Elisabeth Baeyens. 1. Tegensprekelijk debat. Art De raadkamer doet binnen vijftien dagen te

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Elisabeth Baeyens. 1. Tegensprekelijk debat. Art. 16. 1. De raadkamer doet binnen vijftien dagen te"

Transcriptie

1 Wet 19 december Europees aanhoudingsbevel (Art. 16) Art De raadkamer doet binnen vijftien dagen te rekenen van de aanhouding bij wege van een met redenen omklede beslissing uitspraak over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel, na verslag van de onderzoeksrechter, de procureur des Konings en de betrokken persoon bijgestaan of vertegenwoordigd door zijn advocaat te hebben gehoord. Daartoe gaat de raadkamer na of: 1 de voorwaarden van artikel 3 vervuld zijn; 2 een van de weigeringsgronden omschreven in de artikelen 4 tot 6 moet worden toegepast; 3 ingeval het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft op een feit vermeld in de lijst van artikel 5, 2, de gedragingen zoals zij zijn omschreven in het Europees aanhoudingsbevel, wel degelijk met die uit de lijst overeenstemmen; 4 de waarborgen bedoeld in de artikelen 7 en 8 moeten worden geëist. 2. De plaats, de dag en het uur van de verschijning worden ten minste vierentwintig uur vooraf opgetekend in een bijzonder ter griffie gehouden register en de griffier geeft daarvan per faxpost of bij een ter post aangetekend schrijven kennis aan de betrokken persoon en aan zijn advocaat. Het dossier wordt gedurende de laatste werkdag voor de verschijning ter beschikking gesteld van de betrokken persoon en van zijn advocaat. De terbeschikkingstelling ten behoeve van de betrokken persoon en van zijn advocaat kan geschieden in de vorm van door de griffier voor eensluidend verklaarde kopieën. Het dossier wordt opnieuw te hunner beschikking gesteld gedurende de voormiddag van de dag van verschijning ingeval de dag voordien geen werkdag was; in dat geval vindt de verschijning voor de raadkamer in de namiddag plaats. 3. De beslissing omtrent de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel wordt onverwijld meegedeeld aan de procureur des Konings en binnen vierentwintig uur betekend aan de betrokken persoon. In de akte van betekening wordt de betrokken persoon ervan in kennis gesteld dat hij het recht heeft beroep in te stellen en wordt de termijn bepaald binnen welke dat recht moet worden uitgeoefend. 4. De beslissing omtrent de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel bepaalt dat de betrokken persoon niet mag worden vervolgd, veroordeeld of van zijn vrijheid beroofd wegens enig ander vóór de overlevering begaan strafbaar feit dan dat welk de reden voor de overlevering is geweest, zulks overeenkomstig de bepalingen van het recht van de uitvaardigende Staat genomen overeenkomstig de artikelen 27 en 28 van het kaderbesluit 2002/584/JBZ van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de Lid-Staten. 5. Ingeval de raadkamer geen uitspraak doet binnen de termijn bedoeld in 1, gelast de onderzoeksrechter de invrijheidstelling van de persoon, behoudens beroep van het openbaar ministerie binnen 24 uur te rekenen van deze beschikking voor de kamer van inbeschuldigingstelling overeenkomstig artikel 17. Tenzij toepassing wordt gemaakt van de bijzondere procedures ex artikelen 13 en 14 EAB-wet, waarin het oordeel over de tenuitvoerlegging respectievelijk aan de procureur des Konings en aan de Onderzoeksrechter toekomt, moet de Raadkamer binnen vijftien dagen, te rekenen vanaf de politionele aanhouding ex artikel 10 EAB-wet, middels een met redenen omklede beslissing uitspraak doen over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel (art. 16, 1 EAB-wet), zowel in het kader van de vervolgings- als in het kader van de executieoverlevering. Indien de betrokkene al in België gedetineerd is, gaat de termijn in vanaf de kennisgeving van het Europees aanhoudingsbevel (zie de commentaar onder art. 11 EAB-wet). Indien de betrokkene door de Onderzoeksrechter (onder voorwaarden) werd vrijgelaten (art. 11, 4-5 EAB-wet), is deze termijn niet van toepassing. De termijn van vijftien dagen is immers niet voorgeschreven op straffe van nietigheid, maar enkel op straffe van invrijheidstelling (art. 11, 5 EAB-wet), wat met zich brengt dat de overschrijding van de termijn van vijftien dagen geen repercussies kan hebben wanneer de over te leveren persoon door de Onderzoeksrechter, al dan niet onder voorwaarden, in vrijheid werd gesteld (Cass. 8 december 2004, RDP 2005, p. 542; Cass. 28 december 2004, RDP 2005, p. 546; Cass. 2 augustus 2006, RW , p. 1511). 1. Tegensprekelijk debat Artikel 16, 2, eerste lid, en in hoger beroep artikel 17, 3, eerste lid EAB-wet, bepalen dat de plaats, de dag en het uur van de verschijning minstens vierentwintig uur vooraf worden opgetekend in een bijzonder ter griffie gehouden register en dat de griffier daarvan per faxpost of bij een ter post aangetekend schrijven kennis geeft aan de betrokkene en diens advocaat. De onderzoeksgerechten moeten nagaan of de kennisgeving effectief werd verzonden. Indien niemand verschijnt op de zitting en niet blijkt dat het bericht ex artikel 17, 3 EAB-wet werd ontvangen, schendt het arrest van de Kamer van Inbeschuldigingstelling, dat in die omstandigheden de beroepen beschikking bevestigt, artikel 17, 3 EAB-wet en wordt het algemeen rechtsbeginsel van eerbiediging van het recht van verdediging miskend (Cass. 12 augustus 2008, T.Strafr. 2009, p. 23). Indien daarentegen duidelijk zou blijken dat de betrokkene en zijn raadsman rechtsgeldig werden verwittigd van plaats en datum van de zitting, kan er geen sprake zijn 382 Larcier Duiding Strafuitvoering (1 september 2014) Larcier

