatie met een universiteit niet absoluut noodzakelijk. Innovation Centres (Innovatiecentrum) Een innovatiecentrum verleent diensten en steun aan nieuwe bedrijven, die nieuwe producten of technologische processen ontwikkelen en verkopen, waarvan de markten een hoge graad van risico vertonen. De verwezenlijking en de ontwikkeling van ondernemingen in hoog technologische sectoren is de doelstelling van een innovatiecentrum. Het centrum kan een grote verscheidenheid aan diensten en steun verlenen: financiële, marketing, technologische en administratieve. Soms maken innovatiecentra deel uit van een groter project van een Science Park. Company Incubators (Bedrijfsincubators) Bedrijfsincubators zijn plaatsen waarin onlangs gecreëerde bedrijven in een beperkte ruimte geconcentreerd zijn. Het doel is om de kans van overleving te verbeteren. Zo zijn de bedrijven gevestigd in modulaire gebouwen met gemeenschappelijke diensten en managementsteun. Bij de bedrijfsincubators wordt de nadruk gelegd op de lokale ontwikkeling en creatie van arbeidsplaatsen. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 4

14 Business Parks (Businessparken) Businessparken bieden een omgeving van uitstekende kwaliteit aan die geschikt is voor een brede waaier van bedrijfsgericht activiteiten waaronder de productie, de assemblage, de verkoop en dergelijke vervat zitten. De parken vereisen niet de nabijheid van academische instellingen. 3. Geschiedenis In 1950 werd het eerste Wetenschapspark opgericht in Stanford (Californië), gevolgd door Cambridge Science Park (Groot-Brittannië) en Sophie Antipolis (Frankrijk) in de tweede helft van de jaren 60 (Bakouros et al., 2002; Storey & Tether, 1998). Het is pas sinds de jaren 80 dat Wetenschapsparken zich over Europa hebben verspreid als een relevant duurzaam instrument in het regionaal ontwikkelingsbeleid (Escorsa & Valls, 1996). Zo werd in Groot-Brittannië in 1982 het Aston Science Park opgericht als eerste van een tweede golf van Wetenschapsparken. De doelstelling van het Aston Science Park is het creëren van welvaart en werkgelegenheid in Birmingham door het verstrekken van faciliteiten voor het oprichten en de groei van technologiegebaseerde bedrijven. Het Aston Science Park en andere Wetenschapsparken in Groot-Brittannië werden grotendeels gecreëerd als antwoord op een nieuw beleid van de overheid. De universiteiten werden afgeraden te streven naar staatsfinanciering, maar werden aangemoedigd tot samenwerking met de productie-industrie (Guy, 1996). Midden jaren 90 waren er 310 Wetenschapsparken gevestigd in Europa, verspreid over vijftien landen. Deze telden bedrijven die werknemers tewerkstelden (Bakouros et al., 2002; Storey & Tether, 1998). Silicon Valley is vandaag één van de bekendste en succesvolste Wetenschapsparken in Californië. Dit Science Park is succesvol in de ontwikkeling en productie van innovatieve hoogtechnologische producten. Silicon Valley bestaat uit wereld toonaangevende hoog technologische bedrijven. Er bevinden zich hoofdzakelijke computergerelateerde bedrijven zoals Apple, Hewlett-Packard, Intel, McAfee, AMD (The Mercury News, 2011). Het succes van Silicon Valley is volgens Amirahmadi en Saff gebaseerd op de volgende zes belangrijke factoren: beschikbaarheid van technische expertise, beschikbaarheid van reeds bestaande infrastructuur, beschikbaarheid van ondernemingskapitaal, jobmogelijkheden, informatie uitwisselingsnetwerk en nevenproducten van bestaande ondernemingen (Lindelöf & Löfsten, 2002; Amirahmadi & Saff, 1993). Uit andere onderzoeken is ook gebleken dat deze factoren in belangrijke mate aanwezig zijn bij andere Wetenschapsparken (Löfsten & Lindelöf, 2002; Bakouros et al., 2002; Vedovello, 1997; Sun, 2011). MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 5

15 4. Eigenschappen Wetenschapsparken Volgens de UKSPA hebben Wetenschapsparken drie fundamentele eigenschappen (Siegel et al., 2003; UKSPA, 1996). - Wetenschapsparken worden ontwikkeld om de creatie en groei van R&D intensieve bedrijven te bevorderen; - Ze voorzien in een omgeving met de mogelijkheid tot samenwerking van grote bedrijven met kleine hoogtechnologische ondernemingen; - Science Parks promoten formele en informele links tussen bedrijven, universiteiten en andere onderzoekscentra (Deel 1 $ 6, p.8). Om als bedrijf toegelaten te worden op een Science Park moet deze beantwoorden aan bepaalde vooropgestelde criteria van het desbetreffende park. Westhead (1997) heeft vastgesteld dat sommige parkmanagers hun selectiecriteria s versoepelen voor nieuwe toetreders om de huurinkomsten van het park te behouden (Löfsten & Lindelöf, 2002). De meeste Wetenschapsparken voorzien in de volgende faciliteiten: bedrijfsondersteunende diensten, managementvaardigheden en interactie met de nabij gevestigde universiteit en de andere bedrijven op het Science Park gelegen. Huisvestiging, service, bedrijfsadvies en academische ondersteuning behoren tot de diensten die door het Wetenschapspark worden aangeboden aan de bedrijven. De huurcontracten voor de huisvesting zijn beschikbaar op korte en op lange termijn. De service omvat elektriciteit, watervoorziening, schoonmaak, verwarming, onderhoud en bewaking van de gebouwen en terreinen. Daarnaast wordt er ook nog een opstalverzekering voorzien. Steun en advies wordt gegeven inzake planning, beheer van onroerend goed, financiële diensten, marketing, ontwikkeling van het bedrijfsleven en kredietcontrole. Door de academische ondersteuning komen nauwe banden met de nabije universiteit tot stand. Deze zorgen voor een technologische voorsprong ten opzichte van andere bedrijven die niet op het park gevestigd zijn (Guy, 1996). Braun en McHone (1992) hebben een vergelijkende studie opgezet van hoog technologische firma s op een Wetenschapspark en vergelijkbare regionale firma s. Volgende verschillen werden opgemerkt (Lindelöf & Löfsten, 2002): - Bedrijven binnen een Science Park zijn vaker dochterondernemingen van grote, openbare bedrijven die hun productielijnen op deze manier proberen uit te breiden. - De meerderheid van zowel on-park als off-park bedrijven houden zich voornamelijk bezig met dienstenactiviteiten. Van de andere bedrijven concentreren de on-park bedrijven zich voornamelijk op R&D terwijl de off-park bedrijven zich eerder toeleggen op het productieproces. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 6

16 - De meeste oprichters van on-park bedrijven hebben ervaring in een geassocieerde bedrijfssector, daarentegen hebben die van off-park bedrijven vooral ervaring in dezelfde branche. - De meeste on-park bedrijven worden gefinancierd met risicodragend kapitaal terwijl de offpark bedrijven gesponsord worden met eigen kapitaal. - Bij on-park bedrijven wordt vooral het gebrek aan financieringsbehoeften, marketingonderzoek en marketingplanning naar voor geschoven als belangrijke hindernissen voor de groei. Bij off-park bedrijven wordt de groei voornamelijk belemmerd door een tekort aan kapitaal en gekwalificeerd personeel. 5. Criteria voor keuze Science Park Er zijn heel wat criteria om zich als bedrijf op een Wetenschapspark te vestigen. Zo is uit Grieks onderzoek gebleken dat volgende criteria mogelijk zijn om te kiezen voor een Wetenschapspark als vestigingsplaats (Bakouros et al, 2002): - het imago van het Science Park; - de parkfaciliteiten; - de communicatie en de transportverbindingen; - de administratieve en gemeenschappelijke diensten; - de huur; - de toegang tot de universiteits- en onderzoeksinstituutfaciliteiten, - het beeld van de samenwerking met een universiteit of een onderzoeksinstituut; - de rekrutering van recent universitair afgestudeerden; - de synergie tussen de verschillende bedrijven; - de stichter van het Science Park was voor de oprichting tewerkgesteld bij een universiteit of een onderzoeksinstituut; - de lage kosten van kennisoverdracht. In dit onderzoek wordt dan ook duidelijk dat de meest voorkomende redenen voor de keuze van een Wetenschapspark als vestigingsplaats het imago van het park is (Bakouros et al., 2002). Zo blijkt ook uit andere onderzoeken dat het imago en het prestige van het park en niet de toegang tot de faciliteiten van het onderzoekscentrum de reden is waarom sommige bedrijven verhuizen naar een Science Park (Lindelöf & Löfsten, 2002; Lindelöf & Löfsten, 2003; Löfsten & Lindelöf, 2001; Westhead, 1997). MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 7

17 6. Formele, informele en human resource links Zoals eerder vermeld verschaffen universiteiten en andere hogere educatieve instituties een belangrijke toegang tot wetenschappelijke kennis. Zo is het voor de industrie mogelijk toegang te krijgen tot deze kennis en middelen door het ontwikkelen van links. Deze zijn onder te verdelen in formele, informele en human resource links (Löfsten & Lindelöf, 2002; Bakouros et al., 2002; Phillimore, 1999; Vedovello, 1997; Monck, Porter, Quintas, Storey & Wynarczyk, 1988). Volgende formele links tussen de Science Park bedrijven en universiteiten zijn mogelijk: - uitvoeren van analyses en testen in de universiteiten; - overeenkomsten met het academisch personeel voor het inwinnen van advies; - opzetten van gemeenschappelijk onderzoek; - aangaan van onderzoekscontracten. De informele links zijn de meest voorkomende vorm van samenwerking tussen de bedrijven en hogere educatieve instituties. Volgens Vedovello (1997) kan de categorie van de informele links geclassificeerd worden in twee grote groepen. De eerste groep bestaat uit: - persoonlijk contact met het academisch personeel; - toegang tot de gespecialiseerde literatuur; - bijwonen van seminaries en conferenties. Tot de tweede groep behoren: - toegang tot de universitaire onderzoeksafdeling; - toegang tot de universitaire uitrusting; - bijwonen van opleidingen en trainingsprogramma s. Naast formele en informele links zijn de human resources links: - rekrutering van pas afgestudeerden; - meewerking van studenten aan projecten; - rekrutering van ervaren wetenschappers. Bedrijven op Wetenschapsparken halen niet enkel voordeel uit de synergie met de universiteit, maar ook de samenwerking tussen de verschillende bedrijven bevordert de innovatie. Hoe meer synergieën er gecreëerd worden binnen een Science Park, hoe groter de kans bestaat voor kleine bedrijven om te innoveren. Deze bevindingen kwamen tot uiting in Phillimore s studie van de Western Austalian Technology Park (Bakouros et al., 2002; Phillimore, 1999). MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 8

