Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW. Vergelijking van berekeningswijzen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW. Vergelijking van berekeningswijzen"

Transcriptie

1 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW Vergelijking van berekeningswijzen

2

3 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW Vergelijking van berekeningswijzen Rick Wortelboer Clara Chrzanowski Gerlinde Roskam Ruurd Noordhuis Tim Vriese (ATKB) Deltares, 2015

4

5 Deltares Titel Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW Opdrachtgever WVL, Hannie Maas Project Kenmerk ZWS-0001 Pagina's 60 Trefwoorden Kaderrichtlijn Water, BPRW, maatregelen, ecologische effecten, ecotopen Samenvatting De maatregelen voor de Rijkswateren uit het BPRW-2 zijn doorgerekend op hun effecten voor het behalen van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water. Hiervoor zijn de monitoringsdata van het MWTL-meetprogramma toebedeeld aan ecotopen en zijn EKRscores berekend met de ecotopen-methode van de KRW-Verkenner. Aanvullend zijn voor alle Rijkswateren de verwachtingen van het doelbereik voor 2021 en 2027 samengesteld. Vismigratiemaatregelen zijn apart geanalyseerd op kansrijkdom voor specifieke visgildes en effectiviteit van typen maatregelen. Het rapport sluit af met conclusies en aanbevelingen voor het beter kunnen evalueren van de effecten van KRW-maatregelen in de toekomst. Versie Datum Auteur Goedkeurin nov Riek Wortelboer Clara Chrzanowski Gerben van Geest Gerlinde Roskam Ruurd Noordhuis Tim Vriese (ATKB) Status definitief Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

6

7 Inhoud 1 Inleiding 1 2 Aanpassingen aan uitgangssituatie voor KRW-berekeningen met de ecotopenmethode, nieuwe maatlatten, aanvullende data en update van maatregelen Inleiding QBWat Gebruik nieuwe maatlatten voor macrofauna Data van monitoring van de huidige toestand Waterplantendata IJsselmeergebied Project Noordwaard Maatregelen BPRW Stapsgewijze berekening van EKR-scores per waterlichaam en vergelijking met toestandsbeoordeling WVL Inleiding Waterplanten Meren Rivieren Macrofauna Vissen Discussie 20 4 Resultaten van de maatregelen uit het BPRW Inleiding Materiaal en methode Resultaten Arealen van ecotopen Waterplanten Macrofauna Vissen Resultaten alle Rijkswateren voor alle kwaliteitselementen Discussie Beoordeling van de waterlichamen Effecten van afzonderlijke maatregelen 41 5 Vismigratiemaatregelen Inleiding Beoordeling vismigratiemaatregelen uit het BPRW Categorieën van maatregelen Huidige stand van kennis van vismigratiemaatregelen en hun effectiviteit Inleiding Aanleg vispassage Aalgoten Aanpassing sluisbeheer Herstel verbinding/monding Herstel verbinding gemaal/sluis Visgeleiding 51 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW i

8 5.5 Conclusies 52 6 Discussie Nauwkeurigheid van plaatsbepaling van monster en meetpunten Analyse van het watersysteem en plaats van monitoring Deelgebieden en rivieren KRW-maatlatten en macrofauna 58 7 Conclusies en aanbevelingen 61 8 Referenties 65. Bijlage(n) A Ecotopen en hun betekenis en afkorting A-1 A.1 Lijst van ecotopen in de Rijkswateren. A-1 A.2 Karakterisering van de Rijkswateren volgens beïnvloedingsfactoren peilfluctuatie, getijslag en stroming A-2 B Vismigratiemaatregelen en hun functie voor visgildes B-1 C Kaarten van vismigratiemaatregelen BPRW-2 C-1 ii Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

9 1 Inleiding Het Beheerprogramma Rijkswateren (BPRW) is geactualiseerd voor de tweede cyclus van de Stroomgebiedsbeheerplannen. Deze nieuwe versie (BPRW-2) bevat aangepaste en nieuwe maatregelen voor de Rijkswateren met als een van de doelen een goede ecologische toestand te bereiken voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) in de Rijkswateren. De ecologische effecten van deze maatregelen is het onderwerp van deze studie. In 2013 zijn met de KRW-Verkenner de effecten van de maatregelen uit de Stroomgebiedbeheerplannen van 2009 doorgerekend (Wortelboer et al., 2013). De KRW-Verkenner liet slechts kleine veranderingen in de ecologische kwaliteit van de waterlichamen zien als gevolg van het uitvoeren van de maatregelen. De oorzaak hiervan ligt in een combinatie van factoren, die alle te maken hebben met de interpretatie van de invoergegevens voor de KRW- Verkenner. Eén van de aanbevelingen uit dat project was het voorstel om deze interpretatie te verbeteren door bestaande meetgegevens en kennis gerichter in te zetten voor het schatten van de huidige ecologische toestand en van de effecten die de maatregelen daarop kunnen hebben. In 2014 is eenzelfde exercitie uitgevoerd (Wortelboer, 2014) waarbij aanvullende projectdata is ingezet om een beter zicht te krijgen in de potentiële ecologische toestand als gevolg van de maatregelen. Strangen, aangetakte plassen en geïsoleerde plassen zijn meegenomen in de berekeningen als aparte watertypen. De verschillen in de EKR-scores als gevolg van de maatregelen waren nog steeds relatief klein. Grootschalige vismigratiemaatregelen lieten wel een duidelijk verschil zien, positief in de grote rivieren, negatief in de grote meren. Wat verder opviel was dat de initiële schatting van de ecologische toestand (situatie 2009) in sommige wateren sterk verschilde van de toestandsbeoordeling door Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving (WVL). Vismigratiemaatregelen op de grens van Rijks- en regionaal wateren werden afzonderlijk geanalyseerd op hun effectiviteit voor het verbeteren van de kwaliteit van de regionale wateren. Kleine oorzaken van verschillen in de studie van 2014 waren fouten in een eerdere versie van QBWat, het niet opnemen van het Ruimte-voor-de-Rivier project Ontpoldering Noordwaard als maatregel en het gebruiken van EKR-scores voor macrofauna die met oude maatlatten waren doorgerekend. Deze verschillen zijn in dit rapport gecorrigeerd. Er is gekeken naar aanvullende data van waterplanten in het IJsselmeergebied en hun geschiktheid voor gebruik in het bepalen van de huidige en toekomstige kwaliteit. De vertaling van de maatregelen naar oppervlaktes en ecotopen is bijgewerkt aan de hand van de laatste maatregeltabellen (Hoofdstuk 2). Als belangrijkste oorzaak voor verschillen in de berekening met de KRW-Verkenner in 2014 en de toestandsbeoordeling door WVL werd gezien het uitgaan van verschillende basisdata (verschillende jaren) en de complexiteit van de berekeningen in de KRW-Verkenner (ecotopenmethode, areaalgewogen middeling over relevant areaal, extra wateren in het rivierengebied en het toepassen van meerdere watertypen en bijbehorende maatlatten binnen een waterlichaam). In deze studie is stapsgewijs de berekening opgezet, uitgaande van de MWTL-data die ook door WVL gebruikt worden, waarbij de complexiteit van de berekeningen stap voor stap is vergroot (Hoofdstuk 3). De resultaten van het opnieuw doorrekenen van de maatregelen staan beschreven in Hoofdstuk 4. Hierbij is bij de waterplanten aangegeven wat het effect is van het meenemen van extra data en expertkennis naast de meetdata uit het MWTL, en van het meenemen van extra watertypen binnen de waterlichamen. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 1 van 60

10 De vismigratiemaatregelen die de verbinding tussen Rijkswateren en regionale wateren moeten verbeteren zijn nogmaals tegen het licht gehouden (externe uitbesteding ATKB). Onderdeel hiervan was een discussie welke factoren van belang zijn bij het bepalen van de effectiviteit van de vismigratiemaatregelen, gebaseerd op de huidige kennis (Hoofdstuk 5). Hoofdstuk 6 bevat een discussie van en reflectie op de resultaten. Conclusies en aanbevelingen zijn opgenomen in Hoofdstuk 7. 2 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

11 2 Aanpassingen aan uitgangssituatie voor KRW-berekeningen met de ecotopenmethode, nieuwe maatlatten, aanvullende data en update van maatregelen 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van enkele losse, kleinere onderdelen van het project. 2.2 QBWat Er was een gerapporteerde bug in QBWat versie 5.22 en eerdere versies, die er voor zorgde dat in grote invoerbestanden de gegevens aan het einde van de regels niet goed ingelezen werden. Ook bij de berekeningen voor de Rijkswateren met de KRW-Verkenner in 2014 is deze afwijking geconstateerd (Wortelboer, 2014). Met de nieuwe versie van QBWat (5.32, dd ) is opnieuw getest of deze bug werkelijk verholpen is. Dit is gedaan met de invoerfile voor QBWat die door de KRW-Verkenner is aangemaakt bij de scenarioberekeningen voor 2027 voor macrofyten. De bug is nu niet meer geconstateerd: de resultaten waren identiek tussen berekeningen met één groot bestand en met verschillende kleine bestanden. Ook bleek dat de resultaten identiek waren aan de opgedeelde resultaten uit 2014 (wederom alleen macrofyten). In deze studie is versie 5.33 van QBWat gebruikt. Hierbij zijn standaard de meest recente maatlatten uit 2012 toegepast en is een 0 in de databestanden consequent opgevat als afwezig. 2.3 Gebruik nieuwe maatlatten voor macrofauna Door consequent de versie 5.33 van QBWat te gebruiken, zijn alle data volgens de meest recente versie van de maatlatten geanalyseerd. 2.4 Data van monitoring van de huidige toestand Uitgangspunt waren de data die door WVL gebruikt worden voor de beoordeling van de huidige ecologische toestand (Bron: Frans Kerkum, WVL): - Meren wpl totaal 2008_2013 QBWAT plus E=100.csv (datum ); - Rivieren wpl totaal 2008_2013 QBWAT.csv (datum ); - Meren macrofauna totaal 2005_ 2013 Dreissena QBWAT.csv (datum ); - Rivieren macrofauna totaal _ 2013 Dreissena QBWAT.csv (datum ); - EKR Vis berekeningen totaal 2013 QBWAT.csv (datum ) en database MWTL_visdata_op_orde.mdb en MWTL_KRWberekeningen.mdb (2 databases met detailgegevens waarin Bureau Waardenburg de visdata op orde heeft gebracht en de data voor de EKR-berekeningen heeft uitgewerkt). De volgende aanpassingen zijn aangebracht: 1. In de csv-bestanden zijn alle komma s vervangen door punten (zowel in getallen als in namen van organismen); 2. Draadwier was in de tabellen aanwezig als soort en als groeivorm. In alle gevallen is draadwier als soort beschouwd ( A in kolom ext toegevoegd). Daarnaast was ook flab als groeivorm in het bestand aanwezig; dit is uiteraard zo gelaten. 3. Per meetpunt zijn 0-waarden toegevoegd voor alle soorten die wel op enig moment bij dat meetpunt zijn waargenomen maar die toevallig niet in het monster van een bepaalde datum waren gezien (aanwezig waren). Dit is nodig bij de verwerking van de abundantiegegevens van soorten in een database om op een correcte wijze de gemiddelde en geaggregeerde abundanties te Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 3 van 60

12 kunnen berekenen. Dit garandeert tevens dat bij aggregatie over monsterpunten ook het niet voorkomen van een soort wordt meegenomen bij de berekening van de gemiddelde abundantie. Bij het direct berekenen van de EKR-scores door QBWat op basis van de oorspronkelijke soortenlijsten per monsterpunt, wordt deze correctie door QBWat automatisch uitgevoerd. Voor de beoordeling van de ecologische toestand (situatie 2015) gebruikt WVL de monitoringsdata van de voorbije jaren. Uitgangspunt daarbij is dat van 3 meetjaren de EKRscore gemiddeld wordt, met als laatste meetjaar Doordat slechts eenmaal per drie jaar gemonitord wordt, kan dit betekenen dat voor de toestandsbeoordeling voor 2015 data uit de jaren vanaf 2005 worden genomen (indien voor het laatst gemonitord in 2011 met 2 voorafgaande monitoringsjaren die 3 jaar uit elkaar liggen). Voor de berekeningen van de effecten van de KRW-maatregelen uit het BPRW-2 met de KRW-Verkenner werd echter gezocht naar een afstemming aan het begin van de berekeningsperiode, namelijk 2009, de start van de eerste cyclus van stroomgebiedbeheerplannen. De ecotopen-kaarten, waar de berekeningen gebruik van maken, gelden voor de periode rond Maatregelen die vanaf 2008 voor de KRW zijn genomen, kunnen de ruimtelijke verdeling van de ecotopen en de ecologische toestand gewijzigd hebben. De maatregelen zijn vertaald naar veranderingen in ecotopen zodat per zichtjaar (2009, 2015, 2021, 2027) de actuele oppervlakte van de ecotopen bekend is. Voor de doorrekening van de effecten van de maatregelen uit het BPRW-2 is wel afgestemd op de monitoringsdata die ook voor de beoordeling door WVL gebruikt worden, maar is niet de toestandsbeoordeling 2015 van WVL als uitgangspunt gekozen voor de situatie in Tabel 2.1 geeft een overzicht van de gebruikte data per soortgroep en waterlichaam. Latere jaren dan 2009 zijn opgenomen wanneer dat de eerste jaren waren waarin gemonitord was in het betreffende waterlichaam, of wanneer daarin voor het eerst een aanvullende methode voor visbemonstering was gebruikt. Tabel 2.1 Overzicht van de gebruikte monitoringsdata voor de berekening van de ecologische toestand rond 2009 en de kwaliteit van de ecotopen. Soortgroep Watersysteem Waterlichaam Jaar Waterplanten Meren Alle 2009, 2010 Rivieren Alle 2009, 2010 Macrofauna Meren Randmeren-Zuid 2011 Zwarte Meer 2012 Ketelmeer-Vossemeer, Randmeren Oost en Zuid, Zwarte Meer 2008 Rest 2009, 2010 Rivieren Haringvliet oost, 2008 Rest 2010 Vissen Meren Randmeren-Zuid 2010 Rest 2007, 2008, 2009 Rivieren Vecht-Zwarte water 2011 Rest 2007, 2008, 2009 Voor vis is gebruik gemaakt van de basisgegevens in de door Bureau Waardenburg opgeleverde databases met vismonitoringsgegevens. De berekeningswijze zoals hierin is vastgelegd is gevolgd, zowel voor de berekening per meetpunt als voor die per ecotoop (zie hieronder). 4 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

13 Er is alleen uitgegaan van werkelijk gemeten data. Waterlichamen waarvoor geleend wordt, waarbij EKR-scores worden overgenomen van andere waterlichamen, zijn buiten beschouwing gelaten. Welke waterlichamen dit betreft verschilt per soortgroep. De hierboven beschreven selectie van monitoringsdata is ook gebruikt voor het vaststellen van de kwaliteit van de ecotopen (zie Hoofdstuk 3). 2.5 Waterplantendata IJsselmeergebied Bij het kwaliteitselement waterplanten (macrofyten) vindt bij het doorrekenen van de maatlatten aggregatie van meetdata plaats. Bij deze aggregatie worden nieuwe soortenlijsten samengesteld. De rekentool QBWat (die in deze studie standaard gebruikt is om EKR-scores volgens de maatlatten te berekenen) onderscheidt meetobjecten, meetpunten en monsterpunten. Meetobjecten zijn de waterlichamen. Meetpunten zijn (al of niet virtuele) punten waar data van verzameld worden en die (afzonderlijk of in combinatie) representatief zijn voor het waterlichaam. Monsterpunten zijn actuele monitoringspunten waar data verzameld worden. Van groot belang is dat bij de waterplanten de aggregatie van meetdata alleen plaatsvindt wanneer monsterpunten gecombineerd worden tot één meetpunt. Omdat de maatlat van de waterplanten gevoelig is voor het aantal soorten dat gemeten is, levert het aggregeren van monsterpunten langere soortenlijsten en dus een hogere EKR-score op. In deze rapportage wordt de terminologie van de KRW-maatlatten gevolgd: monsterpunten zijn die punten waarvan de data geaggregeerd worden voordat een EKR-score wordt berekend. In de grote meren (in het IJsselmeergebied en Volkerak-Zoommeer) zijn voor de beoordeling van de waterplantenvegetatie deelgebieden aangewezen die voor de KRW als meetpunt worden beschouwd. Binnen deze deelgebieden worden de vegetatieopnamen (die veelal in een cluster van 4 liggen) als afzonderlijke monsters beschouwd. Bij de aggregatie van de monsters naar deelgebied wordt de aggregatiemethode gebruikt die in de maatlat voor de vegetatie wordt voorgeschreven: 1. Groeivormen: middeling van de dichtheid per groeivorm; 2. Soorten: per soort a. Classificatie in abundantieklassen met behulp van grenswaarden ge2 en ge3; b. e-macht transformatie van de klassewaarden; c. Middeling van de getransformeerde waarden; d. Berekening van de gemiddelde dichtheid door terug-transformatie (natuurlijke logaritme) van de gemiddelde getransformeerde waarde. In de KRW-Verkenner is binnen de ecotopenmethode deze manier van aggregatie niet aanwezig. Daarbij komt dat de data die aan de maatlat van de grote meren op meetpunt- of deelgebiedniveau moeten worden aangeboden een gradiënt van ondiep naar diep zouden moeten weergeven (Pot, 2014; Ohm et al., 2014). De consequentie hiervan is dat de KRW- Verkenner in deze studie niet gebruikt kon worden. Voor het afstemmen van de berekeningen van de ecologische toestand in deze studie en de beoordeling op grond van dezelfde meetgegevens door WVL, is een gelijke berekeningswijze belangrijk. Echter, voor het evalueren van de toestand na het nemen van de maatregelen is het ook belangrijk dat berekeningsresultaten en beoordelingsresultaten van de situatie voorafgaand aan de maatregelen vergelijkbaar zijn. Anders zouden er effecten van maatregelen berekend kunnen worden die niet in de meetresultaten zichtbaar worden of zelfs kunnen worden. In dit verband is een evident verschil tussen de ecotopen-methode van de KRW-Verkenner en de beoordeling door WVL dat de ecotopen vlakdekkend gedefinieerd zijn, terwijl de metingen in de grote meren op specifieke monsterpunten worden gedaan. De monsterpunten worden wel representatief geacht voor het waterlichaam (of een deel van het waterlichaam, Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 5 van 60

14 bijvoorbeeld het begroeibare gebied), maar tenzij een maatregel over een substantieel deel van het waterlichaam uitgevoerd wordt, kan het effect van een maatregel onzichtbaar blijven op de vooraf toegewezen monsterpunten. Dit geldt zeker voor waterplanten die afhankelijk zijn van lokale omstandigheden. Aanpassen van het meetnet om specifieke effecten wel te meten kan, omdat het meetnet representatief moet zijn volgens de KRW. In het IJsselmeergebied is er naast de reguliere toestand- en trendmonitoring voor de KRW ook een vlakdekkend meetnet voor de waterplantenvegetatie operationeel. Het uitvoeren van een maatregel die positief werkt voor de waterplantenvegetatie zal in dit meetnet zichtbaar zijn, zonder dat daar een aanpassing aan het meetnet voor hoeft te gebeuren. Hoewel de bemonstering in dit vlakdekkende meetnet niet precies volgens de KRW-normen wordt uitgevoerd, is het wel aan te bevelen om te kijken naar de resultaten uit dit meetnet omdat het mogelijk ondersteunend kan zijn bij de evaluatie van de KRW-maatregelen in het IJsselmeergebied. De resultaten van het onderzoek van Hugo Coops (validatie van de breedte van rietkragen in het IJsselmeergebied; Coops, 2014) is meegenomen bij de schatting van de breedte van de natte rietkragen (ook wel waterriet genoemd, parameter oeverbreedte ) voor de verschillende deelgebieden voor de KRW. Deze parameter zou door de uitvoering van de maatregel verondiepen van vooroevers beïnvloed kunnen worden. Echter, fluctuaties in de waterstand zijn van doorslaggevend belang voor de vestiging van riet. Doordat de fluctuaties van het waterpeil geen onderdeel van maatregelen in het IJsselmeergebied zijn, is het onwaarschijnlijk dat hierdoor de breedte van rietkragen gaat veranderen. Het gegeven breedte van de rietkraag is daarom verder niet gewijzigd onder invloed van de huidige maatregelen in het BPRW Project Noordwaard Het Ruimte-voor-de Rivier project Ontpoldering Noordwaard is uit de ecotopenkaart gehaald die in eerdere studies als basiskaart voor de situatie 2008 was gebruikt. Er was toen verwarring opgetreden tussen twee projecten met de naam Noordwaard (het een eerder, vóór 2008, uitgevoerd, het andere als Ruimte-voor-de-Rivier project Ontpoldering Noordwaard dat in 2016 wordt afgerond). De aanleg van getijdengebied in dit Ruimte-voor-de-Rivier project is opgenomen in de KRW-maatregel Ontpoldering Noordwaard (maatregel x9932-b in de Paustabel) met uitvoeringsperiode In de tabellen komt dit project naar voren in de oppervlaktes van de ecotopen in het waterlichaam Brabantse Biesbosch als verschil tussen de oppervlakte in 2009 en de oppervlakte in 2015 (zie figuur 2.1). Ha Ecotoop Figuur 2.1. Oppervlakte aan ecotopen voor waterlichaam Brabantse Biesbosch als gevolg van het uitvoeren van maatregelen uit het BPRW-2. Voor betekenis van de afkortingen voor de ecotopen, zie Bijlage A. 6 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

15 2.7 Maatregelen BPRW-2 De maatregelen zijn gecontroleerd. Als uitgangspunt is versie 12 van de Paustabel gebruikt. Dubbele maatregelen zijn verwijderd, na overleg met en controle door WVL (contactpersoon Hannie Maas). Bij onduidelijkheden (bijvoorbeeld bij vervanging van de ene maatregel door een andere maatregel met een andere code, elders uitgevoerd en met een andere omvang) zijn de maatregelen gecheckt met de bestanden die op het KRW-portaal aanwezig waren (versie mei 2015). In een enkel geval was het KRW-portaal niet up-to-date. Dit is gemeld aan WVL. Voor bodembeschermingsmaatregelen is gekeken naar de haalbaarheid om de effecten in te schatten met behulp van de data die zijn gebruikt voor het opstellen van de nieuwe maatlatten voor R8. Dit was niet haalbaar vanwege de uiteenlopende interpretaties die gegeven werden aan gevonden ontwikkelingen in het veld, waarbij het effect van de bodemsanering zelf niet altijd goed geduid kon worden (overleg met WVL en Bureau Ecofide). Daarnaast bleek dat er geen bodemsaneringen meer in de lijst met maatregelen opgenomen waren, in elk geval niet meer in de Rijn-Maas-delta. De maatregelen geven een verandering in areaal ecotopen per waterlichaam. De meren zijn niet per deelgebied doorgerekend, omdat dit een ingrijpende wijziging van de berekeningsmethode noodzakelijk maakte. Dit zou een geringe onderschatting van de effecten in de meren kunnen geven, maar gezien het geringe aantal maatregelen en hun geringe omvang in de meren, is dit verwaarloosbaar. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 7 van 60

