Datum van inontvangstne ming : 20/03/2012

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Datum van inontvangstne ming : 20/03/2012"

Transcriptie

1 Datum van inontvangstne ming : 20/03/2012

2 Vertaling C-86/12-1 Zaak C-86/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 februari 2012 Verwijzende rechter: Cour administrative / Luxemburg Datum van de verwijzingsbeslissing: 16 februari 2012 Verzoekende partijen: Adzo Domenyo Alopka Jarel Mondoulou Eja Mondoulou Verwerende partij: Ministre du Travail, de l Emploi et de l Immigration GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG COUR ADMINISTRATIVE Rolnummer: 29435C Ingeschreven op 31 oktober 2011 Terechtzitting van 16 februari 2012 Hoger beroep ingesteld door Adzo Domenyo Alopka e.a., Rédange-sur-Attert, tegen een vonnis van het tribunal administratif van 21 september 2011 (rolnr ), waarin uitspraak werd gedaan over een beroep ingesteld tegen een beslissing van de minister van Arbeid, Werk-gelegenheid en Immigratie betreffende het vreemdelingenbeleid NL

3 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-86/12 Gelet op het verzoekschrift tot hoger beroep (omissis), neergelegd ter griffie van de Cour administrative op 31 oktober 2011 (omissis) namens Adzo Domenyo ALOPKA, geboren op 8 juni 1981 in Agou-Nyogbo (Togo), met Togolese nationaliteit, zowel in eigen naam als namens haar twee minderjarige kinderen Jarel en Eja MOUDOULOU, beide in Luxemburg geboren op 17 augustus 2008 en beide met Franse nationaliteit, alle wonende te rue de Reichlange, nr. 13, L Rédange-sur-Attert, tegen een vonnis van het tribunal administratif van het Groothertogdom Luxemburg van 21 september 2011 (rolnr ), waarbij ongegrond is verklaard haar beroep tot nietigverklaring van de beslissing van 14 oktober 2010 van de minister van Arbeid, Werkgelegenheid en Immigratie tot weigering van een verblijfstitel en houdende een bevel om het grondgebied te verlaten; (omissis) Adzo Domenyo ALOPKA is afkomstig uit Togo en heeft op 21 november 2006 bij de bevoegde overheidinstantie van het Luxemburgse ministerie van Buitenlandse Zaken en Immigratie om internationale bescherming verzocht in de zin van de loi du 5 mai 2006 relative au droit d'asile et à des formes complémentaires de protection (wet van 5 mei 2006 betreffende het asielrecht en aanvullende vormen van bescherming), zoals gewijzigd. Bij beslissing van 17 augustus 2007 heeft de minister van Buitenlandse Zaken en Immigratie dit verzoek ongegrond verklaard. Bij vonnis van 27 februari 2008 heeft het tribunal administratif het beroep ongegrond verklaard dat door Alopka was ingesteld tegen de ministeriële beslissing tot weigering van de internationale bescherming. Het hoger beroep ingesteld door Alopka op 27 maart 2008 tegen dat vonnis van 27 februari 2008 is in een arrest van de Cour administrative van 10 juni 2008 nietontvankelijk verklaard. Hierop heeft Alopka bij de minister van Buitenlandse Zaken en Immigratie om de toekenning van de gedoogstatus verzocht, die is geweigerd bij een beslissing van de minister van 24 juli Tegen die weigeringsbeslissing tot toekenning van de gedoogstatus is een beroep tot nietigverklaring ingesteld bij het tribunal administratif. Ondertussen en in de loop van de procedure is Alopka op 17 augustus 2008 in de stad Luxemburg van de tweeling Jarel en Eja bevallen, ten aanzien van wie Jean Moudoulou, een Franse staatsburger, bij de opstelling van de geboorteakte door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad Luxemburg het vaderschap erkende. De twee kinderen hebben de Franse nationaliteit en kregen respectievelijk op 15 mei en 4 juni 2009 een Frans paspoort en een Franse identiteitskaart. 2

4 ALOPKA E.A. Wegens de voortijdige geboorte van de tweeling, vóór de zesde maand van de zwangerschap, heeft de minister van Buitenlandse Zaken en Immigratie de zaak heroverwogen en Alopka bij beslissing van 17 september 2008 een voorlopige gedoogstatus toegekend tot 31 december Hoewel de minister een verzoek om verlenging van die gedoogstatus heeft afgewezen, is aan Alopka niettemin een attest van opschorting van verwijdering toegekend dat gold tot 5 juni 2010, en dat vervolgens niet is verlengd. Voor die datum heeft Alopka, bij brief van 6 mei 2010 van haar toenmalige lasthebber, op basis van artikel 12, sub c, van de loi du 29 août 2008 sur la libre circulation des personnes et l'immigration (wet van 29 augustus 2008 betreffende het vrije personenverkeer en betreffende de immigratie), zoals gewijzigd (hierna: wet van 29 augustus 2008 ), bij de minister van Arbeid, Werkgelegenheid en Immigratie (hierna: minister ) verzocht om een verblijfstitel voor familieleden. Bij brief van 1 juni 2010 heeft de minister om bijkomende informatie verzocht, waarbij hij verzoekster vroeg wat haar feitelijk en rechtens verhinderde om zich met haar twee kinderen met de Franse nationaliteit op het Franse grondgebied te vestigen, waar overigens de vader van haar kinderen woont, zelf een Franse staatsburger. Bij brief van haar raadsman van 28 juni 2010 heeft Alopka geantwoord dat zij geen contact had met de vader van haar kinderen en dat die kinderen, een tweeling, wegens hun voortijdige geboorte in Luxemburg medisch in het land moesten worden opgevolgd. In reactie op een herinneringsbrief van de raadsman van Alopka van 6 oktober 2010 heeft de minister op 14 oktober 2010 de volgende beslissing genomen: Ik heb uw brieven van 30 juni 2010 en 7 oktober 2010 betreffende het genoemde onderwerp goed ontvangen. Staat u mij toe u er eerst aan te herinneren dat het verzoek om asiel/internationale bescherming van uw opdrachtgeefster sedert 10 juni 2008 definitief is afgewezen, en dat het uitgereikte attest van opschorting van verwijdering slechts geldig was tot 5 juni 2010, zodat zij verplicht is het land te verlaten overeenkomstig de artikelen 19 en 22 van de loi du 5 mai 2006 relative au droit d'asile et à des formes complémentaires de protection (wet van 5 mei 2006 betreffende het asielrecht en aanvullende vormen van bescherming), zoals gewijzigd. Wat uw verzoek om de verkrijging van een verblijfstitel voor uw opdrachtgeefster betreft, moet ik u tot mijn spijt meedelen dat ik uw verzoek niet kan inwilligen. Volgens artikel 12, lid 1 van de loi du 29 août 2008 sur la libre circulation des personnes et l'immigration (wet van 29 augustus 2008 betreffende het vrije personenverkeer en betreffende de immigratie), zoals gewijzigd, is het verblijfsrecht voor familieleden van een burger van de 3