18 7. Wettelijke vormen Wetenschapsparken Er bestaan verschillenden wettelijke vormen van Wetenschapsparken. Zo zijn er parken die opgericht zijn als consortium (vereniging van banken en bedrijven ter uitvoering van een project), andere als non-profitorganisatie, sommige maken deel uit van een universiteitsstructuur, overige zijn een groep bedrijven gefinancierd met aandelenkapitaal. Een Wetenschapspark opgericht als een kapitaalvennootschap wordt enkel geëvalueerd via financiële indicatoren (hoofdzakelijk nettoinkomen) of op basis van de groei voorvloeiend uit de herinvesteringen. Terwijl de prestaties van de non-profitorganisaties gemeten worden op basis van de technologie overdracht of op basis van andere innovatieve processen ontwikkeld voor het aanbieden van informatieve diensten en opleidingsprogramma s (Bigliardi, Dormio, Nosella, & Petroni, 2006). 8. Toegevoegde waarde Wetenschapsparken Om de toegevoegde waarde van een Science Park locatie te begrijpen, is een grondig onderzoek nodig naar de karakteristieken en de werking van de bedrijven die gevestigd zijn op de verschillende Wetenschapsparken (Lindelöf & Löfsten, 2002; Monck et al., 1988). Verder is het ook moeilijk om de doeltreffendheid van een Science Park in te schatten, gezien de doelstellingen van de verschillende partners in de parken aanzienlijk van elkaar verschillen. Universiteiten werken mee aan de ontwikkeling van Wetenschapsparken in ruil voor de uitgifte van nieuwe patenten en het halen van voordeel uit nieuwe bedrijfsopportuniteiten. Aangezien universiteiten non-profitorganisaties zijn, streven zij naar het bereiken van een zo bevredigend mogelijk inkomensniveau. Dit wordt verwezenlijkt door het promoten van hun businessactiviteiten die nauw verbonden zijn met hun onderzoeksveld. Terwijl het meer waarschijnlijker is dat de private ondernemingen, zoals banken, meer strikte commerciële doeleinden hebben ten opzichte van de investeringen in het park of in de daartoe behorende bedrijven (Lindelöf & Löfsten, 2002; Löfsten & Lindelöf, 2002). De lokale overheid verwacht een significante bijdrage van de Science Parks bij de de-industrialisatie en de economische ontwikkeling van het grondgebied. Ondernemingen die hun eigen onderzoeks- en ontwikkelingslaboratoria hebben binnen het Science Park verwachten dat de innovatieve processen hun eigen producten en productieprocessen bevorderen (Lindelöf & Löfsten, 2002; Löfsten & Lindelöf, 2002; Escorsa & Valls, 1996). 9. Overheidsaanmoediging Vaak wordt het vormen van Wetenschapsparken aangemoedigd door de overheid. Dit om onder andere de economische ontwikkeling in hun land te stimuleren. Zo blijkt uit onderzoek dat in Zweden de federale overheid sinds lang ondersteuning aanbiedt in verband met R&D, de technologische overdracht en de verspreiding ervan. De plaatselijke besturen bieden er een waaier van locale MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 9

19 economische initiatieven aan, ontworpen om nieuwe werkgelegenheden te creëren. Verder hebben de lokale overheden er ook een belangrijke rol gespeeld in het aanmoedigen van de Wetenschapsparken om een actievere rol op te nemen in de heropleving van de plaatselijke economie. Verscheidene financiële instellingen hebben een verbintenis aangegaan met Zweedse Wetenschapsparken, dit meer om promotionele en sociale redenen dan om commerciële criteria (Löfsten & Lindelöf, 2001). Ook in Groot-Brittannië worden kleine en middelgrote bedrijven aangemoedigd om in samenwerking met universiteiten, plaatselijke autoriteiten en verschillende financiële instellingen een Science Park te ontwikkelen. Dit om de regionale ontwikkeling en R&D te bevorderen (Westhead, 1997). 10. New Technology-based Firms New Technology-based Firms (NTBF s) zijn kleine bedrijven met een hoger innovatief potentieel, in vergelijking met de traditionele bedrijven (Lindelöf & Löfsten, 2003; Oakey, Rothwell & Cooper, 1988). In vele landen zijn Science Parks gevestigd om de oprichting van NTBF s aan te moedigen. En ook het Science Park op zich is belangrijk voor het oprichten van hoog technologische industrieën. De parken gaan opzoek naar de unieke kwaliteiten van de bedrijven die zich op het Science Park willen vestigen. Daarom kan worden verwacht dat on-park bedrijven beter presteren dan off-park bedrijven (Lindelöf & Löfsten, 2003; Yang, Motohasbi & Chen, 2009). Daarenboven vestigen NTBF s zich vaak op een Wetenschapspark omdat deze een goede netwerkvoorziening aanbieden (Lindelöf & Löfsten, 2002; Löfsten & Lindelöf, 2002). De karakteristieken van New Technology-based Firms volgens Little (1979) zijn: - NTBF s mogen niet meer dan 25 jaar oud zijn; - de ondernemingen moeten gebaseerd zijn op een potentiële of reeds bestaande uitvinding met een essentieel technologisch risico dat hoger ligt dan bij een gebruikelijke onderneming; - de bedrijven mogen niet opgericht zijn als een dochteronderneming van een gevestigd bedrijf, maar door een groep van individuen; - NTBF s moeten opgericht zijn met als doel de exploitatie van een technologische uitvinding of innovatie. (Lindelöf & Löfsten, 2002; Löfsten & Lindelöf, 2002; Lindelöf & Löfsten, 2003; Löfsten & Lindelöf, 2001) Ook de definitie van New Technology-based Firms is niet eenduidig. Zo worden in sommige literatuurstudies het opleidingsniveau, het aantal patenten en licenties gebruikt als classificatie voor NTBF (Lindelöf & Löfsten, 2002; Löfsten & Lindelöf, 2002; Lindelöf & Löfsten, 2003; Löfsten & Lindelöf, 2001). Van der Auwere en Esysenbrandts (1989) stelden vast dat minder grote NTBF s in België enkele voordelen genieten ten opzichte van de grotere NTBF s. Kleine NTBF s blijken een MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 10

20 grotere jobflexibiliteit en minder hiërarchie te bezitten. Ook verloopt de informatiestroom tussen beheer en productie sneller en hebben ze een beter zicht over het gehele informatieproces. Tevens hebben de kleine bedrijven een nauwere band met de leveranciers en klanten en reageren ze vlugger op de directe vraag van het buitenland. Een ander voordeel van kleine NTBF s ligt vooral in het feit dat ze meer personeelsgebonden zijn terwijl de grotere eerder middelengebonden zijn (Rothwell,1983; Lindelöf & Löfsten, 2003). Segers (1993) vermeldt dat NTBF s genieten van het voordeel van dynamisch en ondernemend management, die deel uitmaken van een systeem die hoogst ontvankelijk is voor veranderingen. Het management is ook bereid om risico s te nemen op financieel en technologisch gebied en in verband met marketing beslissingen (Lindelöf & Löfsten, 2003). 11. Prestaties van Wetenschapsparken De prestaties van bedrijven kunnen op verschillende manieren geanalyseerd worden. Onder andere kan worden onderzocht of de groei, de leeftijd, de grootte, de industriesector, de rechtsvorm, de kwalificatie van het management en de R&D een invloed hebben op het resultaat van een onderneming. De prestatie van een bedrijf gevestigd op een Science Park kan vergeleken worden met gelijkaardige off-park bedrijven. In de meeste literatuurstudies wordt dit onderzocht aan de hand van drie rubrieken: werkgelegenheidstoename, verkoopstoename en winst (Lindelöf & Löfsten, 2002) Groei Onderzoekers hebben gevonden dat groei een multidimensionaal fenomeen is. Dit houdt in dat niet alle bedrijven op dezelfde manier groeien. Wat impliceert dat de onderzoekers de groei op verschillende manieren kunnen meten (Delmar, F., Davidsson, P. & Gartner, W. B., 2003). Daardoor kan groei worden gezien in termen van werkgelegenheids- en verkoopstoename, wat leidt tot een toename van de middelen in de onderneming (Lindelöf & Löfsten, 2002; Löfsten & Lindelöf, 2002) Groeivariabelen Voor het bepalen van de groei kan worden gesteld dat de meting afhankelijk is van drie variabelen. De variabelen (de keuze van de groeiformule, de groei indicator en de bestudeerde periode) hebben elk een invloed op het resultaat. De vergelijking tussen studies is onmogelijk of kan misleidend zijn wanneer de groei-indicator, de bestudeerde periode of de groeiformule verschillen (Delmar et al., 2003). Groeiformule specifieke groei Wetenschappers hebben opgemerkt dat een verscheidenheid aan berekeningsmethodes gebruikt wordt in groeistudies om de resultaten te bepalen en te vergelijken. Zo vertrouwen sommige studies bijvoorbeeld voor hun groeimetingen op de absolute verkoopsgroei gemeten over een periode van vijf MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 11

21 jaar. Terwijl andere studies de relatieve personeelsgroei over een periode van drie jaar bestuderen. De keuze van de absolute of de relatieve groei is vooral belangrijk om het verband aan te tonen tussen de grootte en de groei. De absolute metingen zullen eerder hoge groei aan grotere bedrijven toeschrijven. Terwijl kleinere bedrijven meer indrukwekkende groei vertonen wanneer die in percentages worden uitgedrukt (Delmar et al., 2003). Specifieke groei-indicatoren Op basis van verschillende literatuurstudies kan een lijst opgesteld worden van mogelijke groeiindicatoren: activa, personeel, marktaandeel, winst, verkoop en fysieke output. Het gebruik van verkoops- en personeelsgegevens wordt echter het meest toegepast in empirisch groeionderzoek, want indicatoren zoals marktaandeel en fysieke output kunnen enkel vergeleken worden binnen gelijke industrieën waarin firma s gelijkaardige productassortimenten produceren. Ook het gebruik van het totaal actief als groei-indicator wordt eerder afgeraden. Dit, omdat deze indicator hoog gerelateerd is aan het kapitaalvermogen van de industrie en gevoelig is aan veranderingen doorheen de tijd. Winst is niet enkel een groei-indicator maar tevens een belangrijke maatstaf voor het meten van succes. De relatie van de winst in verhouding tot de grootte van de bedrijven is slechts duidelijk bij het bestuderen van firma s die deel uitmaken van een keten of van individuele bedrijven over lange periodes. Verkoop is echter niet de perfecte indicator om de groei te meten aangezien deze gevoelig is voor inflatie en wisselkoersen. Personeel daarentegen is namelijk een goede indicator om de werkgelegenheid te meten. Aangezien er geen universele groei-indicator blijkt te bestaan, bepleiten sommige wetenschappers het gebruik van veelvuldige groei-indicatoren. Terwijl andere wetenschappers voorstander zijn om steeds eenzelfde groei-indicator te gebruiken. De redenering achter het gebruik van veelvuldige groei-indicatoren (zoals de verandering van het aantal werknemers, de verkoop of het marktaandeel) ligt in het feit dat deze indicatoren dezelfde achterliggende theorie hebben en onderling afhankelijk zijn (Delmar et al., 2003). Bestudeerde periode Het onderzoek naar de groei heeft de grootte weer tussen twee verschillende tijdstippen. Het negeert echter de ontwikkeling in de tussenperiodes. Waardoor er soms een vertekend beeld van de groei bekomen wordt (Delmar et al., 2003) Demografische invloeden op de groei De groei van een onderneming kan worden beïnvloed door demografische factoren zoals de bedrijfsgrootte, de leeftijd, de industriesector en de rechtsvorm. In verscheidene literatuurstudies hebben er onderzoeken plaatsgevonden naar het verband tussen de groei en de grootte van een onderneming. De meest gekende is de theorie van Gibrat (1931) waarin vastgesteld is dat de groei evenredig toeneemt met de grootte. Sommige studies hebben aangetoond dat de groei afhankelijk is MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 12