16

17 3 Stapsgewijze berekening van EKR-scores per waterlichaam en vergelijking met toestandsbeoordeling WVL 3.1 Inleiding In eerdere berekeningen met de KRW-Verkenner voor de Rijkswateren (Wortelboer et al., 2013, Wortelboer 2014) is geconstateerd dat er verschillen optraden tussen de beoordeling van de waterlichamen en de resultaten van de KRW-Verkenner voor de huidige situatie. Doordat er veel veranderingen waren doorgevoerd, was de precieze bron van deze verschillen moeilijk te achterhalen. In deze studie zijn de data van het meetprogramma MWTL voor de Rijkswateren als uitgangspunt genomen. Door de berekeningen stapsgewijs meer complex te maken, is gekeken welke bewerking van de data de verschillen veroorzaakte. Dit betreft het gehele traject van het gebruiken van de originele meetgegevens tot het areaalgewogen aggregeren naar ecotopen en het meenemen van extra watertypes. Berekeningswijzen EKR-scores: 1. Gebruik van MWTL-data per meet- of monsterpunt; 2. Mapping van MWTL-meetpunten naar ecotopen en gebruik van ecotopen als meetpunt (indien geen deelgebieden) of als monsterpunt (indien deelgebieden); 3. Areaalgewogen middeling van ecotoopdata. 3.2 Waterplanten Meren Voor de berekening van de ecologische toestand van de waterplanten zijn de Rijksmeren onderverdeeld in deelgebieden (tabel 3.1). Het aantal meetpunten per deelgebied varieert van 20 tot 116. Binnen de deelgebieden worden alle vegetatieopnames beschouwd als afzonderlijke monsters. In de maatlat-berekening wordt per monster een beoordeling berekend. Daarnaast worden de bedekkingen per monster geaggregeerd tot bedekkingen per meetpunt, waarmee een beoordeling per meetpunt (op basis van geaggregeerde data) wordt berekend. Bij de aggregatie naar deelgebieden (kolom Agg. Basis in tabel 3.2) is het onderscheid in zones (oever en water) weggelaten (de soortenlijsten zijn geaggregeerd), maar dit maakt nauwelijks verschil met berekening met de oorspronkelijke data (R 2 = 0.99). De aggregatie van ecotopen en de areaalgewogen aggregatie van ecotopen geven sterk overeenkomende EKR-scores te zien (Tabel 3.2, R 2 in beide gevallen 0.97). Zie ook figuur 3.1. Ook op het niveau van het waterlichaam geven de drie aggregatiemethoden nagenoeg dezelfde resultaten (R 2 = 0.99, figuur 3.2). Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 9 van 60

18 Tabel 3.1 Overzicht van waterlichamen, deelgebieden ( meetpunten ) en aantal monsterpunten voor waterplanten in de Rijksmeren. Waterlichaam KRW-deelgebied Aantal monsterpunten Volkerak Volkerak_Oost 44 Volkerak Volkerak_West 116 Zoommeer/Eendracht Zoommeer_Eendracht 24 Zoommeer/Eendracht Zoommeer_Oost 49 Zoommeer/Eendracht Zoommeer_Rijn-ScheldeKanaal 33 Zoommeer/Eendracht Zoommeer_West 54 IJsselmeer IJsselmeer_Lemmer 24 IJsselmeer IJsselmeer_Makkum-Gaast 47 IJsselmeer IJsselmeer_Noord-Holland 44 IJsselmeer IJsselmeer_Workum-Mirns 44 Ketelmeer + Vossemeer Ketelmeer_Noord 36 Ketelmeer + Vossemeer Ketelmeer_Vossemeer 24 Ketelmeer + Vossemeer Ketelmeer_Zuid 20 Markermeer Markermeer_Enkhuizen 40 Markermeer Markermeer_Gouwzee 24 Markermeer Markermeer_Hoorn 28 Markermeer Markermeer_IJmeer 68 Randmeren-Oost RAMO_Drontermeer 28 Randmeren-Oost RAMO_Nuldernauw 36 Randmeren-Oost RAMO_Veluwemeer 64 Randmeren-Oost RAMO_Wolderwijd 32 Randmeren-Zuid RAMZ_Eemmeer 40 Randmeren-Zuid RAMZ_Gooimeer 88 Randmeren-Zuid RAMZ_Nijkerkernauw 32 Zwarte Meer Zwarte Meer_Oost 76 Zwarte Meer Zwarte Meer_West 48 Tabel 3.2 Resultaten berekening situatie 2009 waterplanten in de Rijksmeren volgens verschillende aggregatiemethoden. Toestand: beoordeling situatie 2009 volgens methode Rijkswaterstaat-WVL; data: zie tabel 2.1. Waterlichaam GEP Deelgebied Toestand Agg_Basis Agg_Ecotopen; geen weging Agg_Ecotopen Areaalgewogen NL89_volkerak 0.30 Volkerak_Oost Volkerak_West Gemiddelde deelgebieden Geen deelgebieden NL89_zoommedt 0.20 Zoommeer_Oost Zoommeer_West Gemiddelde deelgebieden Geen deelgebieden NL92_IJSSELMEER 0.23 IJsselmeer_Lemmer IJsselmeer_Makkum-Gaast IJsselmeer_Noord-Holland IJsselmeer_Workum-Mirns van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

19 Waterlichaam GEP Deelgebied Toestand Agg_Basis Agg_Ecotopen; geen weging Agg_Ecotopen Areaalgewogen Gemiddelde deelgebieden NL92_KETELMEER_ VOSSEMEER Geen deelgebieden Ketelmeer_Noord Ketelmeer_Vossemeer Ketelmeer_Zuid Gemiddelde deelgebieden Geen deelgebieden NL92_MARKERMEER 0.42 Markermeer_Enkhuizen Markermeer_Gouwzee Markermeer_Hoorn Markermeer_IJmeer Gemiddelde deelgebieden NL92_RANDMEREN_ OOST Geen deelgebieden RAMO_Drontermeer RAMO_Nuldernauw RAMO_Veluwemeer RAMO_Wolderwijd Gemiddelde deelgebieden NL92_RANDMEREN_ ZUID Geen deelgebieden RAMZ_Eemmeer RAMZ_Gooimeer RAMZ_Nijkerkernauw Gemiddelde deelgebieden Geen deelgebieden NL92_ZWARTE MEER 0.27 Zwarte Meer_Oost Zwarte Meer_West Gemiddelde deelgebieden Geen deelgebieden Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 11 van 60

20 Figuur 3.1. Vergelijking aggregatiemethoden voor deelgebieden binnen waterlichamen meren. Basis: monsterpunten als monsters; Ecotopen: ecotopen als monsters; Ecotopen Areaal: ecotopen als monsters, areaalgewogen. N=24. Figuur 3.2. Vergelijking van aggregatiemethoden voor meren op het niveau van het gehele waterlichaam meren. Basis: monsterpunten als monsters; Ecotopen: ecotopen als monsters; Ecotopen Areaal: ecotopen als monsters, areaalgewogen. N=8. 12 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

21 3.2.2 Rivieren De rivieren zijn niet opgedeeld in deelgebieden. Het aantal meetpunten per waterlichaam varieert van 1 tot 33 (tabel 3.3). Bij de aggregatie naar meetpunten is, net als bij de meren het onderscheid tussen zones oever en water komen te vervallen. Ook bij de rivieren maakt dit nauwelijks verschil in de EKR-score (R 2 : 0.98, tabel 3.4: kolom Agg. Basis, figuur 3.3). Er zijn geen data voor het waterlichaam Bergsche Maas. Dit waterlichaam is gegraven en wordt als een kunstmatig waterlichaam gezien. Het waterlichaam Bergsche Maas leent van het waterlichaam Beneden Maas. De aggregatie op basis van ecotopen verschilt meer met de aggregatie op basis van meetpunten dan bij de meren (R 2 = 0.68, tabel 3.4, figuur 3.3). Dit komt doordat sommige meetpunten niet aan ecotopen toebedeeld konden worden (indien ze volgens de X- en Y-coördinaten buiten het waterlichaam liggen) of de meetpunten niet evenredig over alle ecotopen verdeeld zijn (waardoor de middeling anders uitvalt). Tabel 3.3 Overzicht van waterlichamen en aantal meetpunten voor waterplanten in rivieren KRW-waterlichaam Aantal meetpunten NL91BM Bedijkte Maas 10 NL91BOM Bovenmaas 7 NL91GM Grensmaas 20 NL91ZM Zandmaas 28 NL93_7 Nederrijn/Lek 27 NL93_8 Boven Rijn, Waal 33 NL93_IJSSEL IJssel 26 NL94_1 Haringvliet oost 21 NL94_10 Brabantse Biesbosch, Amer 20 NL94_2 Dordtse Biesbosch, Nieuwe Merwede 20 NL94_3 NL94_4 Beneden Merwede, Boven Merwede, Sliedrechtse Biesbosch, Waal, Afgedamde Maas- Noord Oude Maas (bovenstrooms Hartelkanaal), Spui, Noord, Dordtse Kil, Lek tot Hagestein NL94_5 Beneden Maas 22 NL94_6 Bergsche Maas 0 NL94_7 Hollandsche IJssel Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 13 van 60

22 Tabel 3.4 Resultaten berekening situatie 2009 waterplanten in de Rivieren volgens verschillende aggregatiemethoden. Toestand: beoordeling van jaarcijfers volgens methode Rijkswaterstaat-WVL.X: geen data beschikbaar. De GEP-waarde geldt voor het gehele kwaliteitselement Overige waterflora, dus inclusief fytobenthos. De GEP-waarde is hier slechts vermeld en gebruikt voor het inzichtelijk maken van de effecten van verschillende methode van aggregatie op de EKR-score voor de macrofyten. Waterlichaam Meetpunten Ecotopen Code Naam KRWtype GEP Toestand Agg. Basis Agg_Ecotopen geen weging Agg_Ecotopen Areaalgewogen NL91BM Bedijkte Maas R NL91BOM Bovenmaas R NL91GM Grensmaas R NL91ZM Zandmaas R NL93_7 Nederrijn/Lek R NL93_8 Boven Rijn, Waal R NL93_IJSSEL IJssel R NL94_1 Haringvliet oost R NL94_10 Brabantse Biesbosch R NL94_2 Dordtse Biesbosch R NL94_3 Boven Merwede R NL94_4 Oude Maas R NL94_5 Beneden Maas R NL94_6 Bergsche Maas R X X X X NL94_7 Hollandsche IJssel R ?????? Agg. Basis R² = R² = geen weging Agg_Ecotopen Areaal-gewogen Lijn 1-op-1 R² = Figuur 3.3 Resulltaten Macrofyten. Vergelijking van aggregatiemethoden op niveau van waterlichamen rivieren. Basis: monsterpunten als monsters; Ecotopen: ecotopen als monsters; Ecotopen Areaal: ecotopen als monsters, areaalgewogen. N= van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

23 Omdat deze manier van aggregatie naar ecotopen voor de rivieren grote verschillen geeft met de schattingen van de huidige toestand, is in deze studie een correctie aangebracht op de geaggregeerde data per ecotoop om toch de ecotopenmethode te kunnen gebruiken bij het berekenen van effecten van de maatregelen. Hierbij wordt een selectie gemaakt van de data per ecotoop via de volgende stappen: 1. Selecteer per ecotoop alleen de meest voorkomende soorten. Dit is gedaan door alleen de soorten mee te nemen die in de helft of meer van de monsters voorkwamen; 2. Schat de abundantie per soort voor de gehele steekproef. Dit is gedaan door de gemiddelde abundantie per soort te vermenigvuldigen met het aantal monsters waar deze soort is waargenomen en te delen door het totaal aantal monsters. 3. Schat de nieuwe bedekkingen van emerse, drijvende en submerse groeivormen. Dit is gedaan door per ecotoop te kijken naar de gemiddelde bedekkingen van de soorten die zijn verwijderd en de soorten die zijn geselecteerd in relatie tot de oorspronkelijke bedekking. De EKR-scores van de bemonsterde ecotopen zijn aangevuld met die van ecotopen die ook aanwezig zijn in het waterlichaam en hetzelfde maatlattype hebben (nevengeulen) en ecotopen die volgens een andere maatlat worden beoordeeld (b.v. strangen). Dit op basis van aanvullende data van projecten en expertkennis. Het eindresultaat is een EKR-score per waterlichaam op basis van het areaalgewogen gemiddelde van de aanwezige ecotopen. Zonodig zijn de EKR-scores per ecotoop aangepast om het resultaat per waterlichaam beter te laten aansluiten bij de toestandsbeoordeling Bij de areaalgewogen weging is nu alleen gekeken naar het oppervlak van het begroeibaar areaal, zoals gedefinieerd voor de verschillende watertypen (Van der Molen et al., 2013). Dit betekent dat de opnames van waterplanten die het label diep ecotoop hadden gekregen, alle zijn toegewezen aan het overeenkomstige ondiepe ecotoop (metingen in diep zomerbed aan ondiep zomerbed, metingen in diep getijdengebied aan ondiep getijdengebied). De plaatsbepaling van de MWTL-meetpunten is hier dus losgelaten. Dit is anders dan in Tabel 3.4 (waar strikt de coördinaten van de meetpunten gebruikt zijn bij de toedeling aan de ecotopen) maar wel vergelijkbaar met de werkwijze in voorgaande jaren (Wortelboer et al., 2013, Wortelboer, 2014) en consistent met de correctie van het ondiepe areaal in de rivieren in de basis-ecotopenkaart van 2009 (Wortelboer et al., 2013). De resultaten van de ecotopenmethode zijn vergeleken met de toestandsbeoordeling van de macrofyten. Omdat de toestandsbeoordeling van de deelmaatlat macrofyten bij WVL niet beschikbaar was, is de jaarlijkse EKR-score voor macrofyten berekend uitgaande van de tabellen met de jaarlijkse waarden voor de EKR-scores van het kwaliteitselement Overige waterflora (bron WVL) en de jaarlijkse waarden van de deelmaatlat Fytobenthos (bron WVL), volgens de formule: EKR macrofyten = (3*EKR Ovwflora EKR Fytobenthos )/2. Vervolgens zijn per waterlichaam de EKR-scores van de laatste 3 meetjaren vóór 2014 gemiddeld. Dit geeft de beoordeling voor de toestand 2015, analoog aan de berekeningswijze in de rapportages van WVL. Tabel 3.5 laat zien dat de berekende EKR voor 2009 sterk overeenkomt met de toestand De IJssel laat een relatief groot verschil zien (van 0.05 EKR-eenheden), waarbij de IJssel ten opzichte van de GEP voor overige waterflora een klasse zou verbeteren. Bij de IJssel is de interpretatie van meetgegevens lastig omdat het waterlichaam uit twee ecologisch zeer verschillende delen bestaat (zie ook discussie). Deze resultaten geven een goede overeenkomst tussen de beoordeling en de ecotopen-methode en daarmee een goede basis om de effecten van maatregelen op de macrofyten in de rivieren te schatten. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 15 van 60

24 Tabel 3.5. Berekende toestand 2015 voor de macrofyten en de areaalgewogen EKR-scores van de waterlichamen Code volgens de ecotopenmethode (oppervlaktes van de ecotopen in 2009, kwaliteit ecotopen afgestemd op toestand 2015; zie tekst). GEP: GEP van Overige waterflora ter vergelijking. Waterlichaam Meetpunten Ecotopen Naam KRWtype GEP Toestand 2015 Areaalgewogen NL91BM Bedijkte Maas R NL91BOM Bovenmaas R NL91GM Grensmaas R NL91ZM Zandmaas R NL93_7 Nederrijn, Lek R NL93_8 Boven Rijn, Waal R NL93_IJSSEL IJssel R NL94_1 Haringvliet oost R NL94_10 Brabantse Biesbosch R NL94_2 Dordtse Biesbosch R NL94_3 Boven Merwede R NL94_4 Oude Maas R NL94_5 Beneden Maas R NL94_6 Bergsche Maas R X X NL94_7 Hollandsche IJssel R Macrofauna Bij de macrofauna is eveneens uitgegaan van de bemonsteringen in het MWTLmeetprogramma. Aanvullend is gekeken naar de laatste resultaten van het effect van het aanbrengen van dood hout in de rivieren. Deze maatregel is apart geregistreerd en opgenomen als nieuw ecotoop RnO-H (hout in nevengeulen van rivieren). Klink (2014) beschrijft de resultaten van de proef met het aanbrengen van dood hout op verschillende plaatsen langs de rivieren de Waal en de Lek (Tabel 3.6). De gegevens zijn opnieuw geanalyseerd om te zien of er een verschil is tussen de EKR-score van een reguliere nevengeul (zonder hout) en een nevengeul met dood hout. Bij de MWTL-bemonsteringen worden mengmonsters genomen van de aanwezige habitats. Hier is gekeken of het voor een mengmonster van de nevengeulen uitmaakt of dood hout wel of niet wordt mee-bemonsterd, door nieuwe soortenlijsten samen te stellen uit de afzonderlijke habitats. In feite wordt hiermee een virtueel mengmonster zonder dood hout (kenmerkend voor een standaard nevengeul) gemaakt en vergeleken met een virtueel mengmonster met dood hout (kenmerkend voor een nevengeul met dood hout). Het toevoegen van hout blijkt een verhogend effect heeft op de EKR-score van de mengmonsters ( verhoging; tabel 3.6), wat betekent dat de soorten die alleen op hout worden aangetroffen hoog-indicerend zijn voor een goede ecologische toestand van de rivieren. Voor het nieuw aan te leggen ecotoop nevengeul met dood hout (RnO-H) is een EKR-score van 0.52 aangehouden. In tegenstelling tot de macrofyten is er bij de macrofauna geen gebruik gemaakt van aanvullende watertypen binnen een waterlichaam van de grote rivieren. Er is wel gekeken naar EKR-scores volgens andere maatlatten (maatlatten van M5 en M16 zoals bij de macrofyten gebruikt zijn) maar hieruit bleek niet één maatlat veel beter te scoren dan andere. De aggregatie naar areaalgewogen ecotopen levert bij de macrofauna over het algemeen een geringe (<0.10) stijging van de EKR-score op (tabel 3.7). In enkele gevallen is de stijging 16 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

25 aanzienlijk (tot een factor 2) wat resulteert in beoordeling in een hogere kwaliteitsklasse. Bij het watertype R8 levert het toepassen van het minimum (van EKR-score van litorale en profundale zône) een veel betere vergelijking op met de op meetpunten gebaseerde beoordeling dan de ecotopenmethode met areaalgewogen middeling (figuur 3.4). Tabel 3.6. EKR-scores van bemonsteringen in het kader van de proef met dood hout in rivieren ten behoeve van de KRW. Data: Klink, De EKR-berekeningen zijn uitgevoerd met QBWat versie Meetpunt Waterlichaam Habitats EKR-score Wageningen Nederrijn-Lek Bodem (zand en mosselbank) 0.37 Stroomkuil (zand en mosselbank) 0.31 Vegetatie 0.39 Krib 0.23 Hout (tak, stam, broekstuk) 0.44 Mengmonster zonder hout 0.34 Mengmonster met hout 0.52 Maurik (vistrap) Nederrijn-Lek Bodem (stenen) 0.38 Hout (tak, stam, broekstuk) 0.48 Mengmonster zonder hout 0.38 Mengmonster met hout 0.47 Everdingen Nederrijn-Lek Hout (strang) 0.28 Hout (kribvak) 0.45 Tabel 3.5. Resultaten berekening situatie 2009 macrofauna volgens verschillende aggregatiemethoden. Waterlichaam Meetpunten Ecotopen Code Naam GEP Toestand Agg. Basis Weging=1 Weging = Areaal NL89_VOLKERAK Volkerak M NL89_ZOOMMEDT Eendracht M NL91BM Bedijkte Maas R NL91BOM Bovenmaas R NL91GM Grensmaas R NL91ZM Zandmaas R NL92_IJSSELMEER IJsselmeer M NL92_ KETELMEER_ VOSSEMEER Ketelmeer + Vossemeer M NL92_MARKERMEER Markermeer M NL92_RANDMEREN_ OOST KRWtype Zoommeer- Randmeren- Oost M NL92_RANDMEREN_ ZUID Randmeren-Zuid M NL92_ZWARTE MEER Zwartemeer M NL93_7 Nederrijn-Lek R NL93_8 Boven Rijn, Waal R NL93_IJSSEL IJssel R NL94_1 Haringvliet oost R NL94_10 Brabantse R Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 17 van 60

26 Waterlichaam Meetpunten Ecotopen Code NL94_2 Naam Biesbosch Dordtse Biesbosch KRWtype GEP Toestand Agg. Basis Weging=1 Weging = Areaal R NL94_3 Boven Merwede R X X X X NL94_4 Oude Maas R NL94_5 Beneden Maas R NL94_6 Bergsche Maas R NL94_7 Hollandsche IJssel R van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

27 Figuur 3.4 Resultaten Macrofauna. Vergelijking van aggregatiemethoden op niveau van waterlichamen rivieren. Basis: monsterpunten als monsters; Gewogen: ecotopen als monsters, areaalgewogen; Min: ecotopen als monsters, minimum van litoraal en profundaal. N= Vissen De vissen geven voor de meren en de Maas een vergelijkbaar beeld bij de beoordeling op basis van meetpunten en die op basis van ecotopen. Voor de Rijntakken en de getijdenwateren geeft de aggregatie naar areaalgewogen ecotopen gemiddeld een anderhalve klasse hogere beoordeling (gemiddeld EKR-score). Vanwege de manier waarop de effecten van de vismaatregelen in deze studie zijn geschat (zie hoofdstukken 4 en 5) is hier verder geen correctie op uitgevoerd. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 19 van 60

28 Tabel 3.6. Resultaten berekening Vissen situatie 2009 volgens drie methoden. Ecotopen: aangeboden als meetpunt, areaal-gewogen middeling op niveau van meetpunt. Waterlichaam Meetpunten Ecotopen Code Naam KRWtype GEP Toestand Weging=1 Weging = Areaal NL89_volkerak Volkerak M NL89_zoommedt Zoommeer/Eendracht M X NL91BM Bedijkte Maas R X NL91BOM Bovenmaas R X NL91GM Grensmaas R NL91ZM Zandmaas R NL92_ IJSSELMEER IJsselmeer M NL92_ KETELMEER_ VOSSEMEER Ketelmeer + Vossemeer M NL92_MARKERMEER Markermeer M NL92_ RANDMEREN_ OOST NL92_ RANDMEREN_ ZUID Randmeren-Oost M Randmeren-Zuid M NL92_ ZWARTEMEER Zwartemeer M NL93_7 Nederrijn/Lek R NL93_8 Boven Rijn, Waal R NL93_IJSSEL IJssel R NL94_1 Haringvliet oost R NL94_10 Brabantse Biesbosch R X NL94_2 Dordtse Biesbosch R NL94_3 Sliedrechtse Biesbosch R X NL94_4 Oude Maas R NL94_5 Beneden Maas R NL94_6 Bergsche Maas R X NL94_7 Hollandsche IJssel R X 3.5 Discussie De aggregatie van meetinformatie van meetpunten naar ecotopen kan in een aantal gevallen een aanzienlijke verandering in de EKR-score voor een waterlichaam inhouden. Over het algemeen worden de soortenlijsten langer doordat er ruimtelijke variatie in de biologie binnen een ecotoop bestaat, welke samengevoegd wordt. Bij de macrofyten is de maatlat erg gevoelig voor waarnemingsinspanning, waardoor (veel) te hoge EKR-scores berekend worden na aggregatie. Bij macrofauna en vissen speelt dit in mindere mate. Bij het opschalen naar ecotopen moet echter wel een vraagteken gezet worden. Veel van de KRW-maatlatten gaan ervan uit dat een eventueel aanwezige gradiënt in het watersysteem volledig bemonsterd wordt. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld bij macrofyten per meetpunt op verschillende dieptes een opname gemaakt wordt. Bij een beperkte resolutie van de ecotopenkaart (huidige situatie, wat vooral in de rivieren naar voren komt) vallen veel van deze opnames in één ecotoop, worden vervolgens gecombineerd en leveren een hoge EKRscore op. Hier zit de gradiënt impliciet verwerkt in de beoordeling van het ecotoop. 20 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