5 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-86/12 Europese Unie beperkt tot de directe bloedverwanten in opgaande lijn die ten laste zijn van de burger van de Unie. Aan die voorwaarde is echter niet voldaan. Overigens kan op de enkele grond dat de kinderen de Franse nationaliteit hebben geen onvoorwaardelijk verblijfsrecht in Luxemburg worden toegekend aan uw opdrachtgeefster en haar kinderen in toepassing van het beginsel van het vrije verkeer van personen. De kinderen Eja Tsidie Moudoulou en Jarel Mafeu Moudoulou voldoen immers niet aan de voorwaarden van artikel 6, lid 1, van de reeds aangehaalde gewijzigde wet van 29 augustus 2008, aangezien zij geen werkzaamheden in loondienst of als zelfstandige verrichten, zij noch voor zichzelf noch voor hun familieleden zoals bedoeld in artikel 12 van de wet over voldoende bestaansmiddelen beschikken om te vermijden dat zij ten laste komen van het socialebijstandsstelsel, zij geen ziekteverzekering hebben, en zij niet zijn ingeschreven in een in het Groothertogdom Luxemburg overeenkomstig de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen erkende openbare of particuliere onderwijsinstelling om er als hoofdbezigheid een studie, of, in dat kader, een beroepsopleiding te volgen, waarbij wordt verzekerd dat zij voor zichzelf en hun familieleden over voldoende bestaansmiddelen beschikken om te vermijden dat zij ten laste van het socialebijstandsstelsel en een ziekteverzekering komen. Ik verduidelijk daarbij dat de attesten, opgesteld door dokter Robert Goerens, gemachtigd arts bij de Medische Dienst voor de Immigratie bij de Directie Gezondheid, dateren van 22 april 2009 en zijn opgesteld voor een periode van 12 maanden, zodat zij thans niet meer gelden. Het spreekt eveneens voor zich dat de medische opvolging van de kinderen Eja Tsidie Moudoulou en Jarel Mafeu Moudoulou zeer goed in Frankrijk kan worden verzekerd. Subsidiair voldoet mevrouw Adzo Domenyo Alopka niet aan de vereiste voorwaarden om in aanmerking te komen voor één van de categorieën van verblijfstitels vermeld in artikel 38 van de reeds aangehaalde wet van 29 augustus Bijgevolg, en rekening houdend met de situatie van de betrokkene ten opzichte van de factoren vermeld in artikel 103 van de reeds aangehaalde gewijzigde wet van 29 augustus 2008 in het licht van de informatie uit het administratieve dossier, en met name de duur van het verblijf van de betrokkene op het Luxemburgse grondgebied, haar leeftijd, haar gezondheidstoestand, haar gezins- en economische situatie, haar sociale en culturele integratie in het land, evenals de intensiteit van de banden met haar land van herkomst, wordt overeenkomstig artikel 100 van bovengenoemde wet uw opdrachtgeefster het verblijf ontzegd. 4

6 ALOPKA E.A. Krachtens artikel 111, lid 1, van diezelfde wet is uw opdrachtgeefster verplicht onverwijld het grondgebied te verlaten, hetzij naar het land waarvan zij de nationaliteit heeft, hetzij naar het land dat haar een reisdocument heeft verstrekt, hetzij naar een ander land waar zij mag verblijven. [...] Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het tribunal administratief op 22 november 2010 heeft Alopka een beroep tot nietigverklaring ingesteld tegen de reeds aangehaalde ministeriële beslissing van 14 oktober Bij vonnis van 21 september 2011 heeft het tribunal het beroep ongegrond verklaard. Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van de Cour administrative op 31 oktober 2011 heeft Alopka, naar eigen zeggen nog steeds namens zichzelf en namens haar twee minderjarige kinderen Jarel en Eja Moudoulou, beide geboren in Luxemburg op 17 augustus 2008 en Franse onderdanen, regelmatig hoger beroep ingesteld tegen genoemd vonnis van 21 september 2011, waarbij zij om vernietiging van dat vonnis heeft verzocht wegens schending van de wet, respectievelijk wegens schending van communautaire rechten en internationale bepalingen, respectievelijk van de artikelen 103 en 111 van de wet van 29 augustus 2008 betreffende het vrije personenverkeer en betreffende de immigratie, schending van het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van justitiabelen die zich in dezelfde situatie bevinden als appellante, respectievelijk wegens schending van het recht van verdediging, en tegelijkertijd een voorstel heeft geformuleerd voor drie mogelijke prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU ) betreffende de aldus aangeduide artikelen 12 EG, 17 EG en 18 EG, evenals de artikelen 21, 24, en 34 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest van de grondrechten ). Ter ondersteuning van haar hoger beroep heeft appellante (omissis) gesteld dat zij vasthield aan alle middelen die zij in eerste aanleg had aangevoerd, en heeft zij in dat verband de Cour administrative op het inleidende verzoekschrift in eerste aanleg gewezen. Het eerste middel in appellantes akte van hoger beroep is gebaseerd op de rechten van de gemeenschapsonderdanen, hen toegekend bij artikel 18 VWEU en artikel 21, lid 2, van het Handvest van de grondrechten, die beide binnen de werkingssfeer van de verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschap, vervolgens de Europese Unie, elke discriminatie op grond van nationaliteit verbieden. Namens zichzelf en haar kinderen heeft zij opnieuw een beroep gedaan op de artikelen 3, lid 1, en 24, lid 1, van richtlijn 2004/38 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (hierna: richtlijn 2004/38/EG ), om te concluderen dat uit die verschillende teksten voortvloeit dat aangezien elke discriminatie op grond van 5