22 van de grootte, terwijl andere beweren dat de theorie van Gibrat enkel toepasbaar is op grote ondernemingen. Nog andere onderzoeken vinden dat de groei afneemt bij een toenemende grootte (Delmar et al., 2003; Dunne, P. & Hughes, A., 1996; Evans, D.S., 1987; Sutton, J., 1997; Wagner, J., 1992; Storey, D.J., 1995) Het is niet mogelijk, om afhankelijk van de grootte van een onderneming, de richting waarin het zal groeien te voorspellen. Er kan echter wel worden geconcludeerd dat de grootte een effect zal uitoefenen op de groei. Een duidelijkere relatie is gevonden tussen de leeftijd en de groei van een onderneming. Zo is aangetoond dat de groei afneemt bij oudere bedrijven (Delmar et al., 2003; Barron, West, Hannan, 1994; Sutton, 1997). Het type industrie wordt verondersteld niet gerelateerd te zijn met de groei van een onderneming, maar zal wel een invloed uitoefenen op het groeiproces Onderzoeken naar groei Löfsten en Lindelöf hebben een vergelijkende studie uitgevoerd op negen Zweedse Science Parks. Hun hypotheses zijn empirisch getest op basis van 263 in Zweden gevestigde NTBF s. Van deze onderzochte bedrijven zijn er 163 gelegen op één van de Zweedse Science Parks. De bekomen resultaten hebben betrekking op de gegevens van de periode : - Groei op het gebied van de omzet: 45,60 % on-park en 12,93 % off-park; - Groei op het gebied van de werkgelegenheid: 27,95 % on-park en 10,17 % off-park; - Groei op het gebied van de winst: 4,70 % on-park en 9,63 % off-park. Uit statistische analyses is af te leiden dat de omzet en de werkgelegenheid een invloed hebben op de groei. On-park bedrijven worden hier gekenmerkt door een hogere omzets- en werkgelegenheidsgroei dan off-park bedrijven. Uit de analyses valt verder ook af te leiden dat er geen direct verband is tussen de plaats van een bedrijf en zijn winst. (Löfsten & Lindelöf, 2002; Lindelöf & Löfsten, 2002). In een andere gelijkaardige studie door Löfsten en Lindelöf uitgevoerd, daterende van , werd er gebruik gemaakt van tien Zweedse Wetenschapsparken. De database bedroeg nu 477 NTBF s waarvan er 265 bedrijven op de parken gelegen zijn. Er dient rekening mee gehouden te worden dat in dat onderzoek Löfsten en Lindelöf de bedrijven met een buitenlandse vestiging uit hun database verwijderd hebben. Daarnaast bevat hun onderzoek enkel bedrijven die niet gefusioneerd zijn om zo een vergelijking te kunnen maken met andere studies. Volgende resultaten zijn bekomen: - Groei op het gebied van de omzet: 38,75 % on-park en 11,19 % off-park; - Groei op het gebied van de werkgelegenheid: 27,94 % on-park en 4,20 % off-park; - Groei op het gebied van de winst: 2,97 % on-park en 6,51 % off-park; Verschillen tussen beide groepen werden gevonden op het gebied van omzet en werkgelegenheid. Er is geen significant verschil met betrekking tot de winst. De NTBF s op de Wetenschapsparken hebben een hogere en snellere groei op het gebied van omzet en werkgelegenheid. Ook kan worden besloten uit deze studie dat jongere bedrijven sneller groeien dan oudere. Alle bestudeerde bedrijven stellen MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 13

23 hoog gekwalificeerde wetenschappers en ingenieurs te werk. Maar de NTBF s op de Wetenschapsparken werven een hoger percentage personeel aan met postuniversitaire studies dan de firma s gelegen buiten het park (Löfsten & Lindelöf, 2002; Lindelöf & Löfsten, 2002; Lindelöf & Löfsten, 2003; Löfsten & Lindelöf, 2001). Algemeen kan uit de onderzoeken van Lindelöf en Löfsten worden afgeleid dat off-park bedrijven een significante lagere groei van personeel en verkoopsomzet kennen. Hieruit wordt geconcludeerd dat onpark bedrijven vlugger groeien. Verder is aangetoond dat in bedrijven gevestigd op een Science Park een hoger niveau van gekwalificeerde onderzoekers en ingenieurs is tewerkgesteld. Er wordt verwacht dat de prestaties van on-park bedrijven beter zijn dan de hoogtechnologische off-park bedrijven (Lindelöf & Löfsten, 2002). Statische verschillen werden niet waargenomen tussen Science Park NTBF s en off-park NTBF s op het gebied van het aantal voortgebrachte patenten en producten gedurende de laatste 3 jaar. De firma's gelegen on-park werken minder samen dan de off-park firma s, nochtans is er geen beduidend verschil tussen hun technologische en economische prestaties (Lindelöf & Löfsten, 2003) Leeftijd Naast de groei kan ook worden onderzocht of de leeftijd een invloed heeft op de prestaties van een bedrijf. Westhead en Storey (1994) concludeerden dat er statistisch significante verschillen zijn tussen bedrijven gevestigd op een Science Park en andere bedrijven. Zij ontdekten dat bedrijven gevestigd op een park jonger zijn dan de off-park bedrijven. Uit hun onderzoek komt naar voor dat de gemiddelde leeftijd van on-park bedrijven 9,6 jaar bedraagt en van off-park bedrijven 12,4 jaar. Ook Lindelöf en Löfsten (2003) kwamen tot dezelfde vaststelling. In hun onderzoek is de gemiddelde leeftijd van on- en off-park bedrijven respectievelijk 7,19 en 9,00 jaar Grootte Ook de grootte van een bedrijf kan worden onderzocht om de prestatie te meten. De grootte komt tot uiting in het aantal werknemers en het totaal der activa. Uit onderzoek van Westhead en Story (1994) blijkt dat er duidelijk waarneembare verschillen tot uiting komen tussen on- en off-park bedrijven. Hier wordt de grootte gemeten door het aantal personeelsleden te bestuderen. Uit de analyses van hun onderzoek blijkt dat de gemiddelde grootte van een on-park bedrijf op het vlak van werknemers 19 bedraagt. Terwijl de off-park bedrijven gemiddeld 23 werknemers tellen (Lindelöf & Löfsten, 2003). UKSPA (1999; Siegel et al.; 2003) rapporteert dat 80% van de Science Park bedrijven gevestigd in Groot-Brittannië minder dan 15 werknemers tewerkstellen. Monck heeft aangetoond dat wanneer er een directe vergelijking gemaakt wordt tussen de verschillende leeftijden van de bedrijven en de werkgelegenheid, dat bedrijven gelegen op een Wetenschapspark een lager niveau van tewerkstelling MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 14

24 bezitten bij een bepaalde leeftijd in vergelijking met de off-park bedrijven. Dit toont aan dat Wetenschapsparken de ontwikkeling van hun bedrijven belemmeren (Lindelöf & Löfsten, 2003; Lindelöf & Löfsten, 2002; Monck, et al., 1988) Industriesector Ook de industriesector waarin het bedrijf actief is, kan een invloed hebben op de prestaties. Zoals verwacht zijn het vooral nieuwe en opkomende technologieën die de Science Parks domineren. Tot deze groep behoren de informatie- en softwaretechnologie en elektronica bedrijven. De volgende sectoren komen het meest voor op Wetenschapsparken: 1. Software- en informatietechnologie; 2. Technologische consultancy; 3. Elektronica; 4. Farmaceutische en farmacologische verwerkingen; 5. Mechanica; 6. Industriële chemie en kunststoffen industrie. Uit onderzoek komt naar voor dat er geen significant verschil aanwezig is tussen de on- en off-park bedrijven bij het bestuderen van de bedrijfssector (Löfsten & Lindelöf, 2001; Lindelöf & Löfsten, 2002; Löfsten & Lindelöf, 2002; Lindelöf & Löfsten, 2003) Kwalificatie van het management Lindelöf en Löfsten (2001) hebben met hun onderzoek aangetoond dat de meeste oprichters en bedrijfsleiders, in het bijzonder diegene die hun ondernemingen op een Science park vestigen, al enige bedrijfs- en marketingervaring bezitten vóór het starten van de onderneming. De beschikbaarheid van extern advies en ondersteuning kan worden aanzien als een cruciaal belangrijk element in de oprichtingsjaren. De stichters van NTBF s gevestigd op Science Parks hebben beduidend hogere universitaire kwalificaties dan diegene gevestigd buiten een Science Park (Lindelöf & Löfsten, 2002). Vervolgens blijkt uit hun onderzoek dat Wetenschapsparken waarschijnlijk een meer gemotiveerde groep van ondernemers aantrekken dan off-park locaties (Lindelöf & Löfsten, 2003) R&D Voor het definiëren van NTBF s kan gebruik gemaakt worden van factoren die in twee groepen onder te verdelen zijn. Zo worden de input- en outputfactoren gemeten van de bedrijven. De inputfactoren bestaan uit resources. In deze resource zitten de R&D inspanningen, de R&D bestedingen en gekwalificeerd personeel (Löfsten & Lindelöf, 2001; Westhead, 1997; Yang et al., 2009). Bij de meeste conventionele metingen van de R&D input wordt gebruik gemaakt van financiële indicatoren. Bijvoorbeeld worden de R&D inspanningen weergegeven aan de hand van het investeringspercentage MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 15

25 in verhouding tot de totale verkoopsopbrengst (Löfsten & Lindelöf, 2001). Terwijl de outputfactoren de prestaties van NTBF s meten. Hierin zitten het aantal geregistreerde patenten en technologische innovaties vervat (Löfsten & Lindelöf, 2001; Westhead, 1997). Het aantal patenten wordt in het algemeen het meest gebruikt om het niveau van technologische ontwikkeling te meten (Westhead, 1997). Aangezien de neiging tot het aanvragen van patenten varieert binnen de verschillende sectoren en landen (Lindelöf & Löfsten, 2003) is het aantal aangeboden nieuwe producten en diensten een betere aangewezen indicator voor de ouputmetingen van R&D (Westhead, 1997). Aan de hand van de metingen van de input- en outputfactoren is Monck et al. (1988) tot de conclusie gekomen dat de onafhankelijke Science Park bedrijven in Groot-Brittannië een significant hogere R&D inspanning en besteding registreren in vergelijking tot de off-park bedrijven. Een andere bevinding is dat een groter deel van de bedrijven gevestigd op Wetenschapsparken minstens één patent in de laatste twee jaar hebben aangevraagd. Dit in vergelijking met bedrijven niet gelegen op een Wetenschapspark. (Monck 1988; Westhead, 1997). Om zijn hypothesen betreffende de R&D inputs en outputs te testen heeft Paul Westhead in 1986 zijn data verzameld aan de hand van persoonlijke interviews met de managers of eigenaars van bedrijven gelegen in Groot-Brittannië. Zo werden er in totaal 284 bedrijven geïnterviewd, waarvan er 183 (135 onafhankelijke bedrijven en 48 dochterondernemingen) op een Wetenschapspark gelegen zijn. Via een willekeurige steekproef werden er 53 % van alle bedrijven op Science Parks gelegen in Groot-Brittannië gecontacteerd. De 101 gelijkaardige off-park bedrijven (92 onafhankelijke bedrijven en 9 dochterondernemingen) werden geselecteerd op basis van de industriesector, de leeftijd, de rechtsvorm en de locatie. In werd een vervolgstudie uitgevoerd op de in 1986 geïnterviewde bedrijven door Westhead and Storey (1994). Van de 135 onafhankelijke Science Park bedrijven uit 1986 zijn er in 1992 nog 68 % actief, 23 % non-actief en 9 % niet traceerbaar (deze werden als non-actief geregistreerd). Van de onafhankelijke off-park bedrijven zijn 67 % actief, 21 % non-actief en 12 % niet traceerbaar (deze werden als non-actief geregistreerd). Volgende conclusies zijn bekomen uit de onderzoeken (Westhead, 1997): - om competitief te blijven investeren Science Park bedrijven een groter deel van hun middelen in R&D dan de vergelijkbare off-park bedrijven; - de faciliteiten van Wetenschapsparken maken het mogelijk om makkelijker nieuwe producten en diensten op de markt te brengen; - het effect van de plaats van een Science Park op zowel de R&D inputs als outputs is verwaarloosbaar; - sommige Science Park bedrijven gaan eerder op technologie gebaseerde bedrijven overnemen dan te investeren in hun eigen R&D; MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 16