29 Zou de ecotopenkaart wel een hogere resolutie hebben, dan zouden de afzonderlijke opnames per meetpunt waarschijnlijk in verschillende ecotopen vallen, waardoor de ecotopen een lage score krijgen omdat ze immers geen gradiënt meer bevatten. De aanpassing van de soortenlijsten per ecotoop, zoals in deze studie is uitgevoerd, is in zekere zin een calibratie van de ecotopen-methode nadat toewijzing van meetresultaten aan afzonderlijke ecotopen door een samenloop van onnauwkeurige plaatsaanduiding van meetpunten en geringe resolutie van de ecotopenkaarten, onrealistische resultaten (hoge EKR-scores) te zien gaven. Dit is gedaan om een correct uitgangspunt te verkrijgen voor het schatten van de effecten van de maatregelen. Hierdoor kan de bijdrage van de met de maatregelen nieuw aangelegde ecotopen beter geschat worden. Dat deze werkwijze nodig is om de ecotopenmethode en de beoordeling voor de KRW van de huidige situatie op elkaar af te stemmen, geeft aan dat de ecotopenmethode wellicht niet zo geschikt is om de EKRscores voor waterlichamen voor waterplanten te berekenen. Uiteraard levert dit ook onzekerheden op voor het resultaten van deze studie voor de inschattingen voor de situatie na de maatregelen in 2021 en De maatlat voor macrofauna in het watertype R8 gaat expliciet uit van de aanwezigheid van zowel een litorale (ondiepe) component als een profundale (diepe) component. De ecotopenmethode beoordeelt standaard deze zones apart, waarna beide (areaalgewogen) worden gemiddeld. De maatlat schrijft echter voor dat het minimum van beide zones moet worden genomen. Indien we ook bij de ecotopenmethode het minimum hanteren (en dus afwijken van het areaalgewogen middelen), dan is de overeenkomst met de beoordeling veel groter (Figuur 3.4: r 2 respectievelijk 0.07 en 0.52). Uit het bovenstaande blijkt de beperkte bruikbaarheid van de ecotopen-methode voor de beoordeling volgens de KRW. De oppervlakte aan ecotopen geeft een goed beeld van de ruimtelijke veranderingen die optreden als gevolg van het uitvoeren van de maatregelen. Wat betreft de EKR-scores geeft de ecotopenmethode (in combinatie met een gebrekkige toedeling van meetpunten aan ecotopen) echter in veel gevallen te hoge EKR-scores. Daarentegen kan het wellicht ook zo zijn dat de afzonderlijke meetpunten een te geringe gradiënt of ruimtelijke variabiliteit omvatten, terwijl de maatlatten wel veronderstellen dat een aanwezige gradiënt geheel wordt bemonsterd. Door de meetpunten samen te nemen (bijvoorbeeld binnen ecotopen) zou deze variabiliteit wel in de gegevens tot uiting komen en zou het waterlichaam wellicht terecht een hogere score krijgen. Hier kan geen uitsluitsel gegeven worden welke methode (en dus welke hoogte van de EKR-score) de juiste is. De interactie tussen wijze van bemonstering, structuur van de maatlatten en wijze van beoordeling spelen hierbij alle een rol. Het verdient aanbeveling om nog eens goed te kijken naar de variabiliteit in het watersysteem in relatie tot de meetpunten en de vereisten van de KRW-maatlatten. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 21 van 60

30

31 4 Resultaten van de maatregelen uit het BPRW Inleiding Met de schattingen van de nieuwe arealen van ecotopen als gevolg van de uitvoering van de maatregelen (zie paragraaf 2.7), zijn de effecten van de maatregelen op de ecologische toestand geschat. Hier wordt in het kort de gevolgde werkwijze besproken (paragraaf 4.2). Een uitvoeriger toelichting is te vinden in Wortelboer (2014). De resultaten van de ecotopenberekeningen worden gepresenteerd in paragraaf 4.3. Tot slot wordt van alle Rijkswateren en alle kwaliteitselementen een overzicht gegeven van het doelbereik voor de KRW (paragraaf 4.4). In de discussie (paragraaf 4.5) worden verschillende beoordelingsmethoden vergeleken. 4.2 Materiaal en methode De berekeningen zijn uitgevoerd op data van soorten en hun abundantie per ecotoop. Deze lijsten zijn samengesteld op basis van meetdata uit het MWTL-meetprogramma, en meetdata van projecten die op grond van expertkennis zijn toegedeeld aan specifieke ecotopen in specifieke waterlichamen. QBWat versie 5.33 is gebruikt om de scores op de maatlatten te berekenen. Voor elk afzonderlijk ecotoop is de EKR-score berekend op basis van een lijst van soorten en hun abundanties. De berekeningen zijn buiten het eigenlijke instrumentarium van de KRW-Verkenner om uitgevoerd, maar wel gebruikmakend van de ecotopenmethode. De berekeningen zijn uitgevoerd in databases (bijhouden van arealen van ecotopen, vertaling van maatregelen naar arealen ecotopen, maken en bijhouden van soortenlijsten per ecotoop) en spreadsheets (soortenlijsten per ecotoop voor QBWat, verwerking resultaten QBWat, areaalgewogen weging van ecotopen, en vergelijking en afstemming van resultaten met beoordeling). De maatregelen zijn geïnterpreteerd en vertaald naar veranderingen in oppervlaktes van bestaande ecotopen en oppervlaktes van nieuw-ontstane ecotopen. Er zijn enkele nieuwe ecotopen gedefinieerd (bijvoorbeeld ondiepe nevengeulen met dood hout) die niet in de standaard ecotopen-indeling voorkomen, maar wel een hoge ecologische waarde hebben. Daaruit volgt voor het waterlichaam een andere (areaalgewogen) EKR-score. Als voorbeeld: een waterlichaam met 100 ha diep zomerbed met een huidige EKR-score van 0.40, en een maatregel waarbij een stuk ondiep zomerbed van 10 ha wordt aangelegd, met een verwachte toekomstige EKR-score van 0.6. Onder de verwachting dat het huidig deel van het waterlichaam (het diepe zomerbed) niet verandert qua EKR-score, zal in de toekomst dit waterlichaam als gevolg van deze maatregel een EKR-score van 0.42 kunnen hebben (=(100 ha* ha*0.6) / 110 ha). Per soortgroep is alleen naar het relevante areaal gekeken, bijvoorbeeld bij de vegetatie alleen naar het begroeibare areaal. Wat het relevante areaal is, is in de maatlatten per watertype gespecificeerd. De beoordeling van de toestand van waterlichamen van de Rijkswateren voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) van Rijkswateren, gebeurt op basis van de monitoring van het MWTL-meetprogramma. De ligging van de meeste meetpunten is al vele jaren geleden vastgelegd, op basis van de destijds relevante beleidslijnen (veelal vervuiling en eutrofiëring). De constatering is dat geen van de meetpunten van het MWTL-meetprogramma ligt in ecotopen/habitats die door de KRW-maatregelen zijn ontstaan. Veranderingen van meetwaarden op MWTL-meetpunten kunnen alleen optreden wanneer de genomen maatregelen een (zeer) groot uitstralend effect hebben. Voor de meeste maatregelen is een dergelijk effect niet te verwachten (vanwege aard en vaak beperkte omvang), waardoor het Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 23 van 60

32 evalueren van de effecten van deze maatregelen op basis van uitsluitend het MWTLmeetprogramma niet mogelijk is. Anders gezegd: op basis van uitsluitend data van het huidige MWTL-monitoringsprogramma, gebruikmakend van de ecotopen-methode van de KRW-Verkenner, is het effect van de maatregelen in de Rijkswateren op de EKR-score van een waterlichaam nihil. Conclusie: aanvullende kennis en aanvullende meetdata zijn nodig om de effecten van de maatregelen uit het BPRW-2 correct te schatten. Naast de MWTL-meetdata is gebruik gemaakt van projectdata en expertkennis om de kwaliteit (soortenlijst met abundanties en bijbehorende EKR-score) van de ecotopen in de toekomstige situatie (na het nemen van maatregelen) te schatten (zie ook Wortelboer, 2014). Hierbij is ervan uitgegaan dat de ecotopen zich in de tijd verder zullen ontwikkelen, en dus een hogere kwaliteit en EKR-score zullen bereiken. Voor het ecotoop eenzijdig aangetakte strang kan dit een toestand zijn die mogelijk pas 50 jaar na de aanleg bereikt wordt. In deze studie is aangenomen dat alle nieuwe ecotopen zich optimaal ontwikkeld hebben in 2027, wat voor sommige maatregelen dus een te optimistische schatting kan zijn. Voor 2021 is gesteld dat ze maar half zover ontwikkeld zijn, terwijl ze in het zichtjaar 2015 de huidige kwaliteit hebben. Hierbij is geen rekening gehouden met het moment waarop een specifieke maatregel is uitgevoerd. Ook wat dit betreft moeten de resultaten als een optimistische schatting gezien worden. Hieruit volgt dat bij de hierboven beschreven werkwijze het effect van maatregelen op de EKR-score van een waterlichaam afhangt van: 1. De oppervlakte van de ecotopen; 2. De EKR-scores (ecologische kwaliteit) van de ecotopen; 3. Het moment in de tijd waarop gekeken wordt. Bij het doorrekenen van de maatregelen van het BPRW-2 is uitgegaan van de ecotopenkaarten van de Rijkswateren. De opnamen voor deze kaarten hebben in verschillende jaren plaatsgevonden, maar kunnen representatief gezien worden voor het basisjaar De kaarten hebben een beperkte resolutie wat het lastig maakt om meetpunten die in de rivieren liggen aan ecotopen toe te kennen: in de ecotopenkaarten van deze lijnvormige wateren zijn smalle oever-ecotopen weggevallen, waardoor de meetpunten in eerste instantie aan diepe ecotopen toegewezen waren, hoewel daar bijvoorbeeld geen vegetatieopnames gemaakt worden. Voor de macrofyten is hiervoor gecorrigeerd door alle meetpunten die (ten onrechte) aan diepe ecotopen waren toegewezen, aan een vergelijkbaar ondiep ecotoop toe te wijzen. Op deze wijze kon de kwaliteit van de ondiepe ecotopen toch geschat worden. De beoordeling van de ecologische toestand van de Rijkswateren gebeurt op basis van de MWTL-meetdata. Doordat de meetpunten van dit meetnet niet alle ecotopen binnen een waterlichaam dekken, kan deze beoordeling een onderschatting zijn van de werkelijkheid. Immers, nieuw aangelegde ecotopen, die voor de ecologische toestand van belang geacht worden, worden niet bemonsterd. Een ander probleem treedt op wanneer de resultaten van de berekeningen moeten worden afgestemd met de toestandsbeoordeling van De ecotopenkaarten hebben immers als basisjaar 2008 terwijl de beoordeling meetdata van 2005 t/m 2015 gebruikt (voor elk waterlichaam en kwaliteitselement de laatste 3 bemonsterde jaren vóór 2014). Bij de vegetatie van de grote rivieren bleek het toekennen van (veel) meetpunten aan (weinig) ecotopen voor de ecotopen-methode een veel te hoge EKR-score van het waterlichaam op te leveren. Om toch de aansluiting tussen modelresultaten en de beoordeling tot stand te brengen zijn in dit geval nieuwe (afgeslankte) soortenlijsten per ecotoop opgesteld. De verkorte soortenlijsten bevatten uitsluitend de soorten die in meer dan de helft van de opnames aanwezig was (zie paragraag 3.2.2). Dit gaf in de meeste gevallen 24 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

33 een EKR-score op waterlichaam-niveau die vergelijkbaar was met beoordeling van de huidige toestand. Bij de andere waterlichamen en kwaliteitselementen speelde dit probleem niet. Deltares heeft gerekend voor de zoete Rijkswateren met KRW-typen R7, R8 en R16 (rivieren) en de KRW-typen M14, M20 en M21 (voorzover rijksmeren). Voor de overige wateren (zoute meren, kustwateren, overgangswateren en kanalen) zijn schattingen gemaakt op basis van de huidige toestand en de te verwachten effecten van eventuele maatregelen. 4.3 Resultaten Arealen van ecotopen Als gevolg van bepaalde maatregelen uit het BPRW-2 worden bestaande ecotopen gewijzigd (bijvoorbeeld bij verondieping) en worden nieuwe aquatische ecotopen aangelegd (bijvoorbeeld bij het graven van een strang). Het netto-resultaat is dat het totaal areaal aan aquatische ecotopen die voor de KRW van belang zijn binnen een waterlichaam stijgt (Figuur 4.1). De grotere veranderingen vinden vooral plaats in de rivieren. De nieuw aangelegde ecotopen zijn voornamelijk ondiepe ecotopen. Bij sommige waterlichamen veroorzaakt dit een grote stijging van het areaal ondiep, zoals bij Bedijkte Maas en de Grensmaas waar het areaal ondiepe ecotopen in 2027 driemaal zo groot zal zijn als in het basisjaar Dit kan echter een overschatting zijn doordat in de ecotopenkaarten voor de rivieren het huidig areaal aan ondiepe ecotopen waarschijnlijk is onderschat (zie ook discussie in Hoofdstuk 6). Oppervlakte (2009=100%) Figuur 4.1. Verandering in arealen ecotopen in de zoete Rijkswateren als gevolg van ruimtelijk maatregelen uit het BPRW-2. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 25 van 60

34 4.3.2 Waterplanten Bij de waterplanten is gebruik gemaakt van meetdata en aanvullende kennis, waarbij verschillende typen wateren binnen het rivierengebied zijn onderscheiden (naast de riviertypen R7, R8 en R16). De data zijn volgens de maatlatten van verschillende KRWwatertypen doorgerekend, o.a. aanvullende maatlatten van type M5 (lijnvormige rivierbegeleidende wateren) en type M16 (diepe, kleine gebufferde meren). Zie Wortelboer (2014) voor een toelichting op het gebruik van aanvullende maatlatten in het rivierengebied. Tabel 4.1. Resultaat doorrekening BPRW-2 voor macrofyten met areaalgewogen ecotopen. Ingekleurd met behulp Code van de klassegrenzen voor OVWFLORA. Waterlichaam Naam KRWtype Ecotopen GEP NL89_volkerak Volkerak M NL89_zoommedt Zoommeer/Eendracht M NL91BM Bedijkte Maas R NL91BOM Bovenmaas R NL91GM Grensmaas R NL91ZM Zandmaas R NL92_ IJSSELMEER IJsselmeer M NL92_ KETELMEER_ VOSSEMEER Ketelmeer + Vossemeer M NL92_MARKERMEER Markermeer M NL92_ RANDMEREN_ OOST NL92_ RANDMEREN_ ZUID NL92_ ZWARTEMEER Randmeren-Oost M Randmeren-Zuid M Zwartemeer M NL93_7 Nederrijn, Lek R NL93_8 Boven Rijn, Waal R NL93_IJSSEL IJssel R NL94_1 Haringvliet oost R NL94_10 Brabantse Biesbosch R NL94_2 Dordtse Biesbosch R NL94_3 Boven Merwede R NL94_4 Oude Maas R NL94_5 Beneden Maas R NL94_6 Bergsche Maas R X X NL94_7 Hollandsche IJssel R van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

35 De resultaten voor de meren laten geen verandering in de EKR-score zien, als gevolg van het ontbreken van maatregelen die qua oppervlakte enigszins meetellen (tabel 4.1, vergelijk figuur 4.1). De resultaten voor de rivieren laten veranderingen zien die samenhangen met de mate waarin door maatregelen nieuwe ecotopen worden aangelegd (tabel 4.1, vergelijk figuur 4.1). Door de aanleg van ondiepe ecotopen wordt het begroeibaar areaal vergroot wat naar verwachting een rijkere vegetatie en een hogere EKR-score oplevert Macrofauna Bij de macrofauna is de MWTL-monitoring aangevuld met meetdata uit nevengeulen en van proeven met dood hout in nevengeulen en strangen (zie ook paragraaf 3.3). Bij de macrofauna is geen gebruik gemaakt van aanvullende watertypen en bijbehorende maatlatten (zie ook paragraaf 3.3). De resultaten voor macrofauna tonen voor meren geen stijging van de EKR-scores terwijl voor de rivieren in een aantal waterlichamen wel een duidelijke stijging van de EKR-scores te zien is (tabel 4.2). Dit laatste hangt samen met het aanbrengen van dood hout in nevengeulen en strangen waardoor het habitat aanzienlijk diverser wordt en er zich meer kenmerkende soorten kunnen vestigen. Dit leidt bij de rivieren tot een hogere EKR-score in Nederrijn-Lek, Bovenrijn-Waal, IJssel en Boven Merwede. In de Boven Merwede leidt dit tot een verandering in kwaliteitsklasse van matig in 2015 naar goed in De 20 ha gesaneerde waterbodem is hier goed voor een stijging van de EKR-score met De aanzienlijke uitbreiding van het ondiepe getijdengebied in de Brabantse Biesbosch, o.a. met doodlopende kreken, waar de vegetatie waarschijnlijk goed tot ontwikkeling kan komen, leidt naar verwachting ook tot een verbetering van de macrofauna en tot een klasse goed in Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 27 van 60

36 Tabel 4.2. Resultaat doorrekening BPRW-2 voor macrofauna. Resultaat is areaalgewogen gemiddelde van EKR Code score per ecotoop. Ecotopen als meetpunten binnen waterlichaam. Waterlichaam Naam KRWtype Ecotopen GEP NL89_volkerak Volkerak M NL89_zoommedt Zoommeer/Eendracht M NL91BM Bedijkte Maas R NL91BOM Bovenmaas R NL91GM Grensmaas R NL91ZM Zandmaas R NL92_ IJSSELMEER IJsselmeer M NL92_ KETELMEER_ VOSSEMEER Ketelmeer + Vossemeer M NL92_MARKERMEER Markermeer M NL92_ RANDMEREN_ OOST NL92_ RANDMEREN_ ZUID NL92_ ZWARTEMEER Randmeren-Oost M Randmeren-Zuid M Zwartemeer M NL93_7 Nederrijn, Lek R NL93_8 Boven Rijn, Waal R NL93_IJSSEL IJssel R NL94_1 Haringvliet oost R NL94_10 Brabantse Biesbosch R NL94_2 Dordtse Biesbosch R NL94_3 Boven Merwede R NL94_4 Oude Maas R NL94_5 Beneden Maas R NL94_6 Bergsche Maas R NL94_7 Hollandsche IJssel R Vissen De resultaten van de Rijkswateren laten voor de rivieren een duidelijke positieve verandering in de EKR-scores zien, terwijl er bij de meren geen verandering te zien is (Tabel 4.3). De volgende overwegingen spelen hierbij een rol: 1. De meetdata uit het MWTL-monitoringprogramma zijn gebruikt om de ecotopen diep en ondiep water te karakteriseren. De ruimtelijke maatregelen in de meren en de rivieren geven niet een zodanige omvangrijke verschuiving in de arealen van de ecotopen dat op grond hiervan een verandering in de EKR-score voor het waterlichaam te verwachten is. 28 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

37 2. De meeste KRW-maatregelen voor vissen in het BPRW-2 betreffen maatregelen om vissen gemakkelijker te laten migreren van de Rijkswateren naar de regionale wateren. Dit zijn bijvoorbeeld de maatregelen voor het verbeteren van de beekmondingen grenzend aan de Maas. De verwachting is dat door deze maatregelen wel de visstand in de regionale wateren zal verbeteren, maar dat deze maatregelen voor de Rijkswateren geen verbetering zullen opleveren (persoonlijke mededeling Tom Buijse (Deltares) en Eddy Lammens (RWS-WVL)). Omdat grotere populaties beekvissen in de in de Maas uitmondende beken naar verwachting ook in bepaalde mate in de Maas zelf zullen worden teruggevonden, en deze beekvissen positief scoren op de maatlatten voor de grote rivieren, is hier wel 0.05 bij de EKRscore voor de Maas bijgeteld. 3. De grootschalige maatregelen voor vismigratie op de grens van zout- en zoetwater in het BPRW-2 zullen naar verwachting effect hebben op de visstand in de Rijkswateren (Buijse et al. 2008, Wortelboer 2014), maar dit effect kan op grond van uitsluitend de huidige MWTL-metingen niet goed worden geschat. Wortelboer (2014) laat zien dat een verhoging van het aandeel trekvissen in de rivieren kan leiden tot een verhoging van de EKR-score van (groter voor de waterlichamen dicht bij zee dan voor de rivieren in het binnenland). Dit is vergelijkbaar met de schatting die door experts is gedaan (Buijse et al. 2008). Voor deze studie is dit vertaald naar een 0.2 hogere EKR-score voor de getijdenwateren (watertype R8) en een 0.1 hogere score voor de rivieren (watertype R7 en R16). Voor de meren was het effect van een groter aandeel trekvissen in de visstand opmerkelijk genoeg negatief, wat verklaard wordt door de KRW-maatlat voor de meren die de extra trekvissen in het visbestand als negatief beoordeelt (Wortelboer 2014). Dit is door RWS-WVL als een tekortkoming van de maatlatten beschouwd, waarna er een traject voor verbetering van de maatlatten voor vissen in de meren is ingezet. Er is daarom hier geen negatief effect voor de meren overgenomen. 4. Er is hier aangenomen dat het volledige effect van de vismigratiemaatregelen pas in 2027 zichtbaar is, en dat de maatregelen in 2021 slechts voor de helft effectief zullen zijn. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 29 van 60

38 Tabel 4.3. Resultaat doorrekening BPRW-2 voor vissen. Resultaat is areaalgewogen gemiddelde van EKR-score per ecotoop. Ecotopen als meetpunten binnen waterlichaam. Waterlichaam Ecotopen Code Naam KRWtype GEP NL89_volkerak Volkerak M NL89_zoommedt Zoommeer/Eendracht M NL91BM Bedijkte Maas R NL91BOM Bovenmaas R NL91GM Grensmaas R NL91ZM Zandmaas R NL92_ IJSSELMEER IJsselmeer M NL92_ KETELMEER_ Ketelmeer + VOSSEMEER Vossemeer M NL92_MARKERMEER Markermeer M NL92_ RANDMEREN_ OOST Randmeren-Oost M NL92_ RANDMEREN_ ZUID Randmeren-Zuid M NL92_ ZWARTEMEER Zwartemeer M NL93_7 Nederrijn, Lek R NL93_8 Boven Rijn, Waal R NL93_IJSSEL IJssel R NL94_1 Haringvliet oost R NL94_10 Brabantse Biesbosch R NL94_2 Dordtse Biesbosch R NL94_3 Boven Merwede R NL94_4 Oude Maas R NL94_5 Beneden Maas R NL94_6 Bergsche Maas R NL94_7 Hollandsche IJssel R van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

39 4.4 Resultaten alle Rijkswateren voor alle kwaliteitselementen De resultaten van de ecotopen-berekeningen (paragraaf 4.2) betreffen alleen de zoete Rijkswateren. Voor een overzicht van de prognose voor alle Rijkswateren zijn ook de overige waterlichamen in beeld gebracht. Deze informatie is toegeleverd aan de beleidsstudie van het PBL (Van Gaalen, in prep.). Bij het schatten van de overige waterlichamen zijn de volgende regels gehanteerd: 1. Waterlichamen die lenen van andere waterlichamen zijn nu ingevuld; 2. Fytobenthos blijft gelijk tot 2027 (is gelijk aan toestand 2015); 3. Het kwaliteitselement OvWFlora (overige waterflora) is berekend uit de som van de resultaten van de macrofyten en fytobenthos (waarbij macrofyten twee maal zo zwaar meetellen, zoals opgelegd door de KRW-maatlat); 4. Kanalen blijven gelijk (goede toestand, omdat GEP gelijk gesteld is aan de huidige beoordeling); 5. Overige waterlichamen blijven ook gelijk, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn voor een verbetering. Tabel 4.4 geeft een overzicht per kwaliteitselement en waterlichaam een toelichting op de verwachte ecologische toestand in 2021 en 2027 voor de overige Rijkswateren. De schattingen zijn gebaseerd op expertkennis betreffende de huidige toestand, trends in de laatste jaren en mogelijke effecten van waterlichaam-specifieke en generieke maatregelen. Tabel 4.5 toont de resultaten voor alle Rijkswateren voor alle kwaliteitselementen voor de zichtjaren 2015 (=huidig), 2021 en De resultaten staan samengevat in tabel 4.6. Voor fytoplankton is de verwachting dat alle waterlichamen aan de status goed voldoen in 2017, terwijl dit voor overige waterflora alleen voor de Waddenzee niet het geval is. Bij macrofauna hebben naar schatting 42% van de waterlichamen niet de status goed in 2027, verdeeld over meren, rivieren en kustwateren. Bij de vissen hebben naar verwachting in % van de waterlichamen niet de status goed bereikt; dit zijn zowel delen van de rivieren IJssel, Maas en Waal, als de meren IJsselmeer en Grevelingen en de overgangswateren Westerschelde en Eems-Dollard. Tabel 4.4. Toelichting op behalen van doelen in 2021 en 2027 van de overige Rijkswateren. Kwaliteitselement en waterlichaam Fytoplankton Westerschelde Zoommeer IJsselmeer Markermeer Nieuwe Maas Toelichting Trend voor fytoplankton gaat vooruit; EKR-score in 2014 was 0,78 (GEP 0.60); verwacht wordt dat doel in 2021 gehaald wordt. EKR-score voor fytoplankton schommelt laatste jaren rond de GEP (0,48-0,68; GEP: 0.58); verwacht wordt dat doel in 2027 gehaald wordt Trend in EKR-score gaat laatste jaren vooruit (0,30-0,43; GEP: 0.47); verwacht wordt dat mede door maatregelen het doel in 2027 gehaald wordt Trend in EKR-score gaat laatste jaren vooruit (0,35-0,48; GEP: 0.58); verwacht wordt dat mede door maatregelen het doel in 2027 gehaald wordt Trend in EKR-score gaat sterk omhoog (in 2014: 0,94; GEP: 0.60); verwacht wordt dat doel in 2021 gehaald wordt Zeeuwse kust EKR-score schommelt de laatste jaren tussen rond GEP ( : ; GEP: 0.60); verwacht wordt dat het doel in 2021 gehaald wordt Waddenkust EKR-score varieert rond GEP ( : ,76; GEP: 0.60); verwacht wordt dat het doel in 2027 gehaald wordt Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 31 van 60