7 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-86/12 nationaliteit is verboden, de burgers van de Unie over een verblijfsrecht beschikken in elke lidstaat van de Europese Unie. Zij heeft gesteld dat haar kinderen, Franse staatsburgers, sedert meer dan drie jaar op het grondgebied van het Groothertogdom verblijven en de facto hun recht van vrij verkeer uitoefenen. Ook appellante zelf, een Togolese onderdaan, heeft haar verblijfsrecht op het communautaire grondgebied uitgeoefend als rechtstreeks familielid van haar twee kinderen. Hoewel appellante het met de rechters in eerste aanleg eens is dat haar kinderen over de Franse nationaliteit beschikken en daarom recht hebben op de status van Europese burger, overeenkomstig artikel 20 VWEU dat bepaalt dat burger van de Unie eenieder is die de nationaliteit van een lidstaat bezit, is zij het niet eens met de conclusie van het tribunal dat haar kinderen geen verblijfsrecht hebben op het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg en zijzelf daarom niet over een afgeleid recht van vrij personenverkeer en verblijf als ouder van een burger van de Europese Unie zou beschikken. Evenzo, en ofschoon de rechters in eerste aanleg bevestigden dat haar kinderen het effectieve genot hadden van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten, waaronder overeenkomstig artikel 21 VWEU het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en verblijven, en dus met name het recht om in Frankrijk, het land waarvan zij de nationaliteit bezitten, te verblijven, kan niet worden ontkend dat volgens de relevante Franse bepalingen en met name (omissis) volgens het wetboek betreffende het binnenkomen en het verblijf van vreemdelingen en betreffende het asielrecht, zijzelf, als moeder van haar kinderen, niet het recht heeft in Frankrijk te verblijven. Aangezien zij niet kan aantonen dat zij op regelmatige wijze het Franse grondgebied is binnengekomen en zij niet beschikt over een geldige verblijfstitel, verbiedt het Franse recht haar immers Frankrijk in te reizen ook al zijn haar kinderen Franse onderdanen. Appellante heeft verder de arresten van het HvJEU aangevoerd, te weten het arrest Zhu en Chen van 19 oktober 2004 (C-200/02) en het arrest Zambrano van 8 maart 2011 (zaak C-34/09). Wat het arrest Zhu en Chen betreft, heeft zij haar standpunten gerelativeerd door te stellen dat hoewel haar jonge kinderen niet over de noodzakelijke bestaansmiddelen beschikken, de moeder van die kinderen, te weten zijzelf, nooit ten laste van de staat wilde zijn en zij daarom reeds een baan heeft gevonden die zij kan opnemen van zodra zij over een verblijfstitel en een arbeidsvergunning beschikt. Wat het arrest Zambrano betreft, heeft appellante een ruime, analoge uitlegging voorgesteld, op basis van de artikelen 18 VWEU, 20 VWEU en 21 VWEU, gelezen in samenhang met de artikelen 21 en 24 van het Handvest van de grondrechten, die in hun samenhang beschouwd aldus moeten worden uitgelegd dat het recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, zonder discriminatie op grond van nationaliteit toegekend aan elke burger van de Unie, inhoudt dat wanneer deze burger een minderjarig jong kind is dat ten laste is van een bloedverwant in opgaande lijn die onderdaan is van een derde land, dat kind het genot moet worden verzekerd van het 6

8 ALOPKA E.A. verblijfsrecht in de lidstaat waar het woont, waarbij aan dit verblijfsrecht het overigens volgens de communautaire rechtspraak noodzakelijk geachte nuttige effect wordt verleend door de toekenning van een verblijfstitel aan de bloedverwant in opgaande lijn die onderdaan is van een derde land en die het kind ten laste heeft. Verzoekster formuleert een voorstel voor drie prejudiciële vragen die zonodig krachtens artikel 234 VWEU aan het HvJEU kunnen worden voorgelegd, en die als volgt luiden: 1 Verlenen de artikelen 12 [EG], 17 [EG] en 18 [EG], afzonderlijk dan wel in hun onderling verband beschouwd, een verblijfsrecht aan de burger van de Unie op het grondgebied van een lidstaat waarvan deze burger de nationaliteit niet bezit, ongeacht de eerdere uitoefening van zijn recht om op het grondgebied van de lidstaten te reizen? 2 Moeten de artikelen 12 [EG], 17 [EG] en 18 [EG], in samenhang gelezen met de artikelen 21, 24 en 34 van het Handvest van de grondrechten, aldus worden uitgelegd dat het recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, zonder discriminatie op grond van nationaliteit toegekend aan iedere burger van de Unie, inhoudt dat wanneer deze burger een minderjarig jong kind is dat ten laste is van een bloedverwant in opgaande lijn die onderdaan is van een derde land, dat kind het genot moet worden verzekerd van dit verblijfsrecht in de lidstaat waar het woont en waarvan het de nationaliteit niet bezit, ongeacht de eerdere uitoefening van het recht om te reizen door het kind zelf of via zijn wettelijke vertegenwoordiger, waarbij aan dit verblijfsrecht het volgens de communautaire rechtspraak noodzakelijk geachte nuttige effect wordt verleend [(arrest Zhu en Chen, reeds aangehaald)] door aan de bloedverwant in opgaande lijn en onderdaan van een derde land, die het kind ten laste heeft en die over voldoende bestaansmiddelen en een ziekteverzekering beschikt, het afgeleide verblijfsrecht te verlenen dat diezelfde onderdaan van een derde land zou hebben indien de minderjarige die hij ten laste heeft een burger van de Unie was die niet de nationaliteit heeft van de lidstaat waarin hij woont? 3 Moeten de artikelen 12 [EG], 17 [EG] en 18 [EG], in samenhang gelezen met de artikelen 21, 24 en 34 van het Handvest van de grondrechten, aldus worden uitgelegd dat het verblijfsrecht van een minderjarig kind, onderdaan van een lidstaat, dat verblijft op het grondgebied van een andere lidstaat, een vrijstelling van het bezit van een arbeidsvergunning inhoudt voor de bloedverwant in opgaande lijn, onderdaan van een derde land die het kind ten laste heeft en die, ware er niet het door het nationale recht van de lidstaat waar hij woont voorgeschreven vereiste van een arbeidsvergunning, wegens zijn arbeid in loondienst waardoor hij onder het socialezekerheidssysteem van die [lid]staat valt, zou voldoen aan de voorwaarde van voldoende bestaansmiddelen en bezit van een ziektekostenverzekering, zodat aan het verblijfsrecht van het kind het nuttig effect wordt verleend dat de communautaire rechtspraak [(arrest Zhu en 7