2 Wet 19 december Europees aanhoudingsbevel (Art. 16) van enige schending van het recht van verdediging, ook al verschijnt er niemand op de zitting (Cass. 25 juni 2008, Pas. 2008, I, p. 1666). Artikel 16, 2, tweede lid, en in hoger beroep artikel 17, 3, tweede lid EAB-wet, bepalen dat het dossier gedurende de laatste werkdag vóór de verschijning, ter beschikking wordt gesteld van de betrokkene en diens advocaat. Indien de dag vóór de verschijning geen werkdag is, moet het dossier naar analogie met de eerste verschijning in de Voorlopige Hechteniswet gedurende de voormiddag van de dag van verschijning opnieuw ter beschikking worden gesteld en zal de zitting dus in de namiddag plaats vinden. Indien de termijn van terbeschikkingstelling van het dossier niet zou zijn nageleefd in de rechtspleging voor de Raadkamer maar wel in deze voor de Kamer van Inbeschuldigingstelling die uitspraak moet doen over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel, zijn de rechten van verdediging volgens het Hof van Cassatie evenwel voldoende gewaarborgd (Cass. 21 augustus 2007, T.Strafr. 2008, p. 103). 2. Beslissing over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel 2.1. Binnen een termijn van vijftien dagen indien de betrokkene in hechtenis zit Wanneer de over te leveren persoon in hechtenis zit, moet de Raadkamer binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de politionele aanhouding ex artikel 10 EAB-wet of vanaf de kennisgeving indien hij al gedetineerd zou zijn uitspraak doen over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel (zie terzake wel art. 19, 3 EAB-wet). Wordt deze termijn overschreden, dan dient de betrokkene door de Onderzoeksrechter in vrijheid te worden gesteld de invrijheidstelling is geen automatisme (P. MONVILLE, "Le droit de l extradition en mutation: le mandat d arrêt européen devient réalité", in Actualités de droit pénal et de procédure pénale, Brussel, Larcier, 2003, p. 284), tenzij het Openbaar Ministerie vóór het verstrijken van een termijn van 24 uur te rekenen vanaf de beschikking tot invrijheidstelling, hoger beroep zou instellen (art. 16, 5 EAB-wet). In dat geval blijft de betrokkene opgesloten (J. VAN GAEVER, Het Europees aanhoudingsbevel in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, p. 160 met verwijzing naar Amendement nr. 38 bij het wetsontwerp betreffende het Europees aanhoudingsbevel, Parl.St. Kamer , nr. 279/005, p. 5; zie tevens D. VAN DAELE, "België en het Europees aanhoudingsbevel: een commentaar bij de Wet van 19 december 2003", T.Strafr. 2005, p. 171 en S. DEWULF, Handboek uitleveringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2013, p. 285 die spreken van een opschortend hoger beroep). Blijkens artikel 16, 5 EAB-wet, zijn op dit hoger beroep de regels van artikel 17 EAB-wet toepasselijk zodat het aan de Kamer van Inbeschuldigingstelling toekomt over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel te oordelen (D. VAN DAELE, "België en het Europees aanhoudingsbevel: een commentaar bij de Wet van 19 december 2003", T.Strafr. 2005, p. 171; S. DEWULF, Handboek uitleveringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2013, p. 285; S. VANDROMME, "Beslissingsbevoegdheid inzake detentie en vrijheid onder voorwaarden in het raam van een procedure strekkende tot de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel", RW , p. 1548; H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit de la procédure pénale, Brugge, La Charte, 2010, p ). Wanneer de Kamer van Inbeschuldigingstelling geen uitspraak doet binnen vijftien dagen, moet de Procureur-Generaal automatisch de invrijheidstelling bevelen (art. 17, 4, tweede lid EAB-wet). Hoewel ook het Hof van Cassatie uitspraak moet doen binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de instelling van het cassatieberoep (art. 18, 3 EAB-wet), staat op de overschrijding van deze termijn geen sanctie (B. DEJEMEPPE, "La loi du 19 décembre 2003 relative au mandat d arrêt européen", JT 2004, p. 114). De afwezigheid van hoger beroep tegen de beslissing van invrijheidstelling genomen door de Onderzoeksrechter wegens de overschrijding van de termijn van vijftien dagen (art. 16, 5 EABwet), brengt echter niet met zich mee dat de Raadkamer ontlast is van de op haar rustende verplichting uitspraak te doen over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel (Cass. 2 augustus 2006, RW , p. 1511) Onderzoek van de (toepassings)voorwaarden van de artikelen 3 tot en met 8 Zowel de Raadkamer (art. 16, 1 EAB-wet) als de Kamer van Inbeschuldigingstelling (art. 17, 4 EAB-wet) moeten nagaan: of de strafdrempel vermeld in artikel 3 EAB-wet is voldaan; Larcier Duiding Strafuitvoering (1 september 2014) Larcier 383

