Kinderen, Kanker en Beleid

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kinderen, Kanker en Beleid"

Transcriptie

1 Kinderen, Kanker en Beleid De gevoeligheid van kinderen voor omgevingscarcinogenen Mei Augustus 2004 Hulpverlening Gelderland Midden Katholieke Universiteit Nijmegen Onderzoek in het kader van PINCHE (EU-Project QLK ) Auteur: Begeleiding: J. Odink, BSc Studentnr Drs. P.J. van den Hazel Ir. M.M.M. Zuurbier Dr. J.W.J. van der Gulden

2 2

3 Voorwoord Dit rapport is het resultaat van een drie maanden durende stage bij de Hulpverlening Gelderland Midden op de afdeling Infectieziekten en Milieu. Deze stage werd gedaan in het kader van het maatschappelijk profiel van de opleiding Biomedische Wetenschappen aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, afstudeerrichting Toxicologie. Het onderzoek maakte deel uit van het PINCHE-project (Policy Interpretation Network on Children s Health and Environment), een project dat wordt gesubsidieerd door de EU en wordt gecoördineerd vanuit de Hulpverlening Gelderland Midden. In het rapport wordt een beeld gegeven van de huidige kennis over de gevoeligheid van kinderen voor omgevingscarcinogenen en worden aanbevelingen gedaan met betrekking tot eventuele maatregelen op beleidsniveau om de risico s van kinderen te reduceren. Ik wil graag alle deskundigen die hun medewerking hebben verleend hiervoor bedanken. Tenslotte wil ik Peter van den Hazel, Moniek Zuurbier en Joost van der Gulden bedanken voor hun begeleiding en adviezen gedurende de afgelopen maanden. Jennie Odink Arnhem, augustus

4 4

5 Summary This report has been written within the framework of the PINCHE project (Policy Interpretation Network on Children s Health and Environment), a project funded by the EU. The question to be answered in this report is: are children more susceptible to environmental carcinogens than adults? This is an important question since a higher susceptibility of children can have profound implications for policymaking. This report consists of two parts: 1) an analysis of recent literature about the susceptibility of children to carcinogens and 2) expert opinions acquired by interviews and questionnaires. Dutch experts in the field of cancer or policy have been interviewed and questionnaires have been sent by electronic mail to experts abroad. On the basis of both literature analysis and expert opinions, policy recommendations were made. Children seem to have a higher exposure to certain carcinogens than adults, especially during the first four years of life. This is in part the result of their age-specific behaviour. Also, children eat more food, drink more water and breathe more air than adults per kg bodyweight as a result of their higher metabolism and energy requirement. Furthermore, there are considerable toxicokinetic differences. For example, during the foetal period and early childhood, children have a lower enzyme activity than adults and as a result a lower detoxification of certain carcinogens. However, in older children enzyme activity can exceed adult levels in some cases. Most relevant toxicokinetic differences disappear during the child s first year of life. Although differences in toxicokinetics between children and adults can influence the internal dose of a chemical, the consequences of the internal dose depend on the organ susceptibility during a certain period of life. Organ susceptibility to carcinogens may be higher in children due to the higher cell proliferation in developing tissues. This is one of the most likely mechanisms to explain differences in susceptibility between children and adults. Other plausible explanations for differences in susceptibility include endocrine disruption and differences in DNA repair and immune system activity. Nevertheless, at this moment the knowledge about these mechanisms is rather scarce. The foetal period, early childhood and puberty are likely to be the most susceptible periods in life with regard to carcinogens. The susceptibility to carcinogens differs for various compounds. The existing evidence shows a higher susceptibility to genotoxic carcinogens during childhood compared to adulthood. For non-genotoxic agents, less evidence exists at this point. Childhood exposure to carcinogens is more likely to influence the lifetime cancer risk than the risk of childhood 5

6 cancer. At this moment, data about the susceptibility during the various stages of childhood to specific carcinogens are rare. The current knowledge about the susceptibility of children to carcinogens is too limited to make evidence-based policy recommendations. However, when policy-makers decide to reduce the risks of children due to carcinogens, they may consider the following measures: - More stringent concentration limits for certain carcinogenic compounds. Policymakers should consider the fact that susceptibility is not equal during all stages of childhood and that susceptibility is not the same for each carcinogen. - When sources and locations of carcinogenic pollution are known, it can be determined not to allow schools or day care centres within a certain radius from the source. Distances will vary for different situations. - Education of parents. Parents should be more aware of the hazards of certain carcinogens to their children s health. For this reason more attention must be given to education. General practitioners and staff members of child health centres can play a role in informing people about the risks of carcinogens in their environment. Ultraviolet light and environmental tobacco are examples of carcinogenic exposures that could possibly be reduced by giving education to parents about the risks for their children. - Monitoring exposures to carcinogenic substances should not only include measurements of certain carcinogens in the breathing area of adults but also in the breathing area of children because concentrations may differ with varying height. - Measures to reduce exposure to carcinogenic compounds will be most effective when they are laid down on a European level. When it is likely that this will take considerable time, measures can already be taken on a national level. - Research about mechanisms explaining differences in susceptibility to carcinogens between children and adults, should be stimulated. At this moment there are still many gaps and uncertainties in the knowledge about the underlying mechanisms of carcinogenesis in children. 6

7 Samenvatting Dit rapport is geschreven in het kader van het PINCHE project (Policy Interpretation Network on Children s Health and Environment), een project dat wordt gesubsidieerd door de EU. De belangrijkste vraag van dit rapport is: zijn kinderen gevoeliger voor omgevingscarcinogenen dan volwassenen? Dit is een belangrijke vraag aangezien een hogere gevoeligheid van kinderen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de beleidsvorming. Om de bovenstaande vraag te beantwoorden, is eerst recente literatuur over de gevoeligheid van kinderen geanalyseerd. Het tweede deel van het onderzoek bestond uit het verzamelen van meningen van deskundigen over dit onderwerp. Hiertoe zijn Nederlandse deskundigen op gebied van kanker of beleid geïnterviewd. Verder zijn electronische vragenlijsten verzonden naar deskundigen op deze gebieden in het buitenland. Op grond van zowel de literatuuranalyse als de meningen van deskundigen, zijn beleidsaanbevelingen gedaan. Kinderen lijken een hogere blootstelling aan een aantal carcinogenen te hebben dan volwassen, vooral gedurende de eerste vier levensjaren. Dit is deels het gevolg van hun leeftijds-specifieke gedrag. Ook is het metabolisme en de energiebehoefte van jonge kinderen hoger, waardoor de inname van voedsel, water en lucht per kilogram lichaamsgewicht hoger is dan bij volwassenen. Verder zijn er aanzienlijke verschillen in de toxicokinetiek van stoffen tussen kinderen en volwassenen. Kinderen hebben bijvoorbeeld gedurende de foetale periode en de eerste levensjaren een lagere enzymactiviteit dan volwassenen, met als gevolg een lagere detoxicificatie van carcinogenen. De enzymactiviteit van oudere kinderen kan daarentegen in sommige gevallen zelfs hoger zijn dan die van volwassenen. De meeste relevante verschillen in toxicokinetiek tussen kinderen en volwassenen verdwijnen gedurende het eerste levensjaar van het kind. Hoewel verschillen in toxicokinetiek tussen kinderen en volwassenen de interne dosis van een chemische stof kunnen beïnvloeden, hangt het effect van de interne dosis af van de orgaangevoeligheid tijdens een bepaalde periode van het leven. De orgaangevoeligheid voor carcinogenen kan hoger zijn in kinderen, vanwege de hogere celdeling in zich ontwikkelende weefsels. Dit is één van de meest aannemelijke verklaringen voor verschillen in gevoeligheid voor carcinogenen tussen kinderen en volwassenen. Andere verklaringen zijn hormoonverstoring en verschillen in DNA repair en immuunsysteemactiviteit. Op dit moment is de kennis over deze mechanismen echter beperkt. De prenatale periode, de eerste levensjaren en de puberteit zijn waarschijnlijk de meest gevoelige perioden in het leven met betrekking tot carcinogenen. De gevoeligheid voor 7

8 carcinogenen verschilt per stof. Blootstelling aan genotoxische stoffen op jonge leeftijd lijkt echter sterkere gevolgen te hebben voor het levenslange kankerrisico dan blootstelling aan niet-genotoxische carcinogenen. Blootstelling op jonge leeftijd heeft waarschijnlijk eerder gevolgen voor het levenslange kankerrisico dan voor het risico van kanker bij kinderen. Op dit moment zijn gegevens over de gevoeligheid tijdens de verschillende stadia van de kindertijd voor specifieke carcinogenen schaars. De huidige kennis over de gevoeligheid van kinderen voor carcinogenen is te beperkt om op wetenschappelijk bewijs gebaseerde beleidsaanbevelingen te kunnen doen. Wanneer beleidsmakers echter besluiten de door carcinogenen veroorzaakte risico s van kinderen te willen beperken, kan gedacht worden aan de volgende maatregelen: - Aanscherping van normen voor bepaalde carcinogenen. Hierbij moeten beleidsmakers wel beseffen dat de gevoeligheid niet gelijk is gedurende alle stadia van de kindertijd en dat de gevoeligheid per carcinogeen zal verschillen. - Wanneer bronnen van vervuiling met carcinogenen bekend zijn, kan besloten worden om geen scholen of kinderdagverblijven binnen een bepaalde straal van de bron toe te staan. De aan te houden afstanden zullen per situatie verschillen. - Voorlichting van ouders. Ouders zouden zich meer bewust moeten zijn van de gevaren die bepaalde carcinogenen vormen voor hun kinderen. Daarom zal meer aandacht besteed moeten worden aan voorlichting. Huisartsen en medewerkers van consultatiebureaus kunnen een rol spelen bij het informeren van mensen over de risico s van carcinogenen in hun omgeving. Ultraviolette straling en tabaksrook zijn voorbeelden van carcinogene blootstellingen die mogelijk gereduceerd kunnen worden door het geven van voorlichting aan ouders over de gevaren van blootstelling voor hun kinderen. - Bij het monitoren van de blootstelling aan carcinogenen, moeten niet alleen concentraties van carcinogenen in de ademzone van volwassenen worden gemeten maar ook op de ademhoogte van kinderen, omdat concentraties van stoffen anders kunnen zijn op verschillende hoogtes. - Maatregelen om de blootstelling aan carcinogenen te reduceren, zullen het meest effectief zijn wanneer ze vastgelegd worden op Europees niveau. Wanneer het waarschijnlijk is dat dit veel tijd zal kosten, kunnen alvast maatregelen op nationaal niveau genomen worden. - Onderzoek naar mechanismen die verschillen in gevoeligheid tussen kinderen en volwassenen kunnen verklaren, moet gestimuleerd worden. Op dit moment zijn er nog 8

9 veel leemten en onzekerheden in de kennis over de onderliggende mechanismen van carcinogenese in kinderen. 9

10 10

11 Inhoud 1. Inleiding Achtergrond Methoden Kanker bij kinderen Incidentie Kanker Exogene blootstellingen Fasen van ontwikkeling Leeftijdsafhankelijke verschillen in blootstelling en toxicokinetiek Blootstelling Toxicokinetiek Absorptie Distributie Metabolisme Excretie Conclusie Leeftijdsafhankelijke verschillen in gevoeligheid voor DNA schade en kanker DNA schade door genotoxische carcinogenen Verschillen in kankerincidentie Ioniserende straling UV straling Chemische carcinogenen Geslachtsafhankelijke verschillen in gevoeligheid Conclusie Beleid ten aanzien van carcinogene stoffen Het huidige beleid Toereikendheid van het beleid 37 11

12 6. Meningen van deskundigen Blootstelling en gevoeligheid Interviews Vragenlijsten Maatregelen Interviews Vragenlijsten Conclusie Conclusie en aanbevelingen Conclusie Aanbevelingen Literatuur 59 Bijlagen 65 I. Gebruikte afkortingen 65 II. Vragenlijst voor interviews 66 III. Interviews 68 III A. Interview Dr. R.P. Bos 68 III B. Interview Dr. F. Woudenberg 71 III C. Interview Dr. P. Boogaard 73 III D. Interview Dr. A.J.A.M. Sips 76 III E. Interview Ir. P.M.J. Bos 79 III F. Interview Prof. dr. L.A.L.M. Kiemeney 81 III G. Interview Dr. A.M.J. Ragas 83 III H. Interview Dr. J.P.M. Bökkerink 88 IV. Resultaten electronische vragenlijst 91 V. Nederlands beleid ten aanzien van carcinogenen 100 VI. Europees beleid ten aanzien van carcinogenen

13 1. Inleiding 1.1. Achtergrond Welke beslissingen moeten in het beleid genomen worden over onderwerpen die invloed hebben op de gezondheid en leefomgeving van kinderen? Door middel van het PINCHE project (Policy Interpretation Network on Children's Health and Environment), wordt geprobeerd om deze vraag te beantwoorden. Dit project wordt door de Europese Unie gedurende drie jaar gesubsidieerd (EU-project QLK ). Vervuiling van de leefomgeving kan grote consequenties kan hebben voor de gezondheid, en de kosten om het te bestrijden zijn soms erg hoog. Het PINCHE project speelt een belangrijke rol in het geven van informatie over de relatie tussen vervuiling en gezondheid aan beleidsmakers en andere partijen in de samenleving. Het project richt zich op vier onderwerpen die de gezondheid van kinderen negatief kunnen beïnvloeden: luchtvervuiling, omgevingscarcinogenen, geluid en neurotoxische stoffen. Dit rapport richt zich alleen op de omgevingscarcinogenen, met als belangrijkste vraag: zijn kinderen gevoeliger voor omgevingscarcinogenen dan volwassenen? Binnen de wetenschap bestaat er verschil van mening over de vraag of kinderen meer gevaar lopen voor gezondheidseffecten door toxische stoffen in hun leefomgeving dan volwassen. Dit geldt zowel voor carcinogenen als voor andere giftige stoffen, zoals stoffen met een neurotoxische werking. De afgelopen decennia zijn er al veel studies verricht naar de vraag of kinderenen gevoeliger zijn voor omgevingscarcinogenen dan volwassenen. Er zijn echter tegenstrijdige resultaten, waardoor er nog geen eenduidig antwoord is. Charnley en Putzrath [Charnley 2001] geven aan dat het aantal studies waaruit een verhoogde gevoeligheid voor chemische carcinogenese van jonge dieren ten aanzien van volwassenen blijkt, ongeveer even groot (37%) is als het aantal studies waaruit een lagere gevoeligheid blijkt (53%). Bij 10% van de onderzoeken had leeftijd geen invloed op de gevoeligheid. Historisch gezien is beleid meestal gebaseerd op de veronderstelling dat alle individuen in een populatie dezelfde biologische respons vertonen op een bepaalde dosis carcinogenen. Beleidsmakers worden zich echter steeds meer bewust van het belang van interindividuele variatie in gevoeligheid, vooral bij risico s voor kinderen [Perera 1997]. Een verhoogde gevoeligheid van kinderen zou grote gevolgen kunnen hebben voor het beleid ten aanzien van kankerverwekkende stoffen in de leefomgeving, aangezien kinderen dan mogelijk als een aparte groep moeten worden beschouwd bij het maken van risicoschattingen en het berekenen van normen voor bepaalde 13

14 stoffen. Het is van groot belang dat er duidelijkheid komt over de gevoeligheid voor kankerverwekkende stoffen van kinderen, in vergelijking met volwassenen. Een verhoogde gevoeligheid voor omgevingscarcinogenen op jonge leeftijd kan namelijk niet alleen de incidentie van kanker bij kinderen beïnvloeden, maar mogelijk ook de incidentie van bepaalde kankers op volwassen leeftijd [EPA 2003, Preston 2004] Methoden Het doel van dit rapport is een antwoord te krijgen op de vraag, of kinderen gevoeliger zijn voor omgevingscarcinogenen dan volwassenen. Allereerst worden relevante bevindingen van verschillende recente studies geanalyseerd, om een beeld te krijgen van de huidige kennis op dit gebied. Daarna worden de standpunten van verschillende experts hierbij betrokken. Naar aanleiding van de uitkomsten en de aangedragen oplossingen worden enkele aanbevelingen voor beleid gegeven. Voor het literatuuronderzoek is gebruik gemaakt van de database Pubmed. Er is in eerste instantie gezocht met zoektermen zoals: 'susceptibility', 'children', 'cancer', 'carcinogens' in literatuur vanaf Enkele relevante artikelen die ouder waren zijn ook meegenomen. Referenties uit relevante artikelen en hun keywords werden gebruikt voor verdere zoekacties. Een aantal deskundigen op gebied van kanker en/of beleid is gevraagd mee te werken aan dit rapport door het geven van een interview. Interviews zijn gedaan op persoonlijke titel en de geïnterviewden vertegenwoordigen dus niet het standpunt van de instelling of het bedrijf waaraan ze verbonden zijn. Er is voor de gesprekken met deskundigen gebruik gemaakt van een algemene vragenlijst als uitgangspunt (zie bijlage II). Omdat de interviews een semigestructureerde opbouw hadden en de geïnterviewden op verschillende gebieden deskundig waren, zijn per geïnterviewde verschillende vragen aan bod gekomen. De volledige uitwerkingen van de interviews zijn weergegeven in bijlage III. De uitwerkingen zijn achteraf door de betreffende deskundigen beoordeeld op de juistheid van de inhoud. Om een groter aantal meningen van deskundigen over dit onderwerp te achterhalen, zijn deskundigen in het buitenland via benaderd. Zij hebben een korte vragenlijst ingevuld (inhoud zie bijlage IV). De resultaten van zowel de interviews als de electronische vragenlijsten zijn samengevat. 14