26 - on-park bedrijven met een gelijkaardige R&D input als off-park bedrijven zijn niet in staat om de input middelen (inspanningen, bestedingen en gekwalificeerd personeel) om te zetten in grotere R&D outputs Locatie De plaats waar een Science Park gevestigd is kan een invloed hebben op de grootte van de onderneming. Zo verschilt het gemiddeld aantal werknemers in een bedrijf op een Wetenschapspark van land tot land. In Griekenland waren in 1998 gemiddeld slechts 5 werknemers, terwijl dit in Groot- Brittannië 16 bedraagt, in Spanje 26,7 en in Ierland 26,6 (Bakouros et al., 2002). Uit onderzoek van Lindelöf en Löfsten (2001) blijkt dat er geen direct verband bestaat tussen de Science Park locatie en de winstgevendheid (Löfsten & Lindelöf, 2001). 12. Vergelijkende studie Om de prestaties van de Science Parks te onderzoeken is de meest logische methode een vergelijkende studie tussen on- en off-park gelegen bedrijven (Lindelöf & Löfsten, 2002; Löfsten & Lindelöf, 2001; Lindelöf & Löfsten, 2003; Mian, 1991). Uit reeds uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat deze onderzoeksmethode zijn beperkingen heeft: - er is geen betrouwbare en rendabele manier om een vergelijkingsgroep samen te stellen wegens onvolledige gegevensbronnen om kleine, startende bedrijven te identificeren; - er is geen betrouwbare manier om een vergelijkingsgroep te identificeren wegens de sterke selectiecriteria die Wetenschapsparken vooropstellen om als bedrijf toegelaten te worden op het park; - gebrek aan controle op bedrijfsgegevens; - technologische invloeden van de universitaire centra zijn niet beperkt tot de bedrijven gevestigd op een Wetenschapspark. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 17

27 Deel 2: Eigen onderzoek 1. Inleiding Technologisch innoverende bedrijven kiezen vaak voor een Wetenschapspark als nieuwe vestigingsplaats. Daarentegen zijn er ook bedrijven die het park verlaten. Dit thesisonderzoek wordt uitgevoerd om de verschillen tussen deze on- en off-park bedrijven op het vlak van groei, leeftijd, grootte, industriesector en rechtsvorm in kaart te brengen. Zo worden alle bedrijven die in 2006 op een Wetenschapspark in België gevestigd waren in deze studie onderzocht. Er wordt geopteerd om geen vergelijkende studie uit te voeren tussen bedrijven gelegen binnen en buiten een Wetenschapspark. In eerste instantie omdat het doel van dit onderzoek verschillend is met reeds uitgevoerde studies en mede door de opgesomde beperking in het gedeelte theoretische achtergrond (Deel 1 12, p.17). In deze studie wordt nagegaan waarom bedrijven op een Wetenschapspark blijven of het verlaten. Niet het verschil tussen de on-park bedrijven en een vergelijkende groep off-park bedrijven wordt bestudeerd. De groei van een bedrijf kan op verschillende manieren gemeten worden. In dit onderzoek is gekozen om de winst, de toegevoegde waarde, het totaal der activa en het personeelsbestand te analyseren per bedrijf. Dit om na te gaan of bedrijven op een Wetenschapspark betere groeicijfers vertonen dan bedrijven die een park verlaten. Om een idee te krijgen van de grootte van een onderneming wordt gekeken naar het totaal der activa en het aantal personeelsleden. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 18

28 2. Onderzoeksdoelstellingen Het hoofddoel van dit onderzoek is het nagaan wat de beweegreden is voor bedrijven om op een Science Park te blijven of het te verlaten. Dit kan onderzocht worden door de verschillen van de on- en off-park bedrijven te bestuderen op basis van de groei, de bedrijfssector, de leeftijd en de grootte. Voorafgaand aan het ontwikkelen van de database zijn volgende onderzoeksvragen opgesteld: 1. Bestaat er een verschil in groei tussen bedrijven gelegen op een Science Park en bedrijven die van het park weggetrokken zijn? a. Winst/verlies b. Toegevoegde waarde c. Totaal der activa d. Personeelsbestand 2. Is er een verschil tussen het aantal groeiende bedrijven van een Wetenschapspark en het park verlatende bedrijven waar te nemen? 3. Kunnen verschillen tussen Science Park bedrijven en weggetrokken bedrijven worden opgemerkt? a. Leeftijd b. Grootte c. Bedrijfssector d. Rechtsvorm 4. Heeft de vestigingsplaats (on- en off-park) een bijkomende waarde naast de leeftijd, de grootte en de bedrijfssector voor het verklaren van de groei van een bedrijf? MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 19

29 3. Opzet onderzoeksmethodologie Een databestand verkregen van het Federaal Wetenschapsbeleid is de aanzet tot deze studie. Deze database bestaat uit alle bedrijven gevestigd op een Belgisch Wetenschapspark in In 2006 waren er bedrijven gevestigd op één van de veertien Science Parks in België. In Tabel 1 worden de Wetenschapsparken weergegeven. Om een vergelijkende studie uit te voeren worden allerlei gegevens opgevraagd, met behulp van het softwareprogramma Bel-First (Bureau-Van Dijk), aan de hand van een verkregen lijst met BTWnummers. Bel-First staat voor Financial Reports and Statistics on Belgian and Luxembourg companies. Het bevat gedetailleerde financiële informatie van bedrijven die hun jaarrekening in de laatste tien boekjaren neergelegd hebben. De algemene opgevraagde gegevens zijn onder andere naam, adres, datum van oprichting, Nace-code, rechtsvorm en rechtstoestand. Daarnaast worden ook de financiële gegevens van de bedrijven verzameld waaronder winst, toegevoegde waarde, totaal der activa en gemiddeld personeelsbestand van de periode Er wordt nagegaan of de bedrijven in 2009 nog steeds gelegen zijn op het park. Dit wordt gecontroleerd door hun huidig adres bekomen uit Bel-First te vergelijken met het databestand van Een nieuwe variabele On/Off Park wordt aangemaakt om de bedrijven in te delen. Aangezien niet van elke bedrijf het BTW-nummer is terug gevonden, werd de database gereduceerd tot Dit zou onder andere te wijten kunnen zijn aan een naamsverandering, een wijziging van de straatnaam, de uitbreiding van het park, een overname of een fusies. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 20

30 Wetenschapsparken Tabel 1: Aantal bedrijven op de Belgische Wetenschapsparken # bedrijven database 2006 # bedrijven beschikbare gegevens Bel-First # bedrijven op park 2009 Louvain-la-Neuve Science Park Haasrode Da Vinci Mercator Zellik Erasmus Sart Tilman (Liège Science Park) Vesalius Ardoyen Limburg Crealys Aeropole Initialis Waterfront Totaal In bovenstaande tabel is duidelijk hoeveel bedrijven in 2006 op één van de veertien Belgische Wetenschapsparken gelegen zijn, volgens de database verkregen van het Federaal Wetenschapsbeleid. Daarnaast wordt weergegeven hoeveel bedrijven beschikbare gegevens hebben in Bel-First en hoeveel bedrijven daarvan in 2009 nog op een park gevestigd zijn, namelijk 64%. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 21

31 4. Gegevensverwerking 4.1. Gegevensanalyse De groei van een bedrijf kan in verschillende dimensies worden weergegeven. Daarom is het noodzakelijk om de groei op verschillende manieren te meten. In dit onderzoek wordt de gemiddelde jaarlijkse groei bestudeerd aan de hand van de volgende indicatoren: de winst, de toegevoegde waarde, het totaal der activa en het gemiddeld personeelsbestand. De keuze voor de meeste indicatoren is gebaseerd op reeds uitgevoerde vergelijkende studies tussen on- en off-park bedrijven (Deel , p. 11). De indicator personeel wordt in empirisch onderzoek vaak gebruikt, waardoor ook in dit onderzoek de keuze gaat naar onder andere het bestuderen van personeelsgegevens. Deze groeimaatstaf kan niet onmiddellijk gerelateerd worden aan financiële informatie. Het is echter wel een goede indicator voor de werkgelegenheid. Er kan worden verwacht dat bedrijven met positieve vooruitzichten een stijging van het aantal personeelsleden zullen kennen. Winst (verlies) is naast een belangrijke groei-indicator tevens een maatstaf voor het meten van het succes van een onderneming. Naast personeelsgegevens is toegevoegde waarde een belangrijke maatstaf in het groeionderzoek. Om de productiefactoren die de bedrijven toevoegen aan hun verbruikte goederen en diensten onderling te vergelijken, wordt gebruikt gemaakt van de toegevoegde waarde. Door het gebruik van deze indicator wordt een inzicht verkregen in de omvang van de productie. De vierde groei-indicator is het totaal der activa. Deze groeimaatstaf is een indicatie voor de investeringsgroei. Namelijk wanneer een onderneming wil groeien zal het zijn activiteiten moeten uitbreiden en onder andere investeren in vaste activa. De specifieke groei in deze studie wordt telkens absoluut en relatief berekend aan de hand van onderstaande formules. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 22

32 De bestudeerde periode voor de berekening van de groei is Indien niet alle gegevens van deze periode in Belfirst beschikbaar zijn, wordt in de formule gebruik gemaakt van aangrenzende jaren met gegevens. Bij gebrek aan voldoende gegevens in deze periode bij een bepaalde groei-indicator wordt voor dit bedrijf die bepaalde groei niet berekend. Deze worden dan weergegeven als een missing value. Om geen vertekend beeld van het resultaat te bekomen, worden de bedrijven die failliet of gefusioneerd zijn tussen 2006 en 2009 niet opgenomen bij de berekening van de prestatie. Daarnaast wordt nagegaan of een bedrijf op het gebied van de winst, de toegevoegde waarde, het totaal der activa en het gemiddeld personeelsbestand groeit of daalt. In de literatuurstudie wordt vaak onderzocht of de industriesector waarin het bedrijf actief is een invloed heeft op de locatie van het bedrijf (Deel , p.15). In dit onderzoek wordt op basis van de hoofdactiviteit de bedrijven ingedeeld in industriesectoren. Deze indeling is gebaseerd op de Nace code. De Nace is de Europese activiteitennomenclatuur. Het is een officiële Europese lijst van activiteitenomschrijvingen die gebruikt wordt om bedrijven in te delen in sectoren. De Nace bestaat uit een nummer (de Nace Code) en een omschrijving. De Nace Code is de code die bij de hoofdactiviteit van de onderneming hoort. Verder is deze opgebouwd uit vier niveaus: secties, afdelingen, groepen, klassen (De Vlaamse Overheid, s.d.). Met Bel-First wordt het vierde niveau namelijk de klasse verkregen. Op basis hiervan worden de bedrijven ingedeeld in economische sectoren; de sectie van de Nace Code. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 23

33 Tabel 2: Sectie Nace Code Sectie Nace Code A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U Omschrijving Landbouw, bosbouw en visserij Winning van delfstoffen Industrie Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering Bouwnijverheid Groot- en detailhandel; reparatie van auto's en motorfietsen Vervoer en opslag Verschaffen van accommodatie en maaltijden Informatie en communicatie Financiële activiteiten en verzekeringen Exploitatie van en handel in onroerend goed Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten Administratieve en ondersteunende diensten Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen Onderwijs Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening Kunst, amusement en recreatie Overige diensten Huishoudens als werkgever; nietgedifferentieerde productie van goederen en diensten door huishoudens voor eigen gebruik Extraterritoriale organisaties en lichamen MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 24