3 Wet 19 december Europees aanhoudingsbevel (Art. 16) of één van de verplichte weigeringsgronden moet worden toegepast; of er aanleiding toe bestaat één van de facultatieve weigeringsgronden toe te passen; indien het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft op een lijstfeit ex artikel 5, 2 EAB-wet, of de in het bevel omschreven gedragingen wel degelijk met een lijstfeit overeenstemmen; of een waarborg moet worden geëist. Ook indien de Raadkamer in eerste aanleg de waarborg van de terugkeergarantie ten voordele van de betrokkene had geëist (art. 8 EAB-wet) en enkel de betrokkene hoger beroep instelt, is de Kamer van Inbeschuldigingstelling op grond van artikel 17, 4 EAB-wet geroepen na te gaan de wettigheid van de beslissing op dit punt na te gaan (Cass. 10 december 2008, T.Strafr. 2009, p. 101, noot J. VAN GAEVER, "De terugkeergarantie voorzien in artikel 8 van de Wet Europees Aanhoudingsbevel"; zie daarentegen Cass. 29 juni 2011, Pas. 2011, I, p m.b.t. de weigeringsbeslissing ex art. 6, 4 EAB-wet: "De beslissing die het exequatur van een Europees aanhoudingsbevel weigert, berokkent de persoon tegen wie het bevel is uitgevaardigd geen nadeel, ook niet wanneer de weigering de tenuitvoerlegging in België met zich meebrengt van de in het buitenland opgelegde straf met het oog waarop het bevel is uitgevaardigd. Die persoon heeft er dan ook geen belang bij om hoger beroep in te stellen tegen die beslissing"). De rechtsmacht van de Raadkamer, en in hoger beroep van de Kamer van Inbeschuldigingstelling, is beperkt tot deze controle: zij hebben niet te oordelen over de wettigheid en de regelmatigheid van het Europees aanhoudingsbevel noch van de beschikking van de Onderzoeksrechter m.b.t. de hechtenis (art. 11, 7 EAB-wet; voor een toepassing, zie Cass. 30 april 2013, Pas. 2013, I, p en Cass. 2 oktober 2013, de rechtmatigheid om een persoon in hechtenis te nemen vloeit voort uit het Europees aanhoudingsbevel zelf (E. DE BOCK, "Vraagtekens bij de terugkeergarantie van Belgen of Belgische inwoners in het raam van een Europees aanhoudingsbevel en de mogelijkheid tot hoger beroep tegen een beslissing omtrent de voorwaardelijke invrijheidstelling", RW , p. 212) maar enkel over de tenuitvoerlegging ervan overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3 tot 8 EAB-wet (Cass. 21 februari 2006, Arr.Cass. 2006, p. 421; Cass. 22 september 2010, Pas. 2010, I, p. 2344, noot P. VANWALLEGHEM, "Geen controle bijzondere opsporingsmethoden bij uitlevering" Juristenkrant 6november 2013, afl. 277, p. 3; Cass. 23 januari 2013, Pas. 2013, afl. 1, p. 176). De wettigheid en regelmatigheid van het Europees aanhoudingsbevel zal in geval van tenuitvoerlegging, en dus van overlevering, worden beoordeeld door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit (Cass. 17 juni 2008, Arr.Cass. 2008, nr. 378; Cass. 14 juli 2009, Arr.Cass. 2009, p. 1877; Cass. 15 september 2009, Arr.Cass. 2009, p. 2033), wat volgens het Hof van Cassatie in het licht van artikel 5.4 EVRM volstaat (Cass. 25 januari 2005, Arr.Cass. 2005, p. 208). De motiveringsverplichting die ingevolge de artikelen 16, 1 en 17, 4 EAB-wet respectievelijk op de Raadkamer en de Kamer van Inbeschuldigingstelling rust artikel 149 Grondwet is niet van toepassing (Cass. 2 augustus 2006, Arr.Cass. 2006, p. 1575) dient dienovereenkomstig te worden ingevuld: enkel in zover de in conclusie opgeworpen betwisting betrekking heeft op de voorwaarden waaraan de EAB-wet de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel doet afhangen, dient deze te worden beantwoord (Cass. 19 juli 2005, RW , p. 209; Cass. 23 januari 2013, Pas. 2013, I, p. 176) Verplichting tot het stellen van een prejudiciële vraag? Naar luid van art. 26, 3 Bijzondere Wet Grondwettelijk Hof, is een rechtscollege, behalve wanneer ernstige twijfel bestaat over de verenigbaarheid van een wet, een decreet of een in artikel 134 Grondwet bedoelde regel met één van de in 1 bedoelde regels of artikelen van de Grondwet en geen vraag of beroep met hetzelfde onderwerp bij het Hof aanhangig is, er niet toe gehouden een prejudiciële vraag te stellen in het geval de vordering spoedeisend is en de uitspraak over de vordering slechts een voorlopig karakter heeft. Omdat vragen die aan de Raadkamer, of in hoger beroep aan de Kamer van Inbeschuldigingstelling, in het kader van de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel worden voorgelegd, dringend zijn en de uitspraak erover slechts een voorlopig karakter heeft, zijn de onderzoeksgerechten volgens het Hof van Cassatie in principe niet gehouden prejudiciële vragen te stellen aan het Grondwettelijk Hof (Cass. 16 maart 2005, RW , p. 370, noot P. POPE- LIER, " De weigering om een prejudiciële vraag te stellen aan het Arbitragehof in spoedeisende 384 Larcier Duiding Strafuitvoering (1 september 2014) Larcier

4 Wet 19 december Europees aanhoudingsbevel (Art. 17) zaken. Wie niet nadenkt, twijfelt niet", p. 371; mutatis mutandis m.b.t. het stellen van een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie: Cass. 27 juni 2007, T.Strafr. 2007, p. 319). Doet de Raadkamer dit toch, dan staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open (J. VAN GAEVER, Het Europees aanhoudingsbevel in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, p. 174 met verwijzing naar Cass. 30 maart 2010, RW , p. 618) De vermelding van het specialiteitsbeginsel In de beslissing tot tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel moet ingevolge de artikelen 27 en 28 EAB-Kaderbesluit en artikel 16, 4 EAB-wet, de clausule van de bescherming van het specialiteitsbeginsel worden vermeld. Deze vermelding, in de beschikking van de Raadkamer of in het arrest van de Kamer van Inbeschuldigingstelling, is echter noch substantieel noch op straffe van nietigheid voorgeschreven zodat dit verzuim alleen, de wettigheid van de beslissing over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel niet kan aantasten (Cass. 16 maart 2005, NC 2006, p. 183). 3. hoger beroep tegen de beslissing omtrent de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel De betrokkene en het Openbaar Ministerie kunnen bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling tegen de beslissing van de Raadkamer hoger beroep instellen binnen een termijn van vierentwintig uur die ten aanzien van het Openbaar Ministerie begint te lopen de dag waarop de beslissing is genomen en ten aanzien van de betrokkene de dag waarop zij aan hem of aan zijn woonplaats of gekozen woonplaats wordt betekend (art. 17, 1 EAB-wet). Artikelen 16, 3 en 17, 5 EAB-wet, waarin wordt bepaald dat de beslissing van respectievelijk de Raadkamer en de Kamer van Inbeschuldigingstelling binnen de 24 uur aan de betrokkene dient te worden betekend, voorziet in dat kader niet in enige sanctie of nietigheid. Zij hebben geen ander doel dan de termijn van hoger beroep respectievelijk cassatieberoep te doen ingaan en de aandacht van de betrokkene hierop te vestigen (Cass. 24 augustus 2004, RW , p. 894; Cass. 5 oktober 2004, T.Strafr. 2005, p. 218). De betrokkene kan dus hoger beroep respectievelijk cassatieberoep instellen vanaf de dag van de uitspraak tot de dag na de betekening ervan (J. VAN GAEVER, Het Europees aanhoudingsbevel in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, p. 217). Art De betrokken persoon en het openbaar ministerie kunnen bij de kamer van inbeschuldigingstelling tegen de beslissing van de raadkamer beroep instellen binnen een termijn van vierentwintig uur die ten aanzien van het openbaar ministerie begint te lopen de dag waarop de beslissing is genomen en ten aanzien van de betrokken persoon de dag waarop zij hem wordt betekend }1 [of aan zijn woonplaats of gekozen woonplaats wordt betekend] Het beroep wordt ingesteld bij wege van een verklaring ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg en wordt ingeschreven in een daartoe bestemd register. 3. De plaats, de dag en het uur van de verschijning worden ten minste vierentwintig uur vooraf opgetekend in het register bedoeld in 2 en de griffier geeft daarvan per faxpost of bij een ter post aangetekende brief kennis aan de betrokken persoon en aan zijn advocaat. Het dossier wordt gedurende de laatste werkdag voor de verschijning ter beschikking gesteld van de betrokken persoon en van zijn advocaat. De terbeschikkingstelling ten behoeve van de betrokken persoon en zijn advocaat kan geschieden in de vorm van door de griffier voor eensluidend verklaarde kopieën. Het dossier wordt opnieuw te hunner beschikking gesteld gedurende de voormiddag van de dag van de verschijning ingeval de dag voordien geen werkdag was; in dat geval vindt de verschijning voor de kamer van inbeschuldigingstelling in de namiddag plaats. 4. De kamer van inbeschuldigingstelling doet binnen vijftien dagen te rekenen van de verklaring bedoeld in 2 bij wege van een met redenen omklede beslissing uitspraak over het beroep, na de procureur-generaal en de betrokken persoon bijgestaan of vertegenwoordigd door zijn advocaat, te hebben gehoord. Met het oog op die uitspraak verricht zij de verificaties omschreven in artikel 16, 1, tweede lid. Bij gebreke aan een uitspraak binnen deze termijn, wordt de betrokken persoon in vrijheid gesteld. 5. De beslissing omtrent het beroep wordt onverwijld meegedeeld aan de procureur-generaal en binnen vierentwintig uur betekend aan de betrokken persoon. In de akte van betekening wordt de betrokken persoon ervan in kennis gesteld dat hij het recht heeft een voorziening in cassatie in te stellen en wordt de termijn bepaald waarbinnen zulks moet geschieden. }1. 1 aangevuld bij art. 87 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014 Zie de commentaar onder artikel 16 EAB-wet m.b.t. de procedure over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel in eerste aanleg. Larcier Duiding Strafuitvoering (1 september 2014) Larcier 385

5 Wet 19 december Europees aanhoudingsbevel (Art. 18) Met de wijziging van artikel 17, 1 EAB-wet beoogt de Wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende justitie (BS 14 mei 2014), de termijn voor het instellen van hoger beroep alsook het cassatieberoep (art. 18, 1 EAB-wet) ook te doen lopen indien de betekening niet aan de persoon kan geschieden, bijvoorbeeld indien de betrokkene in vrijheid is gelaten of gevlucht zou zijn (Parl.St. Kamer , nr. 3149/001, p. 84). Bosly, Vandermeersch en Beernaert wijzen erop dat de betrokkene, indien hij in hechtenis zit, conform artikel 1 van de Wet van 25 juli 1893 betreffende de verklaringen van hooger beroep of van voorziening in verbreking van de gedetineerde of geïnterneerde personen betreffende de verklaring van beroep of cassatie (BS 28 juli 1893), ook hoger beroep (of cassatieberoep, art. 18 EAB-wet) kan instellen in de gevangenis, door een verklaring aan de directeur van de instelling, of aan diens gemachtigde, die van deze verklaring een proces-verbaal dient op te stellen (H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit de la procédure pénale, Brugge, La Charte, 2010, p. 1452; zie tevens J. VAN GAEVER, Het Europees aanhoudingsbevel in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, p. 219 met verwijzing naar Cass. 22 maart 2011). De verklaring dient aan de directeur van de instelling of diens gemachtigde gericht te zijn. Een loutere verklaring aan een medewerker van de instelling die niet deze functie heeft, is niet ontvankelijk (Cass. 14 november 2012, Pas. 2012, p. 2228). Indien de betrokkene in een buitenlandse gevangenis zou zijn opgesloten, volstaat een verklaring aan de directeur (of aan diens gemachtigde) van deze gevangenis (H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit de la procédure pénale, Brugge, La Charte, 2010, p. 1452, met verwijzing naar KI Brussel 4 juni 2007 (hoger beroep); Cass. 20 juni 2007, RDP 2008, p. 582 (cassatieberoep)). Art Het openbaar ministerie en de betrokken persoon kunnen tegen de beslissing omtrent het beroep cassatieberoep instellen binnen een termijn van vierentwintig uur, die ten aanzien van het openbaar ministerie begint te lopen op de dag waarop de beslissing is genomen en ten aanzien van de betrokken persoon op de dag waarop zij hem wordt betekend }1 [of aan zijn woonplaats of gekozen woonplaats wordt betekend] Het dossier wordt aan de griffie van het Hof van Cassatie overgezonden binnen vierentwintig uur te rekenen van de instelling van het cassatieberoep. De middelen van het cassatieberoep kunnen worden omschreven hetzij in de akte ervan, hetzij in een daartoe neergelegd geschrift, hetzij in een memorie die op de griffie van het Hof van Cassatie moet worden ontvangen ten laatste de vijfde dag te rekenen van de datum van instelling van het cassatieberoep. 3. Het Hof van Cassatie doet uitspraak binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen van de datum van instelling van het cassatieberoep. 4. Na een cassatiearrest met verwijzing doet de kamer van inbeschuldigingstelling waarnaar de zaak is verwezen, uitspraak binnen vijftien dagen te rekenen van de uitspraak van het arrest van het Hof van Cassatie. 5. Ingeval het cassatieberoep wordt verworpen, wordt de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling omtrent de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel onmiddellijk uitvoerbaar. }1. 1 aangevuld bij art. 87 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei 2014 Zie de commentaar onder artikel 18 EAB-wet. De cassatieprocedure is dezelfde als die voorgeschreven door de Voorlopige Hechteniswet: artikel 18 EAB-wet is overgenomen uit artikel 31 Voorlopige Hechteniswet (Parl.St. Kamer , nr. 279/001, p. 26; voor een bespreking van de Wet van 14 februari 2014 met betrekking tot de rechtspleging voor het Hof van Cassatie in strafzaken (BS 27 februari 2014), waarbij de penale cassatieprocedure recent werd hervormd, zie J. VERBIST, "De hervorming van de cassatieprocedure in strafzaken", RW , p ). Art Ingeval in specifieke gevallen het Europees Eurojust daarvan in kennis stelt, waarbij hij tevens de redenen van de vertraging opgeeft. aanhoudingsbevel niet kan worden ten uitvoer gelegd binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de 3. De termijnen bepaald in de artikelen 16, 1, 17, datum van aanhouding van de betrokken persoon, stelt 4, en 18, 3, worden geschorst tijdens de duur van het het openbaar ministerie de betrokken persoon en de uitstel verleend op verzoek van de betrokken persoon of rechterlijke autoriteit van de uitvaardigende Staat onmiddellijk daarvan in kennis met opgave van de redenen. In }1 [ 4. Elke vraag van de aangehouden betrokken per- van zijn advocaat. een dergelijk geval kan de termijn met dertig dagen worden verlengd. rie noodzaakt om aanvullende inlichtingen te bekomen soon of het onderzoeksgerecht die het openbaar ministe- 2. Ingeval in uitzonderlijke omstandigheden de definitieve beslissing omtrent de tenuitvoerlegging van het bedoeld in de artikelen 7 en 8, waardoor de behandeling of om stukken op te vragen betreffende de waarborgen Europees aanhoudingsbevel niet is genomen binnen een van de zaak uitgesteld dient te worden, wordt van rechtswege beschouwd als een vraag tot uitstel overeenkomstig termijn van 90 dagen te rekenen van de datum van aanhouding van betrokkene, stelt het openbaar ministerie de 3.] 1 federale procureur daarvan in kennis, die op zijn beurt }1. 4 toegevoegd bij art. 88 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei Larcier Duiding Strafuitvoering (1 september 2014) Larcier

6 IV. Internationale instrumenten Wet 19 december Europees aanhoudingsbevel (Art. 20) Het Openbaar Ministerie dient bij de overschrijding van de termijnen ex artikel 19, 1-2 EABwet, de in dit artikel vermelde informatieplicht na te leven. Zo moet het, indien het Europees aanhoudingsbevel niet kan worden tenuitvoergelegd binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de politionele aanhouding (art. 10 EAB-wet), de betrokkene en de uitvaardigende autoriteit hiervan onmiddellijk en met opgave van de redenen in kennis stellen. De vermelding in artikel 19, 1 EAB-wet dat de termijn alsdan met dertig dagen kan worden verlengd, is niets anders dan de overname van de soortgelijke bepaling in artikel 17, vierde lid EAB-Kaderbesluit en is niet te beschouwen als een bepaling die enige invloed kan hebben op de regelmatigheid van de procedure, noch als een (extra) weigeringsgrond (J. VAN GAEVER, Het Europees aanhoudingsbevel in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, p. 162). Indien in uitzonderlijke omstandigheden de definitieve beslissing betreffende de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel niet is genomen binnen een termijn van negentig dagen na de politionele aanhouding, dan stelt het Openbaar Ministerie met opgave van de redenen van de vertraging de federale procureur daarvan in kennis, die op zijn beurt Eurojust inlicht. De termijnen waarbinnen de Raadkamer (art. 16, 1 EAB-wet), de Kamer van Inbeschuldigingstelling (art. 17, 4 EAB-wet) en het Hof van Cassatie (art. 18, 3 EAB-wet) uitspraak moeten doen in het kader van de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel, worden geschorst tijdens de duur van het uitstel verleend op verzoek van de betrokken persoon of van zijn raadsman (art. 19, 3 EAB-wet). Indien een aangehouden betrokkene of zijn raadsman ter zitting verzoekt bijkomende inlichtingen in te winnen bij de uitvaardigende autoriteit, maar zich niet bereid verklaart de zaak op zijn verzoek te laten uitstellen, is de termijn binnen dewelke het Openbaar Ministerie moet trachten de gevraagde bijkomende inlichtingen in te winnen, bijzonder kort. Daarom bepaalt artikel 19, 4 EAB-wet sinds de inwerkingtreding van de Wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende justitie (BS 14 mei 2014), dat elke vraag van de aangehoudene of van het onderzoeksgerecht die het Openbaar Ministerie noodzaakt om aanvullende inlichtingen te bekomen of om stukken op te vragen m.b.t. de waarborgen bedoeld in artikel 8 EAB-wet ook artikel 7 EAB-wet wordt genoemd (zie echter de commentaar onder het nieuwe art. 7 EAB-wet) waardoor de behandeling van de zaak uitgesteld moet worden, van rechtswege beschouwd wordt als een verzoek tot uitstel conform artikel 19, 3 EAB-wet en aldus een schorsing van de termijnen met zich brengt (Parl.St. Kamer , nr. 3149/001, p. 84). Art De beschikking van de onderzoeksrechter gegeven overeenkomstig artikel 11 blijft gevolg hebben tot het besluit tot uitvoering van het Europees aanhoudingsbevel definitief is geworden. 2. De onderzoeksrechter kan onder de voorwaarden bedoeld in artikel 11, 4 tot 6, en na hem bijgestaan of vertegenwoordigd door zijn advocaat te hebben gehoord, de betrokken persoon op elk moment van de procedure in vrijheid stellen, totdat het besluit tot uitvoering van het Europees aanhoudingsbevel definitief is geworden. 3. Indien de onderzoeksrechter geen uitspraak heeft gedaan binnen 15 dagen volgend op een verzoek tot invrijheidstelling van de betrokken persoon of indien dit verzoek wordt verworpen, kan de betrokken persoon zijn verzoek aan de raadkamer richten. 4. Het definitieve besluit het Europees aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen levert de titel van vrijheidsbeneming op tot de daadwerkelijke overlevering van de persoon aan de uitvaardigende Staat. In het definitieve besluit het Europees aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen kan evenwel worden voorzien in de voorwaardelijke invrijheidstelling of in de invrijheidstelling tegen borgstelling van de betrokken persoon onder de voorwaarden bedoeld in artikel 11, 4 en 5, tot de daadwerkelijke overlevering van de persoon aan de uitvaardigende Staat. 1. Verzoek tot invrijheidstelling lopende de procedure Overeenkomstig artikel 11 beslist de Onderzoeksrechter na het eerste verhoor van de betrokkene, over diens hechtenis. Deze beslissing blijft in principe gevolg hebben tot het besluit tot uitvoering van het Europees aanhoudingsbevel definitief is geworden (art. 20, 1 EAB-wet). Overeenkomstig artikel 11, 4 EAB-wet kan de Onderzoeksrechter tot aan dit definitieve besluit aan de in vrijheid gestelde wel één of meer nieuwe voorwaarden opleggen, reeds opgelegde voorwaarden geheel of gedeeltelijk opheffen, wijzigen of verlengen. Daarnaast kan de Onderzoeksrechter onder de voorwaarden bedoeld in artikel 11, 4 tot 6 EAB-wet, de in hechtenis zittende persoon ook op elk moment van de procedure in vrijheid stellen, totdat het besluit tot uitvoering van het Europees aanhoudingsbevel definitief is geworden (art. 20, 2 EAB-wet), dus Larcier Duiding Strafuitvoering (1 september 2014) Larcier 387

7 Wet 19 december Europees aanhoudingsbevel (Art. 20) ook indien de zaak reeds aanhangig is bij de Raadkamer of de Kamer van Inbeschuldigingstelling (D. VAN DAELE, "België en het Europees aanhoudingsbevel: een commentaar bij de Wet van 19 december 2003", T.Strafr. 2005, p. 168), of indien cassatieberoep werd aangetekend tegen de beslissing van de Kamer van Inbeschuldigingstelling (J. VAN GAEVER, Het Europees aanhoudingsbevel in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, p. 213). De betrokkene kan de Onderzoeksrechter in dat kader tijdens de hele procedure benaderen. Indien de Onderzoeksrechter binnen de vijftien dagen na dergelijk verzoek geen uitspraak doet of indien hij dit verzoek verwerpt de EAB-wet voorziet geen beroepsmogelijkheid indien de Onderzoeksrechter de invrijheidstelling zou bevelen (H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M.-A. BEERNAERT, Droit de la procédure pénale, Brugge, La Charte, 2010, p. 1448), kan de betrokkene zijn verzoek bovendien aan de Raadkamer richten (art. 20, 3 EAB-wet). In die hypothese zal de Raadkamer dus wel uitspraak moeten doen over de handhaving van de hechtenis (zie de commentaar onder art. 11 EAB-wet). De EABwet voorziet geen termijn binnen dewelke dit verzoek aan de Raadkamer moet worden gericht, noch worden de vormvoorwaarden of een (eventueel) beroep geregeld. Het Hof van Cassatie heeft in dat kader wel reeds beslist dat voor de niet in vrijheid gestelde betrokkene, hoger beroep openstaat tegen de beschikking van de Raadkamer over zijn verzoek tot invrijheidstelling (Cass 8 mei 2007, Arr.Cass. 2007, afl. 5, 979). Volgens Van Gaever dient dit beroep te worden ingesteld binnen de 24 uur na de betekening van de beschikking van de Raadkamer (J. VAN GAE- VER, Het Europees aanhoudingsbevel in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, p. 213). De bevoegdheid van de Onderzoeksrechter om de invrijheidstelling onder voorwaarden of tegen borgstelling te bevelen, of van de onderzoeksgerechten indien zij uitspraak doen over de rechtsmiddelen tegen die beslissing of tegen de afwezigheid ervan, wordt echter zonder voorwerp eenmaal het cassatieberoep tegen het arrest van de Kamer van Inbeschuldigingstelling betreffende de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel is verworpen en dit arrest zodoende definitief is geworden (Cass. 22 mei 2007, RDP 2008, p. 579; zie in dat kader, naast art. 20, 1-2, ook art. 18, 5 EAB-wet). 2. Definitieve beslissing van tenuitvoerlegging De beschikking van de Onderzoeksrechter omtrent de detentietoestand van de betrokkene blijft in principe (zie de commentaar onder punt 1) gevolg hebben tot het besluit van het Europees aanhoudingsbevel definitief is geworden (art. 20, 1 EAB-wet). Het besluit tot uitvoering van het Europees aanhoudingsbevel zal meestal de beschikking van de Raadkamer zijn, die op grond van artikel 16 EAB-wet binnen vijftien dagen na de politionele aanhouding uitspraak moet doen over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel. In geval van hoger beroep, beslist de Kamer van Inbeschuldigingstelling (art. 17, 4 EAB-wet). Na cassatie met verwijzing, doet de Kamer van Inbeschuldigingstelling, anders samengesteld, uitspraak (art. 18, 5 EAB-wet). Het definitieve besluit het Europees aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen, levert de titel van vrijheidsbeneming op tot de daadwerkelijke overlevering van de persoon aan de uitvaardigende Staat, tenzij hierin wordt voorzien in de voorwaardelijke invrijheidstelling of in de invrijheidstelling tegen borgstelling (art. 20, 4 EAB-wet). Ingevolge de bepaling van artikel 20, 1 EAB-wet is de beslissing tot invrijheidstelling van het onderzoeksgerecht een autonome beslissing die in de plaats komt van de beslissing van de Onderzoeksrechter vanaf het moment dat de beslissing van het onderzoeksgerecht tot tenuitvoerlegging van het EAB definitief is geworden. De door de Onderzoeksrechter in vrijheid gestelde persoon moet dan ook gebruikmaken van de mogelijkheid voorzien in artikel 20, 4 EAB-wet als hij in vrijheid wil blijven tot aan de effectieve overlevering (J. VAN GAEVER, Het Europees aanhoudingsbevel in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, p. 212). Bij gebrek aan een conclusie hieromtrent, moet het onderzoeksgerecht zijn beslissing om van die mogelijkheid geen gebruik te maken, niet bijzonder met redenen omkleden (Cass. 13 december 2006, Pas. 2006, I, p. 2661). Ook wanneer de Onderzoeksrechter nog geen uitspraak heeft gedaan over een eerder verzoek tot invrijheidstelling en de termijn van vijftien dagen waarbinnen de Onderzoeksrechter zijn beslissing moet nemen (art. 20, 3 EAB-wet) nog niet verstreken is, blijven de onderzoeksgerechten bevoegd om zich, overeenkomstig artikel 20, 4 EAB-wet, uit te spreken over de eventuele invrijheidstelling van de over te leveren persoon (Cass. 6 december 2005, RW , p. 1544, noot S. VANDROMME, "Beslissingsbevoegdheid inzake detentie en vrijheid onder voorwaarden in het raam van een procedure strekkende tot de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel", p ). 388 Larcier Duiding Strafuitvoering (1 september 2014) Larcier

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2014 P.14.1408.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1408.F O. S., Mr. Pierre Deutsch, advocaat bij de balie te Nijvel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 DECEMBER 2011 P.11.1912.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1912.N E J E V D B, geïnterneerde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

19 DECEMBER Wet betreffende het Europees aanhoudingsbevel

19 DECEMBER Wet betreffende het Europees aanhoudingsbevel Kruispuntbank van de wetgeving De Kamer einde Publicatie : 2003-12-22 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE 19 DECEMBER 2003. - Wet betreffende het Europees aanhoudingsbevel ALBERT II, Koning der Belgen, Aan

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 APRIL 2015 P.14.0337.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0337.N V K, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jorgen Van Laer, advocaat bij de balie te Antwerpen, met kantoor te 2018 Antwerpen,

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 MAART 2010 P.10.0284.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.0284.F I - II PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, beide cassatieberoepen tegen 1. M. B., Mr. Carine Couquelet,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 SEPTEMBER 2014 P.14.1380.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1380.N O D B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Alain Vergauwen en mr. Pierre Monville, advocaten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.15.0622.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0622.N M A H, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 MAART 2012 P.10.1786.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1786.N I F. F. A. T. D. C., met als raadsman mr. Luc Arnou, advocaat bij de balie te Brugge. II L. N. D. D. C., met als raadsman

Nadere informatie

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 INHOUD INLEIDING... 19 De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 Inhoud... 19 Kernbibliografie... 19 Over wetten vóór 1990... 20 Over

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke

Nadere informatie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 JANUARI 2014 P.13.1332.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1332.N J E C, beklaagde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Gert Warson, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN Raoul DECLERCQ Emeritus Advocaat-Generaal in het Hof van Cassatie Emeritus buitengewoon hoogleraar aan de K.U. Leuven 1993 story sdentia E. Story-Scientia

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 JANUARI 2019 P.18.0422.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr P.18.0422.N A M G M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 SEPTEMBER 2014 P.13.1000.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1000.N D R C V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Anne De Clerck, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 MAART 2015 P.14.1677.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1677.F E. B., Mr. Patrick Thevissen, advocaat bij de balie te Eupen en mr. Melissa Sayeh, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2012 P.12.0878.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0878.N M G M, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Leslie Roelants, advocaat bij de balie te Antwerpen. I.

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Rolnummer 1924 Arrest nr. 81/2001 van 13 juni 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Het

Nadere informatie

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen GERECHTELIJK WETBOEK - Deel IV : BURGERLIJKE RECHTSPLEGING. HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen Afdeling II. Echtscheiding door onderlinge toestemming. Art.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 JULI 2014 P.14.1029.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1029.N A B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Frank Marneffe, advocaat bij de balie te Antwerpen,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 JANUARI 2015 P.14.1956.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1956.N P R, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Gino Houbrechts, advocaat bij de balie te Tongeren. I.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

20 JULI 1990. - Wet betreffende de voorlopige hechtenis. HOOFDSTUK I. - De aanhouding.

20 JULI 1990. - Wet betreffende de voorlopige hechtenis. HOOFDSTUK I. - De aanhouding. 20 JULI 1990. - Wet betreffende de voorlopige hechtenis. HOOFDSTUK I. - De aanhouding. Artikel 1. Voor de aanhouding bij op heterdaad ontdekte misdaad of op heterdaad ontdekt wanbedrijf gelden de volgende

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 DECEMBER 2014 P.14.1422.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1422.N D J M T, geïnterneerde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 JUNI 2013 P.13.0780.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest **101 **7819 Nr. P.13.0780.N B L, persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, eiser, met als raadsman mr. Freddy Mols,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 188 Wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 NOVEMBER 2013 P.13.1765.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1765.N DE FEDERALE PROCUREUR, eiser, tegen N J E, persoon krachtens wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, aangehouden

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Bewijs. Strafzaken. Bewijsvoering. Onrechtmatig verkregen bewijs. Toelaatbaarheid. Beoordeling door de rechter Datum 23 maart 2004 Copyright and disclaimer Gelieve

Nadere informatie

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Jan VAN DROOGBROECK De extern accountant en extern belastingconsulent is overeenkomstig

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 OKTOBER 2015 P.14.0355.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0355.N I H nv, vertegenwoordigd door de lasthebber ad hoc Filip Mertens, met kantoor te 9000 Gent, Coupure 373, eiseres, met als

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MAART 2015 P.14.0392.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0392.N 1. M L E V U, beklaagde, 2. H R G V B, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Jaak Haentjens, advocaat bij de balie te Dendermonde.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 01-08-2017 Datum publicatie 01-08-2017 Zaaknummer 13/751411-17 RK-nummer: 17/4077 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 JUNI 2013 P.13.0535.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.0535.N M R, geïnterneerde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 SEPTEMBER 2007 P.07.0894.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.07.0894.N I. P. M. M. H., verdachte, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Pol Vandemeulebroucke, advocaat bij de balie te Antwerpen.

Nadere informatie

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 834 Wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering inzake het rechtsgeding voor de politierechter en de mededeling van vonnissen

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VIIe KAMER A R R E S T nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075. In zake : de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van

Nadere informatie

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T Rolnummer 4045 Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 468, 3, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 21

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 17 APRIL 2012 P.11.1403.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1403.N M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Mounir Souidi, advocaat bij de balie te Antwerpen, tegen O.V. IMEA bv, Intercommunale

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 MAART 2016 P.16.0346.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0346.N M A A A K alias M A K alias M alias G, verdachte, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Zouhaier Chihaoui, advocaat bij

Nadere informatie

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T Rolnummer 4792 Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4, 2, en 6, 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.15.0788.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0788.N A V, terbeschikkinggestelde van de strafuitvoeringsrechtbank, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Jürgen Millen, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0201.N V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. P. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 DECEMBER 2015 P.15.1508.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1508.N E D C, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiseres, met als raadsman mr. Lotte Van Hasselt, advocaat bij de balie te Antwerpen,

Nadere informatie

Wet van 10 mei 2007 betreffende de transseksualiteit

Wet van 10 mei 2007 betreffende de transseksualiteit Wet van 10 mei 2007 betreffende de transseksualiteit (BS 11 juli 2007) Hoofdstuk I Algemene bepaling Artikel 1 Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Hoofdstuk Il

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 SEPTEMBER 2014 P.14.0124.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0124.N B S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom De Meester, advocaat bij de balie te Antwerpen, tegen 1. SOGETI BELGIUM

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 oktober 2005 P.05.1056.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.05.1056.F.- DE FEDERALE PROCUREUR, tegen U. L. D. A. D., Mr. Marc Nève, advocaat bij de balie te Luik. I. Bestreden beslissing Het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 OKTOBER 2008 P.08.0706.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.08.0706.N I H T V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, ter rechtszitting bijgestaan

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 SEPTEMBER 2011 P.11.1115.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1115.N I TRADECC nv, met zetel te 2610 Antwerpen, Terbekehofdreef 50-52, burgerlijke partij, eiseres, vertegenwoordigd door mr.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 500 Wet van 6 december 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde

Nadere informatie

Erwin Francis. 1. Paragraaf 1

Erwin Francis. 1. Paragraaf 1 HOOFDSTUK IX VERSLAG VAN DE ONDERZOEKSRECHTER NA VOLTOOIING VAN DE RECHTSPLEGING Art. 127. }1 [ 1. Wanneer de onderzoeksrechter oordeelt dat zijn onderzoek voltooid is, zendt hij het dossier over aan de

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 MEI 2014 P.14.0557.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0557.F N. M. C., Mr. Christophe Marchand, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 240 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Uitleveringswet en de Wet economische delicten betreffende de bepalingen aangaande de procedure

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 30 699 Implementatie van het kaderbesluit nr. 2005/214/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 MEI 2010 P.10.0468.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.0468.N A. M. verdachte, eiser, met als raadslieden mr. Pierre Monville en mr. Magali Wyngaerden, advocaten bij de balie te Brussel.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 APRIL 2015 P.14.1146.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1146.N T K H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Luc Arnou, advocaat bij de balie te Brugge, tegen 1. E V D C, 2.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 AUGUSTUS 2012 P.12.1468.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1468.N A H, verdachte, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Ann Wellens en mr. Ruud De Houwer, advocaten bij de balie te

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr. 216.840 van 13 december 2011 in de zaak A. 198.115/XIV-32.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr. 216.840 van 13 december 2011 in de zaak A. 198.115/XIV-32. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK XIVe KAMER A R R E S T nr. 216.840 van 13 december 2011 in de zaak A. 198.115/XIV-32.556 In zake : XXX bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Steven Hooyberghs

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 250 Wet van 5 juni 2013 tot implementatie van kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2009 inzake de toepassing

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 FEBRUARI 2015 P.14.1011.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1011.F H. M., Mr. Philippe Vanlangendonck, advocaat bij de balie te Brussel, tegen F. L. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0417. Uitspraak. Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 16-11- 2012 Datum publicatie: 04-02- 2013

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0417. Uitspraak. Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 16-11- 2012 Datum publicatie: 04-02- 2013 ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0417 Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 16-11- 2012 Datum publicatie: 04-02- 2013 Zaaknummer: 13.706829-12 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 24 112 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (wijziging van de regelingen van de invordering en inhouding van rijbewijzen en de bijkomende straf

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 MEI 2014 P.14.0841.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0841.N P T, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Gert Warson, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 NOVEMBER 2015 P.14.0722.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0722.N B V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Raf Verstraeten, advocaat bij de balie te Leuven. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 NOVEMBER 2015 P.15.0890.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0890.N I W J J H, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Michael Verstraeten, advocaat bij de balie te Gent, tegen Michiel VERRAES,

Nadere informatie

ARREST In de zaak A 2012/3. Inzake: Leunis Fr. tegen: Gewestelijk Stedenbouwkundige Inspecteur. ARRET Dans l affaire A 2012/3

ARREST In de zaak A 2012/3. Inzake: Leunis Fr. tegen: Gewestelijk Stedenbouwkundige Inspecteur. ARRET Dans l affaire A 2012/3 1 COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2012/3/10 ARREST In de zaak A 2012/3 Inzake: Leunis Fr. tegen: Gewestelijk Stedenbouwkundige Inspecteur Procestaal: Nederlands ARRET Dans l affaire A 2012/3 En

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 JUNI 2015 P.15.0321.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0321.N F. S., beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Michael Boonen, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

II. Verloop van de rechtspleging

II. Verloop van de rechtspleging RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VOORZITTER VAN DE XIIe KAMER A R R E S T nr. 206.888 van 12 augustus 2010 in de zaak A. 195.910/XII-6147 In zake: Luc VAN PAESSCHEN bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 JUNI 2011 P.11.0494.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.0494.N I A. O. B. C., beklaagde, eiser. II CONSULTING & PROSPECTION INTERNATIONAL nv, met zetel te 2000 Antwerpen, Tabaksvest 95/5,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 OKTOBER 2010 P.10.1029.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1029.N I. II. B. R., beklaagde, gedetineerd, eiser. met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. III.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 SEPTEMBER 2014 P.14.0024.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0024.N I 1. R M E A M, met als raadsman mr. Joris Vercraeye, advocaat bij de balie te Anwerpen, 2. A L L M, met als raadsman

Nadere informatie

PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09)

PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09) Artikel 1. PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09) Titel I. De instellingen. Er bestaat een Disciplinaire Commissie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:3612

ECLI:NL:RBAMS:2017:3612 ECLI:NL:RBAMS:2017:3612 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-03-2017 Datum publicatie 15-06-2017 Zaaknummer 13.751.363-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Europees strafrecht

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 DECEMBER 2015 D.14.0010.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. D.14.0010.N F. S., eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MEI 2011 P.10.2037.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.2037.F I. DE PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, II. BELGISCHE STAAT, minister van Financiën, op vervolging en benaarstiging

Nadere informatie

10 MEI 2007. - Wet betreffende de transseksualiteit

10 MEI 2007. - Wet betreffende de transseksualiteit FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE 10 MEI 2007. - Wet betreffende de transseksualiteit Bron: http://www.ejustice.just.fgov.be/doc/rech_n.htm nummer document: 2007009570 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 FEBRUARI 2015 C.13.0324.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.13.0324.F 1. M. C., 2. N. L., Mr. Paul Lefèbvre, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. J.-P. D. W., 2. B. D. W., 3. C. D. W.,

Nadere informatie

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG L 81/24 Publicatieblad van de Europese Unie 27.3.2009 III (Besluiten op grond van het EU-Verdrag) BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG KADERBESLUIT 2009/299/JBZ VAN DE RAAD van 26 februari

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0263.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0263.N I M D J, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Luk Delbrouck, advocaat bij de balie te Hasselt. II W F B, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 FEBRUARI 2011 P.11.0144.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.0144.N M M, geboren te Shkoder (Albanië) op 20 november 1975, verblijvende in het centrum voor illegalen te Brugge, vreemdeling,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 AUGUSTUS 2015 P.15.1156.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1156. N K G, vreemdeling, vastgehouden, eiser, met als raadsman mr. Géraldine Debandt, advocaat bij de balie te Antwerpen, met

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 551 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 DECEMBER 2012 P.12.1816.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1816.N O. Y., persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, eiser, met als raadsman mr. Raf Jespers, advocaat

Nadere informatie

(B.S., 01/06/1991, p ; iwt. 01/06/1991) Door het coördinatiebureau geconsolideerde tekst, toepasselijk vanaf 01/03/2014

(B.S., 01/06/1991, p ; iwt. 01/06/1991) Door het coördinatiebureau geconsolideerde tekst, toepasselijk vanaf 01/03/2014 KONINKLIJK BESLUIT VAN 2 APRIL 1991 TOT REGELING VAN DE RECHTSPLEGING VOOR DE [AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK] 1 VAN DE RAAD VAN STATE INZAKE [HET BEVEL EN] 2 DE DWANGSOM (B.S., 01/06/1991, p. 12050; iwt.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 FEBRUARI 2015 P.14.1739.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1739.F I. E. V. D., II. A. A. Mr. Patricia Vanlersberghe, advocaat bij het Hof van Cassatie. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF De

Nadere informatie

Rolnummer Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T Rolnummer 5401 Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 6 van de wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 DECEMBER 2016 P.16.1103.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.1103.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN CASSATIE, verzoeker tot vernietiging van een vonnis, eiser, inzake van M V, beklaagde.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 NOVEMBER 2014 C.14.0122.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0122.N 1. M. H., 2. A. D. K., eisers, toegelaten tot de rechtsbijstand bij beslissing van 6 januari 2014 (nr. G.13.0163.N) vertegenwoordigd

Nadere informatie