40 Kwaliteitselement en waterlichaam Overige kust- en overgangswateren Waterplanten Toelichting Toestand in 2015 goed. Toestand 2021 en 2027 ook goed. Waddenzee Maatregel opschalen uitzaai zeegras - herstel eilandkwelders - geen maatregelen na 2021 gepland; mogelijk verbetering EKRscore, maar doel zal niet gehaald worden Waddenzee vastelandskust Eems-Dollard Grevelingen Oosterschelde Veerse Meer Hollandse kust Overige kust- en overgangswateren Macrofauna Waddenzee (en vastelandskust) Eems-Dollard Maatregel verkweldering Noord-Friesland; verwachting dat doel in 2027 gehaald wordt. Maatregelen voor vegetatie- en waterkwaliteitsbeheer; MIRTverkenning (en verwachte maatregelen) voor verbetering slibhuishouding en primaire productie. EKR-score schommelt rond GEP ( : ; GEP: 0.21). Verwachting is dat in 2027 doel gehaald wordt. maatregel pilot aanplant zeegras; slechts een kleine verbetering zal leiden tot het halen van het (lage) doel. Geen maatregelen in relatie met bevordering angiospermen (pilot aanplant zeegras voor 2015 uitgevoerd); EKR-score benadert in 2013 al het doel; verwachting is dat doel in 2027 gehaald wordt. Maatregel pilot aanplant zeegras; slechts een kleine verbetering zal leiden tot het halen van het (lage) doel. EKR-score in de buurt van GEP ( : ; GEP: 0.60); geen specifieke maatregelen gepland, maar verwachting is dat generieke nutriëntenbeleid een positieve uitwerking zal hebben en dat EKR-score in 2027 gehaald wordt. Toestand in 2015 goed. Toestand 2021 en 2027 ook goed. EKR voldoet in 2014 al ruim aan doel; verwacht wordt dat doel gehaald wordt in Maatregel ter bevordering van macrofauna (Brunnermond); trend in EKR score stijgend; verwachting dat doel in 2027 gehaald wordt. Noordzeekanaal EKR schommelt rond het doel, verwachting dat doel in 2027 gehaald wordt. Grevelingen Eems-Dollard kust Waddenkust Noordelijke deltakust Overige kustwateren Vissen Eems-Dollard Grevelingenmeer EKR-score in 2013 was Verwachting dat huidige goede toestand continueert. Maatregel aanpak slibhuishouding; trend in EKR score stijgend; verwachting dat doel in 2027 gehaald wordt Toestand in 2015 goed. Toestand 2021 en 2027 ook goed. Doordat de nutriëntenconcentraties in de Noordzee verbeteren en nog verder zullen verbeteren, is de verwachting dat het doel in 2027 gehaald wordt. EKR-score in de buurt van GEP ( : ; GEP: 0.60); geen specifieke maatregelen gepland, maar verwachting is dat generieke nutriëntenbeleid een positieve uitwerking zal hebben en dat het doel in 2027 gehaald wordt. Geen relevante maatregelen gepland; verwachting dat doel niet gehaald wordt in 2027 Geen relevante maatregelen gepland; verwachting dat doel niet gehaald wordt in van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

41 Kwaliteitselement en waterlichaam Veerse Meer Westerschelde Haringvliet-west Nieuwe Maas Nieuwe Waterweg Toelichting Veerse Meer leent van Grevelingenmeer; doel is al nagenoeg gehaald; verwachting dat doel in 2027 gehaald wordt. Aanleg vispassages en maatregelen (onderzoek) op gebied van chemische stoffen - na 2021 vispassages; doel zal in 2027 nog niet gehaald zijn Vispasseerbaar maken gemaal/schutsluis - de Kier (klasseverbetering) - na 2021 geen maatregelen gepland; verwachting dat met deze maatregel het doel in 2027 gehaald wordt. Het waterlichaam leent van de Nieuwe Waterweg. Door maatregelen en invloed Kier zal de EKR-score stijgen; de verwachting is dat het doel in 2027 gehaald wordt. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 33 van 60

42

43 Tabel 4.5. Beoordeling per kwaliteitselement van de Rijkswateren, als gevolg van de maatregelen van het BPRW-2. G: goed; M: matig; O: ontoereikend; S: slecht; X: niet van toepassing. Zie ook de toelichting in tabel 4.4. Waterlichaam Fytoplankton OvWFlora Macrofauna Vissen Code Naam KRW- type NL81_1 Waddenzee K2 G G G O O M M G G X X X NL81_10 Waddenzee vastelandskust K2 G G G M M G M G G X X X NL81_2 Eems-Dollard O2 G G G M M G M M G M M M NL81_3 Eems-Dollard Kust K1 G G G X X X M M G X X X NL86_5 NL86_6 Amsterdam-Rijnkanaal Betuwepand Amsterdam-Rijnkanaal Noordpand M7b G G G G G G G G G G G G M7b G G G G G G G G G G G G NL87_1 Noordzeekanaal M32 G G G G G G M M G G G G NL89_antwknpd Antwerps kanaalpand M30 G G G G G G G G G G G G NL89_grevlemr Grevelingenmeer M32 G G G S O G M M G M M M NL89_kantnzgt kanaal Terneuzen Gent M30 G G G G G G G G G G G G NL89_oostsde Oosterschelde K2 G G G M M G G G G X X X NL89_spuiknl Bathse Spuikanaal M20 G G G G G G G G G G G G NL89_veersmr Veerse meer M32 G G G S O G G G G M M G NL89_volkerak Volkerak M20 G G G G G G M M M G G G NL89_westsde Westerschelde O2 M G G G G G G G G O O O NL89_zoommedt Zoommeer/Eendracht M20 M M G G G G M M M G G G NL89_zwin Zwin K2 G G G G G G M M M X X X NL90_1 Midden Limburgse en Noord- Brabantse kanalen M6 G G G G G G G G G G G G NL91BM Bedijkte Maas R7 X X X M G G M M M O M M NL91BOM Bovenmaas R7 X X X G G G M M M G G G NL91GM Grensmaas R16 X X X G G G O O O M M M NL91JK Julianakanaal M7b G G G G G G G G G G G G NL91MWK Maas-Waalkanaal M7b G G G G G G G G G G G G Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 35 van 60

44 Waterlichaam Fytoplankton OvWFlora Macrofauna Vissen Code Naam KRW- type NL91ZM Zandmaas R7 X X X G G G M M M O O O NL92_ IJSSELMEER IJsselmeer M21 M M G G G G G G G M M M NL92_ KETELMEER_ VOSSEMEER Ketelmeer + Vossemeer M14 G G G G G G M M M G G G NL92_MARKERMEER Markermeer M21 M M G G G G M M M G G G NL92_ RANDMEREN_ OOST NL92_ RANDMEREN_ ZUID Randmeren-Oost M14 G G G G G G G G G G G G Randmeren-Zuid M14 G G G G G G M M M G G G NL92_ ZWARTEMEER Zwartemeer M14 G G G G G G M M M G G G NL93_7 Nederrijn, Lek R7 X X X M G G O M M M G G NL93_8 Boven Rijn, Waal R7 X X X G G G O M M O O M NL93_IJSSEL IJssel R7 X X X G G G O O M M M M NL93_TWENTHEKANALEN Twenthekanalen M7b G G G G G G G G G G G G NL94_1 Haringvliet oost R8 X X X G G G M M M O G G NL94_10 Brabantse Biesbosch R8 X X X G G G M G G O M G NL94_10 Haringvliet west O2 G G G G G G G G G O M G NL94_2 Dordtse Biesbosch R8 X X X G G G M M M O G G NL94_3 Boven Merwede R8 X X X M M G M G G M G G NL94_4 Oude Maas R8 X X X G G G G G G M G G NL94_5 Beneden Maas R8 X X X M G G O O O O M G NL94_6 Bergsche Maas R8 X X X G G G G G G G G G NL94_7 Hollandsche IJssel R8 X X X O M G O O O M G G NL94_8 Nieuwe Maas O2 M G G G G G G G G M M G NL94_9 Nieuwe Waterweg O2 G G G G G G G G G M M G NL95_1A Zeeuwse kust (kustwater) K3 M G G X X X M M G X X X NL95_2A Noordelijke Deltakust (kustwater) K1 G G G X X X M M G X X X NL95_3A Hollandse kust (kustwater) K1 G G G X X X M M G X X X 36 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

45 Waterlichaam Fytoplankton OvWFlora Macrofauna Vissen Code Naam KRW- type NL95_4A Waddenkust (kustwater) K3 M M G X X X G G G X X X NL93_Vechtdelta_C Vecht-Zwarte Water R7 X X X G G G X X X X X X Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 37 van 60

46

47 Tabel 4.6. Aantal waterlichamen per kwaliteitsklasse per kwaliteitselement in de resultaten van het doorrekenen van de maatregelen van het BPRW-2. Kwaliteitsklasse Fytoplankton OvWFlora Macrofauna Vissen Slecht Ontoereikend Matig Goed Nvt Totaal Discussie Beoordeling van de waterlichamen De KRW-beoordeling van het waterlichaam voor de biologische kwaliteitselementen gebeurt volgens het principe one-out-all-out. Hierbij bepaalt het kwaliteitselement met de laagste score de beoordeling voor het gehele waterlichaam (Tabel 4.6, Figuur 4.1). Het percentage waterlichamen in de Rijkswateren dat een goede score behaalt, stijgt als gevolg van de maatregelen van het BPRW-2 van 12% in 2015 naar 44% in Naar verwachting zullen geen waterlichamen zich meer in een slechte toestand bevinden en is het percentage ontoereikend gezakt tot minder dan 10%. Tabel 4.7. Aantal waterlichamen per kwaliteitsklasse volgens 3 beoordelingscriteria in de resultaten van het doorrekenen van de maatregelen van het BPRW-2.. One-out-all-out : KRW-beoordelingscriterium. One-inall-in : hoogste score van een kwaliteitselement. All-in-none-out : gemiddelde score van de kwaliteitselementen. Kwaliteitsklasse One-out-all-out One-in-all-in All-in-none-out Slecht Ontoereikend Matig Goed Nvt Totaal Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 39 van 60

48 One-out-all-out Slecht Ontoereikend Matig Goed 0% 20% 40% 60% 80% 100% Percentage waterlichamen Rijkswateren Figuur 4.1. Beoordeling van de waterlichamen volgens het KRW-beoordelingscriterium One-out-all-out : de laagste score per kwaliteitselement bepaalt de score voor het waterlichaam. Het PBL gebruikt in haar publicatie over de evaluatie van het KRW-beleid (Van Gaalen et al., 2015) als indicator het percentage waterlichamen dat voor een of meer van de kwaliteitselementen een goede score heeft. Hierbij bepaalt in feite de hoogste score per kwaliteitselement de score van het gehele waterlichaam (oftewel: one-in-all-in ). Vanzelfsprekend is het beeld van de beoordeling veel gunstiger (Figuur 4.2) dan dat van de officiële KRW-beoordeling, waarbij al in 2021 alle waterlichamen een of meer goede scores laten zien. One-in-all-in Slecht Ontoereikend Matig Goed 0% 20% 40% 60% 80% 100% Percentage waterlichamen Rijkswateren Figuur 4.2. Beoordeling van de waterlichamen volgens het beoordelingscriterium One-in-all-in : de hoogste score per kwaliteitselement bepaalt de score voor het waterlichaam. Bovenstaande beoordelingswijzen geven beide een extreme beoordeling: of heel negatief ( one-out-all-out ) of heel positief ( one-in-all-in ). Er is ook nog een middenweg denkbaar waarbij per waterlichaam een gemiddeld beeld geschetst wordt van de kwaliteit. Dit is hier bij wijze van illustratie gedaan. Hiervoor zijn de klassen van de kwaliteitselementen gehercodeerd naar een schaal van 1 (slecht) tot 4 (goed) om vervolgens per waterlichaam daar het gemiddelde van te berekenen. Waterlichamen met een gemiddelde score van 3.5 en hoger worden dan als gemiddeld goed aangemerkt. Deze methode, waarbij alle kwaliteitselementen meetellen in het uiteindelijke oordeel, laat zien dat in 2027 meer dan 80% van de waterlichamen gemiddeld een goede score behaalt (Figuur 4.3). Dit zijn de waterlichamen waar minimaal de helft van de kwaliteitselementen goed scoort. 40 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

49 Deze figuur geeft duidelijker weer dat de gemiddelde toestand van de waterlichamen vooruit gaat gedurende de periode , en is wellicht een betere presentatievorm om de werkelijke situatie in de waterlichamen weer te geven. Gemiddelde Kwaliteitsklasse Slecht Ontoereikend Matig Goed 0% 20% 40% 60% 80% 100% Percentage waterlichamen Rijkswateren Figuur 4.3. Beoordeling van de waterlichamen met de gemiddelde kwaliteitsklasse Effecten van afzonderlijke maatregelen Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk al is gemeld, is er bij de berekening van deze resultaten gebruik gemaakt van aanvullende expertkennis en aannames over de uitwerking van afzonderlijke maatregelen. Dit betekent dat de uitkomsten wel zijn gebaseerd op de best beschikbare kennis, maar niet dat deze uitkomsten een garantie geven voor het in werkelijkheid behalen van de berekende EKR-scores. Met meer op de maatregelen toegesneden monitoring kunnen in de komende jaren de effecten van individuele maatregelen mogelijk beter onderbouwd worden. Hierbij is het van belang dat zowel het uiteindelijke effect als het traject naar het moment waarop dit effect behaald zal worden, beter vastgelegd worden. Voor de KRW is op dit moment het richtjaar Veel ecotopen hebben tijd nodig om zich te ontwikkelen waardoor de volledige potentie van een maatregel niet direct na het nemen van de maatregel gerealiseerd wordt. Hier is uitgegaan van een geleidelijke verbetering van de ecotopen waarbij in 2021 de helft van de potentie van een ecotoop en in 2027 de gehele potentie gerealiseerd is. Voor sommige habitats (zoals strangen) is de ontwikkelingsduur voor vegetatie langer, mogelijk 50 jaar of meer. Doordat in deze studie is aangenomen dat alle maatregelen 100% effectief zullen zijn in 2027, is mogelijk een te rooskleurig beeld geschetst. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 41 van 60

50

51 5 Vismigratiemaatregelen 5.1 Inleiding Binnen het Beleidsprogramma Rijkswateren (BPRW-2) worden vismigratiemaatregelen genomen, waarvan vissoorten profiteren doordat hun leefgebied wordt uitgebreid. Dit zou uiteindelijk tot een hogere KRW score voor het waterlichaam moet kunnen leiden. De effecten van deze maatregelen zijn gekwantificeerd in de rapportage Kwantificering van de effecten van de maatregelen van het BPRW-2 met de KRW-Verkenner een update (Wortelboer, 2014). In een eerder stadium zijn een groot deel van deze maatregelen nader geïnspecteerd en gecontroleerd door Deltares in samenwerking met ATKB. Tijdens deze controle zijn een aantal maatregelen over het hoofd gezien. Deltares heeft vervolgens deze maatregelen zelf beoordeeld en ATKB verzocht daar een controle op uit te voeren. Het tweede deel van dit hoofdstuk bestaat uit een overzicht van de huidige kennis met betrekking tot de evaluatie van de effectiviteit van vismigratiemaatregelen. Deze kennis is van belang bij het kunnen bepalen of vismigratiemaatregelen wel of niet effectief kunnen zijn. 5.2 Beoordeling vismigratiemaatregelen uit het BPRW-2 Gegevensbestanden en aanpak In een eerder project (zie Wortelboer, 2014) heeft ATKB een bestand opgeleverd met gecontroleerde maatregelen en de effecten daarvan op vissen (vismigratiegilden). Dit bestand bleek niet compleet en Deltares heeft vervolgens dit bestand aangevuld (Tabel vismigratiemaatregelen BPRW-2 met relevantie voor visgilden juni 2015). Vergelijking van beide bestanden leverde een nieuw bestand met daarin 74 maatregelen die alleen zijn beoordeeld door Deltares. Dit bestand is als uitgangspunt gehanteerd. De maatregelen zijn op basis van de bijbehorende coördinaten in een GIS bestand gezet waarvan kaarten zijn gemaakt. Het GIS bestand en de kaarten (zie bijlage C) zijn gebruikt om te controleren welke waterlichamen het betrof en waar de maatregelen zijn gelegen. Voor maatregelen die grenzen aan niet-krw wateren (kleine beeksystemen) is voor de wateren beoordeeld met welk KRW-type de wateren het best vergeleken konden worden. Dit gaf aanleiding tot 19 aanpassingen in het bestand. Een zestal keer is een kleine aanpassing in de betrokken vissoorten doorgevoerd (groen gearceerd in het bestand). In de tabel Vismigratiemaatregelen BPRW-2 met relevantie voor visgilden zijn in totaal 195 maatregelen opgenomen, waarbij in de kolom Naam maatregel is opgenomen hoe de maatregel is benoemd en in de kolom Overig veelal een nadere concretisering is gegeven met betrekking tot het kunstwerk waarop de maatregel van toepassing is. De naamgeving van de maatregel is nogal arbitrair, soms heeft deze betrekking op een enkel migratieknelpunt, in een ander geval op een reeks van maatregelen. Als gekeken wordt naar de unieke naamgeving dan kunnen 68 verschillend benoemde maatregelen worden onderscheiden met één tot tientallen locaties. De tabel in bijlage B geeft een overzicht. Mede door de wat wisselende naamgeving is soms niet helemaal duidelijk wat precies met de maatregel wordt bedoeld. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 43 van 60

52 Bij het nalopen van de Tabel vismigratiemaatregelen BPRW-2 met relevantie voor visgilden juni 2015 kwam nog het volgende aan het licht. De maatregelen met ID 182, 183 en 184 betreffen aanpassing (Hagestein, Amerongen) danwel aanleg (Driel) van de aalgoten in de stuwcomplexen in de Nederrijn-Lek. Het volle scala aan soorten (met uitzondering van stekelbaars en spiering) zou hiervan profiteren. Dit is echter niet het geval. Aalgoten zijn specifiek gericht op de stroomopwaartse migratie van juveniele aal. Andere vissoorten kunnen niet door aalgoten passeren. Overigens is het wel zo dat bij alle stuwcomplexen in het verleden vispassages zijn aangelegd, waarvan de in de tabel opgenomen soorten wel profiteren. Deze vispassages staan echter niet in de tabel met KRW maatregelen, omdat ze al vóór de eerste stroomgebiedbeheerplannen gerealsiseerd zijn. 5.3 Categorieën van maatregelen Op basis van de eerstgenoemde tabel en eigen kennis zijn de verschillende maatregelen in kleiner aantal categorieën verdeeld (tabel 5.1). De categorieën betreffen: 1). Aanleg vispassage; 2). Aanpassing/aanleg aalgoten; 3). Aanpassing sluisbeheer; 4). Herstel verbinding/monding; 5). Herstel verbinding gemaal/sluis en 6). Visgeleiding. Tabel 5.1 geeft weer hoeveel maatregelen tot de betreffende categorie behoren. Tabel 5.1 Maatregelen nader gecategoriseerd. Type maatregel Aantal Aanleg vispassage 14 Aalgoten 3 Aanpassing sluisbeheer 16 Herstel verbinding monding 72 Herstel verbinding gemaal of sluis 87 Visgeleiding 3 Totaal 195 Een deel van de maatregelen is éénduidig, soms zeer specifiek, andere maatregelen kunnen diverse ingrepen betreffen, waarvan voor een deel niet duidelijk is wat een en ander precies inhoud. De maatregel Aanleg vispassage is voor het merendeel éénduidig, er komt een fysieke structuur (vistrap) die vismigratie mogelijk moet maken. Soms wordt de maatregel gecombineerd met aangepast sluisbeheer, of is nog niet duidelijk wat precies gerealiseerd gaat worden. Eenduidig en specifiek is de maatregel Aalgoten. Aanpassing, dan wel bouw is voorzien bij de sluiscomplexen in de Nederrijn-Lek. Deze maatregel is soortspecifiek en heeft betrekking op aal. Een volgende redelijk veel genoemde maatregel is Aanpassing sluisbeheer (hiertoe is ook gerekend aanpassing van het spuibeheer). Deze maatregel is in die zin éénduidig dat helder is op welk kunstwerk de maatregel betrekking heeft. Echter, aangepast sluisbeheer kan op vele manieren tot uitvoering worden gebracht. Vervolgens zijn er veel maatregelen met in de naam Herstel verbinding. Deze maatregelen zijn lastiger te duiden. In veel gevallen gaat het om het herstel van de beekmonding in een (grotere) rivier. Het betreft dan fysieke ingrepen gericht op een betere aansluiting op de rivier waarbij vismigratie in 2 richtingen mogelijk wordt. Zo is recent de monding van de Geul hersteld. In het Grensmaas gebied (veelal ook aan Vlaamse zijde) liggen de beekmondingen veel hoger dan de Grensmaas zelf. Stroomafwaartse vismigratie is dan nog wel mogelijk maar het bereiken van de beek vanuit de Grensmaas is niet mogelijk. Aan Vlaamse zijde zijn in de afgelopen jaren beekmondingen aangepast door cascades te vormen van stortsteen die stroomopwaartse migratie mogelijk maken. De maatregel Herstel verbinding is vaak in combinatie met een gemaal/sluis, in situaties waarbij een gemaal uitwatert op een rivier (bij een sluiscomplex) of meer. In de praktijk blijkt dat dan een scala aan maatregelen kan worden toegepast. 44 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

53 Een minimale vorm hiervan is dat het gemaal wordt voorzien van een visvriendelijke pomp / vijzel. In principe is dan stroomafwaartse migratie weer mogelijk. Andere mogelijkheden zijn stroomafwaartse migratie door het gemaal en stroomopwaartse migratie door de naastliggende sluis. Een alternatief is ook nog een tweezijdig passeerbare vismigratievoorziening naast een gemaal. Denk hierbij aan De Wit vissluizen of de Visliften van het Hoogheemraadschap van Delfland. Voor een belangrijk deel van de maatregelen genoemd in de tabel is nog niet duidelijk wat er precies gerealiseerd gaat worden. De laatst genoemde maatregel in tabel 5.1 betreft Visgeleiding. Belangrijk is dat deze maatregel bedoeld is voor stroomafwaartse vismigratie, veelal in gebieden die al wel ontsloten zijn voor stroomopwaartse vismigratie. Tabel 5.2 geeft een overzicht van de migratierichting waarvoor de verschillende maatregelen geschikt zijn en de eenduidigheid van de terminologie. In het navolgende zullen de verschillende categorieën maatregelen worden besproken in relatie tot hun effectiviteit. Tabel 5.2. Overzicht van typen vismigratiemaatregelen en hun karakterisering voor eenduidigheid en specificiteit en migratierichting. Maatregel Eenduidig & Stroomopwaarts Stroomafwaarts specifiek Aalgoot Ja x Aanpassing Nee, veel x sluisbeheer uitvoeringsvarianten Herstel verbinding/monding Nee x x Herstel verbinding Nee x x gemaal/sluis Visgeleiding Min of meer x 5.4 Huidige stand van kennis van vismigratiemaatregelen en hun effectiviteit Inleiding Hier wordt een overzicht gegeven van de kennis van de verschillende categorieën vismigratiemaatregelen in het BPRW-2 en de ervaringen die daar reeds mee zijn opgedaan. Daarnaast worden de huidige knelpunten voor vismigratie in de Rijkswateren besproken Aanleg vispassage De waterbeheerders in Nederland hebben al een zeer langjarige ervaring met het aanleggen van vispassages. In de jaren 30 van de vorige eeuw werden bij de bouw van de stuwen in de Maas en later in de Nederrijn (jaren 60) de eerste vispassages naar toenmalige inzichten aangelegd, een verplichting die voortvloeide uit het Zalmtractaat van De meeste van deze vistrappen functioneerden niet goed. Het onderzoek naar het functioneren van de vistrappen in het Nederlandse deel van het stroomgebied van de Maas werd in de jaren 70 uitgevoerd (De Groot & Muyres, 1980). In die zelfde periode werd onderzoek naar een experimentele (bekken)vistrap in de Neerbeek in Midden-Limburg verricht (Cazemier & Muyres, 1981). Mede naar aanleiding van genoemde onderzoeken werden randvoorwaarden voor vistrappen opgesteld (Muyres, 1986). In 1987 is het Interdepartementaal Zalmoverleg in het leven geroepen, met als doel het Rijksbeleid voor de aanleg van vispassages in de grote rivieren te coördineren. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 45 van 60

54 De bestaande barrières en vispassages zijn beoordeeld (Heermans, 1988) en een planningsschema voor de aanleg van nieuwe vispassages werd opgesteld (De Haas, 1991). In de daarop volgende jaren werden de vispassages in de Maas en de Nederrijn aangelegd, waarbij de ontwerpen zijn aangepast naar voortschrijdend inzicht. Waar eerst de V-vormige bekkenvistrap (Boiten, 1989) in de ontwerpen de boventoon voerde, werden deze later gecombineerd met een vertical slot in de drempel om migratie van bodemgebonden vissoorten te vergemakkelijken. De vistrappen in de Maas en de Nederrijn zijn allemaal, enkele jaren na aanleg, onderzocht op hun functioneren. Dit onderzoek naar de vistrappen op de Maas is samengevat in Hop (2014a). Omdat het onderzoek 2 decennia omvat, is de verandering van de visstand in de Maas af te zien aan de monitoringsresultaten van de vistrappen. Waar eerst soorten als alver, brasem en snoekbaars veelvuldig voorkwamen, werden deze in latere jaren steeds minder aangetroffen. Wel kan geconcludeerd worden dat de vistrappen goed functioneerden op het moment van monitoring. Telemetrisch onderzoek heeft uitgewezen dat het type vistrap op de Maas efficiënt gepasseerd kan worden door lange afstandsmigranten zoals salmoniden. Dieren voorzien van een zender wisten allemaal binnen 24 uur de vistrap van Sambeek te passeren (Kemper & De Laak, 2004). Ook van de vistrappen in de Nederrijn is een uitgebreide evaluatie beschikbaar (Winter, 2010). Vistrappen werden gemonitord door middel van fuikconstructies en telemetrie. Uit het telemetrisch onderzoek leek de vistrap bij Hagestein minder efficiënt dan de vistrappen bij Maurik en Driel. Vissen die Hagestein passeerden, wisten ook snel de overige complexen te passeren, alleen waren de aantallen relatief gering. Overigens kan dit veroorzaakt zijn door een geringe motivatie om daadwerkelijk verder te migreren, door habitatgebruik beneden- en direct bovenstrooms van Hagestein, danwel door terugkeergedrag van zeeforel ( dummy runners, nog niet daadwerkelijk toe aan de paaimigratie). Winter (2010) trekt ten aanzien van het functioneren van de vistrappen de volgende conclusie: De grote soortenrijkdom aan vis, en zelfs kreeftachtigen, en de variatie in levensstadia en grootte van de passerende vis, geeft aan dat er in de drie vistrappen geen belangrijke bottlenecks voor stroomopwaartse migratie plaatsvindt. Er is geen enkele aanleiding gevonden om technische aanpassingen van (onderdelen van) vistrappen uit te voeren. Hoewel de vistrappen in de grote Rijkswateren goed lijken te functioneren, zijn er zeker aandachtspunten. De laatste jaren is duidelijk geworden dat het onderhoud aan de vispassages in veel gevallen te kort schiet en dan met name het onderhoud onder de waterlijn. ATKB heeft in opdracht van RWS ZN alle vispassages op de Maas geïnspecteerd waaruit gebleken is dat deze in hoge mate waren vervuild (Hop, 2014a). Allerlei soorten zwerfafval (autobanden, verkeersborden, een televisie, olievaten, drijfhout, plastic verpakkingen etc.) werd in de vispassages aangetroffen. Vertical slots waren op het oog soms niet meer terug te vinden en volledig afgesloten door een combinatie van drijfhout, plastic en slib. Willen de vispassages goed blijven functioneren, dan dienen deze zeker 2 keer per jaar (vroege voorjaar en in het najaar) te worden geïnspecteerd, waarbij onderhoud moet worden uitgevoerd en indien nodig vegetatie en afval uit de bekkens moet worden verwijderd. Dit geldt zeker ook voor de vispassages in de Nederrijn-Lek. Bij de constructie van diverse vistrappen (w.o. die van Sambeek en Belfeld) zijn schanskorven aangebracht om het afval te weren. Het blijkt echter dat deze schanskorven onder de waterlijn slijtage vertonen; het ijzerdraad roest door waardoor de schanskorven leeglopen en de constructie in hoge mate wordt verzwakt. Inmiddels zijn ook al reparatiewerkzaamheden aan deze vistrappen uitgevoerd. 46 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

55 Hoewel is gebleken dan de vispassages op de grote rivieren de diverse stuwpanden goed ontsluiten, is er ten aanzien van de Maas enige zorg met betrekking tot de totale doortrekbaarheid. Gedurende diverse jaren is telemetrisch onderzoek verricht aan salmoniden die het stuwcomplex Lith hebben bereikt, waarna hun verdere stroomopwaartse migratie (naar paaigronden in de Roer, mogelijk Geul en in België) is gevolgd (Vriese, in voorbereiding). Hoewel de aantallen gemerkte dieren relatief beperkt waren, bleek dat slechts ongeveer 10-15% in staat is de gehele Maas door te migreren. Een aanzienlijk aantal dieren lijkt de ingang van sommige vispassages niet of moeilijk te kunnen vinden en keert terug naar zee of sterft onderweg tijdens de migratie. De vraag kan gesteld worden hoeveel vispassages na elkaar nog effectief gepasseerd kunnen worden teneinde voldoende salmoniden op te paaigronden te laten komen om een zich zelf in standhoudende populatie te krijgen. Hoewel het onderzoek en de inzichten voortschrijden, kan deze vraag momenteel nog niet beantwoord worden. Voor wat betreft de stroomopwaartse vismigratie ligt er nog een opgave bij het realiseren van vismigratie van zee / kustwateren naar het binnenwater. Voor het Haringvliet zal dit opgelost worden door implementatie van de Kier in Voor de Afsluitdijk is de vispassage bij Den Oever net gereed gekomen (die bij Kornwerderzand is uitgesteld). Gebleken is dat het visvriendelijk beheer van de kunstwerken in de Afsluitdijk (zie verder) een goede bijdrage kan leveren aan de vismigratie (geldt ook voor de Houtribdijk). Ook is de Vismigratierivier voorzien in de Afsluitdijk. Dit scala aan maatregelen zal naar verwachting vismigratie in het riviersysteem in voldoende mate mogelijk maken. Daarnaast zijn er nog wat kleinere locaties, waar bijvoorbeeld gemalen water uitslaan op zee. Hier wordt in sommige gevallen gekozen voor vismigratievoorzieningen gericht op soorten als glasaal en driedoornige stekelbaars (aalgoten (zie verder), hevelvispassages etc.). Gebleken is dat deze goed kunnen werken (Wintermans, 1988) maar dit is zeker niet altijd het geval. Een juiste ligging, dicht bij de lozing van zoet water, is van groot belang om de gewenste soorten aan te trekken. Met betrekking tot het ontwerp en de realisatie van vispassages voor stroomopwaartse vismigratie is er een scala aan handboeken beschikbaar, zowel in het buitenland als in Nederland (Kroes & Monden, 2005; Waterschap Rijn & IJssel, 2012; Coenen et al., 2013). Wanneer de richtlijnen in deze handboeken worden gevolgd, worden over het algemeen adequate vispassages ontworpen en gerealiseerd Aalgoten Bij aanleg (en deels er na) van de waterkrachtcentrales (WKC s) op de Maas en de Nederrijn- Lek zijn zogenaamde aalgoten aangelegd om de stroomopwaartse migratie van aal te vergemakkelijken. De vispassages die destijds beschikbaar waren (o.m. Denil vispassages), bleken niet optimaal om juveniele aal stroomopwaarts te laten migreren. De werking ervan is onderzocht in het verleden waarbij voor nu onvoorstelbare hoeveelheden juveniele aal gebruikt maakten van dergelijke voorzieningen (De Groot & Muyres, 1980), zie tabel 5.3. Tabel 5.3. Optrek van juveniele aal via de aalgoten in Lith en Amerongen (gegevens: De Groot en Muyres, 1980). -: Geen data bekend. Jaar Aalgoot Lith (kg) Aalgoot Amerongen Aalgoot zuidzijde (kg) Aalgoot noordzijde (kg) Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 47 van 60

56 Overigens werden in het verleden, toen het nog redelijk goed ging met de aalpopulatie, met behulp van aalgoten nog wel grotere vangsten gerealiseerd. Zo werd in 1960 bij de Ettenlandse kolk, bij gemaal A.F. Stroink in het toenmalige waterschap Vollenhove een totale vangst gedaan van kg juveniele aal. Deze aal was het IJsselmeer opgetrokken en vervolgens via het Ketelmeer en het Zwarte Meer richting Friesland gezwommen. In 2013 heeft ATKB het aanbod van juveniele aal benedenstrooms van het stuwcomplex Lith onderzocht, evenals de migratie van deze aal door de vispassage. Hierbij werd alleen aal vanaf een lengte van 22 cm gevangen en dus geen aal die dat betreffende jaar is binnengetrokken (Spierts, 2013). Genoemd onderzoek heeft er toe geleid dat RWS ZN voorlopig geen aanstalten maakt om wederom tot installatie van aalgoten te komen, omdat vooralsnog het aanbod ontbreekt. Indien het herstel van de aalstand daadwerkelijk optreedt, en het aanbod aan vis op peil is, kan de aanleg van aalgoten opnieuw worden overwogen. De vraag is echter of aalgoten in de huidige situatie een toegevoegde waarde hebben. Dat aalgoten als migratievoorziening effectief zijn, staat buiten kijf, gezien de vangsten in het verleden en internationale ervaringen. Echter, de huidige bekkenvispassages in de Maas en de Nederrijn-Lek zijn naar verwachting zeer goed passeerbaar voor juveniele aal. In de diverse rapportages over de monitoring van de vispassages op de Maas is aal vaak een van de talrijkst gevangen vissoorten (hoewel vroeger (jaren 90) meer dan in recente monitoring). Aal kleiner dan 20 cm werd echter niet aangetroffen. Dit heeft te maken met de selectiviteit van de monitoringsfuiken (kleinste maaswijdte 18 mm, juveniele aal kan makkelijk ontsnappen) dan met de doortrekbaarheid van de vispassages voor deze lengteklasse. Zoals al eerder aangegeven, aalgoten zijn selectief en dienen eigenlijk alleen de (stroomopwaartse) migratie van juveniele aal (glasaal, gepigmenteerde aal en jonge aal tot cm). De aalgoot bij Lith had een breedte van 0,35 m met een helling van 1:8 en overwon een hoogte verschil van ongeveer 5 m. In hetzelfde onderzoek (De Groot & Muyres, 1980) is ook de werking van de aalpijp onderzocht (buizen van 0,10 m doorsnede met een debiet van 0,35 l/s en van 0,25 m doorsnede met een debiet van 0,5 l/s, met daarin borstels en ander substraat) waarbij per etmaal meer dan 10 kg juveniele aal passeerde. Een dergelijke voorziening hoeft dus niet bijzonder groot te zijn om een aanzienlijk achterland te voorzien van voldoende juveniele aal. In de huidige situatie is sowieso het aanbod eerder een beperking dan het formaat van de aalgoot. Opmerkelijk is tevens dat de juveniele aal in staat was via een verticale aalpijp een hoogteverschil van 5,5 m te overwinnen. Geconcludeerd wordt dan ook dat een aalpijp een goedkope vervanging biedt voor de klassieke aalgoot Aanpassing sluisbeheer Aanpassingen aan het beheer van sluizen zijn bepaald geen nieuwe maatregelen om de vismigratie te bevorderen. Met betrekking tot de Afsluitdijk is er al in de jaren 50 van de vorige eeuw onderzoek uitgevoerd naar de beste wijze waarop visvriendelijk beheer kon worden toegepast (Deelder, 1960). Overigens is het de verwachting dat al honderden jaren gemanipuleerd is met sluizen en andere kunstwerken om intrek van bijvoorbeeld glasaal mogelijk te maken. Solomon (2010) beschrijft de gewoonte genaamd pegging, door lokale beroepsvissers, waarbij een houten wig onder een getijdenklep wordt gestoken om te voorkomen dat de klep volledig afsluit en er toch wat water met daarin glasalen naar binnen kan komen. 48 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

57 Visvriendelijk sluisbeheer kan op veel verschillende wijzen vorm worden gegeven, van simpelweg het handmatig uitvoeren van loze schuttingen met scheepvaartsluizen op het moment dat migrerende vis in de buurt is, tot complexe geautomatiseerde regelingen van rinketten in de sluisdeuren om visintrek te bewerkstelligen. Vriese et al. (2014) geeft een overzicht van de mogelijkheden tot visvriendelijk sluisbeheer van de Afsluitdijk en de Houtribdijk voor scheepvaartsluizen en spuisluizen, waarin een groot aantal beheervarianten wordt besproken. Bij het evalueren van de voorkeursvariant in 2014 bleek dat in één keer visvriendelijk beheer van een spuisluis (gedurende 15 minuten) in totaal 60 kg glasaal naar binnen kon komen. In totaal bleken 23 vissoorten te profiteren van het visvriendelijk beheer van de kunstwerken in de Afsluitdijk. Bij het visvriendelijk beheer van een scheepvaartsluis tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en het Merwedekanaal (Zuidersluis) bleek echter nauwelijks migratie op te treden. Echter, hier waren geen specifiek migrerende vissoorten aanwezig, was er geen lokstroom, was de waterkwaliteit in hoge mate hetzelfde in beide kanalen en is sprake van vergelijkbaar (monotoon) habitat en lage visbestanden (Kruitwagen, 2012). Wil visvriendelijk sluisbeheer effectief zijn dan dient dit in hoge mate afgestemd te zijn op de lokale omstandigheden en moeten er ook redenen zijn waarom de vis wil migreren. Aanwezige gradiënten (zoet-zout, voedselarm-voedselrijk, temperatuur en vegetatie) geven vaak richting aan vismigratie en het is om die reden dat vissluizen tussen buitenwater en binnenwater, kanalen en poldersystemen en tussen polder en boezemsystemen vaak effectief benut worden (Hop, 2012a; Hop, 2014b). In het vroege voorjaar trekken vissoorten als kolblei, een vegetatiepaaier bij voorkeur, de al snel opwarmende polderwateren binnen. Geconcludeerd kan worden dat visvriendelijk sluisbeheer een effectieve vismigratiemaatregel kan zijn, indien aan die voorwaarden wordt voldaan en de bediening zo mogelijk geautomatiseerd is. Het ligt voor de hand om visvriendelijk beheer voornamelijk in de nacht tot uitvoering te brengen, de scheepvaart is dan veelal minder en zijn loze schuttingen naar verwachting meer effectief dan overdag, zoals ook gebleken is uit het onderzoek bij de Afsluitdijk (Vriese et al., 2015) Herstel verbinding/monding Deze maatregel heeft betrekking op de grote rivieren en de beken die hierop uitkomen. Voor het merendeel betreft het beken die op de Maas uitkomen (64), enkele op de IJssel en één op de Nederrijn. Er is een samenwerkingsverband gesloten tussen RWS ZN en de waterschappen Roer en Overmaas, Peel en Maasvallei en Aa en Maas om de beekmondingen in het Maasdal te herstellen. In dit kader is in 2007 een studie gepubliceerd om nauwkeuriger te omschrijven wat onder een natuurlijke beekmonding moet worden verstaan (Peters et al., 2007). Over de huidige toestand van de beekmondingen in het Maasdal zeggen zij het volgende: De ecologische kwaliteit van veel beekmondingen langs de Maas is momenteel onvoldoende. Bijna alle beekmondingen zijn morfologisch sterk aan banden gelegd als gevolg van ingrepen uit het verleden ter verbetering van de waterhuishouding, de landbouw en de scheepvaart. Veel beekmondingen zijn vastgelegd met oeverbestortingen en benedenlooptrajecten van beken zijn vaak gekanaliseerd en genormaliseerd. Ook de oevers van de Maas zijn doorgaans met oeverbestortingen (van breuksteen) afgewerkt. Vrije erosie en sedimentatie en vrije beekmeandering treden daardoor nauwelijks meer op. Het herstel van beekmondingen is lange tijd onderbelicht geweest, waarschijnlijk omdat hiervoor altijd meer dan één partij noodzakelijk was om dit aan te pakken. Een van de voorwaarden bij het herstel is dat dit moet resulteren in goede mogelijkheden voor vismigratie, zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 49 van 60

58 Veel ervaring met het herstel van beekmondingen in de rivier met betrekking tot de visstand lijkt er nog niet te zijn. Onderzoek naar de visfauna voor het herstel en na het herstel van de beekmonding is dan ook niet gevonden. Momenteel loopt er een onderzoek naar de vismigratie tussen de Geul en de Grensmaas, in opdracht van RWS ZN. De resultaten van dit onderzoek zijn nog niet beschikbaar. In 2010 heeft ATKB de laterale connectiviteit van drie beken in Vlaanderen (Zanderbeek, Kikbeek en Ziepbeek) met de Grensmaas geëvalueerd. De connectiviteit bleek in veel gevallen niet optimaal door de vaak onnatuurlijke monding. Bij 2 beken waren cascades van stortsteen aangelegd om te compenseren voor de te hoog gelegen beekmonding. Na hoog water in de winter waren deze in belangrijke mate weggespoeld (Hop, 2011). Afhankelijk van de uitgangssituatie mag worden verwacht dat het herstel van de natuurlijke beekmonding zeer effectief is als het gaat om het herstel van vismigratiemogelijkheden. Het gaat dan vooral om vissoorten die zowel gebruik maken van de rivier (als opgroei en foerageergebied) als van de beek (als paaigebied). In beken met een morfologisch slechte monding, zoals hierboven genoemd, worden wel kleine beekvissoorten aangetroffen (rivierdonderpad, riviergrondel, bermpje) die heel hun levensloop in de beek kunnen volbrengen, maar niet of nauwelijks grote riviertrekvissen zoals barbeel, kopvoorn, winde en sneep. Wanneer beekmondingen worden hersteld, zullen de mogelijkheden tot voorplanting voor deze soorten toenemen. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat habitats verderop in de beek toegankelijk (geen stuwen) en intact zijn Herstel verbinding gemaal/sluis Het betreft hier veelal verbindingen van Rijkswateren naar grote kanalen, boezems en polders of van de grote meren (IJsselmeer, Markermeer en Randmeren) naar het achterland. Het zijn locaties waar gemalen worden ingezet om water uit te malen op het Rijkswater, soms zijn inlaten aanwezig evenals sluiscomplexen. Door deze diversiteit is een scala aan maatregelen mogelijk, met wisselende effectiviteit voor vismigratie. Een minimale optie is het aanbrengen van een visvriendelijke pomp in het gemaal (of aangepast pompbeheer, malen met minimale toeren om vis de gelegenheid te geven door de pomp te passeren). Uit ondermeer het grote STOWA gemalenonderzoek, uitgevoerd door ATKB en VisAdvies, is gebleken dat dit een oplossing kan zijn voor de uittrek van schieraal. Hoewel deze soort vaak in de eerste instantie wordt afgeschrikt bij een gemaal, is de drang tot migreren zo sterk dat uiteindelijk de pomp wordt gepasseerd. Voor de grotere schubvis is deze maatregel in de meeste gevallen niet echt een optie, krooshekken en het geluid van het gemaal leiden tot vermijdingsgedrag of vissen kunnen fysiek niet passeren (bij krooshekken met een kleinere spijlafstand). In het STOWA gemalenonderzoek is gebleken dat voornamelijk kleine vis door de gemalen passeert. Zo zijn er gedurende dat onderzoek vissen gevangen achter de gemalen, waarvan er (99,03%) kleiner waren dan 15 cm. Slechts 0,97% van de gevangen vis was groter dan 15 cm. Het betreft dan veelal geen echte gerichte vismigratie maar dispersie van juveniele levensstadia. Door grote visvriendelijke vijzels passeren wel wat vaker relatief grote vissen. Vaak is bij de gemalen een inlaat aanwezig die in sommige gevallen gebruikt kan worden als migratievoorziening het gebied in (dus migratie vanuit het Rijkswater). Voorafgaand aan de migratie wordt via het gemaal een lokstroom opgewekt gedurende enige tijd, waarna de inlaat wordt geopend en water en vis naar binnen kan. ATKB heeft dit ondermeer onderzocht bij gemaal Colijn, waar deze maatregel behoorlijk effectief bleek (Hop, 2012b). Gedurende 6 metingen, eind april en begin mei 2012, kwamen maar liefst 24 vissoorten binnen met in totaal exemplaren (voornamelijk driedoornige stekelbaars, tienduizenden per meting). 50 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

59 Deze maatregel heeft zijn beperkingen in het feit dat ingelaten water ook weer moet worden uitgemalen, in tijden van wateroverschot. Bij de grotere gemalen is vaak ook een scheepvaartsluis aanwezig die ook kan worden ingezet voor de vismigratie (dit valt onder aangepast sluisbeheer). Problematisch bij verbindingen tussen polders, boezems en buitenwater is dat de stromingsrichting tegennatuurlijk is. Vis wordt aangelokt door het uitgemalen water (met aantrekkelijke karakteristieken) stroomopwaartse migratie terwijl de normale waterstroming de polder (of boezem) in zou zijn (stroomafwaarts). Hierdoor zijn de reguliere vispassages voor stromende wateren niet bruikbaar en zijn en worden andere alternatieven ontwikkeld. De hevelvispassage is al enige tijd ingeburgerd. Afhankelijk van de locatiekarakteristieken (binnenwater hoger of lager) is de stromingsrichting door de passage soms ook tegennatuurlijk: het water stroomt via de hevel de polder in, uittrekkende schieraal zou dan tegen de stroming in moeten zwemmen om het buitenwater te bereiken. Van recentere datum is de zogenaamde De Wit sluisvispassage. Deze vispassage is ondermeer ingezet bij het Amsterdam-Rijnkanaal (Caspargouwse wetering). Omdat het Amsterdam-Rijnkanaal een lager peil heeft dan de achterliggende gebieden ter plaatse sluit de stroomrichting door de sluisvispassage wel aan bij het natuurlijke migratiepatroon van schieraal. Overigens is dit ook niet bij alle vispassages voor aal het geval. Een recente ontwikkeling die deze problematiek niet kent, is de door het Hoogheemraadschap van Delfland ontwikkelde vislift. Deze constructie heeft overigens niets met een klassieke vislift te maken, maar is veel meer een vissluis. De vislift is echter voorzien van een pompconstructie waarmee, los van de peilen van de te verbinden wateren, een natuurlijke stromingsrichting in de vislift (lokstroom) opgewekt kan worden. Zo is deze vismigratievoorziening ingezet bij ondermeer de Woudse polder en de Holierhoekse en Zouteveense polder (Hop, 2014b). In het voorjaar, tijdens de lokfase, wordt de pomp aangezet waardoor er een stroming uit de vislift naar de boezem ontstaat. Vis zwemt de vislift in (tegen de stroming in), waarna de pomp wordt uitgezet en de klep aan de boezemzijde wordt gesloten. Vervolgens wordt de klep aan de polderzijde geopend en stroomt het water met vis de vislift uit en de polder in. Gezien het bovenstaande zijn maatregelen voor vismigratie tussen Rijkswateren en polderboezem systemen over het algemeen waarschijnlijk minder effectief dan maatregelen op vrij afstromende wateren. Bij het treffen van de maatregelen dient zeer goed rekening gehouden te worden met de lokale situatie. Er dient een lokstroom voorhanden te zijn en de correcte positionering van de vismigratievoorziening is van groot belang voor de uiteindelijke werking. Bedacht moet ook worden dat er in dit soort situaties veel minder obligate migranten aanwezig zijn dan op de stromende wateren (eigenlijk alleen aal en (langs de kust) de anadrome vorm van de driedoornige stekelbaars). Op grond daarvan is het ook lastiger om het belang van vrije vismigratie te duiden aan de hand van monitoring en vangsten Visgeleiding Het betreft een drietal maatregelen, visgeleiding bij Linne (proef) en visgeleiding bij Lith (te realiseren tot en met 2015) en visgeleiding bij de WKC te stuw Amerongen (Maurik). De proef met visgeleiding bij de WKC Linne is uitgevoerd, echter zonder succes. Een en ander heeft een lange aanloop gehad, waarbij er verschillende deskstudies zijn gerealiseerd, die een aantal systemen geschikt achtten. Echter, onzekerheid over de effectiviteit en bijkomend hoge kosten hebben er toe geleid dat deze systemen niet werden gerealiseerd. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 51 van 60

60 Vervolgens werd door FishFlow Innovations BV geclaimd een oplossing te hebben die werkzaam zou zijn tegen niet al te hoge kosten. Dit visgeleidingssysteem bestond uit twee lange hevelbuizen met specifiek ontworpen openingen aan de oevers van het toeleidingskanaal naar de WKC, gecompleteerd door een systeem met stroboscooplichten vlak voor de inlaat. Divers onderzoek (met vangtuigen en telemetrie) is uitgevoerd naar de werking waarbij is gebleken dat de effectiviteit van het systeem praktisch nihil was. Vervolgens is in 2013 op initiatief van RWS ZN in samenwerking met Nuon, Essent en Sportvisserij Nederland, een internationale workshop georganiseerd om te bepalen wat haalbare oplossingen zouden zijn voor WKC s zoals op de Maas en de Nederrijn-Lek. Tijdens deze workshop met internationale en Nederlandse deskundigen is geconcludeerd dat mechanische en gedragsgebaseerde visgeleidingssystemen geen optie zijn, vanwege te hoge kosten, technische complexiteit en soortspecifieke werking (Bruijs & Vriese, 2013). De enige echte realiseerbare optie zou zijn een compleet visvriendelijke turbine. Ook hier is de laatste jaren onderzoek naar gedaan resulterend in een goed alternatief voor de bestaande turbines (Berkel et al., 2015). De relatief hoge kosten zijn momenteel nog een obstakel voor het installeren van een nieuwe turbine. Geconstateerd kan worden dat visgeleiding (tegen acceptabele kosten) voor de WKC s in de Maas en de Nederrijn-Lek geen realistische optie is. 5.5 Conclusies Aalgoten zijn selectief en dienen eigenlijk alleen de (stroomopwaartse) migratie van juveniele aal. Een goedkoop alternatief is de aalpijp. Bij een groter aanbod van aal kan de aanleg van nieuwe aalgoten overwogen worden, met name op plaatsen waar nu de aalstand zo laag is dat de aanleg van een aalgoot niet efficiënt is. De vistrappen in de Rijkswateren functioneren goed doordat ze migratie faciliteren. Onderhoud van de vispassages is nodig om hun functioneren te kunnen garanderen. Om visvriendelijk sluisbeheer effectief te laten zijn, dient dit in hoge mate afgestemd te zijn op de lokale omstandigheden. Voorwaarde is onder andere dat er ook redenen moeten zijn waarom de vissen willen migreren. Aanwezige gradiënten (zoet-zout, voedselarm-voedselrijk, temperatuur en vegetatie) geven vaak richting aan vismigratie. Bij aanwezigheid van dergelijke gradiënten kan aangepast sluisbeheer zeer effectief zijn. Dit kan op velerlei wijzen gebeuren, afhankelijk van de lokale situatie. Herstel van beekmondingen kunnen naar verwachting de vismigratie stimuleren, zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts. Vismigratie tussen polders, boezems en buitenwater is vaak problematisch doordat de stromingsrichting vaak tegengesteld is aan de trekrichting. Maatregelen lijken geschikt voor vooral kleine vissen. Maatregelen voor vismigratie tussen Rijkswateren en polderboezem systemen zullen over het algemeen waarschijnlijk minder effectief zijn dan maatregelen voor vrij afstromende watersystemen. Doordat de vissen die hier gebruik van maken veel minder echte trekvissen zijn, is het belang van deze maatregelen veel minder gemakkelijk te duiden met onderzoek. Visgeleiding lijkt vooralsnog geen realistische optie. 52 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

61 6 Discussie 6.1 Nauwkeurigheid van plaatsbepaling van monsters en meetpunten De analyse in deze studie is uitgegaan van de bestaande plaatsaanduidingen van monsterpunten en meetpunten. In voorgaande studies is een correctie toegepast omdat volgens de geografische coördinaten de waterplantenvegetatie in de rivieren in diep water bemonsterd zou zijn, terwijl dit over het algemeen alleen in ondiep water gebeurt. Het zal duidelijk zijn dat een correcte plaatsbepaling van de monsters essentieel is voor een verdere analyse van meetdata. Het verdient aanbeveling dat de geografische coördinaten gecontroleerd worden en (ook in de rivieren) bij de afzonderlijke bemonsteringen worden opgeslagen. 6.2 Analyse van het watersysteem en plaats van monitoring De MWTL-meetpunten zijn te koppelen aan het ter plaatse aanwezige ecotoop door middel van hun geografische coördinaten. Doordat voor het gehele waterlichaam de oppervlaktes van verschillende ecotopen bekend zijn, kan er ook gekeken worden welk deel van het waterlichaam in feite is bemonsterd aangezien niet in elk ecotoop een MWTL-meetpunt aanwezig is. De waterplanten kunnen in principe in zowel de ondiepe als de matig diepe ecotopen aanwezig zijn (diepte maximaal 3 m). Dit heet de begroeibare zone die ook in de documenten van de KRW-maatlatten per watertype is vastgelegd. Meren Voor de grote diepe meren is in de nieuwe maatlatten in 2012 vastgelegd dat het gehele wateroppervlakte in principe geschikt is voor de groei van waterplanten. Voor de grote ondiepe meren (M14) was dit al het geval. De indeling in deelgebieden van de meren is hierop aangepast door de deelgebieden uit te breiden zodat het gehele waterlichaam bedekt wordt (Figuur 6.1). Tevens zijn er aanvullend deelgebieden vastgesteld voor het IJsselmeer (grenzend aan Afsluitdijk, Noordoostpolder en Flevoland) en Markermeer (grenzend aan Oostelijk Flevoland en Houtribdijk en Zuidelijk Flevoland). In Figuur 6.1 is te zien dat de randmeren, Zwarte Water en oostelijk deel van het Ketelmeer nagenoeg vlakdekkend gemonitord worden op de aanwezigheid en bedekking van waterplanten. Voor het IJsselmeer en Markermeer ligt dit anders. Hier wordt een deel van het ondiepe en matig diepe water wel gemonitord maar de diepere delen geheel niet. Figuur 6.2 geeft voor alle meren de fractie van het gemonitord begroeibaar areaal. Indien de diepere delen niet als begroeibaar worden beschouwd, dan is de dekking aanzienlijk beter (Figuur 6.3). Hieruit kan geconcludeerd worden dat de monitoring van de waterplanten in het IJsselmeer en Markermeer (en een deel van het Ketelmeer) niet aansluit bij de definitie van begroeibaar areaal volgens de maatlatten van Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 53 van 60

62 Figuur 6.1 Kaart van de aangevulde deelgebieden in het IJsselmeergebied. Lichtblauw: deelgebieden met oevers, ondiep water en matig diep water, indeling volgens toekenning van monsterpunten aan deelgebieden volgens WVL; blauw: aanvullende gebieden; grijs: begrenzing van waterlichaam-dekkende deelgebieden. Links: gebieden. Rechts: waterplantenbemonsteringen; groene punten: macrofytenkartering IJsselmeergebied vanaf 1991; rode punten: MWTL-meetpunten met macrofytenbemonstering. Figuur 6.2 Fractie van het totaal oppervlak van de Rijksmeren dat in het MWTL-meetprogramma bemonsterd wordt na toekenning van monsterpunten aan ecotoop-typen. Referentie-oppervlakte: gehele waterlichaam. 54 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

63 Figuur 6.3. Fractie van het totaal oppervlak van de Rijksmeren dat in het MWTL-meetprogramma bemonsterd wordt indien monsterpunten worden toegekend aan ecotoop-typen. Referentie-oppervlakte: oevers, ondiep water en matig diep water. Rivieren Bij de MWTL-metingen van de rivieren is het beeld tegengesteld aan dat bij de meren: een relatief groot deel van de metingen bevinden zich in de diepere ecotopen. In verschillende delen van de rivieren (Bovenmaas, Zandmaas, Bedijkte maas en Benedenmaas) liggen er zelfs geen MWTL-meetpunten in de ondiepere en matig diepe delen van het watersysteem. De (on)nauwkeurigheid van de plaatsbepaling, in combinatie met de beperkte resolutie (20 m) van de ecotopenkaarten voor wat betreft smalle ondiepe zones, veroorzaakt dat de metingen niet betrouwbaar aan ecotopen kunnen worden toegeschreven. Dit bemoeilijkt het analyseren van de ecologische gegevens, zowel afzonderlijk als in relatie tot maatregelen. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 55 van 60

64 Fractie Oppervlakte Ecotoop met MWTL-Metingen Macrofyten - Alle dieptes - Rivieren Figuur 6.4. Fractie van het totaal oppervlak aan ecotopen van de grote rivieren dat in het MWTL-meetprogramma bemonsterd wordt indien monsterpunten worden toegekend aan ecotoop-typen. Referentieoppervlakte: geheel waterlichaam. Fractie Oppervlakte Ecotoop met MWTL-Metingen Macrofyten - Oever, ondiep en matig diep - Rivieren Figuur 6.5. Fractie van het totaal oppervlak aan ecotopen van de grote rivieren dat in het MWTL-meetprogramma bemonsterd wordt indien monsterpunten worden toegekend aan ecotoop-typen. Referentieoppervlakte: oevers, ondiep water en matig diep water. 6.3 Deelgebieden en rivieren De Rijkswateren met het watertype rivieren bevatten een groot aantal meetpunten, met per jaar één monsterpunt per meetpunt. Er worden geen deelgebieden onderscheiden en er wordt dus ook niet geaggregeerd over monsters (zoals wel gebeurt bij de meren, zie hierboven). Op ecologische gronden is er overigens wel een onderverdeling te maken binnen sommige waterlichamen, bijvoorbeeld binnen het waterlichaam van de IJssel waarin 56 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

65 bovenstrooms van Windesheim rivierdynamiek heerst, terwijl benedenstrooms van Windesheim het waterpeil sterk beïnvloedt wordt door dat van het IJsselmeer. In het protocol toetsen en beoordelen (Ohm et al, 2014) wordt aanbevolen het waterlichaam onder te verdelen in deelgebieden op basis van verschillen in hydromorfologie of drukfactoren. We constateren dat er bij de rivieren voor een andere aanpak gekozen is dan bij de meren. Voor de IJssel is een benadering met meetpunten vergeleken met een benadering middels deelgebieden. Tabel 6.1 laat zien dat de EKR-scores voor de afzonderlijke meetpunten sterk uiteenlopen (range EKR-scores: 0-1). Gemiddeld voor het waterlichaam geeft dit een EKRscore van Indien de ecotopen als meetpunten beschouwd worden volgt een EKR-score voor het waterlichaam van De deelgebieden IJssel 1 (bovenstrooms van Windesheim) en IJssel 2 (benedenstrooms van Windesheim) laten een groot verschil in de EKR-score zien (respectievelijk 0.32 en 1.00, waarbij de ranges elkaar niet overlappen). De gemiddelde EKR-score voor het gehele waterlichaam is hier De MWTL-meetpunten zijn hierbij als monsterpunten binnen een deelgebied beschouwd. Indien de MWTL-meetpunten op hun bemonsterd ecotoop ingedeeld worden, en de ecotopen als monsterpunten binnen de deelgebieden beschouwd worden, geeft dit een sterk vergelijkbaar resultaat. De berekeningswijze met ecotopen en areaalgewogen weging, levert zelfs een identiek resultaat op. In dit geval stijgt de beoordeling van de waterplanten van matig naar goed (Tabel 6.1; EKR = 0.66, GEP = 0.41). Indien het waterlichaam als één deelgebied wordt beschouwd, en alle meetpunten dan wel ecotopen als monsterpunten, zijn de EKR-scores hoog doordat de soortenlijsten van alle meetpunten/ecotopen gecombineerd worden. Dit geeft een overschatting van de EKR-score voor het waterlichaam. De hoge EKR-scores voor het benedenstroomse deelgebied van het waterlichaam IJssel zijn opmerkelijk gezien het feit dat de IJssel is aangemerkt als een sterk veranderd waterlichaam. Voor het waterlichaam Nederrijn-Lek (NL93_7, opgedeeld in een deel bovenstrooms en een deel benedenstrooms van Driel) geldt een vergelijkbaar effect van het opdelen in deelgebieden (Tabel 6.1). Het waterlichaam Boven en Beneden Merwede (NL94_3, opgedeeld in een deel bovenstrooms en een deel benedenstrooms van Werkendam) laat voor beide delen een verhoging zien van de EKR-scores, veroorzaakt door het samenvoegen van meetpunten, het ontstaan van langere soortenlijsten en de positieve reactie van de maatlat daarop. Vergelijking met het aantal meetpunten laat zien dat eenzelfde aantal meetpunten lang niet altijd leidt tot een hoge EKR-score. De werkelijk waargenomen soorten en het gedrag van de maatlat bepalen samen de verschillen tussen de deelgebieden. Voor een waterlichaam dat duidelijk verschillende ecologische zones bevat, zoals de IJssel, is een opdeling van de meetpunten naar deelgebieden zinvol en conform het protocol toetsen en beoordelen (Ohm et al, 2014). Dit kan aanzienlijke (positieve) gevolgen hebben voor de beoordeling van het waterlichaam als geheel. Tevens maakt het mogelijk om veel gerichter maatregelen te nemen. In hoeverre ook voor andere rivieren een opdeling in deelgebieden nuttig en te onderbouwen is, hangt af van factoren als bemonsteringsfrequentie, variabiliteit in het riviersysteem, dekkingsgraad van de verschillende ecotopen binnen het systeem en het al of niet wenselijk zijn om frequenter een toestandsbepaling te kunnen doen. Wat dit laatste betreft is nu bij de beoordeling gekozen voor een middeling in de tijd: de EKR-scores van de laatste 3 bemonsteringsjaren worden gemiddeld. Omdat tegenwoordig de meeste monsterpunten slechts eens in de 3 jaar bemonsterd worden, omvat een beoordeling een periode van minimaal 7 jaar. Eventuele veranderingen in de ecologische kwaliteit als gevolg van maatregelen worden hierdoor slecht en slechts pas na vele bemonsteringscycli zichtbaar. In plaats van te kiezen voor middeling in de tijd (3 meetjaren over een periode van 7 jaar) zou ook gekozen kunnen worden voor een middeling in de ruimte. De opdeling in deelgebieden maakt dit mogelijk. Doordat meerdere meetpunten een betere schatting geven van een (deel)gebied, kan een opdeling in deelgebieden evengoed een betere schatting opleveren (die bij de huidige werkwijze verkregen wordt door over een lange periode te middelen). Dit is Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 57 van 60

66 dus een afweging tussen per meetpunt middelen over een lange periode vanwege grote variatie per meetpunt door de jaren heen, of middelen over relatief meer homogene (deel)gebieden waardoor een verandering in de tijd wellicht eerder zichtbaar wordt. Tabel 6.1. EKR-scores van de KRW-beoordeling van waterplanten als gevolg van het wel of niet indelen in deelgebieden van de waterlichamen IJssel, Nederrijn-Lek en Sliedrechtse Biesbosch. Data: MWTL, Waterlichaam Methode EKR Aantal meetpunten IJssel Huidige methode: Afzonderlijke meetpunten Deelgebieden Deelgebied IJssel Deelgebied IJssel Waterlichaam op basis van deelgebieden 0.66 Nederrijn-Lek Sliedrechtse Biesbosch Huidige methode: Afzonderlijke meetpunten Deelgebieden Deelgebied Nederrijn-Lek Deelgebied Nederrijn-Lek Waterlichaam op basis van deelgebieden 0.47 Huidige methode: Afzonderlijke meetpunten Deelgebieden Deelgebied Boven Merwede Deelgebied Beneden Merwede Waterlichaam op basis van deelgebieden KRW-maatlatten en macrofauna Er bestaat nog veel onduidelijkheid over de manier van interpretatie van de KRW-maatlatten voor macrofauna. Hoe goed zijn de maatlatten? Welke referentie-dataset is destijds gebruikt bij het opstellen van de maatlatten en hoe is deze gemonitord? Hoe goed sluit de huidige monitoring aan bij de maatlatten? In hoeverre zijn de maatlatten voor de rivieren geschikt voor de macrofauna in alle wateren binnen het rivierengebied? Deze vragen hebben de afgelopen jaren geleid tot nieuwe versies van maatlatten. Daarmee zijn echter niet alle vragen beantwoord, zoals op een workshop over de maatlat R8 bij WVL in januari 2015 ook weer naar voren kwam. Voor de rivieren komen daar nog vragen bij over de dynamiek van het systeem en de vraag in welke mate de macrofauna afhankelijk mag zijn van episodes van hoog water en aanvoer van macrofauna van bovenstrooms (Geene et al., 2008; Klink et al., 2014). Voor de meren blijft het onduidelijk wat de toegevoegde waarde is van waterplanten en rietvegetaties voor de diversiteit aan macrofauna. Dit is simpelweg nog niet onderzocht (en ook niet in welke mate de maatlatten een dergelijke ontwikkeling kunnen volgen). Bij de macrofyten is in het rivierengebied gebruik gemaakt van meerdere typen wateren (rivieren en plassen, aangetakt en geïsoleerd) waarvoor specifieke maatlatten zijn gebruikt voor het berekenen van de EKR-score per ecotoop. Bij de macrofauna is gekeken naar het effect van een andere maatlat voor het evalueren van natuurvriendelijke oevers, maar hierbij lieten de resultaten geen grote en eenduidige verschillen zien als een ander type maatlat werd toegepast. Voor de riviertype-maatlatten zaten er teveel soorten in die een stilstaand water indiceerden (en niet of negatief scoorden) terwijl er evenzo voor de meertypemaatlatten er teveel soorten in zaten die een bepaalde mate van stroming indiceerden. Het gevolg was dat de natuurvriendelijke oevers op geen van de KRW-maatlatten hoog scoorden, terwijl er wel een grote diversiteit in de monsters aanwezig was. Bij het beter bekijken van de soortenlijsten viel op dat er soorten niet-indicerend waren voor de ene of de andere maatlat, 58 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

67 maar dat ze wel natuurdoeltypesoorten waren voor diverse aquatische milieus (EC-LNV, 2000). Anders gezegd: de natuurvriendelijke oevers bevatten wel een diverse macrofauna, maar ze passen niet goed in één enkele maatlat voor de KRW. Mogelijk zit hier ook een samenhang met het gestuwd zijn van bepaalde riviertrajecten. Het verdient aanbeveling om beter te kijken naar de diversiteit van de macrofauna in natuurvriendelijke oevers om te zien of deze randmilieus beter beschreven en gekarakteriseerd (en beoordeeld) kunnen worden met behulp van andere natuur-criteria dan de KRW-maatlatten. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 59 van 60

68

69 7 Conclusies en aanbevelingen De veranderingen in arealen ecotopen zijn beter beschreven in vergelijking met eerdere studies, o.a. doordat het project Noordwaard (Brabantse Biesbosch) nu wel als maatregel is meegenomen en doordat de maatregelen nogmaals gecontroleerd zijn op consistentie met het KRW-portaal. De aansluiting met de meetdata, als uitgangspunt van de berekeningen, heeft voor de situatie 2009 beter vergelijkbare berekende EKR-scores opgeleverd dan in eerdere studies. Bij de meren zorgt de opdeling van de waterlichamen in deelgebieden voor een meer gedetailleerd beeld van de ecologische kwaliteit van de waterlichamen. De indeling in ecotopen (die als monsterpunten binnen een deelgebied beschouwd worden) levert bij de meren een vrijwel identieke EKR-score als wanneer (default) wordt uitgegaan van de standaard monsterpunten. Bij de rivieren is dit niet het geval. Uit het combineren van de plaatsgegevens van de meetpunten en de ecotopenkaarten kan geconcludeerd worden dat maar een beperkt deel van de ecotopen bemonsterd wordt. Voor de rivieren zijn gedetailleerdere ecotopenkaarten nodig om de meetpunten op dit niveau te kunnen karakteriseren. Voor de waterplanten is het zinvol om te weten in welk habitat en op welke diepte deze bemonsterd zijn; hiervoor zijn aanvullende gegevens over de opnames nodig. De resultaten van de doorrekening van het BPRW-2 laat zien dat het uitvoeren van de maatregelen kan leiden tot een hogere EKR-score in diverse waterlichamen die kunnen leiden tot een hogere beoordeling voor de KRW. De aannames die hiervoor gemaakt zijn, kunnen (indien ondersteund door aanvullende meetgegevens op specifieke plaatsen in de waterlichamen) in een vervolg op deze studie gevalideerd worden. In de rivieren worden momenteel geen deelgebieden onderscheiden, zodat bij het gebruik van ecotopen deze als meetpunten moeten worden beschouwd (die geen gradiënt bevatten en dus te lage scores geven) of als monsterpunten (waarvan de soortenlijsten worden samengenomen waardoor de scores veel te hoog uitkomen). Bij 3 waterlichamen (IJssel, Nederrijn-Lek en Boven en Beneden Merwede) is door Deltares op ecologische gronden wel een indeling in deelgebieden gemaakt. De verschillende deelgebieden van de IJssel en Nederrijn-Lek laten grote verschillen in EKR-scores zien. Het samennemen van monsterpunten binnen een deelgebied zorgt voor een bredere bemonstering voor de vegetatie en levert daarmee ook binnen de riviersystemen hogere EKR-scores op. Het verdient aanbeveling om goed te kijken naar de indelingen van de waterlichamen van de rivieren en verschillen in karakter binnen deze waterlichamen, om te beoordelen of een indeling in deelgebieden, zoals gebruikt voor de rijksmeren, ook geschikt zou zijn voor de rivieren. MWTL-metingen brengen de gevolgen van maatregelen niet goed in beeld. Op basis van (uitsluitend) de gegevens van het huidige MWTL-monitoringsprogramma worden - als gevolg van de voorgenomen maatregelen uit het BPRW-2 - geen grote veranderingen verwacht in de EKR-scores van de waterlichamen van de Rijkswateren. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 61 van 60