34 Verder kan de leeftijd een belangrijke factor zijn om al dan niet op een Wetenschapspark te blijven. Het aantal jaar dat een onderneming actief is wordt berekend aan de hand van de oprichtingsdatum verkregen uit Bel-First. In 2009 wordt onderzocht of de bedrijven nog op een Wetenschapspark gevestigd zijn. Zo is het interessant om te weten of het vooral grote of kleinere bedrijven zijn die het park verlaten hebben. Aangezien de grootte van een onderneming naar voorkomt in het aantal werknemers en het totaal der activa worden in deze studie testen uitgevoerd op deze variabelen daterende van De juridische structuur van de bedrijven uit de database wordt door Bel-First ingedeeld in zestien categorieën. Hiervan worden enkel de hoofdcategorieën weergegeven: B.V.B.A., E.V.B.A., N.V., V.Z.W., Buitenlandse vennootschap die in België een vaste vestiging heeft, Burgerlijke vennootschap in de vorm van een B.V.B.A., Commanditaire vennootschap op aandelen, Coöperatieve vennootschap, Economisch samenwerkingsverband, Gewone commanditaire vennootschap, Privaatrechtelijke vennootschap. In dit onderzoek zal er enkel een onderscheid worden gemaakt tussen de Buitenlandse vennootschap die in België een vaste vestiging hebben en de andere rechtsvormen. Dit om na te gaan of de buitenlandse vennootschappen meer geneigd zijn om een Science Park te verlaten dan de Belgische ondernemingen Gegevenscontrole Alle gegevens van het huidige onderzoek zijn in het statistisch programma SPSS 17 ingevoerd en verwerkt. Om te beginnen werden de variabelen van een bedrijf waarbij geen informatie uit Bel-First bekomen was als missing value geclassificeerd. Vervolgens wordt de database gecorrigeerd door het opsporen van onjuiste gegevens. Via SPSS worden deze uitschieters in kaart gebracht. Een meetwaarde wordt als uitschieter beschouwd wanneer deze buiten het interval [μ - 2σ, μ + 2σ] gelegen is. Uiteindelijk bestaat de steekproef uit bedrijven. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 25

35 4.3. Statistische toetsen In dit onderzoek wordt bij het testen van de hypothesen uitgegaan van een gewenst alfasignificantieniveau van 5 %. Dit, omdat standaard de kritische p-waarde op 5 % wordt vastgelegd. Er wordt getracht om met een betrouwbaarheid van 95% de nulhypothesen te verwerpen Mann Withney U test Er wordt gedacht om T-testen uit te voeren bij onderzoek naar de groei van on- en off-park bedrijven. Bij een T-test zijn de afhankelijke variabelen interval- of ratio geschaald en is de populatie normaal verdeeld. Om de veronderstelling van normaal verdeeld te controleren wordt de Test of Normality uitgevoerd. Zowel de Kolmogorov-Smirnov test als de Shapiro-Wilk test geven aan dat de nulhypothese (de data is normaal verdeeld) voor iedere groei-indicator moet worden verworpen (significantieniveau: 0,000 < 0.05). Aangezien de populatie niet normaal verdeeld is, wordt gebruik gemaakt van een niet-parametrische test. De database, bestaande uit twee onafhankelijke steekproeven namelijk on- en off-park bedrijven, geeft aanleiding tot het gebruik van de Mann Withney U test. De nulhypothesen (H0) die onder deze test getoetst worden, geven aan dat er geen verschil is in de gemiddelde waarde tussen de twee onafhankelijke groepen. De nulhypothese wordt verworpen wanneer de p-waarde onder de kritische p-waarde ligt. Ook wordt gebruik gemaakt van de Mann Whitney U test om na te gaan of er een verschil bestaat op het gebied van de leeftijd en de grootte tussen on- park bedrijven en weggetrokken bedrijven. Vóór de testen kunnen worden uitgevoerd, moet nagegaan worden of de afhankelijke variabelen leeftijd en grootte normaal verdeel zijn Chi-kwadraattest Om de vergelijking mogelijk te maken tussen on- en off-park bedrijven en om na te gaan of die statistisch van elkaar afwijken op het gebied van de Nace Code en de rechtsvorm wordt de Chi-kwadraattest toegepast. Statistisch wordt dit onderzocht met behulp van kruistabellen. Voor de analyse van de kruistabellen wordt gebruik gemaakt van de Chi-kwadraattest. Deze keuze is verantwoord omdat de afhankelijke variabelen Nace Code en rechtsvorm categorische variabelen zijn en de onafhankelijke variabele on/off park ingedeeld is in twee klassen. De nulhypothesen die via deze toets getest worden, stellen dat de on- park resultaten niet afwijken van de off-park resultaten. Bij een p-waarde kleiner dan 5% wordt de desbetreffende nulhypothesen verworpen. Naast het berekenen van de groei wordt gekeken of deze bedrijven een positieve of een negatieve groei kennen. De bedrijven met een positieve groei worden geclassificeerd als groeiers, die met een MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 26

36 negatieve groei als dalers. Hierbij wordt de Chi-kwadraattest gebruikt om te verifiëren of er een significant verschil bestaat tussen on- en off- park bedrijven op basis van de indeling groeiers/dalers Regressie-analyse Regressie wordt toegepast om na te gaan welke variabelen een verklarende waarde hebben voor het al dan niet groeien van on- of off-park bedrijven. Aangezien de afhankelijke variabele categorisch geschaald is en uit twee categorieën bestaat, namelijk groeiers en dalers, wordt gebruik gemaakt van logistische regressie. De afhankelijke variabele groei wordt verklaard aan de hand van meerdere onafhankelijke variabelen (on/off park, grootte gemiddeld personeelsbestand 2006, grootte activa 2006, indsutriesector, leeftijd). Zo wordt onderzocht of naast de controlevariabelen, de onafhankelijke variabele on/off park een bijkomende invloed heeft op de groei. Verschillende onafhankelijke variabelen zijn aanwezig waardoor de methode van de meervoudige logistische regressie toegepast wordt. De regressie levert een vergelijking op waarmee kan voorspeld worden in welke mate de onafhankelijke variabelen de afhankelijke variabele groeiers verklaren en dus goede predictors zijn. Onderstaande vergelijking geeft het verband weer tussen de variabelen: waarin: Y: groeiers/dalers X 1 : on/off park X 2 : grootte gemiddeld personeelsbestand 2006 X 3 : grootte totaal der activa 2006 X 4 : leeftijd X 5 : Nace code α, ß 1, ß 2, ß 3, ß 4, ß 5 : te schatten regressiecoëfficiënten De Wald statistiek horende bij de logistische regressie, die Chi-kwadraat verdeeld is, of de eraan gekoppelde p-waarde, wordt gebruikt om na te gaan of de regressiecoëfficiënten al dan niet significant van nul verschillen, met nulhypothese ß is gelijk aan nul. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 27

37 5. Resultaten 5.1. Groei Gemiddelde groei In dit onderzoek wordt onder andere onderzocht of bedrijven gelegen op een Wetenschapspark hogere groeicijfers hebben in vergelijking met bedrijven die het park verlaten hebben. Deze groei kan op verschillende manieren gemeten worden (Deel , p.11). Hier wordt ervoor gekozen om gebruik te maken van de groei-indicatoren: winst/verlies, toegevoegde waarde, totaal der activa en gemiddeld personeelsbestand. In Tabel 3 en Tabel 4 worden de jaarlijkse gemiddelde absolute en relatieve groeicijfers weergegeven samen met hun standaardafwijkingen. Metingen van de absolute groei geven het werkelijke verschil weer tussen de grootte op het begin en het einde van de observatie periode. Relatieve groeimetingen refereren naar de relatieve veranderingen die een onderneming heeft ondergaan ten opzichte van de begindatum van de bestudeerde periode. Uit de bewerkte database valt af te leiden dat bij absolute groeimetingen grote ondernemingen in het voordeel zijn, terwijl bij relatieve groeimetingen de kleine ondernemingen de bovenhand krijgen. Tabel 3: Gemiddelde groei in absolute cijfers Gemiddelde groei per jaar in absolute cijfers On-Park Off-Park (periode ) N Gemiddelde St. afwijking N Gemiddelde St. afwijking Winst (verlies) (dz Euro) ,36 392, ,31 218,87 Toegevoegde waarde (dz Euro) ,63 441, ,75 412,46 Totaal der activa (dz Euro) , , , ,73 Gemiddeld personeelsbestand 372 0,82 3, ,96 3,27 Uit bovenstaande tabel blijkt dat de jaarlijkse gemiddelde groei in absolute cijfers van winst (verlies) en toegevoegde waarde groter zijn bij on-park bedrijven dan bij off-park bedrijven. Daarentegen is te zien dat de jaarlijkse gemiddelde groei van de twee andere onderzochte groei-indicatoren kleiner uitvalt bij de on-park bedrijven. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 28

38 Tabel 4: Gemiddelde groei in relatieve cijfers Gemiddelde groei per jaar in relatieve cijfers (%) On-Park Off-Park (periode ) N Gemiddelde St. afwijking N Gemiddelde St. afwijking Winst (verlies) ,38 254, ,96 317,25 Toegevoegde waarde ,59 179, ,48 573,82 Totaal der activa ,09 76, ,58 137,65 Gemiddeld personeelsbestand ,95 47, ,31 78,31 Wanneer de jaarlijkse gemiddelde relatieve groei van de ondernemingen wordt geanalyseerd, is te zien in de tabel dat off-park bedrijven in 2009 minder winst maken ten opzichte van Terwijl de onpark bedrijven een positieve groei van de winst kennen. Daarnaast kennen de off-park bedrijven een grotere jaarlijkse gemiddelde relatieve groei van de toegevoegde waarde, het totaal der activa en het gemiddeld personeelsbestand. Op te merken is dat bij het bestuderen van de groei de absolute groeimetingen moeten gescheiden worden van de relatieve. Dus de bekomen absolute en relatieve waarden mogen onderling niet met elkaar vergeleken worden (Delmar et al., 2003). Om na te gaan of er een verschil bestaat tussen on- en off- park bedrijven op het gebied van de groei wordt de onderstaande hypothese getest met behulp van de Mann Whitney U test. H0 1 : Er is geen verschil tussen de gemiddelde groei van bedrijven gelegen op een Science Park en de bedrijven die weggetrokken zijn van het park. Tabel 5: Mann Whitney U test op de absolute groei Mann-Whitney U waarde Z-waarde p-waarde (tweezijdig) Winst (verlies) ,00-0,629 0,529 Toegevoegde waarde ,00-0,562 0,574 Totaal der activa ,00-0,131 0,090 Gemiddeld personeelsbestand ,00-0,892 0,372 In Tabel 5 is te zien dat voor de absolute groei van iedere indicator de nulhypothese niet mag verworpen worden, aangezien er een alpha van 0,05 gehanteerd wordt. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 29