15 2. Kanker bij kinderen 2.1. Incidentie In Europa ontwikkelen tussen de 1 op de 500 en 1 op de 600 kinderen kanker voor hun vijftiende jaar. Er zijn aanwijzingen dat in Europa en andere geïndustrialiseerde landen het aantal gevallen van kanker bij kinderen toeneemt [SCALE 2004]. De helft van alle kankers bij kinderen wordt gediagnosticeerd voor het vijfde levensjaar [Birch 1999]. In ongeveer 33% van de gevallen gaat het om leukemie, 25% zijn hersentumoren en 10 tot 12 % lymfomen. De rest van de gevallen zijn vooral embryonale tumoren, waaronder neuroblastoom, Wilms tumor, embryonaal rhabdomyosarcoom, retinoblastoom en hepatoblastoom Kanker Kanker is het ongeremd delen van een cel van een bepaald type. Het is niet één ziekte, maar een verzameling van meer dan honderd verschillende ziekten. Per soort kanker zijn er andere oorzaken en risicofactoren. Ook de kans op genezing is niet voor alle vormen van kanker gelijk. Bij ongeveer 1 op de 3 Nederlanders wordt kanker vastgesteld in de loop van het leven. Kanker ontstaat door interactie tussen genetische en omgevingsfactoren. De meeste vormen van kanker staan in verband met leefgewoonten zoals roken, alcoholgebruik en voeding. Van alle gevallen van kanker is minder dan 5 tot 10 % een direct gevolg van contact met kankerverwekkende stoffen in de leefomgeving of op het werk [Handboek Buitenmilieu 1996]. De meeste gevallen ontstaan dus niet door vervuiling van het milieu. Tegenwoordig gaan deskundigen ervan uit dat de tijd die verloopt tussen blootstelling aan een bepaalde risicofactor en het ontstaan van kanker, in de meeste gevallen minstens 10 jaar bedraagt. Bij kinderen kan die periode korter zijn [Handboek Buitenmilieu 1996]. Naar de huidige inzichten moet kanker primair gezien worden als het resultaat van accumulerende DNAschade in (individuele) somatische cellen. Er zijn dus meerderde genetische veranderingen nodig. Ongeveer 30 jaar geleden ontwikkelden Knudson en Strong de 2-mutatie hypothese. Deze houdt in dat een cel tenminste 2 mutaties moet ondergaan om kwaadaardig te worden. Het model is bewezen aan de hand van het retinoblastoom. Bij de niet-erfelijke vorm vonden alle mutaties na de conceptie plaats, terwijl bij de erfelijke vorm de eerste mutatie voor de conceptie had plaatsgevonden. Dit model kan mogelijk ook de verdeling van Wilms tumoren 15

16 en andere tumoren van kinderen verklaren. De 2-mutatie hypothese laat ruimte voor een rol voor omgevingsfactoren bij het ontstaan van kanker [WHO 2002]. Erfelijke factoren en externe invloeden dragen bij de verschillende soorten kanker in variërende mate bij aan het ontstaan. Voor acute lymfoblastische leukemie (ALL) en hersentumoren is het waarschijnlijk dat er niet-genetische oorzaken bestaan. Tot nu toe is de enige bekende risicofactor voor deze twee vormen van kanker ioniserende straling, voor andere risicofactoren is er op dit moment nog geen consistent bewijs. Verder wordt infectie met het Epstein Barr virus gezien als een oorzaak van Burkitt's lymfoom in Afrika, en is HIV een algemeen geaccepteerde oorzaak van Kaposi's sarcoom. Het Epstein Barr virus is waarschijnlijk ook betrokken bij het ontstaan van de ziekte van Hodgkin. De etiologie van de overige 80-90% van de kankers bij kinderen is onbekend. Wel wordt gesuggereerd dat een aantal omgevingsblootstellingen, de kans op het ontstaan van deze kankers mogelijk verhogen. Zo is ALL bijvoorbeeld geassocieerd met infecties en acute myeloïde leukemie (AML) met blootstelling aan pesticiden, maternale alcoholconsumptie en DNA topoisomerase II remmers in voedsel. Welke rol erfelijke factoren en externe determinanten spelen bij het ontstaan van verschillende vormen van kanker bij kinderen is op dit moment moeilijk te zeggen. Dit komt mede doordat naar de oorzaken van zeldzamere kankers nog maar weinig onderzoek is gedaan [Bunin 2004] Exogene blootstellingen De vroege leeftijd waarop kankers bij kinderen gediagnosticeerd worden, wijst erop dat genetische factoren waarschijnlijk een belangrijke rol spelen [SCALE 2004]. Slechts 5 % van alle kankers heeft echter een zuiver genetische achtergrond [Perera 1997]. 95% is waarschijnlijk het gevolg van interactie tussen omgevingsfactoren en genetische factoren die de gevoeligheid bepalen. Volgens een recent WHO rapport [WHO 2002] kan slechts een klein deel (ongeveer 4%) van de kankers bij kinderen verklaard worden door een duidelijke erfelijke component of associatie met een erfelijke predispositie. Verschillende studies hebben een relatie aangetoond tussen een verhoogde individuele gevoeligheid voor leukemie en de aanwezigheid van polymorfismen in enzymen die betrokken zijn bij het metabolisme van omgevingscarcinogenen [Krajinovic 2000, Krajinovic 1999, Mathonnet 2003, Canalle 2004]. Stoffen in de leefomgeving die een mogelijke rol spelen bij het ontstaan van kanker bij kinderen zijn naast infectieuze agentia en straling, Policyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK); bepaalde alkenen; trihalomethanen; nitrosamines; benzeen en 16

17 andere oplosmiddelen; zware metalen zoals cadmium, lood, arseen, chroom; Polychloorbiphenylen (PCB); dioxines; een aantal gebromeerde vlamvertragers; oestrogene chemicaliën en pesticiden [SCALE 2004]. Er zijn aanwijzingen dat verkeersemissies een risicofactor zijn voor leukemie en andere kankers bij kinderen [Crosignani 2004, Pearson 2000]. Andere exogene blootstellingen die onderwerp van onderzoek zijn geweest in verband met het ontstaan van kanker bij kinderen zijn UV straling en electromagnetische velden [WHO 2002] Fasen van ontwikkeling Blootstelling aan bovenstaande carcinogenen kan zowel voor de conceptie als pre- en postnataal plaatsvinden. Niet alleen veroorzaken deze blootstellingen mogelijk kanker op kinderleeftijd. Het is ook mogelijk dat prenatale blootstelling of blootstelling als kind, na een lange latentieperiode, op volwassen leeftijd tot kwaadaardige aandoeningen leidt. Dit is van groot belang, aangezien blootstellingen op jonge leeftijd mogelijk de gevoeligheid als volwassene voor bepaalde kankers kunnen beïnvloeden of dat deze kankers al op zeer jonge leeftijd geïnitieerd kunnen worden. Een voorbeeld is huidkanker: blootstelling op jonge leeftijd aan UV-straling verhoogt de kans op deze kanker op volwassen leeftijd [Autier 1998]. Prenatale blootstelling kan zowel direct plaatsvinden (bijvoorbeeld ioniserende straling) als via de placenta. Een review van Colt en Blair [Colt 1998] geeft aan dat er aanwijzingen zijn voor een relatie tussen leukemie bij kinderen en blootstelling van de ouders aan oplosmiddelen en verf. Ook wijzen zij op een mogelijke relatie tussen tumoren van het centraal zenuwstelsel en blootstelling van de ouders aan verf. Bewezen is dat prenatale blootstelling aan ioniserende straling en diethylstilbestrol (DES) een verhoogd risico geeft van respectievelijk leukemie bij kinderen en vaginaal adenocarcinoom bij (jong) volwassen dochters. DES is een synthetisch oestrogeen dat wereldwijd gebruikt werd om miskramen te voorkomen. In Nederland hebben tussen 1947 en 1975 tussen en vrouwen dit middel toegediend gekregen. Verder leidde postnatale blootstelling aan straling na de Tsjernobylramp tot een stijging van de incidentie van schildklierkanker bij kinderen in Wit- Rusland [Nagataki 2002]. In dit rapport worden zowel de prenatale (bevruchte eicel, embryo, foetus) als de postnatale ontwikkelingsfasen (pasgeborene/neonaat < 1 maand; baby/jong kind 1-23 maanden; kind 2-12 jaar; puber jaar) [De Zwart 2002] in beschouwing genomen. De term kind/kinderen wordt ook gebruikt om te verwijzen naar de gehele periode van geboorte tot 18 jaar. 17

18 3. Leeftijdsafhankelijke verschillen in blootstelling en toxicokinetiek 3.1. Blootstelling Er zijn meerdere oorzaken van verschillen in blootstelling aan carcinogenen tussen kinderen en volwassenen. Een pasgeborene is meestal vlakbij de moeder, waardoor externe blootstellingen aan carcinogene stoffen uit de leefomgeving deels vergelijkbaar zijn. Onder andere doordat pasgeborenen vaak langer in een zelfde ruimte verblijven dan volwassenen, kan de blootstelling echter afwijken [Bearer 1995]. Kinderen eten vaak minder gevarieerd dan volwassenen: hoe jonger het kind, des te minder divers zijn de geconsumeerde voedingsmiddelen [Thomas 1995]. De eerste maanden drinken kinderen alleen melk. Via de borstvoeding kunnen pasgeborenen onder andere lood, PCB en dioxinen binnenkrijgen. Wanneer ze vier tot zes maanden oud zijn vindt voor het eerst bijvoeding plaats en vanaf ongeveer 10 maanden gaan kinderen geleidelijk met de pot mee-eten. De voedingsgewoonten van kinderen blijven echter verschillen van die van volwassenen. Jonge maar ook oudere kinderen consumeren bijvoorbeeld over het algemeen meer melk en fruit dan volwassenen [Bearer 1995]. De relatieve consumptie van voedsel en water (en daarin aanwezige toxische stoffen) is respectievelijk drie tot vier keer en twee tot vijf keer zo hoog bij kinderen [Wolterink 2002]. Baby s en jonge kinderen spelen vaak op de grond, waardoor de blootstelling aan chemicaliën die in vloerbedekking of op het gras aanwezig zijn, hoger is dan die van volwassenen. Blootstellingen door contact met vloerbedekking of bodem kunnen zowel via de huid als oraal plaatsvinden door hand-mond gedrag en de inneming van grond. Bovendien sabbelen jonge kinderen veel op voorwerpen, zoals speelgoed [Bearer 1995]. Door de hogere lichaamsoppervlak/lichaamsgewichtsratio (ongeveer 2,5 keer zo hoog in neonaten vergeleken met volwassenen) van kinderen kan dermale blootstelling hoger zijn dan bij volwassenen. Naast orale en dermale blootstelling, kan ook de inhalatoire blootstelling verschillen tussen kinderen en volwassenen. De ademzone van kinderen is lager dan die van volwassenen. In deze lagere ademzones kunnen zich zware metalen zoals kwik en inhaleerbare deeltjes bevinden, en accumuleert radon [Bearer 1995]. De opname van chemicaliën uit de lucht wordt verhoogd door de grotere metabole snelheid en zuurstofconsumptie van kinderen. De zuurstofconsumptie (volume ingeademde lucht per kilogram lichaamsgewicht per minuut) is ongeveer drie keer zo hoog in pasgeborenen als in volwassenen [Wolterink 2002]. 18

19 3.2. Toxicokinetiek Absorptie Prenataal worden kinderen tegen blootstelling aan toxische stoffen beschermd door de placenta. Voor een groot aantal stoffen geldt echter dat ze de placenta kunnen passeren en in min of meer gelijke concentraties in het bloed van moeder en kind aanwezig kunnen zijn [Scheuplein 2002]. Bij de geboorte is de ph in de maag neutraal, maar deze bereikt kort daarna de volwassen waarde (ph 2). De neutrale ph in de maag van neonaten beïnvloedt de absorptie in de darm door een verschil in ionisatiegraad van toxinen [Wolterink 2002]. De hoge ph kan leiden tot een verminderde absorptie van zwakke zuren en een verhoogde absorptie van zwakke basen [Scheuplein 2002]. Verder duurt de lediging van de maag gedurende de eerste maanden langer, is de motiliteit van de darm onregelmatig en het darmoppervlak relatief kleiner vergeleken met volwassenen. Hierdoor is de absorptie van stoffen over het algemeen langzamer in pasgeborenen en baby s/jonge kinderen vergeleken met oudere kinderen en volwassenen. Dit hoeft echter geen invloed te hebben op de totale hoeveelheid stof die geabsorbeerd wordt [De Zwart 2002]. De darmwand van neonaten is meer permeabel dan die van volwassenen voor macromoleculen zoals eiwitten [Wolterink 2002]. Ook hebben kinderen een hogere pinocytose activiteit van het intestinale epitheel en daardoor een hogere absorptie van onder andere lood, kwik en andere metalen. Het is niet waarschijnlijk dat dit een groot verschil in opname zal veroorzaken bij stoffen die goed opgenomen worden door volwassen (bijvoorbeeld kleine organische moleculen). Voor stoffen die slecht door volwassenen geabsorbeerd worden (bijvoorbeeld metalen), kan een verhoogde opname door kinderen echter wel van belang zijn voor de blootstelling [Ginsberg 2004]. Gedurende de eerste zes maanden van het leven vindt de rijping van het spijsverteringskanaal plaats, twee jaar na de geboorte zijn de meeste processen vergelijkbaar tussen kinderen en volwassenen [De Zwart 2002]. Door de hogere energiebehoefte en zuurstofconsumptie van kinderen zal de inname en absorptie van toxische stoffen in lucht hoger zijn (per kilogram lichaamsgewicht) dan bij volwassenen. De permeabiliteit van de huid is bij pasgeborenen en kinderen niet verschillend van die van volwassenen, maar is verhoogd bij te vroeg geborenen door een nog niet volledig ontwikkelde hoornlaag [Ginsberg 2004]. 19

20 Distributie De lichaamssamenstelling van kinderen verschilt van die van volwassenen. De pasgeborene heeft een groter percentage lichaamswater en minder lichaamsvet. Het percentage lichaamsvet stijgt gedurende de eerste 9 maanden, neemt dan af tot de preadolescentie, waarna er een tweede stijging is. Door de afwijkende lichaamssamenstelling is het verdelingsvolume van wateroplosbare chemicaliën groter, en is er minder verdeling en opslag van vetoplosbare stoffen. Door een snellere galexcretie kunnen baby s sneller lipofiele stoffen uitscheiden. De combinatie van de verminderde opslag en verhoogde excretie van lipofiele stoffen, zoals dioxinen en PCB, compenseert mogelijk deels de relatief hoge dosis die baby s binnenkrijgen via de borstvoeding. Neonaten hebben een lager niveau van plasma-eiwitten (albumine en alfa-1-glycoproteine) en een lagere capaciteit van eiwitbinding. De concentratie plasma-eiwitten en bindingscapaciteit bereiken ongeveer 1 jaar na de geboorte de volwassen waarden. Daarnaast hebben pasgeborenen een verminderde capaciteit voor conjugatie en excretie van bilirubine. Doordat bilirubine bindt aan plasma-eiwitten, leidt dit tot een lager aantal beschikbare eiwitbindingsplaatsen in plasma. Omdat de ongebonden fractie van een toxische stof in het bloed de verdeling naar andere weefsels bepaald, kan een afname van de plasma-eiwitbinding de toxiciteit van een stof sterk verhogen. Een lagere eiwitbinding kan echter ook de excretie van een toxische stof bevorderen. De combinatie van een relatief lage eiwitbinding met een onvolledige bloed-hersenbarriëre kan leiden tot hoge concentraties van vrije toxische stoffen in de hersenen van neonaten en baby s [Ginsberg 2004]. De hersenen zijn relatief groter in kinderen dan in volwassenen. Verder is er verschil in samenstelling tussen de hersenen van kinderen en volwassenen. Kinderen hebben minder myeline en een verhoogde bloedtoevoer naar de hersenen. Deze factoren kunnen leiden tot een hogere blootstelling van de hersenen aan toxische stoffen [Wolterink 2002] Metabolisme De omzetting van opgenomen stoffen door enzymen gebeurt vooral in de lever, maar kan in mindere mate ook in andere organen, zoals de longen en de darmen plaatsvinden. Het metabolisme in de lever kan resulteren in detoxificatie van stoffen, maar kan ook leiden tot de vorming van metabolieten die juist toxischer zijn (activatie). De enzymen die betrokken zijn bij biotransformatie worden onderscheiden in fase I en fase II enzymen. Fase I enzymen transformeren de stof, door middel van bijvoorbeeld een oxidatie. Fase II enzymen zorgen voor een verhoogde wateroplosbaarheid door koppeling van de getransformeerde stof met een 20

21 wateroplosbare groep, zodat het conjugaat via de nieren kunnen worden uitgescheiden. Zowel de expressie van fase I als fase II enzymen verschilt tussen pasgeborenen en volwassenen [Hines 2002, McCarver 2002, Pineiro-Carrero 2004]. Bij kinderen in de leeftijd van 6 maanden tot 12 jaar is de metabole activiteit hoger dan die van volwassenen als gevolg van een hoger basaal metabolisme (de ademhalingsnelheid, cardiac output en levermassa zijn groot in vergelijking tot het lichaamsgewicht), maar in neonaten is de metabole activiteit onderontwikkeld ten opzichte van de volwassene [De Zwart 2002]. In neonaten zijn een aantal metabole routes nog niet volledig ontwikkeld, dit geldt onder andere voor fase I oxidatieprocessen (verschillende cytochroom P450 enzymen, flavine mono-oxygenasen) en fase II conjugatieprocessen (gluceronidatie, N-acetyltransferases) [Wolterink 2002, Ginsberg 2004]. Hierdoor verlopen detoxificatie (of activatie) en eliminatie mogelijk minder efficiënt [Wolterink 2002]. De nog onvolledige ontwikkeling van leverenzymen heeft een verlengde halfwaardetijd van medicijnen, een verminderde leverklaring en een veranderde formatie van metabolieten tot gevolg. De nog niet volledige ontwikkeling van leverenzymen van pasgeborenen, geldt in nog sterkere mate voor de foetus. Dit wordt echter deels tenietgedaan door het lichaam van de moeder, wat tijdens deze periode de grootste verantwoordelijkheid draagt voor metabolisme en klaring van chemicaliën. Verder bezit de placenta metabole capaciteiten: een groot aantal fase I oxidatieve (onder andere cytochroom P450 enzymen van de 1A, 2C en 3A families, alcoholdehydrogenase) en fase II conjugerende (onder andere gluthation transferases) enzymen zijn aangetoond in de placenta [Ginsberg 2004]. Over het algemeen is de enzymactiviteit 6 tot 12 maanden na de geboorte op het niveau van een volwassene [De Zwart 2002] Excretie Voor de geboorte vindt de uitscheiding van stoffen door de foetus vooral plaats via de navelstreng en de placenta naar het lichaam van de moeder. De belangrijkste route van excretie van xenobiotica na de geboorte is via de nieren. Andere, minder belangrijke, routes zijn de lever/galblaas, longen en huid. De renale functie van de pasgeborene, vooral de nierdoorbloeding en de glomerulaire filtratiesnelheid, is laag vergeleken met volwassenen. Dit kan leiden tot een verlengde halfwaardetijd van een toxische stof of zijn metabolieten in het bloedplasma. De nierdoorbloeding en glomerulaire filtratiesnelheid bereiken de volwassen niveaus na respectievelijk 3-5 en 7-12 maanden. Na het eerste jaar is de eliminatie van chemicaliën vaak zelfs hoger dan in volwassenen [Wolterink 2002]. 21

22 3.3. Conclusie Voor het kankerrisico van kinderen is naast een mogelijke verhoogde gevoeligheid voor carcinogenen, ook de mate van blootstelling aan deze stoffen van belang. Een hogere blootstelling van kinderen aan carcinogenen kan, ook wanneer de gevoeligheid voor een bepaalde stof gelijk of lager is dan die van volwassenen, het kankerrisico van kinderen verhogen. Door de hogere voedsel- en waterinname en hogere zuurstofconsumptie (per kilogram lichaamsgewicht), hun afwijkende voedingsgewoonten, hun lagere ademzone en hun leeftijdsspecifieke gedrag, is de blootstelling van kinderen aan toxische (en carcinogene) stoffen in veel gevallen hoger dan die van volwassenen. Verschillen in toxicokinetiek van carcinogenen tussen kinderen en volwassenen kunnen de gevoeligheid voor deze stoffen beïnvloeden. Volgens een recent artikel van Wild en Kleinjans [Wild 2003] kan een verhoogde gevoeligheid van kinderen verklaard worden door verhoogde inname van toxinen, een verschil in toxicokinetiek met als gevolg een verschil in biologisch effectieve dosis en een langere tijd om eventuele tumoren te kunnen ontwikkelen. Vooral bij neonaten kunnen verschillen in toxicokinetiek van belang zijn voor de uiteindelijke interne dosis. De gevolgen van verschillen in toxicokinetiek voor de interne dosis, zullen per stof verschillen. Pasgeborenen hebben over het algemeen een lagere capaciteit van eiwitbinding, een lagere enzymactiviteit en een lagere excretiesnelheid van stoffen dan volwassenen. Enerzijds kan een verminderde activiteit van bepaalde enzymsystemen leiden tot een verminderde detoxificatie van carcinogenen. Anderzijds kan dit ook een lagere activatie van stoffen tot gevolg hebben. De verschillen in toxicokinetiek zijn een jaar na de geboorte grotendeels verdwenen, na het eerste jaar kunnen de enzymactiviteit en excretiesnelheid juist hoger zijn dan in volwassenen. Ook de verschillen in absorptie door immaturiteit van het spijsverteringsstelsel zijn twee jaar na de geboorte voor een groot deel verdwenen. 22

23 4. Leeftijdsafhankelijke verschillen in gevoeligheid voor DNA schade en kanker 4.1. DNA-schade door genotoxische carcinogenen Gedurende het hele leven worden individuen blootgesteld aan lage concentraties carcinogenen. Wanneer ze hiernaast ook nog prenatale blootstelling ondervinden, stijgt mogelijk de kans dat ze gedurende hun leven kanker zullen ontwikkelen. Hierbij is een aantal factoren betrokken. Ten eerste leiden prenatale blootstellingen tot hogere niveaus van procarcinogene DNA schade. Ten tweede is er een hogere kans dat lange termijn effecten van blootstelling aan lage concentraties zullen optreden tijdens het leven, wanneer deze effecten al in utero worden geïnitieerd in plaats van op een later tijdstip [Perera 2004]. Genotoxische carcinogenen veroorzaken kanker door beschadiging van het DNA. Een bekend carcinogeen in deze klasse is ioniserende straling. Ioniserende straling kan zogenaamde double strand breaks van het DNA induceren, waardoor er lokaal een discontinuïteit van het DNA ontstaat. De reparatie van deze breuken is complex, waardoor er een relatief hoge kans is op definitieve veranderingen in het DNA. Het ontstaan van chromosomal rearrangements is een belangrijke stap in carcinogenese door ioniserende straling. Deze specifieke mutagene werking verklaart mogelijk het relatief hoge risico van carcinogenese, zelfs na lage blootstellingen [Richardson 2001]. Kankerverwekkende stoffen kunnen zelf een mutagene werking hebben, maar soms zorgen ook de metabolieten voor het carcinogene effect. Bij activatie of detoxificatie zijn veelal enzymen van cytochroom P450 betrokken. Veel genotoxische carcinogenen kunnen mutaties veroorzaken via binding aan het DNA. De gevormde DNA adducten verhogen de kans op mutaties waardoor kanker kan ontstaan. Zowel adducten als mutaties zijn geassocieerd met een verhoogd risico van kanker [Perera 2002]. PAK (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) zijn carcinogenen die op deze wijze werken. Ze kunnen via de placenta van de moeder de foetus bereiken. Perera et al. [Perera 1999] hebben bij pasgeborenen en hun moeders onderzoek gedaan naar het ontstaan van DNA adducten als gevolg van blootstelling aan PAK uit luchtvervuiling. Zij toonden aan dat luchtvervuiling significant geassocieerd is met de hoeveelheid PAK-DNA adducten in wittebloedcellen (van de moeder en in de navelstreng). In de pasgeborene werden relatief hogere hoeveelheden DNA adducten gevonden dan in de moeder, hoewel dit verschil niet 23

24 significant was. In 2002 vonden zij na transplacentale blootstelling wel een significant hogere hoeveelheid DNA adducten in pasgeborenen vergeleken met de moeders. Er was een positieve associatie tussen de vorming van DNA adducten en het ontstaan van somatische mutaties in utero. Deze gegevens wijzen op een verhoogde gevoeligheid van de foetus voor DNA schade en het ontstaan van kanker, na blootstelling aan carcinogenen uit luchtvervuiling. Een studie van Perera et al. uit 2004 bevestigt de verhoogde gevoeligheid van de foetus. Ook hier werden na blootstelling aan PAK relatief hogere niveaus van DNA schade in wittebloedcellen van pasgeborenen gevonden dan in wittebloedcellen van de moeder. De hoeveelheid DNA schade per eenheid van dosis PAK wordt ongeveer tien keer zo hoog geschat in de foetus in vergelijking met de moeder. Whyatt et al. toonden in 2001 aan dat de niveaus van DNA schade door PAK en andere aromaten, hoger zijn in wittebloedcellen van pasgeborenen dan in de wittebloedcellen van de moeder. Hoewel de verschillen in gemiddelde adductconcentraties klein en niet altijd significant waren, wijst dit op een mogelijk verhoogde gevoeligheid van de foetus voor DNA schade door deze klasse van carcinogenen. Aangezien transplacentale blootstelling aan PAK over het algemeen tien keer lager is dan de maternale blootstelling, wijzen de resultaten erop dat de hoeveelheid DNA schade per dosis PAK hoger is in de foetus dan in de moeder. De verhoogde gevoeligheid voor DNA schade is volgens Whyatt et al. mogelijk het gevolg van een verminderde detoxificatie of van een lagere DNA repair capaciteit tijdens de foetale ontwikkeling. Ook voor DNA schade in de hersenen is een grotere gevoeligheid van de foetus aangetoond. Blootstelling aan N-Ethyl-N-Nitrosourea (ENU) induceerde mutaties in de hersenen van prenatale en neonatale muizen, maar niet in volwassen dieren. Met betrekking tot hersenkanker is er perinataal dus mogelijk sprake van een verhoogde gevoeligheid voor blootstelling aan genotoxische stoffen [Slikker 2004]. Shupe en Sell [Shupe 2004] toonden aan dat een verhoogde gevoeligheid voor levercarcinogenese door aflatoxine B1 (AFB1) van pasgeboren muizen ten opzichte van volwassen muizen, veroorzaakt wordt door een verminderde detoxificatie. AFB1 wordt door cytochroom P450 enzymen in de lever, geactiveerd tot de uiteindelijk carcinogene metaboliet AFB1-8-9-epoxide. Door reactie van dit epoxide met DNA ontstaan AFB1-DNA adducten die waarschijnlijk tot puntmutaties en hepatocellulair carcinoom leiden. Het enzym glutathion S- 24

25 transferase (GST) is verantwoordelijk voor conjugatie van een gluthationgroep aan het epoxide. Hierdoor wordt deze wateroplosbaar en kan worden uitgescheiden via urine en gal. Uit het onderzoek van Shupe en Sell komt naar voren dat er een inverse correlatie is tussen de mate van celproliferatie in de lever van pasgeboren muizen en GST concentraties, en dat deze correleren met hogere niveaus van AFB1-DNA adducten na blootstelling aan AFB1. Mogelijk is de lever tijdens proliferatie ook gevoelig voor andere levercarcinogenen die gedetoxificeerd worden door GST. Ook de geactiveerde metabolieten van PAK worden via conjugatie met glutathion gedetoxificeerd [Perera 1999]. Een verminderde werking van dit ontgiftingsmechanisme speelt mogelijk een rol bij de hogere mate van DNA schade door PAK bij pasgeborenen ten opzichte van volwassenen. Ook Anderson et al. [Anderson 2000] geven aan dat een lage detoxificatiecapaciteit waarschijnlijk een van de belangrijkste redenen is voor de hoge gevoeligheid van de neonaat voor chemische carcinogenese. De lagere expressie van enzymen in de pasgeborene kan in plaats van een hogere gevoeligheid, ook een verminderde gevoeligheid voor carcinogenese tot gevolg hebben. McQueen en Chau [McQueen 2003a] toonden een significant verlaagde expressie van N- acetyltransferase 1 en 2 (NAT1 en NAT2) aan in pasgeboren ten opzichte van volwassen muizen. NAT1 en NAT2 zijn fase II enzymen die de acetylatie van arylamine en hydrazine carcinogenen katalyseren. Ze spelen een belangrijke rol bij de omzetting van 4-aminobiphenyl (4ABP), een stof waarvan de metabolieten kankerverwekkend zijn voor zowel mensen als dieren. Samen met het cytochroom P450-enzym CYP1A2 is NAT verantwoordelijk voor het ontstaan van electrofiele producten die kunnen binden aan het DNA [McQueen 2003b]. De resultaten van McQueen en Chau lieten zien dat de expressie van de NAT1 en NAT2 genen stijgt gedurende de periode van geboorte tot sexuele maturiteit. Ook was er een leeftijdsafhankelijke verandering in 4ABP-DNA adducten, met lagere niveaus in neonaten dan in volwassenen. Vergeleken met de volwassen lever van de muis, had de neonatale lever een significant lagere capaciteit om aromatische amines te acetyleren. Deze verlaagde capaciteit en andere benodigde enzymreacties voor de vorming van reactieve producten, dragen bij aan een lagere genotoxiciteit in neonaten dan in volwassenen. De neonaat is dus niet in alle gevallen gevoeliger voor DNA schade door genotoxische carcinogenen. Ook bij prenatale blootstelling is er niet altijd sprake van een verhoogde gevoeligheid. Doi et al. [Doi 2002] vergeleken de gevoeligheid van de humane prenatale en volwassen lever voor het carcinogene aflatoxine B1 in een in vitro experiment. De gemiddelde niveaus van AFB1- DNA en AFB1-eiwit adducten waren vergelijkbaar in prenatale en volwassen lever. Dit wijst 25

26 erop dat de prenatale lever, in tegenstelling tot de lever van neonaten, niet gevoeliger is voor AFB1 geïnduceerde schade dan de volwassen lever. Naast de mate van detoxificatie en DNA repair, zou een verhoogde celdeling van jonge dieren een oorzaak van een verhoogde gevoeligheid voor carcinogenen kunnen zijn. Uit onderzoek van Paashuis en Heddle [Paashuis 1998] blijkt dat in muizen ongeveer één derde van alle mutaties voor de geboorte plaats vindt, één derde tijdens de ontwikkeling tot volwassene, en het resterende derde tijdens het overige leven. Zij geven aan dat DNA replicatie mogelijk een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van spontane mutaties. Ginsberg [Ginsberg 2003] bevestigt deze hypothese. Door de hogere celdeling op jonge leeftijd is er relatief weinig tijd voor reparatie van DNA waardoor de kans op veranderingen (o.a. DNA adducten) na blootstelling aan genotoxische carcinogenen stijgt. Wanneer er geen reparatie plaatsvindt voor aanvang van de volgende celdeling, kunnen deze veranderingen omgezet worden in mutaties waardoor er een onjuiste expressie van het DNA plaatsvindt en er een tumor kan ontstaan. Dit mechanisme gaat ook op voor carcinogenen die geen directe interactie aangaan met het DNA, maar veranderingen aanbrengen door oxidatieve schade of vorming van radicalen. Verder leidt een verhoogde delingssnelheid tot een toename van het aantal mogelijkheden voor carcinogeen-dna interactie. Ook stijgt door snelle deling na een initiërende mutatie de kans dat een veranderde cel zich deelt voordat apoptose kan plaatsvinden en de veranderde cellen verwijderd worden. De uitbreiding van het aantal gemuteerde cellen verhoogt de kans op een tweede mutatie, die kan leiden tot een verlies van controle over de groei en een veranderd fenotype. De grotere beschikbare latentieperiode na blootstelling op jonge leeftijd is een andere reden voor een mogelijk grotere gevoeligheid [Ginsberg 2003]. De celdeling in hersenen, lever en nier is aanmerkelijk sneller tijdens de eerste twee levensjaren dan op oudere leeftijden of als volwassene. De mate van celdeling kan afgelezen worden aan de groei van het orgaangewicht. De lever en nier groeien het snelst tijdens het vroege postnatale leven, de groei daalt daarna tot ongeveer de leeftijd van 4-6 jaar, en stijgt daarna weer iets tot de leeftijd van jaar. In de hersenen is er net na de geboorte een snelle groei van het orgaangewicht, maar dit neemt af tijdens de periode daarna. In tegenstelling tot de lever en nier, is er na de leeftijd van 8 jaar is er praktisch geen orgaangroei meer in de hersenen. De groei van het gewicht van de testis en uterus is op jonge leeftijd minimaal, maar stijgt snel tussen de leeftijd van 8 tot 17 jaar. De celdeling-gerelateerde gevoeligheid is dus voor een aantal belangrijke organen het hoogst tijdens de eerste levensjaren. Met betrekking tot de geslachtsorganen is de celdeling-gerelateerde gevoeligheid 26

27 waarschijnlijk net voor en tijdens de puberteit het hoogst [Ginsberg 2003]. Tijdens de puberteit maakt ook de long een sterke groei en ontwikkeling door. Dit is mogelijk de reden dat deze periode extra gevoelig is voor DNA-schade door tabaksrook. Uit epidemiologisch onderzoek is gebleken dat beginnen met roken op jonge leeftijd een verhoogd risico op longkanker geeft, onafhankelijk van het aantal jaren dat gerookt wordt of de mate van roken. Verder is er een relatie gebleken tussen beginnen met roken op jonge leeftijden en een hogere prevalentie van chromosomale deleties in chromosoom 3p21. Deleties in dit chromosoom zijn geassocieerd met het ontstaan van longkanker [Wiencke 2002]. Wanneer cellen eenmaal getransformeerd zijn tot tumorcellen kunnen verschillen in immuunsysteemactiviteit tussen kinderen en volwassenen een belangrijke rol spelen voor de ontwikkeling van kanker. Page en Ben-Eliyahu [Page 1999] hebben een onderzoek gedaan naar de vraag of een hogere tumorcelretentie in jonge ratten dan in volwassen ratten het gevolg is van een hogere incidentie van kankercellen, of van een verminderde weerstand tegen tumor ontwikkeling. Wanneer hetzelfde aantal tumorcellen per kg lichaamsgewicht werd geïnjecteerd, werd een tien keer groter percentage tumorcellen behouden in jonge, vergeleken met volwassen ratten. Een belangrijke reden voor deze verminderde weerstand bleek een verminderde NK (natural killer) competentie. Dit is waarschijnlijk het gevolg van zowel een verminderd aantal NK cellen per ml bloed, als een verminderde activiteit per NK cel bij de jonge dieren. Ook het immuunsysteem kan dus een rol spelen bij leeftijdsafhankelijke verschillen in gevoeligheid voor carcinogenen. Concluderend kan gezegd worden dat in studies waarin gekeken werd naar de hoeveelheid DNA schade na blootstelling aan carcinogenen, in een aantal gevallen een hogere mate van DNA schade bij blootstelling op zeer jonge leeftijd werd gevonden. Dit zou verklaard kunnen worden door een hogere celdeling dan volwassen dieren, maar ook door een lagere mate van detoxificatie of DNA repair. Ook volgens Wild en Kleinjans [Wild 2003] kunnen leeftijdsafhankelijke verschillen in DNA-repair en cel proliferatie de gevoeligheid beïnvloeden. Wanneer een cel getransformeerd is tot tumorcel kan een verminderde activiteit van het immuunsysteem in jonge dieren leiden tot een verminderde weerstand tegen tumorontwikkeling vergeleken met volwassenen. De celdeling-gerelateerde gevoeligheid is waarschijnlijk het hoogst gedurende prenatale periode, de eerste levensjaren en net voor en tijdens de puberteit. In sommige gevallen kan er op jonge leeftijd ook sprake zijn van een gelijke of lagere gevoeligheid voor bepaalde carcinogenen. 27

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Waarom kunnen omgevingsfactoren een belangrijk risico op kanker inhouden?

Waarom kunnen omgevingsfactoren een belangrijk risico op kanker inhouden? Waarom kunnen omgevingsfactoren een belangrijk risico op kanker inhouden? 1.Mechanistische inzichten in belang van lage dosissen 1.1Carcinogenese berust op accumulatie van mutaties 1.2 Dosis-antwoord voor

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie 1 Keuzetwijfels in de Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze in Relatie tot Depressie Open Universiteit Nederland Masterscriptie (S58337) Naam: Ilse Meijer Datum: juli 2011

Nadere informatie

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische Nederlandse samenvatting Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische farmacokinetische modellen Algemene inleiding Klinisch onderzoek

Nadere informatie

SAMENVATTING Technische mengsels van vetoplosbare polychloorbifenylen (PCBs) zijn gebruikt als vloeistof in transformatoren, condensatoren en als

SAMENVATTING Technische mengsels van vetoplosbare polychloorbifenylen (PCBs) zijn gebruikt als vloeistof in transformatoren, condensatoren en als 109 SAMENVATTING Technische mengsels van vetoplosbare polychloorbifenylen (PCBs) zijn gebruikt als vloeistof in transformatoren, condensatoren en als brandvertragers, vanwege hun thermostabiliteit, chemische

Nadere informatie

Biotransformatie en toxiciteit van

Biotransformatie en toxiciteit van Biotransformatie en toxiciteit van paracetamol 062 1 Biotransformatie en toxiciteit van paracetamol Inleiding Paracetamol is het farmacologisch actieve bestanddeel van een groot aantal vrij en op recept

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie. 0 Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie. Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve

Nadere informatie

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa Physical factors as predictors of psychological and physical recovery of anorexia nervosa Liesbeth Libbers

Nadere informatie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/33222 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/33222 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/33222 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Braak, Bas ter Title: Carcinogenicity of insulin analogues Issue Date: 2015-06-18

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch) (summary in Dutch) Type 2 diabetes is een chronische ziekte, waarvan het voorkomen wereldwijd fors toeneemt. De ziekte wordt gekarakteriseerd door chronisch verhoogde glucose spiegels, wat op den duur

Nadere informatie

Richtlijn Multidisciplinaire richtlijn Borstvoeding

Richtlijn Multidisciplinaire richtlijn Borstvoeding Richtlijn Multidisciplinaire richtlijn Borstvoeding Onderbouwing Conclusies Vaak is het door keuze van het juiste geneesmiddel mogelijk om borstvoeding veilig te handhaven 11. Niveau 4 Toelichting Indien

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Het ontwikkelen van een nieuw geneesmiddel is een langdurig en kostbaar proces. Een belangrijke reden voor het stoppen van de ontwikkeling van een kandidaat-geneesmiddel is het

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Chemisch toxicologische eigenschappen van acrylonitril en medische aspecten van een blootstelling

Chemisch toxicologische eigenschappen van acrylonitril en medische aspecten van een blootstelling Chemisch toxicologische eigenschappen van acrylonitril en medische aspecten van een blootstelling Prof. Dr. Benoit Nemery KU Leuven Prof. Dr. Christophe Stove UGent Acrylonitril: chemische eigenschappen

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children 1 Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working mothers with spouse and young children Verschil in stress en stressreactiviteit tussen hoogopgeleide thuisblijf-

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en Discrepantie The Relationship between Involvement in Bullying and Well-Being and the Influence of Social Support

Nadere informatie

stoppen zware drinkers minder vaak met het drinken van alcoholhoudende drank dan vrouwen met een lager alcoholgebruik.

stoppen zware drinkers minder vaak met het drinken van alcoholhoudende drank dan vrouwen met een lager alcoholgebruik. Samenvatting In Nederland gebruikt ongeveer 80% van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd alcoholhoudende drank. Veel vrouwen staken het alcoholgebruik zodra ze zwanger zijn of eerder al, als ze zwanger

Nadere informatie

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit Onderzoek naar het Effect van de Aanwezigheid van een Hond op het Alledaags Functioneren van een Kind met Autisme M.I. Willems Open Universiteit Naam student: Marijke Willems Postcode en Woonplaats: 6691

Nadere informatie

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden van Sporten en de Invloed van Egodepletie, Gewoonte en Geslacht The Role of Selfregulation, Motivation and Self-efficacy

Nadere informatie

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F. Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding Relation between Cyberbullying and Parenting D.J.A. Steggink Eerste begeleider: Dr. F. Dehue Tweede begeleider: Drs. I. Stevelmans April, 2011 Faculteit Psychologie

Nadere informatie

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD 1 Opvoedstijl en Externaliserend Probleemgedrag en de Mediërende Rol van het Zelfbeeld bij Dak- en Thuisloze Jongeren in Utrecht Parenting Style and Externalizing Problem Behaviour and the Mediational

Nadere informatie

Voorzorg is niet onredelijk. WF Passchier Gezondheidsraad en Universiteit Maastricht

Voorzorg is niet onredelijk. WF Passchier Gezondheidsraad en Universiteit Maastricht Voorzorg is niet onredelijk WF Passchier Gezondheidsraad en Universiteit Maastricht Kindermobieltjes en voorzorg Child warning over mobile phones Parents should ensure their children use mobile phones

Nadere informatie

De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik. makend van GPS- en Versnellingsmeterdata

De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik. makend van GPS- en Versnellingsmeterdata De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik makend van GPS- en Versnellingsmeterdata The relationship Between the Physical Environment and Physical Activity in Children

Nadere informatie

University of Groningen

University of Groningen University of Groningen De ontwikkeling van prikkelverwerking bij mensen met een Autisme Spectrum Stoornis en de invloed van hulp en begeleiding gedurende het leven. Fortuin, Marret; Landsman-Dijkstra,

Nadere informatie

Farmacokinetiek in klinisch onderzoek. Dr. Floor van Rosse Apotheek Erasmus MC

Farmacokinetiek in klinisch onderzoek. Dr. Floor van Rosse Apotheek Erasmus MC Farmacokinetiek in klinisch onderzoek Dr. Floor van Rosse Apotheek Erasmus MC Even voorstellen BSc Biomedische wetenschappen (UU) MSc Epidemiologie (UU) O.a. klinische epidemiologie en farmaco-epidemiologie

Nadere informatie

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström 1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström Dr. S.A.M. van de Schans, S. Oerlemans, MSc. en prof. dr. J.W.W. Coebergh Inleiding Epidemiologie is de wetenschap die eenvoudig gezegd

Nadere informatie

Welke agentia uit het milieu zijn kankerverwekkend? Prof.Dr.M.van Sprundel Universiteit Antwerpen Epidemiologie en Sociale Geneeskunde

Welke agentia uit het milieu zijn kankerverwekkend? Prof.Dr.M.van Sprundel Universiteit Antwerpen Epidemiologie en Sociale Geneeskunde Welke agentia uit het milieu zijn kankerverwekkend? Prof.Dr.M.van Sprundel Universiteit Antwerpen Epidemiologie en Sociale Geneeskunde Een beetje geschiedenis 18 eeuw : eerste gedocumenteerde studies naar

Nadere informatie

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:

Nadere informatie

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1 Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer Stigmatization of Patients with Lung Cancer: The Role of

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6

Nadere informatie

Samenvatting Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Samenvatting Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 In dit proefschrift zijn de consequenties van een nadelige intrauteriene omgeving, gecreëerd door maternale apoe-deficiëntie of Ldlr-deficiëntie tijdens zwangerschap, op de gevoeligheid voor aderverkalking

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38737 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Goeij, Bart E.C.G. de Title: Antibody-drug conjugates in cancer Issue Date: 2016-04-13

Nadere informatie

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten? De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve

Nadere informatie

Milieu als oorzaak van kanker

Milieu als oorzaak van kanker Prof. Dr. Luc Hens Vakgroep Menselijke Ecologie - Vrije Universiteit Brussel Laarbeeklaan 103-1090 Brussel Tel: 02/4774281 Fax: 02/4774964 E-mail: Human.ecologgy@vub.ac.be Homepage: http//www/vub.ac.be/meko

Nadere informatie

Falende Interpretatie? De Samenhang van Faalangst met Interpretatiebias

Falende Interpretatie? De Samenhang van Faalangst met Interpretatiebias Falende Interpretatie? De Samenhang van Faalangst met Interpretatiebias Failing interpretation? The Relationship between Test Anxiety and Interpretation Bias Kornelis P.J. Schaaphok Eerste begeleider:

Nadere informatie

Controverses tussen grenswaarden De casus benzeen Het duiveltje zit in het detail. Gerard Swaen, Universiteit Maastricht NvT 8 maart 2018

Controverses tussen grenswaarden De casus benzeen Het duiveltje zit in het detail. Gerard Swaen, Universiteit Maastricht NvT 8 maart 2018 Controverses tussen grenswaarden De casus benzeen Het duiveltje zit in het detail Gerard Swaen, Universiteit Maastricht NvT 8 maart 2018 Wat gaan we doen? 3 benzeen grenswaarden van drie expert commissies

Nadere informatie

Het meten van de kwaliteit van leven bij kinderen met JIA

Het meten van de kwaliteit van leven bij kinderen met JIA Het meten van de kwaliteit van leven bij kinderen met JIA Measuring quality of life in children with JIA Masterthese Klinische Psychologie Onderzoeksverslag Marlot Schuurman 1642138 mei 2011 Afdeling Psychologie

Nadere informatie

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality De Relatie tussen Dagelijkse Stress en Emotioneel Eten: de Rol van Persoonlijkheid The Relationship between Daily Stress and Emotional Eating: the Role of Personality Arlette Nierich Open Universiteit

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited

Nadere informatie

University of Groningen. Smoking during pregnancy and prenatal programming Meyer, Karolin Franziska

University of Groningen. Smoking during pregnancy and prenatal programming Meyer, Karolin Franziska University of Groningen Smoking during pregnancy and prenatal programming Meyer, Karolin Franziska IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite

Nadere informatie

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive Gender, Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive 1 Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive Gender Effect on the Relationship between Personality Traits and Sex Drive

Nadere informatie

Cover Page. Author: Slieker, Roderick Title: Charting the dynamic methylome across the human lifespan Issue Date:

Cover Page. Author: Slieker, Roderick Title: Charting the dynamic methylome across the human lifespan Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45888 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Slieker, Roderick Title: Charting the dynamic methylome across the human lifespan

Nadere informatie

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1 Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Problematiek: De Mediërende Invloed van de Ouder-Therapeut Alliantie

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling

Samenvatting. Vraagstelling Samenvatting Vraagstelling Op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid leidt de Commissie Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen (Commissie GBBS) van de Gezondheidsraad

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 157 N ederlandse samenvatting Nederlandse Samenvatting 158 Nederlandse samenvatting Het aantal gevallen van huidkanker, waaronder melanoom, neemt nog steeds toe in de westerse

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting 169 Nederlandse samenvatting Het aantal ouderen boven de 70 jaar is de laatste jaren toegenomen. Dit komt door een significante reductie van sterfte op alle leeftijden waardoor een toename van de gemiddelde

Nadere informatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50 De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and

Nadere informatie

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style Jenny Thielman 1 e begeleider: mw. dr. Esther Bakker 2 e begeleider: mw. dr.

Nadere informatie

Het modererend effect van de moeder kind relatie op de effecten van prenatale blootstelling aan PCB s op de cognitieve ontwikkeling van het kind

Het modererend effect van de moeder kind relatie op de effecten van prenatale blootstelling aan PCB s op de cognitieve ontwikkeling van het kind Het modererend effect van de moeder kind relatie op de effecten van prenatale blootstelling aan PCB s op de cognitieve ontwikkeling van het kind The moderating effect of the mother child relation on the

Nadere informatie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form

Nadere informatie

GEZONDHEIDSKUNDIG ONDERBOUWDE GRENSWAARDEN

GEZONDHEIDSKUNDIG ONDERBOUWDE GRENSWAARDEN GEZONDHEIDSKUNDIG ONDERBOUWDE GRENSWAARDEN Waar ligt de grens? Is een grens te bepalen? Grenzen: België-Nederland GEZONDHEIDSKUNDIG ONDERBOUWDE GRENSWAARDEN Hoe deden/doen we het in de GBBS van de Gezondheidsraad?

Nadere informatie

Academisch schrijven Inleiding

Academisch schrijven Inleiding - In this essay/paper/thesis I shall examine/investigate/evaluate/analyze Algemene inleiding van het werkstuk In this essay/paper/thesis I shall examine/investigate/evaluate/analyze To answer this question,

Nadere informatie

Appendices. Nederlandse samenvatting 148. Dit proefschrift op één pagina 152. Dankwoord 153. About the author 155. List of publications 156

Appendices. Nederlandse samenvatting 148. Dit proefschrift op één pagina 152. Dankwoord 153. About the author 155. List of publications 156 Appendices Nederlandse samenvatting 148 Dit proefschrift op één pagina 152 Dankwoord 153 About the author 155 List of publications 156 148 Nederlandse samenvatting Dendritische cellen en macrofagen in

Nadere informatie

Chapter 4 Understanding Families. In this chapter, you will learn

Chapter 4 Understanding Families. In this chapter, you will learn Chapter 4 Understanding Families In this chapter, you will learn Topic 4-1 What Is a Family? In this topic, you will learn about the factors that make the family such an important unit, as well as Roles

Nadere informatie

Het bi-allelisch Lynch syndroom

Het bi-allelisch Lynch syndroom Het bi-allelisch Lynch syndroom Wat is het bi-allelisch Lynch syndroom? Het biallelisch Lynch syndroom is een erfelijke ziekte veroorzaakt door twee foutjes in het erfelijk materiaal waardoor kinderen

Nadere informatie

200906_oefen.pdf. Tentamen 25 juni 2009, vragen

200906_oefen.pdf. Tentamen 25 juni 2009, vragen 200906_oefen.pdf Tentamen 25 juni 2009, vragen Universiteit Utrecht Farmacie Geneesmiddel en patient Naam: Collegekaartnummer: OPGAVEN TENTAMEN BLOK FA-201 GENEESMIDDEL EN PATIENT 25 juni 2009 9.00 12.00

Nadere informatie

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen The Association between Daily Hassles, Negative Affect and the Influence of Physical Activity Petra van Straaten Eerste begeleider

Nadere informatie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisartsenpraktijk Thinking

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting - voor niet-vakgenoten -

Nederlandse samenvatting - voor niet-vakgenoten - Nederlandse samenvatting - voor niet-vakgenoten - Nederlandse samenvatting voor niet-vakgenoten In dit proefschrift staat het metaal koper centraal. Koper komt vooral via de voeding in het lichaam van

Nadere informatie

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Hester A. Lijphart Eerste begeleider: Dr. E. Simon Tweede

Nadere informatie

Sectie Infectieziekten

Sectie Infectieziekten Sectie Infectieziekten 1 December 2015 U kunt helpen de HIV / AIDS epidemie te beëindigen You can help to end the HIV / AIDS epidemic Sectie Infectieziekten Weet uw HIV status Know your HIV status by 2020

Nadere informatie

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1 Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out The effect of Goal-striving Reasons and Personality on facets of Burn-out

Nadere informatie

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners van Somatische en Psychogeriatrische Afdelingen Validation of the Depression List (DL) and the Geriatric

Nadere informatie

ANGSTSTOORNISSEN EN HYPOCHONDRIE: DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING (DUTCH EDITION) FROM BOHN STAFLEU VAN LOGHUM

ANGSTSTOORNISSEN EN HYPOCHONDRIE: DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING (DUTCH EDITION) FROM BOHN STAFLEU VAN LOGHUM Read Online and Download Ebook ANGSTSTOORNISSEN EN HYPOCHONDRIE: DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING (DUTCH EDITION) FROM BOHN STAFLEU VAN LOGHUM DOWNLOAD EBOOK : ANGSTSTOORNISSEN EN HYPOCHONDRIE: DIAGNOSTIEK STAFLEU

Nadere informatie

Het is een ziekte die jarenlang door verschillende factoren zich ontwikkeld. Sommige factoren kun je zelf voorkomen, een paar niet.

Het is een ziekte die jarenlang door verschillende factoren zich ontwikkeld. Sommige factoren kun je zelf voorkomen, een paar niet. Werkstuk door een scholier 1583 woorden 23 april 2011 4,9 12 keer beoordeeld Vak Zorg en welzijn KANKER: Ik ga vandaag mijn spreekbeurt houden over kanker om twee redenen. De eerste is dat iedereen kanker

Nadere informatie

Werk in balans. verloop bij verzorgenden en verpleegkundigen. Work in balance. turnover of nurses and health-care workers.

Werk in balans. verloop bij verzorgenden en verpleegkundigen. Work in balance. turnover of nurses and health-care workers. Werk in balans Een onderzoek naar de invloed van werktijden op werkthuisinterferentie en de gevolgen daarvan voor burnout en verloop bij verzorgenden en verpleegkundigen. Work in balance A study of the

Nadere informatie

De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis.

De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis. De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis. The influence of resilience on the relationship between pain and psychological symptoms

Nadere informatie

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1 De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress en Energie bij Moeders The Effect of MBSR-training on Mindfulness, Perceived Stress

Nadere informatie

SAMEN ME VAT A T T I T N I G

SAMEN ME VAT A T T I T N I G SAMENVATTING 186 Inleiding Het renine-angiotensine-aldosteron-systeem (RAAS) is een hormonaal systeem dat in belangrijke mate betrokken is bij de regulatie van bloeddruk en nierfunctie. Het RAAS is een

Nadere informatie

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping The Relation Between Personality, Stress and Coping J.R.M. de Vos Oktober 2009 1e begeleider: Mw. Dr. T. Houtmans 2e begeleider: Mw. Dr. K. Proost Faculteit

Nadere informatie

CHAPTER 13 NEDERLANDSE SAMENVATTING - VOOR DE LEEK -

CHAPTER 13 NEDERLANDSE SAMENVATTING - VOOR DE LEEK - CHAPTER 13 NEDERLANDSE SAMENVATTING - VOOR DE LEEK - CHAPTER 13 Het doel van mijn promotieonderzoek was het exploreren van de invloed van onderstaande factoren op de regulatie van stresshormonen bij veel

Nadere informatie

Chronisch onderzoek is van belang bij stoffen waarbij accumulatie kan optreden.

Chronisch onderzoek is van belang bij stoffen waarbij accumulatie kan optreden. Vraag 1: Algemene toxicologie (Bos, 11 punten) a) oem 3 vormen waarin toxische stoffen in het milieu kunnen voorkomen? (2pt) b) Hoe (noem er 3 in totaal) kunnen deze verschillende vormen zich in het milieu

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering The Relationship between Daily Hassles and Depressive Symptoms and the Mediating Influence

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

BISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen

BISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen Bisexuality: the Invisible Social Identity with Visible Health Consequences Maria Verbeek Eerste begeleidster: dr. N.

Nadere informatie

NEDERLANDSE 8 SAMENVAT TING VooR NIET-INGEWIJDEN PTER A H C

NEDERLANDSE 8 SAMENVAT TING VooR NIET-INGEWIJDEN PTER A H C Nederl andse samenvat ting voor nie t-inge wijden 8 CHAPTER nederlandse samenvatting Inleiding In 2006 rookte 28% van de Nederlandse bevolking gemiddeld 15 sigaretten per dag. Jaarlijks overlijden circa

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20094 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Melis, Joost Title: Nucleotide excision repair in aging and cancer Date: 2012-11-06

Nadere informatie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment

Nadere informatie

In vitro methoden bij genotoxiciteit L. Verschaeve

In vitro methoden bij genotoxiciteit L. Verschaeve In vitro methoden bij genotoxiciteit L. Verschaeve Rue Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussels Belgium T +32 2 642 54 36 email: luc.verschaeve@wiv-isp..be GENETISCHE EFFECTEN genotoxiciteit ERFELIJKE AANDOENINGEN

Nadere informatie

benzo(a)pyreen of Naam, formule, eigenschappen

benzo(a)pyreen of Naam, formule, eigenschappen 006 1 Benzo(a)pyreen Benzo(a)pyreen (BaP) is in het nieuws geweest door de werkelijke of vermeende besmetting van voedingsmiddelen zoals groenten en koffie. Het is een van de ongeveer honderd bekende polycyclische

Nadere informatie

SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het

SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het modererend effect van coping Cyberbullying: the implications

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/21710 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Buurma, Aletta Title: On the pathology of preeclampsia : genetic variants, complement

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling

Samenvatting. Vraagstelling Samenvatting Vraagstelling Op verzoek van de minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid schat de Commissie Gezondheid en Beroepsmatige Blootstelling aan Stoffen (GBBS) van de Gezondheidsraad het extra

Nadere informatie

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing Quality of Life and Depressive Symptoms of People with Multiple Sclerosis:

Nadere informatie

en een Licht Verstandelijke Beperking Linda M. van Mourik

en een Licht Verstandelijke Beperking Linda M. van Mourik De Invloed van een Autoritatieve Opvoedstijl op Risicogedrag en de Mediërende Rol van de Hechtingsrelatie bij Adolescenten met een Autismespectrumstoornis en een Licht Verstandelijke Beperking The Influence

Nadere informatie

5 juli blauw. Toelatingsexamen arts en tandarts. Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2

5 juli blauw. Toelatingsexamen arts en tandarts. Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2 Kleef hier onmiddellijk een identificatie-etiket blauw Toelatingsexamen arts en tandarts 5 juli 2016 Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2 Figuur 1A: Werking van een wateroplosbaar hormoon:

Nadere informatie