70 Dit ligt deels aan de monitoring, doordat de bemonsterde plaatsen vaak niet in de buurt van de uitgevoerde maatregelen liggen. Indien er geen meetpunt bij of direct in de buurt van een locatie ligt waar een maatregel is uitgevoerd, dan kan alleen een heel groot uitstralend effect ervoor zorgen dat het effect van de maatregel ook elders in het waterlichaam meetbaar is. Er is bij de berekeningen echter niet uitgegaan van een eventuele uitstralende werking van de maatregelen uit het BPRW-2. De maatregelen laten wel veranderingen in arealen van ecotopen zien, en ook vergroting van het totale areaal aan KRW-relevante ecotopen binnen een waterlichaam, maar de verschillen in kwaliteit en de relatieve bijdrage in areaal zijn soms zo klein dat de EKR-score van het waterlichaam geen verandering laat zien als gevolg van de maatregelen. Het uitbreiden van het areaal aan water binnen het rivierengebied met strangen en stilstaande plassen (met een ander watertype en een hoge potentiële kwaliteit op de lange termijn) heeft effect op het areaal dat met waterplanten begroeid kan raken. Een eventueel effect hiervan op macrofauna en vissen is nu niet meegenomen. Wat ook bij kan dragen aan de ecologische kwaliteit van de Rijkswateren, zijn de maatregelen die in een ander kader genomen worden (bijvoorbeeld Ruimte voor de Rivier, Marker Wadden, Vismigratierivier). Alleen aan het project Noordwaard is een doelstelling voor de KRW toegevoegd, waardoor deze maatregel is meegenomen als KRW-maatregel. Ook andere maatregelen kunnen wel degelijk van invloed zijn op het behalen van de KRW-doelen. Er zou geïnventariseerd kunnen worden welke aanvullende projecten meegenomen moeten worden bij het schatten van de ecologische toestand voor Voor de grote meren in het IJsselmeergebied is er een mogelijkheid om de integrale (in principe vlakdekkende) monitoring in te zetten voor het bepalen van de effecten op de vegetatie van matregelen voor de KRW. Ook al zijn de bemonsteringen zelf niet strict volgens de KRW-regels uitgevoerd, wellicht kunnen de gegevens ondersteunend gebruikt worden. Gebieden waar maatregelen genomen worden, zijn dan direct al onderdeel van het bemonsterde oppervlak. In dit geval dient dan wel de monitoring aangevuld te worden met de diepere delen van de meren, zodat deze aansluit bij de huidige definitie van het begroeibaar areaal volgens de KRW-maatlatten. De kwaliteit van de macrofauna langs de grote rivieren wordt mogelijk slechts ten dele in beeld gebracht door de KRW-maatlatten. Een hoge biodiversiteit vanwege gradiënten van stromend naar stilstaand water, van diep naar ondiep water en zelfs moeras en van voedselrijk naar voedselarm, komt niet goed tot uiting in een KRW-maatlat die slechts op één van deze factoren is afgestemd. De biodiversiteit van de natuurvriendelijke oevers langs de grote rivieren zou mogelijk met andere criteria geëvalueerd en beoordeeld kunnen worden, criteria die wel recht doen aan de heterogeniteit van de betreffende habitat. De maatregelen voor vismigratie leveren voor afzonderlijke vissen mogelijkheden op om zich van het ene waterlichaam naar het andere te verplaatsen. Of vismigratiemaatregelen geschikt zijn voor meerdere soorten en hele populaties van vissen, kan per situatie verschillen. Om hier meer zicht op te krijgen is een evaluatie per knelpunt noodzakelijk. De Rijkswateren voldoen naar verwachting (en gemeten naar de huidige doelstellingen) niet allemaal aan een goede ecologische potentieel of toestand in 2027, maar er is wel een positieve ontwikkeling te zien. Via monitoring zou deze ontwikkeling gevolgd kunnen worden, maar dit kan alleen als de monitoring voldoende frequent wordt uitgevoerd. 62 van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

71 Bij de huidige werkwijze van het bepalen van de ecologische toestand, deels met meetdata die zelfs vóór de start van het vorige stroomgebiedbeheerplan verzameld zijn (data van 2005 worden gebruikt voor het bepalen van de toestand van 2015), zorgt de geringe meetinspanning voor het niet goed kunnen inschatten van de huidige toestand. Dit kan leiden tot het uitvoeren van maatregelen die niet meer nodig zijn maar ook tot het niet uitvoeren van maatregelen die wel hard nodig zijn. Het verdient aanbeveling meer aandacht te schenken aan de onzekerheid die ontstaat door een onvoldoende frequente monitoring. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 63 van 60

72

73 8 Referenties Berkel, J. van, B.P.M. van Esch & F.T. Vriese, Fish Friendly Turbine Options for Hydro Power Plant Linne. Research commissioned by: RWS-GPO, Essent Power and Province Limburg. Executed by: Entry Technology Support BV, Eindhoven University of Technology & ATKB, Geldermalsen. Report version 22/07/2015. Boiten, W De V-vormige vistrap Optimalisatie van het hydraulisch ontwerp. Rapport Q 930, Waterloopkundig Laboratorium. Bruijs, M.C.M. & F.T. Vriese, Workshop Fish Protection at Hydropower Stations in the River Meuse, the Netherlands, DNV GL Energy, Arnhem & ATKB, Geldermalsen. Cazemier, W.G. & W.J.M. Muyres, Over de doelmatigheid van een experimentele vistrap in de Neerbeek. Rijksinstituut voor Visserijonderzoek, IJmuiden. Rapport BINVIS Coenen, J., M. Antheunisse, J. Beekman, & M. Beers, Handreiking Vispassages in Noord-Brabant. Waterschap De Dommel, waterschap Aa en Maas & waterschap Brabantse Delta. Coops, H., Rietmetingen IJsselmeergebied. Scirpus Ecologisch Advies. Deelder, C.L., Proeven met paling. Rijksinstituut voor Visserijonderzoek. Uitgave AOreeks oktober De Groot, A.T. & W.J.M. Muyres, Visserijkundige waarnemingen vispassages 1975 tot en met Visserij nr. 7/8, 33e jaargang, nov/dec Pp De Haas, A.W., Inventarisatie van de verbeteringsplannen voor de fysieke belemmeringen voor de migratie van vis op de grote Nederlandse rivieren. Publicaties en rapporten van het project Ecologisch Herstel Rijn EC-LNV, Natuurlijke levensgemeenschappen van de Nederlandse binnenwateren. Deel 1 t/m 13. Geene, R., A. Klink, J. Mulder & M. Wilhelm, Macrofauna in hoogwaterpoelen langs de Rijn. Evaluatie van drift na de hoogwaters van begin 1995, najaar 1998 en voorjaar AquaSense, in opdracht van RIZA Lelystad. Heermans, W., Overzicht van een aantal barrières en vispasssages voor migrerende vis in Nederland naar de toestand van Rijksinstituut voor Visserijonderzoek, IJmuiden. Rapport BV Hop, J., Wetenschappelijk onderzoek naar het visbestand en de vismigratie in de Grensmaasregio in het Vlaamse Gewest. In opdracht van: Agentschap voor Natuur en Bos, Brussel. Rapportnummer /rap001. ATKB, Geldermalsen. Hop, J., 2012a. Vismigratie Caspargouw. In opdracht van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, ATKB, Geldermalsen. Projectnummer Hop, J., 2012b. Visintrek via inlaatwerk bij gemaal Colijn voorjaar In opdracht van: Waterschap Zuiderzeeland. Rapportnummer /001, ATKB, Geldermalsen. Hop, J., 2014a. De vispassages op de Maas, historisch overzicht, uitgevoerde monitoring en huidige status. In opdracht van RWS ZN. Rapportnummer /rapp01. ATKB, Geldermalsen. Hop, J., 2014b. Onderzoek visliften Woudse Polder en Holierhoekse- en Zouteveense polder. In opdracht van het Hoogheemraadschap van Delfland. ATKB, Geldermalsen. Projectnummer Kemper, Jan H. & G.A.J. de Laak, Onderzoek passage stuwcomplex Sambeek door zalm en zeeforel. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. OVB Onderzoeksrapport OND00243: 19 pp. Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW 65 van 60

74 Klink, A., M. Schoor, H. van Rheede & P. Duijn, Aquatische macrofauna in het rivierengebied en mogelijkheden voor ecologisch herstel. De Levende Natuur 115, Kroes, M.J. & S. Monden, Vismigratie. Een handboek voor herstel in Vlaanderen en Nederland. OVB, Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. Uitgave van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. AMINAL, Afdeling Water. Muyres, W.J.M., Vistrappen. In: De zalm weer terug in de Maas? Combinatie Juliana , Maastricht. Ohm, M., D. ten Hulscher & R. Smits, Richtlijn KRW Monitoring Oppervlaktewater en Protocol Toetsen & Beoordelen. Datum 3 juli Rijkswaterstaat. Peters, B., K-J. Herik & G. Kurstjens, Streefbeelden en herstelmaatregelen van beekmondingen in het Maasdal. Bureau Drift, Berg en Dal. Studie in opdracht van RWS Limburg, Waterschap Roer en Overmaas, Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Aa en Maas. Solomon, D.J., Eel passage at tidal structures and pumping stations. Commisioned by: Environment Agency, Thames Region. Foundry Farm, Kiln Lane, Redlynch, Salisbury, Wilts, SP5 2HT. Final Report, September Spierts, I.L.Y., Onderzoek stroomopwaartse migratiemogelijkheden juveniele aal in de Maas bij Lith, voorjaar In opdracht van: RWS ZN. Projectnummer , ATKB, Geldermalsen. Van Gaalen, F., Tiktak, A. & R. Franken, Waterkwaliteit nu en in de toekomst. Tussentijdse rapportage ex ante evaluatie van de Nederlandse plannen voor de Kaderrichtlijn Water. PBL, Den Haag/Bilthoven. PBL-publicatienummer: Vriese, F.T., W. de Bruijne, H. Voortman & T. Wijdenes, Voorkeursvariantennotitie visvriendelijk sluisbeheer Afsluitdijk en Houtribdijk. In opdracht van RWS MN. Arcadis, Apeldoorn, ATKB, Geldermalsen. Vriese, F.T., J. Hop & W. de Bruijne, Eindrapport testfase project visvriendelijk sluisbeheer Afsluitdijk en Houtribdijk.. In opdracht van RWS MN. Arcadis, Apeldoorn, ATKB, Geldermalsen. Vriese, F.T., in voorbereiding. Meerjaren analyse telemetrie volwassen salmoniden Maas. Rapportnummer /rap01, In opdracht van RWS ZN. ATKB, Geldermalsen. Waterschap Rijn & IJssel, Technische richtlijn Vispassage Waterschap Rijn en IJssel, versie Winter, H.V., Evaluatie van de vistrappen in de Nederrijn-Lek. Rapport C064/10. In opdracht van RWS Dienst Oost-Nederland. IMARES Wageningen UR. Wintermans, G.J.M., De hevel-vispassage op Texel. Effecten op visfauna en lepelaars in de sloten van Polder Eijerland (eindrapportage biologische monitoring). WEB-Rapport nr Wintermans Ecologenbureau (WEB), Texel. Wortelboer, R., M. Weeber & C. Chrzanowski, Toepassing van de KRW-Verkenner in de Rijkswateren; Maatregelenpakket Kaderrichtlijn Water doorgerekend. Deltares, Utrecht. Rapport Wortelboer, R., Kwantificering van de effecten van de maatregelen van het BPRW-2 met de KRW-Verkenner - een update. Deltares, Utrecht. Rapport ZWS van 60 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

75 A Ecotopen en hun betekenis en afkorting A.1 Lijst van ecotopen in de Rijkswateren. De codering van de ecotopen werkt hiërarchisch waarbij de eerste letters de hoofdindeling aangeeft: AP: aangetakte Plas; EaS: eenzijdig aangetakte strang; Go: zwak brak getijdenwater; Gz: zoet getijdenwater; M: Meer; R: Rivier. De laatste letter geeft meestal de diepte aan: Z, Zx: Zeer diep; D: diep; M: Matig Diep; O: Ondiep. Nieuwe ecotopen zijn toegevoegd als daar aanleiding voor was vanuit nieuwe kennis over specifieke maatregelen (b.v. RnO-H: ondiepe nevengeul in rivier met dood hout). Tabel A.1. Lijst van ecotopen in de Rijkswateren Ecotoop ID Ecotoop APD Diepe aangetakte plas APM Matig diepe aangetakte plas APO Ondiepe aangetakte plas EaSM Matig diepe eenzijdig aangetakte strang EaSO Ondiepe eenzijdig aangetakte strang GoD Diep zwak brak getijdenwater GoM Matig diep zwak brak getijdenwater GoO Ondiep zwak brak getijdenwater GoZx Zeer diep zwak brak getijdenwater GPD Diepe geïsoleerde plas GPM Matig diepe geïsoleerde plas GPO Ondiepe geïsoleerde plas GzA Matig tot gering dynamisch water (achter vooroever) GzD Diep zoet getijdenwater GzKzM Matig diepe, eenzijdig aangetakte, zoete getijdenkreek GzKzO Ondiepe, eenzijdig aangetakte, zoete getijdenkreek GzM Matig diep zoet getijdenwater GzO Ondiep zoet getijdenwater GzZx Zeer diep zoet getijdenwater I.1 Dynamisch zoet tot zwak brak ondiep water I.5 Gering dynamisch zoet tot zwak brak ondiep water II.2 Zoete zandplaten II.2-3 Zoete zandplaten/zoete slibrijke platen III.2-3 Matig tot sterk dynamisch hard substraat onder invloed van zoet of brak water IV.1 Soortenarme helofytenvegetatie in ondiep water IV Moerasplanten en helofytenzone IV.3-8 Zoetwater biezengors/soortenarm helofytenmoeras MzD Diep meer MzM Matig diep meer MzO Ondiep meer MzZ Zeer diep meer RnD Diepe nevengeul RnM Matig diepe nevengeul Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW A-1

76 Ecotoop ID RnO RnO-H RzD RzM RzO RzO-NVO Ecotoop Ondiepe nevengeul Ondiepe nevengeul met dood hout Diep zomerbed Matig diep zomerbed Ondiep zomerbed Ondiep zomerbed - natuurvriendelijke oever A.2 Karakterisering van de Rijkswateren volgens beïnvloedingsfactoren peilfluctuatie, getijslag en stroming Voor het kunnen onderscheiden van verschillende randvoorwaarden voor de ontwikkeling van vegetaties in de Rijkswateren (vooral rivieren) is gebruik gemaakt van een aanvullende ecotoopcodering met specifieke soortenlijsten en abundanties van de macrofyten. Tabel A.2. Waterlichamen met randvoorwaarden voor ontwikkeling van vegetatie. Code Naam Type Peilfluctuatie NL89_volkerak Volkerak M20 NL89_zoommedt Zoommeer/Eendracht M20 NL91BM Bedijkte Maas R7 NL91BOM Bovenmaas R7 groot NL91GM Grensmaas R16 groot NL91ZM Zandmaas R7 klein NL92_ IJsselmeer M21 NL92_ Ketelmeer + Vossemeer M14 NL92_MARKER Markermeer M21 NL92_ Randmeren-Oost M14 NL92_ Randmeren-Zuid M14 NL92_ Zwartemeer M14 NL93_7 Nederrijn/Lek R7 groot/klein NL93_8 Boven Rijn, Waal R7 groot NL93_IJSSEL IJssel R7 groot/klein Getijslag Stroming NL94_1 Haringvliet oost R8 matig getijdewater: NL94_10 Brabantse Biesbosch R8 matig stroming groot; NL94_2 Dordtse Biesbosch R8 matig eenzijdig aangetakte NL94_3 Boven Merwede R8 matig/groot getijdekreek: NL94_4 Oude Maas R8 groot stroming matig NL94_5 Beneden Maas R8 matig NL94_6 Bergsche Maas R8 matig NL94_7 Hollandsche IJssel R8 groot A-2 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

77 B Vismigratiemaatregelen en hun functie voor visgildes Tabel B.1 Overzicht vismigratiemaatregelen Unieke naam Maatregel Aantal 1 Aanleg 1 vispassage 1 2 Aanleg 2 vispassages in Afsluitdijk 2 3 Aanleg vispassage Houtribdijk 2 4 Aanpassing aalgoten Sluisstuwcomplexen 3 5 Aanpassing sluis(beheer) Vianen 1 6 Co-financiering Vispassages (aanleg vispassages/aanpassen spuibeheer Nieuwstatenzijl) 1 7 Co-financiering Vispassages (o.a. Noorderslenk op Ameland) 1 8 Co-financiering vispassages naar polders 3 9 Co-financiering vispassages/aanpassen sluisbeheer (Zwarte Haan) 1 10 Haringvliet De Kier 1 11 Herinrichting beekmondingen Herstel verbinding (nieuwe) Kanjel 1 13 Herstel verbinding beekje ten westen van de Tochtsloot 1 14 Herstel verbinding De Vliet 1 15 Herstel verbinding Geul 1 16 Herstel verbinding Graafse Raam 1 17 Herstel verbinding Hedikhuizensche Maas 1 18 Herstel verbinding Hemelbeek 1 19 Herstel verbinding Kingbeek 1 20 Herstel verbinding met zijrivieren/ beken (Gemaal Abraham Kroes en Gemaal Gouda) 2 21 Herstel verbinding met zijrivieren/ beken (Peulensluis, sluis Kolfgemaal, sluizen Gorinchem (2) of Gemaal Alten 5 22 Herstel verbinding met zijrivieren/ beken (Spuisluis Rozenburg) 1 23 Herstel verbinding met zijrivieren/ beken Gemalen Kinderdijk (Gemaal Elshout, Overwaard, J.U. Smitgemaal) e 5 24 Herstel verbinding met zijrivieren/beken (Gemaal Keizersveer) 1 25 Herstel verbinding met zijrivieren/beken (Gemaal Niervaert) 1 26 Herstel verbinding met zijrivieren/beken (Gemaal Schilthuis, Gemaal Leuvehaven, Gemaal Westland en Schieg 6 27 Herstel verbinding met zijrivieren/beken (Gemaal Tonnekreek) 1 28 Herstel verbinding met zijrivieren/beken (Gemaal/schutsluis Gorzenman bij Hellevoetsluis) 1 29 Herstel verbinding met zijrivieren/beken (H&I-programma (Gemaal Verdoold) 1 30 Herstel verbinding met zijrivieren/beken(h&i-programma (Gemaal de Zaaier) 1 31 Herstel verbinding met zijwateren en optimalisering monding 1 32 Herstel verbinding met zijwateren en optimalisering mondingen 9 33 Herstel verbinding Oude Broekgraaf 1 34 Herstel verbinding Oude kanjel 1 35 Herstel verbinding Oude Maas/Geleenbeek 1 36 Herstel verbinding Rosmalense AA bij nieuwe monding Zuid-Willemsvaart 1 37 Herstel verbinding Sluisgraaf 1 38 Herstel verbinding Teefelense Wetering 1 39 Herstel verbinding Thornerbeek 1 40 Herstel verbinding Tochtsloot 1 41 Herstel verbinding zijrivieren Dieze 1 42 Herstel verbinding zijrivieren Hertogswetering/Hoefgraaf 1 43 Herstel verbinding zijrivieren Voer 1 44 Herstel verbinding zijrivieren/ beken (Gemaal H.C. de Jongh bij het Capreton) 1 45 Herstel verbindingen met zijrivieren/beken (gemaal Volharding bij Putten) 1 46 Herstel verbindingen met zijrivieren/beken (gemalen Joh. Veurink en Hitland) 2 47 Herstel vispassage 1 48 Optimaliseren vispassages Oranjesluizen 1 49 Samenwerkingsprojecten H&I NH (vispassages, zoet-zoutovergang en verbrakking) Verbeteren visintrek omliggend gebied (regio) Visgeleiding bij WKC Linne (proef) 1 52 Visgeleiding bij WKC Lith 1 53 Visgeleiding bij WKC stuw Amerongen 1 54 Vispassage Borgharen 1 55 Vispassage gemaal De Koekoek 1 56 Vispassage Gemaal Katwijk 1 57 Vispassage Gemaal P.H. Stoute te scheveningen 1 58 Vispassage Grave 1 59 Vispassage Nijkerkersluis 1 60 Vispassages naar polders 9 61 Vispasseerbaar maken Sluis Eefde 1 62 Vispasseerbare gemalen 2 63 Visvriendelijk beheer schutsluizen 3 64 Visvriendelijk beheer spuisluizen 2 65 Visvriendelijk schut sluisbeheer Afsluitdijk 2 66 Visvriendelijk sluisbeheer 3 67 Visvriendelijk spuibeheer 2 68 Visvriendelijk spuisluis beheer Afsluitdijk 2 69 Zoetwateruitstroom Noord-Friesland Buitendijks (gemaal vijfhuizen) 1 Eindtotaal 195 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW B-1

78

79 C Kaarten van vismigratiemaatregelen BPRW-2 Figuur C.1 Kaart vismigratiemaatregelen BPRW-2 regio Amsterdam Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW C-1

80 Figuur C.2 Kaart vismigratiemaatregelen BPRW-2 regio Noord-Holland C-2 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

81 Figuur C.3 Kaart vismigratiemaatregelen BPRW-2 regio Overijssel Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW C-3

82 Figuur C.4 Kaart vismigratiemaatregelen BPRW-2 regio Zuidwest Nederland C-4 Effect van maatregelen BPRW-2 voor de KRW

Toepassing van de KRW- Verkenner in de Rijkswateren. Maatregelenpakket Kaderrichtlijn Water doorgerekend

Toepassing van de KRW- Verkenner in de Rijkswateren. Maatregelenpakket Kaderrichtlijn Water doorgerekend Toepassing van de KRW- Verkenner in de Rijkswateren Maatregelenpakket Kaderrichtlijn Water doorgerekend Toepassing van de KRW-Verkenner in de Rijkswateren Maatregelenpakket Kaderrichtlijn Water doorgerekend

Nadere informatie

Ecologische kennisregels rijkswateren KRW-Verkenner. Mijke van Oorschot, Gertjan Geerling, Gerben van Geest, Joost van den Roovaart, Tom Buijse

Ecologische kennisregels rijkswateren KRW-Verkenner. Mijke van Oorschot, Gertjan Geerling, Gerben van Geest, Joost van den Roovaart, Tom Buijse Ecologische kennisregels rijkswateren KRW-Verkenner Mijke van Oorschot, Gertjan Geerling, Gerben van Geest, Joost van den Roovaart, Tom Buijse Inhoud Theoretische achtergrond Pilot Voorbeelden rekenregels

Nadere informatie

Ecologische kennisregels rijkswateren KRW-Verkenner. Mijke van Oorschot, Gertjan Geerling, Gerben van Geest, Joost van den Roovaart, Tom Buijse

Ecologische kennisregels rijkswateren KRW-Verkenner. Mijke van Oorschot, Gertjan Geerling, Gerben van Geest, Joost van den Roovaart, Tom Buijse Ecologische kennisregels rijkswateren KRW-Verkenner Mijke van Oorschot, Gertjan Geerling, Gerben van Geest, Joost van den Roovaart, Tom Buijse Inhoud Achtergrond Methodiek. Rekenvoorbeelden Status en planning

Nadere informatie

Kwantificering van de effecten van de maatregelen van het BPRW-2 met de KRW- Verkenner

Kwantificering van de effecten van de maatregelen van het BPRW-2 met de KRW- Verkenner Kwantificering van de effecten van de maatregelen van het BPRW-2 met de KRW- Verkenner Kwantificering van de effecten van de maatregelen van het BPRW-2 met de KRW-Verkenner Rick Wortelboer 1209471-004

Nadere informatie

Beoordelen vegetatie in waterrijke gebieden & samengestelde waterlichamen

Beoordelen vegetatie in waterrijke gebieden & samengestelde waterlichamen Beoordelen vegetatie in waterrijke gebieden & samengestelde waterlichamen 24-04-2013 Nieuwe maatlatten nieuwe keuzes Waterrijke gebieden en samengestelde waterlichamen: waar lopen we tegenaan? - 2 voorbeelden

Nadere informatie

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010 RWS Water, Verkeer en Leefomgeving De aanpassing van de maatlatten Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot 1 van Verkeer en van 9-5-201212-4-20128-9 Infrastructuur 12-4-20128-9 en Milieu De evaluatie van de maatlatten

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2010 Indicator 27 november 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1990 2010 Indicator 14 mei 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2008 Indicator 15 juli 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water (STOWA )

Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water (STOWA ) Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water 2015-2021 (STOWA 2012-31) versie: 07-08-2014 contact: Niels Evers: Frank van Herpen niels.evers@rhdhv.com frank.van.herpen@rhdhv.com

Nadere informatie

PROTOCOL TOETSEN EN BEOORDELEN VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING

PROTOCOL TOETSEN EN BEOORDELEN VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING WERKGROEP MIR 24 augustus 2007 110305/OF7/1Q3/000373/MR Colofon Auteur: R. Torenbeek Productie: ARCADIS In opdracht van: RIZA Referentie:

Nadere informatie

Aanpassing KRW Maatlatten

Aanpassing KRW Maatlatten Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS Waterdienst Aanpassing KRW Maatlatten Eddy Lammens RWS Waterdienst 1 Ministerie van Verkeer en Ministerie Waterstaat van Infrastructuur 12-4-20128-9 en Milieu

Nadere informatie

Deze tekst beschrijft hoe monitoringsgegevens voor macrofyten en vissen correct worden gebruikt voor de herziene KRW-maatlatten van 2012.

Deze tekst beschrijft hoe monitoringsgegevens voor macrofyten en vissen correct worden gebruikt voor de herziene KRW-maatlatten van 2012. Van monitoring naar beoordeling. Deze tekst beschrijft hoe monitoringsgegevens voor macrofyten en vissen correct worden gebruikt voor de herziene KRW-maatlatten van 2012. Colofon auteur: R. Pot datum:

Nadere informatie

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetstrategie en methodiek macrofyten //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 6 maart 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1990 2016 Indicator 11 juli 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen... BIJLAGE F Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen....................................................................... De milieudoelstellingen

Nadere informatie

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 2 maart 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De ecologische kwaliteit van het

Nadere informatie

Bijlage 2 bij Raamovereenkomst Biologie. Meetnetbeschrijvingen perceel 2, Ecologische monitoring Flora en/of Fauna

Bijlage 2 bij Raamovereenkomst Biologie. Meetnetbeschrijvingen perceel 2, Ecologische monitoring Flora en/of Fauna Bijlage 2 bij Raamovereenkomst Biologie Meetnetbeschrijvingen perceel 2, Ecologische monitoring Flora en/of Fauna Zaaknummer: 31113959 Datum: 30 juni 2016 Versie: 1.0 Inhoud 1 Meetnetbeschrijving Water-

Nadere informatie

Natuurvriendelijke oevers langs de Lek

Natuurvriendelijke oevers langs de Lek Natuurvriendelijke oevers langs de Lek Evaluatie van 6 jaar monitoring SAMENVATTING W.M. Liefveld A. Bak In opdracht van Rijkswaterstaat Samenvatting Momenteel stellen de waterbeheerders hun maatregelenprogramma

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Maatlatten voor de Maas-regio

Maatlatten voor de Maas-regio Maatlatten voor de Maas-regio verder met de streepjes Jappe Beekman Senior Onderzoeker Watersystemen 1 februari 2007 - Derde praktijkdag MEPGEP 24 april 2013 Toepassing en doorwerking aanpassingen maatlatten

Nadere informatie

Workshop KRW Maatlatten

Workshop KRW Maatlatten Workshop KRW Maatlatten IHW netwerkdag 2018 Frank van Herpen (Royal HaskoningDHV) Marcel Tonkes (provincie Overijssel) 7 November 2018 Programma Opwarmen 15 min Technische toelichting 30 min Aan de slag

Nadere informatie

PROTOCOL TOETSEN EN BEOORDELEN VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING

PROTOCOL TOETSEN EN BEOORDELEN VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING WERKGROEP MIR 15 oktober 2007 LBOW-wgMIR 200701 ISBN : 9789036914338 Arcadis ref. 110305/OF7/1Q3/000373/MR Colofon Auteur: R. Torenbeek (Arcadis)

Nadere informatie

Workshop Sturen op structuren Handvatten voor inrichting, onderhoud en beheerder. 27 juni 2014 Pim de Kwaadsteniet en Martin Kroes

Workshop Sturen op structuren Handvatten voor inrichting, onderhoud en beheerder. 27 juni 2014 Pim de Kwaadsteniet en Martin Kroes Workshop Sturen op structuren Handvatten voor inrichting, onderhoud en beheerder 27 juni 2014 Pim de Kwaadsteniet en Martin Kroes Programma werksessie 14:00-14:10 u Achtergronden NIOO 14:10-14:20 u Sturen

Nadere informatie

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking KRWdoelen voor de overige wateren in NoordBrabant: een pragma:sche uitwerking Frank van Herpen (Royal HaskoningDHV), Marco Beers (waterschap Brabantse Delta), Ma>hijs ten Harkel en Doesjka Ertsen (provincie

Nadere informatie

Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009;

Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009; Besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en milieubeheer, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van., nr. DP/.

Nadere informatie

Visstand meren (M14/M27) en de KRW

Visstand meren (M14/M27) en de KRW Visstand meren (M14/M27) en de KRW Met het oog op SGBP II 2016-2021, III 2022-2027 Donderdag 25 september 2014 Roelof Veeningen, cluster Gegevensbeheer 1 - Monitoring - Analyse - Prognose - Maatregelen

Nadere informatie

Uitwerking maatlatten voor vissen. Marcel Klinge

Uitwerking maatlatten voor vissen. Marcel Klinge Uitwerking maatlatten voor vissen Marcel Klinge Opbouw Wat is er gedaan tot nu? Hoe zien de maatlatten er globaal uit? Natuurlijke watertypen Sterk Veranderde watertypen Kunstmatige watertypen (kanalen)

Nadere informatie

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. 1 veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. verbeteren van chemische water kwaliteit verbeteren van de oever stabiliteit verbeteren van de ecologische kwaliteit 2 waarom aandacht voor NVO

Nadere informatie

Ecologische doelstelling

Ecologische doelstelling Nevengeulen langs de grote rivieren Leren van de praktijk Margriet Schoor Oost Nederland Platform beek- en rivierherstel Vreugderijkerwaard, oktober 2009 14 december 2011 Waarom nevengeulen? Hoofdgeul

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 18 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en plassen

Nadere informatie

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Noord-Zuidleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

FAZ: Ja Opdrachtgever: Jelmer Kooistra

FAZ: Ja Opdrachtgever: Jelmer Kooistra Onderwerp: Ex ante evaluatie PBL KRW Nummer: Bestuursstukken\1931 Agendapunt: 8 DB: Ja 31-8-2015 BPP: Ja 16-9-2015 FAZ: Ja 16-9-2015 VVSW: Ja 16-9-2015 AB: Ja 30-9-2015 Opsteller: Marie-Louise Meijer,

Nadere informatie

Nieuw Europees intercalibra2ebesluit over de Goede Toestand volgens de Kaderrichtlijn water

Nieuw Europees intercalibra2ebesluit over de Goede Toestand volgens de Kaderrichtlijn water Nieuw Europees intercalibra2ebesluit over de Goede Toestand volgens de Kaderrichtlijn water Marcel van den Berg, Suzanne Stuijfzand (Ministerie van Infrastructuur en Milieu) Na bijna 2en jaar is de harmonisa2e

Nadere informatie

Waterkwaliteit KRW, 2015

Waterkwaliteit KRW, 2015 Indicator 12 januari 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Ecologische monitoring

Ecologische monitoring Ecologische monitoring Op dit deel van de website staan de monitoringsgegevens die Eco-Niche heeft verzameld voor de jaarlijkse ecologische monitoring van de Meeslouwerplas. Gegevens over vissen, vogels,

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Steenwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Emmertochtsloot De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Stappenplan toetsen waterkwaliteit - biologie 27 maart 2017 Aquo-kit versie 3.3.x

Stappenplan toetsen waterkwaliteit - biologie 27 maart 2017 Aquo-kit versie 3.3.x Bijlage 2O Stappenplan toetsen waterkwaliteit - biologie Controle set meetwaarden Overige waterflora () Onderdeel Controle Ok Alle Monsters Monsters Bemonsteringsbreedte Groeivormen Submerse planten, Drijfbladplanten,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 15058 5 juni 2015 Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 4 juni 2015, nr. IENM/BSK-2015/101689 tot

Nadere informatie

1-6-2015. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. 26 mei 2015. Aanleiding en proces

1-6-2015. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. 26 mei 2015. Aanleiding en proces Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 26 mei 2015 Aanleiding en proces Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) wil inzicht hebben in de ecologische en fysischchemische waterkwaliteit van de

Nadere informatie

Factsheet: NL43_11 Bussloo

Factsheet: NL43_11 Bussloo Factsheet: NL43_11 Bussloo -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 14 september 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren

Nadere informatie

Richtlijn KRW Monitoring Oppervlaktewater en Protocol Toetsen & Beoordelen

Richtlijn KRW Monitoring Oppervlaktewater en Protocol Toetsen & Beoordelen Richtlijn KRW Monitoring Oppervlaktewater en Protocol Toetsen & Beoordelen Datum 3 juli 2014 Status Update vastgesteld in MRE-bijeenkomst 26 juni 2014 Richtlijn KRW Monitoring Oppervlaktewater en Protocol

Nadere informatie

Aangepaste tekstgedeelten zijn blauw gemarkeerd.

Aangepaste tekstgedeelten zijn blauw gemarkeerd. Richtlijn KRW Monitoring Oppervlaktewater en Protocol Toetsen & Beoordelen Datum 3 juli 2014 Status Update vastgesteld in MRE-bijeenkomst 26 juni 2014 Aangepaste tekstgedeelten zijn blauw gemarkeerd. Richtlijn

Nadere informatie

Evalueren van peilbeheer: ervaringen bij Waterschap Brabantse Delta

Evalueren van peilbeheer: ervaringen bij Waterschap Brabantse Delta Evalueren van peilbeheer: ervaringen bij Waterschap Brabantse Delta Geschreven door Ingrid Menger en Judith Cool (Waterschap Brabantse Delta) Samenvatting Waterschap Brabantse Delta heeft in 2009 en 2010

Nadere informatie

Vermesting van regionaal water,

Vermesting van regionaal water, Indicator 20 april 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting van het regionale

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Toelichting bij de criteria voor het beoordelen van de kwaliteit van een

Nadere informatie

Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur

Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur Project: NAUTILUS Werkdocument: RIKZ/OS-98.145X Ministerie van Verkeer en Waterstaat In opdracht van: Directie Noordzee Directie Zuid-Holland

Nadere informatie

Hydrobiologische Monitoring

Hydrobiologische Monitoring Opzet presentatie Hydrobiologische Monitoring Dille Wielakker & Jos Spier Wat is Hydrobiologie? Historie van de Hydrobiologie Monitoringsmethodieken Belang van standaardisatie Door Bureau Waardenburg bv

Nadere informatie

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 1. Inleiding In het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland liggen 18 KRW-waterlichamen (zie figuur 1 op volgende pagina). Deze waterlichamen worden zowel

Nadere informatie

Oppervlaktewater in Nederland

Oppervlaktewater in Nederland Indicator 20 januari 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Nederland heeft een grote verscheidenheid

Nadere informatie

Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner)

Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner) Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner) Vissen in beken en kleine rivieren 04 Fish (KRW-Verkenner) Vissen in meren (KRW-Verkenner) Vissen in kanalen en sloten 1. Inleiding De kennisregels hebben betrekking

Nadere informatie

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel Factsheet: NL43_13 Oude IJssel -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Ecologische monitoring; standaardisatie?

Ecologische monitoring; standaardisatie? Ecologische monitoring; standaardisatie? Auteur: H.E. Keizer-Vlek Methode zou moeten afhangen van het doel Maar data worden vaak voor meerdere doeleinden gebruikt: vaststellen ecologische toestand detecteren

Nadere informatie

Monitoring biologische kwaliteitselementen volgens de KRW

Monitoring biologische kwaliteitselementen volgens de KRW Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq RIZA Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling Biologische monitoring zoete rijkswateren Monitoring biologische kwaliteitselementen

Nadere informatie

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water Samen werken aan waterkwaliteit Voor schoon, voldoende en veilig water D D Maatregelenkaart KRW E E N Z D E Leeuwarden Groningen E E W A IJSSELMEER Z Alkmaar KETELMEER ZWARTE WATER MARKER MEER NOORDZEEKANAAL

Nadere informatie

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. is opgenomen III.2. Waterkwaliteit De meetpunten van het chemische meetnet liggen

Nadere informatie

Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM hoort bij bestuursvoorstel DM )

Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM hoort bij bestuursvoorstel DM ) Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM 816563 hoort bij bestuursvoorstel DM 832322) Achtergrond informatie en aanleiding slibvang De Kromme Rijn is een laaglandrivier van 35 kilometer lang. Tussen Cothen

Nadere informatie

Opbouw presentatie. Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 15 december 2011 Gerben van Geest Deltares. - Achtergrond;

Opbouw presentatie. Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 15 december 2011 Gerben van Geest Deltares. - Achtergrond; Opbouw presentatie - Achtergrond; Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken - Sturende factoren voor waterplanten; - Uitleg KRW-tool. 15 december 11 Gerben van Geest Deltares Achtergrond: Maatregelen

Nadere informatie

Berekening van de standaard CO 2 -emissiefactor aardgas t.b.v. kalenderjaar 2011 en emissiehandel 2012

Berekening van de standaard CO 2 -emissiefactor aardgas t.b.v. kalenderjaar 2011 en emissiehandel 2012 Berekening van de standaard CO 2 -emissiefactor aardgas t.b.v. kalenderjaar 2011 en emissiehandel 2012 Datum 20 december 2011 Status Definitief Pagina 1 van 1 Colofon Projectnaam Jaarlijkse vaststelling

Nadere informatie

Biotamonitoring door RWS

Biotamonitoring door RWS Biotamonitoring door RWS Andrea Houben RWS WVL RWS Monitoring MWTL waterkwantiteit Waterkwaliteit chemie, biologie en afval Bodemhoogte Projecten Waterkwaliteitsbewaking 2 14 February 2014 Water management

Nadere informatie

Evaluatie, monitoring en meetnet. 1. Inleiding. 2. Evaluatiesysteem. 3. Monitoringsplan

Evaluatie, monitoring en meetnet. 1. Inleiding. 2. Evaluatiesysteem. 3. Monitoringsplan Evaluatie, monitoring en meetnet 1. Inleiding Voor het waterplan van gemeente Woudrichem zijn een aantal maatregelen vastgelegd om het watersysteem op orde te brengen en te houden. Het is van belang om

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Overijssels Kanaal (Zwolle) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE Aanleiding Bij de tot standkoming van de eerste stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nadere informatie

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150 NL09_26 Basisgegevens Naam Code Status Type Stroomgebied Waterbeheergebied Provincie Gemeente Sloten Overbetuwe NL09_26 Kunstmatig M1a - Zoete sloten (gebufferd) Rijn-West Rivierenland Gelderland Neder-Betuwe,

Nadere informatie

Orde in de digitale dossierkast leidt tot meer begrip van aquatische ecosystemen

Orde in de digitale dossierkast leidt tot meer begrip van aquatische ecosystemen Orde in de digitale dossierkast leidt tot meer begrip van aquatische ecosystemen Martin Droog (Witteveen+Bos ), Laura Moria (Waternet) Waternet heeft in samenwerking met Witteveen+Bos de ordening en infrastructuur

Nadere informatie

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Assetmanagement van nevengeulen

Assetmanagement van nevengeulen Assetmanagement van nevengeulen Kennisdag Platform Beek- en Rivierherstel 15 november 2016 Luc Jans Oost-Nederland Assets; wat zijn dat? Bezittingen, eigendommen, onderdelen, objecten In de wegeninfrastructuur

Nadere informatie

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

De Grids van het Actueel Hoogtebestand Nederland

De Grids van het Actueel Hoogtebestand Nederland Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Adviesdienst Geo-informatie en ICT De Grids van het Actueel Hoogtebestand Nederland Versie 1.3 28 januari 2004 Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq

Nadere informatie

EVALUATIE KRW-VISMAATLATTEN : zienswijze Sportvisserij Nederland. J. Quak Hoofd cluster Kennis en informatie

EVALUATIE KRW-VISMAATLATTEN : zienswijze Sportvisserij Nederland. J. Quak Hoofd cluster Kennis en informatie EVALUATIE KRW-VISMAATLATTEN : zienswijze Sportvisserij Nederland J. Quak Hoofd cluster Kennis en informatie Opbouw Belang KRW sportvisserij Sportvisserij Nederland Onderzoek TAUW Uitkomsten discussiebijeenkomst

Nadere informatie

Ecologische Instrumenten voor de KRW. Overzicht

Ecologische Instrumenten voor de KRW. Overzicht Ecologische Instrumenten voor de KRW Overzicht De ecologische instrumenten die beschikbaar zijn voor de KRW zijn in te delen naar verschillende toepassingsgebieden. In het onderstaande schema wordt onderscheid

Nadere informatie

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0) (0)

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0) (0) Memo Aan Jasper Fiselier (DHV) Datum Van Pieter Koen Tonnon Jan Mulder Kenmerk Doorkiesnummer +31 (0)88 33 58 464 +31 (0)88 33 58 446 Aantal pagina's 9 E-mail pieterkoen.tonnon @deltares.nl jan.mulder@deltares.nl

Nadere informatie

De KRW hanteert vijf toestanden van ecologische waterkwaliteit:

De KRW hanteert vijf toestanden van ecologische waterkwaliteit: BIJLAGE 1: KRW beoordelingssystematiek (Bron: Watersysteemrapportage 2014) De beoordeling van de 30 KRW-waterlichamen vindt plaats volgens de (complexe) systematiek uit het Protocol Toetsen en Beoordelen

Nadere informatie

edna als alternatief voor de Passieve Vismonitoring

edna als alternatief voor de Passieve Vismonitoring edna als alternatief voor de Passieve Vismonitoring De toepassing van de edna methode in stromend water Wouter Patberg - 9 april 2015 - Vissennetwerk Inleiding edna de edna methode in een notendop e staat

Nadere informatie

Toestand en trends in de waterkwaliteit van Nederlandse meren en plassen

Toestand en trends in de waterkwaliteit van Nederlandse meren en plassen Toestand en trends in de waterkwaliteit van Nederlandse meren en plassen Resultaten van de vijfde eutrofiëringsenquête in opdracht van de werkgroep Routekaart Heldere Meren Onderzoek- en adviesbureau voor

Nadere informatie

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen NVO's en vis Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen Amersfoort, 24 november 2011 Carlo Rutjes & Michelle de la Haye Scoren met natuurvriendelijke

Nadere informatie

Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 18 oktober 2012 Gerben van Geest Deltares

Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 18 oktober 2012 Gerben van Geest Deltares Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken 18 oktober 2012 Gerben van Geest Deltares Opbouw presentatie - Achtergrond; - Vergelijking situatie jaren vijftig met recente jaren; - Verschillen in peildynamiek;

Nadere informatie

Herziene maatlatten voor de beoordeling van macrofyten voor de KRW. (eindconcept, 27 april 2012)

Herziene maatlatten voor de beoordeling van macrofyten voor de KRW. (eindconcept, 27 april 2012) Herziene maatlatten voor de beoordeling van macrofyten voor de KRW (eindconcept, 27 april 2012) Herziene maatlatten voor de beoordeling van macrofyten voor de KRW Colofon auteur: Drs. R. Pot datum: 27

Nadere informatie

Kenmerk VEB Doorkiesnummer +31(0)

Kenmerk VEB Doorkiesnummer +31(0) Memo Aan RWS-WVL (Robert Vos) Datum Van Alfons Smale Kenmerk Doorkiesnummer +31(0)88335 8208 Aantal pagina's 5 E-mail alfons.smale@deltares.nl Onderwerp OI2014 voor dijkring 44 (Lek) 1 Inleiding In het

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen

Vermesting in meren en plassen Indicator 16 december 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en

Nadere informatie

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011 Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden Juni 2011 Achtergrond van de lagen benadering De oorsprong van de lagenbenadering moet gezocht worden in de negentiende eeuw,

Nadere informatie

Kenmerk GEO Doorkiesnummer +31(0) Onderwerp Werkwijze bepaling Hydraulische Ontwerprandvoorwaarden

Kenmerk GEO Doorkiesnummer +31(0) Onderwerp Werkwijze bepaling Hydraulische Ontwerprandvoorwaarden Memo Deltares } Aan RWS-WVL (R. Vos) Datum Van Alfons Smale Kenmerk Doorkiesnummer +31(0)88335 8208 Aantal pagina's 5 E-mail alfons.smale@deltares.nl Onderwerp Werkwijze bepaling Hydraulische Ontwerprandvoorwaarden

Nadere informatie

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal Factsheet: NL43_09 Toevoerkanaal -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Te streng voor weinig verstoorde beken Abundantie -> aantalsaandelen van alle vissen

Te streng voor weinig verstoorde beken Abundantie -> aantalsaandelen van alle vissen 1,00 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00 SS rheofiel SS eurytoop SS migratie SS habitat AB rheofiel AB eurytoop AB migratie AB habitat Opbouw presentatie Aanpassingen KRW-ten vis in beken en riviertjes Marco Beers,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 5634 14 april 2010 Besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van

Nadere informatie

De ecologische kwaliteit van Nederlands oppervlaktewater: zijn de voorspellingen beter geworden sinds 2009?

De ecologische kwaliteit van Nederlands oppervlaktewater: zijn de voorspellingen beter geworden sinds 2009? PBL-Notitie De ecologische kwaliteit van Nederlands oppervlaktewater: zijn de voorspellingen beter geworden sinds 2009? P. Cleij, H. Visser contact: hans.visser@pbl.nl Datum: 26-2-2013 Publicatienummer:

Nadere informatie

1 Inleiding 1. 2 Verwerking van gegevens 2 2.1 Aangeleverde gegevens 2 2.2 Verwerking gegevens 3

1 Inleiding 1. 2 Verwerking van gegevens 2 2.1 Aangeleverde gegevens 2 2.2 Verwerking gegevens 3 Herberekening behoefte aan zandsuppletie ter compensatie van bodemdaling door gaswinning uit Waddenzee velden vanaf de mijnbouwlocaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen Z.B. Wang Deltares, 2009 Inhoud

Nadere informatie

Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011

Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011 Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011 Inger Wilms, Pvis. Dit artikel beschrijft de uitkomsten van de Noordzee enquête die afgelopen zomer gehouden is onder Noordzee vissers uit België,

Nadere informatie

Bijlage 2 behorende bij Raamovereenkomst Hydrografie met zaaknummer

Bijlage 2 behorende bij Raamovereenkomst Hydrografie met zaaknummer Bijlage 2 behorende bij Raamovereenkomst Hydrografie met zaaknummer 31081923 Dienstenbeschrijving Hydrografie Uitgegeven door Rijkswaterstaat Centrale Informatievoorziening Datum 5 juli 2013 Status definitief

Nadere informatie

Berekening van de standaard CO 2 -emissiefactor aardgas t.b.v. nationale monitoring 2014 en emissiehandel 2014

Berekening van de standaard CO 2 -emissiefactor aardgas t.b.v. nationale monitoring 2014 en emissiehandel 2014 Berekening van de standaard CO 2 -emissiefactor aardgas t.b.v. nationale monitoring 2014 en emissiehandel 2014 Datum 19 december 2013 Status Definitief Pagina 1 van 1 Colofon Projectnaam Jaarlijkse vaststelling

Nadere informatie

4.6 Vissen KRW. Joep de Leeuw, RIVO en Tom Buijse, RIZA

4.6 Vissen KRW. Joep de Leeuw, RIVO en Tom Buijse, RIZA 4.6 Joep de Leeuw, RIVO (joep.deleeuw@wur.nl) en Tom Buijse, RIZA Het Nederlandse rivierengebied kan aantrekkelijker voor vissen worden als uiterwaarden een natuurlijker onderdeel vormen van de rivier.

Nadere informatie

Oeverinrichting Peildynamiek. Onderhoud

Oeverinrichting Peildynamiek. Onderhoud Oeverinrichting Peildynamiek Onderhoud Connectiviteit Meandering Verstuwing Beschaduwing Scheepvaart BZV Chloride Fosfaat totaal Stikstof totaal 2. WATERTYPENCLUSTERS De formules zijn bepaald voor clusters

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater HOOFDSTUK 3 Oppervlaktewater Het oppervlaktewater in het Schelde-stroomgebied wordt ingedeeld in waterlichamen. Deze indeling is belangrijk, want voor ieder waterlichaam moeten doelstellingen geformuleerd

Nadere informatie

Wijzigingsblad d.d. 1 januari 2019 bij de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten versie 3 september 2007

Wijzigingsblad d.d. 1 januari 2019 bij de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten versie 3 september 2007 bij de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten versie 3 september 2007 De Richtlijn bodemkwaliteitskaarten versie 3 september 2007 wordt per 1 januari 2013 respectievelijk 1 januari 2014, 1 januari 2016 en 1

Nadere informatie

GRONDWATERMEETNET. Schinveld, gemeente Onderbanken. Monitoringsrapportage 08 en grote onderhoudsronde. Periode maart 2015 april 2016

GRONDWATERMEETNET. Schinveld, gemeente Onderbanken. Monitoringsrapportage 08 en grote onderhoudsronde. Periode maart 2015 april 2016 GRONDWATERMEETNET Schinveld, gemeente Onderbanken Monitoringsrapportage 08 en grote onderhoudsronde Periode maart 2015 april 2016 Kenmerk rapport: 20141176/RapM08 Status rapport: Versie 1 Datum rapport:

Nadere informatie