39 Tabel 6: Mann Whitney U test op de relatieve groei Mann-Whitney U waarde Z-waarde p-waarde (tweezijdig) Winst (verlies) ,00-1,484 0,138 Toegevoegde waarde ,50-2,409 0,016 Totaal der activa ,00-2,835 0,005 Gemiddeld personeelsbestand ,00-0,075 0,940 Alleen de nulhypothesen horende bij de relatieve groei van de toegevoegde waarde en het totaal der activa moeten verworpen worden, doordat de bijhorende p-waarden kleiner zijn dan 0, Groeiers/ dalers In de voorgaande test werden de waarden van de gemiddelde groei van on- en off-park bedrijven vergeleken. Nu wordt nagegaan of een bedrijf op het gebied van de winst, de toegevoegde waarde, het totaal der activa en het gemiddeld personeelsbestand groeit of daalt. Verdeling groeiers en dalers (periode ) Tabel 7: Percentages groeiers/dalers on- en off-park N Groeiers (%) On-Park Dalers (%) Totaal (%) Groeiers (%) Off-Park Dalers (%) Totaal (%) Winst (verlies) ,5 42, ,3 45,7 100 Toegevoegde waarde ,7 32, ,6 34,4 100 Totaal der activa ,5 69, ,8 26,2 100 Gemiddeld personeelsbestand ,9 23, ,1 23,9 100 Procentueel is te zien dat volgens Tabel 7 er meer groeiende bedrijven zijn, op het gebied van de winst (verlies) en de toegevoegde waarde, op een Wetenschapspark dan er groeiende off-park bedrijven zijn. Bij de groei van het totaal der activa zijn er in procentuele cijfers meer dalende bedrijven on-park dan off-park. De groei bekeken vanuit het gemiddeld personeelsbestand geeft gelijkaardige cijfers voor on- en off-park bedrijven weer. MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 30

40 Bedrijven 100% 80% 60% Procentuele verdeling groeiers-dalers 32,3 42,5 34,4 26,2 23,1 23,9 45,7 69,5 40% 20% 57,5 54,3 67,7 65,6 30,5 73,8 76,9 76,1 0% Groeiers (%) Dalers (%) Grafiek 1: Procentuele verdeling groeiers/dalers H0 2 : Het aantal groeiende bedrijven op een Wetenschapspark is gelijk aan het aantal groeiende weggetrokken bedrijven. Tabel 8: Chi-kwadraattest op groeiers/dalers Pearson Chi-Square waarde # vrijheidsgraden p-waarde (tweezijdig) Winst (verlies) 0, ,425 Toegevoegde waarde 0, ,583 Totaal der activa 1, ,244 Gemiddeld personeelsbestand 0, ,852 In Tabel 8 zijn de resultaten van de Chi-kwadraattest terug te vinden. Voor de verschillende groeivariabelen die onderzocht worden, is de Pearson Chi-Square waarde, het aantal vrijheidsgraden en de tweezijdig overschrijdingskans weergegeven. Een alfa van 0,05 wordt gehanteerd waardoor de nulhypothese bij de vier groeivariabelen wordt verworpen. Er is te besluiten dat het aantal on-park bedrijven die groeien in de winst, de toegevoegde waarde, het totaal der activa of het gemiddeld MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 31

41 Bedrijven personeelsbestand statistisch niet significant verschillen van het aantal groeiende bedrijven buiten het park Industriesector Er wordt nagegaan of een verband bestaat tussen de plaats van vestiging (on- en off-park) en het soort bedrijfsactiviteiten (Nace Code) die worden uitgevoerd. Voor de benaming horende bij de Nace Code wordt verwezen naar Tabel 2. 30% Procentuele verdeling Nace Code binnen on/off park 25% 20% 15% 10% 5% 0% A C D E F G H I J K L M N P Q R S Nace Code Off Park (%) On Park (%) Grafiek 2: Procentuele verdeling Nace Code binnen on/off park MASTERPROEF Sofie De Leeuw & Sophie Ronsse 32

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken 1 Structurele ondernemingsstatistieken - Analyse Structurele ondernemingsstatistieken Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2012 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele

Nadere informatie

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey ICOON Paper #1 Ferry Koster December 2015 Inleiding Dit rapport geeft inzicht in de relatie

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een bedrijf dat bereid is om te investeren in innovatie, zal er in de regel ook zeker van willen zijn dat het profiteert van deze innovatie zonder dat een concurrent de

Nadere informatie

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s In een globaliserende economie moeten regio s en ondernemingen internationaal concurreren. Internationalisatie draagt bij tot de economische

Nadere informatie

SMEsNET. Resultaten. Juni 2006

SMEsNET. Resultaten. Juni 2006 SMEsNET Resultaten Juni 2006 SMEsNET 1. Projectinhoud 2. Resultaten vergaderingen stakeholder 3. Resultaten enquête 4. Conclusie 1. Projectinhoud SMEsNET Doel: mogelijkheden en verwachtingen van Europese

Nadere informatie

Ondernemerschap en tewerkstelling in België: gaan ze hand in hand?

Ondernemerschap en tewerkstelling in België: gaan ze hand in hand? Ondernemerschap en tewerkstelling in België: gaan ze hand in hand? Conclusies van het GEM-onderzoek naar groeigericht ondernemerschap 1 Jaarlijks wordt in Vlaanderen en België het GEM-onderzoek uitgevoerd.

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken Structurele ondernemingsstatistieken 1 Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2016 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele ondernemingsstatistieken beschrijven

Nadere informatie

M200616. De winstpotentie van personeelsbeleid in het MKB

M200616. De winstpotentie van personeelsbeleid in het MKB M200616 De winstpotentie van personeelsbeleid in het MKB dr. J.M.P. de Kok drs. J.M.J. Telussa Zoetermeer, december 2006 Prestatieverhogend HRM-systeem MKB-bedrijven met een zogeheten 'prestatieverhogend

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren

Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2010 2011 Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren Frederik Verplancke onder leiding van Prof. dr. Gerrit

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE. Analyse van het management op Belgische wetenschapsparken

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE. Analyse van het management op Belgische wetenschapsparken UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2013 2014 Analyse van het management op Belgische wetenschapsparken Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of

Nadere informatie

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub 2016 in een oogopslag Groeiende en 1 2016 was opnieuw een bijzonder jaar voor de farmaceutische sector in België. Ons land versterkte haar positie als speler

Nadere informatie

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub 2016 in een oogopslag 2016 was opnieuw een bijzonder jaar voor de farmaceutische sector in België. Ons land versterkte haar positie als speler van wereldformaat

Nadere informatie

Linking the Customer Purchase Process to E-commerce

Linking the Customer Purchase Process to E-commerce Samenvatting Elektronische handel verandert fundamenteel de manier waarop consumenten goederen en diensten kopen. E-commerce is het kopen en verkopen van producten of diensten via elektronische systemen

Nadere informatie

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling VIVES BRIEFING 2018/05 De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling Relatief verlies, absolute winst voor werknemers Yannick Bormans KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen,

Nadere informatie

The Netherlands of 2040. www.nl2040.nl

The Netherlands of 2040. www.nl2040.nl The Netherlands of 2040 www.nl2040.nl 1 Tijden veranderen 2 Tijden veranderen 3 Nieuwe CPB scenario studie Vraag Waarmee verdienen we ons brood in 2040? Aanpak Scenario s, geven inzicht in onzekerheid

Nadere informatie

Noord-Nederlandse Innovatiemonitor 2017

Noord-Nederlandse Innovatiemonitor 2017 Noord-Nederlandse Innovatiemonitor 2017 Deelrapport Creativiteit en Innovatie Prof.Dr. D.L.M. (Dries) Faems d.l.m.faems@rug.nl Prof.Dr. B.A. (Bernhard) Nijstad b.a.nijsta@rug.nl Dr. B. (Bart) Verwaeren

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Fiche 3: tewerkstelling

Fiche 3: tewerkstelling ECONOMISCHE POSITIONERING VAN DE FARMACEUTISCHE INDUSTRIE Fiche 3: tewerkstelling In de sector werken meer dan 29.400 personen; het volume van de tewerkstelling stijgt met een constant ritme van 3,7 %,

Nadere informatie

9 Gebruik van wetenschappelijke kennis

9 Gebruik van wetenschappelijke kennis 9 Gebruik van wetenschappelijke kennis In dit hoofdstuk wordt het gebruik van wetenschappelijke kennis a) geanalyseerd in alle onderzochte beleidsprocessen in de JGZ voor 4-19-jarigen in de vier GGD-regio's.

Nadere informatie

BEST BOSS BELEIDSNOTA Aanbevelingen voor een succesvolle bedrijfsopvolging van KMO s in toerisme

BEST BOSS BELEIDSNOTA Aanbevelingen voor een succesvolle bedrijfsopvolging van KMO s in toerisme Aanbevelingen voor een succesvolle bedrijfsopvolging van KMO s in toerisme www.bestboss-project.eu Grant Agreement No.: 2014-1-DE02-KA200-001608 Dit project werd gefinancierd met de steun van de Europese

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/11/043 ADVIES NR 10/23 VAN 5 OKTOBER 2010, GEWIJZIGD OP 5 APRIL 2011, BETREFFENDE HET MEEDELEN VAN ANONIEME

Nadere informatie

artikel SUSTAINGRAPH TECHNISCH ARTIKEL

artikel SUSTAINGRAPH TECHNISCH ARTIKEL SUSTAINGRAPH TECHNISCH ARTIKEL SUSTAINGRAPH is een Europees project, gericht (op het verbeteren van) de milieuprestaties van Europese Grafimediabedrijven binnen de productlevenscyclus van hun grafimedia

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

Opgericht in Rechtsvorm Sector Werkgebied Website Kwesties/doelen Inschatten van de noden

Opgericht in Rechtsvorm Sector Werkgebied Website Kwesties/doelen Inschatten van de noden www.socialbiz.eu Sociale Onderneming Informatiefiche TRANSFORMANDO (SPAIN) Opgericht in 1998 Rechtsvorm Sector Werkgebied Website Coöperatieve Dienstverlener voor maatschappelijke organisaties Internationaal

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

INLEIDING. Deelrapport Samenwerken voor Innovatie Innovatiemonitor Noord-Nederland Pagina 2 van 10

INLEIDING. Deelrapport Samenwerken voor Innovatie Innovatiemonitor Noord-Nederland Pagina 2 van 10 1 INLEIDING SAMENWERKINGSPROJECT NOORD-NEDERLANDSE INNOVATIEMONITOR Dit rapport is opgesteld in het kader van de Noord-Nederlandse Innovatiemonitor. De monitor is het resultaat van een strategische samenwerking

Nadere informatie

Innovatiebenchmark Noord-Nederland. Overzichtsrapport. Prof.Dr. Dries Faems d.l.m.faems@rug.nl

Innovatiebenchmark Noord-Nederland. Overzichtsrapport. Prof.Dr. Dries Faems d.l.m.faems@rug.nl Innovatiebenchmark Noord-Nederland Overzichtsrapport Prof.Dr. Dries Faems d.l.m.faems@rug.nl 1. Inleiding 1.1 Project Innovatie Benchmark Noord-Nederland Dit rapport is opgesteld in kader van het project

Nadere informatie

Het faciliteren van innovatie Hoe vastgoed een rol kan spelenin het succes van jonge start-ups

Het faciliteren van innovatie Hoe vastgoed een rol kan spelenin het succes van jonge start-ups Het faciliteren van innovatie Hoe vastgoed een rol kan spelenin het succes van jonge start-ups Real Estate Management P4 Go / No Go Date: 04-03-2015 1st mentor: 2nd mentor: Committee: Alexandra den Heijer

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Goed, beter, best. Eenvoudig en betrouwbaar beoordelen met D-PAC

Goed, beter, best. Eenvoudig en betrouwbaar beoordelen met D-PAC Editie november 2018 Smart Education, Spin-off, Application prototyping Goed, beter, best. Eenvoudig en betrouwbaar beoordelen met D-PAC Schrijftaken en presentaties zijn vaak een cruciaal onderdeel van

Nadere informatie

Graduation Document. General Information. Master of Science Architecture, Urbanism & Building Sciences. Student Number