9 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-86/12 Chen, reeds aangehaald)] heeft erkend in het geval van een minderjarig kind, burger van de Unie, dat een andere nationaliteit heeft dan die van de lidstaat waar het woont en ten laste komt van een bloedverwant in opgaande lijn, onderdaan van een derde land? De Staat heeft verzocht om de eenvoudige bevestiging van het vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld. (omissis). De Staat heeft in de eerste plaats benadrukt dat het recht van vrij verkeer en verblijf van de burgers van de Europese Unie niet onvoorwaardelijk is en dat met name de kinderen Moudoulou, Europese burgers, niet voldoen aan de voorwaarden van de betrokken richtlijnen om dit recht ook te genieten in een andere lidstaat dan die waarvan zij de nationaliteit hebben. Aldus kan op de enkele grond dat de kinderen de Franse nationaliteit hebben, niet een onvoorwaardelijk verblijfsrecht in het Groothertogdom Luxemburg worden toegekend via een beroep op het vrije personenverkeer. De Staat heeft (omissis) onder verwijzing naar artikel 7, lid 1, van richtlijn 2004/38/EG opgemerkt dat de daarin vastgestelde voorwaarden zijn opgenomen in artikel 6 van de wet van 29 augustus 2008, terwijl de voorwaarden betreffende het verblijfsrecht van een familielid van een burger van de Unie zijn vermeld in artikel 12 van diezelfde wet. Volgens de Staat heeft appellante naar aanleiding van haar inleidend verzoekschrift in eerste aanleg toegegeven dat zij niet aan de voorwaarden van artikel 6 en 12 van de wet van 29 augustus 2008 voldoet. In haar akte van hoger beroep heeft appellante dezelfde richtlijn 2004/38/EG aangevoerd om het bestaan aan te tonen van een onvoorwaardelijk en absoluut verblijfsrecht op de enkele grond van het Europese burgerschap van haar kinderen. Volgens de Staat spreekt het voor zich dat in casu niet is voldaan aan de voorwaarden van de richtlijnen. In de tweede plaats heeft een beroep door appellante op bepalingen van het Franse recht geen enkele relevantie. De redenen waarom zij het Franse grondgebied niet zou mogen binnenkomen, terwijl haar kinderen Franse onderdanen zijn, zijn op zijn minst onduidelijk. Het spreekt voor zich dat de toekenning van een verblijfstitel veronderstelt dat appellante daarom verzoekt. Volgens de Staat is het absoluut onaanvaardbaar dat appellante haar laakbaar gedrag, namelijk dat zij niet om een verblijfstitel in Frankrijk heeft verzocht, aan de Luxemburgse overheidsinstanties toerekent in een poging die instanties voor voldongen feiten te stellen. Wat het arrest Zhu en Chen (omissis) betreft, meent de Staat dat in die zaak zeer specifieke feiten aan de orde waren en dat het Hof welbewust heeft opgemerkt dat de in die zaak gekozen oplossing slechts gold in omstandigheden als die van het hoofdgeding. In de eerste plaats waren in de zaak Zhu en Chen, zoals ook in de zaak Zambrano, de twee ouders onderdanen van een derde land, wat die twee zaken onderscheidt van onderhavige zaak. Bovendien beschikt appellante, aangezien zij door de Luxemburgse Staat in het opvangcentrum Félix Schroeder in Rédange-sur-Attert is ondergebracht, niet over voldoende bestaansmiddelen, 8

10 ALOPKA E.A. zodat evenmin is voldaan aan de in het arrest Zhu en Chen vastgestelde voorwaarde om niet ten laste van de overheidsfinanciën van de ontvangende lidstaat te komen. Elke tegenovergesteld standpunt van appellante is niet meer dan een loutere bewering. Ten slotte staan de kinderen niet onder het daadwerkelijke gezag van appellante, aangezien bij ontstentenis van elk andersluidend vonnis vaststaat dat in casu de vader, burger van de Unie, en de moeder, onderdaan van een derde land, het gezag over hun twee kinderen delen. Bijgevolg mag in de onderhavige zaak het arrest Zhu en Chen niet worden toegepast. Hetzelfde geldt voor het arrest Zambrano, waarin volgens de Staat de feiten eveneens wezenlijk verschillen van de feiten in de onderhavige zaak. Anders dan in de zaak Zambrano zijn de twee kinderen met Franse nationaliteit in de onderhavige zaak geenszins verplicht het grondgebied van de Europese Unie te verlaten, aangezien hun vader, die eveneens de Franse nationaliteit heeft, in Frankrijk verblijft. In de zaak waarmee wordt vergeleken hadden de twee ouders de Colombiaanse nationaliteit en waren dus onderdanen van een derde land, terwijl de kinderen Belgische onderdanen waren die verbleven in hun land van oorsprong. Wegens beide redenen is er een wezenlijk verschil tussen de omstandigheden van de onderhavige zaak en die van de zaak waarmee wordt vergeleken. Eenvoudig gesteld moet Alopka niet om gezinshereniging verzoeken in Luxemburg, waar geen gezinsleven bestaat, maar in Frankrijk. De Staat heeft benadrukt dat er in casu geen sprake is van discriminatie op grond van nationaliteit, maar dat de omstandigheden van beide zaken eenvoudigweg wezenlijk verschillen. (omissis) In casu staat vast dat de twee kinderen van Adzo Domenyo Alopka, onderdaan van een derde land, namelijk Jarel en Eja Moudoulou, als Franse staatsburgers net zoals hun vader allebei het burgerschap van de Unie hebben. Volgens de inlichtingen die door de Staat niet in twijfel worden getrokken, bestond er nooit een gemeenschappelijk gezinsleven met de vader van de kinderen, die enkel de geboorte van de kinderen bij de burgerlijke stand van de stad Luxemburg heeft aangegeven en het mogelijk heeft gemaakt dat zij Franse identiteitspapieren kregen. Anderzijds hebben de moeder en de kinderen sedert de voortijdige geboorte en na het ontslag uit de kraamkliniek na een verlengd verblijf wegens die voortijdige geboorte, de facto een gemeenschappelijk gezinsleven geleid in het opvangcentrum in Rédange-sur-Attert. Strikt genomen hebben de twee kinderen Moudoulou zich niet naar een andere staat begeven. Bijgevolg rijst wat betreft het arrest Zambrano de vraag of de omstandigheid dat de kinderen zich niet naar een andere staat hebben begeven gevolgen heeft in het licht van artikel 20 VWEU. Het is duidelijk dat de door appellante voorgestelde prejudiciële vraag rechtstreeks is gebaseerd op de prejudiciële vraag die de Arbeidsrechtbank te Brussel aan het HvJEU heeft voorgelegd en die heeft geleid tot het reeds aangehaalde arrest Zambrano van 8 maart De twee zaken verschillen van elkaar op minstens twee wezenlijke punten, namelijk dat in de onderhavige zaak de kinderen Moudoulou, Europese burgers, niet verblijven op het grondgebied van de lidstaat 9

11 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-86/12 waarvan zij de nationaliteit hebben, terwijl in de zaak waarmee wordt vergeleken de jonge Belgische kinderen daadwerkelijk in België verbleven. Het tweede verschilpunt is dat één van de ouders, juist de vader die niet met de kinderen samenleeft, een burger van de Unie is, terwijl de moeder die sinds de geboorte van de kinderen alleen met hen samenleeft, onderdaan is van een derde land. In de zaak waarmee wordt vergeleken waren beide ouders onderdanen van een derde land. Wat dat laatste element betreft lijken de twee zaken weer op elkaar, aangezien de ouder die alleen leeft met de jonge kinderen, verzoekster in de onderhavige zaak, een onderdaan is van een derde land. In de onderhavige zaak hebben de kinderen een bijzondere band met het woonland, waarvan zij niet de nationaliteit hebben, aangezien zij daar na minder dan zes maanden zwangerschap zijn geboren en daar de zorg hebben ontvangen die noodzakelijk was als gevolg van die vroeggeboorte. Het is eveneens wegens de zorg die de kinderen nodig hadden en wegens hun zwakkere gezondheid dat aan de moeder de gedoogstatus werd toegekend en vervolgens de opschorting van de verwijdering, die echter niet gelijkstaat aan een verblijfstitel. Het geschil dat thans aan de orde is vindt zijn oorsprong in een herhaaldelijk verzoek van appellante om een verblijfstitel. Dat neemt niet weg dat voor de kinderen het Groothertogdom Luxemburg het enige land is van de Unie waarmee zij een daadwerkelijke materiële band hebben gehad, aangezien zij daar sedert hun geboorte verblijven en daar enkel samen met hun moeder hun gezinsleven hebben geleid in een opvangcentrum dat door de Luxemburgse Staat wordt gesubsidieerd. In het arrest Zambrano heeft het HvJEU (Grote kamer) voor recht verklaard dat artikel 20 VWEU aldus moet worden uitgelegd, dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat aan een staatsburger van een derde staat, die zijn kinderen van jonge leeftijd, burgers van de Unie, ten laste heeft, het recht van verblijf ontzegt in de lidstaat waar deze kinderen verblijven en waarvan zij de nationaliteit bezitten, en hem bovendien een arbeidsvergunning weigert, aangezien zulke beslissingen de betrokken kinderen het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten ontzeggen. Het is juist dat het HvJEU in het arrest McCarthy van 5 mei 2011 (zaak C-434/09), dat eveneens door de partijen wordt aangehaald, zich moest uitspreken over een situatie waarin het hoofdgeding er niet toe leidde dat McCarthy het grondgebied van de Unie verplicht diende te verlaten (punt 50). In de onderhavige zaak komt de litigieuze weigering van de Luxemburgse minister, bevoegd voor de beoogde machtiging tot verblijf en verder voor een eventuele arbeidsvergunning, zeker niet neer op een verplichting voor appellante en haar kinderen om het grondgebied van de Unie te verlaten, maar vraagt het de betrokkenen hoogstens zich tot de Franse overheidsinstanties te richten. Appellante heeft betwist dat zij wegens de Franse nationaliteit van haar twee minderjarige jonge kinderen daadwerkelijk over de mogelijkheid beschikt om toegang tot het Franse grondgebied te krijgen en daar te verblijven. Vaststaat dat appellante sedert een zekere tijd een werkaanbieding in Luxemburg heeft, waarop zij niet kan ingaan op de enkele grond dat zij geen verblijfstitel en geen arbeidsvergunning heeft. Aldus 10

12 ALOPKA E.A. heeft zij de Cour administrative op 6 februari 2012 een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur voorgelegd die op 2 februari 2012 door een in de stad Luxemburg gevestigde werkgever was ondertekend onder de voorwaarde dat de minister van Buitenlandse Zaken en Immigratie deze bekrachtigt (afwachting van een arbeidsvergunning). In de gegeven omstandigheden dient de Cour administrative, alvorens enige verdere stap in deze zaak te zetten, het HvJEU de prejudiciële vraag te stellen om in wezen te weten of artikel 20 VWEU, in voorkomend geval gelezen in samenhang met één of meerdere van de hiernagenoemde artikelen, afzonderlijk of tezamen beschouwd, namelijk de artikelen 20, 21, 24, 33 en 34 van het Handvest van de grondrechten (waarbij artikel 20 de gelijkheid voor de wet, artikel 21 het non-discriminatiebeginsel, in het bijzonder op grond van nationaliteit, artikel 24 de rechten van het kind, artikel 33 de vereisten inzake de bescherming van het gezin en de afstemming tussen het gezins- en het beroepsleven, en artikel 34 de sociale zekerheid en sociale bijstand betreft), aldus moet worden uitgelegd, dat die bepaling zich ertegen verzet dat een lidstaat, enerzijds, aan een onderdaan van een derde land die zijn jonge kinderen, burgers van de Unie, alleen ten laste heeft, het verblijf weigert in de lidstaat van woonplaats van die kinderen, waar zij sedert hun geboorte met die onderdaan leven zonder dat zij de nationaliteit van die lidstaat hebben, en, anderzijds, weigert die onderdaan van een derde land een verblijfstitel en later zelfs een arbeidsvergunning toe te kennen. De daarmee verbonden vraag is of dergelijke beslissingen moeten worden geacht die kinderen in hun land van woonplaats waar zij sedert hun geboorte hebben geleefd, het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten ook te kunnen ontzeggen wanneer hun andere rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn, waarmee zij nooit een gemeenschappelijk gezinsleven hebben geleid, in een andere staat van de Unie verblijft, waarvan hij zelf een onderdaan is. verklaart het beroep ontvankelijk; Om deze redenen, de Cour administrative, (omissis) (omissis) oordeelt dat het Hof van Justitie van de Europese Unie moet worden verzocht om een antwoord op de volgende prejudiciële vraag: Moet artikel 20 VWEU, in voorkomend geval gelezen in samenhang met één of meerdere van de hiernagenoemde artikelen, afzonderlijk of tezamen beschouwd, namelijk de artikelen 20, 21, 24, 33 en 34 van het Handvest van de grondrechten, aldus worden uitgelegd, dat die bepaling zich ertegen verzet dat een lidstaat, enerzijds, aan een onderdaan van een derde land die zijn jonge kinderen, burgers van de Unie, alleen ten laste heeft, het verblijf weigert in de lidstaat van woonplaats van die kinderen, waar zij sedert hun geboorte met die onderdaan leven zonder dat zij de nationaliteit van die lidstaat hebben, en, anderzijds, 11

13 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-86/12 weigert die onderdaan van een derde land een verblijfstitel en later zelfs een arbeidsvergunning toe te kennen? Moeten dergelijke beslissingen worden geacht die kinderen in hun land van woonplaats waar zij sedert hun geboorte hebben geleefd, het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten ook te kunnen ontzeggen wanneer hun andere rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn, waarmee zij nooit een gemeenschappelijk gezinsleven hebben geleid, in een andere staat van de Unie verblijft, waarvan hij zelf een onderdaan is? houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding (omissis); (omissis) aldus beraadslaagd en geoordeeld [...] (omissis) Luxemburg, 16 februari 2012 (omissis) 12

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014 Datum van inontvangstneming : 16/05/2014 Vertaling C-165/14-1 Zaak C-165/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 april 2014 Verwijzende rechter: Tribunal Supremo (Spanje) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Vertaling C-304/14-1 Datum van indiening: 24 juni 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-304/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Upper Tribunal (Immigration and

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Vertaling C-690/15-1 Zaak C-690/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2015 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

Date de réception : 10/01/2012

Date de réception : 10/01/2012 Date de réception : 10/01/2012 Resumé C-619/11-1 Zaak C-619/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Datum van inontvangstne ming : 22/05/2012

Datum van inontvangstne ming : 22/05/2012 Datum van inontvangstne ming : 22/05/2012 C-176/12-1 Zaak C-176/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 april 2012 Verwijzende rechter: Cour de cassation (Frankrijk) Datum van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid 1 Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid SCSZG/18/099 BERAADSLAGING NR. 18/057 VAN 8 MEI 2018 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 15/06/2017

Datum van inontvangstneming : 15/06/2017 Datum van inontvangstneming : 15/06/2017 Samenvatting C-246/17-1 Zaak C-246/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-322/17-1 Zaak C-322/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2017 Verwijzende rechter: High Court (Ierland) Datum van de

Nadere informatie

Date de réception : 01/03/2012

Date de réception : 01/03/2012 Date de réception : 01/03/2012 C-45/12-1 Zaak C-45/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2012 Verwijzende rechter: Arbeidshof te Brussel / België Datum van de verwijzingsbeslissing:

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2007 S.07.0003.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.07.0003.F A. T., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN VAN LUIK.

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Vertaling C-338/13-1 Zaak C-338/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 juni 2013 Verwijzende rechter: Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016 Datum van inontvangstneming : 30/06/2016 Vertaling C-303/16-1 Zaak C-303/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2016 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014 Datum van inontvangstneming : 30/09/2014 Samenvatting C-408/14-1 Zaak C-408/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110635/1/V1. Datum uitspraak: 15 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014 Datum van inontvangstneming : 26/05/2014 Vertaling C-189/14-1 Zaak C-189/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 april 2014 Verwijzende rechter: Eparchiako Dikastirio Lefkosias

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/04/2018

Datum van inontvangstneming : 02/04/2018 Datum van inontvangstneming : 02/04/2018 Vertaling C-145/18-1 Zaak C-145/18 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 23 februari 2018 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Vertaling C-478/17-1 Zaak C-478/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 augustus 2017 Verwijzende rechter: Tribunalul Cluj (Roemenië) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Vertaling C-478/15-1 Zaak C-478/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 08/11/2013

Datum van inontvangstneming : 08/11/2013 Datum van inontvangstneming : 08/11/2013 Vertaling C-528/13-1 Zaak C-528/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 8 oktober 2013 Verwijzende rechter: Tribunal administratif de Strasbourg

Nadere informatie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Zaak C-540/03 Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Immigratiebeleid - Recht van minderjarige kinderen van onderdanen van derde landen op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Bescherming

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/08/2012

Datum van inontvangstneming : 23/08/2012 Datum van inontvangstneming : 23/08/2012 C-347/12-1 Datum van indiening: 20 juli 2012 Verwijzende rechter: Zaak C-347/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Cour de cassation du Grand-Duché de Luxembourg/

Nadere informatie

Date de réception : 01/03/2012

Date de réception : 01/03/2012 Date de réception : 01/03/2012 Vertaling C-44/12-1 Zaak C-44/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2012 Verwijzende rechter: Court of Session, Scotland (Verenigd Koninkrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Vertaling C-258/13-1 Zaak C-258/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 mei 2013 Verwijzende rechter: Varas Cíveis de Lisboa (Portugal)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017 Datum van inontvangstneming : 03/07/2017 Vertaling C-320/17-1 Zaak C-320/17. Verzoek om prejudiciële beslissing Datum van indiening 29 mei 2017 Verwijzende rechter Conseil d État (Frankrijk) Datum van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014 Datum van inontvangstneming : 18/03/2014 Vertaling C-650/13-1 Zaak C-650/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 december 2013 Verwijzende rechter: Tribunal d instance de Bordeaux

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 5 mei 2011 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 5 mei 2011 * MCCARTHY ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 5 mei 2011 * In zaak C-434/09, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Supreme Court of the United Kingdom,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018 Datum van inontvangstneming : 13/11/2018 Vertaling C-629/18-1 Zaak C-629/18 Prejudiciële verwijzing Datum van ontvangst: 8 oktober 2018 Verwijzende rechter: Sofiyski gradski sad (Bulgarije) Datum van de

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/03/2015

Datum van inontvangstneming : 10/03/2015 Datum van inontvangstneming : 10/03/2015 Vertaling C-47/15-1 Zaak C-47/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 6 februari 2015 Verwijzende rechter: Cour de cassation (Frankrijk)

Nadere informatie

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002 Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002 Omzendbrief betreffende de aanvraag tot verblijf of vestiging in het Koninkrijk, ingediend op basis van artikel 40 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 01/02/2013

Datum van inontvangstneming : 01/02/2013 Datum van inontvangstneming : 01/02/2013 Vertaling C-603/12-1 Zaak C-603/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2012 Verwijzende rechter: Verwaltungsgericht Hannover

Nadere informatie

De Europese Economische Ruimte

De Europese Economische Ruimte De Europese Economische Ruimte 1 Schengen zone Verblijf < 3 maanden 2 Koninkrijk België Provincie: Arrondissement: Gemeente: Ref.: BIJLAGE 3TER (bijgewerkt 14/05/2008) MELDING VAN AANWEZIGHEID Afgeleverd

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016 Datum van inontvangstneming : 22/07/2016 Vertaling C-327/16-1 Zaak C-327/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 juni 2016 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018 Datum van inontvangstneming : 10/01/2018 Vertaling C-667/17-1 Zaak C-667/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 24 november 2017 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/05/2016

Datum van inontvangstneming : 02/05/2016 Datum van inontvangstneming : 02/05/2016 Vertaling C-181/16-1 Zaak C-181/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 31 maart 2016 Verwijzende rechter: Raad van State (België) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/01/2013

Datum van inontvangstneming : 21/01/2013 Datum van inontvangstneming : 21/01/2013 Vertaling C-577/12-1 Zaak C-577/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 december 2012 Verwijzende rechter: Unabhängiger Finanzsenat, Außenstelle

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 01/08/2016

Datum van inontvangstneming : 01/08/2016 Datum van inontvangstneming : 01/08/2016 Vertaling C-355/16-1 Zaak C-355/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 28 juni 2016 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 15/09/2014

Datum van inontvangstneming : 15/09/2014 Datum van inontvangstneming : 15/09/2014 Vertaling C-386/14-1 Zaak C-386/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 augustus 2014 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Vertaling C-165/17-1 Zaak C-165/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 april 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van 25 juni 2007;

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van 25 juni 2007; SCSZ/07/122 1 BERAADSLAGING NR. 07/036 VAN 2 OKTOBER 2007 MET BETREKKING TOT MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR DE PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE, ARMOEDEBESTRIJDING

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 29.03.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1609/2008, ingediend door D. A. L. (Britse nationaliteit), over vermeende discriminatie

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015 Datum van inontvangstneming : 07/09/2015 Vertaling C-429/15-1 Zaak C-429/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 5 augustus 2015 Verwijzende rechter: Court of Appeal (Ierland) Datum

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201102780/1/V1. Datum uitspraak: 7 maart 2012, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: appellante, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank

Nadere informatie

Date de réception : 07/02/2012

Date de réception : 07/02/2012 Date de réception : 07/02/2012 Vertaling C-9/12-1 Zaak C-9/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 6 januari 2012 Verwijzende rechter: Rechtbank van koophandel te Verviers (België)

Nadere informatie

Date de réception : 24/02/2012

Date de réception : 24/02/2012 Date de réception : 24/02/2012 Vertaling C-30/12-1 Zaak C-30/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 23 januari 2012 Verwijzende rechter: Okresný súd Prešov (Slowakije) Datum van

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/11/070 BERAADSLAGING NR 11/044 VAN 7 JUNI 2011 BETREFFENDE DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR DE PROGRAMMATORISCHE

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013 Datum van inontvangstneming : 16/09/2013 Vertaling C-442/13-1 Zaak C-442/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 6 augustus 2013 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 27/01/2014

Datum van inontvangstneming : 27/01/2014 Datum van inontvangstneming : 27/01/2014 Vertaling C-664/13-1 Zaak C-664/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 december 2013 Verwijzende rechter: Administratīvā apgabaltiesa

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 DECEMBER 2014 S.13.0069.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.13.0069.N M. H. Mr. Pierre Van Hooland, avocaat bij de balie te Brussel, tegen BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/10/2014

Datum van inontvangstneming : 21/10/2014 Datum van inontvangstneming : 21/10/2014 Vertaling C-432/14-1 Zaak C-432/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 22 september 2014 Verwijzende rechter: Conseil de prud hommes de

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/05/2016

Datum van inontvangstneming : 17/05/2016 Datum van inontvangstneming : 17/05/2016 Vertaling C-199/16-1 Zaak C-199/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 11 april 2016 Verwijzende rechter: Raad van State (België) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/02/2019

Datum van inontvangstneming : 25/02/2019 Datum van inontvangstneming : 25/02/2019 Samenvatting C-836/18-1 Zaak C-836/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013 Datum van inontvangstneming : 31/01/2013 Vertaling C-1/13-1 Datum van indiening: Zaak C-1/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing 2 januari 2013 Verwijzende rechter: Cour de cassation (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 9 mei 2012 met refertenummer X.

Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 9 mei 2012 met refertenummer X. nr. 145 477 van 18 mei 2015 in de zaak RvV X / IX In zake: X Gekozen woonplaats: X tegen: de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016 Datum van inontvangstneming : 25/04/2016 Vertaling C-143/16-1 Zaak C-143/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 maart 2015 Verwijzende rechter: Corte suprema di cassazione (Italië)

Nadere informatie

Toegang tot sociale voordelen voor EU burgers: All EU citizens are equal, Nathan Cambien

Toegang tot sociale voordelen voor EU burgers: All EU citizens are equal, Nathan Cambien Toegang tot sociale voordelen voor EU burgers: All EU citizens are equal, but Nathan Cambien Inleiding Vaststelling: 3 categorieën personen Belgen EU-burgers Derdelanders Vaststelling: verschillende non-discriminatie

Nadere informatie

Rolnummer 5864. Arrest nr. 39/2015 van 19 maart 2015 A R R E S T

Rolnummer 5864. Arrest nr. 39/2015 van 19 maart 2015 A R R E S T Rolnummer 5864 Arrest nr. 39/2015 van 19 maart 2015 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 7, 2, 4, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015 Datum van inontvangstneming : 19/06/2015 Vertaling C-222/15-1 Zaak C-222/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 mei 2015 Verwijzende rechter: Pécsi Törvényszék (Hongarije) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015 Datum van inontvangstneming : 09/06/2015 Vertaling C-204/15-1 Datum van indiening: 4 mei 2015 Verwijzende rechter: Zaak C-204/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Augstākā tiesa (Letland) Datum van

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, l EGIRichtiijn 681360 c1 4-3 C14-3 Richtlijn inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van de werknemers der Lid-Staten en van hun familie binnen de Gemeenschap [68/360/EEG)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 8 maart 2011 *

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 8 maart 2011 * ARREST VAN 8. 3. 2011 ZAAK C-34/09 ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 8 maart 2011 * In zaak C-34/09, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Arbeidsrechtbank

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974.

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. B. N. O. WALRAVE, L. J. N. KOCH TEGEN ASSOCIATION UNION CYCLISTE INTERNATIONALE, KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE WIELREN UNIE EN FEDERATION ESPANOLA CICLISMO. (VERZOEK

Nadere informatie

Vertaling C-691/13-1. Zaak C-691/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Vertaling C-691/13-1. Zaak C-691/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing Vertaling C-691/13-1 Zaak C-691/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 22 oktober 2013 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum van de verwijzingsbeslissing: 4 oktober

Nadere informatie

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012 Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012 C-181/12-1 Zaak C-181/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 april 2012 Verwijzende rechter: Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland) Datum

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 MEI 2014 C.12.0612.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0612.F BELGISCHE STAAT, Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, Mr. Huguette Geinger,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/02/2019

Datum van inontvangstneming : 18/02/2019 Datum van inontvangstneming : 18/02/2019 Vertaling C-802/18-1 Datum van indiening: Verwijzende rechter: Zaak C-802/18 Verzoek om een prejudiciële beslissing 19 december 2018 Conseil supérieur de la Sécurité

Nadere informatie

Rolnummer Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T Rolnummer 5401 Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 6 van de wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012 Datum van inontvangstneming : 18/06/2012 C-211/12-1 Zaak C-211/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 mei 2012 Verwijzende rechter: Corte d'appello di Roma (Prima Sezione civile)

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/03/2015

Datum van inontvangstneming : 10/03/2015 Datum van inontvangstneming : 10/03/2015 Vertaling C-48/15-1 Zaak C-48/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 6 februari 2015 Verwijzende rechter: Cour d appel de Bruxelles (België)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015 Datum van inontvangstneming : 28/12/2015 Vertaling C-618/15-1 Zaak C-618/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 23 november 2015 Verwijzende rechter: Cour de cassation (Frankrijk)

Nadere informatie

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST. Rep. Nr. A.R OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN DECEMBER TWEE- DUIZEND EN NEGEN

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST. Rep. Nr. A.R OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN DECEMBER TWEE- DUIZEND EN NEGEN ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST Rep. Nr. A.R. 2080085 Vierde kamer Eindarrest op tegenspraak Maatschappelijke dienstverlening OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN DECEMBER TWEE- DUIZEND

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Vertaling C-184/14-1 Zaak C-184/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 april 2014 Verwijzende rechter: Corte Suprema di Cassazione (Italië)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012 Datum van inontvangstneming : 11/12/2012 Vertaling C-508/12-1 Zaak C-508/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 november 2012 Verwijzende rechter: Landesgericht Salzburg (Oostenrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016 Datum van inontvangstneming : 08/07/2016 Vertaling C-278/16-1 Zaak C-278/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 19 mei 2016 Verwijzende rechter: Landgericht Aachen (Duitsland) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Vertaling C-83/17-1 Zaak C-83/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 februari 2017 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013 Datum van inontvangstneming : 04/11/2013 Vertaling C-524/13-1 Zaak C-524/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 oktober 2013 Verwijzende rechter: Amtsgericht Karlsruhe (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012 Datum van inontvangstneming : 28/06/2012 Resumé C-233/12-1 Zaak C-233/12 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 * ARREST VAN 9. 2. 2006 - ZAAK C-473/04 ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 * In zaak C-473/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens de artikelen 68 EG en 234 EG,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 * ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 * In zaak C-322/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Brussel, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 15/01/2019

Datum van inontvangstneming : 15/01/2019 Datum van inontvangstneming : 15/01/2019 Vertaling C-756/18-1 Datum van indiening: Verwijzende rechter: Zaak C-756/18 Verzoek om een prejudiciële beslissing 3 december 2018 Tribunal d instance d Aulnay-sous-Bois

Nadere informatie

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST AR. nr. 2011/AB1792 1e blad. rep.nr.2012/ ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 28 JUNI2012 7e KAMER OCMW - maatschappelijke dienstverlening tegensprekelijk definitief kennisgeving per

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/10/2015

Datum van inontvangstneming : 23/10/2015 Datum van inontvangstneming : 23/10/2015 Vertaling C-492/15-1 Zaak C-492/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 september 2015 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

II. Verloop van de rechtspleging

II. Verloop van de rechtspleging RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK XIVe KAMER A R R E S T nr. 244.249 van 23 april 2019 in de zaak A. 221.219/XIV-37.287 In zake: de NV LEUNENS bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Valerie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Vertaling C-359/14 1 Datum van indiening: 23 juli 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-359/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Vilniaus miesto apylinkės teismas

Nadere informatie

Datum van inontvangstne ming : 25/05/2012

Datum van inontvangstne ming : 25/05/2012 Datum van inontvangstne ming : 25/05/2012 Vertaling C-182/12-1 Datum van indiening: Zaak C-182/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing 19 april 2012 Verwijzende rechter: Székesfehérvári Törvényszék (Hongarije)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 11/07/2013

Datum van inontvangstneming : 11/07/2013 Datum van inontvangstneming : 11/07/2013 Vertaling C-316/13-1 Datum van indiening: 10 juni 2013 Verwijzende rechter: Zaak C-316/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Cour de cassation (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding.

de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. nr. 96 544 van 4 februari 2013 in de zaak RvV X / II In zake: X Gekozen woonplaats: X tegen: de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-263/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Østre Landsret (Denemarken), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014 Datum van inontvangstneming : 10/01/2014 Vertaling C-623/13-1 Zaak C-623/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 28 november 2013 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 juli 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 juli 2007 * LAKEBRINK EN PETERS-LAKEBRINK ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 juli 2007 * In zaak C-182/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Cour

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/04/2016

Datum van inontvangstneming : 04/04/2016 Datum van inontvangstneming : 04/04/2016 Vertaling C-99/16-1 Zaak C-99/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 19 februari 2016 Verwijzende rechter: Tribunal de grande instance de

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:730

ECLI:NL:RBAMS:2015:730 ECLI:NL:RBAMS:2015:730 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 11-02-2015 Datum publicatie 03-03-2015 Zaaknummer awb 14/8225 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Voorlopige

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Vertaling C-637/16-1 Zaak C-637/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 december 2016 Verwijzende rechter: Amtsgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).

( ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN ). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN). ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 APRIL 1980. UNA COONAN TEGEN INSURANCE OFFICER. (" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/11/070 BERAADSLAGING NR 11/045 VAN 7 JUNI 2011 MET BETREKKING TOT MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR DE

Nadere informatie