Graduation Document. General Information. Master of Science Architecture, Urbanism & Building Sciences. Student Number Graduation Document Master of Science Architecture, Urbanism & Building Sciences General Information Student Number 4106105 Student Name Nicky Joy Sargentini E. nickysargentini@gmail.com T. 06 10 56 52

Nadere informatie

Zuinige Superinnovatoren. Deelrapport Noord-Nederlandse Innovatiemonitor. Prof.Dr. Dries Faems

Zuinige Superinnovatoren. Deelrapport Noord-Nederlandse Innovatiemonitor. Prof.Dr. Dries Faems Deelrapport Noord-Nederlandse Innovatiemonitor Prof.Dr. Dries Faems d.l.m.faems@rug.nl 1. INLEIDING 1.1 SAMENWERKINGSPROJECT NOORD-NEDERLANDSE INNOVATIEMONITOR Dit rapport is opgesteld in het kader van

Nadere informatie

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN Oktober 2011 De arbeidsongevallen in de uitzendarbeidsector in 2010 1 Inleiding De arbeidsongevallen van de uitzendkrachten kunnen worden geanalyseerd op basis van drie selectiecriteria

Nadere informatie

FUNCTIEFAMILIE 1.3 Technisch specialist

FUNCTIEFAMILIE 1.3 Technisch specialist FUNCTIEFAMILIE 1.3 Technisch specialist Doel van de functiefamilie Vanuit de eigen technische specialisatie voorbereiden en opmaken van plannen, ontwerpen of studies en de uitvoering ervan opvolgen specialistische

Nadere informatie

DE AUDIOVISUELE SECTOR CIJFERS OPLEIDINGSINSPANNINGEN

DE AUDIOVISUELE SECTOR CIJFERS OPLEIDINGSINSPANNINGEN DE AUDIOVISUELE SECTOR CIJFERS 2013 OPLEIDINGSINSPANNINGEN INHOUDSOPGAVE I. INLEIDING... 2 II. SOCIALE BALANS... 3 III. ANALYSE VAN DE OPLEIDINGSINSPANNINGEN BINNEN HET PC 227... 5 1. REPRESENTATIVITEIT...

Nadere informatie

Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst.

Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst. Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst. Het onderzoeksproject Innovatief Personeelsbeleid richt zich op de vraag hoe

Nadere informatie

De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs

De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs VIVES BRIEFING 2016/09 De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs Koen Breemersch KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES 1 DE IMPACT VAN CONCURRENTIE OP DE PRODUCTMIX

Nadere informatie

Multiplicatoren: handleiding

Multiplicatoren: handleiding Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Multiplicatoren: handleiding De multiplicatoren van het finaal gebruik behelzen een klassieke toepassing van het traditionele inputoutputmodel

Nadere informatie

De manager als consument: de vereisten 162 De managementomgeving opbouwen 163 Verscheidenheid van managers erkennen 165

De manager als consument: de vereisten 162 De managementomgeving opbouwen 163 Verscheidenheid van managers erkennen 165 Inhoud Voorwoord 8 1 Gezamenlijk waarde creëren 13 De veranderende rol van de consument 14 Interactie tussen consument en bedrijf: gezamenlijk waarde creëren is de realiteit die zich aandient 17 Gezamenlijk

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) Relatiemarketing is gericht op het ontwikkelen van winstgevende, lange termijn relaties met klanten in plaats van het realiseren van korte termijn transacties.

Nadere informatie

TOEGANG TOT FINANCIERING

TOEGANG TOT FINANCIERING TOEGANG TOT FINANCIERING Opzet van de enquête De toegang tot financiering is essentieel voor het welslagen van een onderneming en een belangrijke factor voor economische groei in Europa na de economische

Nadere informatie

Amsterdamse haven en innovatie

Amsterdamse haven en innovatie Amsterdamse haven en innovatie 26 september 2011, Hoge School van Amsterdam Haven Amsterdam is een bedrijf van de gemeente Amsterdam Oostelijke handelskade (huidige situatie) Oostelijke handelskade (oude

Nadere informatie

SIKA S NORMEN EN WAARDEN

SIKA S NORMEN EN WAARDEN SIKA S NORMEN EN WAARDEN SIKA EEN WERElDlEIDER MEt NORMEN EN tradities Sinds de oprichting ruim 100 jaar geleden in zwitserland door de vooruitstrevende uitvinder Kaspar Winkler heeft Sika zich ontwikkeld

Nadere informatie

Appraisal. Datum:

Appraisal. Datum: Appraisal Naam: Sample Candidate Datum: 08-08-2013 Over dit rapport: Dit rapport is op automatische wijze afgeleid van de resultaten van de vragenlijst welke door de heer Sample Candidate is ingevuld.

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken 1 Structurele ondernemingsstatistieken - Analyse Structurele ondernemingsstatistieken Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2015 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele

Nadere informatie

HET NIEUWE WERKEN IN RELATIE TOT PERSOONLIJKE DRIJFVEREN VAN MEDEWERKERS. Onderzoek door TNO in samenwerking met Profile Dynamics

HET NIEUWE WERKEN IN RELATIE TOT PERSOONLIJKE DRIJFVEREN VAN MEDEWERKERS. Onderzoek door TNO in samenwerking met Profile Dynamics HET NIEUWE WERKEN IN RELATIE TOT PERSOONLIJKE DRIJFVEREN VAN MEDEWERKERS Onderzoek door TNO in samenwerking met Profile Dynamics 1 Inleiding Veel organisaties hebben de afgelopen jaren geïnvesteerd in

Nadere informatie

Proactief en voorspellend beheer Beheer kan effi ciënter en met hogere kwaliteit

Proactief en voorspellend beheer Beheer kan effi ciënter en met hogere kwaliteit Proactief en voorspellend beheer Beheer kan effi ciënter en met hogere kwaliteit Beheer kan efficiënter en met hogere kwaliteit Leveranciers van beheertools en organisaties die IT-beheer uitvoeren prijzen

Nadere informatie

The digital transformation executive study

The digital transformation executive study The digital transformation executive study De noodzaak van transformatie voor kleine en middelgrote producerende bedrijven Technologie verandert de manier waarop kleine en middelgrote bedrijven zakendoen.

Nadere informatie

JOBDISABILI. Sociale Onderneming Informatiefiche (ITALIË) A. SOCIALE VERANDERING. Opgericht in 2011. Bedrijf met beperkte aansprakelijkheid (BVBA)

JOBDISABILI. Sociale Onderneming Informatiefiche (ITALIË) A. SOCIALE VERANDERING. Opgericht in 2011. Bedrijf met beperkte aansprakelijkheid (BVBA) www.socialbiz.eu Sociale Onderneming Informatiefiche JOBDISABILI (ITALIË) Opgericht in 2011 Rechtsvorm Bedrijf met beperkte aansprakelijkheid (BVBA) Sector Werkgebied Diensten aan bedrijven Lokaal, Europa

Nadere informatie

Uittocht uit de industrie onstuitbaar? Prof. Dr. J. Konings VIVES - KULeuven

Uittocht uit de industrie onstuitbaar? Prof. Dr. J. Konings VIVES - KULeuven Uittocht uit de industrie onstuitbaar? Prof. Dr. J. Konings VIVES - KULeuven Overzicht Stylized Facts Theoretisch kader Sterke en zwakke sectoren in Vlaanderen? De supersterren van de Vlaamse economie

Nadere informatie

Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief

Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief Prof. Maarten Goos Universiteit Utrecht & KU Leuven VLOR Startdag, 17 september 2015 Het economische belang van vaardigheden 1. Vaardigheden en

Nadere informatie

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden 4.2. Participatiegraad Om de vooropgestelde steekproef van 10.000 personen te realiseren, werden 35.023 huishoudens geselecteerd op basis van het Nationaal Register. Met 11.568 huishoudens werd gepoogd

Nadere informatie

Omarm de cloud. Een onderzoek naar de acceptatie van cloud computing onder Europese MKB s

Omarm de cloud. Een onderzoek naar de acceptatie van cloud computing onder Europese MKB s Omarm de cloud Een onderzoek naar de acceptatie van cloud computing onder Europese MKB s Introductie Cloud computing symboliseert een grote verschuiving in de manier waarop ITdiensten worden geleverd binnen

Nadere informatie

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN December 2012 De arbeidsongevallen in de uitzendsector in 2011 1 Inleiding De arbeidsongevallen van uitzendkrachten kunnen worden geanalyseerd aan de hand van 3 selectiecriteria

Nadere informatie

ALGEMEEN MARKTONDERZOEK In Spain, Nederland, Engeland, Tsjechië en Bulgarije.

ALGEMEEN MARKTONDERZOEK In Spain, Nederland, Engeland, Tsjechië en Bulgarije. 2013-1-ES1-LEO05-66586 SENDI - Special Education Needs and Disability Inclusion ALGEMEEN MARKTONDERZOEK In Spain, Nederland, Engeland, Tsjechië en Bulgarije. Dit project werd gefinancierd met steun van

Nadere informatie

Indicatorenfiche: prioriteit 1

Indicatorenfiche: prioriteit 1 INTERVENTIELOGICA INTERREG 5 In de verordeningen voor de periode 2014-2020 legt de Europese Commissie de nadruk op de interventielogica van de s en op het belang van de selectie van de resultaat- en realisatiegebonden

Nadere informatie

Symposium Groene chemie in de delta

Symposium Groene chemie in de delta DPI Value Centre als onderdeel van TKI SPM en het valorisatienetwerk 2.0 Symposium Groene chemie in de delta A. Brouwer, 12 November 2012 TKI Smart Polymeric Materials Topresearch in polymeren 5-10 jaar

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Wat houdt het begrip internationale samenwerking in?

Samenvatting. 1. Wat houdt het begrip internationale samenwerking in? Aanleiding voor het onderzoek Samenvatting In de 21 ste eeuw is de invloed van ruimtevaartactiviteiten op de wereldgemeenschap, economie, cultuur, milieu, etcetera steeds groter geworden. Ieder land dient

Nadere informatie

1. WAAROM DIT HANDBOEK? 2

1. WAAROM DIT HANDBOEK? 2 2 1.1. WAAROM DIT HANDBOEK? Internationale mobiliteit wordt steeds meer een absolute noodzaak op een arbeidsmarkt waar een sterke vraag heerst naar meer flexibiliteit en aanpassingsvermogen. Een van de

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009

Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009 Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009 De grafische sector in West-Vlaanderen Foto: : Febelgra Jens Vannieuwenhuyse sociaaleconomisch beleid, WES De grafische sector is zeer divers. Grafische bedrijven

Nadere informatie

GEBRUIK VAN VERANTWOORDELIJKHEIDS- CENTRA

GEBRUIK VAN VERANTWOORDELIJKHEIDS- CENTRA Management control: GEBRUIK VAN VERANTWOORDELIJKHEIDS- CENTRA RECENTE ONTWIKKELINGEN IN ONDERZOEK 34 Jake Foster: beeld Verantwoordelijkheidscentra vormen binnen veel organisaties een essentieel onderdeel

Nadere informatie

Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee?

Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? 8 Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? 80 8 Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? Arnaud Dupuy en Philip Marey Na hun afstuderen kunnen ingenieurs in verschillende soorten functies aan

Nadere informatie

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Verschillende factoren bepalen het aantal arbeidsongevallen. Sommige van die factoren zijn meetbaar. Denken we daarbij

Nadere informatie

Bedrijven die investeren in sociale innovatie hebben minder last van de crisis

Bedrijven die investeren in sociale innovatie hebben minder last van de crisis Erasmus Concurrentie en Innovatie Monitor 2009 Bedrijven die investeren in sociale innovatie hebben minder last van de crisis Rotterdam, 6 oktober 2009 INSCOPE: Research for Innovation heeft in opdracht

Nadere informatie

Meeste Nederlandse werkgevers houden personeelsbestand op peil in vierde kwartaal 2011 Manpower Arbeidsmarktbarometer Q4 2011

Meeste Nederlandse werkgevers houden personeelsbestand op peil in vierde kwartaal 2011 Manpower Arbeidsmarktbarometer Q4 2011 PERSBERICHT EMBARGO TOT DINSDAG, 13 SEPTEMBER 2011, 00.01 UUR Contact: Irene Bieszke ManpowerGroup Nederland +31 (0) 6 41 05 96 62 irene.bieszke@manpower.nl Meeste Nederlandse werkgevers houden personeelsbestand

Nadere informatie

EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE BANKWET

EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE BANKWET 1/5 EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE BANKWET SOORTEN CUMULBEPERKINGEN STRUCTUUR ARTIKEL 62 De wettelijke cumulbeperkingen, zoals geformuleerd in artikel 62 van de wet van 25 april

Nadere informatie

Vitamine B12 deficiëntie. Een rapport naar De Incidentie en Prevalentie van vitamine B12 deficiëntie in Nederland

Vitamine B12 deficiëntie. Een rapport naar De Incidentie en Prevalentie van vitamine B12 deficiëntie in Nederland Vitamine B12 deficiëntie Een rapport naar De Incidentie en Prevalentie van vitamine B12 deficiëntie in Nederland In de periode januari 2010 tot en met december 2013 worden er in totaal 261.078 vitamine

Nadere informatie

Den Haag: Internationale stad van vrede en recht

Den Haag: Internationale stad van vrede en recht Intergouvernementeel / VN Europees Kennis NGO Onderwijs Cultuur en expatorganisaties Ambassades en consulaten Den Haag: Internationale stad van vrede en recht De gemeente Den Haag is internationale stad

Nadere informatie

Samenvatting afstudeeronderzoek

Samenvatting afstudeeronderzoek Samenvatting afstudeeronderzoek Succesfactoren volgens bedrijfsleven in publiek private samenwerkingen mbo IRENE VAN RIJSEWIJK- MSC STUDENT BEDRIJFSWETENSCHAPPEN (WAGENINGEN UNIVERSITY) IN SAMENWERKING

Nadere informatie

Slimmer managen en organiseren kan productiviteit en innovatie in zorg verbeteren

Slimmer managen en organiseren kan productiviteit en innovatie in zorg verbeteren Slimmer managen en organiseren kan productiviteit en innovatie in zorg verbeteren Zorgorganisaties zijn innovatiever dan het bedrijfsleven; Zorgorganisaties investeren gemiddeld 25% meer in sociale innovatie,

Nadere informatie

Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s

Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s Onderzoek door mr. J.M. Blanco Fernández en prof. mr. M. van Olffen (Van der Heijden Instituut, Radboud Universiteit Nijmegen) in opdracht van het Wetenschappelijk

Nadere informatie

Datascience als Advies drager Crowe Foederer B.V. 1

Datascience als Advies drager Crowe Foederer B.V. 1 Datascience als Advies drager 2018 Crowe Foederer B.V. 1 Agenda Crowe Foederer & Datascience Het FDS Platform; werkwijze en oplossingen Datascience als adviesdrager: twee praktijkvoorbeelden Samenvatting

Nadere informatie

BESCHERMING VAN INNOVATIE MIDDELS BEDRIJFSGEHEIMEN EN OCTROOIEN: DETERMINANTEN VOOR BEDRIJVEN UIT DE EUROPESE UNIE SAMENVATTING

BESCHERMING VAN INNOVATIE MIDDELS BEDRIJFSGEHEIMEN EN OCTROOIEN: DETERMINANTEN VOOR BEDRIJVEN UIT DE EUROPESE UNIE SAMENVATTING BESCHERMING VAN INNOVATIE MIDDELS BEDRIJFSGEHEIMEN EN OCTROOIEN: DETERMINANTEN VOOR BEDRIJVEN UIT DE EUROPESE UNIE SAMENVATTING Juli 2017 BESCHERMING VAN INNOVATIE MIDDELS BEDRIJFSGEHEIMEN EN OCTROOIEN:

Nadere informatie

Visie op Valorisatie. van onderzoeken naar ondernemen. InnoTep, Radboud Universiteit Nijmegen, 30 september 2011. Maarten van Gils

Visie op Valorisatie. van onderzoeken naar ondernemen. InnoTep, Radboud Universiteit Nijmegen, 30 september 2011. Maarten van Gils Visie op Valorisatie van onderzoeken naar ondernemen InnoTep, Radboud Universiteit Nijmegen, 30 september 2011 Maarten van Gils Agenda Persoonlijke introductie Het onderzoeken bij MICORD De overgang in

Nadere informatie

Gender: de ideale mix

Gender: de ideale mix Inleiding 'Zou de financiële crisis even hard hebben toegeslaan als de Lehman Brothers de Lehman Sisters waren geweest?' The Economist wijdde er vorige maand een artikel aan: de toename van vrouwen in

Nadere informatie

ASSOCIAZIONE SEED. Lokaal, Europees, Internationaal

ASSOCIAZIONE SEED. Lokaal, Europees, Internationaal www.socialbiz.eu Sociale Onderneming Informatiefiche ASSOCIAZIONE SEED (ZWITSERLAND) Opgericht in 2007 Rechtsvorm Sector Werkgebied Sector Website Vereniging Dienstverlener voor sociale verenigingen/sociaal

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

R E C R U I T M E N T R E S O U R C E S R E S U L T S DE DRIJVENDE KRACHT ACHTER DYNAMISCHE ICT RECRUITMENT OPLOSSINGEN

R E C R U I T M E N T R E S O U R C E S R E S U L T S DE DRIJVENDE KRACHT ACHTER DYNAMISCHE ICT RECRUITMENT OPLOSSINGEN R E C R U I T M E N T R E S O U R C E S R E S U L T S DE DRIJVENDE KRACHT ACHTER DYNAMISCHE ICT RECRUITMENT OPLOSSINGEN VERDER KIJKEN HumanR is dé specialist bij uitstek op het gebied van werving, selectie

Nadere informatie

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel)

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel) «Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel) Eerste deel Evolueert de werkloosheidsduur naargelang de leeftijd van de werkloze? Hoe groot is de kans

Nadere informatie

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie De Global Entrepreneurship Monitor (GEM) is een jaarlijks onderzoek dat een beeld geeft van de ondernemingsgraad van een land. GEM

Nadere informatie

Migrerende euromunten

Migrerende euromunten Migrerende euromunten Inleiding Op 1 januari 2002 werden in vijftien Europese landen (twaalf grote en drie heel kleine) euromunten en - biljetten in omloop gebracht. Wat de munten betreft, ging het in

Nadere informatie

Internationale Benchmark 2009 Extra landen

Internationale Benchmark 2009 Extra landen M200907 Internationale Benchmark 2009 Extra landen Tabellenboek drs. N.G.L. Timmermans drs. W.H.J. Verhoeven R. in 't Hout Zoetermeer, mei 2009 1 Inleiding EIM publiceert jaarlijks de Internationale Benchmark.

Nadere informatie

Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst.

Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst. Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst. Ferry Koster, Daan Bloem en Petra van de Goorbergh ICOON#11 November 2017 Het

Nadere informatie

Impact Cloud computing

Impact Cloud computing Impact Cloud computing op de Nederlandse zakelijke markt 2 inleiding De economische omstandigheden zijn uitdagend. Nederland is onder invloed van de schuldencrisis in een nieuwe recessie beland; de economische

Nadere informatie

Benchmark uw. productielogistiek. Productiebedrijven in Vlaanderen. met uitsterven bedreigd. springlevend

Benchmark uw. productielogistiek. Productiebedrijven in Vlaanderen. met uitsterven bedreigd. springlevend Iedere ochtend in Afrika ontwaakt een leeuw met de wetenschap dat hij sneller moet lopen dan de traagste gazelle Productiebedrijven in Vlaanderen met uitsterven bedreigd springlevend of? Benchmark uw productielogistiek

Nadere informatie

MKB in grote steden: aanhaken bij het landelijke beeld

MKB in grote steden: aanhaken bij het landelijke beeld M200903 MKB in grote steden: aanhaken bij het landelijke beeld drs. M. van Leeuwen Zoetermeer, februari 2009 Grootstedelijk MKB Uit eerder onderzoek van EIM 1 blijkt dat het vertrouwen van het MKB in de

Nadere informatie

managing people meeting aspirations Natuurlijke groei

managing people meeting aspirations Natuurlijke groei managing people meeting aspirations Natuurlijke groei geloof Wij hebben een gemeenschappelijke visie pagina - managing people, meeting aspirations Vandaag verhoogt CPM de prestaties op elk niveau van uw

Nadere informatie

Technologieontwikkeling in de wegenbouw

Technologieontwikkeling in de wegenbouw Technologieontwikkeling in de wegenbouw - Hoe de rollen van de overheid het projectresultaat beïnvloeden - NL- Samenvatting van promotieonderzoek dr.ir JC Caerteling Deze dissertatie levert een bijdrage

Nadere informatie

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied Brussels Observatorium voor de Oktober 2013 FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied De arbeidsmarkten van de 3 gewesten in België zijn erg verschillend en hebben elk hun eigen specificiteit,

Nadere informatie

Ondernemerschap in België: een vergelijkende, internationale studie

Ondernemerschap in België: een vergelijkende, internationale studie Ondernemerschap in België: een vergelijkende, internationale studie Ondernemerschap is een van de drijfveren van economische groei en heeft als studiedomein de laatste jaren internationaal heel wat aan

Nadere informatie

Industriële innovatie, deel II: loont innoveren? 1

Industriële innovatie, deel II: loont innoveren? 1 Industriële innovatie, deel II: loont innoveren? 1 Gerhard Meinen 2 Hoe vaak leiden inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling tot innovaties? We weten dat bedrijven veel geld uitgeven aan

Nadere informatie

Businessmodellen voor Sociale Ondernemingen

Businessmodellen voor Sociale Ondernemingen Businessmodellen voor Sociale Ondernemingen De Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam heeft onderzoek gedaan naar businessmodellen voor sociale ondernemingen. Een goed businessmodel is essentieel voor iedere

Nadere informatie

Proeftuinplan: Meten is weten!

Proeftuinplan: Meten is weten! Proeftuinplan: Meten is weten! Toetsen: hoog, laag, vooraf, achteraf? Werkt het nu wel? Middels een wetenschappelijk onderzoek willen we onderzoeken wat de effecten zijn van het verhogen cq. verlagen van

Nadere informatie

Impact Cloud computing

Impact Cloud computing Impact Cloud computing op de Nederlandse zakelijke markt De impact van Cloud Computing op de Nederlandse zakelijke markt De economische omstandigheden zijn uitdagend. Nederland is en bedrijven informatietechnologie

Nadere informatie

AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL DE VLAAMSE REGERING INZAKE DE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING IN DE INDUSTRIE

AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL DE VLAAMSE REGERING INZAKE DE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING IN DE INDUSTRIE AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL EN DE VLAAMSE REGERING INZAKE DE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING IN DE INDUSTRIE AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL EN

Nadere informatie

Landbouw in de stad en in de stadsrand ontwikkelen

Landbouw in de stad en in de stadsrand ontwikkelen Landbouw in de stad en in de stadsrand ontwikkelen Actie 1: commerciële landbouw Doelstellingen: 1 De kennis over stedelijke landbouw ontwikkelen Een strategisch standpunt identificeren over het haalbare

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research paper

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie